Smakelijke eters handleiding_2023

Page 1


Smakelijke eters

workshop voor ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar

Leer je kind proeven Maak gezond eten leuk! Tips voor een goede eter

Inleiding

Kinderen die van jongs af aan alles leren proeven, eten later vaak gevarieerder en gezonder. Een gezond eetpatroon levert gezondheidswinst en draagt bij aan de groei en ontwikkeling. Daarnaast kan overgewicht voorkomen worden als kinderen al vroeg bekend zijn met gezonde voeding. Leren proeven lijkt misschien vanzelfsprekend maar in de praktijk lopen ouders tegen allerlei zaken aan. Zoonlief lust alleen pasta met tomatensaus bijvoorbeeld, of hij eet alleen maar wortels. Of een dreumesdochter vindt alles wat nieuw is eng. Hoe krijgen ouders nou een smakelijke eter?

De workshop Smakelijke eters is een praktische workshop voor ouders van 60-75 minuten. De workshop gaat terug naar de basis en ouders gaan actief aan de slag. Ze krijgen informatie, gaan daarover samen in gesprek en delen hun bevindingen. Ook worden ze met verschillende ‘smaakproeven’ uitgedaagd om zelf te ervaren wat een opgroeiend kind meemaakt. Ze leren beter begrijpen hoe smaak eigenlijk werkt bij jonge kinderen en hoe ze daar als ouder mee om kunnen gaan. Hoe is het om iets wat je niet kent, te proeven en hoe kun je kinderen leren proeven, zodat ze ook andere smaken gaan lusten dan zoet?

Voor wie is de workshop?

Smakelijke eters is bedoeld voor ouders/opvoeders van kinderen van vier maanden tot vier jaar, die hun kind graag gezond en gevarieerd willen leren eten.

Wie kan de workshop geven?

De workshop kan onder andere ingezet worden als aanvulling op de reguliere contactmomenten van ouders met de jeugdgezondheidszorg. (Kinder)diëtisten, JGZ-professionals, gewichtsconsulenten en coaches Gezonde Kinderopvang of Lekker Fit! kunnen de workshop geven. Deze handleiding biedt jou als workshopleider informatie om de bijeenkomst te organiseren en te begeleiden. Je kunt voor meer informatie altijd verwijzen naar de website van het Voedingscentrum.

We hopen dat deze workshop aan veel ouders door het hele land zal worden gegeven. Daarbij wensen we de ouders en jou als workshopleider veel plezier.

Opbouw workshop

De workshop Smakelijke eters duurt 60-75 minuten. De voorbereidingstijd is ongeveer 3 uur als je de workshop voor de eerste keer geeft. Dit is inclusief inlezen, boodschappen doen en de materialen bij elkaar zoeken en klaarzetten. Een volgende keer zal de voorbereiding minder tijd kosten.

De workshop begint met een korte introductie over smaak en smaakontwikkeling. Daarna worden er 3 smaakproeven gedaan.

Elke proef wordt in de handleiding uitgelegd aan de hand van een vast stramien:

• Doel

• Wat heb je nodig

• Wat moet je doen

Gedurende de workshop is er ruimte voor de volgende onderwerpen:

Kennis:

• Korte uitleg over smaak en smaakontwikkeling: wat is smaak en welke zintuigen spelen een rol? Hoe wordt smaak beïnvloed door culturele, emotionele en psychologische factoren?

• Het belang van smaak en smaakontwikkeling voor een gezond eetpatroon. Wat is een gezond eetpatroon?

Bewustwording:

• Bewustwording bij ouders van hun eigen smaakbeleving aan de hand van smaakproeven.

• Centraal in de ontdekkingstocht staan hierbij:

- hoe smaakt zoet, zuur, zout, bitter en umami?

- waar liggen hun eigen voorkeuren?

- hoe reageren zij zelf op een smaak die ze niet lekker vinden of niet kennen?

- wat zijn hierbij belemmerende en bevorderende factoren?

• Bewustwording door de ouders van hun eigen voorbeeldfunctie.

• Bewustwording door de ouders van hun eigen opvoedstijl. Hoe gaan zij thuis om met lastige situaties aan tafel?

Bijvoorbeeld als hun kind niet wil eten of bepaalde groenten weigert.

Versterken van opvoedcompetenties en eigen effectiviteit:

• Versterken van de opvoedcompetenties om smaakontwikkeling en een gezond eetpatroon aan te leren.

Bijvoorbeeld: hoe houd je het gezellig aan tafel en hoe ga je om met strijd?

Deel I

Organiseren van de workshop Smakelijke eters

Voorbereiding

Locatie

Je kunt de workshop op diverse locaties geven. Logische plekken zijn bij het consultatiebureau, de kinderopvang, peuterspeelzaal en voorschoolse opvang. Bijvoorbeeld als onderdeel van werken aan Gezonde Kinderopvang. Op deze plekken komen de ouders van jonge kinderen tenslotte al vanzelf, dus dat zal de werving vergemakkelijken. Ook kun je de workshop geven in een buurthuis, bibliotheek of sportkantine. Denk eraan dat er genoeg stoelen en tafels op de locatie zijn. Verder zou je binnen de gemeente kunnen informeren of er gewerkt wordt aan een leefstijl-/ gezondheidsaanpak waar de workshop mogelijk ook ingezet kan worden. Denk hierbij aan het lokale preventieakkoord of het programma Kansrijke Start.

Datum en tijd

Bepaal wat voor jouw doelgroep een goede dag en tijd is om de workshop te geven. Check of er geen andere initiatieven, workshops of evenementen zijn op of rond de datum dat jij de workshop wil geven. Ook in vakanties en rondom de feestdagen hebben mensen vaak geen ruimte voor extra activiteiten.

En kies je automatisch voor de avond omdat dan beide ouders mogelijk kunnen komen of juist één ouder thuis kan blijven en de ander kan komen? Bij een peuterspeelzaal kan de ochtend of middag, na het breng- of haalmoment, ook een goed moment zijn. Ouders van de kinderen die naar de speelzaal gaan werken vaak niet op die dag en hebben dan wellicht juist de tijd om te komen.

Werving

Om deelnemers te werven, kun je gebruikmaken van de flyers en posters die in het pakket zitten. Hang de posters op de meest in het oog springende plekken waar ouders van kinderen van 0-4 jaar komen. Op de materialen kun je de datum, locatie en manier van aanmelden zelf invullen met pen/stift of je kunt hierop een sticker plakken met deze gegevens. Als je de workshop vaak geeft en nog extra gedrukte flyers en posters wilt ontvangen, dan kun je ze ook nog bijbestellen bij het Voedingscentrum via www.voedingscentrum.nl/webshop. Je kunt de werving van ouders vergemakkelijken door ook personen te benaderen die werken met de doelgroep. Bijvoorbeeld een ouderconsulent en/of een pedagogisch medewerker van een baby- en/of peutergroep.

Op www.voedingscentrum.nl/smakelijke-eters vind je een korte omschrijving van de workshop die je kunt gebruiken om op te nemen in jullie nieuwsbrief of social media om deelnemers te werven. Soms wil een extra lokkertje helpen om ouders over de streep te helpen. Als je de workshop geeft aan ouders van kinderen van een kinderdagverblijf kun je beeldmateriaal laten zien van hun kinderen tijdens de lunch. Je kunt vooraf foto’s of video’s maken tijdens de gezamenlijke eetmomenten van de kinderen. Voor ouders kan dit het extra aantrekkelijk maken om deel te nemen aan de workshop.

Groepsgrootte

De optimale groepsgrootte is tien tot twaalf ouders. Je kunt dit eventueel uitbreiden tot maximaal vijftien personen. Als in deze handleiding wordt aangegeven dat er spullen klaargezet moeten worden, wordt daarbij uitgegaan van groepen van twaalf personen. Als je minder deelnemers hebt, kun je de materialen en boodschappen hier zelf op aanpassen.

Benodigdheden

Tijdens de workshop maak je gebruik van diverse materialen en je hebt ook (verse) ingrediënten nodig. De overige benodigde materialen zoals bordjes en schaaltjes zullen veelal beschikbaar zijn op de locaties waar de workshop wordt gegeven.

Een pakket ‘Smakelijke Eters’, bestaat uit:

• Handleiding

• 10 wervingsposters*

• 100 wervingsflyers*

• 1 kartonnen kaart met het smaakschema

• 3 kaarten van verschillende eetsituaties:

- Foto 1: voor de televisie

- Foto 2: een gedekte rommelige tafel

- Foto 3: een gezellig gedekte tafel zonder rommel

• 4 ouder-kind gesprek situatiekaartjes

* Gratis na te bestellen via www.voedingscentrum.nl/webshop, alleen verzendkosten.

Benodigdheden voor smaakproeven

Verse ingrediënten (uitgaande van 12 deelnemers):

• 1 literpak magere yoghurt naturel

• 1 literpak halfvolle vanilleyoghurt

• 1 zak met witlof stronkjes

• 2 komkommers

• 2 bakjes snoeptomaatjes

• 3 bosjes radijs

• 2 stronken broccoli of 1 grote zak broccoliroosjes

• 1 zakje rucola

Houdbare ingrediënten:

• 1 flesje sojasaus

• 1 klein potje appelmoes

• 1 klein bakje pindasaus

• 1 potje olijven

• 1 bakje of zakje gevriesdroogde meelwormen*

• Kleurstof groen en rood (halal)**

* Gevriesdroogde meelwormen zijn online te koop. Zoek op ‘eetbare insecten’.

** Kleurstof is te koop bij de toko, drogist, taartenwinkels en vaak ook in grotere supermarkten. Halal kleurstof is bijvoorbeeld te koop bij online taartenwinkels.

