2 minute read

DE KIJK VAN Deloitte

Next Article
LEDENNIEUWS

LEDENNIEUWS

‘Of deze zienswijze de fiscale rechtszekerheid ten goede komt, is nog maar de vraag.’

Philippe Van Krunkelsven Deloitte Belastingconsulenten Het begrip ‘normale verrichtingen van beheer van een privévermogen’ zorgt voor de nodige discussies in de fiscale praktijk tussen belastingplichtigen en de belastingadministratie. Het Grondwettelijk

Hof oordeelde op 24 februari dat dit criterium niet in strijd is met het fiscale wettigheids- en gelijkheidsbeginsel. Hierdoor blijft de notie onveranderd gelden en behoudt de belastingadministratie haar ruime beoordelingsbevoegdheid in concrete situaties.

Artikel 90, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bepaalt dat ‘winst of baten, hoe ook genaamd, die zelfs occasioneel of toevallig, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden, belastbaar zijn als diverse inkomsten’. Concreet is dit dan aan een apart tarief van 30%. Zogenaamde normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen vormen hierop echter een uitzondering. Deze blijven onbelast in de personenbelasting. Het begrip ‘normale verrichtingen van beheer van een privévermogen’ speelt vandaag een cruciale rol in de beoordeling of een bepaalde handeling al dan niet belastbaar is. Het mag duidelijk zijn dat deze notie ruimte laat voor een feitelijke en subjectieve beoordeling. In de praktijk resulteert dit vaak in stevige discussies met de fiscus, bijvoorbeeld bij een gerealiseerde meerwaarde op een aandelenverkoop, transacties met onroerende goederen en/of cryptomunten.

De gebeurlijk te ruime beoordelingsvrijheid door de belastingadministratie vormde voor het Hof van Cassatie de aanleiding om via het Grondwettelijk Hof na te gaan of het begrip ‘normale verrichtingen van beheer van een privévermogen’ geen schending inhoudt van het fiscale wettigheids- en gelijkheidsbeginsel.

Dit zegt het arrest Het wettigheidsbeginsel houdt in dat de fiscale wetgever in voldoende duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige bewoordingen moet bepalen welke handelingen belastbaar zijn. Enkel zo kan de belastingplichtige hierop redelijkerwijze anticiperen in een concrete situatie. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat het begrip ‘normale verrichtingen van beheer’ verwijst naar het handelen door een goede huisvader. Dit begrip wordt in het algemeen begrepen als een voorzichtig en redelijk persoon. Het Hof besluit vervolgens dat de notie ‘normale verrichtingen van beheer’ hierdoor voldoende gepreciseerd is en er geen verdere criteria per se vereist zijn. Bovendien zijn er voldoende waarborgen die de belastingplichtige beschermen tegen gebeurlijke willekeur, zo besluit het Hof. Het verwijst hierbij naar de mogelijkheid om een ruling (voorafgaande beslissing in fiscale zaken, red.) aan te vragen bij de Rulingcommissie, de beginselen van behoorlijk bestuur die de fiscus moet naleven in een concrete situatie en tot slot ook de beschikbare beroepen, zowel administratief als gerechtelijk gezien.

Of deze zienswijze de fiscale rechtszekerheid ten goede komt en of belastingplichtigen zich nog steeds gesterkt voelen om op dit vlak een voorafgaande beslissing aan te vragen, is nog maar de vraag.

Brede interpretatie bij meerwaarde blijft

Het begrip ‘normale verrichtingen van beheer van een privévermogen’ zorgt voor de nodige discussies in de fiscale praktijk tussen belastingplichtigen en de belastingadministratie. Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 24 februari dat dit criterium niet in strijd is met het fiscale wettigheids- en gelijkheidsbeginsel. Hierdoor blijft de notie onveranderd gelden en behoudt de belastingadministratie haar ruime beoordelingsbevoegdheid in concrete situaties.

This article is from: