Volonté Générale 2014-1

Page 1


Volonté Générale 2014 - n°1

Inhoudsopgave

Een nieuw begin Hoofdredactioneel

3

Discussieartikel ‘Combiregel: spelbederf?’

Combiregeling bij voetbalwedstrijden: noodzakelijk of spelbederf? Werner Leenders

4

Normalisatie is het toverwoord Roel Joris

6

Verplicht gecombineerd vervoer voor voetbalsupporters: een goede zaak? Lisanne Jansen

10

Artikelen

‘Jij mag zijn zoals je bent, om te worden die je bent, maar nog niet kunt zijn. En je mag het worden op jouw wijze en op jouw uur.’ Anna Terruwe, Geef mij je hand… Over bevestiging sleutel van het menselijk geluk (Lochem 1972).

Waarom wij verantwoordelijk zijn voor wereldwijde armoede Judith van der Zwan

13

Anonymous Auteur onbekend

17

Waarom data een big deal is Tom de Ruijter

22


Volonté Générale 2014 - n°1

Marokkaanse moraliteit in beweging Marte van den Bosch De werkelijkheid op zijn beloop laten Interview met Emma Westermann

26 30

Columns & recensies

Luchtkastelen Brigitte Geurts

35

Extreem leven: een spannend verslag dat je ogen opent Susanne Geuze

36

Educating the masses? Roos van der Zwan

38

Begrijpen is niet hetzelfde als vergeven: over morele vragen tussen arrogantie en kwetsbaarheid Willemijn van der Zwaard

40

Entiteiten Jacob van Hoof

42

Volonté Générale is een tijdschrift voor jonge intellectuelen waarin debat centraal staat. Het doel van dit tijdschrift is de wereld te analyseren en mensen aan het denken te zetten over maatschappij, (wereld)politiek, filosofie, economie, kunst en universiteit. Colofon Hoofd- en eindredactie Martijn van den Boom Susanne Geuze Gaard Kets Jan Maas Roos van der Zwan Medewerkers aan dit nummer Marte van den Bosch, Brigitte Geurts, Jacob van Hoof, Lisanne Jansen, Roel Joris, Werner Leenders, Tom de Ruijter, Willemijn van der Zwaard en Judith van der Zwan. Contactgegevens email: redactie@volontegenerale.nl internet: www.volontegenerale.nl Aanmelden abonnement Voor gratis digitale toezending kunt u zich via het bovengenoemde emailadres of via de website aanmelden. Aanleveren stukken Uitsluitend per email onder vermelding van contactgegevens en een korte persoonsbeschrijving. De hoofdredactie houdt zich het recht voor zonder opgaaf van reden stukken te weigeren. Sluitingsdatum volgende uitgave: 30 april 2014. Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd op welke manier dan ook voor commerciële doeleinden, vraag hiervoor eerst toestemming van de hoofdredactie en de auteur(s). Afbeeldingen De hoofdredactie heeft getracht alle rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Indien iemand meent als rechthebbende in aanmerking te komen, kan hij of zij zich wenden tot de hoofdredactie.


Volonté Générale 2014 - n°1

Een nieuw begin Hoofdredactioneel Drie jaar geleden verscheen Volonté Générale voor het eerst. Tijd voor een korte evaluatie wat betreft inhoud als vorm. Is de missie waar wij destijds voor stonden – een podium bieden voor jonge academici om deel te nemen aan het maatschappelijk debat – nog steeds actueel? Ons antwoord op deze vraag is volmondig ‘ja!’. Nog steeds weten auteurs belangwekkende vraagstukken aan te snijden. Tal van thema’s deden stof opwaaien. Zo is er flink gediscussieerd over het Feminisme 3.0 en heeft menigeen zijn visie op de Nieuwe Democratie in een artikel uiteengezet. Auteurs weten immer nog belangwekkende vraagstukken aan te snijden. Zonder twijfel hebben we besloten om door te gaan. De vraag die overbleef, luidde: is de huidige vorm – louter het driemaandelijkse tijdschrift – de juiste? Wij leven in tijden waarin het nieuws zich via Twitter, Facebook en WhatsApp sneller verspreidt dan via traditionele nieuwskanalen als kranten en journaals. Daarnaast lezen mensen niet zozeer minder, maar wel vluchtiger. De website van Volonté Générale was statisch, werd eenmaal in de drie maanden geüpdatet en bood naast de link naar het tijdschrift weinig andere mogelijkheden. We hebben ervoor gekozen om vanaf dit nummer alle inhoud van het tijdschrift op de website te zetten. De website is daardoor niet alleen een middel waarop wij het tijdschrift presenteren: het is een communicatiekanaal geworden dat volwaardig naast het tijdschrift zal bestaan. Hiermee hopen wij onze lezers beter van dienst te kunnen zijn. Het wordt mogelijk om snel te zoeken op een thema dat uw interesse heeft, waardoor het makkelijker wordt om een specifiek artikel of die ene auteur te vinden. Tevens kunt u direct uw gedachten met ons en de auteurs delen door via de website direct op een bijdrage te reageren. Daarnaast zijn de nummers in een nieuw jasje gestoken. Voor u ligt het eerste nummer in deze nieuwe stijl. Tal van thema’s worden besproken. Er is een discussieartikel waarin getwist wordt over de belangrijkste bijzaak van allemaal: voetbal. Is de combimaatregel – waarbij wedstrijden treinkaartjes in combinatie worden verkocht – waardevol? Naast het discussieartikel is er ruimte voor reflectie op de invloed van opvoedstijlen op het gedrag van Marokkaanse jongeren, de gemeenteraadsverkiezingen, de internationale beweging Anonymous, de gevolgen van het opslaan van data door internetreuzen, en het afwezige gevoel van (individuele) verantwoordelijkheid bij armoedebestrijding in de Derde Wereld. Uiteraard worden deze artikelen aangevuld recensies, columns en het interview. Voor dit nummer sprak Volonté Générale met regisseuse en scenariste Emma Westermann over haar werk en haar documentaire Generatie Nooitgenoeg. Het is een interessant gesprek over de invloed van de crisis op ons gevoelsleven. Ten slotte staan we even stil bij onze columnisten. Wij verwelkomen Brigitte Geurts, die in dit nummer haar eerste column publiceert. Daarnaast zijn we trots dat Jacob van Hoof ook dit jaar ons blijft voorzien van zijn pennenvruchten. Beste lezer, bij dezen nodigen wij u uit om het nieuwe nummer te lezen en de nieuwe website te bezoeken. Als u wilt reageren op een van de artikelen: schroom niet en laat vooral van u horen! Veel lees- en denkplezier toegewenst. Martijn van den Boom Susanne Geuze Gaard Kets Jan Maas Roos van der Zwan

3


Volonté Générale 2014 - n°1

Combiregeling bij voetbalwedstrijden: noodzakelijk of spelbederf? Werner Leenders Binnen het betaald voetbal kennen we in Nederland de zogenaamde combiregelingen. Supporters die meereizen met hun club kunnen vanuit veiligheidsoverwegingen tot een bepaalde vorm van gereguleerd vervoer worden verplicht. Omdat bij deze vorm van supportersvervoer een combinatiekaartje van vervoermiddel en wedstrijd wordt gekocht, wordt de maatregel combiregeling of vervoerscombi genoemd. Het besluit tot het instellen van een verplichte combiregeling wordt genomen door de burgemeester van de gemeente waar de wedstrijd plaatsvindt. Het is de burgemeester die verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente. Er zijn verschillende manieren van georganiseerd supportersvervoer van- en naar wedstrijden, bijvoorbeeld met de trein, bus of eigen auto. Bij de overweging om een vervoersregeling op te leggen, wordt de autocombi als de meest supportersvriendelijke maatregel beschouwd. Indien er door de burgemeester tot een autocombi wordt besloten, dan moet er volgens een vooraf bepaalde route naar het stadion gereden worden. Uitsupporters dienen op een bepaalde locatie (vaak een parkeerplaats naast de snelweg), op een vooraf aangegeven tijdstip hun voucher omwisselen voor een toegangskaart voor de wedstrijd. Bij wedstrijden met een hoog risico, de zogenaamde C-wedstrijden, geldt altijd een verplichte bus- of treincombi. De primaire verantwoordelijkheid voor een veilig verloop van de wedstrijd is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lokale ketenpartners: gemeente, politie, Openbaar Ministerie en de betaald voetbalorganisatie (BVO). Circa zes weken voor elke wedstrijd vindt er een vooroverleg plaats. Dit is het moment waarop politie van de thuis- en uitspelende BVO, de

veiligheidscoördinator van de thuis- en uitspelende BVO, gemeente en (eventueel) de supportersvertegenwoordigers gezamenlijk afspraken maken over de te spelen wedstrijd. Tijdens dit vooroverleg wordt ook de definitieve risicocategorisering van een wedstrijd (hoog, middel, laag), inclusief de eventuele verplichte vervoersregeling bepaald. De risicocategorisering van een wedstrijd en de eventuele verplichte vervoersregeling worden hoofdzakelijk bepaald door de mate waarin er dreiging bestaat op confrontaties tussen uit- en thuissupporters, de aantallen meereizende risicosupporters en/of recent (wan)gedrag van supporters, waaronder misdragingen tijdens het reizen van en naar wedstrijden of het omzeilen van eerdere verplichte combiregelingen. Deze informatie wordt geregistreerd in - en gedeeld middels - het landelijke voetbal-volg-systeem. Seizoen

20092010 357

20102011 354

20112012 349

20122013 330

Aantal combi’s Tabel 1. Overzicht van het aantal geregistreerde verplichte combiregelingen bij wedstrijden in het betaald voetbal die zijn gespeeld in onze nationale competities (Ere-, eerste divisie, KNVB beker en play-offs). Bron: Jaaroverzicht Veiligheid en openbare ordebeheersing rondom het Nederlands betaald voetbal, seizoen 2012 / 2013 (CIV).

De bezoekende club is bij een opgelegde vervoerscombi door de burgemeester formeel verantwoordelijk voor het vervoer van supporters naar uitwedstrijden. Bij verplichte bus- en treincombi’s zorgt de bezoekende BVO voor de fouillering van supporters bij vertrek en draagt zij zorg voor voldoende stewards en/of beveiligingspersoneel in de trein of bus. Bij verplichte combiregelingen is alcohol niet toegestaan.

4


Volonté Générale 2014 - n°1

Vanuit veiligheidsperspectief is de combiregeling een effectief instrument gebleken voor de lokale overheid om risico’s te beheersen, omdat men precies weet hoeveel uitsupporters van A naar B reizen zonder dat er problemen onderweg, in de binnenstad of rondom het stadion te verwachten zijn. Deze regulering voorkomt dat confrontaties met supporters van de tegenpartij voor of direct na de wedstrijd plaatsvinden. Bovendien is er minder inzet van politie nodig voor het handhaven van de openbare orde wanneer supporters gereguleerd, op geplande aankomsttijden naar het stadion komen en na de wedstrijd vertrekken. Voor supporters is een combiregeling een vergaande, generieke veiligheidsmaatregel, die ook veel impact heeft op de goedwillende supporters. Bij de overweging om een vervoersregeling op te leggen moet daarmee rekening worden gehouden. Het is in elk geval belangrijk om de reden te noemen waarom de combiregeling wordt opgelegd. Bij supporters bestaat namelijk vaak onduidelijkheid over de redenen voor het opleggen van de combiregeling. Verder is de uitvoering van de combiregeling soms publieksvriendelijker gemaakt voor supporters, door bijvoorbeeld meer opstapplaatsen toe te staan. Ten slotte dient een beperkende maatregel als de combiregeling bij voorkeur specifiek op een situatie te worden opgelegd (maatwerk) en is het belangrijk dat perspectief wordt geboden op welke wijze supporters er (zelf) voor kunnen zorgen dat combiregelingen worden opgeschort of komen te vervallen. In de volgende twee artikelen zal de discussie over de combiregeling worden gevoerd. Enerzijds zal Roel Joris betogen dat de combinatieregeling niet langer een geschikt middel is en vooral welwillende supporters hun spelvreugde ontneemt. Lisanne Jansen zal hier tegenover stellen dat de maatregel nu eenmaal nodig is om vandalisme tegen te gaan en dat deze hierin wel degelijk effectief is gebleken. 

Werner Leenders (1973) is als beleidsadviseur verbonden aan het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme van de nationale politie.

5


Volonté Générale 2014 - n°1

Normalisatie is het toverwoord Roel Joris De liefhebbers die wekelijks in het stadion of thuis voor de buis zitten, is het al vaker opgevallen: Against Modern Football. Waar het initiatief in eerste instantie maar mondjesmaat op gang kwam, zijn er de laatste tijd steeds meer spandoeken met teksten als ‘Voetbal is van Ons’ en ‘Tegen het Moderne Voetbal’ in de Nederlandse stadions te zien. Standpunten van dit onder fanatieke supporters breed gedragen initiatief zijn onder andere: het betaalbaar houden van toegangskaartjes, het stoppen van zinloze stadionverboden (het opleggen van een toegangsverbod naar aanleiding van het staan op de trappen is hier een voorbeeld van) en het spelen van voetbalwedstrijden op normale tijden (dus niet op een maandagavond om half 7). Echter, de grootste doorn in het oog van vele voetbalsupporters is de zogenaamde combiregeling.

Later mocht er geen eigen drank meer mee, werden de prijzen opgetrokken tot een ‘normaal’ niveau en uiteindelijk werd het reizen met deze trein zelfs een verplichting. Daar waar een wedstrijd tegen MVV of Roda JC vaak werd gecombineerd met een weekendje Maastricht of Valkenburg, is dit tegenwoordig niet meer mogelijk omdat zelfs bij dit soort wedstrijden een combiverplichting geldt. Ook de kosten voor dit georganiseerde vervoer worden grotendeels doorberekend naar de supporters, waarbij de ticketprijzen toch al aan de hoge kant zijn. Daarnaast wordt het voor veel supporters, die van ver moeten komen, haast onmogelijk om een uitwedstrijd te bezoeken. Mijn favoriete voetbalclub Ajax heeft overal in Nederland supporters. Ik moet, in de huidige situatie, vanuit Limburg eerst naar Amsterdam om een wedstrijd in Eindhoven te bezoeken. Dit betekent dus dat wanneer de wedstrijd om half drie in Eindhoven begint, ik om half elf bij de Amsterdam ArenA moet zijn om te vertrekken met de combitrein. Conclusie: ik moet om acht uur ‘s ochtends thuis vertrekken om een wedstrijd te bezoeken die om half drie begint. Ik mag nog van geluk spreken dat de wedstrijd pas om half drie begint. Stel je voor dat het eerste fluitsignaal om half een zou klinken. Normaal gesproken ben ik met de auto binnen 35 minuten in Eindhoven.

Combiregeling De combiregeling houdt in dat het voor supporters van de bezoekende club verplicht is om gezamenlijk naar een uitwedstrijd te reizen. Veelal gebeurt dit door middel van bussen of treinen, maar ook autocombi’s komen voor. Waar veel fanatieke supporters weinig op hebben met hun lotgenoten van rivaliserende clubs, zijn ze het over één ding wel allemaal eens: de combi’s verpesten het beleven van een uitwedstrijd. Dit artikel draait dan ook om de stelling: ‘de combinatieregeling, waarbij voetbalsupporters met verplicht georganiseerd vervoer naar een uitwedstrijd reizen, is een goede maatregel om voetbalvandalisme tegen te gaan’. Ik schrijf dit artikel vanuit een supportershart; cijfers en statistieken zullen dan ook niet de boventoon voeren. Voetbal is emotie en dit speelt dan ook een grote rol. Het begon allemaal ergens in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Georganiseerd reizen naar een uitwedstrijd: lekker goedkoop met de trein en je kreeg er een toegangsbewijs bij.

Goede samenwerking In maart van het afgelopen jaar publiceerde Bureau Beke een rapport met daarin conclusies op basis van onderzoek van het Auditteam Voetbal en Veiligheid. Uit dit rapport volgen meerdere conclusies en aanbevelingen. Ten eerste kan uit het rapport het volgende vernomen worden: ‘veel Betaald Voetbalorganisaties (BVO’s) zijn er in geslaagd om de veiligheidsproblematiek te beheersen. Bijna zonder uitzondering is er vooruitgang geboekt in het afgelopen decennium. Er vinden relatief weinig (grote) 6


Volonté Générale 2014 - n°1

incidenten plaats.’ Het tweede punt dat vastgesteld wordt, is dat ‘Ook de voetbalvierhoek (bestaande uit de burgemeester, lokale politie, BVO en het Openbaar Ministerie) van Utrecht laat zien dat het mogelijk is om de politie-inzet naar te laten afnemen. Het bejegeningsprofiel van de politieagenten is vaak vriendelijk en laagdrempelig.’ Daarnaast komt uit dit rapport naar voren dat er bij veel clubs is er sprake van ‘een goede samenwerking in de vierhoek: structurele overleggen op meerdere niveaus, korte lijnen, begrip en respect voor elkaars standpunten en belangen.’1 Op basis van de getrokken conclusies zou je denken dat het in seizoen 2013-2014 van het betaalde voetbal een stuk beter zou moeten zijn voor uitsupporters. Helaas wijst de praktijk echter het tegendeel uit. Nog steeds worden supporters opgescheept met zinloze combi’s, opgelegd door burgemeesters die zich niet willen inzetten om het voetbal te normaliseren. Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, spant wat dit betreft de kroon. Supporters van Jong FC Twente, FC Dordrecht, MVV, Fortuna Sittard, De Graafschap, Willem II, FC Den Bosch en FC Oss en Jong Ajax zijn sowieso niet welkom in Eindhoven; daarnaast moeten vele andere clubs met een combi komen. Voor de duidelijkheid: het gaat hierbij dus om wedstrijden van Jong PSV, wedstrijden waar nauwelijks publiek op afkomt en die wel gewoon in het Philips Stadion gespeeld worden. Wanneer FC Twente dus tegen het ‘echte’ PSV speelt, is het wel mogelijk om af te reizen. Schokkend is ook de problematiek rondom de laatste editie van PSV – Ajax. Sportief gezien een beladen wedstrijd in de top van de Eredivisie, maar wat supporters betreft zijn er nooit echte incidenten geweest. Toch was het voor Ajacieden niet mogelijk om naar Eindhoven af te reizen wegens werkzaamheden aan het spoor. Het was volgens de Eindhovense burgemeester niet mogelijk om bijvoorbeeld met bussen te komen, of met de trein af te reizen naar het nabijgelegen Maarheeze en vanuit daar met de

bus naar het stadion te gaan. Van Gijzel bleef stug volhouden dat er te weinig politie aanwezig zou zijn om de veiligheid van Ajaxsupporters te garanderen, wat het bezoeken van de wedstrijd onmogelijk maakte. Om het fiasco compleet te maken, kondigden Ajaxsupporters een legale demonstratie aan in Eindhoven. Direct schoot de burgemeester in de stress en toverde de Eindhovense binnenstad om tot oorlogsterrein, voor een demonstratie die uiterst vreedzaam verliep. Saillant detail: er is tijdens de demonstratie vele malen meer ME ingezet dan nodig was om de Ajacieden met de bus naar de wedstrijd te laten komen.2

De angst regeert De hierboven beschreven situatie rondom Eindhoven en Van Gijzel mag dan een extreem geval zijn, toch regeert de angst bij veel burgemeesters. Onnodig, laat het rapport van het Auditteam zien. Maar liefst 98% van de bezoekers voelt zich veilig in de Nederlandse stadions. Desalniettemin wordt juist op basis van deze angst de combiregelingen opgelegd. Ze worden opgelegd uit ‘gewoonte’, zogenaamd op basis van een risico bij de betreffende wedstrijd. Koopavond in de stad, carnaval, stand op de ranglijst en avond- in plaats van dagwedstrijden zijn enkele van de redenen die genoemd worden om deze belemmeringen op te leggen. Omdat de bovengenoemde situaties, in combinatie met voetbalsupporters, niet of nauwelijks van invloed zijn op de veiligheid, zijn de beperkingen die als gevolg hiervan worden opgelegd dus ook nog eens overbodig. Combi’s zijn de laatste jaren niet meer voorbehouden aan risicowedstrijden, maar worden te pas en te onpas ingezet. Zelfs als wedstrijden worden ingeschat op een laag risico, willen paniekerige burgemeesters nogal snel een combi of zelfs noodverordening uitvaardigen. Daarnaast worden ook de positieve kanten aan de komst van voetbalsupporters makkelijk opzij geschoven. De stad Amsterdam heeft miljoenen euro’s verdiend aan de komst van Chelsea en FC Porto supporters voor de Europa League7


