Via VIVA - december 2014

Page 1

Via VIVA Het magazine van de notariĂŤle studievereniging V.I.V.A. December-editie 2014

via viva december bijna af.indd 1

14-12-2014 13:48:09


START YOUR CAREER

GET A TASTE

www.werkenbijbaker.nl 2 | december | Via VIVA BMK0017_adv_A4.indd 1 via viva december bijna af.indd 2

25-04-12 09:13 14-12-2014 13:48:11


R R

Vruchtbare bodem voor een bloeiende carrière.

l

Wil jij écht werk maken van je carrière? Schrijf je dan nu in voor de Jong Hout Masterclass Notarieel op 19 & 20 februari 2015. Tijdens deze tweedaagse masterclass staat alles in het teken van het échte werk. Je ontmoet onze mensen en werkt nauw met ze samen aan een echte casus waarbij je ook in contact komt met onze cliënten. Je ontdekt hoe het er aan toe gaat bij een groot kantoor. Niet alleen de theorie, maar vooral ook de praktijk. Meld je aan vóór 26 januari via werkenbijhouthoff.com of onze Facebookpagina!

Via VIVA | december | 3 09:13

via viva december bijna af.indd 3

14-12-2014 13:48:12


4 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 4

14-12-2014 13:48:21


Intro Beste Lezer,

Welkom

Hier is dan de eerste Via VIVA van het nieuwe collegejaar! Samen met mijn commissie hebben we ervoor gezorgd dat de Via VIVA dit maal een stukje dikker is. Vorig jaar zag de Via VIVA er tiptop uit dus we hebben goed opgelet hoe Marloes te werk is gegaan en willen dit jaar net zo succevol het stokje overnemen. Naast de Via VIVA die jullie gewend zijn, wilden we wat meer inhoudelijke artikelen en meer verhalen van meer mensen. Het streven naar meer is ons aardig gelukt. We hebben dan ook al aardig wat activiteiten achter de rug. Zowel met het bestuur als met de leden! De vereniging zette zichzelf goed op de kaart bij het LNSF met een enorme opkomst en ook alle eerstejaars wil ik via deze weg nogmaals van harte welkom heten! Achter de schermen is er druk gewerkt aan het plannen van de studiereis en de voorbereidingen voor het spectaculaire LNSH zijn ook al in volle gang. In deze Via VIVA kun je weer, net als voorgaande jaren, de activiteiten van onze vereniging terugvinden. We hebben verschillende onderwerpen uiteengezet en dit jaar voor het eerst de boekbespreking geïntroduceerd. De foto’s mogen natuurlijk niet ontbreken dus deze vind je uiteraard overal in het blad terug! We hebben met z’n allen hard gewerkt om ook dit jaar weer het blad op tijd bij jullie op de mat te bezorgen en dat is gelukt! Ik wil mijn commissie en alle leden die wat hebben geschreven hartelijk bedanken en tevens iedereen een fijne vakantie en jaarwisseling wensen! Sam Roosendaal Assessor I h.t.

Colofon Hoofdredactie Sam Roosendaal Redactie Axel Visschedijk Kimberly Noorden Marlies Moolenaar V.I.V.A. Vereniging van Notariële studenten aan de Vrije Universiteit te Amsterdam sinds 1967

via viva december bijna af.indd 5

Adres De Boelelaan 1077, Initium kamer 2B-96 1081 HV Amsterdam

www.facebook.com/vu.viva

KvK-nummer 40531678 Contact T: 020-5983388 E: viva.rechten@vu.nl W: www.vivavu.nl

Via VIVA | december | 5 14-12-2014 13:48:24


Inhoudsopgave Even voorstellen Preek van de Praeses Commissies

7 8

Artikelen Over een oud Gronings finaal verrekenbeding en de verzorging van de langstlevende echtgenoot Boekbespreking: doorbreking van de natrekking in rechtsvergelijkend perspectief Boekbespreking: testamentair bewind over het vermogen van een minderjarige Ik presenteer u: de jeugdwet! Een drietal uitdagingen voor de toepasselijkheid van het huurbeding

7 11 20 4 26

Activiteiten Agenda ALV, diner en eindfeest Bundelborrel Eerstejaarsuitje Borrel Allen & Overy

Interviews

Rolandinus Passeggeri Baker & McKenzie

31 Tentamentraining Baker & McKenzie 32 Breakfast Houthoff Buruma 33 Constitutieborrel 34 LNSF 34 Bekendmaking studiereis

35 36 37 38 39

40 41

Foto’s 45 - 49

6 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 6

14-12-2014 13:48:24


Preek van de Praeses Even voorstellen

Beste leden van V.I.V.A., We kunnen een prachtige boodschap uitdragen: het gaat goed met onze vereniging en het gaat goed met onze opleiding. Het ledenaantal van V.I.V.A. is in hele korte tijd gegroeid naar 156 leden. Veel van onze (nieuwe) leden hebben dit jaar gesolliciteerd voor een plaats in een van de commissies. We vinden het ontzettend leuk om te zien dat er een hele grote groep leden is die zich actief wil inzetten voor onze vereniging. We merken dat V.I.V.A. leeft onder de studenten en daar zijn we trots op. Ook buiten de VU blijft dit niet onopgemerkt: we hebben het LNSF (het Landelijk Notarieel Studenten Feest) met maar liefst 44 leden bezocht en verwachten dat de andere landelijke activiteiten (het congres, het gala en het hockeytoernooi) ook erg goed bezocht zullen worden. V.I.V.A. is natuurlijk een studievereniging, dus het is het vermelden waard dat het erg goed gaat met onze opleiding. De opleiding Notarieel recht van de Vrije Universiteit wordt goed gewaardeerd in de Nationale Studenten EnquĂŞte (NSE), de faculteit scoort goed in de Elsevierranking en onze opleiding is gestegen in de ranglijst van de Keuzegids. De kleermaker die onze bestuurspakken heeft gemaakt, heeft twee woorden in mijn kraag geborduurd: toegankelijk en vernieuwend. Dit zijn twee kernwaarden die we de rest van dit verenigingsjaar als bestuur uit willen dragen. Wij vinden het belangrijk om toegankelijk te zijn, omdat wij als bestuur ten behoeve van onze leden dienen te handelen. Wij behartigen de belangen van onze leden bij, met en dankzij onze sponsors door het organiseren van activiteiten. Naast de vele kantoorbezoeken en borrels staan dit jaar onder andere ook een studiereis en een hockeytoernooi op het programma. De deur van onze bestuurskamer staat altijd open voor iedereen; daarnaast zijn we goed te bereiken per mail. Wij houden van een frisse blik en staan open voor al jullie input en commentaar, dus schroom niet om contact met ons op te nemen. Het zal jullie niet ontgaan zijn dat wij naast toegankelijk, ook vernieuwend willen zijn. Er zijn dit verenigingsjaar een aantal dingen veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. We hebben sinds kort een nieuwe website, we hangen regelmatig posters op in het Initium, we hebben de nieuwsbrief in een nieuw jasje gestoken, de Via Viva wordt ook digitaal gepubliceerd op het online platform ISSUU en we hebben een eerstejaarsuitje gehad. Dit alles vormt slechts een deel van onze activiteiten. We willen het goede werk van onze voorgangers voortzetten en een andere weg inslaan waar wij dat nodig vinden. Wij bedanken alle leden voor hun enthousiasme tijdens alle activiteiten en hopen velen van jullie terug te zien op de laatste activiteit van dit kalenderjaar: het kerstdiner. Met vriendelijke groet, namens het bestuur van V.I.V.A., Pieter ten Broecke praeses h.t.

Via VIVA | december | 7 via viva december bijna af.indd 7

14-12-2014 13:48:26


Loyens & Loeff is een onafhankelijke dienstverlener, gespecialiseerd in juridisch en fiscaal advies aan ondernemingen, financiële instellingen en overheden. De intensieve samenwerking tussen advocaten, belastingadviseurs en notarissen maakt Loyens & Loeff uniek in de Benelux. Daarnaast is Loyens & Loeff vertegenwoordigd in de belangrijkste financiële centra van Europa, Azië en deVerenigde Staten.

Kennismaken met Loyens & Loeff Mogelijkheden voor studenten Loyens & Loeff biedt derde- en vierdejaars studenten Notarieel recht de mogelijkheid om een nationale of internationale stage te lopen.Tijdens een stage draai je volledig mee in onze praktijk. Voor getalenteerde studenten heeft Loyens & Loeff een speciale studiebeurs. Daarnaast organiseren wij verschillende business courses en is het mogelijk kennis te maken met ons kantoor door middel van een kantoorbezoek en tentamentrainingen.

L&L Academy voor starters Wij realiseren ons dat de dagelijkse praktijk binnen de bedrijfsjuridische dienstverlening verschilt van wat je op de universiteit hebt geleerd. Om de omschakeling van theorie naar praktijk zo soepel mogelijk te laten verlopen, heeft ons kantoor voor beginnende advocaatstagiaires, fiscalisten en kandidaat-notarissen een speciale opleiding in het leven geroepen: de Loyens & Loeff Academy. Hierin bieden wij onze nieuwe medewerkers een praktijkgericht introductieprogramma. Na de Academy volgen de startende kandidaat-notarissen de beroepsopleiding van de KNB. Gedurende het gehele jaar kun je bij ons solliciteren voor de functie van kandidaat-notaris.

Solliciteren Wil je nader kennismaken of solliciteren? Neem dan contact op met Joost Kok via het telefoonnummer 020 578 5569/ 010 224 6186 of solliciteer via onze website www.loyensloeffacademy.com

8 | december | Via VIVAwww.loyensloeffacademy.com via viva december bijna af.indd 8

14-12-2014 13:48:26


Marcel Kremer

‘Dat plan van huwlijk van dr. R. frappeert mij – dat zal ook garen scheering zijn met zijden inslag! Mij dunkt ik had gepaster vrouw voor dien man geweten.’ 1 Het is van alle tijden dat bij het zoeken naar een geschikte huwelijkspartner aandacht wordt besteed aan de financiën. Zijn het niet de trouwlustigen zelf, dan zijn het wel bezorgde familieleden en/of vrienden. In de achttiende eeuw stond het behoud dan wel verbetering van het familievermogen voorop. Dat verzekerde de continuïteit van de op te houden levensstaat. In de achttiende eeuw werd bij de bespreking van de financiële vooruitzichten van een potentiële huwelijkspartner dan ook niet gesproken van een geliefde of van een beminde, maar ….. van een voorwerp.

is om te bepalen hoe de verzorging van de langstlevende echtgenoot er in vroeger dagen in de praktijk uitzag, heb ik niet alleen het toenmalige positieve recht onderzocht, maar ook de toepassing daarvan in de praktijk. Dat alles diende n.m.m. plaats te vinden in de sociaaleconomische context van huwenden. Een dergelijke studie is veelomvattend, vandaar dat het onderzoek om diverse onderzoekstechnische redenen is beperkt tot één specifieke bevolkingsgroep die leefde in één rechtsgebied met eigen wetgeving en waar de algehele gemeenschap van goederen bestond.2 De keuze viel op doopsgezinden in de stad Groningen in de achttiende eeuw.

Huwelijksvermogensrecht en erfrecht in de stad Groningen tot 1809

De stand ophouden diende ook gewaarborgd te zijn na het einde van het huwelijk door de langstlevende goed verzorgd achter te laten. Omdat echtscheiding in die dagen nagenoeg uitgesloten was, betekende het einde van een huwelijk in de praktijk altijd het overlijden van een echtgenoot. Het volhouden van de gevoerde levensstaat werd zeer sterk beïnvloed door het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht. Omdat ik in mijn proefschrift van opvatting ben dat een bestudering van het geldende recht niet voldoende

In de stad Groningen gold sinds 1374 de wettelijke gemeenschap van goederen. Alle goederen en schulden, uitgezonderd leengoederen en fideï-commissair vermogen, vielen in deze gemeenschap. De wettelijke gemeenschap van goederen kon uit haar aard meer goederen en schulden omvatten dan een beperkte gemeenschap. Vergeleken met zijn gerechtigheid tot laatstgenoemde gemeenschap, bleef de langstlevende echtgenoot daarom beter verzorgd achter indien hij in de wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd was geweest en de overledene van zijn zijde per saldo meer netto vermogen had aangebracht dan de

1 Fragment uit een brief, 6 maart 1804, van prof. dr. Matthias van Geuns over de huwelijksplannen van de stad-Groninger doopsgezinde med. dr. J(o) an(nes) Reijnders (1759-1814), zie: Van Eeghen, Meniste vrijage, 127-128.

2 De Republiek telde tot 1809 meer dan honderd van elkaar verschillende rechtsgebieden. Gewesten, delen van gewesten en afzonderlijke plaatsen, zoals Groningen, maar bijvoorbeeld ook Stavoren, hadden eigen huwelijksvermogensrecht en erfrecht.

langstlevende zelf. Als echtgenoten in de wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd waren geweest en het huwelijk onbeërfd geraakte (dat wil zeggen alle uit het huwelijk geboren kinderen waren voor de eerst gestorven echtgenoot overleden), dan bood het stad-Groninger huwelijksvermogensrecht de beste verzorging voor de langstlevende. Het Groninger stadboek uit 1425 bepaalde dat de langstlevende in dat geval als enige gerechtigd was tot alle goederen van de overledene.

Artikelen

Over een oud-Gronings finaal verrekenbeding en de verzorging van de langstlevende echtgenoot

Anders dan het huwelijksvermogensrecht, was het stad-Groninger erfrecht meer gericht op bescherming van familievermogen dan op bescherming van de langstlevende echtgenoot. Ten eerste bood het stedelijke versterferfrecht de langstlevende echtgenoot weinig. Wanneer iemand bij zijn overlijden zowel een echtgenoot als afstammelingen naliet, werden uitsluitend deze afstammelingen als versterferfgenamen tot de nalatenschap geroepen. Indien een gehuwde erflater altijd kinderloos was gebleven, erfden zijn bloedverwanten de gehele nalatenschap. De langstlevende echtgenoot erfde dus niet, behalve in een zeer bijzonder geval. Een bepaling uit stedelijke wetgeving uit 1689 bepaalde dat de langstlevende echtgenoot erfde als van de overleden echtgenoot afstammelingen, noch bloedverwanten tot en met de tiende graad in leven waren. In de praktijk was de kans hierop natuurlijk uitzonderlijk klein. ->

Via VIVA | december | 9 via viva december bijna af.indd 9

14-12-2014 13:48:26


Ten tweede was de legitiemeregeling in het stad-Groninger erfrecht gericht op bescherming van familievermogen. Een erflater zonder afstammelingen kon bij testament slechts onaantastbaar over de helft van zijn gehele vermogen beschikken. Liet hij afstammelingen achter, dan kon hij slechts beschikken over de helft van zijn ‘patrimoniale’, ‘aengeërfde’ en ‘aengestorvene’ goederen, binnen de stad en/of stadstafel gelegen. Slechts ten aanzien van zijn overige vermogen kon hij in dat geval onaantastbaar testeren. Een gehuwde werd daarom beperkt in het onaantastbaar, testamentair bevoordelen van zijn echtgenoot. Ten derde bracht het stadserfrecht een ongelijke erfrechtelijke positie mee voor dochters in ouderlijke nalatenschappen. Het stadsrecht bepaalde dat de erfportie van een dochter ten opzichte van haar broer maar de helft bedroeg als ze erfde van haar ouders. Dat hinderde de vermogensopbouw van vrouwen en schaadde daarom hun latere verzorging als weduwe.