Overige materialen:

• 14-16 kommetjes voor yoghurt (voor proef 1)

• 12 lepeltjes (voor proef 1)

• 12 bordjes (voor proef 2)

• 12 vorkjes (voor proef 2)

• Snijmes voor groente

• Snijplank voor groente

• Vershoudfolie voor afdekken producten

• Papieren servetjes of een keukenrol

Materialen om te gebruiken tijdens de workshop

• Blanco stickers of naamkaartjes

• Pen of stift voor opschrijven van namen van de deelnemers en de leeftijd van hun kind(eren)

Optioneel:

• Een (zachte) bal

• Een flip-over of ander bord

• Een beamer om een PowerPointpresentatie te tonen

• De kant-en-klare PowerPointpresentatie op www.voedingscentrum.nl/smakelijke-eters

Materialen om uit te delen aan ouders

Je kunt daarnaast o.a. folders uitdelen aan ouders die deelnemen aan de workshop en posters ophangen in de ruimte waar je de workshop geeft. Bestel folders en posters eenvoudig via de webshop van het Voedingscentrum www.voedingscentrum.nl/webshop. Je kunt selecteren op ‘Zwanger & Kind’ en ‘Gezond’. De volgende materialen zijn mogelijk interessant:

• Folder De eerste hapjes

• Folder Gezond eten en drinken voor dreumes en peuter

• Inspiratiekaart oefenhapjes

• Poster tussendoortjes voor dreumes en peuter

• Poster suikerklontjes in drinken

• Uitdeelkaartje website en videoseries baby en kind

• Folder Schijf van Vijf

Sommige materialen zijn alleen te bestellen als je bent ingelogd als professional. Heb je nog geen account, vraag dan een zakelijk account voor professionals aan (zie het betreffende kopje bovenaan de pagina van de webshop).

Efficiënt van start

Een goede voorbereiding is het halve werk. Bereid de workshop goed voor, dan ben je zelfverzekerder. Doe de proeven zelf ook een keer, dan weet je hoe ze in elkaar zitten en waar je op moet letten. Hieronder zie je de stappen die je kunt volgen voorafgaand aan de workshop.

1. Vooraf: check of je alle benodigdheden voor de workshop in huis hebt. Schaf alles wat je nog niet hebt aan. En wil je materialen (zoals folders of posters) meenemen om uit te delen/tonen? Bestel deze dan vooraf in de webshop van het Voedingscentrum. Ga daarnaast voor jezelf na of je de workshop alleen wilt uitvoeren of dat je hulp van een assistent prettig vindt.

2. Op de dag zelf: zet alle benodigdheden per proef van tevoren klaar op een aparte tafel (afgedekt). Zorg dat je gekoelde producten pas kort ervoor klaarzet. Heb je een grote koelkast tot je beschikking, bewaar dan bakjes met yoghurt in de koelkast tot het moment van gebruik. Zorg ook dat je de naamstickers of naambordjes en pennen hebt, samen met de lijst van de ouders die zich hebben opgegeven. Laat de ouders bij aanvang zelf hun naam op een naamsticker of naambordje schrijven.

De workshop leiden

Het doel van de smaakproeven is dat ouders iets ervaren door zelf iets te doen. Voor de eerste proef zijn bij het eerste gedeelte twee ouders uit de groep nodig. De anderen kijken mee en reageren na de proef. Bij het tweede deel van de eerste proef en bij de tweede proef doen alle ouders mee.

Bij de derde proef wordt vooral gepraat en wordt er een rollenspel gedaan. Het is het leukst als iedereen meedoet aan het gesprek. Voorkom dat bepaalde ouders overheersend worden of dat bijvoorbeeld één ouder constant jouw aandacht probeert op te eisen. Sommige mensen willen veel over zichzelf praten. Misschien tref je zo iemand in de workshop. Je kunt dit stoppen door ouders die stiller zijn of verlegen lijken expliciet uit te nodigen mee te doen aan het gesprek. Stel juist hen concrete vragen als: ‘Wat proef jij?’, ‘Wat is jouw ervaring hiermee?’, ‘Hoe los jij dit op?’. Spreek ze persoonlijk aan, hun naam staat op de naamsticker. Probeer een link te leggen naar de leeftijd van hun kind op de sticker. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat jij een peuter hebt van twee jaar, is dat een makkelijke eter?’ Bij ‘nee’ vraag je: ‘hoe ga je daarmee om?’, bij ‘ja’ vraag je: ‘hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’. Een slim trucje om een stille groep aan de praat te krijgen: zorg dat je een (zachte) bal paraat hebt. Als het gesprek niet gemakkelijk op gang komt, kun je de bal gooien naar een willekeurige deelnemer. Deze persoon moet dan iets zeggen over het onderwerp en mag de bal doorgooien naar een ander, die vervolgens aan bod komt.

De workshop is interactief en biedt ruimte voor vragen en opmerkingen. Zorg dat je op koers blijft en dat je door de reacties van ouders niet te ver afdwaalt van de workshop. Praten over eten met kinderen kan veel losmaken. Misschien zijn ouders blij dat ze eens even over een probleem kunnen praten waar ze elke dag tegenaan lopen. Maar blijf het gesprek toespitsen op de workshop: het gaat om smaak en leren lusten (smaakontwikkeling). Er wordt aandacht besteed aan de opvoedcompetenties voor het bevorderen van een gezond eetpatroon.

Het is geen probleem als je als workshopleider niet alle antwoorden op de vragen van ouders weet. Verwijs bijvoorbeeld gerust door: voor vragen over voeding naar de website van het Voedingscentrum: www.voedingscentrum.nl/zwangerenkind voor andere vragen naar het consultatiebureau.

Bewaak de tijd

De tijd is beperkt! Dwaalt het gesprek af, dan is het de taak van de workshopleider om het weer terug te pakken. Zeg duidelijk: ‘Ik merk dat we een beetje afdwalen, ik wil graag weer terug naar het onderwerp smaak.’ Iedere proef heeft een ander doel als het gaat om bewustwording van de ouders. Het is dus niet aan te raden omwille van de tijd proeven over te slaan en een paar ‘leuke’ te kiezen. De workshop heeft een duidelijke opbouw om een en ander duidelijk te maken en daar zijn alle proeven voor nodig. Bied ouders aan om eventueel na afloop nog even verder te praten.

Na het geven van de workshop

Blijvende aandacht voor de workshop Smakelijke Eters

Heb je de workshop gegeven en vind je het belangrijk dat de workshop blijvend op de agenda gezet wordt, bijvoorbeeld binnen de organisatie waar je werkzaam bent? Je kunt dan het volgende doen:

• Organiseer de workshop vaker door deze jaarlijks op vaste momenten op de planning van ouderbijeenkomsten te zetten.

• Breng je collega’s of andere professionals waarmee je samenwerkt op de hoogte van de workshop, bijvoorbeeld via een interne nieuwsbrief of social media. Deel met enthousiasme hoe je het geven van de workshop hebt ervaren. Wellicht vinden zij het ook leuk om de workshop te organiseren.

• Informeer binnen de gemeente of er gewerkt wordt aan een lokale leefstijl-/gezondheidsaanpak waar de workshop mogelijk blijvend ondergebracht kan worden of nog een aantal keren kan worden herhaald.

Wil je méér doen voor ouders?

Wil je naast het geven van de workshop Smakelijke eters meer doen om ouders te ondersteunen bij het gezond opvoeden van hun kind? Raadpleeg het professionals gedeelte van de website van het Voedingscentrum via www.voedingscentrum.nl/vastevoeding. Hier vind je een overzicht van tools en materialen die we hebben voor jou als professional om te delen met ouders.

Wil je andere workshops of interventies uitvoeren? Via het Loket Gezond Leven (Loketgezondleven.nl) krijg je inzicht in erkende leefstijlinterventies. Dat zijn programma’s en activiteiten die voldoen aan belangrijke kenmerken voor succesvol werken aan de gezonde leefstijl van o.a. jonge kinderen. Onafhankelijke experts uit de wetenschap en praktijk hebben dat vastgesteld. Enkele voorbeelden zijn Beweegkriebels en Lekker Fit!

Deel II Achtergrondinformatie bij de workshop

Dit deel bevat de theoretische bagage die je nodig hebt om de workshop goed te kunnen begeleiden. De volgende onderwerpen komen aan de orde: smaak, smaakontwikkeling, gezond en duurzaam eten volgens de Schijf van Vijf en opvoedstijlen.

Het is bedoeld als achtergrondinformatie. Je hoeft niet al deze informatie te bespreken tijdens de workshop en alle vragen van ouders te kunnen beantwoorden. Leg de lat voor jezelf niet te hoog. Gebruik de PowerPointpresentatie op www.voedingscentrum.nl/smakelijke-eters als ondersteuning van je verhaal. En je kunt altijd doorverwijzen, bijvoorbeeld naar de website van het Voedingscentrum. Hier is naast algemene informatie over gezonde voeding veel informatie over kindervoeding en gezonde opvoeding te vinden op www.voedingscentrum.nl/eerstehapjes

Ook kun je doorverwijzen naar het consultatiebureau.

Doelstelling en doelgroep

De workshop is bedoeld voor ouders van kinderen van vier maanden tot vier jaar.

De doelstellingen zijn:

• Kennis van de ouders over een gezond eetpatroon vergroten

• De ouders bewust maken van het belang van smaakontwikkeling en de eigen voorbeeldfunctie voor het ontwikkelen van een gezond eetpatroon van hun kind

• Opvoedcompetenties en eigen effectiviteit van de ouders versterken om smaakontwikkeling te stimuleren en daarmee een gezond eetpatroon bij hun kinderen te realiseren

1. Smaak

Proeven is één van de vijf zintuigen van de mens. Je proeft smaken. Er zijn er vijf: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Umami is er als laatste bij gekomen en minder bekend. In het Japans betekent het ‘hartig’ en ‘smakelijk’. Maar dat is alleen het geval als je van de smaak van glutamaat houdt. Deze stof zit van nature in producten zoals zeewier, tomaten, kaas en sojasaus. Ook voegt de voedingsindustrie het toe als smaakversterker.