Volonté Générale 2014 - n°1

finale afgelopen mei.3 Voetbalsupporters eten, drinken en overnachten en op een kleinere schaal heeft dit ook betrekking op Nederlandse wedstrijden. Tot nu falen de politici keer op keer en worden de goedwillende voetbalsupporters in de steek gelaten. In plaats van te werken aan een daadwerkelijk waterdichte voetbalwet die het mogelijk maakt om de echte rotte appels eruit te pikken en deze te weren van het voetbal, houden zij zich bezig met populistische praat over het ‘nóg harder aanpakken’ en ‘drastische maatregelen’ wanneer er onverhoopt iets gebeurt in een Nederlands stadion. Het aantal supporters dat zijn club volgt naar uitwedstrijden blijft dalen in Nederland, een trend die enkele jaren geleden al is ingezet. Hoewel Feyenoord en Ajax het gemiddelde nog enigszins overeind houden, neemt het gros van de clubs veel minder supporters mee.

zijn met reizen naar het stadion van bestemming en om vervolgens plaats te nemen in een uitvak dat beneden alle peil is. Op het eerste gezicht lijkt de combiregeling en goede maatregel om supportersgeweld tegen te gaan en in sommige gevallen is dit ook de beste optie. Supporters van Ajax, Feyenoord en ADO Den Haag vormen nu eenmaal een groter risico dan andere clubs. Zo zullen weinig supporters raar opkijken van een treincombi bij Feyenoord – Ajax. Bij heel veel andere wedstrijden, ook van bovengenoemde clubs, zorgen combi’s echter voor een hoop onnodige frustraties. Waar uitsupporters het toch al moeilijk hebben (hoge prijzen, matige ontvangst, slecht zicht), zie ik liever dat er gewerkt wordt aan maatregelen die de echte daders van voetbalgeweld treffen. Nu is het zo dat alle supporters op deze wijze de dupe zijn van een falend systeem, terwijl 99% van de supporters er is om hun club aan te moedigen. De goedwillenden lijden sterk onder de kwaden, een niet bepaald aantrekkelijk principe en een gedachte die ook niet past in het Nederlandse rechtssysteem. Juist diegenen die wel kwaad in de zin hebben en uit zijn op een partijtje knokken met supporters van de tegenpartij, zijn dankzij de zogenaamde clubcards – lidmaatschapsbewijzen gebonden aan een legitimatiebewijs – niet meer aanwezig bij uitwedstrijden. Iemand die een voetbalgerelateerde veroordeling op zijn naam heeft staan, komt er simpelweg niet meer in. Waar het vroeger rond de wedstrijden mis ging, wordt er tegenwoordig op een andere dag en locatie afgesproken. Tevens wil ik me niet verschuilen voor de problemen die er soms nog steeds zijn; een klein deel van de supporters is nog steeds in staat om voor overlast te zorgen en hier ligt dus een deel van zowel het probleem als de oplossing. Het begrip ‘normalisatie’ neemt een belangrijke plaats in bij zowel de KNVB en politici. Dit dient echter van beide kanten te komen. Een deel van de problemen ontstaat uit onbegrip over elkaars standpunten. Ik ben ervan overtuigd dat een goede dialoog tussen burgemeester, politie en afgevaardigden van supporters een goede preventieve werking zal

In de hekken Supporterswebsite InDeHekken.nl berekende dat de doorsnee Eredivisiewedstrijd nog maar door zo’n 200 uitsupporters wordt bezocht en erger nog: ruim een kwart van de wedstrijden in de Eredivisie trekt minder dan 100 uitsupporters. De wedstrijden die uitsupporters niet mogen bezoeken, zijn niet eens meegerekend. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de strengere regelgeving betreffende uitwedstrijden en gaat regelrecht in tegen de stijgende toeschouwersaantallen bij thuiswedstrijden. 4 Supporters worden met allerlei zinloze maatregelen meer en meer ontmoedigd om hun club te steunen bij uitwedstrijden. Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse voetbal- en supporterscultuur komt zo dus zwaar onder druk te staan. Een veel gehoord tegenargument is: ‘Je kiest er toch voor om naar uitwedstrijden te gaan? Dan is het vanzelfsprekend dat je met een combi moet reizen.’ Ja, supporters kiezen er bewust voor om naar uitwedstrijden af te reizen en doen dit uit liefde voor hun club. Nee, zij kiezen er niet voor om als vee behandeld te worden, om een hele dag kwijt te 8


Volonté Générale 2014 - n°1

hebben. Daarnaast is een dadergerichte aanpak, met bijvoorbeeld een meldplicht voor notoire hooligans, een veel betere oplossing dan een opgelegde combiregeling. Het goede gedragspatroon dat al jaren geleden door de uitsupporters is ingezet, verdient nu een passende regeling waarbij de welwillende supporter zonder beperkende maatregelen wedstrijden kan bezoeken. Juist nu dient de Voetbalwet een kans te krijgen om zich te bewijzen, in plaats van de combiregelingen die door de praktijk zijn ingehaald.  Roel Joris (1990) volgt momenteel het masterprogramma Roma Aeterna aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is hij fanatiek supporter van AFC Ajax, de club die hij door heel Europa volgt, en liefhebber van de supporterscultuur in het algemeen.

M. Meesters, H. Ferwerda e.a., Voetbalveiligheid 2009-2012. Terugblik op drie jaar onderzoek door het Auditteam Voetbal en Veiligheid, Auditteam Voetbal en Veiligheid (2013), beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/ documenten-en-publicaties/rapporten/2013/01/07/ voetbalveiligheid-2009-2012/voetbalveiligheid-20092012.pdf (geraadpleegd op 24 februari 2014). 2 Y. Vugts, ‘ME ingezet om Ajax-supporters in Eindhoven’, Omroep Brabant, 21 september 2013. 3 ‘Kassa voor Amsterdam’, Spitsnieuws.nl, 18 april2013, beschikbaar via: http://www.spitsnieuws.nl/archives/ sport/2013/04/kassa-voor-amsterdam (geraadpleegd op 24 februari 2014). 4 M. Keuning, ‘Ranglijst uitsupporters 2012-2013’, beschikbaar via: http://www.indehekken.net/news/ actueel/uitsupporters-ranglijst-2013 (geraadpleegd op 1 november 2013). 1

9


Volonté Générale 2014 - n°1

Verplicht gecombineerd vervoer voor voetbalsupporters: een goede zaak? Lisanne Jansen Iedere week beleven vele Nederlanders plezier aan het bezoeken van voetbalwedstrijden. Er is echter een kleine groep supporters die zich af en toe misdraagt en incidenten veroorzaakt. Voetbalvandalisme vormt een maatschappelijk probleem dat zowel de bevolking als de politiek bezighoudt. Om het tegen te gaan bestaan er verschillende maatregelen, zoals het inzetten van politie, een alcoholverbod in het stadion of het opleggen van verplicht gecombineerd vervoer voor voetbalsupporters wanneer ze uitwedstrijden willen bezoeken. Met name deze laatstgenoemde maatregel, de zogenaamde combiregeling, is door verschillende groepen fel bekritiseerd. In dit stuk zal ik ingaan op de stelling: ‘de combiregeling, waarbij voetbalsupporters met verplicht georganiseerd vervoer naar een uitwedstrijd reizen, is een goede maatregel om voetbalvandalisme tegen te gaan’. Voordat ik dat doe, zal ik kort het ontstaan van voetbalvandalisme in Nederland en de maatregelen tegen dit probleem bespreken. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam de voetbalsport vanuit Engeland over naar Nederland. In die tijd was het nog vooral een sport voor de elite. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde voetbal in een sport voor iedereen en in die tijd deed zich ook voor het eerst voetbalvandalisme voor. De ontwikkelingen omtrent voetbalvandalisme en het voorkomen ervan vanaf na de Tweede Wereldoorlog kunnen in grofweg drie kleinere perioden worden onderverdeeld.1 De eerste periode betreft de jaren 1970. In deze tijd zijn de eerste supporterssides bij voetbalclubs ontstaan, een ontwikkeling die tegelijk liep met het ontstaan van voetbalgerelateerd geweld zoals we dat nu kennen. Het gewelddadige gedrag van deze supporterssides en de media-aandacht die deze incidenten kregen, zorgde ervoor dat dit soort gedrag rondom voetbal zich door het hele land verspreidde.2 Aan het begin van de jaren

1970 was het geweld gerelateerd aan het wedstrijdverloop en gebeurtenissen op het veld, maar vanaf halverwege de jaren 1970 vormde dat niet langer een voorspellende factor voor het al dan niet voorkomen van supportersgeweld tijdens wedstrijden.3 In deze periode werden er voor het eerst in de Nederlandse voetbalgeschiedenis hekken rondom de velden geplaatst om voetbalvandalisme tegen te gaan. In tweede periode, vanaf halverwege de jaren 1980, kreeg het voetbalgeweld een meer prominente plaats op de politieke agenda. Ten eerste werd er geïnvesteerd in technopreventie, zoals videocamera’s en bussluizen. De bussluizen moesten ervoor zorgen dat supporters vanuit de bus alleen rechtstreeks het stadion binnen konden. Ten tweede is er in die tijd veel geïnvesteerd in sociaalpreventieve maatregelen. Voorbeelden daarvan zijn supporterbegeleiders, stewards en het in het seizoen 1996-1997 ingevoerde clubcard-systeem. Door dit systeem kunnen mensen alleen kaarten voor eerste- en eredivisie wedstrijden kopen, wanneer ze in het bezit zijn van een geldige seizoenclubcard of een clubcard die op naam staat. Supporters die zich al eerder misdragen hebben, kunnen zo makkelijker uit de stadions geweerd worden. Op die manier werd er getracht het voetbalvandalisme beheersbaar te houden. De derde periode vangt aan vanaf het midden van de jaren 1990. In die periode leeft het voetbalgeweld weer op.4 Opvallend is dat de in het verleden genomen maatregelen niet direct voor een afname van het geweld, maar eerder voor een verplaatsing wat betreft tijd en plaats van het voetbalgeweld lijken te hebben gezorgd.5 Het geweld vond steeds vaker plaats buiten het stadion en dagen dat er geen wedstrijden werden gespeeld. Een bekend voorbeeld van de toename in het verplaatste voetbalgeweld is de zogenaamde ‘Slag bij Beverwijk’. Deze slag staat voor een korte,

10


Volonté Générale 2014 - n°1

maar heftige confrontatie tussen Ajax en Feyenoord-hooligans in 1997 vlakbij Beverwijk. De hooligans van Ajax waren in de minderheid en vluchtten snel weg. Een aantal Ajax-supporters kon echter niet snel genoeg wegkomen en werd ingesloten door Feyenoord-hooligans. Zo ook de 35-jarige Carlo Picornie, die door geweld van Feyenoord-hooligans ter plekke stierf. In het afgelopen decennium lijkt deze trend zich te hebben doorgezet. 6 Niet langer speelt het vandalisme zich alleen af op de wedstrijddag en binnen de muren van het stadion. Zoals deze periodisering laat zien, zijn er door de tijd heen verschillende maatregelen ontstaan om voetbalvandalisme te voorkomen. Eén van die maatregelen is de combiregeling. Deze regeling wordt al sinds 1980 ingezet om het vervoer van supporters beter te laten verlopen. 7 In het betaalde voetbal worden wedstrijden ingedeeld in risicocategorieën. Waar er bij wedstrijden met risicocategorie A geen restricties zijn op het vervoer, geldt dat er bij wedstrijden met risicocategorie B kan worden gekozen voor gereguleerd vervoer. Bij wedstrijden met de hoogste risicocategorie C is gereguleerd vervoer de standaard. De combimaatregel zorgt ervoor dat uitsupporters de wedstrijd alleen kunnen bezoeken wanneer zij met het georganiseerde vervoer reizen. Dit kan door middel van een georganiseerde busof treinreis, of door middel van een autocombi, waarbij supporters met de auto komen maar zich onderweg moeten melden. In het meest recente jaarrapport van het CIV is te lezen dat in 2012-2013 bij 330 wedstrijden van de in totaal 653 wedstrijden in het betaald voetbal van de nationale competities een combiregeling werd ingezet. Dit betekent dus dat bijna in de helft van de gevallen supporters verplicht met een vorm van georganiseerd vervoer naar de uitwedstrijden moeten reizen.8 Hoewel er sprake is van een afname in de inzet van de combiregeling de laatste jaren, is de afname niet erg groot. Zo werd er bijvoorbeeld in het voetbalseizoen 2011-2012 bij 349 wedstrijden voor verplicht gecombineerd vervoerd gekozen, terwijl dit in 2010-2011 nog bij 354 wedstrijden het geval

was. De vraag is of deze afname bij eenieder voor voldoende tevredenheid zorgt. De combiregeling is door verschillende partijen bekritiseerd. De regeling is namelijk één van de maatregelen tegen voetbalvandalisme waar welwillende supporters ook last van hebben. Door de regeling moeten supporters vaak onnodig lang reizen en kunnen zij niet op eigen gelegenheid de wedstrijd bezoeken. Zo zal een Ajaxsupporter die in de buurt van Utrecht woont, in het geval er combivervoer verplicht is eerst naar Amsterdam (of een omwisselpunt) moeten reizen, om vervolgens met het gecombineerde vervoer naar een uitwedstrijd van Ajax in Utrecht te gaan. Daarnaast is het onmogelijk om voorafgaand aan de wedstrijd met medesupporters in de stad van de uitwedstrijd iets te doen, of om naderhand overwinning te vieren. Vanaf het jaar 2000 ontstonden dan ook de eerste tegengeluiden. In een overleg van de stuurgroep Bestrijding voetbalgeweld en -vandalisme in dat jaar is afgesproken dat, waar mogelijk, het terugbrengen van het aantal combiregelingen een gezamenlijke doelstelling van gemeenten, politie, clubs en supporters is. Er is dus in 2000 afgesproken dat de inzet van de combiregeling, waar mogelijk, zou moeten worden teruggebracht. Toch ontstond er gedurende het voetbalseizoen 2010-2011 onder voetbalsupporters steeds meer weerstand tegen het inzetten van verplichte combiregelingen. Zo blijkt uit onderzoek van het Auditteam Voetbal en Veiligheid dat slechts 12 procent van de supporters gecombineerd vervoer als prettig ervaart. Daarnaast geeft 91 procent van de supporters aan het liefst met eigen vervoer naar een uitwedstrijd te reizen. 9 Om, onder andere, deze onvrede te uiten, hebben supporters van verschillende clubs zich daarom verenigd in de organisatie ‘www.tegenhetmodernevoetbal.nl’. Echter, niet alleen onder supporters ontstonden tegengeluiden. Ook in het ‘Kader voor beleid: Voetbal en Veiligheid’ wordt erop gewezen dat voetbal voor iedereen weer ‘een feest’ moet worden en dat er daarom gestreefd moet worden naar een verlaging van het aantal

11


Volonté Générale 2014 - n°1

combiregelingen. 10 Ten slotte zijn er ook vanuit de politiek tegengeluiden tegen deze maatregel. Zo verscheen in mei 2012 een initiatiefnota van de toenmalige Kamerleden Richard de Mos (PVV), Tjeerd van Dekken (PvdA) en Coskun Cörüz (CDA), waarin werd gepleit voor aanscherping van de ‘Voetbalwet’, zodat combiregeling kan worden afgeschaft.11 Deze maatregel werd dus door mensen uit allerlei hoeken van de samenleving ter discussie gesteld. Hoewel er op het eerste gezicht geen voorstanders lijken te zijn van de combiregeling, wordt deze ondanks alle protesten en tegengeluiden toch bij ongeveer de helft van alle wedstrijden in het betaalde voetbal ingezet. De maatregel blijkt bovendien effectief te zijn in het tegengaan van voetbalvandalisme. In Nederland worden over elke gespeelde voetbalwedstrijd in het betaalde voetbal gegevens bijgehouden over de maatregelen die worden ingezet en het aantal en soort incidenten dat er heeft plaatsgevonden. Door de gegevens van 3431 wedstrijden uit van vijf seizoenen (van 20062007 tot en met 2010-2011) te analyseren, is het mogelijk de effectiviteit van deze maatregel te achterhalen. Uit onderzoek blijkt de combiregeling zowel de kans op incidenten buiten het stadion als de kans op incidenten binnen het stadion significant te verminderen.12 Hoewel dit niet is onderzocht, is de effectiviteit van deze maatregel mogelijk ook een reden waarom er door politie, burgemeesters en voetbalclubs zo vaak wordt gekozen voor de inzet van de combiregeling. Kortom, de combiregeling blijkt, ondanks de vele tegenstanders, effectief te zijn in het tegengaan van incidenten rondom wedstrijden in het betaalde voetbal. Er lijkt dus een afweging gemaakt te moeten worden tussen het plezier van supporters en de effectiviteit van de maatregel. Mijn oordeel over de stelling ‘de combiregeling, waarbij voetbalsupporters met verplicht georganiseerd vervoer naar een uitwedstrijd reizen, is een goede maatregel om voetbalvandalisme tegen te gaan’ is dan ook positief. De maatregel

werkt zeer zeker effectief in het terugdringen van voetbalvandalisme. Toch denk ik dat in de afweging over het al dan niet inzetten van de combiregeling de welwillende voetbalsupporters die nooit voor problemen zorgen en gewoon genieten van een potje voetbal zeker niet vergeten mogen worden.  Lisanne Jansen (1990 ) volgt de Research Master Social and Cultural Science en deed onderzoek naar de combiregeling in het kader van het disciplinaire honoursprogramma aan de Radboud Universiteit.

S. Bogaerts, A.C. Spapens & M.Y. Bruinsma, De bal of de man? Profielen van verdachten van voetbal gerelateerde geweldscriminaliteit (Tilburg 2003). 2 R. Spaaij, ‘Supportersgeweld rond voetbalwedstrijden: collectieve identiteit, sociale organisatie en groepsprocessen’, GROEPEN: Tijdschrift voor groepsdynamica en groepspsychotherapie, (2007) 9-20. 3 Ibidem; H.H. van den Brug, ‘Het voetbalvandalisme: theoretische uitgangspunten en enkele onderzoeksbevindingen’, Tijdschrift voor Criminologie 4 (Amsterdam 1988) 264-280. 4 O.M.J. Adang, ‘Jonge mannen in groepen. Een geweldige combinatie?’, Justitiële Verkenningen 26 (Den Haag 2000) 72-80. 5 Spaaij, ‘Supportersgeweld rond voetbalwedstrijden’, 9-20. 6 Bogaerts e.a., De bal of de man?; COT instituut voor Veiligheids-en Crisismanagement, Bureau Beke & Politie Academie, Ordeverstoringen en groepsgeweld bij evenementen en grootschalige gebeurtenissen: scherpte en alertheid (Den Haag 2010); E. Dunning, ‘Towards a Sociological Understanding of Footbal Hooliganism as a World Phenomen’, European Journal on Criminal Policy and Research 9 (Dordrecht 2000) 141-162; R. Spaaij, Supportersgeweld rond voetbalwedstrijden, Groepen 2 (2007) 9-20. 7 A. Werkmeester, Een ‘tikkie’ terug: een onderzoek naar de ontwikkeling van de omvang van de politie-inzet bij het betaald voetbal in Nederland (Vleuten 2011). 8 Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme, Jaarverslag seizoen 2012-2013 (Utrecht 2013). 9 H. Ferwerda, S. Barlagen, J. Bos, B. Bremmers. T. van Ham & E. van der Torre, Uitsupporters centraal: een onderzoek naar het bezoeken van uitwedstrijden in het betaald voetbal (Arnhem 2011). 10 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Kader voor beleid: Voetbal en Veiligheid (Den Haag 2011). 11 R. de Mos, T. van Dekken & C. Cörüz, Initiatiefnota ‘Voetbal weer een feest voor iedereen!’ (Den Haag 2012). 12 D. Schaap, M. Postma, L. Jansen & J. Tolsma, Combating hooliganism in the Netherlands: evaluation measures to combat hooliganism with longitudinal registration data (nog te verschijnen). 1

12


Volonté Générale 2014 - n°1

Waarom wij verantwoordelijk zijn voor wereldwijde armoede Judith van der Zwan De afgelopen jaren is het bewustzijn over de rol van Nederlanders in globale context toegenomen, zowel op sociaal als ecologisch gebied. Fair-trade producten maken een ongekende populariteit door en we zijn dus als bewuste burgers bereid om meer te betalen voor ‘verantwoorde’ goederen. Ook is er een constante stroom van voornamelijk twintigers die een jaar vrijwilligerswerk gaan doen in het buitenland. Dit zijn positieve ontwikkelingen, maar nog geen reden om onszelf een schouderklopje te geven. In tegenstelling, er is meer aanleiding somber te zijn over deze kwestie, omdat deze positieve ontwikkelingen plaatsvinden in een paradigma waarin de werkelijke verantwoordelijkheid van westerse landen en individuen ontkend wordt. Misplaatste opvattingen over de oorzaken van wereldwijde armoede leiden ook tot een verkeerd beeld van welke rol individuen zoals jij en ik daarin spelen.