wanneer beide echtgenoten waren geboren in de stad. Dat is een zeer hoog percentage. Toen in de tweede helft van de achttiende eeuw de stad-Groninger huwelijksmarkt lokaler van aard werd – men huwde in toenemende mate met iemand uit de nabije omgeving en bovendien de welstand van de stedelijke doopsgezinden toenam, maakten doopsgezinden nog vaker dan voorheen huwelijksvoorwaarden op. Uit het genoemde hoge percentage huwelijksvoorwaarden onder doopsgezinden mag echter niet worden geconcludeerd, dat partijen daarin per definitie afweken van de wettelijke gemeenschap van goederen en dus de verzorging van de langstlevende echtgenoot langs huwelijksvermogensrechtelijke weg beperkten. Althans, deze conclusie is onjuist voor de periode 1699-1760. In deze tijd werd namelijk nog in 29 procent van de onderzochte huwelijksvoorwaarden een wettelijke gemeenschap van goederen overeengekomen. Naar hedendaagse opvattingen is dat een curieuze Week de juridische verzorging van uitkomst: huwelijksvoorwaarden de langstlevende echtgenoot in maken om daarin een algehele gede praktijk af van het Groninger meenschap van goederen overeen stadsrecht in de jaren 1699-1809? te komen! Gezien het geringe aantal opgemaakte huwelijksvoorwaarden en het grote percentage fiscale armen, blijkt de wettelijke gemeenschap van goederen vooral het huwelijksgoederenregime van de minvermogenden in de stad Groningen te zijn in de achttiende eeuw. Daarentegen kwamen ongeveer twee derde van de gehuwde doopsgezinden in de stad huwelijksvoorwaarden overeen,

In de periode 1760-1809 raakte de wettelijke gemeenschap van goederen echter verder uit de gratie; de stedelijke doopsgezinden kwamen vrijwel altijd de beperkte gemeenschap van winst en verlies overeen en zelden andere huwelijksgoederenregimes. Vanaf 1760 streefden betrokkenen dus langs huwelijksvermogensrechtelijke weg een grotere bescherming van aangeërfd en ten huwelijk aan-

gebracht vermogen na dan het stadsrecht bood. Zij wilden dat vermogen bij voorkeur buiten de gemeenschap laten. Rond 1700 blijkt de ongelijke erfrechtelijke positie van zonen en dochters niet meer overeen te komen met de wensen van doopsgezinden met vermogen. In huwelijksvoorwaarden namen zij standaard een zogenaamde ‘gelijkheidsclausule’ op, als gevolg waarvan zonen en dochters uit het huwelijk geboren voor gelijke delen in de ouderlijke nalatenschappen opkwamen. Deze gelijkstelling versterkte de vermogenspositie van vrouwen, wat gunstig was als ze weduwe zouden worden. Groninger doopsgezinden zagen de wettelijke gemeenschap van goederen en de ongelijke erfrechtelijke positie van zonen en dochters in de praktijk dus als het recht voor mensen zonder of met weinig vermogen. Zij konden zich niet onverkort vinden in de huwelijksvermogensrechtelijke bescherming van de langstlevende echtgenoot die het stadsrecht bood. Zij zwakten deze bescherming af door bij voorkeur geen algehele gemeenschap van goederen te creëren. De zwakke erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot versterkten zij echter aanzienlijk. Dit deden zij vooral door hieronder genoemde regelingen in huwelijksvoorwaarden overeen te komen. Vanaf 1689 maakte het stadsrecht voor de juridische verzorging van de langstlevende echtgenoot een rechtsontwikkeling mogelijk die in de rechtspraktijk van buitengewoon groot belang werd.

10 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 10

14-12-2014 13:48:26


De gevonden contractuele legaten en erfstellingen met verzorgingsaspecten zijn onder te verdelen in vier algemene en vier bijzondere regelingen. Tot de vier algemene moeten de regelingen worden gerekend die betrekking hadden op de situatie dat het huwelijk ten tijde van het overlijden van een echtgenoot (1) onbeërfd (kinderloos) was; (2) beërfd was (dat wil zeggen uit het huwelijk waren één of meer kinderen in leven gebleven); (3) beërfd was en een uit het huwelijk geboren kind na zijn eerst gestorven ouder zonder descendenten stierf en - hierboven genoemd - (4) onbeërfd geraakt was (kinderloos geworden). De vier bijzondere regelingen zijn onder te verdelen in regelingen met betrekking tot (1) lijfstoebehoren, (2) huisraad, (3) bibliotheek en - hierboven genoemd - (4) de erfrechtelijke gelijkstelling van zonen en dochters. Het zeer gevarieerde maatwerk in deze acht regelingen toont aan dat Groninger doopsgezinden veel belang hechtten aan de juridische 3 Merk op dat het Burgerlijk Wetboek de legitieme portie van ouders en grootouders pas in 1995 afschafte.

verzorging van de langstlevende echtgenoot in de praktijk. Dit maatwerk ontstond door rekening te houden met de onderlinge verschillen in welstand tussen de aanstaande echtgenoten, door familietradities en door juridische bijstand. Alle onderling zeer van elkaar verschillende verzorgingswijzen hebben met elkaar gemeen dat aanstaande echtelieden ten opzichte van elkaar onherroepelijk waren gebonden aan het afgesprokene. Als gezegd, na 1760 kwamen partijen in de onderzochte huwelijksvoorwaarden vaker een beperkte gemeenschap van winst en verlies overeen in plaats van de wettelijke gemeenschap van goederen. De juridische verzorging van de langstlevende echtgenoot nam hierdoor echter niet af. Met behulp van de genoemde algemene regelingen maakten zij afspraken in het voordeel van de verzorging van de langstlevende. Het recht om te verteren, zelfs na hertrouwen, en andere vergaande bevoegdheden verleend aan de langstlevende als vruchtgebruiker van de hele nalatenschap, verzachtten de gevolgen van de beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen. In geval van een beërfd huwelijk gingen de overeengekomen algemene verzorgingsmaatregelen ten koste van aanspraken van de afstammelingen van de overledene, in geval van een onbeërfd huwelijk ten koste van de naaste bloedverwanten van de overledene. Partijen bleken in de onderzochte huwelijksvoorwaarden in

de eerste situatie minder royaal voor de langstlevende dan in de tweede. De langstlevende verkreeg een recht van vruchtgebruik van (een deel van) de nalatenschap, al dan niet in combinatie met een deel van de nalatenschap in eigendom. Vooral minder gegoede doopsgezinden hechtten meer dan anderen aan de bescherming van familievermogen.

Artikelen

Het stadsrecht stond het namelijk toe legitimaire aanspraken, zowel van afstammelingen als van overige bloedverwanten onbeperkt te schenden, mits de schending plaatsvond door bedingen in huwelijksvoorwaarden.1 Het stadsrecht zelf bepaalde verder niets naders over deze bedingen die kunnen worden opgevat als contractueel erfrechtelijke legaten en erfstellingen. In alle onderzochte huwelijksvoorwaarden kwamen ze voor, en wel in een bijzonder grote variatie.

Daarentegen werd nagenoeg altijd een erfdeel en/of een legaat van vruchtgebruik overeengekomen ten gunste van de langstlevende voor het geval dat het huwelijk kinderloos zou blijven. In de helft van de onderzochte huwelijksvoorwaarden verkreeg de langstlevende echtgenoot, ongeacht het huwelijksgoederenregime, zelfs het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap indien het voor beide aanstaande echtgenoten het eerste huwelijk betrof. De langstlevende hield dus het hele vermogen onder zich. Het daarbij aan hem verleende recht om het vruchtgebruikvermogen te verteren bood een goede verzorging. In de overige gevallen werden de verzorgingsregelingen op maat gemaakt. Van de vier bijzondere verzorgingsregelingen zorgde de opname van de ‘huisraadclausule’ er voor dat de langstlevende echtgenoot doorgaans als eigenaar over het huisraad van de overleden echtgenoot kon blijven beschikken. Deze bepaling had vooral een hoog praktisch verzorgingsgehalte. ->

Via VIVA | december | 11 via viva december bijna af.indd 11

14-12-2014 13:48:26


Gegoede doopsgezinden beschikten over boekencollecties die in omvang vergelijkbaar waren met die van Groninger universiteitsstudenten. Ter verzorging van de langstlevende besteedden zij speciale aandacht aan hun boeken in huwelijksvoorwaarden. Zij kwamen doorgaans in de zogenaamde ‘bibliotheekclausule’ overeen dat de boeken het lot van het huisraad volgde en na overlijden in eigendom toekwam aan de langstlevende echtgenoot. Zonder wettelijke grondslag kwam kleding en lijfsieraden van de overleden echtgenoot in de rechtspraktijk om niet toe aan de naaste bloedverwanten van de overledene. In de onderzochte huwelijksvoorwaarden werd dit gebruik bevestigd. Ter verzorging van de langstlevende echtgenoot bepaalden de minder vermogende doopsgezinden echter dat deze bloedverwanten daarvoor een vergoeding aan de langstlevende moesten voldoen. De rijkere doopsgezinden bekommerden zich hier niet om. Zij legden een andere nadruk. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd het lijfstoebehoren van de Groninger doopsgezinden luxer. Openlijker dan voorheen toonden zij hun welstand met kleding en accessoires. Dit gewijzigde kleedgedrag vond zijn weerslag in de overeengekomen huwelijksvoorwaarden. Vanaf circa 1760 bekommerden gegoede doopsgezinde families zich vaker om de vraag, of (zilveren) kledingaccessoires ook tot het lijfstoebehoren gerekend moesten worden of niet. Vanaf die tijd definieerden zij nauwkeuriger dan voorheen het begrip lijfstoebeho-

ren, zonder daarbij aandacht te besteden aan een vergoeding van de waarde. De bijzondere aandacht die in de onderzochte huwelijksvoorwaarden werd besteed aan huisraad of lijfstoebehoren ontbrak als het bedrijfsvermogen en/of de door partijen te bewonen woning betrof. Dat is bijzonder te noemen, omdat de partijen zich hoofdzakelijk met ambacht, koopmanschap of fabrieksmatige productie in hun levensonderhoud voorzagen en de woning met het bedrijfsvermogen het grootste deel van hun vermogens betrof. De langstlevenden wisten kennelijk de continuïteit van hun ondernemingen en voortgezet woongenot afdoende gewaarborgd door een keuze voor het toepasselijke huwelijksgoederenregime en de vier genoemde algemene regelingen. De vier algemene en de vier bijzondere regelingen waren niet in het stadsrecht uitgewerkt, maar werden in de praktijk altijd overeengekomen in de onderzochte huwelijksvoorwaarden. Een belangrijke bevinding van het onderzoek is derhalve dat het daarom niet toereikend is om alleen het wettenrecht te bestuderen op verzorgingsaspecten voor de langstlevende, althans waar het de stad Groningen betreft. De genoemde acht regelingen vormden in de praktijk een uiterst belangrijke reden om huwelijksvoorwaarden op te maken. Het was zelfs de belangrijkste reden in het geval in huwelijksvoorwaarden een wettelijke gemeenschap van goederen werd overeengekomen. Ze waren in de praktijk het belangrijkste in-

strument om de verzorging van de langstlevende echtgenoot juridisch vorm te geven, omdat aldus een in beginsel onaantastbare inbreuk kon worden gemaakt op legitimaire rechten. Schenkingen of bruidsschatten speelden in dit verband amper een rol. Het stedelijke erfrecht stelde de bescherming van het familievermogen boven de bescherming van de langstlevende echtgenoot. Naar mijn mening was ook dat recht in de ogen van de Groninger doopsgezinden het recht voor minvermogenden. Zij zelf verkozen immers de positie van de langstlevende te versterken.

Hebben sociaaleconomische factoren een rol gespeeld bij de vormgeving van de juridische verzorging van de langstlevende in de praktijk? De twee grootste doopsgezinde gemeenten in de stad Groningen waren voor hun ledengroei geheel afhankelijk van een immigratie- en geboorteoverschot. Hierdoor waren ze gevoelig voor conjunctuurschommelingen in de stedelijke economie en voor demografische ontwikkelingen. Afnemende immigratie, een gemiddeld hoge huwelijksleeftijd, relatief veel voortijdig door overlijden ontbonden huwelijken, veel ongehuwde lidmaten en een aantal ernstige crises in de stedelijke volksgezondheid hebben de aantallen doopsgezinden in de stad drastisch doen krimpen in de achttiende eeuw.

12 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 12

14-12-2014 13:48:26


Deze sociale gelaagdheid speelde een rol bij de huwelijkspartnerkeuze en dus ook bij de verzorging van de langstlevende echtgenoot. De huwelijkspartnerkeuze was waarschijnlijk vrij, maar in de praktijk was onmiskenbaar van belang of het (toekomstige) vermogen van een huwelijkskandidaat de trouwlustige tijdens en na het huwelijk in staat zou stellen om de gewenste levensstaat te (blijven) voeren. De sociaaleconomische positie van de huwelijkspartner diende, als het kon, gelijkwaardig of beter te zijn. Bestonden er toch sociaaleconomische verschillen tussen aanstaande echtgenoten, dan had dit consequentie voor de inhoud van de overeen te komen huwelijksvoorwaarden. Uit de zeer grote variatie die is aangetroffen onder bovengenoemde algemene en bijzondere verzorgingsregelingen blijkt dat bij de huwelijksvoorwaardenonderhandelingen zeer serieus rekening werd gehouden met de door partijen vastgestelde onderlinge verschillen in (te verwachten) welstand van de aanstaande echtelieden. De in het geval van een beperkte gemeen-

schap van winst en verlies op te maken inventarissen verstrekten veel inlichtingen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de volgens verwachtingen rijkste van de twee aanstaande echtelieden, in de ogen van betrokken partijen vaak geen extra verzorging behoefde ten koste van nakomelingen van de overledene.

ne technieken ter oplossing van juridische problemen de geesten in het verleden ook al beroerden. Er schuilt veel waarheid in de uitspraak: ‘Wat er is, was er al lang; wat zal komen, is eerder al geweest.’ 1

Artikelen

Zakelijk succes en het huwelijksgedrag van de lidmaten leidden tot accumulatie van vermogen, vooral in de tweede helft van die eeuw. De toegenomen welstand en verdeftiging van de sociaaleconomische bovenlaag droegen bij aan grotere sociale verschillen binnen de gemeente, ook al waren deze onderlinge verschillen al aan het begin van de achttiende eeuw merkbaar op de doopsgezinde huwelijksmarkt in de stad Groningen.

Een fraai staaltje maatwerk van een regeling zonder wederkerigheid voor partijen was de clausule die veel gelijkenis vertoonde met het huidige verplicht eenzijdig finaal verrekenbeding bij overlijden. De bepaling kwam vrijwel alleen voor in combinatie met een beperkte gemeenschap van winst en verlies. Op grond van deze clausule verkreeg één echtgenoot een aanspraak op een groter deel van het vermogen dan waartoe hij op grond van het huwelijksgoederenregime was gerechtigd. De andere echtgenoot verkreeg dat recht niet. Vanwege de gelijkenis met een verrekenbeding heb ik deze clausule het ‘oud-Gronings finaal verrekenbeding’ genoemd. Overigens, niet alleen het verschil in (toekomstige) gegoedheid tussen de aanstaande echtelieden leidde tot niet-wederkerige verzorgingsregelingen, ook van elkaar afwijkende partijopvattingen over de mate van verzorging van de langstlevende echtgenoot ten koste van bloedverwanten van de overledene brachten die mee. Ten slotte, in de huidige tijd spelen sociaaleconomische factoren nog steeds een rol bij de huwelijkspartnerkeuze. Daarnaast illustreert het ‘oud-Gronings finaal verrekenbeding’ dat zogenaamde moder-

1 Ontleend aan: C.M. Cappon, ‘Wat er is, was er al lang; wat zal komen, is eerder al geweest.’ Historische kanttekeningen bij de huidige staat van het Nederlandse notariaat (Amsterdam 2010).