Zintuigen

We vinden vers brood ‘lekker knapperig’, een oude appel ‘melig’ of melkchocola ‘romig’. Bij ons oordeel over de smaak van voeding gaan we niet alleen af op wat we met de smaakpapillen op onze tong proeven. Er komen veel meer zintuigen bij kijken. Gevoel en emotie spelen ook een rol. Smaak is het resultaat van wat we met verschillende zintuigen waarnemen.

Het onderstaande schema biedt een overzicht van het verband tussen zintuigen en smaakwaarnemingen.

Zintuig

Wat kun je ermee?

Zien, kijken, observeren

Aanraken, voelen

Ruiken, snuiven

Horen, luisteren

Proeven

Waar denk je aan?

Kleuren

Vormen: ovaal, bol, hoekig

Structuur: glad, ruw, korrelig

Structuur: glad, ruw, hard, zacht, nat, droog, glibberig, fris, sappig, prikkelend, schubbig, stroef, kleverig

Geuren: kruidig, fruitig

Geluid: krokant, knisperend, knapperig

Smaken: zoet, zout, zuur, bitter, umami

Tot voor kort dacht men dat je de hoofdsmaken op verschillende plekken op je tong beter zou kunnen proeven dan op andere. Zoet zou je bijvoorbeeld het beste voor op je tong proeven, bitter helemaal achter op je tong. Maar er zijn aanwijzingen uit onderzoek dat je overal op je tong de verschillende smaken goed kunt proeven.

Je tong kan overigens niet zoveel proeven als je neus. Proeven doe je dan ook vooral met je neus. Die kan wel tussen de 4.000 en 10.000 geuren herkennen en dat is veel meer dan je tong kan proeven. Je tong herkent de grote lijnen, je neus ruikt alle details. Bijvoorbeeld bij vanillesuiker proeft je tong wel het zoete van de suiker, maar je neus ruikt de vanille. Dat komt door een klein stukje slijmvlies in de neusholte dat geurstofjes kan herkennen. Als je verkouden bent, proef je veel minder. Dan is het stukje slijmvlies tijdelijk buiten werking.

Door veel te proeven, kun je je smaakzin ontwikkelen. Smaak is dus ook een kwestie van training. Kinderen hebben meer smaakpapillen op hun tong dan volwassenen en proeven daardoor meer en intenser. Gelukkig zijn jonge kinderen heel ontvankelijk voor nieuwe smaken. Dit geldt vooral vanaf de eerste hap tot anderhalf à twee jaar. Leg de ouders uit dat ze juist deze periode heel goed kunnen benutten voor het aanleren van nieuwe smaken. Hun kinderen kunnen door hun stimulans makkelijker een gezond en gevarieerd eetpatroon aanleren.

Smaakontwikkeling

Smaakontwikkeling begint al voor de geboorte. In de baarmoeder maakt een kind namelijk via het vruchtwater kennis met de smaak van het eten dat zijn moeder eet. Een pasgeboren baby heeft een voorkeur voor zoet. Borstvoeding heeft namelijk een zoete smaak door de lactose/melksuiker en dat is zijn referentiekader. De smaak van flesvoeding is daarvan afgeleid. Borstvoeding smaakt telkens anders, afhankelijk van wat de moeder eet. Flesvoeding smaakt altijd hetzelfde. Kinderen die borstvoeding hebben gehad, wennen doorgaans sneller aan andere smaken.

Wennen aan vaste voeding

Tussen de vier en zes maanden kunnen ouders starten met het geven van oefenhapjes, als hun baby eraan toe is. Maakt hij steeds smakkende geluidjes? Kijkt hij het eten uit de mond? Dan kan het tijd zijn om met de oefenhapjes te beginnen. Het is belangrijk dat het kind rechtop zit en goed kan slikken.

De oefenhapjes zijn puur voor de smaakontwikkeling en om te oefenen met het afhappen van een lepel, zo oefent hij de mondspieren. Daarnaast wordt de kans op een voedselovergevoeligheid verkleind wanneer er gestart wordt met oefenhapjes tussen de 4 en 6 maanden. Om voedselallergie te voorkomen is het advies om voor 8 maanden ook pindakaas en ei te geven. In het geval een baby ernstig eczeem of al een voedselallergie heeft, is het extra belangrijk om vroeg te starten met verschillende soorten voeding, zoals ei en pindakaas. Het advies is om hiermee vóór de leeftijd van 6 maanden te starten, in overleg met de behandelend arts of de diëtist.

Een goed uitgangspunt is dat ouders starten met 1 of 2 keer per dag 3 tot 4 lepeltjes met een hapje. Beginnen met losse smaken en een smaak meerdere keren laten proeven is belangrijk. Een kind moet soms wel 10 keer proeven voordat hij een smaak leert waarderen. Als hij gewend is aan de losse smaken kunnen er voor de afwisseling smaken gecombineerd gaan worden. Vaak beginnen ouders met groente- of fruithapjes, maar ook andere producten uit de Schijf van Vijf kunnen gegeven worden.

Een kind heeft vaste voeding vanaf 6 maanden pas echt nodig naast de borst- of flesvoeding. Daarom moet de hoeveelheid van oefenhapjes ook echt klein blijven, want anders gaat het ten koste van de hoeveelheid borst- of flesvoeding en dat is niet de bedoeling. Het gaat in deze periode om oefenhapjes van enkele lepeltjes naast de gewone hoeveelheid borst- of flesvoeding. Pas na zes maanden worden de hoeveelheden vaste voeding groter en gaat het een deel van de borst- of flesvoeding vervangen.

Als het kind start met oefenhapjes zet hij twee stappen tegelijk: wennen aan vaste voeding die anders aanvoelt in de mond en wennen aan wisselende smaken. Naast ‘zoet’ blijkt er ineens bijvoorbeeld ‘bitter’ te bestaan, een smaak die in het begin onveilig aanvoelt, omdat hij totaal anders is. Wennen aan ander voedsel gaat in stapjes. Van de eerste oefenhapjes met bijvoorbeeld fijngeprakte groente of fruit naar met de pot mee-eten rond de eerste verjaardag.

Geduld, geduld, geduld

Een kind dat snel verschillende smaken leert kennen, zal eerder verschillende hapjes lusten. Toch kan het gebeuren dat hij het eten in eerste instantie weer naar buiten werkt of een vies gezicht trekt. Dat is heel normaal. Het is belangrijk dat ouders zich niet te snel laten ontmoedigen. Het kan zijn dat hij inderdaad niet lekker vindt, maar er kunnen ook allerlei andere redenen zijn waardoor hij het hapje niet wil.

Een paar mogelijkheden op een rijtje:

• Het eten is te warm of te koud naar zijn zin

• Hij moet even wennen aan een andere structuur

• Het lepeltje is van metaal en koud (kunststof of siliconen lepeltjes gaan vaak beter)

• Het lepeltje is te ver of niet ver genoeg in het mondje gestopt (kan kokhalsreflex oproepen)

• Een broer of zus vraagt aandacht en daardoor is hij afgeleid

• De eetplek is heel onrustig met een televisie aan of veel rommel

• Het kind is te moe om te eten

Een volgende keer of de keer daarna kan dat allemaal anders zijn. Soms moet een kind een nieuwe smaak wel tien keer proeven, voordat hij het accepteert. Het is belangrijk dat de ouders beseffen dat dit heel normaal is en met geduld en vertrouwen het eten blijven aanbieden. Het liefst afgewisseld met andere (nieuwe) smaken, dus niet elke dag dezelfde smaak. Eten kan ook op verschillende manieren worden klaargemaakt. Proeven is genoeg, verwacht niet dat een kind veel eet van de nieuwe smaak. Het is fijn als iemand die het kind goed kent en die hij vertrouwt het eten geeft. Aanmoediging zoals ‘wat goed dat je dit nog een keer gaat proeven’ kan hierbij helpen.

Bij volwassenen is het trouwens niet zoveel anders. Iemand die nog nooit oesters heeft gegeten, zal de eerste keer voorzichtig ruiken en proeven. Door de glibberigheid en zoute smaak is dat waarschijnlijk even schrikken geblazen. Na die eerste oester kan de tweede of derde al beter smaken.

2. Gezond leren eten met de Schijf van Vijf

De Schijf van Vijf

De Schijf van Vijf is het voorlichtingsmodel van het Voedingscentrum. Met de Schijf van Vijf eet je gezond en duurzaam. De Schijf van Vijf biedt een optimale combinatie van producten die gezondheidswinst opleveren en die zorgen voor genoeg energie en alle nodige voedingsstoffen.

Er is niet één voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen voorkomen. Ook bevatten voedingsmiddelen niet allemaal dezelfde voedingsstoffen en wisselen de hoeveelheden ook nog eens per voedingsmiddel. Door gevarieerd te eten is de kans het grootst dat je alle voedingsstoffen binnenkrijgt. En met gezondheidswinst wordt bedoeld dat eten volgens de Schijf van Vijf bijdraagt aan het voorkomen van chronische ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten.

De Schijf van Vijf helpt ook om keuzes te maken die beter zijn voor het milieu. Bijvoorbeeld door de aanbevolen hoeveelheden te eten voor de gezondheidswinst en voedingsstoffen, maar niet meer dan dat. En misschien nog wel belangrijker: door meer plantaardige producten te eten zoals peulvruchten en minder vlees. Zo gaan gezond en duurzaam vaak hand in hand.

Variatie in de voeding, het leren eten van verschillende gerechten en producten, en dus veel verschillende smaken, is belangrijk voor de ontwikkeling van een gezond eetpatroon. Smaakontwikkeling bij kinderen heeft dus alles te maken met gezond leren eten.