Een hiaat in deze dominante redenering is de valse assumptie dat verschillende landen zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen. In feite is de hedendaagse interconnectiviteit geworteld in en getekend door de periode van kolonisatie. 2 In dit tijdperk was het idee van de instrumentele waarde van het ene gebied voor het andere erg sterk. Ondanks de afschaffing van koloniën is deze gedachtegang nooit verloren gegaan. Het gevolg hiervan was dat de internationale betrekkingen van de afgelopen eeuw waren gekenmerkt door de vraag hoe het ene land gebruikt kon worden door het andere. Dit impliceert dat alleen ontwikkeling geen antwoord is op het probleem van armoede, juist omdat de welvaart van het ene land ten koste gaat van die van het andere land. Het niveau van ontwikkeling van arme landen kan niet worden opgetrokken naar dat van de rijkste West-Europese landen, omdat de naoorlogse ontwikkeling van de westerse wereld uniek is. Deze kan niet gedeeld worden met de rest van de wereld of komende generaties, omdat zij gedreven werd door een korte termijn visie en prioritering van het ene gebied ten opzichte van het andere. Dit betekent dat westerse welvaart alleen mogelijk is omdat zij gebaseerd is op de systematische uitbuiting van mensen in andere delen van de wereld. Deze theorie brengt met zich mee dat individuele burgers zoals wij actief verantwoordelijk zijn voor de armen in de ontwikkelende wereld, omdat onze welvaart ten koste gaat van die van mensen in andere delen van de wereld. De toewijding van Nederland aan ontwikkelingshulp lijkt dus erg gul, maar is ethisch gezien simpelweg onze taak. 3 Wij hebben de morele plicht om te voorkomen dat andere mensen worden blootgesteld aan levensbedreigende situaties als gevolg van onze acties.

Ontwikkelingstheorie De denkwijze die momenteel dominant is in onze samenleving, constateert wereldwijde ongelijkheid en schrijft deze toe aan het gebrek aan ontwikkeling in arme landen. Al erkennen verdedigers van dit standpunt de negatieve gevolgen van kolonisatie en andere vorming van uitbuiting, ze wijten ook groot deel van de belemmerde groei aan lokale problemen en een gebrek aan wil om te ontwikkelen. Deze denkwijze impliceert dat mondiale ongelijkheid simpelweg kan worden opgelost door de armere landen verder te laten ontwikkelen, totdat ze hetzelfde niveau van welvaart hebben bereikt als bijvoorbeeld Nederland. Een tweede implicatie van deze gedachtegang is dat wij eigenlijk geen verantwoordelijkheid hebben voor de wereldwijde armoede. Dat de Nederlandse regering een bepaald bedrag reserveert voor ontwikkelingshulp, wordt eerder gezien als een gunst dan een plicht.1

13


Volonté Générale 2014 - n°1

WTO is dat het is gefocust op het elimineren van door arme landen gevestigde handelsbarrières, terwijl ze de veel malen schadelijkere beschermende maatregen van invloedrijke landen negeren. Dit is kwalijk, juist omdat de landen die hulp kunnen gebruiken worden benadeeld. Bovendien zegt de WTO te streven naar gelijkheid, maar negeren ze de overduidelijke ongelijkheid binnen de organisatie. Het gebrek aan middelen van arme landen om even goede afgevaardigden te sturen als bijvoorbeeld Amerika is nog maar een van de vele voorbeelden. Het gevolg is dat de rijke landen weer de agenda bepalen die natuurlijk in het belang zal zijn van de welvarendste landen ter wereld.5 Intellectuele eigendomsrechten dienen als een andere illustratie van wereldwijde ongelijkheid die wordt voortgezet in het neoliberale systeem. Deze rechten komen voort uit de toenemende relevantie van nonmateriele productie, zoals het ontdekken van medicijnen. Het probleem met deze vorm van ontwikkeling is dat anderen niet kunnen worden buitengesloten van het gebruik ervan. Is een medicijn eenmaal verkocht, dan zijn de ingrediënten ervan bekend, en heeft een farmaceutisch ontwikkelaar niets meer te verdienen aan zijn product. Het gebrek aan exclusiviteit van bepaalde producten elimineert enige prikkel die er bestaat om medicijnen te ontwikkelen, er is immers geen winst op te maken. Het antwoord op dit probleem is het intellectuele eigendomsrecht, een wet die bedenkers van een idee toestaat om er een prijs op te zetten. Op die manier kunnen ideeën verkocht worden en hebben ontwikkelaars dus weer een prikkel om nieuwe ideeën te ontwikkelen. Dit lijkt een goede oplossing te zijn maar ‘adresseert’ helaas enkel een deel van het probleem. Intellectuele eigendomsrechten zijn namelijk ontwikkeld binnen het neoliberale denkkader waarin alles is gefocust op winst. Door de invoering van intellectuele eigendomsrechten krijgt ook het ontdekken van medicijnen een neoliberaal karakter: de productie ervan wordt afgesteld op de vraag ernaar. Als farmaceutisch

Ongelijkheid in het internationale systeem De internationale sfeer is de plek waar de afhankelijkheid en ongelijkheid het meest duidelijk is. Globale interactie tussen landen speelt zich voor een groot deel af rondom de belangrijkste internationale instituties zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Wie de recente geschiedenis hiervan onder de loep neemt, kan al gauw een stroeve relatie tussen ’s werelds rijkste en armste landen constateren. Het IMF is halverwege de vorige eeuw opgericht, onder andere om wereldwijde armoede terug te dringen en assistentie te bieden bij de ontwikkeling van economisch zwakke landen. Het is dan natuurlijk geen verassing dat de rijkste landen de grootste invloed hebben binnen deze organisatie, zij dragen immers het meeste geld bij. Dit is de arme landen, waar deze organisatie eigenlijk om hoorde te draaien, niet ten goede gekomen. De ‘Structural Adjustment Programs’ die moesten worden uitgevoerd worden als voorwaarde om leningen te krijgen, leken meer in het belang te zijn van de ontwikkelde landen. Zij waren vooral gefocust op de liberalisering van markten, die natuurlijk erg goed van pas kwamen voor rijke landen, omdat zij zo niet beperkt werden in hun handel. Voor veel van de betreffende arme landen bleek de het openen van hun markt echter funest in tijden van economische crisis. Een berekening die het IMF blijkbaar vergat te maken was de vergrootte kwetsbaarheid die komt met het openstellen van markten. Juist de zwakste economieën zullen dan als eerste ondergaan in tijden van economische crisis. Wellicht was dit niet over het hoofd gezien als de leden van het IMF meer met anderen zouden meedenken in plaats van vooral met zichzelf. Uiteindelijk hebben deze programma’s juist de afhankelijkheid van arme landen en globale ongelijkheid vergroot in plaats van verkleind.4 Een ander bekend voorbeeld is de WTO, opgericht voor het maken en handhaven van handelsregels. Wederom is liberalisme een toverwoord voor deze instelling. Een van de grootste kritieken op de 14


Volonté Générale 2014 - n°1

ontwikkelaar wordt er dus gekeken waar het meest winst gemaakt kan worden. HIV/aids is een van de dodelijkste ziekten waar de mensheid mee te kampen heeft. Het is echter niet winstgevend gebleken om de medicijnenontwikkeling hier op af te stellen: deze ziekte is namelijk dominant in de armste landen op aarde, en geld om de hoge prijs voor middelen tegen aids te betalen hebben zij simpelweg niet. Het gevolg is dat ontwikkelaars zich richten op medicijnen voor een doelgroep die ze wel kunnen veroorloven, dit resulteert bijvoorbeeld in de ontwikkeling van middeltjes tegen vroegtijdige kaalheid. Het neoliberale karakter van onze wereld brengt dus processen op gang die de alledaagse kwaaltjes van tien procent van de wereld prioriteren over de dodelijke ziektes die tachtig procent van de wereld bedreigen, simpelweg omdat de eerste meer geld hebben.6

vermindering in koopvermogen zou wel eens problematisch kunnen zijn in de context van de huidige consumptiemaatschappij. Of het nu bewust is of onbewust, onze cultuur wordt gedomineerd door het idee dat meer consumptie gelukkiger maakt. Dit wordt gereflecteerd in de maatstaven van nationaal succes: tot voor kort was het bbp de meest gebruikte methode om landen te vergelijken op het gebied van succes. De implicatie van dit paradigma is dat een succesvolle reputatie wordt ontleend aan de aan je consumptiepatronen. Zelfs de meest idealistische, linkse studenten zullen moeten toegeven dat zij een deel van hun sociale status ontlenen aan hun kledingstijl, en dus hun koopgedrag. De materialistische denkwijze die grip heeft op bijna iedereen die deel uitmaakt van onze samenleving, kan niet alleen geweten worden aan de egoïstische menselijke natuur, maar wordt versterkt door verschillende instituties in onze maatschappij. Zelfs een van de meest fundamentele en invloedrijke instituties speelt een rol in het promoten van koopgedrag: het onderwijs. In Nederland is dit (nog) niet zo extreem als in Amerika, waar op dagelijkse basis contracten worden gesloten tussen basisscholen en bedrijven. Deze zijn voordelig voor de onderwijsinstellingen omdat het gratis leermaterialen oplevert, maar schadelijk voor leerlingen en daardoor ook de maatschappij, omdat het resulteert in reclame voor deze bedrijven in de klaslokalen. Tussen educatieve filmpjes door wordt er door deze partnerbedrijven geadverteerd, en zo worden de leerlingen dus in de klas blootgesteld aan de reclame waar ze in hun dagelijks leven al mee doodgegooid worden. Dit is erg kwalijk omdat juist onderwijs een goede manier zou kunnen zijn om kinderen en jongvolwassenen een kritische blik te bieden op ons huidige gedrag. Onze huidige cultuur is dus een mechanisme op zich dat globale ongelijkheid in stand houdt. Deze consumptiedrang van een minderheid wordt immers mogelijk gemaakt door de uitbuiting van de meerderheid in andere delen van de wereld. Als wij onze identiteit ontlenen aan ons

Consumenten en wereldwijde ongelijkheid Ook op nationaal niveau zijn er mechanismes die de wereldwijde ongelijkheid in stand houden binnen het neoliberale systeem. In reflectie van wereldwijde ongelijkheid spelen consumenten een cruciale rol. De massale productie met behulp van kinderarbeid en andere vormen van uitbuiting wordt immers op gang gehouden dankzij de grote vraag naar producten. Nu is de vraag tot in welke mate Nederlandse, Franse en Amerikaanse consumenten bereid zijn om hun koopgewoontes aan te passen. Het probleem hierbij is dat wij niet de echte prijs betalen van producten die normaal zijn in het dagelijks leven. De prijs van de meeste producten weerspiegelen niet de echte sociale en ecologische kosten en opbrengsten van hun productie. De mechanismes van uitbuiting in de afgelopen decennia hebben ons leven erg goedkoop gemaakt. Hierdoor zullen velen schrikken wanneer ze te horen krijgen wat de echte prijs van spullen is. Wanneer consumenten in Nederland de echte prijs van producten zouden moeten betalen, zouden zij aanzienlijk minder kunnen consumeren van hetzelfde bedrag. Deze drastische 15


Volonté Générale 2014 - n°1

koopgedrag, is het nog maar de vraag tot in hoeverre we bereid zijn om een eerlijke prijs voor ons leven te betalen en een einde te maken aan deze exploitatie. Als dit echt zou betekenen dat onze koopkracht significant afneemt, dan zou dus ook een zeer belangrijke bron van identiteit wegvallen ons bestaan verkleinen, namelijk het vermogen om onszelf the profileren met ons winkelgedrag. Het zal dus erg lastig worden om als individu bewust voor een schuldvrij leven te kiezen. Het feit dat de consumptiemaatschappij wordt gestimuleerd door de meest invloedrijke instituties in de samenleving maakt het ook nog moeilijker om een verandering op gang te brengen.

worden gezet in een verplichting. Laten wij het na om onze verantwoordelijkheid te nemen, dan zijn we direct verantwoordelijk voor de armoede van anderen.  Judith van der Zwan (1994) studeert aan University College Maastricht waar zij zich voornamelijk richt op internationale betrekkingen.

Conclusie Het is heel goed dat binnen onze maatschappij een toenemend bewustzijn ontwikkelt van onze rol op het internationale podium. Het is echter kwalijk dat we slechts een klein deel van de waarheid zien. Wij voelen ons namelijk erg verantwoord als we fair-trade chocolade eten. Het probleem hierbij is dat wij een misplaats beeld hebben van onze rol in internationale ongelijkheid. Dominant is het idee dat armoede wordt veroorzaakt door lokale problemen, terwijl wij ook als directe oorzaak gezien kunnen worden. Wat niet vergeten moet worden is dat dit probleem zich af lijkt te spelen op mondiaal niveau, maar dat wij nog steeds een directe oorzaak zijn van armoede ergens anders. Concluderend, de ontwikkeling van armere landen is niet iets wat simpelweg bereikt kan worden met financiële steun. Zoals de naoorlogse ontwikkeling van Europe ten koste ging van de derde wereld, zo zal de groei van de huidige ontwikkelende landen weer een krimp eisen van de Westerse landen. Willen we echt de ontwikkeling in gang zetten, dan zal er veel opgegeven moeten worden, zoals de hoogst mogelijke winst met de eigendomsrechten, groei van landen zoals we die de afgelopen decennia gezien hebben, en misschien wel een comfortabel leven zoals we dat gewend zijn. Hierbij moet een gedachtegang van vrijwillige goeddoennerij om

A. Greig, D. Hulme en M. Turner, Challenging global inequality: development theory and practice in the 21st century (Basingstoke 2007). 2 Greig, Hulme en Turner, Challenging global inequality. 3 T. Pogge, 'World Poverty and Human Rights', Ethics & International Affairs 19 (2005). 4 Greig, Hulme en Turner, Challenging global inequality. 5 Ibidem. 6 R.L. Ostergard en S.E. Sweeney, 'Give Me Property or Give Me Death: Reconciling Intellectual Property Rights and the Right to Health.' Journal of Human Rights 10 (2011). 1

16


Volonté Générale 2014 - n°1

Anonymous Auteur onbekend realiseerde hij dit ideaal door middel van de creatie van 2channel, een forum waar iedereen berichten plaatste onder dezelfde naam. Iedereen was dus anoniem. Dit concept sloeg enorm aan in Japan en is daar tegenwoordig een van de grootste internetforums. In dezelfde periode leefde er een jongen aan de andere kant van de wereld, de Verenigde Staten, die heel erg veel hield van anime en manga (Japanse animatiefilms en stripboeken). Helaas voor hem werden deze hobby’s sociaal niet geaccepteerd (en dat worden ze nog steeds niet!). Gelukkig bracht het internet uitkomst: want online kon hij niet in elkaar geslagen worden door pestkoppen. Hij kwam per ongeluk terecht bij 2channel en besloot een Engelse variant te maken genaamd 4chan. In 2004 maakte deze toen 15-jarige jongen, Chris Poole (beter bekent als M00t) deze kopie van 2channel. Oorspronkelijk bestond 4chan uit slechts twee subforums (boards) /a/ anime-general en /b/ anime-random. Net als in Japan werd dit forum een succes. Tegenwoordig krijgt 4chan 25 miljoen bezoekers per maand en worden er ongeveer een miljoen berichten per dag op dit forum geplaatst. Wat is de overeenkomst tussen lolcats, rick rolling, socially awkward penguin, troll face, yo dawg, scumbag Steve, en zo’n beetje iedere andere meme op het internet? Het correcte antwoord is dat ze bijna allemaal zijn ontstaan op 4chan. Als mensen compleet anoniem communiceren en persoonlijke reputatie er dus niet meer toe doet, dan zijn mensen opeens geneigd om de meest vreemde ideeën en meningen te uitten. Dit heeft tot resultaat dat mensen heel veel domme en weerzinwekkende dingen zeggen, maar creativiteit bloeit op. 4chan brengt enorm veel nieuwe ideeën voort, veel meer dan ieder ander soort website. Dit komt deels door de anonieme structuur van 4chan. Daarnaast wordt het beïnvloed door de heersende cultuur van het forum, want iedereen wordt aangemoedigd om de meest rare ideeën en verhalen te vertellen. Net als

We are anonymous. We are legion. We are everyone. We are everywhere. We do not forgive. We do not forget. Expect us.

Anonymous wordt omschreven als een anarchistisch hackerscollectief, als een gevaarlijke groep cyberpestkoppen, als een nobele groep strijders voor de vrijheid van meningsuiting, als een stelletje verlegen pubers met een napoleoncomplex, als een internetcultuur vol met vulgaire iconografie, als een abstracte technologische vertegenwoordiging van de uitgestotenen, en als het collectieve bewustzijn van het internet. Geen van deze omschrijvingen klopt, en toch kloppen ze allemaal. Het vinden van een definitie van Anonymous is onmogelijk omdat Anonymous constant aan verandering onderhevig is. Anonymous heeft geen duidelijke motivaties omdat het geen stabiel bewustzijn is. Menig journalist heeft geprobeerd Anonymous te definiëren, maar dit blijkt onmogelijk. In dit artikel zal ik Anonymous niet definiëren, maar de oorsprong, de geschiedenis, en de daden beschrijven. Ik laat het dan aan de lezer over om een betekenis te geven aan dit fenomeen.

‘The Internet is Serious Business’

Vaak wordt gesuggereerd dat Anonymous is ontstaan op het internetforum 4chan, maar dit is niet het geval. Net als veel andere excentrieke uitspattingen op het internet, begint het verhaal van Anonymous in Japan. Er leefde eens een jongeman genaamd Hiroyuki Nishimura die het beu was om te leven binnen de traditionele hiërarchische en strenge kaders van het Japanse bestaan. In een maatschappij waar de waarde van je mening afhangt van je sociale status, zag hij creativiteit verstarren en verstoppen. Hij besloot daarom een experiment te doen: het creëren van een omgeving waarin de waarde van je mening puur op de inhoud wordt beoordeeld. In 1999 17


Volonté Générale 2014 - n°1

iedere gemeenschap was het onvermijdelijk dat er op 4chan een unieke cultuur zou ontstaan met een eigen taalgebruik, beelden, uitspraken, kennisvormen en waarden. De belangrijkste waarden op het 4chan zijn vrijheid van informatie en meningsuiting, een ongereguleerd internet, het vrij delen van ideeën, en het vrij gebruik mogen maken van de ideeën van anderen. Af en toe wordt 4chan vergeleken met een communistische gemeenschap omdat (intellectueel) eigendom simpelweg niet bestaat. Als je een idee achterlaat, wordt het automatisch collectief bezit en iedere gebruiker kan ermee doen wat hij wil. Alles dat op 4chan geplaatst wordt, kan automatisch door anderen worden gekopieerd en aangepast. Het gevolg is dat ideeën zich razendsnel verspreiden en muteren. Dit heeft er toe geleid heeft dat 4chan één van de meest creatieve gemeenschappen ooit is.