Via VIVA | december | 13 via viva december bijna af.indd 13

14-12-2014 13:48:27


Boekbespreking: K. Hoofs, Doorbreking van de n (diss. Maastricht), Nijmegen W Axel Visschedijk 1. Vooraf1 Op 15 maart 2013 is Kim Hoofs aan de Universiteit van Maastricht gepromoveerd op het proefschrift met bovengenoemde titel. Het boek beziet de natrekking van een gebouw door de grond met behulp van rechtsvergelijking. Deze nieuwgeboren ster aan het goederenrechtelijk firmament is tot nu toe ontglipt aan de telescoop van de boekbesprekers.2 Dit is spijtig. Er is weinig zuiver rechtsvergelijkende literatuur op de markt, wat meer ruchtbaarheid was toch gepast geweest. Juist nu de rechtsvergelijking kan dienen als een inspiratiebron voor de gevallen waar het recht ons in ongewisse laat. Het verzuim der rechtswetenschappelijke auteurs is echter bij deze opgeheven. Laten wij bezien of dit boekje, met een werkelijk enig kaftblad, kan dienen als vuurtoren voor de zoekende jurist die zich geconfronteerd ziet met natrekkingsproblematiek. Deze boekbespreking houdt de volgorde van het proefschrift aan. Dit betekent dat eerst de inleiding besproken wordt, waarna achtereenvolgens het Duitse, Nederlandse, Belgische en Schotse recht aan bod komt, laatstelijk is dan beurt aan de conclusie. De nadruk zal liggen op het duurzame verenigingscriterium en uitzonderingen op de natrekking door de grond. 1 Waar in de voetnoten simpelweg een paginanummer gegeven wordt verzoekt de auteur de lezer hierin een pagina in het te bespreken werk te zien. 2 Rechtswetenschappelijk Nederland heeft gedacht te kunnen volstaan met een korte vermelding in de algemene kolommen zie: ‘Universitair nieuws’, NJB 2013/716 en E.H. Hondius, ‘Kroniek Algemeen’, NTBR 2013/36.

2. Inleiding Er is maatschappelijke behoefte om grondstuk en de daarop gebouwde woning als een geheel te bezien. Wat tot de grond behoort is een vraag waar zowel kopers van woningen als de betrokken hypotheekhouders groot belang bij hebben. De eenheid tussen grond en bebouwing kan echter er ook voor zorgen dat men het eigendom verliest. Om deze ‘natrekking’, want dat is de propere betekenis van natrekking een vorm van eigendomsverkrijging, niet een te grote sta in de weg te laten zijn voor het rechtsverkeer kent men manieren om deze natrekking te doorbreken. De mogelijkheden die diverse stelsels hiertoe bieden is het onderwerp van het proefschrift van Hoofs. De te bespreken stelsels,Duitsland, Nederland, België en Schotland, hebben gemeen dat deze zogeheten ‘objectieve maatstaven’ voor natrekking kennen. De lezer wordt op het hart gedrukt niet onder objectief te verstaan ‘waarneembaar’. Het is altijd goed om te weten wat niet de juiste definitie van ‘objectief ’ is. Het valt echter te betreuren dat Hoofs achterhoudt wat zij dan onder objectieve maatstaven verstaat. Enfin, de essentie van het proefschrift is gelegen in ‘het in kaart brengen van de manieren waarop de natrekking naar kan worden doorbroken’.3 De onderbouwing van Hoofs voor haar keuze om rechtsvergelijkend onderzoek te verrichten is opmerkelijk te noemen. De hiervoor gegeven reden is namelijk dat de Europese Unie door middel van zijn open grenzen het voor Nederlandse burgers en onderne-

mers aantrekkelijker maakt om zich te vestigen in het buitenland. Derhalve is het van belang dat zij goed op de hoogte zijn omtrent wat wel en niet door de grond nagetrokken wordt in het buitenland. De te bespreken materie is ook daadwerkelijk toegespitst op deze pan-Europeanen. Immers de meest populaire emigratiebestemmingen voor Nederlanders zijn België en Duitsland.4 De bespreker haalt zijn schouders op en slaakt een diepe zucht. Wat als Schotland zich onafhankelijk had verklaard? Wat als de (heugelijke) dag zich voordoet dat de Europese Unie ophoudt te bestaan? Is dit proefschrift dan niets meer waard? Schrijft de Limburger even lichtvaardig een proefschrift als hij een pul bier aan de lippen zet? Gelukkig wordt de Maastrichtse academische eer gered. De keuze voor rechtsvergelijkend onderzoek is ook ingegeven door de overeenkomsten en verschillen tussen de te bespreken stelsels. Zo kennen Nederland en België een gezamenlijke privaatrechtelijke bakermat in de Franse Code Civil. Het Duitse recht is interessant wegens zijn sterke dogmatische onderbouwing en het Schotse omdat aldaar de nadruk ligt op case law. Dit doet er niet aan af dat emigratieplannen en de Europese Unie, naar smaak van de bespreker, geen basis zou moeten zijn voor een proefschrift.

3 p. 16.

4 p. 19.

3. Duits recht In hoofdstuk 2 bespreekt Hoofs het Duitse recht. Het goederenrecht in Duitsland draait, als ware het de zon en de aarde, om het zogeheten ‘sachen’ begrip. Van een dergelijke ‘Duitse zaak’ is sprake

14 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 14

14-12-2014 13:48:27


indien kan worden gesproken van een ‘lichamelijke’ zaak. Niet te verwarren met ons eigen onderscheid onder oud recht tussen lichamelijke en onlichamelijke zaken. Een ‘lichamelijke’ zaak is voldoet aan drie vereisten, hij is waarneembaar, beheersbaar en zelfstandig. Overigens komt deze trits nagenoeg overeen met de Nederlandse lijstjes voor ons zaaksbegrip a la artikel 3:2 BW.1 Indien een zaak uit meerdere bestanddelen bestaat wordt hij aangeduid als een samengestelde zaak. Bestanddelen vindt men in verschillende soorten. Het Duitse recht onderscheidt wezenlijke, onwezenlijke en schijn bestanddelen.2 Als ook zogeheten toebehorende zaken.3 De wezenlijke bestanddelen zijn de bestanddelen die worden nagetrokken(in oneigenlijke zin) door het grondstuk4. Dit is het geval indien het verwijderen van het bestanddeel naar redelijkheid onmogelijk is alsmede wanneer het wezen van de zaak wijzigt door de wegname. Aan bestanddelen die aan dit criterium voldoen komt geen zelfstandig juridisch karakter toe.5 Een object dat met de grond verenigd is zal in beginsel dus een onroerende zaak vormen. Echter in een tweetal gevallen wordt bestanddeelvor1 Het favoriete lijstje van de bespreker is die van van der Steur. Zij onderscheidt naast menselijke beheersbaarheid, stoffelijkheid, zelfstandigheid en waarde ook ethische/rechtspolitieke eisen aan zaken. Zie J.C. van der Steur, Grenzen van rechtsobjecten(diss. Leiden UL), Leiden:J.C. van der Steur 2003, p. 138. 2 p. 28. 3 Toebehorende zaken zijn roerende zaken die het doel van de hoofdzaak dienen. Zie § 97 BGB. 4 § 93 BGB. 5 Verschil met de zogeheten onwezenlijke bestanddelen is dat deze laatste categorie zonder problemen verwijderd kunnen worden. Deze verwijdering heeft dan echter tot gevolg dat de zaak als ‘incompleet’ dient te worden beschouwd. Het geijkte voorbeeld hiervoor is de motor in een automobiel.

ming niet aangenomen. Namelijk indien de vereniging slechts van tijdelijke aard is of de vereniging tot stand is gekomen in het kader van een zakelijk recht6. In deze twee gevallen is sprake van een schijn bestanddeel, en vindt dus geen natrekking plaats.7 Men zou dit kunnen vergelijken met ons duurzaamheidcriterium. Kortom als een derde kan bemerken dat sprake is van een fysieke eenheid dan zal dit ook juridisch het geval zijn. Indien slechts een tijdelijke verbinding te ontwaren is, dan zal er geen juridische eenheid bestaan. Het Duitse opstalrecht, ’erbbaurecht’, behelst het recht om bouwwerken op eens anders grond te hebben.8 Vanwege het opstalrecht hebben deze bouwwerken een eigen juridische identiteit. Voorts is interessant dat het recht van opstal altijd de eerste rang moet innemen binnen de volgorde der beperkte rechten.9 Indien er andere rechten voor het opstalrecht zijn gevestigd dan dient een rangwisseling plaats te vinden10. Aldus stelt men hier het volle genotsrecht van de opstaller zeker. Goed is om op te merken dat deze fantastisch doordachte regel alleen mogelijk is door het Duitse positieve stelsel van grondboekhouding.11 Voor de opstaller in het, zoals in alles, negatieve Nederland is het gras werkelijk groener bij de buren. Het opstalrecht heeft twee elementen, de inhoud met zakelijke 6 § 95 BGB; p. 37. 7 § 10 ErbbauRG; p. 44. 8 HR 31 oktober 1997, LJN ZC2478(Portacabin). 9 § 1 Abs. 1 ErbbauRG. 10 p. 45; § 873 Abs. 2 BGB. 11 De benodigdheid van een rangwisseling is immers altijd af te lezen uit het (positieve) Grundbuch. Zie J.A. Zevenbergen, Systems of land registration(diss.Delft TU), Delft:NCG 2003, p. 52-53.

werking en de verschuldigde vergoeding.12 Anders dan in Nederland is de mogelijke, goederenrechtelijke, inhoud specifiek in de wet opgenomen.13 De meeste van deze bepalingen zullen de lezer niet heel vreemd voorkomen.14 Opvallend is de mate waarin het Duitse recht hier de grondeigenaar in bescherming neemt tegen de opstaller. Zo kan het verplicht moeten overdragen aan de grondeigenaar van het recht van opstal alsook boeteclausules bij wanprestatie worden bedongen. Helaas vermeldt Hoofs niet wat nu het lot is van een dergelijke boeteclausule bij overdracht. Gaat deze dan rusten op de opvolgende eigenaar? Dit is een relevante vraag. Naar Nederlandse recht kennen zowel de rechtsvormen die gebaseerd zijn op gemeenschap als de beperkte rechten een zekere goederenrechtelijke oplegging van te korten die ontstaan zijn tijdens de periode van de rechtsvoorganger. 15 De oorzaak van deze overeenkomstigheid zou gelegen kunnen zijn in de gezamenlijke origine in het ‘gebrecklicke eigendom’ in het Rooms-Hollands recht. ->

Artikelen

de natrekking in rechtsvergelijkend perspectief en Wolf Legal Publishers, 2013, 301 pp.

12 Deze stelling doet de bespreker denken aan de parlementaire geschiedenis omtrent het recht van erfpacht: hier werd vermeld dat erfpacht bestaat uit twee hoofdcomponenten, een zakelijk recht voor de erfpachter om de zaak te houden en te gebruiken maar ook een op de erfpachter rustende verplichting om canon te betalen. Zie C.J. Van Zeben, J.W. Du Pon & M.M. Olthof, Parlementaire geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek,Boek 5, Zakelijke rechten, Deventer:Kluwer 1981, p. 293. 13 Dit lijkt enigszins op de opvatting van Vonck inzake de zakelijke werking van erfpacht bedingen. Grof gezegd inhoudende dat alleen aan bedingen gebaseerd op de wet zakelijke werking toekomt. Te vinden in: F.J. Vonck,De flexibiliteit van het recht van erfpacht(diss. Groningen RUG), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2013, p. 143. 14 De bedingen zijn te vinden in § 2-8, § 27 Abs. 1, § 32 Abs. 1 ErbbauRG. 15 Bijvoorbeeld artikel 5:122 lid 3 BW(inzake appartementsrecht) en artikel 5:92 lid 2 BW(inzake erfpacht).

Via VIVA | december | 15 via viva december bijna af.indd 15

14-12-2014 13:48:27


Indien de boeteclausule(of de verschuldigde verschuldigde vergoeding) op een soort gelijk regime functioneren zouden wij hier dan een stukje ius commune kunnen ontwaren? Ah, voor zulke vragen lezen wij helaas het verkeerde proefschrift. In de mogelijke zakelijke inhoud van het recht van opstal beziet men de kracht van het Duitse recht. Tegenover de eerder genoemde bescherming voor de grondeigenaar staat de mogelijkheid om te bedingen dat de opstaller eenzijdig het recht van opstal kan verlengen indien het afloopt.1 Ook een recht van koop behoort tot de mogelijkheden. Aan het goed ontwikkelde palet van de Duitse wetgever had Hoofs wel wat aandacht mogen bestaan, hoewel ik mij inmiddels afvraag in hoeverre dit nog tot haar onderzoeksopzet behoort. Een opstalrecht kan alleen worden gevestigd ten aanzien van een wezenlijk bestanddeel, voor zover dit een bouwwerk is. Een bouwwerk is, blijkens de literatuur, een object dat is ontstaan door samenkomst van arbeid en materiaal. Graag had ik nog iets gelezen over de mogelijkheid om door middel van opstal over te gaan naar verdiepingseigendom. Uit § 1 Abs. 3 ErbbauRG blijkt dat dit niet mogelijk is. Enige bespreking van de alternatieven die het Duitse recht biedt was geen overbodige luxe geweest. 4. Nederlands recht In hoofdstuk 3 bespreekt Hoofs het Nederlandse recht. Aangezien dit zeker niet het meest interessante onderdeel van het proefschrift is volsta ik hier met enige (kriti1 p. 48; § 2 nr. 4 ErbbauRG.

sche) opmerkingen. Hoofs wenst een categorisatie te maken van manieren waarop naar Nederlands recht de natrekking kan worden doorbroken. Zij onderscheidt er drie. Namelijk wanneer een object bestanddeel is van eens anders onroerende zaak(bijvoorbeeld een overbouw), wettelijke bepalingen die leiden tot doorbreking van natrekking(bijvoorbeeld kabelnetten en grafzerken) en laatstelijk de vestiging van een opstalrecht.2 Ik heb met deze sortering een tweetal problemen. Allereerst acht ik het niet juist dat netten onder de tweede categorie vallen maar niet onder de eerste categorie. Immers bij zowel een overbouw als bij kabels en leidingen is sprake van horizontale natrekking. Overigens zou men de doorbreking van de natrekking van een overbouw ook kunnen bezien als voortvloeiende uit een wettelijke bepaling.3 Daarnaast neem ik dat in ieder geval er nog een vierde categorie zou moeten worden toegevoegd. Waarbij de doorbreking van de natrekking voortvloeit uit het overgangsrecht. Men kan hier denken aan oude rechten van beklemming4 alsook aan oude kerktorens.5 Verder worden hier en daar nog wat kleine, onnodige maar wel amusante foutjes gemaakt. Zo beweert Hoofs dat dieren zaken zijn, sinds 1 januari 2013 is dit niet meer juist blijkens artikel 3:2a BW. Ook meent Hoofs 2 p.68. 3 Zie artikel 5:20 lid 1 sub e BW, ‘voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak’. 4 Zie hierover A.C. Wibbens-de Jong, ‘Beklemrecht en NBW(I)’, WPNR 1991/6015, p. 549 – 551. 5 Dit is het gevolg van additioneel artikel 6 van de Staatsregeling 1798 waarbij bepaald werd dat kerktorens apart moeten worden gezien van de grond c.q. overige bouwlagen van de kerk. Zie hierover H.D. Ploeger, Horizontale splitsing van eigendom(diss. Leiden UL), Deventer:Kluwer 1997, p.250 – 289. De bespreker raadt dit overigens aan als scriptieonderwerp voor bachelorstudenten.

dat de maan stoffelijk en tastbaar is maar toch geen zaak is omdat men geen ‘zeggenschap’ over de maan kan hebben.6 Juister is om te stellen dat de maan zich überhaupt aan het zakenrecht onttrekt omdat uit artikel 11 lid 3 Maanverdrag7 volgt dat de maan geen object van eigendom kan zijn. Hoofs is ook niet erg zorgvuldig met haar citaten. Zo verwijst zij naar de mening van Van Maanen en Bartels omtrent de mogelijkheid om een opstalrecht te vestigen waar ook een appartementensplitsing open staat naar een boekgedeelte bewerkt door Van Velten.8 5. Belgisch recht In hoofdstuk 4 wordt de natrekking naar Belgisch recht besproken. België kent verschillende soorten van onroerende zaken. Onderscheid wordt gemaakt tussen onroerend uit aard en onroerend door bestemming. Het Belgisch Burgerlijk Wetboek(Hierna:BBW) formuleert geen criterium voor onroerend naar aard. De Belgische jurist dient zich te bedienen van een niet-limitatieve opsomming.9 De wet noemt hier onder andere grond, bouwwerken, bomen en tunnels.10 Deze objecten hebben een zekere vereniging met de grond gemeen. Met betrekking tot bouwwerken geldt het zogeheten corporatiecriterium. De toetsingsgrond hierbij is de duurzame, gewoonlijk verbondenheid tussen gebouw en gronderf. Echter enige ‘functionele beweegbaarheid’ zoals het geval is bij een havenkraan 6 p.71. 7 Volluit: ‘Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen’. 8 p. 92, onder voetnoot 466. 9 p. 126. 10 Artikel 518 en 521 BBW.