Grotere kinderen en volwassenen eten gezond als ze: vooral uit de Schijf van Vijf eten, elke dag uit elk vak de juiste hoeveelheden eten, variëren en keuzes buiten de Schijf van Vijf beperken. Voor kinderen van 0-4 jaar geldt hetzelfde, met als verschil dat het verstandig is om hen nog geen of maar heel minimaal producten van buiten de Schijf te geven. Wil je je nog meer verdiepen in de Schijf van Vijf? Op www.voedingscentrum.nl/schijfvanvijf vind je meer informatie over de totstandkoming van de Schijf van Vijf en de kracht van de Schijf van Vijf.

Binnen deze workshop ligt de nadruk op gevarieerd eten, want dat is waar het bij smaakontwikkeling eigenlijk om gaat. Als ouders veel vragen hebben over wat gezond is, dan kun je overwegen om nog een vervolgworkshop te organiseren waarbij de Schijf van Vijf centraal staat. Tijdens zo’n workshop kan het Schijf van Vijf-spel worden gespeeld. Dit is een leuke manier om ouders op een speelse wijze bekend te maken met de Schijf van Vijf. Het Schijf van Vijf-spel is enkel verkrijgbaar op aanvraag: stuur een mail naar gezondgroeien@voedingscentrum.nl

Verschillende eetgewoonten

Nederland is rijk aan vele culturen. Dat vertaalt zich ook in vele keukens en eetgewoonten die we in Nederland kennen. Al die verschillende culturen kennen eigen gerechten die vaak worden gemaakt. Vanuit religieuze overwegingen kiezen veel mensen met bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse achtergrond voor halal-vlees, dat wil zeggen van dieren die zijn geslacht volgens de islamitische wetten. Veel mensen met een Hindoestaanse achtergrond eten vegetarisch of in ieder geval geen rundvlees. Ook eetmomenten kunnen anders zijn, bijvoorbeeld twee keer per dag warm eten.

In veel culturen speelt gastvrijheid een belangrijke rol. Het aanbieden van voeding is een manier om je gastvrijheid te tonen en iedereen is altijd welkom om mee te eten. Natuurlijk zien we in Nederland dat we elkaars gewoonten soms overnemen. In de workshop is het interessant om te vragen wat ieders eetgewoonten en traditionele recepten zijn. Wat hebben ze meegekregen van hun ouders? Aan welke gewoontes hechten zij waarde? Wat hebben zij overgenomen uit andere culturen? Wat is de betekenis van eten? Dit alles heeft ook weer invloed wat de deelnemers hun kinderen meegeven aan eetgewoontes.

Op www.voedingscentrum.nl/eetculturen lees je meer over de Schijf van Vijf voor diverse culturen.

Gezinnen die minder te besteden hebben

In Nederland zijn er veel gezinnen die moeilijk kunnen rondkomen. Over het algemeen geldt dat ouders met weinig geld meer moeite hebben om gezonde voeding aan te bieden aan hun kinderen. Voor ouders die dit ervaren kan het lastig zijn om aan de bel te trekken. Bij gebrek aan geld kan ook schaamte een rol spelen. Het is goed om dit als workshopleider te beseffen. Mocht je de indruk hebben of mocht dit aspect ter sprake komen in de workshop dan kun je aangeven dat gezond eten niet altijd duur hoeft te zijn en hier tips voor geven. Zo zijn diepvriesgroenten even gezond als verse groente en vaak aanmerkelijk goedkoper. Ook fruit van de markt is betaalbaarder, evenals fruit in de aanbieding bij de supermarkt. Op www.voedingscentrum.nl/budgetrecepten vind je goedkope recepten en andere tips om te besparen.

De rol van de ouders

Ouders beseffen zich vaak niet hoe groot hun rol is bij het leren lusten en proeven van nieuwe smaken en hiermee hun bijdrage aan een gevarieerd eetpatroon.

Ouders vinden gezonde voeding doorgaans belangrijk, maar weten het niet altijd goed aan te leren aan hun kinderen. Dit kan komen door een gebrek aan kennis. Zij weten dan zelf niet goed wat een gezond eetpatroon is en geven onbewust het verkeerde voorbeeld. Het kan ook liggen aan een gebrek aan vaardigheden om met lastige situaties om te gaan. Bijvoorbeeld met ‘lust ik niet’ of gebruiken eten om te straffen of belonen. Ook angst dat hun kind te weinig binnenkrijgt, kan een rol spelen. De focus van ouders ligt dan te veel op hoeveelheden en te weinig op het wat en hoe.

Voorbeeldfunctie

Ouders zijn in alles het voorbeeld voor hun kind, dus ook in gezonde en ongezonde gewoontes. Als ouders gezond leven belangrijk vinden, kunnen zij dit elke dag laten zien door te bewegen en gezond te eten. Hun kinderen maken op die manier automatisch kennis met een gezonde leefstijl. En daarmee kan een kind gezond groot worden. Andersom geldt ook: slecht voorbeeld doet volgen. Als ouders bijvoorbeeld zelf steeds tussendoor snoepen en snacken, denken hun kinderen dat dat normaal is. Zitten zij zelf alleen maar op de bank, achter de computer/tv en in de auto, dan leren hun kinderen ook niet dat elke dag bewegen er gewoon bij hoort.

Bij het wennen aan verschillende smaken hebben ouders een belangrijke taak. Zij zorgen voor het eten en zijn het voorbeeld voor hun kinderen. Als zij zelf gevarieerd en met smaak eten, zal hun kind ook makkelijker wennen aan een gevarieerd eetpatroon. Iets kleins zoals een gezichtsuitdrukking of opmerking bij het eten van iets zal worden opgemerkt door een kind. Het goede voorbeeld geldt dus niet alleen voor wat en wanneer er wordt gegeten, maar ook hoe het wordt gegeten.

Niet opgeven, maar combineren

Ouders moeten zeker niet opgeven als hun peuter of kleuter iets niet direct lust. Het is toch logisch dat hij even moet wennen? Gewoon blijven aanbieden en na ongeveer tien keer staat er vast weer iets extra’s op het lijstje van wat het kind lust. Daar worden ook ouders blij van!

Een voedingsmiddel waar ze nog aan moeten wennen gaat er makkelijker in als het gecombineerd wordt met iets gezonds wat ze wel lekker vinden. Bijvoorbeeld een warme groente die het kind nog moet leren lusten zoals sperzieboontjes in combinatie met gele paprikareepjes waar hij al gek op is. Ketchup, pindasaus of appelmoes door een ‘vieze’ smaak mengen is geen goed idee, want dan wordt de smaak verstopt. Dat gebeurt eigenlijk ook als je alles door elkaar mengt, zoals in een smoothie want dan smaakt alles hetzelfde. Dat neemt niet weg dat ouders best een stamppotje op z’n tijd kunnen geven natuurlijk!

Genoeg is genoeg

Het kan dat het kind aan een paar hapjes voldoende heeft. Ouders zijn soms te bezorgd dat hun kind te weinig eet en dringen eten op (‘Nóg een hapje en nóg een hapje’ of: ‘Eet je bord eens leeg’). Maar jonge kinderen hebben juist zelf nog een natuurlijk gevoel voor honger en verzadiging. Een jong kind reageert instinctief op het gevoel ‘ik heb genoeg’ en overeet zich niet. Omgekeerd zal hij zichzelf ook niet uithongeren. Het advies aan ouders is om dit mooie systeem intact proberen te houden.

De basisregel is dat ouders bepalen wat het kind eet en wanneer. Het kind bepaalt zelf hoeveel.

Een richtlijn voor wat een kind op een dag nodig heeft is te vinden op www.voedingscentrum.nl/schijfvanvijf bij ‘Hoeveel en wat kun je eten?’. Ter inspiratie staan er op www.voedingscentrum.nl/zwangerenkind dagmenu’s voor verschillende leeftijden. De menu’s dienen als voorbeeld. Het ene kind eet wat meer dan het andere kind, en dat is prima. Hoeveel een kind nodig heeft, hangt o.a. af van de leeftijd, het geslacht, een groeispurt en de mate van beweging. Een kind dat lekker veel beweegt, zal meer trek hebben aan tafel. Tenzij hij te veel eet of drinkt in de uren voorafgaand aan de maaltijd. In de middag wat fruit of groente tussendoor én bij veel trek vast wat snoepgroenten voorafgaand aan de maaltijd is prima.

Gezonde opvoeding: wat kunnen ouders zelf doen?

• Consequent zijn

• Zelf het goede voorbeeld geven

• Het kind altijd laten proeven van eten dat hij nog moet leren lusten

• Eten waar het kind nog aan moet wennen op verschillende manieren klaarmaken

• Signaal van ‘genoeg = genoeg’ van het kind respecteren

• Maaltijden op vaste tijden en in alle rust aanbieden

• Geduldig blijven in het vertrouwen dat het goed komt

• Zorgen dat het kind echt trek heeft rond etenstijd

• Bij trek kort voor maaltijd alleen snoepgroenten

• Op tijd aan tafel voordat het kind te moe is

• Bewegen stimuleren

3. Opvoedstijlen

Ingrediënten die in elke opvoeding horen te zitten, zijn warmte, liefde en veiligheid. Verder vinden kinderen voorspelbaarheid fijn. Ze weten graag waar ze aan toe zijn. Voorspelbaarheid betekent bijvoorbeeld: vaste etenstijden, een vaste plek namelijk aan tafel en heldere afspraken en consequent zijn in het toepassen daarvan. Daaraan raakt een kind zo gewend, dat hij op een gegeven moment niet beter weet. Dat heet conditionering.

Voorbeelden van afspraken:

• Tussen 12.00 en 13.00 uur is het altijd etenstijd. Doordat het kind daaraan gewend is, krijgt hij trek op dat moment.

• Eten gebeurt altijd aan tafel met de televisie uit. Als de tafel is gedekt en de televisie gaat uit, weet het kind dat het tijd is voor het avondeten.

• We blijven 20-30 minuten met elkaar aan tafel zitten.