Anonymous ontstaan. Oorspronkelijk was Anonymous niets meer dan het naambordje onder welke iedereen berichtjes achterliet. Op een gegeven moment verveelden mensen zich en besloten ze maar andere websites te trollen. Als genoeg mensen het er mee eens waren, werden bepaalde websites geïnfiltreerd. Door de massale mankracht van 4chan kregen ze het voor elkaar om online gemeenschappen compleet overhoop te gooien. De chaos die ze achterlieten maakten veel mensen boos, maar dit was juist het doel van deze grappen: het laten zien hoe kwetsbaar elke website eigenlijk wel niet is. Terwijl vele mensen gefrustreerd achter hun computer zaten, lachte Anonymous. Tijdens deze aanvallen vond er echter een interessante ontwikkeling plaats: voorheen werd Anonymous alleen gezien als het naambordje dat mensen gebruikten om berichtjes achter te laten, maar plots begon men Anonymous te zien als meer dan slechts een groepje individuen. Men realiseerde zich dat het geheel meer is dan de som van de delen; de naam Anonymous kreeg een nieuwe betekenis.

‘Trolling is a art’ Tegelijkertijd is er een fenomeen dat ook opbloeit uit een omgeving waar regels haast niet bestaan: de internet troll. De troll is een begrip dat vaak genoemd wordt, maar weinig wordt begrepen. Vele mensen denken dat de troll een fenomeen is dat zich alleen op het internet bevindt, maar dit is niet waar. De troll is simpelweg de meest recent manifestatie van de mythische trickster (een Nederlandse vertaling bestaat vreemd genoeg niet). De trickster is een figuur die veel voorkomt in de mythologie zoals Loki, Anansi, the Joker, Reynaerd de Vos etc. Wat de trickster onderscheid is dat hij amoreel handelt, dat wil zeggen: hij is niet gemotiveerd door een morele code. De trickster wil alleen rotzooi trappen en mensen voor de gek houden. De trickster vindt het heerlijk om sociale conventies overhoop te gooien om zo drama te creëren en zo ieders hypocrisie te laten zien. Het is het doel van de trickster om de held te confronteren met een ongemakkelijke waarheid. Dit is ook de rol van de internet troll: laten zien hoe fragiel de heersende sociale orde daadwerkelijk is. In de (bijna) anarchistische omgeving van 4chan waar trolling wordt aangemoedigd, is

‘The voice of none is stronger than the voice of one’ In het begin was Anonymous alleen bedoeld als vermaak van de leden en hadden ze geen specifieke agenda. In 2008 veranderde dat echter toen de ‘Church of Scientology’ per ongeluk een filmpje naar buiten bracht. Voor de oningeweiden, Scientology is een machtige Amerikaanse religie/cultus die bekend staat om verdachte praktijken zoals het afpersen van critici, het infiltreren van instellingen en het laten verdwijnen van bepaalde leden. In het filmpje (dat alleen voor intern gebruik was bedoeld) is Tom Cruise (één van de vele celebrities die lid zijn) te zien. Hij houdt een nogal gestoord verhaal houdt over hoe Scientology de wereld zal redden. Dit filmpje verspreidde zich heel snel over het internet en was gedoemd om permanent op het internet te blijven. In plaats van dit te accepteren besloot de Church van Scientology echter om hun legale macht te gebruiken om dit filmpje toch van het internet te halen; hierdoor voelde 18


Volonté Générale 2014 - n°1

Anonymous zich op de tenen getrapt. Voor ieder filmpje dat werd verwijderd, werden er tien geüpload; de advocaten van Scientology waren machteloos tegen de mankracht van Anonymous. Scientology heeft veel macht omdat het veel geld heeft en veel machtige mensen lid zijn. Echter, ze hebben uiteindelijk alleen maar macht binnen het systeem (binnen de wet). Anonymous werkt juist om het systeem heen. Het resultaat was dat Scientology veel dreigde met advocaten, maar dit had eigenlijk geen effect. De leden van Scientology kwamen een vijand tegen die ze niet helemaal begrepen en waarvan ze niet goed wisten hoe ze die zouden moeten bestrijden. Anonymous legde op grote schaal websites and andere diensten van Scientology plat (DDOSing), maar hackte ook emails om zo gevoelige gegevens naar buiten te brengen(DOXing). Uiteindelijk lukte het Anonymous niet om Scientology compleet te ruïneren, maar Anonymous is er wel in geslaagd de reputatie van Scientology te vernietigen en het publieke debat over deze ‘religie’ te heropenen. Deze ‘oorlog’ tegen Scientology, ook wel Project Chanology genoemd, werd in het begin alleen digitaal gevoerd. Mensen van Anonymous belden massaal de hotlines van Scientology zodat alle lijnen bezet werden, printers werden gehackt zodat ze duizenden zwarte vellen uitdraaiden, en heel veel pizza’s werden die dagen verkeerd bezorgd. Ook werden de email-accounts van veel belangrijke mensen binnen Scientology gehackt en werden gevoelige gegevens naar buiten gebracht. Één van de meer bekende technieken was het platleggen van websites doormiddel van DDOS. Door het gebruik van een programma genaamd The Low Orbit Ion Cannon kon men enorm veel data naar de servers van Scientology sturen waardoor die het uiteindelijk begaven. In 2008 kwam Anonymous voor het eerst in het Nederlandse nieuws, omdat een paar Nederlandse mensen werden gearresteerd. Het nadeel van de LOIC is namelijk dat je ip adres automatisch wordt meegestuurd, maar dit is weer makkelijk te verhelpen door een simpele proxy te gebruiken.

Deze digitale oorlog escaleerde langzaam totdat er uiteindelijk iets opmerkelijks gebeurde. Mark Bunker, een oude criticus van Scientology, publiceerde een filmpje waarin hij lof sprak over de daden van Anonymous, maar hij spoorde de groep aan om legale manieren van protest te gebruiken. Dit maakte een discussie los op 4chan en uiteindelijk werd besloten om de straat op te gaan. Om identificatie tegen te gaan en de gezichtsloze identiteit van Anonymous weer te geven, moest iedereen een masker dragen. Destijds was de film V for Vendetta (gebaseerd op de gelijknamige stripboek) erg populair en mensen van Anonymous besloten massaal om de ‘Guy Fawkes’ maskers te dragen. Opeens was Anonymous overal ter wereld bekend. In het verleden hadden protestbewegingen al vaker het internet gebruikt om acties te coördineren, maar dit was de eerste keer dat een protestbeweging was ontstaan op het internet. Deze verandering van Anonymous kwam echter niet zonder kritiek en leidde tot een fel debat op 4chan. Er waren mensen die geloofden dat Anonymous zou moeten helpen een nieuwe wereld te scheppen, maar er waren ook mensen die geloofden dat deze nieuwe idealen de ‘ware aard’ van Anonymous verraadden en het verzwakten. In het begin waren de moralistische leden in de meerderheid, maar nadat de beloften van ‘Project Chanology’ hopeloos naïef bleken te zijn, haakten velen af. Een kleine groep idealisten bleef bestaan, maar werd verjaagd van 4chan en vluchtte naar IRC, een primitieve maar relatief veilige chat client. Ook al wordt het naambordje van Anonymous nog steeds gebruikt op 4chan, Anonymous zoals die bekend is in de media heeft eigenlijk nog vrij weinig te maken met 4chan.

‘Information wants to be free’ Na de aanvallen op Scientology was het een tijdje stil binnen Anonymous. Dit veranderde in 2010 toen er berichten naar buiten kwamen dat grote mediabedrijven in Amerika opdracht gaven tot DDOS aanvallen op bijvoorbeeld ‘The Piratebay’. Uit wraak besloot Anonymous 19


Volonté Générale 2014 - n°1

zelf DDOS aanvallen uit te voeren op deze bedrijven (zoals de Recording Industry Association of America en de Motion Picture Association of America) waardoor hun websites niet langer beschikbaar waren. Een paar maanden later richtte Julian Assange, zelf een van de eerste ‘hacktivisten’ ooit, Wikileaks op. Voor diegenen die het zich niet meer herinneren, Wikileaks publiceerde bepaalde staatsgeheimen over bijvoorbeeld de oorlog in Irak. Wikileaks ontving donaties via Paypal, Visa, en Mastercard maar deze bedrijven moesten door politieke druk hun diensten weghalen van Wikileaks. In reactie hierop legde Anonymous (voor korte tijd) de diensten van Paypal plat. Het gevolg: ongeveer 5,5 miljoen dollar schade. Verder hielp Anonymous landen zoals Tunesië en Egypte door gevoelige data bloot te leggen over de toen heersende dictators, maar ook door datapakketten te verspreiden waarmee demonstranten over het internet konden communiceren zonder dat de overheid meekeek. Een aantal soortgelijke incidenten vond plaats in 2012 toen bijvoorbeeld de FBI Megaupload platlegde en de oprichter Kim Dotcom arresteerde. Uit wraak legde Anonymous toen een aantal Amerikaanse overheids-websites plat. Al deze acties lijken uitgevoerd te zijn door slechts een enkele groep, maar dit is eigenlijk niet het geval. Dit beeld is deels geschetst door de media die Anonymous niet goed begrepen. Daarnaast verspreidde Anonymous bewust allerlei (mis)informatie. De werkelijkheid is dat al deze acties werden uitgevoerd door verschillende groepen die zich bevonden op verschillende netwerken. Vaak hadden deze groeperingen geen contact en werkten ze af en toe zelfs tegen elkaar. Het enige dat deze groepen bindt, zijn de waarden die ze delen. Ook al zijn veel leden van Anonymous gearresteerd hun praktijken gaan door. Internetcensuur en ander onrecht wordt nog steeds door deze idealisten bestreden. Buiten het internet heeft Anonymous ook een plekje gekregen: tijdens protesten over de hele wereld zijn de beroemde maskers verschenen en als symbool heeft Anonymous zich in onze

tijdgeest genesteld. Mensen kunnen gearresteerd of vermoord worden maar ideeën zijn kogelvrij. De hoeveelheid macht waarover Anonymous beschikt, wordt vaak overdreven. Zelf suggereren ze dat ze de machtigste organisatie in de wereld zijn en veel journalisten geloven dit. De werkelijkheid is anders. Om te beginnen is DDOS geen effectieve manier van protest. Het is zoals graffiti plaatsen op een overheidsgebouw; het zorgt voor veel aandacht en controversie, maar de overheid voert gewoon zijn ideeën uit. Ook de hackers die de gevoelige gegevens hebben blootgelegd, gebruikten behoorlijk simpele hacks. Wat ze aantoonden was niet zozeer dat zich in Anonymous geniale hackers bevonden, maar dat de beveiliging van veel websites verouderd en slordig waren. Er zijn wel gevallen bekend zoals het Aaron Barr schandaal, waaruit blijkt dat Anonymous in staat is om deskundige hacks uit te voeren als ze maar genoeg onder druk worden gezet. Uiteindelijk is het belangrijkste wapen van Anonymous niet deskundige computervaardigheden maar het creëren van spektakel. Hier kan echter wel de verborgen macht van Anonymous liggen. Als symbool kan het gebruikt worden om kritiek te leveren in situaties waar het gevaarlijk is om je identiteit bloot te leggen.

‘Information is power’ Tegenwoordig zijn we de moderne tijd voorbij en bevinden we ons in het informatie tijdperk. Mark Zuckerberg, de oprichter van Facebook, verkondigde dat het tijdperk van privacy voorbij is. In zekere zin is dit waar maar privacy is nog wel beschikbaar voor de allerrijksten of voor deskundige hackers. Toen Edward Snowden bekent maakte dat de Amerikaanse overheid op grote schaal iedereen op de wereld bespioneerde, reageerde iedereen geschokt. Nadat het nieuws was ingezonken haalde vervolgens bijna de hele wereld hun schouders op en gingen ze verder met hun leven. Vaak wordt het argument geopperd dat als je niets verkeerd doet, je ook niets te verbergen hebt. Dit argument is helaas 20


Volonté Générale 2014 - n°1

enorm naïef en zou zelfs enigszins lachwekkend zijn, als het niet zo tragisch was. Als je weet dat alles wat je doet constant bekeken wordt zal je niet zo snel controversiële ideeën delen. De maatschappij verandert langzaam in een panopticum waar je (onderbewust) leert om niet te ver ‘buiten de box’ te denken. Helaas zal dit niet alleen grootschalige politieke verandering tegengaan, het zal ook de dood van creativiteit betekenen. Als mensen vroeger informatie over je wilden hebben, moesten ze privédetectives inhuren; sinds de opkomst van het internet is dit volkomen veranderd. Wij hebben zelf persoonlijke informatie gegeven aan Google en Facebook. Is het echt zo vreemd dat mensen er nu vrij toegang toe hebben? We moeten niet vergeten dat het internet geen kluis is maar een archief. Veel Nederlanders zeggen dat het ze niks uit maakt omdat ze toch niks te verbergen hebben. Dit argument is naïef en belachelijk. Iedereen heeft wel wat te verbergen, dat is normaal. Wat als je eigenlijk homo bent en je het graag persoonlijk wilt vertellen aan je ouders? Je ouders hadden het al kunnen lezen op je Facebook-pagina. Wat als je een nare recensie hebt achtergelaten over een restaurant, maar je uit wanhoop daar een paar jaar later solliciteert? Als ze je recensie terugvinden, nemen ze je niet aan. Of stel dat je een basisschoollerares bent die in haar vrije tijd buikdans filmpjes upload op youtube. Niet illegaal, maar het kan toch je baan kosten. Ik heb lang genoeg op het internet gezeten om te weten dat je leven compleet vernietigd kan worden zonder dat je maar iets illegaals gedaan hoeft te hebben. Slechts één kwaadwillend persoon hoeft je Facebook te geven aan de juiste mensen om je sociale leven compleet om zeep te helpen. Iedereen die een beetje oplette, zag dit natuurlijk allang aankomen. We moeten ons realiseren dat onze maatschappij een richting op gaat waarin informatie de valuta wordt. Degene met de meeste toegang tot informatie worden de belangrijkste mensen op aarde. Deze ontwikkeling is naar alle waarschijnlijkheid niet tegen te gaan, maar je kan je er wel op voor bereiden. Als je

verstandig bent leer je te werken met encryptie programma’s, leer je te begrijpen hoe Facebook en Google echt in elkaar zitten, leer je te begrijpen waar kennis is macht daadwerkelijk voor staat. Anonymous is mogelijk de antithesis tegen deze ontwikkeling. Als anoniem collectief kan het de macht over het individu verminderen. Gemarginaliseerde groepen kunnen doormiddel van anonimiteit onbevreesd hun mening uiten. Anonymous is het symbool voor onze behoefte aan vrijheid én aan privacy.  Anoniempje (n.v.t.) is een bewustzijn dat zich voornamelijk bevindt op het internet. Daadwerkelijke achtergrond en identiteit zijn irrelevant.

21


Volonté Générale 2014 - n°1

Waarom data een big deal is Tom de Ruijter Dataverkeer is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. De hele dag door sturen we elkaar berichtjes en foto’s via computer en smartphones, we regelen onze bankzaken via internet en zelfs de supermarkt verzamelt allerlei gegevens via onze bonuskaart. Hier en daar klinken wel geluiden dat het een kwalijke zaak is dat grote bedrijven als Facebook en Google zo veel van deze data opslaan. Maar waarom is dat eigenlijk een probleem? In dit artikel zal ik de schaal van het huidige dataverkeer schetsen aan de hand van een aantal ontwikkelingen. Daarna beschrijf ik wat verschillende partijen kunnen doen met verzamelde gegevens en hoe dit mogelijk schadelijk kan zijn. Er zijn een aantal instanties die burgers beschermen tegen uitbuiting van grote bedrijven, waarvan ik er enkele noem. Ik besluit mijn verhaal met een korte nuance en een advies. Wie zich verdiept in digitale privacy en dataverzameling, komt al gauw de term Big Data tegen. Big Data is een term die wordt gebruikt om in allerlei vakgebieden, inclusief de veiligheidsdiensten, technologische innovatie te benadrukken. Het is een concept dat op veel verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Innovatie wordt vaak ingezet voor het goede van de mens, maar het is belangrijk om kritisch te blijven, zeker als vooruitgang ook ingezet kan worden ten koste van dezelfde mens. Ingewijden in het vakgebied der éénen-en-nullen weten dat Big Data een fase is die de huidige periode van technologische vooruitgang kenmerkt. Men spreekt van Big Data wanneer het gaat om datasets die te groot zijn om ze nog te kunnen onderhouden met reguliere databasemanagementsystemen (zoals Microsoft Access en MySQL). Ik definieer Big Data als de volgende stap die nodig is om alle apparaten met elkaar te verbinden, om onze interactie met dezelfde technologieën prettiger te maken en die apparaten ‘slimmer’ maken. In 1985 heerste het idee dat ieder mens genoeg zou moeten hebben aan 640 KB

opslagruimte. Dat leek toen heel logisch: 640 KB staat ongeveer gelijk aan 1600 A4'tjes tekst, veel meer dan iemand ooit zou kunnen typen gedurende het leven van een computer. Inmiddels beschikken de meeste mensen niet over één, maar zelfs enkele machines die tienduizenden malen meer opslagcapaciteit hebben. Persoonlijke ervaring leert dat hoe groter mijn slaapkamer, hoe meer spullen er zijn om deze te vullen. Dit geldt ook voor computers. Stel je voor wat er gebeurt als ik niet één slaapkamer heb, maar enkele duizenden. Dat is precies wat er gebeurde met de komst van het internet. Pottenkijkers buiten houden is met een paar ramen nog wel te doen, maar omdat de digitale wereld steeds meer verbonden raakt met de fysieke wereld, is het net alsof iedereen in een dichtgepakte Vinex-wijk woont. Deze metafoor gaat niet veel verder, want niet veel mensen, studenten uitgezonderd, wonen, werken, eten én slapen in één kamer. Iedereen laat een spoor van digitale voetdrukken achter. Een artikel uit De Correspondent illustreert prachtig hoe alleen al het bij je dragen van een mobiele telefoon een nauwkeurige weergave van je dag geeft.1 Die data is inzichtelijk voor de telecomprovider en opvraagbaar door de Nederlandse veiligheidsdiensten. Ook als je een winkel binnenloopt, hangt daar een apparaat dat jouw mobiele telefoon herkent van een mogelijk eerder bezoek aan of van een bezoek aan een ander filiaal.