16 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 16

14-12-2014 13:48:27


1 p.129; Cass. 14 februari 2008, R.W. 2008-09, 456 2 Zie voor de discussie over hulpzaken en natrekking de uiterst leesbare dialoog tussen Heyman en Bartels: H.W. Heyman en S.E. Bartels, ‘Is een huis bestanddeel van de grond? Een rechtsgeleerde dialoog tussen H.W. Heyman en S.E. Bartels’, NTBR 2006/40. 3 Het nutcriterium speelt een rol bij mandeligheid, zie artikel 5: 60 BW. Onder het oude BW gold dit criterium ook voor erfdienstbaarheden. Het waardecriterium is een belangrijk gezichtspunt naar Nederlands recht om bestanddeelvorming aan te nemen. 4 België kent twee soorten opstalrechten, een zelfstandige en een afhankelijke. Aangezien zij op hoofdpunten overeenkomen met het Nederlandse stelsel kan aan verdere behandeling voorbij worden gegaan.

Belgisch recht om een opstalrecht te vestigen op een gedeelte van een gebouw. Zij haalt een tweetal uitspraken aan betreffende een zolderkamer met een aparte toegang waar de Belgische rechter beslist dat een opstalrecht vestigen op een dergelijk gedeelte niet mogelijk is.5 Echter in de literatuur bestaat er nog discussie. Het zogeheten ‘klassieke’ kamp hangt een strikte tekstuele uitleg aan, waaruit volgt dat de desbetreffende bepaling(artikel 1 opstalwet) slechts ziet op gehele gebouwen. Het ‘moderne’ bepleit, in lijn met de in Nederland heersende leer, dat een opstalrecht op een gedeelte mogelijk is zolang dit gedeelte maar een voldoende zelfstandig karakter heeft. Hoofs lijkt te kiezen, mijns inziens terecht, voor de moderne opvatting. Noodzakelijk te vermelden is dat de Belgische Opstalwet sinds 24 april 2014 is veranderd. De bepaling in kwestie omvat nu uitdrukkelijk de mogelijkheid om een opstalrecht te vestigen voor een gedeelte van een gebouw alsook de mogelijkheid om werken te houden onder de grond. Het boek is op dit punt dus inmiddels achterhaald. Duidelijk mag zijn dat Hoofs en het moderne kamp gelijk hebben gekregen van de Belgische wetgever. 6. Schots recht In het vijfde hoofdstuk heeft Hoofs het Schotse recht beschreven. Het object van het Schotse goederenrecht is een ‘ding’.6 Onroerende ‘dingen’7 (hierna: 5 p.144. 6 ‘Thing’. De bespreker is erg gecharmeerd van het onpretentieuze taalgebruik van het Schotse recht. Werkelijk zijn wij nuchtere Hollanders een stel pedanten vergeleken met de Schotse jurist. 7 Het Schotse recht vertaalt dit als heritables, en niet als immovables.

onroerende zaken) zijn de objecten die onbewegelijk van aard zijn. Zoals een grondstuk en wat daarmee duurzaam verenigd is.8 Hiernaast zijn er roerende zaken die als onroerend kunnen worden aangemerkt. Dit is mogelijk als deze zaken de onroerende zaak dienen en daarop constructief zijn afgestemd.9 Het eigendomsrecht omvat ook de ruimte onder en boven het aardoppervlakte.10 De hieruit volgende natrekking kan worden onverdeeld in natuurlijke en industriële natrekking. Natuurlijke natrekking is de natrekking die geschiedt zonder de tussenkomst van menselijk handelen, industriële natrekking het tegenover gestelde. Natrekking geschiedt op grond van een drietal criteria, zo stelt Hoofs. Dit zijn fysieke vereniging, permanentie en ondergeschiktheid.11 De fysieke vereniging heeft echter het primaat.12 Echter er bestaat een zekere verwevenheid van de criteria. Zo zijn de gezichtspunten om tot permanentie te komen, afstemming van de objecten, verkeersopvatting, de mate van verbondenheid en de bezwaarlijkheid van verwijdering. Hierin komt een vrij complex criterium voor natrekking tot stand, waarbij de drie criteria op elkaar inwerken. Wat dus werkelijk het doorslaggevende criterium is, is moeilijk te stellen. Het gevolg van deze ‘natrekking’ is dat het object, welke tot bestanddeel verwordt, zijn zelfstandigheid verliest. ->

Artikelen

is niet dusdanig significant dat geen sprake meer is van een onroerende zaak.1 Naar Nederlands recht is dit niet anders. Onroerende zaken door bestemming zijn ietwat exotischer. Roerende zaken die bestemd zijn de onroerende zaak te dienen worden genoemd als ‘bijzaken’.2 Deze bijzaken kunnen door een handeling van de grondeigenaar gekwalificeerd worden als onroerend. Hoofs ontwaart hier het, ons recht zeer bekende, nutcriterium en het waardecriterium. 3 Indien de zaak als onroerend uit aard gekwalificeerd kan worden ontstaan een tweetal vermoedens. Men mag er vanuit gaan dat de grondeigenaar het werk op eigen kosten heeft gebouwd. Alsook mag men aannemen dat het geïncorporeerde eigendom is van de grondeigenaar. Men kan zich afvragen of het ontstaan van een (weerlegbaar) vermoeden kan worden beschouwd als natrekking. Wordt bij het ontstaan van een vermoeden eigendom verkregen? Wederom een vraag die onbeantwoord blijft. Het Belgische opstalrecht voorziet in het kunnen hebben van een gebouw op anders grond. 4 Interessant is dit dat Hoofs oog heeft voor de mogelijkheden naar

8 p. 178. 9 Vergelijk HR 15 november 1991, LJN ZC0412 (Depex/Curatoren van Bergel). 10 p.185. 11 Functionele ondergeschiktheid blijkt uit het feit dat het bestanddeel ten gunste van de onroerende zaak dient. Men bemerkt wederom het nutvereiste. 12 p.191.

Via VIVA | december | 17 via viva december bijna af.indd 17

14-12-2014 13:48:27


Het op dit punt weerbarstige Schotse recht lijkt geen opstalrecht in de continentale traditie te kennen. Hoofs bespreking van alternatieven is dan ook te waarderen. Allereerst wordt een grote(re) betekenis gegeven aan het wegneemrecht. Een wegneemrecht behelst dat men bepaalde objecten, de zogeheten ‘fixtures’, mag wegnemen die verbonden zijn aan het grondperceel1 Aldus kan de natrekking tussen de grond en deze objecten worden doorbroken.2 Het wegneemrecht kan afhankelijk zijn van een gebruiksrecht maar komt ook zelfstandig voor. Interessant is dat dit zelfstandige wegneemrecht kan worden bezwaard met zekerheidsrechten. 3 Werkelijk fascinerend zijn echter de zogeheten ‘conventional separate tenements’. Naar Schots recht is dit een manier om een gedeelte van een onroerende zaken in eigendom te hebben.4 Op een manier die de bespreker doet denken aan een splitsing in appartementsrechten. Het recept is als volgt, men ‘splitst’ een geheel gebouw, waarbij minstens twee ‘tenements’(appartementsrechten) met verschillende eigenaren ontstaan. Deze appartementsrechten kennen elk een apart eigendomsrecht. Echter ten aanzien van bepaalde gedeelten, zoals het grondstuk, de buitenmuren en de fundering, bestaat een onderhoudsverplichting. Echt prachtig is dat Schotland een soort verplicht aanvullend ‘modelreglement’ kent voor oudere ‘split1 Het kan gaan om huishoudelijke, agrarische, handels en verfraaiingobjecten, maar dit kan worden uitgebreid in de vestigingsovereenkomst. 2 p.194; Anders dan bij opstalrechten naar Nederlands recht(artikel 5:105 lid 2 BW) kan dit wegneemrecht ook geschieden tijdens de duur van het recht, en niet alleen bij het einde daarvan. 3 p.202. 4 p.208.

singen’. Genaamd het Tenements Management Scheme. Dit modelreglement komt in werking indien de vestigingsakte verleden is voor 2004 en geen afspraken zijn gemaakt inzake het onderhoud, kosten en beheer ten aanzien van de objecten waartegen onderhoudsplichtigheid bestaat. Naast deze gemeenschap van baten en lasten bestaat ook een propere gemeenschap.5 Eventuele faciliteiten, zoals trappen, het dak maarook brandblussers en verwarmingspijpen zijn gemeenschappelijk eigendom. Waarvan wij in Nederland met ons onhandige modelreglement nog wat van kunnen leren, is dat een eigenaar slechts mede-eigendom van deze faciliteiten toekomt indien hij daarbij zelf belang heeft.6 Het is jammer dat Hoofs dit heeft weggestopt in de voetnoten, dit gedeelte verdient naar mijn smaak veel meer tekst dan eraan gegeven wordt. 7. Conclusie In hoofdstuk 6 deelt Hoofs haar conclusies aan de lezer mee. Hoofs signaleert dat de goederenrechtelijke eenheid tussen grondstuk en verenigd object bestaat om een tweetal redenen.7 Allereerst wordt deze verklaart uit de meerwaarde die grond en het daarmee verenigde genereren. Zij zijn simpelweg samen economisch meer waard. Daarnaast noemt zij de rechtszekerheid als argument voor zaakseenheid. Het verenigd zijn is voor derden duidelijk waarneembaar. Aansluiting tussen het zichtbare en het juridische levert zekerheid op. Men kan zich afvragen of 5 Deze gemeenschappen kunnen echter ook samenvallen. 6 p.211. 7 p. 214.

deze twee redenen een gescheiden bestaan moeten leiden. Zou men niet kunnen stellen dat bij de reden dat wij het zichtbare en juridische wensen te verenigen gelegen is in het belang van de grotere waarde? Hoofs meent dat rechtsonzekerheid ontstaan daar waar de natrekking wordt doorbroken. Waarom dit is wordt niet vermeldt. Ik vermoed echter dat zij bedoelt dat het doorbreken van de link tussen waarneembaarheid en het juridische tot rechtsonzekerheid leidt. Dit kan zo zijn. Maar zou dit dan niet gemitigeerd worden door de raadpleegbaarheid van de openbare registers? Rechtsvergelijkend stelt de auteur dat qua duurzame verenigingscriterium de Nederlandse en Belgische stelsels het liberaalst zijn. Zo wordt in Nederland en België de havenkraan als onroerend bestempelt terwijl deze naar Schots en Duits recht als roerend zal moeten gelden. Het Duitse recht met haar nadruk op gehechtheid wordt tot het striktst qua vereisten getorpedeerd. Gevolgd door het Schotse recht met haar ingewikkelde permanentie criterium. De derde plaats wordt dus gedeeld. Wat ik (heel erg) mis in de conclusie van Hoofs zijn haar bevindingen omtrent de reikwijdte van de verschijnende opstalrechten c.q. tenements. In plaats van dit, naar mijn interesse veel smakelijkere hapje, wordt de lezer getrakteerd op twee al vele malen herkauwde plukjes, door de jaren uitgedroogd, gras. Het wegneemrecht en de vraag of de opstaller eigenaar is van zijn opstal. Aan beide vraagstukken komt naar mijn mening weinig belang toe.

18 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 18

14-12-2014 13:48:28


1 A.A. van Velten, Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed, Deventer:Kluwer 2012, p. 523; Overigens heeft RTL weervrouw Margot Ribberink succesvol haar monumentale boerderij 820 meter verplaatst middels het optillen van het grondoppervlakte waar de woning zich op bevond en deze te transporteren via een soort exotische vrachtwagen. 2 Verschil ligt hier in vraag of men aanhanger is van afsplitsinggedachte dan wel belastingsgedachte ten aanzien van beperkte rechten. 3 p. 231.

op de opstal is ontleent aan het opstalrecht, de opstal is derhalve afhankelijk van het opstalrecht. De afhankelijkheid van de opstal is een beperking die niet aan eigendom ontleent kan worden. De opstal bevat dus een beperking, afhankelijkheid, waardoor van eigendom geen sprake kan zijn. 8. Besluit Doorbreking van de natrekking in rechtsvergelijkend perspectief is een interessant werkje. Ik meen dan ook dat Hoofs op hoofdlijnen goed werk heeft verricht. Het bevat in de basis een goede bespreking van de desbetreffende rechtsstelsels. Ik had zelf de nadrukken die het boek legt graag elders gezien. Zo wordt er naar mijn mening te veel inkt gebruikt voor zijsporen als de vervreemding, verhuring en te niet gang van de opstalrechten. Ook is er veel aandacht voor enigszins gedateerde onderwerpen als overbouw, en relatief weinig aandacht voor de actualiteit zoals de uitdagingen van meervoudig ruimtegebruik. Dit ondergraaft grotendeels het belang voor de rechtswetenschap van dit boek. De prangende vragen waarvoor de rechtsstelsels om ons heen (misschien) antwoorden hebben blijven onbehandeld. De hete kastanjes blijven in het vuur. Vooral ten aanzien van het hoofdstuk over Duits recht is dit een voldongen feit. Maar goed, dit is waarschijnlijk ook een kwestie van interesse. En misschien worden de would be emigranten en Europa-fans waarvoor dit boek geschreven is ook wel meer geconfronteerd met grensoverschrijdende garages dan met multifunctionele torenflats.

Verder waren conclusies aan het einde van de hoofdstukken handig geweest. Dit bevordert enerzijds de mogelijkheid om de essentie van het hoofdstuk vast te houden opdat het geen warboel wordt. Anderzijds draagt het bij aan de eenheid van het werk als geheel, het kan dienen als verzekering dat de behandelende onderwerpen per hoofdstuk gelijk zijn. Vooral aan dit laatste ontbreekt het nogal. Al met al zou ik het werk van Hoofs vooral aanraden vanwege de sterke kern van het boek, de rechtsvergelijking van basiscomponenten omtrent natrekking. Ik meen dan ook dat het een prima startpunt is voor een goederenrechtelijke bachelorscriptie met rechtsvergelijkende elementen.