De manier van opvoeden blijkt van invloed te zijn op de ontwikkeling van een gezond of ongezond eetpatroon van een kind. Hieronder bespreken we vier opvoedstijlen die ouders in de praktijk zullen hanteren. Inzicht in (effecten van) deze opvoedstijlen kan ouders helpen bij het goed aanleren van gezond eetgedrag van de kinderen.

Autoritaire opvoedstijl

Een autoritaire opvoedstijl kenmerkt zich door hoge verwachtingen van zelfcontrole en gehoorzaamheid van het kind. De autonomie van het kind is beperkt en er wordt waarde gehecht aan orde en structuur. Ouders houden eenzijdig controle over hun kinderen en maken zo nodig gebruik van straffende maatregelen. Autoritaire ouders zijn over het algemeen weinig responsief richting het kind (ze reageren niet adequaat op signalen). Bij deze opvoedstijl past het gebruiken van eten als beloning, maar ook het kind straffen als het iets niet eet. Een voorbeeld zou kunnen zijn: ‘Als je je bord niet leegeet, gaat de tv niet aan!’.

In de praktijk blijkt deze restrictieve, beperkende, strenge opvoedstijl niet zo gunstig te zijn voor de ontwikkeling van het kind. Als je kijkt naar de leefstijl, blijken kinderen die zo opgevoed zijn, bijvoorbeeld minder groente en fruit te eten. En ook een hoger BMI lijkt met deze opvoedstijl samen te hangen. Onderzoekers gaan er bovendien van uit dat de sterke controle van de autoritaire ouder ervoor zorgt dat kinderen hun eetgedrag niet goed meer zelf kunnen reguleren. Het natuurlijke eetgedrag raakt verstoord. Negeren van honger- en verzadigingsgevoel zou ertoe kunnen leiden dat het kind niet leert eten naar eigen behoefte, maar te doen wat het denkt dat van hem of haar verwacht wordt. Bijvoorbeeld als ouders eisen dat het kind het bord leegeet.

Toegevende opvoedstijl

Een toegevende opvoedstijl kenmerkt zich door een grote mate van acceptatie en bevestiging richting het kind en weinig beperkingen en eisen. Kinderen mogen doen (eten) wat ze willen. De toegevende ouder stelt zich niet op als voorbeeld of autoriteit waar kinderen van kunnen leren en verwachten ook weinig van het kind. Er is wel grote mate van warmte en gevoeligheid, maar er wordt weinig rekening gehouden met behoefte aan sturing die kinderen hebben. Een voorbeeld zou kunnen zijn dat ouders altijd als hun kind om iets vraagt daarmee instemmen om het kind tegemoet te komen.

In de praktijk blijkt deze opvoedstijl niet het meest gunstig voor de ontwikkeling van het kind. Ondanks dat de warmte en gevoeligheid belangrijk is in de opvoeding, hebben kinderen wel kaders nodig (regels/afspraken/sturing). Door het vrije karakter van deze opvoedstijl kunnen kinderen eten wat en wanneer ze willen. Uit onderzoek blijkt dan ook, dat een toegevende opvoedstijl samenhangt met meer frisdrankconsumptie, het eten van meer snoep en minder groenten.

Gezaghebbende opvoedstijl

De gezaghebbende opvoedstijl kenmerkt zich door een hoge gevoeligheid van ouders richting het kind in combinatie met realistische verwachtingen van het kind. Er is warmte en betrokkenheid. Zowel de autonomie van het kind als de discipline van de ouders zijn belangrijk. De ouder oefent dus controle uit, maar legt het kind ook geen grote beperkingen op. De ouder erkent de mening van het kind, maar stelt wel bepaalde grenzen. Daarbij worden ook de grenzen van het kind gerespecteerd. Het is positief als ouders overleggen met het kind en het kind zelf in de gelegenheid wordt gesteld keuzes te maken. Maar de ouder bepaalt wel het kader. Bijvoorbeeld het soort eten dat wordt aangeboden.

Voor eten geldt bijvoorbeeld dat de ouder bepaalt wat en wanneer er gegeten en gedronken wordt en het kind hoeveel het eet. Maar ook de regel dat het kind ten minste moet proeven als het iets niet lekker vindt of als het een nieuwe groente krijgt aangeboden.

De gezaghebbende opvoedstijl is het gunstigst voor de (eet)ontwikkeling van het kind. Het blijkt bijvoorbeeld dat kinderen die volgens deze stijl zijn opgevoed meer groente en fruit eten. Ook lijkt deze opvoedstijl te beschermen tegen (ernstig) overgewicht.

Verwaarlozende opvoedstijl

De verwaarlozende opvoedstijl wordt gekarakteriseerd door ouders die lage verwachtingen hebben van het kind en zelf weinig gevoeligheid tonen. Deze ouders zijn niet strikt, maar ook niet betrokken. Ze hebben bijvoorbeeld geen zicht op wat kinderen eten en wanneer. Verwaarlozing leidt tot emotionele problemen, gedrags- en sociale problemen. In gezinnen waar niet wordt omgekeken naar de kinderen is vaak veel aan de hand. Hier gaat hulpverlening verder dan steun bij het behouden van een gezond gewicht. Vroeger waren deze kinderen te herkennen aan hun slechte lichamelijk conditie, ze waren bleek en vaak heel mager, soms ondervoed. Tegenwoordig lijkt het erop dat deze kinderen juist te zwaar zijn. Ze eten minder fruit, snacken meer en eten minder frequent ontbijt.

Meer informatie over opvoedstijlen (hoe voeden ouders op) én opvoedpraktijken (wat doen ouders) vind je in de factsheet ‘Invloed van opvoeding op eetgedrag van kinderen’. Kijk hiervoor in de webshop van het Voedingscentrum onder het kopje ‘Zwanger & Kind’.

Deel III Workshop Smakelijke eters

Welkom en introductie

Stel jezelf kort voor en heet de ouders welkom. Laat de ouders (bij binnenkomst) een naamsticker invullen en vraag of ze ook de naam en leeftijd van hun kind(eren) willen noteren.

Begin op tijd. Wacht niet op eventuele laatkomers, want dan verlies je al tijd voor je gestart bent. Een ouder die wat later binnenkomt, mist een deel van je introductie. Maar het is vervelender als je, door te moeten wachten, niet toekomt aan alle proeven. Vraag alle ouders zich even kort voor te stellen, voordat je begint met de proeven. Dan heeft iedereen zijn stem een keer laten horen. Om alvast in het thema van de avond te komen, kun je aan elke ouder bij het voorstelrondje vragen wat hun favoriete gerecht is of juist hun minst favoriete gerecht.

Vraag na of er ouders zijn met een allergie in verband met de smaakproeven. Bij een koemelkallergie, een lactose-intolerantie of een reactie op kleurstoffen is proef 1 niet geschikt voor hen om aan mee te doen!

Vertel dat het erom gaat dat je als ouder inziet hoe je je kind kunt helpen bij de ontwikkeling van zijn smaak. Smaakontwikkeling is een onderdeel van de opvoeding en legt de basis voor een gezond eetpatroon. Want gezond eten betekent onder andere: gevarieerd eten. Dan moet je dus niet terugschrikken voor verschillende smaken. En wie wil nou niet dat zijn kind gezond eet en gewoon lekker met de pot mee-eet?

Vertel dat ouders tussendoor vragen kunnen stellen en kunnen reageren. Graag zelfs! Om de tijd te bewaken kan het wel zinvol zijn om tussentijds bepaalde onderwerpen te parkeren. Het gaat dan om onderwerpen die niet direct met de proef te maken hebben maar op zich wel interessant lijken voor de hele groep. Je kan dan aangeven dat je er aan het einde op terugkomt als de tijd dit toelaat.

Noteer de namen van de proeven op een flip-over of bord. Dan is duidelijk hoeveel en welke proeven er komen.

Wat heb je nodig

• De kartonnen kaart met het smaakschema

• Magere yoghurt, suiker, olijven, blaadjes rucola, flesje sojasaus

Wat moet je doen

Dit bespreek je:

Begin door de ouders te vragen waar ze aan denken bij smaak: waarmee proef je, met welke zintuigen? Laat de ouders zelf reageren. Geef een paar ouders de beurt, als er niet direct reactie komt.

Ter illustratie zet je een aantal voedingsmiddelen met de verschillende basissmaken neer op tafel. Denk daarbij aan yoghurt (zuur), suiker (zoet), olijven (zout), blaadjes rucola (bitter) en sojasaus (umami).

Laat aan de ouders vervolgens de kaart met het smaakschema zien. Het schema laat het verband zien tussen zintuigen en smaakwaarnemingen. In de kolom rechts staat waar je allemaal aan kunt denken als je iets eet. Dat is bij kinderen natuurlijk net zo, helemaal als ze iets voor de eerste keer eten! Kinderen hebben bovendien veel meer smaakpapillen op hun tong. Daardoor proeven ze meer. In dit schema zie je dat smaak veel meer is dan wat je op je tong proeft. Hoe denk je bijvoorbeeld dat het is om voor het eerst van je leven op een broodkorst te sabbelen of een stukje appel te eten? Dat is heel wat anders dan warme, zoetige melk.

Zintuig Wat kun je ermee?

Bespreek vervolgens:

Zien, kijken, observeren

Aanraken, voelen

Ruiken, snuiven

Horen, luisteren

Proeven

Waar denk je aan?