Kennis is macht; macht is geld

Persoonsgegevens zijn geld waard, met name voor de bedrijven waar de betreffende persoon mee te maken krijgt. Als je kippensoep koopt bij Albert Heijn met een bonuskaart, en daarnaast op Facebook plaatst dat je voor de zoveelste keer flink verkouden bent, dan zijn deze afzonderlijke gegevens weinig waard. Gecombineerd zijn ze echter potentieel interessant voor je verzekeraar.2 Die plaatst je vervolgens in een hogere risicogroep, 22


Volonté Générale 2014 - n°1

waardoor je meer premie betaalt. Nog een voorbeeld, dat overigens echt is gebeurd. Een filiaal van de Amerikaanse supermarktketen Target kreeg bezoek van een boze vader. De keten had zijn dochter kortingsbonnen gestuurd voor luiers, babykleertjes en andere kinderproducten. Zijn dochter zat nog op de middelbare school en was volgens hem helemaal niet zwanger. De folder was kul en laster. Enkele dagen later belde de vader op om zijn excuses aan te bieden. Zijn kleinkind zou augustus 2012 geboren worden. Wat bleek? Zijn dochter had parfumloze badproducten aangeschaft. De statistici van de keten waren zich goed bewust van het feit dat het reukvermogen van vrouwen sterk gevoeliger wordt tijdens de zwangerschap.3 We genereren met z'n allen heel veel data. Over een deel daarvan hebben we geen macht. Voor het deel waar we eigenlijk wel macht over hebben, ‘kiezen’ we vaak om de macht weg te geven. Bijvoorbeeld wanneer je gebruik maakt van een dienst van Google; zoekopdrachten en kalenderafspraken worden nauwkeurig bewaard. Het is betwistbaar of dit een bewuste keuze is. De verzamelde data wordt verkocht aan bedrijven door data brokers – Facebook is zo'n dienst – om bijvoorbeeld advertenties persoonlijk toe te spitsen. Jij krijgt niets. If something's free, you're probably the product.4

grenzen, China, Rusland en Noord-Korea uitgezonderd. Als het internet gereguleerd moet worden, is het noodzakelijk internationale afspraken te maken. Echter, alleen met wetten zijn we er nog niet. Zeker met mensen als minister Plasterk, die een voorbeeld nemen aan de NSA en het respect voor de huiselijke omgeving en het recht op persoonlijke afzondering aan hun laars lappen.7 Er zijn een aantal groeperingen die op hun eigen manier de rechten van de digitale Nederlander nastreven. Bits of Freedom is zo’n organisatie, bestaande uit mensen met kennis van zaken. 8 Ze beschrijft zichzelf als ‘invloed-rijke burgerrechtenbeweging’ die gerechtelijke wandaden in het nieuws brengt en bij de politiek aankaart. Anonymous is ook zo’n beweging, maar die is anarchistisch van aard en gebruikt onorthodoxe middelen, vergelijkbaar met een krakervereniging. Er zijn gelukkig technische beperkingen die voorkomen dat de wereld verandert in de Big Brother-wereld van George Orwells 1984. Een voorbeeld van zo’n technische beperking is dat de groei van opslagruimte vaak vele malen sneller gaat dan de snelheid waarmee we de opgeslagen informatie kunnen verwerken. Ook is er niet één partij die al onze data opslaat. Wederom is de mobiele telefoon een mooi voorbeeld. Applicatieontwikkelaars van gebruikte toepassingen zien slechts delen van het totaalplaatje van een gebruiker. Dat is ook herkenbaar vanuit het dagelijks leven; de slager in het dorp weet misschien dat je van varkenskarbonade houdt, maar de verjaardag van je partner is hem onbekend. Al lijkt sociale media deze afstand te verkleinen, er is tot op de dag van vandaag nog steeds niet één partij die alle informatie heeft. Dat wil niet zeggen dat we niet waakzaam moeten zijn. Toen Google een aantal maanden geleden persoonsgegevens van al zijn diensten (zoals Gmail, YouTube, Calender) combineerde, vreesde men dat Google te veel informatie per individu zou verkrijgen.9 Waarom is dat een probleem? Nu, als een vrouw een boek over borstkanker koopt, zegt dat niet heel erg veel.

Vrijwaren en voorkomen

Om burgers te beschermen, zouden er bijvoorbeeld nieuwe wetten en toezichtorganen gecreëerd kunnen worden. Het Europees Parlement werkt al een aantal jaar aan een verordening die de huidige datawetgeving in Europa moet vervangen. Deze wet heeft als doel het beschermen van persoonsgegevens en het bevorderen van vrije handel in data en innovatie.5 Als die wet er komt, vervalt de Nederlandse wet Bescherming Persoonsgegevens. De slepende discussie tussen partijen en lobbyisten is op dit moment in de koelkast gezet, in ieder geval tot na de Europese verkiezingen in mei 2014.6 Waarom een nieuwe wet als er al wetgeving bestaat? Het internet kent geen

23


Volonté Générale 2014 - n°1

Als dezelfde vrouw een pruik koopt, evenmin. Maar wanneer die informatie gecombineerd wordt, heeft een groot bedrijf dat over deze informatie beschikt, gegevens in handen die schadelijk kunnen zijn voor de vrouw. Ook hier geldt immers: deze gegevens kunnen worden doorverkocht aan derden, zoals verzekeraars en supermarkten, die vervolgens zullen proberen om meer geld aan je te verdienen. Het Amerikaanse Datacoup zegt een poging te doen om de macht over data terug bij de persoon te leggen.10 Hun boodschap is de volgende: geef ons zoveel mogelijk van je data, dan verkopen wij het voor je en verdien jij ook nog wat. Door bijvoorbeeld je bankgegevens, browsergeschiedenis en LinkedIn-profiel te uploaden, kun je enkele dollars per maand uitgekeerd krijgen. Dat lijkt te mooi om waar te zijn. Waarom kan zo’n bedrijf geld uitkeren voor persoonsgegevens van diverse bronnen? Omdat deze informatie gekoppeld is aan één specifiek persoon, en daardoor in waarde stijgt.

Het recht op privacy bestaat nog steeds, al wordt het vaker en makkelijker geschonden dan twintig jaar geleden. Een frequent gehoord argument is: ‘als je niets te verbergen hebt, dan mogen we controleren wat je doet.’ Dat impliceert als je dergelijke privacyschending niet toestaat, je iets te verbergen hebt. Die redenering is fout om een aantal redenen.12 Zo heeft iedereen wel iets te verbergen, ook al ben je daar misschien niet van bewust. Het is een van je rechten als Europees staatsburger om delen van je leven te verbergen voor buitenstaanders.13 Waarom zou je anders gordijnen ophangen? Daarbij slaat de uitspraak 'niets te verbergen hebben' de hele discussie over de betekenis van privacy over. Je zou het ook zo kunnen zien: ‘Ik heb niets te verbergen, maar dat hoeven ze niet te weten.’14 Als gewone burger kun je maar zo veel doen. Het is dan ook belangrijk om kritisch te blijven wanneer bedrijven om jouw gegevens vragen. Is het echt nodig dat een spelletje op mijn mobiele telefoon toegang heeft tot mijn persoonlijke contacten? Of dat Albert Heijn mijn thuisadres weet, zodat ik aanbiedingen van slechts tientallen centen krijg? Is een kleine besparing in ruil voor mijn privacy het me waard, of laat ik die ‘gratis’ diensten liever links liggen? Natuurlijk verandert de invulling van privacy wanneer de wereld om ons heen verandert. Toch blijft de kern hetzelfde: als burger heb je recht om met rust gelaten te worden, om onbespied en onbewaakt te leven. Dat betekent wel dat je zelf ook moet oppassen dat je niet zomaar informatie prijsgeeft, omdat de ‘voordelen’ daarvan jou op dat moment even uitkomen. Je gaat toch ook niet zomaar een maandelijkse donatie aan een bedrijf aan vanwege een ‘geweldig’ welkomstcadeau? Kortom, neem niet alles zomaar aan, en bovenal: blijf kritisch! 

Informatiewinning is niet nieuw

Het verzamelen van data is niet nieuw: de KGB (Russische geheime dienst), telemarketing in de jaren 1980-1990 en de gehele (medische) wetenschap bestonden al. Deze technieken worden gebruikt om een persoonlijk profiel te creëren, dat ingezet wordt om voorspellingen over gedrag en aankopen te doen. Zo’n profiel ontstijgt dus de opslag van gegevens, omdat toekomstige gebeurtenissen met grote nauwkeurigheid voorspeld kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer twee mensen een intieme relatie aangaan of verbreken.11 Dergelijke modeltechnieken worden al langer gebruikt in de medische wereld om bijvoorbeeld borstkanker in mammografieën (borstfoto's) te detecteren. Het dagelijkse leven lijkt weinig te lijden onder alle ontwikkelingen. Integendeel, het lijkt alleen maar makkelijker te worden. Zo weet mijn mobieltje dat ik de bus wil nemen naar de stad, nog voordat ik expliciet om het busrooster vroeg.

Tom de Ruijter (1991) is masterstudent Informatica en Datawetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

24


Volonté Générale 2014 - n°1

via: http://ec.europa.eu/justice/ newsroom/dataprotection/news/130206_en.htm (geraadpleegd op 22 februari 2014). 6 ‘Data Protection Day 2014: Full Speed on EU Data Protection Reform’, European Commission - MEMO/14/60 (27 januari 2014), online beschikbaar via:

http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO14-60_en.htm (geraadpleegd op 22 februari 2014). 7 T. van der Kolk, ‘Heeft Plasterk 'zijn' geheime diensten wel onder controle?’, De Volkskrant (5 februari 2014), online beschikbaar via: http://www.volkskrant.nl/vk/ nl/13524/De-afluisterpraktijken-van-deNSA/article/detail/3590958/2014/02/05/Heef t-Plasterk-zijn-geheime-diensten-wel-ondercontrole.dhtml (geraadpleegd op 22 februari 2014). 8 Voor meer informatie zie de website van Bits of Freedom: http://bof.nl (geraadpleegd op 22 februari 2014). 9 ‘The Danger in Google’s New Privacy Policy’, Fast Fedora blog (z.d.), online beschikbaar via: http://blog.fastfedora.com/2012/01/danger-ingoogles-new-privacy-policy.html (geraadpleegd op 22 februari 2014. 10 Voor meer informatie zie de website van Datacoup: http://www.datacoup.com (geraadpleegd op 22 februari 2014). 11 L. Backstrom en J. Kleinberg, ‘Romantic Partnerships and the Dispersion of Social Ties: A Network Analysis of Relationship Status on Facebook’ (24 oktober 2014) online beschikbaar via: http://arxiv.org/abs/1310.6753 (geraadpleegd op 22 februari 2014). 12 Het volgende artikel schetst een vollediger beeld over de kwestie: M. Marlinspake, ‘Why ‘I Have Nothing to Hide’ Is the Wrong Way to Think About Surveillance’, Wired.com (13 juni 2013) online beschik baar via: http://www.wired.com/opinion/2013/06/whyi-have-nothing-to-hide-is-the-wrong-way-tothink-about-surveillance/ (geraadpleegd op 22 februari 2014). 13 Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. 14 Deze tekst is afkomstig van een poster van Loesje, zie http://www.loesje.nl/ posters/nl1210_0/ (geraadpleegd op 22 februari 2014)

1 D. Tokmetzis, 'Hoe je onschuldige smartphone bijna je hele leven doorgeeft aan de geheime dienst', De Correspondent, online beschikbaar via: https://decorrespondent.nl/528/hoe-jeonschuldige-smartphone-bijna-je-hele-levendoorgeeft-aan-de-geheime-dienst/ (geraadpleegd op 22 februari 2014). 2 De Albert Heijn kwam recent in verlegenheid om hun slechte omgang met klantendata. Dat verbloemde het concern met de introductie van een nieuwe bonuskaart, waarmee nog meer klantgegevens verzameld en gebundeld worden. Zie bijvoorbeeld: http://www.consumentenbond.nl/actueel/nieu ws/nieuwsoverzicht-2013/ah-bonuskaart-zolek-als-een-mandje/ (geraadpleegd op 22 februari 2014). 3 K. Wagstaff, ‘How Target Knew a High School Girl Was Pregnant Before Her Parents, Time Tech (17 februari 2012), online beschikbaar via: http://techland.time.com/ 2012/02/17/how-target-knew-a-high-schoolgirl-was-pregnant-before-her-parents/ (geraadpleegd op 22 februari 2014). 4 Over de oorsprong van dit veelgebruikte citaat: http://blogs.law.harvard.edu/futureoftheinterne t/2012/03/21/meme-patrol-when-somethingonline-is-free-youre-not-the-customer-yourethe-product/ (geraadpleegd op 27 februari 2014). 5 ‘The Proposed General Data Protection Regulation: The Consistency Mechanism Explained’, European Commission Data Protection Newsroom (6 februari 2013), online beschikbaar

25


Volonté Générale 2014 - n°1

Marokkaanse moraliteit in beweging Marte van den Bosch Jongeren van Marokkaanse komaf zijn sterk oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. In 2009 is ongeveer één op de twintig Marokkaanse jongeren aangehouden voor een misdrijf, terwijl onder autochtone Nederlandse jongeren slechts één op de honderd is aangehouden. Wanneer meisjes, die bijna niet in aanmerking komen met justitie, buiten beschouwing worden gelaten, blijkt 13% van de minderjarige Marokkaanse jongens verdacht te zijn geweest van een misdrijf. Onder jongvolwassenen is dit zelfs 20%, wat betekent dat één op de vijf jongvolwassen Marokkaanse jongens verdacht is geweest in 2009.1 In 2010 waren deze cijfers nog steeds van toepassing. Hoewel deze cijfers erop kunnen wijzen dat de politie Marokkaanse jongeren meer in de gaten houdt, geven Marokkaanse jongeren zelf aan dat ze inderdaad vaker te maken hebben met problemen als agressie en delinquentie.2 De hogere delinquentie onder Marokkaanse jongeren kan te verklaren zijn vanuit het feit dat Marokkaanse jongeren vaak een cultuurconflict ervaren. De cultuur van het land van herkomst is moeilijk te verenigen met de cultuur van de Nederlandse samenleving. Marokkaanse jongeren moeten schipperen tussen verschillende, soms contrasterende eisen die in verschillende contexten bestaan. Hierdoor ontstaat een situationele moraliteit, waarbij in verschillende situaties verschillende waarden van belang worden geacht. Zo zal het in het gezin zeer belangrijk zijn om onvoorwaardelijk te gehoorzamen aan je ouders, terwijl op school juist assertiviteit en het opkomen voor je eigen mening wordt verwacht. Omdat Marokkaanse ouders de culturele eisen van de Nederlandse samenleving niet altijd goed kennen, worden de jongeren niet goed voorbereid om goed te functioneren in de Nederlandse maatschappij. De culturele integratie van Marokkaanse jongeren lijkt hierdoor te stokken. Marokkaanse jongeren leren geen flexibiliteit aan waarmee zij zich in verschillende culturele

contexten kunnen begeven. Hierdoor zullen zij zich in veel situaties niet veilig voelen en identificeren zij zich niet met Nederland of de Nederlandse instituties, waardoor de stap naar criminaliteit eerder gemaakt is. In het huidige integratiebeleid worden vrouwen aangemerkt als sleutelfiguren die de culturele integratie van Marokkanen zouden kunnen bewerkstelligen door hun kinderen te socialiseren in de Nederlandse waarden. De opvoeding wordt in dit verband gezien als hoeksteen in de vorming van ‘goede’ Nederlandse burgers. Het gezin is immers de primaire plek voor de overdracht en internalisering van waarden en normen.3 Als in de opvoeding van Marokkaanse gezinnen voldoende aandacht zou zijn voor de Nederlandse waarden en gebruiken, zouden Marokkaanse jongeren dus beter integreren in de Nederlandse samenleving. De wijze waarop waarden worden overgedragen bepaalt op welke manier een kind de waarden van een gemeenschap aangeleerd krijgt. Deze morele vorming vindt plaats in verschillende settings. De bredere context waarin een gezin acteert, speelt een rol in het genereren en internaliseren van waarden. Het ligt voor de hand dat de wijze waarop deze waarden worden overgedragen per cultuur verschilt. Op welke manier worden opvoedingswaarden overgedragen binnen Marokkaanse gezinnen en hoe komt de morele vorming van een Marokkaans-Nederlands kind tot stand?

Opvoedingsstijlen Nederlanders

van

Marokkanen

en

Opvoedingsstijlen representeren het opvoedingsgedrag van ouders, wat uiteen valt in twee dimensies, te weten ondersteuning en controle. 4 De dimensie controle betreft de eisen en verwachtingen die ouders het kind stellen. Het is gedrag dat erop gericht is het gedrag van het kind te veranderen. Ondersteuning, of responsiviteit, omvat 26


Volonté Générale 2014 - n°1

daarentegen de reacties van de ouders op de eisen en verlangens van het kind. Het is gericht op het fysieke en emotionele welzijn van het kind, drukt liefde uit naar het kind en heeft tot doel dat het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt. Op basis van deze dimensies vier opvoedingsstijlen, namelijk ‘autoritatief’, ‘autoritair’, ‘permissief’ en ‘verwaarlozing’. Ouders die een autoritatieve opvoedingsstijl hanteren, scoren zowel hoog op ondersteuning als op (autoritatieve) controle. Er worden dus verwachtingen geformuleerd naar het kind en het kind wordt ook ondersteund in het voldoen aan deze verwachtingen. De eisen die ouders stellen zijn duidelijk geformuleerd en worden consequent nageleefd. Bij het stellen van regels worden regels uitgelegd en ouders doen een beroep op het begrip van het kind. Straffen gebeurt niet op basis van macht, maar op basis van rede. Het uitdelen van straffen wordt dan ook beargumenteerd. Er vindt een open communicatie tussen ouders en kind plaats waarbij ieder zijn eigen mening kan geven en er naar elkaar geluisterd wordt. Autoritatieve ouders focussen op zelfstandigheid, maar stellen hierbij duidelijke grenzen die begripvol aan het kind worden uitgelegd. De autoritatieve stijl wordt gezien als de opvoedingsstijl met de meest positieve invloed op de ontwikkeling van kinderen. Een autoritaire opvoedingsstijl houdt in dat ouders autoritaire controle uitoefenen op hun kind, maar daarbij weinig ondersteunend en responsief zijn. Ze scheppen voor het kind een geordende, gestructureerde omgeving, waarin duidelijke regels gelden. Gehoorzaamheid staat bij autoritaire ouders hoog in het vaandel, wat inhoudt dat kinderen vaak zonder vragen behoren te gehoorzamen. Tegenspreken van de ouders wordt niet op prijs gesteld, de macht van de ouders moet te allen tijde geaccepteerd worden. Door middel van strenge straffen, die niet richting het kind worden toegelicht of verantwoord, wordt geprobeerd het gedrag van het kind te veranderen.

Nederlandse ouders zijn over het algemeen warm en intensief ondersteunend. Ze zijn gevoelig voor de signalen die kinderen geven, en gaan hier affectief en positief op in. Bovendien geven ze vaak aan dat ze van het kind houden en troosten ze het kind in gevallen waarin dit nodig is. Qua controle zijn Nederlandse ouders met name autoritatief. De ouders steunen niet enkel op hun gezag en geven het kind inspraak in beslissingen. Daarnaast wordt de autonomie van het kind benadrukt in interactie met het kind en moedigen ouders kinderen aan om onafhankelijk te zijn. Autoritaire controle wordt minder ingezet dan autoritatieve controle, maar komt zeker voor, met name in de vorm van belonen. Als een kind zich goed gedraagt, wordt het wel eens beloond door middel van een complimentje of een leuke activiteit. Tijdens straffen wordt niet altijd een even goede uitleg gegeven en wordt bovendien de stem vaak verheven. Kinderen worden regelmatig naar hun kamer gestuurd, maar negeren of fysieke straffen komen als autoritaire methode amper voor. 5 Bovendien speelt conformisme een grote rol in de Nederlandse opvoeding, zelfs een grotere rol dan autonomieontwikkeling.6 Het traditionele rollenpatroon met betrekking tot de taken van vaders en moeders is in een meerderheid van de gezinnen niet meer zo sterk aanwezig. Moeders maken wel meer gebruik van autoritatieve controle dan vaders, die meer op een autoritaire manier controle uitoefenen op kinderen. Daarnaast zijn moeders meer ondersteunend, hoewel Nederlandse jongeren ook steun van hun vader ondervinden. Nederlandse ouders brengen over het algemeen dus een autoritatieve opvoedingsstijl in de praktijk, maar vormen van autoritaire controle zijn hierin niet altijd vreemd. Al met al kun je zeggen dat de Nederlandse gezinsopvoeding een positief verloop kent, maar dat het niet een opvallend eigen gezicht kent. Marokkaanse moeders zijn, net als Nederlandse ouders, zeer ondersteunend. Ondersteuning van Marokkaanse moeders heeft echter een meer collectivistisch karakter

27


Volonté Générale 2014 - n°1

dan de ondersteuning van Nederlandse ouders. De steun is minder individugericht en is vooral gericht op het in stand houden van de groep. Wat betreft controle zijn er meer verschillen tussen Nederlandse en Marokkaanse ouders. Hoewel autoritatieve controle langzaam zijn ingang begint te vinden bij Marokkaanse gezinnen, zijn zij minder gericht op het benadrukken van de autonomie van het kind en meer op conformisme dan Nederlandse ouders. Wel geven Marokkaanse moeders veel uitleg bij de beslissing die zij nemen omtrent het kind. Straffen en belonen zijn echter ook methoden die Marokkaanse moeders niet schuwen. Strenge, soms zelfs fysieke straffen, komen nog regelmatig voor bij Marokkaanse gezinnen. Marokkaanse moeders brengen dan ook meer autoritaire controle in praktijk dan Nederlandse ouders, maar nog steeds scoren ze er niet hoog op. Vaders spelen een marginale rol in de opvoeding, maar wanneer er streng opgetreden moet worden, komen vaders regelmatig om de hoek kijken. Vaders worden door Marokkaanse jongeren dan ook als dominant en streng ervaren. Jongeren geven aan dat ze weinig steun van vaders ondervinden.7 Er lijkt een mengvorm van controle te zijn ontstaan, waar bij autoritatieve en autoritaire controle elkaar afwisselen en aanvullen. Onderzoek wijst uit dat de meeste Marokkaanse gezinnen deze warme, maar qua controle gemengde, opvoedingsstijl gebruiken. Daarnaast komen een warme, autoritaire opvoedingsstijl (hoog op ondersteuning, hoog op autoritaire controle, laag op autoritatieve controle) en een ‘klare’ – dat wil zeggen dat de opvoeding bijna afgerond is – opvoedingsstijl, die zich kenmerkt doordat ze slechts gematigd autoritatief is en laag scoort op beide andere dimensies, veel voor. Al met al lijkt er zich een verschuiving af te tekenen van een traditionele, autoritaire opvoedingsstijl – zoals deze in vroeger in Marokko gebruikelijk was – naar een autoritatieve opvoedingsstijl, waarin ook autoritaire elementen aanwezig zijn. De eerste generatie maakt nog steeds veel gebruik van autoritaire controle, maar de jongere

generatie, met name de hoger opgeleide mensen hierbinnen, richten zich meer op autoritatieve controle, bijvoorbeeld door meer onderhandeling en uitleg in de praktijk te brengen. De opvoedingsstijlen blijken tegenwoordig dan ook niet erg te verschillen tussen Nederlanders en Marokkanen, maar Marokkaanse ouders gebruik nog wel steeds meer autoritaire en minder autoritatieve methoden om controle op hun kinderen uit te oefenen. 8 Daarnaast richten Marokkaanse ouders zich meer op conformisme van de kinderen dan op autonomieontwikkeling.