Artikelen

Zo zijn veruit de meeste gebouwen en werken simpelweg niet wegnemen vanwege hun afmetingen1. De vraag of sprake is van eigendom van een opstal is naar mijn mening niet toetsbaar als zodanig. De methode die Hoofs hiervoor toepast, het toetsen van ‘de opstal’ aan de eigendomsdefinitie van de rechtstelsels,kan niet tot een geldig antwoord komen. Allereerst omvat ‘eigenaarschap’ de mogelijkheid om afstand te doen van bevoegdheden c.q. het eigendomsrecht te belasten2. Een eigendomsrecht dat niet alle bevoegdheden omvat behelst derhalve niet dat geen sprake is van ‘echt eigendom’ zolang de beperking door eigen handelen tot stand komt. Zodoende kan men nooit door zuivere toetsing van bevoegdheden afleiden of sprake is van eigendom. Aan eigendom is inherent dat niet alle bevoegdheden aanwezig hoeven te zijn. Een bloot eigenaar is nog steeds eigenaar. Men dient dogmatiek en verschijningsvorm te onderscheiden. Zelfs als aan de methode van Hoofs geldigheid zou toekomen is de exercitie onzinnig. Zij trekt de eigendomdefinities van de desbetreffende stelsels(Duits, Nederlands en Belgisch) samen tot een begrip. Eigendom is het meest omvattende recht dat men kan(cursivering door mij, AV) hebben ten aanzien van een object.3 Indien men dit tot uitgangspunt neemt is verdere bespreking van de materiële criteria zinloos. Het recht

Via VIVA | december | 19 via viva december bijna af.indd 19

14-12-2014 13:48:28


Boekbespreking: Testamentair bewind o Marlies Moolenaar Dhr. Pieterse is gehuwd met mw. Jansen. Zij hebben 2 minderjarige kinderen. Dhr. Pieterse komt bij de notaris. Hij wil dat zijn kinderen tot zijn enige erfgenamen benoemd worden. Hij wenst dat zijn kinderen slechts beperkt kunnen beschikken over hun erfdeel, ook tijdens hun meerderjarigheid. Zomaar een casus uit de notariële praktijk. Bij dit soort kwesties is het beoogde doel van de testateur essentieel. Hier ligt een grote taak voor de notaris om de cliënt zo goed mogelijk te wijzen op de aan hem toekomende mogelijkheden, consequenties en risico’s. In deze bijdrage worden de mogelijkheden van bewind inzake het vermogen van een minderjarige besproken. Een testateur heeft de keuze tussen een Boek 1-bewind en een Boek 4-bewind. Beide bewindsvormen worden besproken waarbij de overeenkomsten en verschillen worden uitgelicht. Hierbij dient te worden benadrukt dat inzake het Boek 1-bewind voor minderjarigen twee soorten bewind mogelijk zijn. Ten eerste het bewind wat een wettelijk vertegenwoordiger van rechtswege heeft over een minderjarige en ten tweede het testamentair bewind welke op basis van art. 1:253i lid 4 BW door een testateur kan worden ingesteld. In de volgende hoofdstukken wordt stilgestaan bij een aantal onderwerpen waarbij het onderscheid van Boek 1 en Boek 4 wordt gemaakt. Allereerst wordt de strekking van het testamentair bewind in besproken (§1.1 en

1.2). Daarna volgt de verhouding tussen de minderjarige en diens wettelijk vertegenwoordiger (§2.1 en 2.2). Vervolgens wordt ingegaan op de bescherming van het vermogen (§3.1 en 3.2). In hoofdstuk 4 volgen nog wat praktijkvoorbeelden en afgesloten wordt met de conclusie en een besluit. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op het proefschrift Minderjarigen en (de zorg voor hun) vermogen, geschreven door mr. J.H.M. ter Haar, anno 2013. Hij bespreekt verscheidene aspecten van het vermogen van minderjarigen. Ik heb mij beperkt tot deel II van hoofdstuk 4. 1. De strekking van het bewind §1.1 Boek 1-bewind De strekking van het Boek 1-bewind, ook wel oneigenlijk bewind genoemd, betreft de ruimte in vermogensrechtelijke zin die de minderjarige heeft als zelfstandig individu in verhouding met diens wettelijk vertegenwoordiger(s)1. Deze bewindsvorm bestaat ongeacht het feit of er sprake is van testamentair bewind. In beginsel hebben de ouders, gezamenlijk of alleen, als wettelijk vertegenwoordiger het beheer over het vermogen van de minderjarige. Het non testamentaire bewind van Boek 1 is geregeld in art. 1:253i jo 1:337 lid 2 BW. Bij het Boek 1-bewind staat de persoon van de minderjarige centraal. Het beoogt de bescherming van de minderjarige in vermogensrechtelijke zin en de ontwikkeling naar meerderjarigheid in het kader van opvoeding en begeleiding.2 1 Proefschrift, p. 61. 2 Proefschrift p. 134-135.

Het bewind wordt niet als zodanig ingesteld. Het vloeit rechtstreeks voort uit art. 1:245 lid 1 jo lid 4 BW en heeft te maken met het gezag wat ouders van rechtswege is toegekend in verband met een minderjarige. De ouders vertegenwoordigen en beheren het vermogen voor zover de minderjarige daartoe niet in staat is. De minderjarige blijft geheel beschikkingsbevoegd, slechts diens handelingsbevoegdheid wordt beperkt. Het gaat bij deze bewindsvorm derhalve niet om een vorm van afgescheiden vermogen waar uitsluitend de ouders beheers- en beschikkingsbevoegd over zijn.3 Sinds 2 november 1995 mag de minderjarige namelijk ook zelfstandig rechtshandelingen verrichten, in die zin dat de toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger verondersteld wordt te zijn verleend.4 Hierbij wordt een aantal aanknopingsfactoren gevolgd zoals de leeftijd, hoogte van het bedrag, het type rechtshandeling en of de minderjarige de gevolgen voldoende overziet.5 Met behulpvan statistieken kunnen bijvoorbeeld inkomsten van minderjarigen worden afgelezen.6 Daarnaast wordt in de literatuur verdedigd dat arbeidsinkomsten van een minderjarige onder het bewind vallen.7 Indien de testateur wil voorkomen dat de wettelijk vertegenwoordiger het bewind heeft over zijn geërfde goederen, kan hij bij uiterste wilsbeschikking een ander dan de wettelijk vertegenwoordiger als 3 Proefschrift, p. 61-62. 4 Zie art. 1:234 lid 3 BW. 5 Proefschrift, p. 76. 6 Proefschrift, p. 77. 7 Proefschrift, p. 87.

20 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 20

14-12-2014 13:48:28


testamentair bewindvoerder aanwijzen.1 Dat wil dus zeggen dat in Boek 1 twee bewindsvormen mogelijk zijn. Hierna beperk ik mij tot de testamentaire bewindsvorm van Boek 1. §1.2 Boek 4-bewind De wet bevat geen definitie van het begrip testamentair bewind. Volgens de wetgever wordt deze vorm van bewind voldoende gekend uit de rechtsgevolgen.2 In tegenstelling tot het Boek 1-bewind wordt testamentair bewind ingesteld en ontstaat het niet van rechtswege. Het doel van testamentair bewind is dat de rechthebbende de bevoegdheid tot beheer ontnomen wordt over één of meer van zijn goederen.3 Het bewind komt derhalve op de goederen te rusten en niet op de persoon.4 5De onder bewind gestelde wordt niet handelingsonbekwaam, maar handelingsonbevoegd ten aanzien van de onder bewind gestelde goederen. Bij het Boek 1-bewind is de minderjarige wel beschikkingsbevoegd, maar is met betrekking tot bepaalde goederen handelingsonbevoegd. Boek 4 kent een aantal vormen van testamentair bewind: het beschermingsbewind, welke wordt ingesteld in het belang van de rechthebbende; het conflictbewind in het belang van een ander dan rechthebbende en het gemeenschappelijk bewind hetgeen geldt voor alle rechthebbenden.6 Hierna wordt uitsluitend ingegaan op het beschermingsbewind. 1 Zie art. 1:253i lid 4 sub c BW. 2 Parl. gesch. Boek 3, p. 468. 3 Handboek erfrecht (2011), p. 568. 4 Zie ar. 4:153 lid 1 BW. 5 Proefschrift, p. 135 en 136. 6 Handboek erfrecht (2011), p. 570.

Testamentair bewind bestaat om het vermogen tegen rechthebbende zelf of diens schuldeisers beschermen. Het beheer wordt overgelaten aan een ander dan de minderjarige of wettelijk vertegenwoordiger. Het betreft hier derhalve privatief beheer, hetgeen betekent dat in beginsel zowel de minderjarige als wettelijk vertegenwoordiger geheel buiten spel worden gezet. In beginsel, want (de wettelijk vertegenwoordiger van) de rechthebbende is naast de bewindvoerder bevoegd tot handelingen van gewoon onderhoud of die geen uitstel kunnen leiden.7 2. De verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder §2.1 Boek 1-bewind Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat waar in de wet gesproken wordt over rechthebbende, in het kader van een minderjarige de wettelijk vertegenwoordiger bedoeld wordt. De testamentaire bewindvoerder van een Boek 1-bewind wordt gelijkgesteld met een voogd. De reden hierachter is dat in lid 4 van art. 1:253i BW kan worden afgeweken van lid 1 van hetzelfde artikel. In beginsel heeft de wettelijk vertegenwoordiger het bewind over het vermogen van de minderjarige. Bij wet geregelde situaties kan een ander dan de wettelijk vertegenwoordiger benoemd worden tot bewindvoerder. Dat kan onder andere als een erflater aan een minderjarige goederen schenkt of vermaakt bij gift of uiterste wilsbeschikking en daarbij bepaalt dat een ander het bewind over die goederen zal voeren.8 De 7 Zie art. 4:166 BW. 8 Zie art. 1:253i lid 4 sub c BW.

wettelijk vertegenwoordiger wordt niet geheel aan de kant gezet want de bevoegdheid tot het vragen om rekening en verantwoording aan de bewindvoerder blijft bestaan. Opmerkelijk is dat de wet geen regulering kent van de frequentie waarmee van deze bevoegdheid gebruik dient te worden gemaakt.9 Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat hiervan de reden is dat ‘jaarlijks’ te beperkt is. Onder omstandigheden kan een regelmatigere controle noodzakelijk zijn.10 Voor het overige heeft de bewindvoerder grote vrijheid, doch dient wel rekening te houden met behoeften van de minderjarige, zijn wensen en zijner eigen mogelijkheden.

Artikelen

d over het vermogen van een minderjarige

§2.2 Boek 4-bewind De testateur bepaalt hoofdzakelijk de rechtsverhouding tussen de wettelijk vertegenwoordiger en de bewindvoerder. Vergeleken met het Boek 1-bewind, waar voornamelijk de wet de boventoon voert, bestaat veel ruimte om de taken en bevoegdheden van de bewindvoerder te regelen. De testateur kan bijvoorbeeld middels art. 4:171 lid 1 BW de wettelijke taken en verplichtingen uitbreiden of beperken.11 Door deze mogelijkheid kan de testateur de rol van de wettelijk vertegenwoordiger uitsluiten of beperken. Feitelijk komt de wettelijk vertegenwoordiger alleen in beeld bij de jaarlijkse rekening en verantwoording en de toestemming voor bepaalde handelingen, zoals het verstrekken van een geldlening.12 -> 9 Zie art. 1:254 lid 5 BW. 10 WPNR 2006/6692, p. 878. 11 Proefschrift, p. 137. 12 Zie art. 4:161 en 169 BW.

Via VIVA | december | 21 via viva december bijna af.indd 21

14-12-2014 13:48:28


Opvallend is dat de wet in Boek 4 wel de frequentie aangeeft over het afleggen van rekening en verantwoording, namelijk jaarlijks. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de testateur de bewindvoerder zelfstandig beschikkingsbevoegd kan maken. Dat houdt in dat zowel de kantonrechter als de wettelijk vertegenwoordiger buiten spel kunnen worden gezet1 en heeft tot gevolg dat de minderjarige de belangrijke waarborg van toezicht verliest. Boek 1 is immers niet van toepassing. In de meeste gevallen wil de testateur de bescherming van de minderjarige behouden en kan de rol van de wettelijk vertegenwoordiger vervangen worden door een machtiging van de kantonrechter. Via deze weg blijft het toezicht op de minderjarige gewaarborgd, zonder dat de wettelijk vertegenwoordiger het laatste woord heeft.2 In de literatuur bestaat overigens nog onduidelijkheid of de wettelijk vertegenwoordiger ook in geval van art. 4:161 BW buiten spel kan worden gezet wegens het gebruik van art. 4:171 BW.3 De wettelijk vertegenwoordiger dient immers ten aanzien van de bewindvoerder een controlemiddel te hebben. 3. Bescherming van het vermogen §3.1 Boek 1-bewind In §1.1 werd geconcludeerd dat een minderjarige beschikkingsbevoegd blijft, maar slechts gedeeltelijk handelingsonbevoegd is. Over bepaalde goederen mag een minderjarige zelfstandig beschikken4, doch wel binnen de grenzen 1 Parl. gesch. Invoeringswet boek 4, p. 2132. 2 Zie art. 4:169 BW. 3 Proefschrift, p. 139. 4 Zie art. 1:234 lid 3 BW.

van de bewindvoerder die bepaalt welke handelingen de minderjarige wel of niet mag uitvoeren. In het kader van testamentair bewind gaat het in de meeste gevallen om een ander dan de wettelijk vertegenwoordiger. Toch kunnen de taken van de bewindvoerder en de wettelijk vertegenwoordiger naast elkaar bestaan. De wettelijk vertegenwoordiger kan immers optreden als de handelingen, die de bewindvoerder wel toestaat, niet maatschappelijk verantwoord zijn. Dit volgt uit art. 1:234 lid 3 BW.5 Een andere consequentie van een Boek 1-bewind is dat de geërfde goederen vatbaar zijn voor verhaal van schuldeisers. §3.2 Boek 4-bewind In tegenstelling tot het Boek 1-bewind is de rechthebbende bij het Boek 4-bewind in beginsel niet zelfstandig bevoegd over de onder bewind gestelde goederen. Dit resultaat kan wel bereikt worden als de bewindvoerder medewerking of toestemming verleent. In dat geval is het de toegestaan om ook handelingen verrichten anders dan die van gewoon onderhoud of geen uitstel kunnen leiden.6 Het gaat dan uitsluitend om handelingen die het onder bewind gestelde goed rechtstreeks betreft.7

4. In de praktijk In het proefschrift worden een aantal concrete voorbeelden gegeven waar de verschillen tussen beide bewindsvormen goed worden weergegeven. Stel de testateur wil een andere bewindvoerder dan de wettelijk vertegenwoordiger over het vermogen van de minderjarige.8 Volgens de auteur zijn zowel het Boek 1- als het Boek 4-bewind mogelijk in deze situatie. Immers, bij beide bewindsvormen kan een ander dan de wettelijk vertegenwoordiger benoemd worden. Maakt het dan niet uit welke bewindsvorm gekozen wordt? Zeker wel, gezien de uitwerking van het bewind op de minderjarige en diens vermogen. De beste keuze hangt in dit geval geheel af van de welbekende omstandigheden van het geval en het beoogde doel van de testateur. Gezien de gevolgen van de keuze van het soort bewind, is het aan de notaris om de testateur hierop te wijzen.

Het onder bewind gestelde vermogen kan slechts uitgewonnen worden voor schulden die genoemd worden in art. 4:175 BW. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om schulden van de nalatenschap. In tegenstelling tot Boek 1-bewind wordt het vermogen in Boek 4 beter beschermd.

Indien het Boek 1-bewind wordt gekozen is de minderjarige niet beperkt inzake beheer en beschikking en heeft inspraak over het vermogen. Verder is Boek 1-bewind geschikt indien er geen gevaar bestaat voor verhaalsaansprakelijkheid. Het vermogen is immers niet goed beschermd tegen crediteuren. Bij deze bewindsvorm kan de wettelijk vertegenwoordiger wel toezicht blijven uitoefenen en blijft in beeld. Het verdient aanbeveling om een bepaling op te nemen voor het geval een bewindvoerder ontbreekt.

