
4 minute read
INTERREGIONALE TRANSFERS NIET VRIJBLIJVEND
drie gewesten • transfers
Meerdere decennia van persistente groeiverschillen tussen de gewesten vertaalt zich in een belangrijk verschil in welvaartsniveau dat ondertussen oploopt tot 40% in termen van economische activiteit. Dat wordt het pijnlijkst geïllustreerd door de aanzienlijke verschillen in armoedecijfers in de regio’s. Dat soort verschillen blijft niet zonder gevolgen, onder meer op het vlak van de interregionale solidariteit en het politieke klimaat.
5. Interregionale transfers: niet vrijblijvend
Interregionale transfers
De financiële stromen tussen de drie gewesten waren lange tijd uiterst gevoelige materie waarover amper gepraat kon worden. Ondertussen worden die stromen geanalyseerd door onderzoekers aan de KU Leuven en door de Nationale Bank. Over het bestaan van die transfers bestaat geen discussie meer, en zelfs over de omvang liggen de meeste studies in dezelfde lijn. Enkel over de relevantie en/of interpretatie ervan is er nog onenigheid. Er zijn nauwelijks of geen expliciete financiële stromen tussen de gewesten, maar er zit wel een belangrijke interregionale solidariteit vervat in de federale belastingen en de sociale zekerheid. Die zorgen voor solidariteit tussen economisch meer welvarende individuen en minder welvarende individuen: onder meer van hoogverdieners naar lagere inkomens, van werkenden naar werkzoekenden, zieken en gepensioneerden. Die solidariteit is gebaseerd op individueel niveau, maar door de verschillen in welvaartsniveau tussen de gewesten cumuleert dit ook in belangrijke interregionale solidariteit.
In bepaalde hoeken worden die stromen doorgaans als weinig relevant afgedaan, net omdat ze voortvloeien uit interpersoonlijke solidariteit. Er zijn evengoed financiële transfers tussen Antwerpen en Limburg, tussen Gent en Westende en tussen mensen in dezelfde straat. Het verschil is wel dat de gewesten afzonderlijke entiteiten zijn met hun eigen beleidskeuzes. Bovendien hebben die beleidskeuzes een impact op die transfers. Als Vlaanderen meer inspanningen doet om niet-werkenden te activeren dan Wallonië of Brussel, en daar ook effectief in slaagt, dan zal dat de transfer van Vlaanderen naar de andere regio’s opdrijven. In die zin zijn de interregionale stromen wel degelijk relevant. Ook het feit dat die stromen persistent
drie gewesten • transfers
blijken te zijn, is belangrijk. De meeste analyses geven aan dat Vlaanderen goed is voor een jaarlijkse uitgaande stroom van zes à zeven miljard. Brussel is volgens de recentste analyses ook een netto-bijdrager voor een bedrag tot zo’n één miljard. Wallonië kan rekenen op een jaarlijkse inkomende stroom van zo’n 7 miljard.
Volgens de recentste analyses nam de uitgaande stroom vanuit Vlaanderen de voorbije jaren af, vooral door de pensioenuitgaven. De voorbije jaren kwam de vergrijzing immers sneller door in Vlaanderen dan in de andere gewesten. Die trend kan evenwel niet geëxtrapoleerd worden naar een soort geleidelijk uitdoven van de transfers. De komende decennia zal de toename van het aantal gepensioneerden in Vlaanderen zelfs langzamer verlopen dan in Wallonië en Brussel. De enige manier om die financiële stromen binnen het huidige kader substantieel te verkleinen, is via een stevige inhaalbeweging van Wallonië op economisch vlak, en vooral ook op de arbeidsmarkt. Maar die lijkt er niet meteen in te zitten. Bij ongewijzigd beleid blijven de transfers de komende jaren gewoon overeind, en de kans is reëel dat die terug gaan toenemen naarmate de vergrijzing ook in Wallonië sterker doorkomt.
Politiek klimaat
Vlaanderen en Wallonië zitten ook politiek op een andere golflengte. In de jongste federale verkiezingen stemde 58% van de Vlamingen uitgesproken rechts, terwijl 56% van de Walen uitgesproken links koos. De verschillende economische situatie speelt meer dan waarschijnlijk een belangrijke rol bij het bepalen van die politieke voorkeuren. En die laatste leiden dan weer tot uiteenlopende beleidskeuzes in beide landsdelen, die de economische verschillen nog dreigen te versterken. De focus op activering van niet-werkenden, een goed draaiende economie en gezonde overheidsfinanciën is in Vlaanderen duidelijk groter dan in Wallonië. Aan Waalse kant lijkt er dan weer een grotere aandacht voor een sterke sociale bescherming en solidariteit. De recentste voorstellen rond pensioenen en arbeidsmarkt waren in die context sprekend. Niet toevallig kwamen Waalse ministers met voorstellen van een recht op een minimumpensioen na tien gewerkte jaren of een recht op onbeperkte werkloosheidsuitkering bij vrijwillig ontslag. Dat soort voorstellen wordt aan Vlaamse kant nauwelijks gedragen, zelfs niet bij de linkse partijen.
Op zich is het uiteraard geen enkel probleem dat in verschillende regio’s verschillende politieke voorkeuren naar boven komen. De huidige divergentie verlamt evenwel de federale besluitvorming. Bovendien hebben de beleidsbeslissingen in de regio’s implicaties voor de relatieve welvaartsontwikkeling van de gewesten, en dus ook voor de financiële stromen tussen de gewesten. Zoals hierboven al aangehaald, ziet het ernaar uit dat de regionale welvaartskloof de komende jaren zal blijven toenemen. Dat dreigt de politieke polarisatie alleen maar verder in de hand te werken.
Het cynische aan deze situatie is dat de interregionale solidariteit de uiteenlopende koers in de gewesten in de hand werkt. In geen enkel land in Europa neemt de overheid zo’n belangrijke positie in binnen de economie als in Wallonië. Geen enkel land kan zich zo’n uitgebreide overheid veroorloven, en al helemaal niet met zo’n lage werkzaamheidsgraad in de private sector. Die situatie is in Wallonië enkel financieel houdbaar zonder al te pijnlijke financiële gevolgen voor de bevolking via de interregionale solidariteit. Dat tegen die achtergrond beleidsvoorkeuren opduiken die die solidariteit nog zouden opdrijven is op z’n zachtst gezegd contraproductief, en op termijn allicht niet houdbaar.