Kleuren

Vormen: ovaal, bol, hoekig

Structuur: glad, ruw, korrelig

Structuur: glad, ruw, hard, zacht, nat, droog, glibberig, fris, sappig, prikkelend, schubbig, stroef, kleverig

Geuren: kruidig, fruitig

Geluid: krokant, knisperend, knapperig

Smaken: zoet, zout, zuur, bitter, umami

Voor smaak geldt: smaak moet zich ontwikkelen. Dat gaat het beste als je gevarieerd eet, dus als je met veel verschillende smaken in aanraking komt. Er is niet één voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen voorkomen. Ook bevatten voedingsmiddelen niet allemaal dezelfde voedingsstoffen en wisselen de hoeveelheden ook nog eens per voedingsmiddel. Door gevarieerd te eten is de kans het grootst dat je alle voedingsstoffen binnenkrijgt. Als ouder kun je ervoor zorgen dat je kinderen ‘smakelijke eters’ worden door gevarieerde voeding aan te bieden. Daarbij is het heel belangrijk dat je niet te snel opgeeft als je kind iets niet lust. Je kind is voortdurend in ontwikkeling en z’n smaak ontwikkelt mee. Lust hij iets niet direct? Probeer het een volgende keer weer.

Stel de ouders de volgende vraag: Hoe vaak denken jullie dat een kind iets moet proeven om eraan te wennen? Het antwoord is dat een kind iets soms wel tien keer moet proberen voordat hij overstag gaat.

Hierna start je met proef 1.

Proef 1: Hoe smaakt die kleur?

Doel

Ouders worden zich bewust van het effect van kleur op hun oordeel over de smaak van eten.

Wat heb je nodig

Deze proef bestaat uit twee delen: een deel met een vrijwilliger (of twee) en een deel voor iedereen.

• Voor deel 1 met vrijwilliger(s): een bakje (of 2 bakjes) gewone yoghurt naturel en een bakje (of 2 bakjes) met yoghurt naturel met groene kleurstof erdoor (zorg ervoor dat de kleurstof al door de yoghurt gemengd is voor de ouders binnen zijn).

• Voor deel 2 met iedereen: 6 bakjes met gewone vanilleyoghurt en 6 bakjes met vanilleyoghurt met rode kleurstof (zorg ervoor dat de kleurstof al door de yoghurt gemengd is voor de ouders binnen zijn).

• Lepeltjes (voor elke ouder 1).

Heeft een van de ouders ook zijn/haar kind(eren) meegenomen?

Leuk om tijdens deze proef de kinderen met hun ouders mee te laten proeven!

Wat moet je doen

Deel 1 van de proef: met vrijwilligers uit de groep

Vraag één of twee ouders of ze zin hebben om een hapje van de groene substantie te nemen. Zeg er niet bij dat het om yoghurt met groene kleurstof gaat. Zeg er wel bij dat ze echt niets engs of vies hoeven te proeven. Vraag ook of iemand zin heeft een hapje van de witte substantie (de gewone yoghurt) te nemen. Waarschijnlijk krijg je hiervoor makkelijker (een) vrijwilliger(s).

Je laat in deze fase dus nog niemand proeven, eerst vraag je alleen maar wie zou willen proeven.

Vraag aan een paar ouders die zich niet als vrijwilliger gemeld hebben om te proeven van het groene ‘spul’, waarom ze geen zin hebben om te proeven? Vraag wat ze denken dat het voor eten is, hoe het zou kunnen smaken. Waarschijnlijk zullen een paar ouders ‘vieze’ gezichten trekken. Geef deze ouders vooral de beurt.

Geef de vrijwilliger(s) vervolgens een bakje met groene yoghurt of de witte yoghurt. Vraag of ze willen proeven en vraag wat ze proeven. Waarschijnlijk zullen ze het goede antwoord geven: ‘yoghurt’.

Ga in op hoe ze proeven. Nemen ze een klein voorzichtig hapje of gelijk een grote hap (zonder voorzichtigheid)? Praat hierover: kinderen zijn ook vaak voorzichtig als ze iets eten wat ze niet (her)kennen. Dat wil niet direct zeggen dat ze het eten niet lekker vinden, ze moeten soms gewoon nog wennen. Praat met de ouders over de invloed van kleur op smaak en de verwachtingen van smaak.

Vraag aan de ouders die niet hebben geproefd van de groene yoghurt, nu ze weten dat het yoghurt is, of ze wel zin zouden hebben in een hapje of dat het ze nog steeds tegenstaat? Waarschijnlijk zullen er nog steeds ouders zijn die niet zo’n zin hebben in groene yoghurt. Andere ouders zullen het er nu wel op willen wagen, doordat ze het iemand anders hebben zien eten zonder nare gevolgen. Dit mechanisme werkt bij kinderen vaak ook zo: zien eten doet eten, met name als kinderen leeftijdsgenootjes hetzelfde zien eten.

Deel 2 van de proef: iedereen

Alle ouders doen mee met deze proef. Geef iedereen één bakje: de helft krijgt eentje met gewone vanilleyoghurt en de andere helft eentje met vanilleyoghurt met rode kleurstof. Zeg erbij dat ze nu nog niet mogen proeven.

Vraag de ouders (en de eventueel aanwezige kinderen) te voorspellen hoe de inhoud van hun bakje zal smaken. Vraag het eerst aan de ouders met de roze inhoud, daarna aan de ouders met de gewone vanilleyoghurt. Waarschijnlijk zeggen ze vanilleyoghurt of yoghurt en iets van ‘yoghurt of vla met frambozen- of aardbeiensmaak’. Daarna vraag je ze uit hun bakje een hapje te nemen. Wat blijkt? De roze vanilleyoghurt smaakt óók naar gewone vanilleyoghurt.

Vraag weer aan de ouders wat ze hebben geproefd. Dit zullen overigens niet alle ouders zeggen. Wees niet verbaasd als ouders volhouden dat de roze yoghurt niet naar vanilleyoghurt smaakt. Het oordeel van ogen kan hardnekkig zijn.

Om te vragen en te bespreken na de proef: je ogen kunnen je foppen

Bij deze proeven kun je de volgende vragen stellen:

• Kloppen de voorspellingen? Nee.

• Wat gebruik je bij het proeven? Niet alleen je mond, ook je ogen.

• Welke van de twee heeft je gefopt? Je ogen.

• Wat gebeurt er als eten een andere kleur heeft dan je verwacht? Dan durf je het minder snel te proeven.

• Wanneer is eten lekker? Als het de kleur heeft die je verwacht. Een product met een kleur die je niet kent (een paarse appel, groen gehakt of een blauwe boterham) ziet er vreemd uit. Daardoor laat je zo’n product liever liggen dan dat je het uitprobeert.

Veel mensen zullen vanilleyoghurt lekkerder vinden dan ongezoete yoghurt. Dat komt onder andere omdat iedereen geboren wordt met een voorkeur voor ‘zoet’. Borstvoeding is een beetje zoetig, flesvoeding ook. We zijn van nature dan ook niet geneigd om een bittere smaak makkelijk te accepteren. Bitter kan voor een kind zelfs aanvoelen als ‘Dit is gevaarlijk! Pas op!’ Als een kind gaat wennen aan vaste voeding, leert hij al snel dat de kleur groen meestal niet zoet smaakt. Daarom zal hij groene voedingsmiddelen uit zichzelf niet zo snel eten. Misschien is dat bij volwassenen nog steeds zo?

Wat kun je hier in de praktijk als ouder mee? Je hebt net zelf gemerkt hoe je ogen mee proeven en hoe je reageert op eten dat anders van kleur is dan je verwacht. Wees dus begripvol naar je kind als je hem iets nieuws voorzet. Wees uitnodigend en geduldig. Dwang bij het aanleren van nieuwe smaken werkt alleen maar averechts. Met veel geduld en veel herhaling went je kind vanzelf aan een nieuwe smaak. Al hoeft dat niet te betekenen dat hij echt alles lekker vindt. Misschien zal hij ook persoonlijke smaakvoorkeuren ontwikkelen. Er zijn kinderen die meer van zoet houden, er zijn er die hartig lekker vinden of genieten van ‘pittig’. Misschien is of wordt jouw kind wel een alleseter! Daarbij speel je zelf ook een rol. Dat zien we bij de volgende proef.

Sluit af en ga door naar proef 2.

Proef 2: Wat de boer niet kent, dat eet hij niet

Doel

Ouders leren hoe hun eigen voorkeur een rol speelt bij het eetgedrag van hun kinderen (modelling) en ervaren wat het is voor hun kind om ‘vreemd’ eten te eten.

Wat heb je nodig

• Kraan, snijplank, mes voor voorbereiden groenten

• Witlofbladeren, van de stronken afgehaald en gewassen

• Komkommer, gewassen en in plakjes

• Snoeptomaatjes

• Radijsjes, schoongemaakt en gewassen

• Ongekookte broccoli, zelf wassen en snijden als je geen kant-en-klare roosjes koopt

• Appelmoes en pindasaus (doe dit nog niet op de borden!)

• Gevriesdroogde meelwormen

• 12 vorkjes

• 12 borden

Verdeel voordat de ouders binnenkomen de groenten over de borden. Doe op elk bord een beetje van de diverse groenten.

Wat moet je doen

Dit bespreek je voorafgaand aan de proef:

Een kind leert groente- en fruitsoorten die zijn ouders niet lekker vinden niet snel eten omdat deze doorgaans minder of niet op tafel komen. Dat geldt ook voor soorten die de ouders niet kennen of waarvan de ouders niet weten hoe ze deze moeten eten of klaarmaken. Anders gezegd: een kind maakt vooral kennis met de smaakvoorkeuren van zijn ouders. ‘Niet lekker’ is niet alleen een oordeel over de smaak (dus zoet, zuur, zout, bitter, umami), maar ook over hoe een product aanvoelt in je mond (structuur). Daarbij hangt het er ook van af wat je gewend bent. Zo smaken worteltjes bijvoorbeeld zoet en zijn ze glad van structuur. Daarom vinden veel kinderen een worteltje wel lekker. Worteltjes kun je rauw eten (knapperig en koud in de mond) of gekookt (zacht en warm in de mond). Broccoli heeft een heel andere structuur en smaak en de meeste mensen vinden het alleen gekookt lekker. Er is ook weer een verschil tussen broccoli kort koken (knapperig) en lang koken (zacht/week, bitter).