5 Proefschrift, p. 140. 6 Zie art. 4:167 lid 2 jo lid 1 BW. 7 Zie art. 4:167 lid 3 BW.

8 Proefschrift, p. 148-149.

22 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 22

14-12-2014 13:48:28


De tweede situatie: de testateur wil de wettelijk vertegenwoordiger juist wel als bewindvoerder instellen. Ook in deze situatie kunnen zowel Boek 1 als Boek 4 gebruikt worden. In het geval de testateur wenst dat de minderjarige geen of zo weinig mogelijk inspraak heeft over zijn vermogen, verdient Boek 4 aanbeveling. Een tweede argument hiervoor is dat het vermogen beter beschermd blijft tegen schuldeisers. Kan een Boek 1-bewindvoerder naast een Boek 4-bewindvoerder benoemd worden? Dat is mogelijk. De Boek 1-bewindvoerder kan worden benoemd in het geval het testamentaire bewind van Boek 4 met behulp van art. 4:176 BW opgeheven wordt door de rechter. 1 Conclusie In het voorgaande zijn de overeenkomsten en verschillen van het Boek 1- en het Boek 4-bewind onder elkaar gezet. Beide bewindsvormen hebben gemeen dat zij kunnen worden gebruikt om de geërfde of geschonken goederen van een minderjarige 1 Proefschrift, p. 150-151.

te beschermen. In de uitwerking ervan komen een aantal verschillen aan het licht. Naast de wettelijk vertegenwoordiger kan ook een ander als bewindvoerder benoemd worden. De inspraak die de minderjarige heeft over diens vermogen is afhankelijk van het gekozen bewind. Daarnaast is er een verschil te noemen op basis van de verhaalsaansprakelijkheid van het vermogen van de minderjarige. Het is zeer van belang dat de notaris de testateur inzicht geeft in de consequenties en risico’s van de gekozen vorm.

toepassing te zijn op het Boek 1-bewind.

Besluit De auteur eindigt het betreffende onderdeel van zijn proefschrift met een aantal suggesties voor een wetswijziging.2 1. Hij wenst verduidelijking in de wet dat Boek 1- en Boek 4-bewind naast elkaar mogelijk zijn.

De huidige regeling van het Boek-1 bewind is inderdaad zeer summier. Ik ben het eens met de auteur dat deze regeling uitgebreid wordt waardoor de gelijkstelling met het Boek 4-bewind bevorderd wordt. Of en wanneer dat gaat gebeuren, zal de toekomst ons leren.

4. De Boek 1-bewindvoerder dient slechts beperkt één keer per jaar om rekening en verantwoording verzocht te worden. 5. Het verdient aanbeveling dat er een regeling voor beloning van de Boek 1-bewindvoerder komt. Deze is wel aanwezig in Boek 4. Met deze regeling kunnen beide bewindsvormen meer gelijkgesteld worden. Een schakelbepaling kan reeds volstaan.

Artikelen

In het geval van een Boek 4-bewind blijft het beheer over het vermogen geheel bij de bewindvoerder en wordt de minderjarige derhalve zeer beperkt in diens bevoegdheden. Daarnaast kan de invloed van de wettelijk vertegenwoordiger zoveel mogelijk worden teruggedrongen via art. 4:171 BW. Om toch nog enige controle over het vermogen te laten plaatsvinden, kan de toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter.

2. In de huidige wetgeving ontbreekt de mogelijkheid om de kantonrechter te verzoeken om een andere bewindvoerder aan te wijzen. Dat kan onwenselijk zijn. In Boek 1 (art. 1:253i lid 6 BW) is de wettelijk vertegenwoordiger in beginsel de bewindvoerder, tenzij een ander als zodanig is aangesteld. Als de ander aangestelde bewindvoerder ontbreekt of komt te ontbreken wordt automatisch de wettelijk vertegenwoordiger weer bewindvoerder. Dit is een gevolg wat de testateur juist heeft willen uitsluiten. 3. De regeling in Boek 4, art. 157 lid 2, met de opsomming welke personen geen bewindvoerder kunnen worden, dient ook van 2 Proefschrift, p. 155-156.

Via VIVA | december | 23 via viva december bijna af.indd 23

14-12-2014 13:48:29


Ik presenteer u: De Jeugdwet! Kimberly Noorden Jaarlijks komen er duizenden kinderen in aanraking met jeugdzorg. Momenteel is dit nog een heel lang proces, omdat ze eerst nog langs verschillende instanties moeten voordat er iets aan het probleem gedaan kan worden. Vanaf januari 2015 komt hier verandering in; jeugdzorg wordt gedecentraliseerd waardoor 450 miljoen euro bespaard zal worden.1 Jeugdzorg is een vorm van hulpverlening voor kinderen en hun ouders dat wordt verleend door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en Bureau Jeugdzorg. Er zijn verschillende soorten vormen van jeugdzorg: hulp bij opvoeding, dagbehandeling, jeugdbescherming, jeugdreclassering, geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorgplus, ookwel gesloten jeugdzorg genoemd. Mensen die denken jeugdzorg nodig te hebben, hebben de mogelijkheid zich aan te melden bij Bureau Jeugdzorg. Daar worden dan indicatietesten afgenomen of mensen worden doorverwezen naar andere organisaties. Bureau Jeugdzorg is op dit moment nog de sleutel tot alle jeugdzorg in Nederland, maar dat gaat veranderen2. De Jeugdwet staat al in de wettenbundel, onder X.7 (Kluwer)

Huidige situatie In het huidige stelsel krijgt elke provincie nog geld van het rijk 1 Divosa. Samenhang drie decentralisaties. http:// www.divosa.nl/dossiers/samenhang-3-decentralisaties. 2 Rijksoverheid. Hoe is jeugdzorg georganiseerd? http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/vraag-en-antwoord/wat-is-jeugdzorg-en-hoeis-de-jeugdzorg-georganiseerd.html,

voor de jeugdzorg. Met dat geld wordt Bureau Jeugdzorg gefinancierd, waardoor elke provincie toegang krijgt tot de jeugdzorg. De provincie kan dan zorg inkopen voor kinderen en jongeren en hun ouders bij de jeugdzorginstellingen. Op dit moment gelden de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet op de jeugdzorg nog. De AWBZ gaat over de financiering van de gemaakte kosten binnen de langdurige zorg. In de Wmo wordt vooral de ondersteuning voor jongeren met een beperking geregeld. In de Wet op de jeugdzorg zijn momenteel de regels voor de jeugdzorg vastgelegd. Het doel van deze wet is de vraaggerichte jeugdzorg en het uitgangspunt van deze wet is de hulpvraag van kinderen en hun ouders. De jeugdzorg is ook nu niet geheel op centraal niveau geregeld. Volgens de Wmo heeft de gemeente vijf functies in de ondersteuning van kinderen en jongeren: namelijk informeren en advies geven, signaleren van opgroei- en opvoedproblemen, ervoor zorgen dat kinderen de juiste hulp krijgen, pedagogische hulpverlening verlenen en coördinatie van de zorg voor de kinderen.3 Als gemeenten problemen signaleren, zijn ze niet bevoegd om zelf de problemen op te lossen, maar moeten dit melden bij Bureau Jeugdzorg. Daarnaast hebben zijn ook nog een aantal verantwoor3 Rijksoverheid. Jeugdzorg in de wet http://www. rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/jeugdzorg-in-de-wet.

delijkheden, zoals het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, het voorzien van voldoende passend aanbod van jeugdhulp, advies geven over de aangewezen vorm van jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare wijzen, maatschappelijke begeleiding en het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming. De taken die de gemeente heeft, betreffen vooral de coördinatie van de jeugdhulp.

Verandering Het kabinet heeft besloten dat in 2015 de jeugdzorg hervormd gaat worden. Onderdelen van de AWBZ en de Zvw vormen dan de nieuwe Jeugdwet, waar de gemeenten vanaf dat moment verantwoordelijk voor de uitvoering van deze zullen zijn. De wet ziet toe op – zoals uit de naam al blijkt- de zorg voor kinderen en jongeren onder de achttien jaar. De wet heeft verschillende doelen. De zorg wordt allereerst zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd. Verder moet de zorg zo kort en zo licht mogelijk zijn, Voorheen gold dat een groot deel van de verantwoordelijkheid in de praktijk toch al bij de gemeente lag, maar dat deze doorgeschoven werd naar Bureau Jeugdzorg. Hierdoor ontstonden er lange wachttijden, wat soms leidde tot problematische situaties. De gemeenten krijgen vanaf 2015 een jeugdhulpplicht. Kinderen en jongeren met een beperking, aandoening of stoornis moeten terecht kunnen bij de gemeente voor ondersteuning, zonder dat ze weer doorgestuurd worden naar Bureau Jeugdzorg. Ditzelfde geldt ook

24 | december | Via VIVA

via viva december bijna af.indd 24

14-12-2014 13:48:29


1 Art 2.1 Jeugdwet. 2 Rijksoverheid. Hervorming langdurige zorg en de Jeugdwet. http://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/hervorming-langdurige-zorg-en-de-jeugdwet. 3 Hoofdstuk 4, Jeugdwet.

rijkstoezicht gehouden zal worden op de extra kwaliteitseisen die worden gesteld aan gecertificeerde instellingen en jeugdhulpaanbieders. In alle andere gevallen ligt het toezicht bij de gemeenten zelf. Gemeenten krijgen, conform de Wmo, de opdracht om in hun beleidsplannen en gemeentelijke verordening de gestelde eisen en de vormgeving van het toezicht. Het college van B&W moet hierover verantwoording kunnen afleggen aan de gemeenteraad.4 In het nieuwe stelsel ontvangen gemeenten een decentralisatieuitkering in het Gemeentefonds. Het is de bedoeling dat een gemeente voor de jeugdzorg van haar inwoners opdraait, ook als deze behandeld wordt in een andere gemeente. De wet biedt ook de mogelijkheid om voor jeugdhulp een eigen bijdrage te vragen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inning, maar ze mogen er ook vanaf zien5. Voor jeugdhulp zijn, conform de Wmo, de gemeenten vrij in de keuze voor het subsidiëren van zorgaanbieders. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Veiligheid en Justitie zorgen er samen met Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de ondersteuning van de gemeenten in de jeugdzorg6.

Het proces Op 1 juli 2013 werd er een wetsvoorstel gedaan voor de Jeugdwet in de Tweede Kamer. Dit werd gevolgd door een hoorzitting 4 Art. 2.2 Jeugdwet. 5 Art. 8.2.2 Jeugdwet. 6 Rijksoverheid. Hoofdlijnen concept Jeugdwet. http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/1.2_Wetgeving_Tijdpad_factsheet_Hoofdlijnen_concept_ Jeugdwet.pdf.

en drie Kamerdebatten. Op 17 oktober 2013 werd er gestemd over het wetsvoorstel en de moties, waaruit de meerderheid voor de Jeugdwet was. De wet werd dus diezelfde dag door de Tweede Kamer aangenomen. Op 5 november 2013 kwam er een briefing over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Op 9 december 2013 was er een hoorzitting in de Eerste Kamer. Op 11 februari 2014 werd de wet plenair behandeld en op 18 februari 2014 stemde ook hier een Kamermeerderheid voor de wet en was de wet officieel aangenomen. Op 1 januari 2015 treedt deze wet in werking. 7 Het wetsconcept riep wel gemengde gevoelens op bij verschillende instanties. Volgens kinderrechtenorganisatie Defence for Children zullen de kinderen die psychische hulp nodig hebben slechter af zijn dan de anderen. Doordat de jeugd-ggz nu ‘onder de regie’ van de gemeenten komt, zal het een kind in de ene gemeente beter af zijn dan in de andere. De Raad voor de Kinderbescherming reageerde positiever. Zij ziet mogelijkheden om de inzet van gedwongen jeugdzorg te beperken.8

Artikelen

voor opgroei- en opvoedproblemen. Ook krijgen de gemeenten extra verantwoordelijkheden. Zij zullen zelf verantwoordelijk zijn voor alle vormen van jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en de uitvoering van jeugdreclassering12. Daarnaast zullen gemeenten in samenwerking met gespecialiseerde instanties verantwoordelijk zijn voor een aantal taken. Dit zijn onder andere de behandeling en verblijf voor jongeren met een psychische stoornis of een (licht) verstandelijke beperking en begeleiding en persoonlijke verzorging voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening en vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Alleen de zorg voor kinderen met een ernstige verstandelijke of lichamelijke wordt vanaf 2015 geregeld in de Wet langdurige zorg (Wlz), dat naast de Jeugdwet komt te bestaan als opvolger van de AWBZ. De zorg voor de kinderen die onder deze wet vallen. betreft vooral kinderen die de gedurende de hele dag intensieve zorg om zich heen nodig hebben. De zorg voor kinderen met een zintuigelijke beperking valt in 2015 nog steeds onder de Zvw. In de Jeugdwet worden ook kwaliteitseisen gesteld aan jeugdhulpaanbieders.3 Op dit moment zijn er nog verschillende Rijkstoezichthouders op het terrein van de jeugdhulp, jeugdreclassering en jeugdbeschermingmaar dit zal veranderen. Er zal sprake zijn van geïntegreerd toezicht, waarin

7 Vereniging van de Nederlandse Gemeenten. Afgesloten wetstraject van de Jeugdwet http://www. vng.nl/onderwerpenindex/decentralisaties-sociaal-domein/decentralisatie-jeugdhulp/afgesloten-wetstraject-van-de-jeugdwet. 8 Nederlands Jeugd Instituut. Gemengde reacties op Jeugdwet bij hoornzitting Kamer. http://www.nji.nl/nl/Actueel/Nieuws-over-dejeugdsector/2013/Gemengde-reacties-op-Jeugdwet-bij-hoorzitting-Kamer.html.