Privé en publiek

Door de tweestrijd tussen autonomie en conformisme ontstaat er een sterk onderscheid tussen het privé- en publieke domein. Er ontstaat niet zozeer een ontwikkeling van het privédomein – conformisme blijft heel belangrijk – waardoor de pluriformiteit tussen de verschillende omgevingen waarin een kind leeft, blijft bestaan. Het gezin blijft in feite losstaan van de overige systemen, maar kinderen leren door de mengvorm van opvoedingsstijlen wel goed om te gaan met deze pluriformiteit. Marokkanen leren zich flexibel op te stellen, omdat ze zich in de verschillende contexten naar verschillende sociale eisen moeten kunnen voegen. Door het onderscheid tussen publiek en privé zijn Marokkaanse kinderen genoodzaakt een functionerend meervoudig zelf te ontwikkelen. De ontwikkeling is vanuit Pels’ oogpunt te verklaren, aangezien er steeds meer Marokkaanse ouders zijn die de sociale eisen van de Nederlandse maatschappij kennen en er dus beter in slagen om hun kind goed voor te bereiden op de Nederlandse samenleving. Kinderen groeien op met een beter beeld van de Nederlandse samenleving en krijgen steeds meer mee van de Nederlandse waarden. Marokkaanse jongeren leren zich functioneel tussen twee culturen te begeven. Bij een goed functionerend meervoudig zelf, kan een Marokkaan de privésfeer zonder moeite gescheiden houden van het publieke domein en kan de mengvorm van opvoedingsstijlen 28


Volonté Générale 2014 - n°1

bijdragen aan een goed functionerende Marokkaanse gemeenschap in Nederland die enerzijds zijn cultuur continueert, maar anderzijds weet wat van hem verwacht om in de Nederlandse maatschappij succesvol te zijn.  Marte van den Bosch (1988) heeft, na een bachelor Cultuur- en godsdienstpsychologie, Religie & Beleid gestudeerd. Vanaf het begin van haar studie heeft ze zich gericht op integratieprocessen van met name islamitische migranten in Nederland.

L. Van Noije en R. Kessels, ‘Verdachten, slachtoffers en onveiligheidsgevoelens’, in: M. Gijsberts e.a. (ed.), Jaarrapport integratie 2011 (Den Haag 2011) 204. 2 M. Deković en J.J. Asscher, ‘Risicoreductie. Interventies voor jongeren die antisociaal gedrag vertonen. Kenmerken, werkzame mechanismen en moderatoren van effectiviteit’, in: D. Brons e.a. (ed.), Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren (Den Haag 2008) 111. 3 U. Bronfenbrenner, ‘Toward an experimental ecology of human development’, American Psychologist 32 (1977) 513531. 4 D. Baumrind, ‘Effects of authoritative parental control on child behavior’, Child Development 37 (1966) 887-907. 5 Voor meer informatie over ondersteuning en controle bij Nederlandse gezinnen, zie: F. Bucx en S. de Roos, ‘Opvoeden in Nederland’, in: F. Bucx, Gezinsrapport 2011 (Den Haag 2011) 152-180; en J. Rispens e.a. (ed.), Opvoeden in Nederland (Assen 1996). 6 C. Nijsten, ‘Opvoedingsgedrag’, in: T. Pels (ed.), Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en de pedagogische afstemming tussen gezin en school (Assen 2000) 56-87. 7 Voor meer informatie over ondersteuning en controle bij Marokkaanse gezinnen, zie: T. Pels, Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. De creatie van een nieuw bestaan (Assen 1999); en T. Pels en C. Nijsten, ‘Jongeren over hun opvoeding’, in: T. Pels (ed.), Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en de pedagogische afstemming tussen gezin en school (Assen 2000) 88-113. 8 T. Pels en M. de Haan, Continuity and change in Moroccan socialisation: A review of the literature on socialisation in Morocco and among Moroccan families in the Netherlands (Utrecht 2003). 1

29


Volonté Générale 2014 - n°1

De werkelijkheid op zijn beloop laten Interview met Emma Westermann Emma Westermann is regisseur en scenarist. Ze maakte onder andere de documentaires Jan Mesdag zingt Brel (2008) en Generatie Nooitgenoeg (2011). Volonté Générale sprak haar over haar werk en in het bijzonder over de laatstgenoemde documentaire.

waren begonnen heb ik na mijn studie de documentaire gemaakt. Met hen als producent heb ik ook Generatie Nooitgenoeg gemaakt. De documentaire Generatie Nooitgenoeg is in opdracht van de Dr. Anna Terruwe Stichting gemaakt. Waarom heeft deze stichting je benaderd en wat sprak je aan in het project? Mensen van de stichting benaderden mij als filmmaker, omdat zij mijn documentaire over Jan Mesdag hadden gezien. Zij vonden de documentaire mooi en zochten iemand die in een film het gedachtegoed van Anna Terruwe kon verwerken. In principe zijn haar ideeën heel eenvoudig en logisch. Terruwe gaat vooral in op het belang van het gevoel dat de mensen om je heen jou in je waarde laten. Dat je door je omgeving wordt gestimuleerd je eigen talent en persoonlijkheid te ontdekken. Maar de boeken zijn geschreven in de jaren 1960 en 1970. Ze zijn best wel braaf voor moderne maatstaven en geschreven in wollige taal. Eigenlijk moet je het werk meerdere malen lezen voordat je er echt in zit. Daarnaast moet je de tekst in zijn context plaatsen. De opdracht van de stichting was heel helder: vertel een verhaal waardoor het gedachtegoed van Anna Terruwe in relatie tot het nu wordt gebracht.

Wist je al vroeg dat je filmmaker wilde worden? Het is begonnen met schrijven. Ik wilde creëren, verhalen vertellen. Na mijn middelbare school heb ik een jaar lang een schrijfopleiding gedaan. Ik wilde het liefst theatermaker worden. Mijn mentor op de middelbare school stimuleerde mij hier in. Pas tijdens de opleiding Theater-, Film- en Televisiewetenschap kwam ik erachter hoe veel ik van film en televisie hield. Ik had echter nooit de link gelegd dat ik een film of documentaire zou kunnen maken. Tijdens mijn studie volgde ik workshops film maken en toen merkte ik hoe leuk het is om én te schrijven én met beelden te werken. Je kunt het publiek echt een gevoel meegeven of juist om de tuin leiden. Hoe is je eerste documentaire ontstaan? Toen ik jong was hoorde ik van mijn vader over zijn vriend Jan Mesdag. Mijn vader had een afscheidsbrief van hem boven zijn bureau hangen. Ik was hierdoor geïntrigeerd en ik werd nieuwsgierig naar die vriend die heel jong was overleden. Door mijn nieuwsgierigheid kwam ik erachter dat het een zanger was met een hele mooie stem, maar niemand kende hem. Ik wilde zijn verhaal leren kennen en zijn verhaal vertellen. Eerst dacht ik aan een boek, maar dan hoor je de stem niet. Maar ook geen radio, want ik wilde hem ook zien. Het moest dus een film worden, een documentaire want ik wilde hem zelf laten zien en niet nagespeeld. In de tijd dat dit speelde had ik een interessant college over documentaire. Het hele blok ging daarover. Hierna kreeg ik de kans om stage te lopen bij een documentairemaker, waardoor ik merkte: dit is was ik wil doen! Samen met twee studievrienden die net een productiebedrijf

In de documentaire leg je de link met de generatie die is opgegroeid in de jaren 1980 en 1990. Welke link ligt er tussen het werk van Terruwe en deze generatie? In een van haar boeken schreef Terruwe over mensen die eind jaren 1960, begin jaren 1970 – dus na de ontzuiling – naar haar praktijk kwamen. Inmiddels was er veel vrijheid ontstaan en jonge mensen konden eigen keuzes maken. Die mensen zeiden: ‘We mogen nu alles en we kunnen nu alles. We hebben drank, we hebben drugs en we mogen seks hebben. Alles kan. Kunt u ons vertellen hoe we gelukkig kunnen worden, want dat lukt nog steeds niet.’ Toen ik dat las dacht ik: ‘Hé, dat is grappig. Daar hadden we het gisteren in de kroeg ook over.’ Ik vond het interessant 30


Volonté Générale 2014 - n°1

omdat veel mensen, waaronder ikzelf, er vanuit gaan dat jouw generatie als eerste iets beleeft.

het dertigersdilemma ontstaan en in welk historisch en economisch perspectief moeten wij dit zien? Nienke Wijnants is de auteur van het boek Het Dertigersdilemma. Bij haar had ik meteen een goed gevoel. Zij kon goed vertellen over het ontstaan van het probleem en haar ideeën erover. Zelf had zij ook last gehad van facetten van het dilemma, maar zij wilde niet over haar eigen ervaringen spreken. Toch proef je het wel door haar verhaal heen. Je ziet niet alleen de professional, maar ook af en toe een glimp van haarzelf als persoon. Hoe zou jij het dertigersdilemma definiëren? Je zou het het best kunnen beschrijven als een combinatie van keuzestress, prestatiedruk en niet precies weten wat je wil of wie je bent. Dit alles opgewekt doordat je op die leeftijd zo veel keuzes moet maken die aanvoelen als onomkeerbaar. En die dat in sommige gevallen, zoals de beslissing of je kinderen zou willen krijgen, ook zijn. Het woord dertigersdilemma vind ik daarbij wel verwarrend, omdat het meer een levensfase beschrijft dan een kalenderleeftijd.

Herkende je dat gevoel bij jezelf? Nee, niet echt. Ik hoorde er wel over in mijn omgeving, maar zelf had ik er geen last van. Er was weinig twijfel. Ik was midden twintig. Afgestudeerd, ik had toen een relatie en een leuk huis. Ik wist wat ik wilde qua werk en ik was daar druk mee bezig. Het was bij het maken van Generatie Nooitgenoeg ook wel fijn dat het niet vanuit een eigen zoektocht begon. Ik wilde het vooral begrijpen. Pas later, door het maken van de film, durfde ik kwetsbaarder naar mijzelf te kijken en te denken: ‘Eigenlijk heb ik er wel last van, alleen op een andere manier.’ Ik had last van het idee dat ik alles binnen vijf jaar bereikt wilde hebben. Dat zorgde voor veel druk. Daarnaast zorgde het feit dat het mijn tweede film was voor druk. De eerste was goed ontvangen, dus de tweede moest perfect zijn. Dat verwachtten mensen – althans, dat gevoel had ik. Ik begon te merken dat ik wel heel veel wilde. In die zin was de film ook voor mij een eyeopener.

De termen lopen allemaal door elkaar. Je hebt ook de quarterlife crisis. Zijn er verschillen of zijn het termen voor hetzelfde gevoel? Qua wat mensen ervaren raakt het elkaar heel erg. Toch, twintigers en dertigers beleven echt andere levensfasen. Er zijn subtiele verschillen. Praktisch gezien, de dertigers van nu zitten al in het werkende bestaan. Zij hebben daar stress over. Twintigers van nu studeren bijvoorbeeld nog of zijn net afgestudeerd. Zij hebben weer andere problemen, namelijk: ‘Kan ik überhaupt wel een baan krijgen?’ De reality check van de crisis kregen zij tijdens hun opleiding. Dertigers zijn opgeleid met het idee van ‘alles kan en ik kan alles worden.’ De crisis, de klap van de realiteit, kwam pas toen ze al aan het werk waren. Daarnaast zit bij het dertigersdilemma ook veel meer het hele aspect van relaties en kinderen krijgen. Echter, in principe zijn quarterlife crisis, het dertigersdilemma en ook de midlife crisis dezelfde soort dingen. De nuance ligt in de vragen die je jezelf stelt afhankelijk van de

In de documentaire stel je twee professionals en twee ervaringsdeskundigen centraal. Waarom heb je voor deze opzet gekozen? In het begin van de film wilde ik eerst het probleem poneren en dan daar op doorgaan om te zien of we tot een soort conclusie of oplossing konden komen. Vanuit die gedachte ben ik op zoek gegaan naar sprekers. Ik ging met iedereen praten, los van het feit of ze wel of niet in de film kwamen. Twintigers en dertiger die last hadden van quarterlife crisis of dertigersdilemma's. Maar ook psychologen, wetenschappers en economen. Ik wilde veel informatie vergaren en dat werkte inspirerend. Gaandeweg kwam ik tot het idee om twee professionals en twee ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. De acteur Jochum ten Haaf en schrijfster/theatermaker Nazmiye Oral in het laatste geval. Zij spraken over hun eigen ervaringen. Bob Goudzwaard duidde het probleem als historicus en econoom: hoe is

31


Volonté Générale 2014 - n°1

situatie en levensfase waarin je verkeert. In wezen komen al deze crises neer op de vragen: ‘Is dit alles? Wil ik dit echt? En wil ik dit zelf of wil mijn omgeving dat?’

De prestatiedruk is nog steeds erg hoog. Komt deze uit onszelf, vanuit onze ouders of uit onze omgeving? Ik vind het lastig om voor iedereen te spreken, maar als ik naar mijzelf kijk komt de prestatiedruk uit mijzelf. Echter, ik heb het mijzelf opgelegd omdat ik dacht dat het was wat mijn ouders en de maatschappij van mij verwachtten. Van mijn ouders dacht ik dat zij wilden dat ik een vaste baan had. Op een gegeven moment heb ik daar met ze over gesproken en mijn vader, zelf ook freelancer, zei: ‘Het is meer dat ik weet hoe zwaar het is om het op deze manier te doen en dat ik me daar zorgen over maak.’

Is er werkelijk een dergelijk grote rol weggelegd voor de economische crisis? De crisis is tekenend geweest voor iedereen. Het is een omstandigheid waarmee wij, twintigers en dertigers, moeten leren leven. Dit zorg volgens mij ook voor een hele interessante generaties. Wij, de kinderen die in de jaren 1980 zijn geboren, worden de eerste generatie die – als je dat zo kan afbakenen – weten dat ze het niet beter zullen hebben dan hun ouders. Sinds de Tweede Wereldoorlog deed iedere generatie het een stap beter, maar dat is nu niet meer zo. Dat is iets waar wij mee moeten leren omgaan en wat een plek moet vinden. Alles waarvan wij vroeger hebben geleerd dat het ons zekerheid zou bieden in het leven, is totaal verouderd.

In de documentaire komt de onderlinge concurrentie ook naar voren. Mensen vergelijken zich telkens met elkaar. Waarom hebben mensen volgens jou die neiging? Mensen zijn per definitie groepsdieren. Het is fijn om bij een groep te horen, maar in de groep moet je je plek vinden. Daarnaast heerst er in de Westerse cultuur sterk de gedachte dat je uit prestaties eigenwaarde kan halen. Dat wordt al geleerd op school: je moet goede cijfers halen. Daar word je op beoordeeld. Niet op het feit of jij het leukst omgaat met mensen of dat je een fijn karakter hebt. Dat staat slechts in de kantlijn. Op scholen wordt ook direct een schifting gemaakt tussen zorgenkindjes en kinderen die er zo door heen fietsen. Dit onderscheid zet zich door op de middelbare school. De concurrentiestrijd begint vervolgens pas echt bij het studeren. Je voelt dan de gedachte: ‘Ik ben aan het studeren en over drie jaar ben ik klaar, en dan wil iedereen om mij heen dezelfde baan.’ Dit gevoel kwam ter sprake bij gastcolleges die ik gaf aan een groep studenten, die qua achtergrond varieerden van creatieve studies tot rechten en economie. Binnen de creatieve studies waren de mensen zich er continu van bewust dat ze elkaars concurrenten zijn. Je concurreert telkens om een plek. Hierdoor voelden zij zich niet vrij om gek te doen, los te gaan of dingen te proberen, uit angst dat anderen je voorbijstreven en beter zijn waardoor jij jouw

Is de crisis dan juist niet iets goeds? Je kunt minder lang studeren en de banen liggen niet langer voor het oprapen. Het aantal keuzes wordt dus beperkter. Is het niet goed dat je minder keuzestress hebt? Ik hoop dat mensen er creatiever van worden. Ik ben heel erg benieuwd. Bij de workshops rondom Generatie Nooitgenoeg ontmoet ik studenten, maar wat ik daar merk is dat er vaak een soort verlamming is, een soort angst. Ze zeggen niet: ‘Ik ga het gewoon anders doen en ik kom er sowieso wel.’ Het is meer van: ‘Ok, maar ik moet een plek bemachtigen en anders weet ik het niet.’ Bij dertigers zie ik meer de gedachte: ‘Dit gaat niet meer. Ik ga het anders doen op eigen kracht.’ Is dat voor hen niet makkelijk gezegd? Zij hebben meer middelen, meer ruimte en meer zekerheid. Er zijn ook veel dertigers die nu in angst zitten met het gevoel ‘houd ik deze baan nog wel?’ Dat is ook verlammend. Zij hebben al een keus gemaakt, een weg gekozen. Die wordt van buiten afgekapt. Er zijn veel mensen die daar in vast zitten.