Dit doe en bespreek je tijdens de proef:

Vraag de ouders één voor één naar hun voorkeur voor de groentesoorten op hun bordje. Wat vinden ze lekker en wat zouden ze liever laten liggen? Laten ze dat merken aan hun kinderen? Merk op dat het dus niet zo verwonderlijk is dat deze groente ook bij hun kinderen niet populair is. Vaak eten is de enige manier om aan een groente te wennen. Je kunt hierbij rekening houden met de structuur van de groentesoort.

Ga in op wat de ouders zelf graag thuis klaarmaken en wat ze hun kinderen geven. Als er ouders met verschillende culturele achtergronden bij de workshop aanwezig zijn, is het leuk om in te gaan op de gebruikelijke gerechten (smaken) binnen hun cultuur.

Laat de ouders de groente op hun bord nu proeven (ook een stukje broccoli, dat kun je ongekookt gewoon eten).

Vraag hen te omschrijven wat ze proeven: bijvoorbeeld fris, zacht, bitter, sappig, droog, glad, korrelig.

Als er kinderen aanwezig zijn kunnen zij mee proeven met hun ouders.

Geen appelmoes of andere sausjes

Zorg dat de appelmoes en pindasaus voor deze proef zichtbaar op tafel staan. De appelmoes en pindasaus staan erbij, omdat ouders de smaak van groenten vaak verstoppen, bijvoorbeeld onder een laag appelmoes of een andere saus. Op die manier leert hun kind dus niet wennen aan de echte smaken van verschillende groenten. Je kunt het eventueel makkelijker maken door de groente te prakken. Kinderen vinden geprakt eten vaak lekkerder, omdat het zacht aanvoelt in de mond. Ook hier is het een kwestie van vaak proberen. Laat dit ook zien door de ouders het effect te laten ervaren. Doe dit als de ouders nog bezig zijn de groenten te proeven.

Er is vast en zeker iemand die zijn witlof niet opeet. Vraag aan deze ouder of je zijn of haar bord even mag lenen. Leg uit dat veel ouders appelmoes of een saus zoals pindasaus gebruiken om smaken te verdoezelen. Doe een lepel appelmoes op het witlofblaadje voor het effect. Leg uit dat het niet slim is om dat iedere avond te doen met groente. Kinderen krijgen zo niet de kans verschillende smaken goed te leren kennen en gaan appelmoes of pindasaus bij hun groente verwachten. Juist als je veel smaken kent en leert eten, kun je gemakkelijk gevarieerd eten en ervan genieten. Vraag aan de ouders hoe zij daar mee omgaan bij hun kinderen: gebruiken zij ook appelmoes of iets anders als verdoezelmiddel? Bespreek ook nog de volgende tips die ouders kunnen inzetten als hun kind bijvoorbeeld een bepaalde groente echt niet wil proeven:

Tip 1: zelf laten doen

Jonge kinderen stoppen vaak van alles in hun mond. Van die reflex kun je gebruikmaken als je ze iets nieuws wilt laten proeven. Laat je kind zijn eten zelf in z’n mond stoppen. Dat werkt meestal beter dan wanneer jij als ouder het doet. Zo leert je kind ook zelf te eten. Het geeft aan tafel misschien wel wat geklieder, maar dat hoort erbij. Naarmate je kind groter wordt, neemt het geklieder af. Het voordeel is dat hij dan inmiddels wel zelf heeft leren eten.

Tip 2: groente op een andere manier klaarmaken of anders presenteren

Je kunt de groente die je kind niet lekker vindt, een volgende keer op een andere manier klaarmaken. Veel groenten kun je zowel gekookt als rauw eten. Groenten kunnen ook verwerkt worden in een saus die je over pasta of rijst doet. Misschien vindt hij broccoli met aardappel niet lekker, maar broccoli door tomatensaus over macaroni wel. Het kan ook helpen om groente op een andere manier te presenteren door het leuk op het bord (bijv. in de vorm van een figuurtje) te leggen. Met een wat oudere kleuter kun je afspreken dat hij niet mag klagen voordat hij heeft geproefd.

Tip 3: slim combineren

Maak een combinatie van een groente die het kind al lust samen met een groente die een kind nog moet ‘leren lusten’. Denk ook aan rauwkost. Kinderen vinden dat vaak lekker (worteltjes, tomaatjes, reepjes rode paprika, komkommer). Dan hoeft hij de andere soort alleen te proeven.

Om ook te bespreken en te doen: meelwormen proeven Iets eten dat je niet kent of dat je er niet zo lekker uit vindt zien, is niet makkelijk. Het kan per cultuur verschillen wat je wel of niet gewend bent te eten.

Laat het bakje met meelwormen zien en vraag wie er zin heeft om wat meelwormen te proeven. Geef de ouders die willen proeven wat meelwormen.

Stel aan de ouders die geen meelwormen willen proeven de volgende vragen:

• Wat zou je doen als je in een restaurant spaghetti met meelwormen voorgeschoteld zou krijgen? Een beetje proeven, niets proeven? Kijken of anderen het opeten en hun reactie afwachten?

• Wat zou je doen als iedereen aan tafel de spaghetti met meelwormen zou eten en duidelijk zou genieten? Wat zou je doen als je zag dat niemand het zou aanraken?

• Zou je een klein beetje of stukje proeven? Of gelijk een grote hap nemen?

• Wat zou je doen als je iedere week meelwormen voorgeschoteld zou krijgen?

Vraag aan één van de ouders die de meelwormen lekker vinden om een andere ouder te overtuigen dat meelwormen heel lekker zijn. Welke manier is effectief? Waarom wel/niet? Hoe werkt dat bij kinderen?

Nabespreken

Waar het hier om gaat is dat veel mensen in het begin afwijzend reageren op eten dat zij totaal niet kennen. Met een beetje hulp kan dat veranderen. Als ouder kun je je kind een handje helpen bij het wennen aan nieuw, vreemd eten. Als jij zelf het goede voorbeeld geeft en zelf duidelijk met smaak eet, zal je kind de nieuwe smaak makkelijker accepteren. Trekt je kind een vies gezicht, geef dan niet direct toe, maar nodig hem uit het te proberen. Eet zelf mee en vertel waarom jij het lekker vindt. Lust hij het toch niet? Probeer het dan over een tijdje opnieuw. Het is een kwestie van veel proberen en een beetje geduld. Je kind dwingen iets op te eten, werkt niet. Even laten rusten, is het beste. Volgende keer beter.

Hoe gaan de ouders er mee om als hun kind iets niet lust? Of écht niet wil proeven? Hebben ze tips voor elkaar? Schrijf nuttige tips op een flip-over. Bespreek de volgende tips als deze nog niet besproken zijn:

Leren lusten- en lust ik al-lijstjes

Zodra je met je kind echt in gesprek kan gaan, kan een ‘lust ik al-lijstje’ heel goed werken. Schrijf elk nieuw gerecht of nieuwe groente dat je kind lust erop. Vertel hoe trots je bent elke keer als de lijst weer langer wordt. Je kan dit natuurlijk ook aan je bezoek vertellen (op een manier dat je kind het hoort). Eventueel kunnen de ouders met de kinderen ook een ‘leren lusten lijstje’ maken. Het kind bedenkt dan zelf welke dingen hij wil gaan leren lusten en uiteindelijk aan het ‘lust ik al-lijstje’ kunnen worden toegevoegd. Maak dat lijstje niet te lang, omdat het anders mogelijk ontmoedigt. Je kunt je kind ook belonen door een sticker te geven na elke succesvolle poging om te proeven.

Betrek je kind bij het kopen en bereiden

Je kunt je kind al vroeg leren wat er allemaal komt kijken bij het klaarmaken van een maaltijd. Denk aan kiezen wat jullie gaan eten, boodschappen doen en samen koken. Dat is leuk om te doen en vaak willen kinderen dan eerder proeven. Laat je kind zelf kiezen tussen twee opties van bijvoorbeeld groenten. Wil je broccoli of boontjes? Of: wat wil je deze week proeven (van een lijstje met opties)?

Sluit af en ga door naar proef 3.

Proef 3: Tafeltje dek je

Doel

Het eerste deel van de proef: ouders worden zich bewust van de rol van de omgeving tijdens het eten en van hun eigen rol en opvoedstijl. Het tweede deel van de proef: ouders worden zich bewust van het effect van hun reactie op hun kind tijdens het eten en realiseren zich dat een positieve interactie tijdens het eten bijdraagt aan betere eetgewoonten van het kind.

Wat heb je nodig

• De kaarten met de foto’s van eetsituaties.

Foto 1: voor de televisie

Foto 2: een gedekte rommelige tafel

Foto 3: een gezellig gedekte tafel zonder rommel

• De 4 ouder-kind gesprek situatiekaartjes en 2 vrijwilligers.

Wat moet je doen

Eerste deel van de proef: eetsituaties thuis

Laat de kaarten met de foto’s van eetsituaties zien. Laat 1 kaart per keer zien. Begin met de foto van de rommelige gedekte tafel, laat vervolgens de foto voor de televisie en tot slot de foto waarop een gezellig gedekte tafel zonder rommel staat, zien. Stel de deelnemers bij elke kaart de volgende vraag:

• Komt deze situatie je bekend voor?

Bespreek vervolgens:

• Hoe ziet het eruit als jullie eten? Voor de televisie? Aan een gedekte tafel? Of elke keer iets anders?

• Eten jullie op vaste tijden? Waarom niet of wel?

• Staat de televisie aan? Zo ja, waarom? Welke invloed heeft de televisie op de sfeer tijdens het eten? Welke invloed heeft de televisie op jou als ouder? En op je kind?

• Wat doe je als je kind tegenstribbelt aan tafel? Of gaat krijsen aan tafel?