Via VIVA | december | 25 via viva december bijna af.indd 25

14-12-2014 13:48:30


Een drietal uitdagingen voor de toe- p Axel Visschedijk 1. Inleiding In artikel 3:264 BW is de mogelijkheid vervat om het zogeheten ‘’huurbeding’’ op te nemen in een hypotheekakte. Het eerste lid luidt (voor zover relevant): ‘’Indien de hypotheekakte een uitdrukkelijk beding bevat waarbij de hypotheekgever in zijn bevoegdheid is beperkt(..) om het bezwaarde goed buiten toestemming van de hypotheekhouder te verhuren of te verpachten(..) kan dit beding niet alleen tegen latere verkrijgers van het bezwaarde goed, maar ook tegen de huurder(..) worden ingeroepen, zulks zowel door de hypotheekhouder, als na de uitwinning van het bezwaarde goed door de koper, dit laatste echter alleen voor zover deze bevoegdheid op het tijdstip van de verkoop nog aan de hypotheekhouder toekwam en deze de uitoefening daarvan blijkens de verkoopvoorwaarden aan de koper overlaat. ’’ De opname van een huurbeding in een hypotheekakte houdt derhalve in dat de hypotheekgever(de rechthebbende van het onderpand) niet zonder toestemming van de hypotheekhouder (veelal de bank) het onderpand mag verhuren. Indien hij dit toch doet dan mag de hypotheekhouder deze huur negeren, en het pand vrij hiervan verkopen. Vaak is een hypotheekhouder vrij onverschillig omtrent de verhuurde staat van zijn onderpand. Immers de huurpenningen stellen de hypotheekgever instaat aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Inderdaad, aldus redenerende is de hypotheekgever zelfs gebaat bij

26 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 26

een verhuurde toestand.1 Echter indien de hypotheekgever zijn verplichtingen niet nakomt zal de bank kunnen besluiten tot executoriale verkoop. In dit scenario is de verhuurde toestand een sta in de weg voor een hoge prijs, ervan uitgaande dat sprake is van woonruimte en de koper op de veiling zelf tot bewoning wil overgaan. De lagere prijs kan aldus tot gevolg hebben dat de bank zijn vordering op de hypotheekgever niet volledig voldaan ziet. Door het inroepen van het huurbeding kan de hypotheekhouder de waarde van het object in het executietraject veiligstellen.2 Het huurbeding is de bank op twee manieren ten dienst. Ten eerste kan de bank door middel van de vereiste toestemming controle uitoefenen op de voorwaarden waaronder een huurovereenkomst wordt aangegaan. Ten tweede kan indien geen toestemming wordt gevraagd, de bank ‘wanneer het fout gaat’ ingrijpen om de verhaalbaarheid van zijn vordering veilig te stellen. In dit artikel wordt een drietal netelige situaties besproken ten aanzien van de inroepbaarheid van het huurbeding. Allereerst wordt de mogelijkheid tot analoge toepassing van het huurbeding bij pandaktes besproken. Vervolgens wordt de verhuur van roerende zaken die aanwezig zijn op het (onroerende) verhaalsobject onder de loep genomen. Het inroepen van het huurbeding ten aanzien van de medegebruikers van (telecommunicatie)mantelbuizen 1 R. Westrik, Koop breekt geen huur en het huurbeding(diss. Rotterdam), Den Haag: SDU Uitgevers 2001, p. 58. 2 Ten aanzien van bedrijfsruimten is het goed mogelijk dat het object op de veiling juist aangeschaft wordt ter uitbating. Derhalve kan een verhuurde toestand ook waardeverhogend zijn.

vormt het sluitstuk. De oplettende lezer bemerkt dat de auteur het erg interessante probleem van huurbedingen met betrekking tot de Leegstandwet niet behandelt. Hiervoor verzoekt de auteur de lezer het werk van een andere auteur te bezien, bij wiens conclusies hij zich grotendeels aansluit.3 2. Analoge toepassing huurbeding Den Nederlander hecht groot belang aan zijn ‘woningbezit’. Meestal krijgt dit vorm in de zin van ‘gewoon’ eigendom. Aan de onderkant van de markt placht men ook nog wel eens erfpacht tegen te komen. Deze conformisten zijn echter niet alleen op de woningmarkt. Niet iedereen is een Jan arbeider die onze postmoderne wereld ontvlucht door zich te verschuilen in de eigen stenen. Deze Anderen, deze Tarzans van de urbane jungle, verkiezen andere woonvormen. Men denke hier aan de onroerend goed NV, waarbij men aandelen koopt in een NV die vastgoed in eigendom heeft en een deel van het onroerend goed verhuurt aan de aandeelhouder. Maar ook de onroerend goed-stichting waar een soortgelijke structuur wordt gevolgd als bovenstaand beschreven. Verruit het belangrijkst is toch de zogeheten flatcoöperatie4, hoewel het huidige beleid erop lijkt te zijn gericht om deze om te zetten in appartementsrechten.5 Duidelijk moge zijn dat het niet mogelijk is 3 E.A. Minderhoud, ‘De positie van de hypotheekhouder onder de Wet kraken en leegstand’,TBR 2012/27, p. 139-144. 4 Vlg. A.A. van Velten, Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed, Deventer:Kluwer 2012, p. 417 – 430. 5 H.J. Kuiper en J.L.Krusel, ‘Civiele en fiscale aspecten met betrekking tot de omzetting van een lidmaatschapsrecht in een appartementsrecht’, VFC 2005/10, p. 10.

14-12-2014 13:48:30


om een recht van hypotheek te vestigen op de ‘deelname’ in een van deze woonvormen. Derhalve dient gebruik te worden gemaakt van een pandrecht. Coöperatieleden, en dergelijke, kunnen hun ‘deelname’ ook verhuren. Dit werpt natuurlijk de vraag op in hoeverre de bank, immers veelal de pandhouder, een huurbeding kan opnemen in zijn pandakte. Immers de titel die handelt over het pandrecht bevat namelijk geen regeling als artikel 3:264 BW. De Hoge Raad heeft over bovenstaande materie anno april 2013 uitspraak gedaan. De casus is, kort weergegeven, als volgt. De (toekomstige) verhuurder heeft in 2003 lidmaatschap verkregen in een flatcoöperatie te Amsterdam. Ter financiering heeft de verhuurder een pandrecht gevestigd ten behoeve van de bank. De pandakte bevat een huurbeding. Zeker is dat de flat sinds 2008 verhuurd is. Eind 2010 gaat de bank over tot executoriale verkoop. In dit kader wenst zij het huurbeding in te roepen opdat zij de huurders kan doen ontruimen. In eerste en tweede instantie werd een beroep op het analoge huurbeding afgewezen. Immers een ingrijpende bevoegdheid als een ontruimingsbevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend op grond van een expliciete wettelijke basis. Op eerste aanblik een prima oordeel. Op tweede blik misschien ietwat star. In derde oogopslag onjuist. Of sprake is van een wettelijke basis bepaalt geenszins de mogelijkheid tot toekennen van bevoegdheden. Immers wetstoepassing zal naar gelang de maatschappelijke ontwikkeling niet

via viva december bijna af.indd 27

meer conformeren aan het Idee achter de wet. Zo is het in ons, dankzij het steeds ouderwordende Burgerlijk Wetboek, systeem der vermogensrecht nauwelijks uitzondering dat ingrijpende bevoegdheden naar analogie toegepast worden. Gelukkig volstaat de Hoge Raad niet met de magere verklaring waarmee de Rechtbank en het Hof deze zaak trachten af te doen. De Hoge Raad overweegt dat uit artikel 3:264 BW blijkt dat het huurbeding vervat moet zijn in de hypotheekakte. Dit opdat het beding kenbaar is voor de huurders. In geval van een huurbeding in een pandakte is dit niet het geval. De inhoud van de pandakte valt niet in te zien in de openbare registers. Thans lijkt de Hoge Raad grote waarde te hechten aan de mogelijkheden voor de huurders om het beding te kennen. Het is jammer te noemen dat de Hoge Raad niet even stil staat bij het cassatiemiddel op dit punt.1 Het middel stelt immers dat indien de huurder - in de pandaktesituatie – in de openbare registers kijkt, hij zal bemerken dat de verhuurder niet de eigenaar is. Aldus zou hij lucht kunnen verkrijgen van de coöperatie – lidmaatschap constructie, hetgeen tot gevolg heeft dat hij zodoende kennis kan krijgen van het pandrecht en, na verstrekking door de verhuurder, de inhoud van de pandakte.2 Zodoende kan de huurder toch het huurbeding bemerken, ook al blijkt deze niet uit de openbare registers. 1 Zo stelt ook Snijders in zijn noot onder het arrest. 2 Het middel lijkt eraan voorbij te gaan dat de huurder de bevoegdheid van de verhuurder niet behoeft te controleren. Immers de huurovereenkomst is slechts obligatoir. Een onbevoegd aangegane huurovereenkomst hoeft de eigenaar van het verhuurde niet tegen zich te doen gelden.

De Hoge Raad gaat aan dit feitelijke scenario voorbij, net als zij voorbij gaat aan het argument dat in realiteit huurders niet in de registers kijken. Interessant te vermelden is, bij wijze van vergelijking, de situatie tussen de huurder en onderhuurder bij einde van de huurovereenkomst. Dit gevaltype lijkt in zoverre op het verhuur van de deelname, dat in beide gevallen de verhuurder geen eigenaar is. Met betrekking tot deze onderhuursituatie het volgende. Een verhuurder kan bij het aangaan van de huurovereenkomst hebben bedongen dat de huurder niet mag onderverhuren. Indien de huurder dit toch doet zal de onderhuurder bij het einde van de (hoofd)huur niettemin beschermd worden door artikel 7:269 BW. De verhuurder dient de huur met de onderhuurder voortzetten. In de literatuur wordt aangenomen dat dit slechts anders is als de onderhuurder niet te goeder trouw is ten aanzien van de onbevoegdheid tot verhuur van de huurder.3 Duidelijk is dat ter zake deze goeder trouw de openbare registers er niet aan te pas komen. Dit betekent, mijns inziens, dat ten aanzien van de bescherming van de huurder – in de lidmaatschapssituatie – het niet per se nodig is om aan te haken bij de openbare registers.

Artikelen

e- passelijkheid van het huurbeding

Kenbaarheid uit de registers is überhaupt niet altijd bepalend. Zo wordt in artikel 505 lid 2 Rv gesteld dat een ingeschreven beslag niet werkt tegen een daarna tot stand gekomen huur van woonruimte. -> 3 Asser/Abas 5-IIA 2007/167. Die de onderhuurder in deze bestempelt als zijnde een booswicht.

Via VIVA | december | 27 14-12-2014 13:48:30


Voorts kan men uit artikelen 3:24 en 3:25 BW afleiden dat als de registers geen melding maken van een rechtsfeit daar geenszins de kous mee af is indien hier feitelijke kennis tegenover staat. Laatstelijk is de ontruimingsprocedure van artikel 3:264 BW juist zo ruimhartig omdat de huurder niet altijd feitelijke kennis zal hebben van het bestaan van het huurbeding.1 Kortom het feitelijke weten van verhuur, buiten de registers om, verdient meer aandacht dat de Hoge Raad hieraan heeft geschonken. Mijns inziens was, in redelijkheid, een andere slotsom dan degene die de Hoge Raad heeft verkozen verdedigbaar. De ratio van artikel 3:264 BW is hier goed toepasbaar. De casus in kwestie is tot stand gekomen doordat de nadruk bij de financiering van flatcoöperaties van het gebruik van hypotheekrechten naar pandrechten is verschoven. Het is dan ook vrij jammer te noemen dat analoge toepassing lijkt af te ketsen op een starre rechtstoepassing. De gevolgen van dit arrest zullen vermoedelijk zijn dat het leerstuk ‘koop breekt geen huur’ uit artikel 7:226 BW vernieuwde aandacht krijgt. Men kan zich namelijk afvragen of dit wel van toepassing is op lidmaatschapsrechten.2 Zodoende lijkt zowel huurder, bank en student van het recht te verliezen in deze.

1 Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), blz. 1355. 2 Dit is mede ingegeven door het feit dat lastig vast te stellen is ‘wat’ men verhuurt in deze. Verhuurt men het lidmaatschap of het recht van gebruik? Indien het laatste het geval is, is artikel 7:226 BW naar de letter niet van toepassing. Zie hierover de conclusie van A-G Rank-Berenschot onder 2.25 – 2.33.

28 | december | Via VIVA

via viva december bijna af.indd 28

3. Huurbeding ten aanzien van op de onroerende zaak aanwezige roerende zaken Het volgende geval is er één van groot belang voor de praktijk. De lezer zal bekend zijn met de problemen omtrent (al dan niet oneigenlijke) natrekking. In dit kader zal het gaan om de vraag in hoeverre een object duurzaam verenigd met de grond dient te worden geacht.3 Men denke hier aan portacabins, caravans en recreatiechalets. Ten aanzien van deze zaken zal veelal duidelijk zijn dat deze nagetrokken worden door de grond dan wel tot bestanddeel daarvan verworden. Soms is dit niet zo eenvoudig te bepalen. Stel nu dat een twijfelgeval, laten wij zeggen een recreatiechalet, gehuurd wordt door A. A plaatst het chalet op zijn eigen grond. Deze grond is verder onbebouwd en bezwaard met een recht van hypotheek.4 Indien sprake is van een onroerende zaak, is de casus vrij eenvoudig, hoewel iet wat raar. De bank zal de huurder, ex-eigenaar, kunnen bewegen tot ontruiming op grond van het huurbeding. De hypotheekhouder zal echter niet zitten te wachten op een wellus-nietus omtrent de vraag of hier sprake is van een onroerende zaak. Kortom wenst zij te weten of zij het huurbeding kan inroepen ten aanzien van de verhuurde roerende zaak. De eerste reactie zal een van verwarring zijn. Immers kan de nieuwe eigenaar niet ‘gewoon’ de huurders van het chalet van ‘zijn’ grond weren? Hij behoeft deze derden niet op zijn grond 3 HR 31 oktober 1997, LJN ZC2478(Portacabin). 4 De casus is ontleend aan de praktijk van een notariskantoor te Utrecht.

te dulden.5 Dit is waar. Echter moet men bedenken dat dit voor de nieuwe eigenaar een weinig aantrekkelijk scenario is. Het kost tijd, moeite en geld. Dit zal zijn weerslag hebben op de opbrengst in het executietraject. Zeker is dat het moeten verrichten van zulke handelingen particuliere kopers zal afschrikken, wat op gespannen voet staat met de doelstelling van de nieuwe Wet Executieveilingen.6 Ten faveure van het standpunt dat hier het huurbeding kan worden inroepen pleit de ratio van artikel 3:264 BW.7 Zoals hiervoor beschreven is dit het waardebehoud van het verhaalsobject voor de hypotheekhouder. Echter dient in deze besloten te worden dat het huurbeding geen toepassing kan vinden. Zo spreekt de wettekst van een huurovereenkomst ten aanzien van het bezwaarde goed. Hier is in de onderhavige casus geen sprake van. Immers de grond is niet verhuurd. Slechts, het daarvan losstaande, recreatiechalet is onderwerp van huur. Voorts wordt de eerder vermelde waardedaling niet veroorzaakt door de huurovereenkomst, maar door het moeten instellen van een eigendomsactie. Laatstelijk kan men nog lering trekken uit het eerder genoemde arrest inzake het pandrecht op de lidmaatschapsrechten. Hieruit bleek dat de Hoge Raad, hoewel in dat geval nogal bezwaarlijk, een groot belang hecht aan de kenbaarheid van het huurbeding via de openbare registers. In de geschetste situatie ontbreekt dit. 5 Artikel 5:1 lid 2 BW. 6 I. Visser, de executoriale verkoop van onroerende zaken door de hypotheekhouder(diss. Groningen), Den Haag:Boom Juridische uitgevers 2013, p. 60. 7 Zie echter hierna.