32


Volonté Générale 2014 - n°1

plek verliest. Hetzelfde geldt voor opdrachten voor docenten. Er wordt niet iets experimenteels gedaan, maar ze willen iets maken dat de docent waarschijnlijk mooi vindt want dan is de beoordeling over het algemeen hoger. Eigenlijk is dat heel jammer, maar wel begrijpelijk. Sommige studenten hebben al te maken met opdrachtgevers. Zij gaan dan op zoek naar wat goed in de markt ligt, wat de opdrachtgever verwacht. Terwijl de creatieve sector juist zou moeten denken: ‘Okay, wat is er al? Dan ga ik iets anders doen. Mensen weten nog niet dat ze hier behoefte aan hebben, maar ik zal het ze even laten zien.’

gedwongen om mensen te vertellen: ‘Het gaat niet, ik zit even helemaal in de knoop.’ Toen merkte ik dat mensen het helemaal niet erg vinden om te horen dat het niet goed met je gaat, maar dat ze juist willen helpen. Het levert hele mooie gesprekken op als je je eigen kwetsbaarheid laat zien. Sinds die periode heb ik dat idee van ‘alles moet in vijf jaar zijn bereikt’ ook losgelaten. Het dertigersdilemma wordt een probleem op het moment dat je er niet meer uit kunt komen. Er zijn mensen die soms een beetje twijfelen en een beetje stress hebben, maar er zijn genoeg mensen die écht zijn vastgelopen en écht niet meer weten wat ze moeten. Zij zitten met een burn-out thuis. Dat is heel heftig. Voor de omgeving, de oudere generaties, is het vaak niet te begrijpen. Zij zien het als een luxeprobleem en denken: ‘Hè, waarom heb je het zo moeilijk? Je hebt toch alles? Waarom heb je een burn-out van een geweldige baan? Hoezo prestatiedruk? Dat is het volwassen bestaan, wen eraan!’ Dit onbegrip is een echt probleem.

In de documentaire wordt geen oplossing aangereikt voor het dertigersdilemma. Die bestaat waarschijnlijk ook niet. Kun je het wel voorkomen? Voorkomen, dan klinkt het meteen alsof het een ziekte is. Het wordt als iets slechts ervaren. En daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik denk dat het een soort checkpoint voor je kan zijn. Als je er niet helemaal door verlamd raakt, je hebt natuurlijk meerdere gradaties erin, kan het ook een moment zijn waarop je denkt: ‘Wat wil ik nou echt?’ Het is een periode waarin je veel over jezelf ontdekt. Ik heb dat zelf ook ervaren tijdens het maken van de documentaire. Je leert veel over jezelf als je er voor openstaat en je bewust wordt van wat je allemaal meemaakt. Dan kun je uitzoeken waar de stress vandaan komt. Voor mij persoonlijk helpt het al heel erg door te denken: ‘Waar komt het gevoel van onrust vandaan? Komt uit mijzelf of komt het uit de omgeving? Wat kan de reden zijn dat ik druk voel?’ Daarnaast hebben veel mensen er last van. Je vindt al snel een reden waarom je er last van hebt door er met anderen over te praten. Veel mensen ervaren het dertigersdilemma als een nederlaag: je mag je niet kwetsbaar opstellen. Onzin! Ik vond het lastig om te laten weten hoe het met me ging en om te laten weten dat ik me onzeker voelde. Ik heb zelf ook door omstandigheden een moeilijke periode meegemaakt, waarin alles wat ik dacht te weten over mijzelf op losse schroeven kwam te staan. Ik was toen wel

Jullie bieden Generatie Nooitgenoeg ook als concept aan. Wat houdt dat precies in? En hangt dit samen met Generation Why waar je ook aan bent verbonden? Over de thema’s uit de documentaire geef ik workshops, debatten en lezingen, samen met Thijs Launspach en Aik Kramer, de auteurs van het boek Quarterlife. We kennen elkaar via het Haarlemse Generation Why, maar dit staat er wel los van. Ik ben als freelancer verbonden aan Generation Why. Generation Why is een mediation platform, opgericht door Aik Kramer. Zijn doel is om jongeren en jonge mensen met elkaar in contact te brengen, naar elkaar te laten luisteren en vooral om onbesproken of gevoelige onderwerpen te bespreken. Het platform evolueert heel erg. Het wordt steeds meer praktisch gericht op jeugdzorg en welzijn – en dan vooral in preventieve zin. Wij werken bijvoorbeeld samen met het Centrum voor jongeren en gezondheid (CJG). GenerationWhy organiseert workshops, lezingen en events voor scholieren en studenten. Onderwerpen

33


Volonté Générale 2014 - n°1

die aan bod komen zijn bijvoorbeeld examenstress, omgaan met agressie, keuzestress, prestatiedruk. We combineren dit ook vaak met kunst. In mei organiseren we bijvoorbeeld bij 37PK in Haarlem een kunstevent over concurrentie, waarbij we battles tussen kunstenaars combineren met paneldebatten over dat thema.

Ik heb wel een doel: ik wil steeds opener zijn als filmmaker. Over mijn eerste film had ik veel controle. Ik wilde alles van te voren weten en durfde weinig aan toeval over te laten. Maar dat kon ook. Jan Mesdag was al overleden en er werd op hem teruggeblikt, dus ik kon bijna alles plannen. Bij Generatie Nooitgenoeg was ik al wat meer aan het loslaten, terwijl de film heel theoretisch is en een sterke structuur heeft. In 2012 kwam ik op het pad van de animator Gerrit van Dijk. Hij had net gehoord dat hij longkanker had en ernstig ziek was. Door een vriend van hem werd ik gevraagd om twee dagen te gaan filmen. Het begon echt als een vriendendienst. We gingen met Gerrit naar zijn geboortedorp en de dorpskerk waar hij van zijn geloof was gevallen. ’s Middags gingen we op zijn verzoek naar de begraafplaats van zijn ouders. Daar kregen we een heel open gesprek over ziek zijn, het leven, de dood, werk, familie. Over alles. Het was een heel mooi gesprek. Op de terugweg zeiden mijn cameraman en ik tegen elkaar: ‘Dit is een film.’ Daarna kwam ik per toeval op het pad van een producent, die in dit verhaal ook een documentaire zag. Pas toen ben ik er helemaal in gedoken. Voordat ik ging filmen die dag kende ik Gerrit helemaal niet. Ik had geen script voorbereid. Sterker nog, tijdens het filmen in dat halfjaar dat volgde schreef ik het filmplan en het voorstel. Dat was heel bevrijdend: vertrouwen op je instinct. Er was door de gezondheid van Gerrit geen tijd voor een lange voorbereiding. Het is heel leerzaam en inspirerend geweest. Maar ook iets waarvan ik na zijn dood een paar maanden helemaal moest bijkomen, omdat het zo intensief was. Er moet natuurlijk altijd wel wat structuur zijn. Als je iemand gaat volgen moet je niet alles meenemen, ook al is alles interessant. De thematiek moet centraal staan. Alle informatie die ik kreeg, moest ik omzetten. ‘Past dit in het verhaal dat ik wil vertellen?’ en dan heel instinctief denken ‘ja’ of ‘nee’. Ik hoop dat ik dat steeds meer kan doen. Meer ruimte nemen binnen het plan. En persoonlijk? Ik heb heel veel dromen. 

Op dit moment ben je met name bezig met opdrachtfilms. Heb je ook ideeën voor een groter project? Ik maak op dit moment veel opdrachtfilms voor bedrijven. Daarnaast ben ik bezig met een documentaire over talentshows, die in het najaar 2014 door de NTR als 3Doc wordt uitgezonden. Dat is een langer project, waar ik nog niet veel over mag zeggen, maar wat volgens mij echt te gek wordt. Je gaf aan dat eigenlijk schrijver wilde worden. Schrijf je nog? Het grootste deel van filmen is eigenlijk schrijven. Heel jammer, want je hebt als regisseur eigenlijk maar een paar filmdagen per jaar. Ik heb ongeveer veertig verschillende versies van een documentaire op papier: van het oorspronkelijke idee tot het idee van nu. Hierin staat het onderwerp en de thematiek beschreven. Het is eigenlijk een soort onderzoeksvoorstel. Hoe zie ik het verhaal? Hoe wil ik het filmen? Welke personen komen er in voor? Op basis hiervan wordt er ‘ja’ of ‘nee’ gezegd door een producent of een omroep. Daarna ga je door met denken, onderzoeken, associëren en schrijven om te kijken hoe het verhaal eruit moet zien. Dat zijn veel puzzelstukjes. In de loop der jaren heb ik geleerd dingen los te laten en minder controle te willen houden op het verhaal. Documentaire is een vorm van werkelijkheid en dat moet je in zekere zin op zijn beloop laten. Wat wil je nog maken in de toekomst? Wat wil je bereiken? Op dit moment heb ik geen specifiek onderwerp dat ik in de toekomst. Ik ben nu bezig met alles dat ik wil vertellen.

34


Volonté Générale 2014 - n°1

Luchtkastelen Brigitte Geurts Hoog op een muur in het centrum van Nijmegen staat een tekst geschreven die in mijn ogen tot de meest inspirerende graffiti (of is het kunst?) ooit hoort: ‘Wie bouwt er nooit eens luchtkastelen?’ Mijn eerste gedachte toen ik deze tekst las, was dat we alleen als kinderen luchtkastelen bouwden. Toen konden we ons urenlang vermaken met de meest vergezochte scenario’s die we konden verzinnen. Nu hebben we daar geen tijd meer voor, geen zin meer in en geen mogelijkheid meer toe. We hebben het te druk met in de echte wereld leven, zo houden we onszelf voor. Of zouden we het gewoonweg niet meer kunnen? Wijsheid komt met de jaren; zou onze creativiteit met diezelfde vaart verdwijnen? En wat betekent dat voor onze maatschappij? Een citaat dat aan Albert Einstein wordt toegeschreven, vat het heel goed samen: ‘The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant. We have created a society that honors the servant and has forgotten the gift.’ Alles draait tegenwoordig om producties en prestaties, en we staan er niet meer bij stil hoe deze prestaties tot stand moeten komen. De kunstsector lijdt dusdanig onder deze mentaliteit dat kunstenaars blijkbaar gedwongen uitwijken naar de straat, en ook binnen andere sectoren wordt creativiteit steeds meer wegbezuinigd. Zo ook in de (natuur)wetenschap. Het lijkt vaak alsof ‘wij wetenschappers’ alleen maar gericht zijn op onze machines, onze theorieën en onze cijfertjes. Maar met alleen feiten verzamelen komen we er niet. Creativiteit is zeker net zo belangrijk. Verkregen gegevens moeten geïnterpreteerd worden en theorieën moeten worden aangepast en getest. Alleen door deze scheppende vermogens onderscheiden we ons van robots en er is een reden waarom robots zichzelf niet hebben uitgevonden. Kennis wordt vaak belangrijker geacht dan verbeeldingskracht, maar ook Einstein is het daar niet mee eens: ‘Imagination is more important than knowledge. Knowledge is limited. Imagination encircles the world.’ Over cirkels gesproken, een mooi voorbeeld van wat verbeeldingskracht kan bijdragen aan de wetenschap is de manier waarop Friedrich August Kekulé tot het inzicht kwam dat het benzeenmolecuul een ringvorm heeft. Al jaren deed hij onderzoek naar de structuur van de keten van koolstofatomen in dit molecuul, zonder dat hij erachter was gekomen hoe deze keten er precies uitzag. Het verhaal gaat dat hij dagdroomde over een slang die zichzelf op een gegeven moment in de staart beet en zo een ring vormde, net als de keten van koolstofatomen in benzeen. Zo zie je maar weer, je hoeft geen Martin Luther King te heten om interessante dromen te hebben. Een minuutje wegdromen achter je bureau is bovendien ook niet altijd slecht. Toch zijn er maar weinig mensen die dit zonder schuldgevoel doen, denk ik. We worden toch steeds meer geacht om perfecte werknemers te zijn, die net als machines eeuwig door kunnen gaan met het produceren van goederen – in ons geval ideeën. Er ligt veel (na)druk op het verkrijgen van resultaten en het publiceren van artikelen. Hierin schieten we in mijn ogen af en toe ons doel voorbij. In plaats van in onze resultaten te zoeken naar iets dat door een peer-review heen zou kunnen komen, zouden we ons veel meer moeten richten op het proces om tot vernieuwende theorieën te komen. Ten slotte zijn het de ideeën die publiceerbaar zijn, mits gestaafd door bewijs natuurlijk. Resultaten zijn niks waard zonder interpretatie. En als we in dat hele proces iets meer tijd nodig hebben om te dagdromen, dan kan dat. Sterker nog, dan moet dat. Kwaliteit zou altijd boven kwantiteit moeten staan in de wetenschap. Dus ga vooral de hele dag uit het raam zitten staren als dat is wat je nodig hebt om tot baanbrekende ideeën te komen. Blijf je kindse verbeeldingskracht aanspreken, en zet het stemmetje in je hoofd dat zegt dat je harder moeten werken soms eens even uit. Goede ideeën komen ten slotte niet uit de lucht vallen, maar misschien wel uit luchtkastelen.  Brigitte Geurts (1989) is promovenda Analytische Chemie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

35


Volonté Générale 2014 - n°1

Extreem leven: een spannend verslag dat je ogen opent Susanne Geuze Eind 2013 prijkte Duizend dagen extreem leven bovenaan diverse top-10-lijsten. Wie het heeft gelezen, weet waarom. Niet alleen opent het boek je ogen en geeft het veel inzicht in het conflict tussen Oost en West, ook leest het als een thriller: zo spannend dat je het af en toe even moet wegleggen om de indrukken te verwerken. Natalie Righton is journaliste voor de Volkskrant. Vanaf begin 2010 tot eind 2012 woonde zij als correspondent in Afghanistan. In tegenstelling tot de meeste westerse journalisten leefde zij niet onder bescherming van het leger, maar in een eigen woning in Kabul. Dit unembedded leven was een bewuste keuze. Alleen zo kon zij de juiste afstand bewaren tot de westerse troepen enerzijds en de Taliban anderzijds, en met een open blik over de oorlog schrijven. Daarnaast kwam zij door deze leefwijze veel met de bevolking in aanraking, waardoor zij de mogelijkheid kreeg om met Afghaanse burgers te spreken over de situatie in hun land.

De vier delen vormen een logisch geheel. Vanaf het moment dat Righton landt in Kabul leef je met haar mee. Ze beschrijft de chaos op het vliegveld, de dikke lagen kleding die ze moet dragen en de bewakers die totaal geen oog hebben voor het röntgenapparaat. Het boek begint met de ervaring die voor Righton het meest traumatisch is geweest: het moment dat de supermarkt waar zij altijd haar boodschappen deed, werd opgeblazen. 'Vanaf dit moment is de oorlog langzaam onder mijn huid gekropen',1 schrijft ze. Deze schokkende gebeurtenis, die tot in detail wordt beschreven, schudt de lezer direct wakker en nodigt uit tot meteen verder lezen.

Natuurlijk gaat het zo

Duizend dagen zit vol 'onthullingen' in de categorie 'ik had dit nooit kunnen bedenken en natuurlijk gaat het zo'. 2 Meerdere keren beschrijft Righton hoe defensievoorlichters letterlijk het tegenovergestelde vertelden van wat zij zojuist op straat had aangetroffen. Ook laat ze zien hoe de meeste westerlingen die in Afghanistan woonachtig zijn weinig kennis hebben over de stand van zaken. Omdat de meeste VN-medewerkers en soldaten permanent achter zwaar beveiligde muren verblijven, is hun beeld van de Afghaanse werkelijkheid beperkt. De mensen met wie westerlingen wel praten, vertellen vaak niet het echte verhaal; zou jij de waarheid vertellen over je zelfuitgeroepen 'bevrijders', wanneer zij je met een geweer over hun schouder te woord staan? Hoewel je het boek af en toe even moet wegleggen om de indrukken te verwerken, is het geen zware kost. Bij vlagen is het boek zelfs zo grappig dat je als lezer hardop in de lach schiet. Bijvoorbeeld als Righton beschrijft hoe (dan nog) kroonprins Willem-Alexander op bezoek gaat bij de Nederlandse soldaten in Uruzgan.

Verwondering en breekpunten

Nu zijn (voor)oordelen er natuurlijk altijd. Righton beschrijft hoe ook zij, toen ze in 2010 uit het vliegtuig stapte, allerlei aannames had over de oorlog in Afghanistan en de tegenstellingen tussen Oost en West. Dat wil trouwens niet zeggen dat ze in Duizend dagen een vooringenomen positie inneemt. Aan de hand van eigen ervaringen beschrijft ze hoe, in de drie jaar dat zij in het oorlogsgebied woonde, haar ogen steeds verder geopend werden. Het boek is opgedeeld in vier delen: ‘De verwondering’ beschrijft haar eerste maanden in Afghanistan, ‘De inwijding’ gaat over de tweede helft van 2010. Daarna komt er een ‘breekpunt’ met de treffende titel ‘Ik houd het bijna niet meer vol’. In het derde deel, ‘De ogen gaan open’, beschrijft Righton de jaren 2011 en 2012. Tot slot gaat deel vier over ‘Wat westerlingen niet snappen’.

36


Volonté Générale 2014 - n°1

en – in schril contrast met de dagelijkse ellende – de luxe feestjes voor westerlingen in Kabul. Er zijn een aantal ‘hoofdpersonen’ die in het Afghaanse leven van Nathalie steeds terugkomen: de liberale Afghaanse jongen Habib, vertaler ‘Hamza’, die eigenlijk een samenvoeging is van vier mensen, huisgenoten Joël en Sia en enkele andere bevriende journalisten. Tot slot is er vriend en fotograaf Ton Koene, die vaak met Natalie meereist en haar steun en toeverlaat is. In het boek zit ook een uitgebreid fotokatern met prachtige foto's van Koene. Dit katern is een waardevolle toevoeging aan het boek; de foto’s maken het verhaal sterker en nog levendiger. Natalie Righton schreef haar oorlogservaringen en trauma's van zich af; zij heeft dat op een zeer treffende en pakkende manier gedaan. Duizend dagen extreem leven is een aanrader voor iedereen die met meer nuance naar de wereld wil leren kijken. 

Op de derde dag gaat de prins een ritje maken op de fiets door Uruzgan. Tenminste, dat is het beeld dat Defensie graag naar buiten wil brengen. (...) Net buiten de militaire basis is een strook van enkele tientallen meters afgezet. Daar omheen ontelbaar veel gewapende militairen en gepantserde legervoertuigen. De prins stapt op zijn fiets, peddelt een paar seconden om te laten zien dat Uruzgan veilig is. Alle fotografen doen klik, klik, klik. Ik weet direct dat dit het beeld is dat op alle voorpagina's, websites en televisieschermen zal prijken.

Al lezend kom je steeds meer te weten over het conflict in Afghanistan, en de complexiteit ervan. Righton praat met westerse soldaten en hulpverleners, maar ook met allerlei mensen op straat en zelfs met Taliban. Met pakkende voorbeelden maakt ze inzichtelijk hoe het kan dat de oorlog in Afghanistan zo voortsleept, en, in haar woorden ‘door het Westen niet te winnen valt.’ Toch is het boek niet alleen een oorlogsverhaal. Ook de Afghaanse maatschappij komt aan bod. Zo is Natalie Righton een van de weinige journalisten die ook met Afghaanse vrouwen kan spreken; de meeste journalisten zijn mannen en kunnen niet dichtbij komen. In de door mannen gedomineerde Afghaanse samenleving geeft dit een waardevolle dimensie aan haar verhaal. Keerzijde ervan is dat ook zij vaak te maken krijgt met seksuele intimidatie, en zelf ondervindt welk vertekend beeld veel Afghaanse mannen hebben van westerse vrouwen.

| N. Righton, Duizend dagen extreem leven (Amsterdam: Lemniscaat 2013). ISBN: 9789047705505. Paperback € 19,95. Susanne Geuze (1991) volgt de interdisciplinaire master Politiek en Parlement aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze werkt als student-assistent bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en is stagiair bij de parlementaire redactie van de Volkskrant.