Om te bespreken: sfeer

Tijdens het eten zijn rust, sfeer en aandacht heel belangrijk. Ouders hebben grote invloed op de omgeving waarin hun kind eet. Of je wel of niet aan tafel eet, of de televisie aanstaat tijdens het eten, of je eet op vaste tijden: het heeft allemaal invloed op het eetgedrag van je kind. Dit geldt voor elk eetmoment, zowel het ontbijt, de tussendoortjes, als de lunch en het avondeten.

Rust, sfeer en aandacht zijn extra belangrijk bij kinderen die nog niet zo lang mee-eten en nog aan veel nieuwe smaken moeten wennen. Probeer geduld te hebben en het gezellig te maken, ook al is dat soms moeilijk. Uiteindelijk hebben jij en je kind er profijt van. Probeer tijdens het eten de nadruk niet te veel te leggen op het moeten eten. Maak er een gezellig moment van waarop je met elkaar praat over wat er op die dag is gebeurd. Lust je kind zijn eten niet? Besteed er dan niet te veel aandacht aan. Spreek af dat hij in ieder geval een hapje proeft. En misschien gaat er al pratende nog een hapje in. Geef hem in ieder geval geen straf. Eten moet genieten zijn! En blijf vooral rustig; de volgende keer beter.

Tweede deel van de proef: het gesprek aan tafel

Dit bespreek je voorafgaand aan de proef

Niet alleen hoe de tafel eruitziet is belangrijk tijdens het eten, maar ook de gesprekken die ouders met hun kind aan tafel voeren en hoe de ouder op het kind reageert bij het beoordelen van eten kunnen van invloed zijn op hoe de maaltijd verloopt. Om te kijken welke invloed bepaalde reacties van ouders heeft, wordt er een kleine oefening (rollenspel) uitgevoerd.

Dit doe en bespreek je tijdens de proef:

Hiervoor zijn twee vrijwilligers nodig. Mochten ouders zich niet vrijwillig opgeven kun je het rollenspel ook zelf uitvoeren met degene die je assisteert, bijvoorbeeld een pedagogisch medewerker.

Er gaat gespeeld worden dat een ouder en kind thuis aan tafel zitten te eten. Een persoon speelt het kind, de ander speelt de ouder. Je krijgt allebei een kaartje met daarop een tekst die je mag zeggen. Begin met het kaartje met de negatieve opmerking van het kind. Deze zal thuis namelijk relatief vaker voorkomen en is dus het meest relevant.

Het kind mag beginnen met voorlezen wat er op het kaartje staat en de ouder mag daarop reageren volgens de eerste optie. Daarna mogen ze verder het gesprek vervolgen zoals dat thuis ook zou gebeuren. Wanneer het gesprek tot een natuurlijk eindpunt komt, mag je de instructie geven om opnieuw te beginnen maar nu met optie 2. Hetzelfde geldt voor optie 3, allemaal binnen hetzelfde duo. Op deze manier kunnen zij duidelijk ervaren wat voor verschillend effect de drie opties hebben op jou als kind of ouder.

• Vraag de ouders die het gespeeld hebben hoe ze het hebben ervaren en wat ze merkten na de verschillende antwoorden van ‘de ouder’?

• Vraag vervolgens aan de andere ouders wat hen opviel. Hoe reageerde ‘het kind’ volgens hen op de opmerking van de ouder? Zorgde dit voor een positief gesprek of juist niet? En welke optie zorgde voor het beste resultaat en waarom?

Nadat de ouders hierover hebben kunnen discussiëren, zal waarschijnlijk naar boven komen dat de laatste optie het beste werkt om een positief gesprek te stimuleren.

Wanneer er nog tijd over is, kun je ook nog de positieve opmerking van het kind laten uitproberen, maar dan door twee nieuwe ouders.

Om na het rollenspel te bespreken:

Het is belangrijk om tijdens het eten samen met je kind over genieten van gezond en lekker eten te praten. Dit stimuleert een positieve interactie tussen jou en je kind, wat ervoor kan zorgen dat je kind meer van deze gezonde producten zal eten. Als ouder kun je geneigd zijn te denken dat je beter niet kunt reageren op uitingen van je kind zoals: “ieuw”, maar in veel gevallen is het daarmee niet afgedaan. Meestal wordt het daardoor een groter issue en dat wil je juist voorkomen. Het is daarom belangrijk dat je opmerkingen van je kind over het wel of niet lekker vinden niet negeert, maar hier ook niet negatief op reageert (zoals we zagen bij optie 1 en optie 2). Zelfs korte opmerkingen van je kind zoals “hmmm”, “jammie”, “ieuw” of “bah” kunnen al een mooie start zijn om een gesprek over genieten van eten te starten en daarom is het belangrijk om hier op een positieve manier op te reageren. Tijdens zo’n gesprek kun je vragen zoals “toch” of “hè?” gebruiken, omdat deze je kind uitnodigen om hierop te reageren. Deze opmerkingen zullen daarom helpen om een positief gesprek op gang te brengen.

Het kind De ouder

‘Ieuw, deze sperziebonen zijn echt vies’

Het kind

Optie 1: ‘Nee, dat is niet vies, gewoon opeten’

Optie 2: negeer de opmerking

Optie 3: ‘Maar de aardappels vind je wel lekker, toch?’

‘Hmmm, ik vind deze broccoli echt lekker’

De ouder

Optie 1: ‘Eet nou maar door’

Optie 2: negeer de opmerking

Optie 3: ‘Ja dat smaakt echt goed, hè?’

Tips om het gezellig te houden onder het eten

• Zorg voor regelmaat en structuur:

- Houd vaste tijdstippen aan voor maaltijden en hapjes tussendoor.

- Eet en drink altijd aan tafel. Dan eet je kind bewust en wordt eten niet iets dat je de hele dag even tussendoor doet.

- Zorg voor een rustige omgeving zonder afleiding. Zet de televisie uit en ga ook als ouder niet de krant zitten lezen aan tafel of op je mobiel of tablet kijken.

• Wees de strijd voor:

- Zorg dat je kind niet te moe is voor de avondmaaltijd.

- Laat de maaltijd niet te lang duren in de hoop dat er toch nog wat meer gegeten wordt. Ruim gewoon de tafel af na ongeveer 20 of 30 minuten.

• Creëer een positief gevoel bij eetmomenten:

- Maak de tafel gezellig. Zorg bijvoorbeeld voor een leuk tafelkleed of placemats, een kleurig bordje en bestek.

- Focus niet te veel op het eten, maar laat iedereen een verhaal vertellen of zing liedjes.

- Negeer negatief gedrag. Als jullie klaar zijn en je kind zit nog steeds te zeuren, haal zijn bord dan weg. Als hij later toch weer honger heeft, geef je niets. Zo laat je merken dat het moment om te eten voorbij is en dat hij bij de volgende maaltijd weer kan eten. Doe je dat niet, dan houd je zeuren in stand wat de gezelligheid niet ten goede komt. Weet dat een kind zichzelf niet zal uithongeren.

- Complimenteer je kind als hij iets nieuws heeft geproefd.

- Eet als het kan met het hele gezin tegelijk.

- Extra leuk voor je kind: na het eten nog even samen rustig spelen. Leg een puzzel op tafel, lees samen een boekje of ga samen iets moois bouwen. Er is genoeg te bedenken voor na het eten.

Je kunt deze tips ook bespreken als het daar het moment voor is. Als ouders eerder in de workshop al vragen daarover hebben bijvoorbeeld.

Heeft een ouder nog een tip om het gezellig te houden? Praat met de ouders over de eetmomenten. Wellicht komen er nog goede bruikbare tips boven tafel!

Deze tips zijn eigenlijk randvoorwaarden voor eten met kinderen. Door ze consequent toe te passen en zelf positief te blijven, kun je veel strijd voorkomen. Uit onderzoek is bekend, dat ouders die juist erg veel druk uitoefenen op hun kind bij het eten of hun kind juist helemaal vrijlaten en geen beperkingen opleggen de grootste kans hebben dat hun kind overgewicht of eetproblemen ontwikkelt. De meest gunstige opvoedstijl is de gezaghebbende opvoedstijl. Zelf voldoende leren eten, is erg belangrijk. Maar genoeg is genoeg. En maak je je zorgen, vraag dan eens advies aan het consultatiebureau.

Praat nog even met de ouders na over in welke stijl van opvoeden (tijdens het eten) ze zich het meest herkennen. In een goede sfeer tijdens de workshop, waarin de ouders zich op hun gemak voelen, zullen ze geneigd zijn hierover eerlijk te vertellen.

Afsluiting

Loop de proeven nog even kort langs en constateer wat ze hebben gezien: bij smaak komt heel veel kijken, je ogen kunnen je flink voor de gek houden, wennen aan een nieuwe smaak heeft tijd nodig, als ouders geef je het voorbeeld. Vraag de ouders wat zij het leukste vonden in de workshop en wat echt nieuw voor hen was. Gaan ze er iets mee doen? Wat? Vertel eventueel zelf wat jij een leuk moment vond.

Vertel dat ouders informatie kunnen meenemen en waar ze terecht kunnen met vragen. Bekijk hiervoor nog even de informatie onder het kopje ‘Na het geven van de workshop’ in deze handleiding.

Colofon

De workshop Smakelijke eters is oorspronkelijk ontwikkeld door het Voedingscentrum in opdracht van en in samenwerking met de GGD Rotterdam-Rijnmond en het CJG Rotterdam.

Copyright © 2023, Stichting Voedingscentrum Nederland, 2e druk

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze en/of door welk ander medium, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Voedingscentrum Nederland. Hoewel aan de samenstelling en productie van deze uitgave alle zorg is besteed, aanvaardt Stichting Voedingscentrum Nederland geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiend uit een eventuele foutieve vermelding in deze uitgave.

Missie

Het Voedingscentrum informeert consumenten over – en stimuleert hen tot een gezonde en meer duurzame voedselkeuze.

Meer informatie

Kijk voor meer informatie op www.voedingscentrum.nl en scan de QR code voor overige uitgaven in de webshop www.voedingscentrum.nl/webshop

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.