Persoonlijk en treffend

Duizend dagen extreem leven is, zoals Righton in de proloog al aangeeft, een persoonlijk verhaal. Juist dat maakt het boek interessant: als lezer heb je het idee dat je een volledig beeld krijgt van haar leven als oorlogsjournalist. Niet alleen de smeuïge verhalen worden verteld, je leest ook over de zoektocht naar een eigen huis, de problemen rondom het vinden van goed personeel, de eindeloze voorbereidingen en voordat het veilig is om af te reizen naar afgelegen gebied

N. Righton, Duizend dagen extreem leven (Amsterdam 2013) 15. 2 J. Luyendijk, Je hebt het niet van mij, maar... (Amsterdam 2010) 30. 1

37


Volonté Générale 2014 - n°1

Educating the masses? Roos van der Zwan ‘Paul McCartney is dood’, zo spreekt socioloog Gerben Moerman in de Amsterdamse club AIR. Het is het begin van een betoog over complottheorieën, wat hij vervolgens subtiel koppelt aan de begrippen verificatie en falsificatie. Belangrijke begrippen in de sociale wetenschap die met simpele voorbeelden worden uitgelegd. Deze opzet kenmerkt de Universiteit van Nederland: 1 pakkende uitspraken, waarmee vervolgens een wetenschappelijk onderwerp kort en bondig uiteen wordt gezet. De Universiteit van Nederland is een website waar elke werkdag - gratis - een college van een kwartier online komt. De trailer maakte mij al enthousiast, 2 in deze recensie wordt daarom de Universiteit van Nederland onder de loep genomen. De Universiteit van Nederland lijkt aan te sluiten bij het groeiende aanbod van online colleges. In Amerika is het al langer mogelijk om online colleges te volgen. Dit wordt ook wel Massive Open Online Course (MOOC) genoemd. Dergelijke online colleges zijn bijvoorbeeld te vinden op de website edX.3 Op deze website worden cursussen gegeven vanuit Harvard University, Massachusetts Institute of Technology en sinds kort ook vanuit de TUDelft. De cursussen zijn gratis en toegankelijk voor iedereen met een internetverbinding. Het is ook mogelijk een certificaat te behalen, hoewel daar soms voor betaald moet worden en ze nog niet worden erkend als een echt diploma. Toch maakt dit wetenschappelijk onderwijs toegankelijker voor iedereen. Ook in Nederland zijn er initiatieven voor het volgen van online colleges, zo besloot minister van onderwijs Jet Bussemaker in januari dat studenten studiepunten kunnen krijgen als zij online colleges volgen. In oktober 2013 opende de Universiteit van Nederland haar digitale deuren op initiatief van Alexander Klöpping en Marten Blankesteijn. Vanaf dat moment komen er elke dag nieuwe colleges online op de website.

Deze colleges hebben uiteenlopende onderwerpen, maar ze worden allemaal gegeven door de beste academici van Nederland die vol enthousiasme vertellen over hun vakgebied. De vakgebieden lopen uiteen van biologie en geneeskunde tot filosofie en recht. In december 2013 zijn de videocolleges al meer dan drie miljoen keer bekeken, een teken dat de Universiteit van Nederland nu al een succes is. Het concept is vrij simpel: regelmatig worden er colleges opgenomen, vijf colleges van één wetenschapper op een avond, niet op de universiteit maar in een hippe nachtclub in Amsterdam. Voor tien euro zijn deze colleges bij te wonen. Vervolgens worden de colleges een tijd later online gezet, één week voor één wetenschapper en vakgebied. De colleges zijn dus los te bekijken, maar kunnen ook achter elkaar gekeken worden, zodat je wat meer over het onderwerp te weten komt. De colleges zelf zijn interessant en het is leuk eens iets te weten te komen over onderwerpen uit de geneeskunde of sterrenkunde. De academici zijn, zoals op de website wordt gesteld, inderdaad erg goed. Ingewikkelde materie wordt simpel en duidelijk uitgelegd, en dat in een kwartier. Toch blijft het allemaal redelijk oppervlakkig. Het moet snel, aantrekkelijk en simpel. Echte wetenschap is dat niet. De colleges zijn daarom meer een soort korte inleiding over een bepaald wetenschappelijk onderwerp. Een van de populairste hoogleraren tot nu toe, Erik Scherder, vertelt bijvoorbeeld over neuropsychologie. Hij spreekt onder andere over wat er gebeurt in je hersenen als je muziek luistert en legt uit waarom vanillevla onze hersenen vernietigt. 4 De filmpjes zijn daardoor leuk om eens tussendoor te bekijken en je algemene kennis wat te verbreden. Maar diepgaande wetenschappelijke kennis zal je er niet mee op doen. Je kunt immers niet alles over het evenwichtsorgaan 5 uitleggen in een kwartier, en ook niet in vijf keer een kwartier. 38


Volonté Générale 2014 - n°1

Gaat het over je eigen vakgebied, dan merk je des te meer dat de colleges aan de oppervlakte blijven. Op 22 januari 2014 woonde ik de opnames bij van de colleges van socioloog Gerben Moerman. Hij begon met een college over de term ‘allochtoon’ en waar die vandaan komt. Hiermee geeft hij indirect het belang aan van begrippen en terminologie bij het doen van sociologisch onderzoek. Het is daarmee een verkapt college onderzoeksmethoden, de rode draad in al zijn colleges. Hij spreekt bijvoorbeeld ook over het verkeer in Amsterdam: dat enkele fietsers, voetgangers en auto’s zich niet aan de verkeersregels houden, betekent niet dat niemand dat doet en dat er in het Amsterdamse verkeer totale chaos bestaat. De boodschap is dat men geen conclusies kan trekken over een groep op basis van informatie over enkele gevallen: een belangrijk principe binnen de wetenschap. Verificatie en falsificatie komen eveneens aan bod. Hij legt uit dat verificatie niet voldoende is en Moerman citeert in zijn college Karl Popper: ‘We should ring the bells of victory every time a theory is refuted.’ Volgens Karl Popper moeten we dus op zoek naar falsificatie: bewijzen die theorieën weerleggen. De colleges van Moerman geven een interessant inkijkje in de wereld van de sociologie en zijn onderzoeksmethoden: classificatie, statistiek en de beroemde Popper komen allemaal aan bod. Voor een socioloog bekende stof, maar de kwaliteit van het college ligt toch voornamelijk in het enthousiasme van de docent en niet zozeer in de inhoud. Bij de Universiteit van Nederland worden dus geen echte wetenschappelijke colleges gedoceerd en een diploma krijg je er ook niet mee. Het is kort, gratis en toegankelijk voor iedereen. De vraag is echter of dergelijke initiatieven daadwerkelijk een gevarieerde groep mensen bereiken. Aan het publiek te zien bij de opnames van de sociologiecolleges, lijkt de Universiteit van Nederland voornamelijk hoog opgeleide autochtonen te trekken. Dit zegt uiteraard niets over de kijkers online, maar dat het publiek daar meer divers is, lijkt me sterk. Het

blijft daarmee iets voor een beperkte groep Nederlanders. Dat is jammer, want de docenten zorgen ervoor dat de colleges interessant en begrijpelijk zijn. Voor mensen die geïnteresseerd zijn in wetenschap en die het leuk vinden hun algemene kennis vergroten is de Universiteit van Nederland dan ook een uitstekend initiatief.  Roos van der Zwan (1990) volgt de Research Master Social and Cultural Science aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

1 Universiteit van Nederland, beschikbaar via: http://www.universiteitvannederland.nl (geraadpleegd op 15 februari 2014). 2 Deze trailer is beschikbaar via: http://www.youtube.com/watch?v=CM6gDNiYkY (geraadpleegd op 15 februari 2014). 3 edX.org, beschikbaar via: https://www.edx.org/ (geraadpleegd op 26 februari 2014) 4 E. Scherder, ‘Wat gebeurt er in je hersenen als je muziek luistert?’, Universiteit van Nederland (8 oktober 2013) beschikbaar via: http://www.youtube.com/watch?v=9Kq3rwjM xTE (geraadpleegd op 15 februari 2014); E. Scherder, ‘Waarom vernietigt vanillevla onze hersenen?’, Universiteit van Nederland (10 oktober 2013) beschikbaar via: http://www.youtube.com/watch?v=lTUzUGB 8GAg (geraadpleegd op 15 februari 2014). 5 H. Kingma, ‘Waarom verpest het evenwichtsorgaan de levens van miljoenen mensen?’ Universiteit van Nederland (13 januari 2014) beschikbaar via: http://www.youtube.com/watch?v=verrRKGQok (Geraadpleegd op 15 februari 2014).

39


Volonté Générale 2014 - n°1

Begrijpen is niet hetzelfde als vergeven: over morele vragen tussen arrogantie en kwetsbaarheid Willemijn van der Zwaard De film Hannah Arendt (2012) brengt een controverse rondom politiek filosofe Hannah Arendt op het witte doek. Regisseuse Margarethe von Trotta koos ervoor om een bekende en dynamische periode uit het leven van Arendt te verfilmen: de totstandkoming en receptie van Eichmann in Jerusalem (1963). We zien een portret van een sterke vrouw die vast durft te houden aan haar controversiële filosofische standpunt over de daden van voormalig SS-er Adolf Eichmann. Haar politiek filosofische oeuvre kenmerkt zich echter net zo goed door een veel kwetsbaarder opstelling in de kwesties rondom mens-zijn en menselijk handelen. Het is interessant om te zien of en hoe Von Trotta erin slaagt ook die kant van Arendts werk over te brengen in haar film. Hoe krijgen het aftasten van vragen rond moraal, menselijkheid en solidariteit een plaats in het filmportret van Hannah Arendt die zich staande houdt in de publieke sensatie van de jaren 1960? Wanneer in 1960 bekend wordt dat nazi-kopstuk Adolf Eichmann gevangen is genomen en in Israël zal worden berecht, draagt Hannah Arendt zichzelf voor als verslaggeefster voor The New Yorker. Voor de Duits-Amerikaanse Jodin is dit niet alleen een interessante schrijfklus, maar zeker ook een manier om zich opnieuw tot haar eigen verleden te verhouden. Eenmaal in Jeruzalem zien we hoe Arendt probeert het kwaad van de Holocaust te verbinden aan de gewone man in de glazen kooi. Ze probeert radicaliteit en middelmatigheid te rijmen. Adolf Eichmann is voor haar een bureaucraat, een ambtenaar die bevelen opvolgde, een radertje in een geoliede machine. Kortom: hij is geen monster. Om zijn daden dan toch te kunnen verklaren, komt Arendt uit bij het concept ‘de banaliteit van het kwaad’: kwade gruweldaden vereisen geen monsters, maar kunnen door gewone mensen zoals jij en ik worden begaan.

De schok die dit concept teweeg brengt, is groot – en wordt nog groter als Arendt een aantal Joodse leiders in hetzelfde beeld plaatst. Een SS-er als Eichmann had belang bij de goede organisatie van het Joodse volk. Leiderschap heeft zodoende aan de systematische uitroeiing bijgedragen, aldus Arendt. In de prille herinneringscultuur rond de Holocaust en de grote publieke aandacht voor de Joodse slachtoffers valt deze opvatting verkeerd. De film laat zien hoe Arendt in professionele en persoonlijke kring van gebrek aan ziel wordt beschuldigd. Vrienden en collega’s noemen haar arrogant en harteloos. Zelf benadrukt Arendt steeds dat het publiek haar werk niet echt heeft begrepen en het concept ‘banaliteit van het kwaad’ uit zijn context rukt. Het leidt tot de volgende publieke verklaring van haar kant aan het einde van de film: In refusing to be a person, Eichmann utterly surrendered that single most defining human quality: that of being able to think. Consequently, he was no longer capable of making moral judgments. This inability to think created the possibility for many ordinary men to commit evil deeds on a gigantic scale. (…) It is true: I have considered these matters in a philosophical manner. The manifestation of the wind of thought is not knowledge, but the ability to tell right from wrong, beautiful from ugly. And I hope that thinking gives people the strengths to prevent catastrophes in these rare moments, when the chips are down.

Hoewel de film hier bijna ten einde is, ontstaat juist op dit punt een opening naar de rest van Arendts filosofische werk. Omdat ze weigert te geloven in de historische noodzakelijkheid van het kwaad, hamert Arendt op het morele vermogen van de mens om over zijn eigen handelen te kunnen oordelen. Met andere woorden: denken maakt de mens tot moreel agent van zijn eigen handelen. Dat is een 40


Volonté Générale 2014 - n°1

enorme verantwoordelijkheid, die gepaard gaat met grote onzekerheid – dat erkende Arendt reeds in The Human Condition.1 Want hoe ver kun je de consequenties van je eigen handelen daadwerkelijk overzien? Elk mens is beperkt in het voorspellen van vergaande gevolgen van zijn eigen handelen. Het vermogen om op zijn eigen handelen te reflecteren is dus geen absolute garantie om het goede te doen. Een werkelijk moreel oordeel vraagt daarom om houvast door de ander, door het samen leven. Echt samen leven (of: echte politiek) betekent voor Arendt een vrije ruimte waarin plaats is voor een open dialoog tussen gelijke mensen. Waarin wederzijdse beloftes houvast bieden en waarin vergeving mogelijk is: elk mens krijgt de kans om opnieuw te beginnen. Alleen zo kan de historische noodzakelijkheid van het kwaad worden doorbroken. Het totalitaire systeem van Eichmann was absoluut het tegenovergestelde van een dergelijke politieke ruimte. In plaats van een vrije dialoog werd alle publieke ruimte ingenomen, gedomineerd en gecontroleerd door één politieke stem. Vanuit deze redenering is het voor Arendt uiteindelijk te begrijpen dat Eichmann het menselijk vermogen om te denken verloor – en daarmee eveneens het vermogen om moreel te oordelen over zijn eigen en andermans handelen. In de film beschuldigen nabije vrienden Arendt van arrogantie en harteloosheid in haar oordeel. Haar bewuste keuze om wel te begrijpen maar niet te vergeven toont wat mij betreft juist eerder de kwetsbaarheid van haar kijk op mens-zijn en menselijk handelen. Zodra het vermogen om te denken verloren gaat (of verwoest wordt door een systeem dat groter is dan een individu), kan het kwaad tot in het extreme – het ondenkbare – doorzetten. Tot zover onderschrijft Arendt met haar oordeel over Eichmann haar eigen filosofische gedachtegoed. Tegelijkertijd ontstaat er een spanningsveld met haar eigen werk. Arendt heeft een optimistische kijk op het menselijk handelen en is ervan overtuigd dat de mens radicaal voor het goede kan kiezen. Haar oordeel over Eichmann laat echter zien dat

een mens ook verloren kan gaan. Dat vergeving niet langer mogelijk is. Dat onmenselijkheid door kan zetten. Daarmee wordt Arendt in haar verslag over Eichmann eveneens pessimist en criticus van haar rotsvaste geloof in het morele menselijke handelen. De film toont een sterke filosoof die in een storm vasthoudt aan haar eigen baken van de ratio – en stopt op het moment dat de twijfels arriveren. En juist daar begint een veel interessanter gevecht over wat het werkelijk betekent om mens te zijn: over de kwetsbaarheid die hoort bij het vellen van een moreel oordeel over jezelf en je medemens.  Willemijn van der Zwaard (24) is onlangs afgestudeerd als politiek historicus en Germanist aan de Universiteit Utrecht. Op dit moment is zij werkzaam als juniordocent Duitse geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

H. Arendt, The Human Condition (Chicago 1958) 231-247, 313-325. 1

41


Volonté Générale 2014 - n°1

Entiteiten Jacob van Hoof ‘Ik wist: “dat is mijn vrouw” (…) Ik zag mijn hele toekomst ineens, er was niets meer aan te doen.’ – Leo Vroman (1915-2014) over Tineke Vroman Op de ochtend van de bruiloft van mijn beste twee vrienden (het is een schitterend gegeven dat juist zij met elkaar trouwen) besloot ik helemaal opnieuw te beginnen. Het was inmiddels te laat dat voor mijn taak als ceremoniemeester te doen gelden, maar de speech die ik had geschreven en welke niet naar mijn tevredenheid af of afgerond was, en die bovendien inhoudelijk niet waarachtig weerspiegelde wat ik écht tegen ze wilde zeggen, moest hieraan geloven. Op wat – tot nu toe – het meest grootse moment in het leven van mijn vrienden moest worden waren ze mijn maximale waarachtigheid en integriteit (of wat er die ochtend nog uit zou komen) eens te meer waard. Ik hergebruikte enkel de eerste zin: Lieve vrienden, op dit soort dagen worden mijn gebreken mij eens te meer duidelijk. Ik heb mijn taak als ceremoniemeester totaal verwaarloosd, een beschamend feit dat ik niet zal ontkennen en waaraan ik nu ook niet meer ontkomen zal. Het spijt me. Het feit dat ik, zoals ik wel vaker heb gezegd, deze wereld over het algemeen vanaf een afstandje beschouwend gadesla en er zodoende niet in eersterangs beleving aan denk deel te nemen, maakte dat ik deze dag met enig overzicht, en niet in de laatste plaats dankzij het vooraf door de bruid opgestelde draaiboek (zij kent mij goed), in goede banen heb kunnen leiden. Mijn belevingswereld laat zich het beste vergelijken met het auditorium van een rond theatertje waarin de loges boven mij uit in meerdere ringen opgesteld zijn. Het is het lot waar iedere (be)schrijver mee moet leren leven. In het verloop van de laatste jaren heb ik, zittend vanachter mijn bureautje, mijn podium, gemerkt dat de mensen om mij heen als vanzelf opschoven naar boven, naar de volgende loge van het leven. Ze studeerden af, gingen zelfstandig wonen, vonden en bleven bij die ene ware, trouwden en kregen kinderen. Uit dit beschouwend proces is de verwondering langzaam aan het verdwijnen omdat 1) de werkelijkheid kennelijk zo in elkaar lijkt te steken en 2) omdat ik in mijn constante neiging tot het beredeneren van de subjectiviteit van mijn individu, diens positie en beleving steeds weer nieuwe inzichten ontdek. Zo is het dat ik, in de beschouwing van mijn eigen leven en dat van anderen, tot voor kort het idee toelaat dat we de dingen die daarin gebeuren of de situaties die zich daarin voordoen zélf kunnen regisseren omdat we ze zélf simpelweg creëren, of tenminste, er onderdeel van uitmaken. Ik geloof dan ook niet dat een toevalligheid betrof dat jullie elkaar ontmoet hebben, ook al kende ik jullie ieder eerder dan dat jullie elkaar kenden en betichten jullie mij er nu van dat ik het moedwillig heb gearrangeerd. Nee, jullie vonden elkaar en bleken op elkaar aangewezen, net zoals jullie op zo’n zwetskous van een gezamenlijke vriend als ik aangewezen zijn. Naarmate het leven verder naar boven opschoof en wij daarin verder gingen bleken jullie steeds meer een ware eenheid, de entiteit van elkaars ware, en bovendien het residu van alles dat jullie samen met elkaar meemaakten en beleefden. Los van de momenten dat het leven zich even niet liet regisseren, als andere entiteiten ons ontvielen, was het steeds het gevoel dat jullie naar elkaar toe neigde en vond de een de troost en bescherming bij de ander, en besefte de ander dat die de een weer nodig had om die het te kunnen bieden. Jullie horen bij elkaar. Het is in die wetenschap dat ik hoop dat ieder stel dat zich ooit tot echtpaar kroont zich in een aangewezen en evenwichtige eenheid als die van jullie zal herkennen. Het was gisteren dat mijn buurvrouw, tegen wie ik mijn spijt over mijn gebrekkige voorbereiding aan deze dag opbiechtte, mij vertelde: ‘Focus níet op wat je níet, maar juist op wat je wél hebt gedaan, en doe dat vervolgens met verve.’ Wel, het is niet veel dat ik heb kunnen doen, maar ik heb jullie leren kennen. Zo was het vanochtend dat ik het stuk dat ik voor deze Volonté Générale had geschreven (en dat voor de verandering eens op tijd voor de deadline ingeleverd zou worden) met eenzelfde gedachte 42


Volonté Générale 2014 - n°1

opzijschoof. Het kwam door een gesprek dat ik de avond hiervoor voerde met een vriendin die zich recentelijk uit een entiteit met haar partner had losgemaakt. Zij beargumenteerde haar innerlijke zoektocht en de afweging of er genoeg grond was om er met hernieuwd inzicht en besef samen verder op te bouwen. Mijn advies in dezen: begin opnieuw en maak het mee, te beginnen door dit stuk van bovenaf aan te lezen. Ik zou het nou eenmaal een eer vinden als jullie weer plaatsnemen in een van mijn loges.  Jacob van Hoof (1981) is schrijver en dichter die publiceert onder het pseudoniem ‘Djeekop de Dichter’.

43



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.