14-12-2014 13:48:30


4. Huurbeding bij mantelbuizen De laatste kwestie die ik wens te bespreken is die van de mogelijkheid tot toepassing van het huurbeding bij kabels en leidingen. Meer specifiek mantelbuizen. Ik zal allereerst dit begrip ‘mantelbuizen’ toelichten. Wat is een mantelbuis nu eigenlijk? Een stoffelijke omschrijving is moeilijk te geven. Mantelbuizen zijn er in vele soorten materiaal en zijn aard zal per geval verschillen. De simpele ‘electrobuis’ van PVC is net zo goed een mantelbuis als de stalen buizen die gebruikt worden bij zogeheten ‘ horizontaal gestuurde boringen’ of de HDPE beschermbuizen van circa 3mm diameter.2 1 Nu zou men in het geschetste geval nog kunnen stellen dat de hypotheekhouder ingrijpt in een rechtsverhouding met een derde, de verhuurder van het recreatiechalet, terwijl het huurbeding ziet op een verhuur aangegaan door de eigenaar van de grond zelf. Dit hoeft natuurlijk niet altijd het geval te zijn. 2 Voor enig praktisch begrip van hoe een dergelijke mantelbuis functioneert, is het volgende citaat van van Meurs heel aardig: ‘’De meeste telecomkabels die tegenwoordig aangelegd worden, zijn glasvezelkabels. Deze kabels bestaan uit twee delen: een kunststof buis, een zogenoemde HDPE-buis, en de eigenlijke glasvezelkabel. Eerst worden in de grond over de lengte van het tracé HDPE-buizen aangelegd. In de buizen worden later de glasvezelkabels aangebracht door deze kabels in de buis te blazen.‘’,

via viva december bijna af.indd 29

Wat een buis tot een mantelbuis maakt zal liggen in de functie die eraan toegeschreven wordt. Janssen omschrijft mantelbuizen als ‘bedoeld om andere kabels of leidingen te beschermen’3 en als ‘beschermingsbuizen’.4 Een mantelbuis is dus een buis waar, afhankelijk van de soort kabel en de diameter van de mantelbuis, andere, fragielere, kabels door heen gevoerd worden ter bescherming tegen elementen van buitenaf. Naast deze beschermende functie kent de mantelbuis ook een ordende functie. Nederland heeft een zeer drukke bodem. Het is derhalve onwenselijk dat iedere grondroerder zijn eigen mantelbuizen aanlegt voor zijn kabels. Hiertoe wordt vaak duct-sharing aangemoedigd. Dit houdt in dat meerdere aanleggers van kabels een mantelbuis delen, om aldus een (nog) grotere wirwar van ondergrondse infrastructuur te voorkomen. Één van de vragen omtrent duct-sharing betreft de toepassing van het huurbeding indien men een telecommunicatiemantelbuis deelt. Zo bepaalt artikel 5.12 Telecommunicatiewet(hierna: TW) dat, kort gezegd, aanbieders van telecommunicatienetwerken verplicht zijn aan redelijke verzoeken strekkende tot het delen van voorzieningen te voldoen.5 Onder deze voorzieningen vallen mantelbuizen.6 Bij een redelijk verzoek B. van Meurs, ‘Telecomkabels en precariobelasting’, WFR 2003/1291. 3 B.A.M. Janssen, Wie heeft de leiding? De eigendom van kabel- en leidingnetten (diss. Utrecht),Veenendaal: Universal Press 2010, p. 70 4 Janssen, p. 7. 5 Men placht nog weleens in gemeentelijke verordeningen en waterschapskeuren de verplichting te zien voor grondroerders om waar mogelijk hun (mantelbuis)voorzieningen te delen. 6 Kamerstukken II 2004/05, 29 8 34, nr. 3, p.61 .

kan een aanbieder dus verplicht zijn ‘medegebruik’ toe te staan. Dit roept natuurlijk de vraag op of dit medegebruik met een beroep op het huurbeding ongedaan kan worden gemaakt. Janssen gaat hier vanuit.7 Overigens zonder enige onderbouwing. Ik twijfel hierover. Artikel 3:264 BW ziet op huur of pacht. In ieder geval mag helder zijn dat hier geen sprake is van pacht. Huur kan inhouden het in gebruik geven van een gedeelte van een zaak, zo lezen wij in artikel 7:201 lid 1 BW. Verdedigbaar is dat bij medegebruik men een gedeelte van een mantelbuis huurt. Men kan zich afvragen hoe zich dit verhoudt tot de praktijk. Wie garandeert mij dat de kabels op hun plek blijven en dat zij niet, bijvoorbeeld, van hun plaats rollen?

Artikelen

Het is duidelijk dat er een huurbeding is. Deze blijkt immers uit de ingeschreven hypotheekakte. Echter het huurbeding en het object van huur kunnen niet met zekerheid gekoppeld worden. Bij een onroerende zaak kan men te allen tijde huurbeding en huurobject koppelen. Ons recreatiechalet kan als zodanig te allen tijde van plek wisselen. Het oordeel moet hier zijn dat het huurbeding hier geen toepassing kan vinden. Het is immers – hier is dit wel een legitiem gezichtspunt – in strijd met de rechtszekerheid die de registers beogen te bieden.1

Een andere complicatie is te vinden in de ratio van het huurbeding. Het moeten toekennen van medegebruik behoeft geen waardedaling van het object in te houden. Medegebruik betekent immers niet dat de executiekoper zelf geen gebruik van de mantelbuis kan maken. Toegegeven moet wel worden dat de buis misschien niet ter volle gebruik van de koper staat. Hier staat echter altijd een redelijke vergoeding tegenover, aldus artikel 5.12 lid 3 TW. Deze vergoeding is gebaseerd op de werkelijke kosten.8 Ook eventuele extra kosten die ontstaan door -> 7 Janssen, p. 193. Overigens lijkt Janssen het artikel verkeerd te lezen. Zij komt tot de lezing dat slechts toestemming is vereist van de hypotheekhouder indien de hypotheekhouder een belang heeft in de aanbieder. Dit is onjuist. De hypotheekhouder moet toestemming geven voor het medegebruik. Hij kan deze echter niet weigeren als het om een redelijk verzoek gaat en hij een belang of groepsrelatie heeft (in) de aanbieder. 8 N. Sitompoel, Telecommunicatie en ruimtelijke omgeving(diss. Amsterdam UvA), Amsterdam 2007, p. 62.

Via VIVA | december | 29

14-12-2014 13:48:31


duct-sharing worden meegerekend. Laatstelijk volgt uit artikel 5.12 TW, alsmede uit menig waterschapkeur of gemeenteverordening dat het medegebruik een verplicht karakter heeft. Het waarborgen van gelijke concurrentie en overzichtelijke ruimtelijke ordening speelt hier een grote rol.1 Kan men het verplicht aangegane huur c.q. medegebruik vernietigen met een huurbeding? Een lastige vraag. Overigens speelt dezelfde discussie bij verhuur in het kader van de Leegstandswet. Een goed standpunt is dat het vanuit de hypotheekhouder niet uitmaakt of de huur verplicht is aangegaan of niet. Artikel 3:264 lid 1 BW noch de parlementaire geschiedenis noopt tot het maken van verschil tussen verplicht en niet verplicht aangegane huur. Echter of een verschil niet gemaakt dient te worden is een andere vraag. Immers het inroepen van het huurbeding staat hier haaks op legitieme uitgangspunten van publiekbeleid. Ik denk dat men hier misschien zou moeten overwegen om aansluiting te zoeken bij de geest van artikel 3:264 lid 4 BW dan wel artikel 10 lid 2 sub e Wvg. Uit eerstgenoemd artikel volgt dat het huurbeding, indien de huur ziet op een woning of bedrijfsruimte, slechts werking heeft zover het niet strijdig is met de dwingende regels van het huurrecht. Uit het laatstgenoemde artikel blijkt dat de vervreemder van onroerend goed waar een aanwijzing op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten op rust deze niet hoeft aan te bieden aan

de gemeente indien hij verplicht is tot de verkoop op grond van een wettelijke bepaling. De conclusie die uit het bovenstaande getrokken kan worden is dat de toepassing van het huurbeding ten aanzien van telecommunicatiemantelbuizen onzeker is. 5. Tot slot Uit het besprokene volgt dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de toepassing van het huurbeding. Goed is te zien dat de discussie omtrent het huurbeding niet alleen bestaat uit geklaag over de verhouding tussen ‘koop breekt geen huur’ en artikel 3:264 BW. Het huurbeding overstijgt deze discussie. Onze wettelijke regeling is goed toepasbaar in standaardsituaties. Ten aanzien van exoten valt dit nogal tegen. Een eenzijdige oorzaak valt hiervoor niet te geven. Wij juristen zijn dus gedwongen voort te modderen met wat wij hebben.

1 Sitompoel, p. 61.

30 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 30

14-12-2014 13:48:31


De wet van Van Doorne:

Meelopen is geen goede stage

Bij Van Doorne werken gedreven en geslepen geesten. Advocaten, notarissen en fiscalisten die hun vak verstaan. Kom je bij ons stage lopen, dan leren we je dat vak graag. Maar weet wel waar je aan begint. Aan meelopers hebben we hier geen behoefte, aan mensen die vooroplopen en vooruitdenken des te meer. Onze praktijk leert dat talent pas komt bovendrijven wanneer het zich mag bewijzen. Kijk op www.werkenbijvandoorne.nl hoe je je talent op scherp kunt zetten. Maak kennis met je nieuwe collega’s, neem een kijkje op je nieuwe werkplek en kies de toekomst die je wilt. Heb je vragen of wil je solliciteren, neem dan contact op met onze recruiter, telefoon 020 6789 338, recruitment@vandoorne.com

Van Doorne houdt je scherp Via VIVA | december | 31 via viva december bijna af.indd 31

14-12-2014 13:48:31


ALV, diner en eindfeest Marlies Moolenaar Dit jaar was de Algemene Ledenvergadering van V.I.V.A. op donderdagavond 4 september 2014. Net als vorig jaar werden de leden verwacht bij de Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap, gevestigd in een mooie voormalige kapel aan de Van Eeghenstraat in Amsterdam. Ook deze jaarlijkse ALV stond weer in het teken van de officiële bestuurswissel en de opening van het nieuwe verenigingsjaar, 2014-2015. Nadat de benodigde bescheiden waren uitgedeeld -en dat was een pakket- en iedereen over een drankje beschikte, kon de vergadering beginnen. Voorzitter Eva de Bruijn opende de vergadering. Gelukkig is je telefoon nog heel, Eva! ;-) Na de vaststelling van de agenda en de notulen van de ALV van 4 juli 2014, welke over de statutenwijziging ging, volgden het praesidiaal- en fiscaal jaarverslag 2014. Hierbij werd verslag uitbracht van het afgelopen jaar. Er werd overigens nog niet gestemd over de conceptstatuten en de wijziging van de reglementen. Dit zal nog even uitgesteld worden.

Na de gebruikelijke contributievaststelling voor de leden en reünisten volgde de vaststelling van de begroting 2014-2015, gepresenteerd door nieuwe Fiscus, Simone van Minkelen. Na dit alles werd de ALV afgesloten met een rondvraag en zat het er weer op. 5 september 2014 Op vrijdagavond 5 september vond de afsluiting van de ALV plaats met een diner en het eindfeest bij restaurant c.q. club BlinQ aan het Leidscheplein in Amsterdam. We zaten met zijn allen aan 1 lange tafel en kregen weer de meest heerlijke gerechten voorgeschoteld. Uiteraard werd er hier en daar nog nagepraat over de ALV en voor de meesten was het weer een gezellig weerzien na de zomervakantie. Na het diner was het echt party-time! Door de aanwezige saxofonist en de goeie DJ bleven de meesten tot in de late uurtjes hangen.

Na het verslag en decharge van de Kascommissie, Hans en Art, kon de bestuurswissel gaan plaatsvinden. Altijd weer een spannend moment voor bestuur, kandidaats-bestuur en de leden. Ook dit jaar waren er weer vijf V.I.V.A-leden uitgekozen als kandidaat voor het bestuur van het nieuwe studiejaar. Voor de leden hét moment om hun recht van artikel 2:37 en 38 BW uitoefenen; het stemmen. Eind goed, al goed. Alle kandidaten zijn gekozen en werden na decharge van het oude bestuur benoemd als het bestuur van 2014-2015. Gefeliciteerd Pieter, Fransje, Simone, Sam en Lorraine! Na een welkome pauze kon Pieter ten Broecke meteen van start gaan als kersverse Praeses. In zijn Troonrede maakte hij het beleid van V.I.V.A. voor het komende jaar bekend. Vervolgens volgde de installatie van de nieuwe Kascommissie. Voor de afwisseling bestaat de Kascommissie dit jaar uit 3 personen.

32 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 32

14-12-2014 13:48:34


Bundelborrel Loyens&Loeff Kimberly Noorden

Activiteiten

t

Woensdagavond 10 september was de allereerste borrel van het jaar: de bundelborrel. Deze vond plaats in het grand cafĂŠ The Basket op de VU campus. Voor de aanwezige eerstejaars was het in het begin wel wat onwennig. Gelukkig werd ons bij binnenkomst een drankje aangeboden en werden we hartelijk begroet door alle aanwezigen. Naarmate de avond vorderde, werd het steeds gezelliger. Dit was de ideale gelegenheid voor de eerstejaars om elkaar te leren kennen, tevens was het ook de eerste keer dat zij de andere leden van V.I.V.A. ontmoetten en de gelegenheid hadden hen te bevragen over de studie. Ook waren er mensen van het grote kantoor Loyens & Loeff aanwezig om onze vragen te beantwoorden, wat ze op een leuke en professionele manier deden. Loyens & Loeff is een groot kantoor dat een breed scala aan rechtsadvies aanbiedt. Zo kun je denken aan personen- en familierecht, maar ook aan ondernemingsrecht. Op dit moment hebben ze zestien vestigingen verspreid over de hele wereld met in totaal iets meer dan 1400 werknemers. Het was een heel gezellige avond en de ideale manier om elkaar en de anderen van de studievereniging beter te leren kennen in een redelijk informele sfeer. Aan het eind werden er Burgerlijk Wetboeken uitgedeeld, die bij de privaatrechtelijke vakken later in het jaar zeker van pas zullen komen! Het was zeker een geslaagde eerste borrel.

Via VIVA | december | 33 via viva december bijna af.indd 33

14-12-2014 13:48:34


Eerstejaarsuitje Kimberly Noorden De Loyens & Loeff bundelborrel werd op maandag 22 september gevolgd door het eerstejaarsuitje. De eerstejaars en het bestuur zijn gaan bowlen bij Knijn Bowling, dat gelegen is achter de RAI. We verzamelden voor de VU en zijn met een groepje van eerstejaars en twee bestuursleden gezamenlijk naar de bowlingbaan gereisd. Op de baan zelf zijn we opgesplitst in groepjes van vier à vijf personen en een bestuurslid, wat ervoor zorgde dat wij als eerstejaars een beter beeld kregen van het bestuur en dat het bestuur de nieuwe leden beter leerde kennen. Er heerste een gezellige en informele sfeer. Ondanks er grote verschillen waren in de bowlingkunsten, was er geenszins iets te merken van competitie, iedereen lachte en kletste gezellig met elkaar. Er werden ook drankjes en lekkere hapjes geserveerd tijdens het bowlen zelf, waar goed van genoten is. Zelf vond ik het een leuke middag, wat jammer genoeg heel snel voorbij was. Helaas heb ik zelf kunnen ondervinden hoe ‘mooi glad’ de bowlingbaan kan zijn.

Borrel Allen & Overy

Judith Valverde

icm met Rolandinus

Op 2 oktober 2014 vond de Allen & Overy borrel plaats. Dit maal in café restaurant De Kroon, in het hart van Amsterdam, op het Rembrandtplein. Met haar uitzicht op het Rembrandtplein, chique uitstraling en kleurrijke inrichting was De Kroon een top locatie voor een borrel als deze. Gedurende de avond kregen de leden van V.I.V.A. en Rolandinus de gelegenheid om kennis te maken en vragen te stellen aan twee kandidaat-notarissen van Allen & Overy. Een goede gelegenheid om onder het mom van gezelligheid te netwerken. Ook de nieuwe leden van V.I.V.A. kregen hierdoor een indruk van de mogelijkheden met betrekking tot de opleiding Notarieel Recht. Het was het eerste activiteit van V.I.V.A. in samenwerking met Rolandinus, wat dit jaar wel vaker zal gaan gebeuren (zie het interview met Rolandinus in deze editie). Ook de opkomst van de vereniging van de Universiteit van Amsterdam was groot waardoor er aardig wat mensen aanwezig waren! Al met al een fijne avond die zeker voor herhaling vatbaar is. Met dank aan Allen & Overy!

34 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 34

14-12-2014 13:48:37


Baker & McKenzie Tentamentraining

Het collegejaar 2014-2015 begon meteen goed. De eerste periode stond gelijk al mijn ‘favoriete’ vak op het programma: Ondernemingsrecht. Erg leuk en interessant hoor, maar een verschrikkelijk lastig vak om te halen vind ik zelf. Na het vorig jaar twee keer geprobeerd te hebben, moest het me dit keer toch echt lukken. De Flex BV, de NV’s, aandelen, bestuurdersaansprakelijkheid: de begrippen kwamen me na een week al de neus uit. Zou ik dit vak ooit gaan halen? Al snel kreeg ik te horen van onze ab Actis en tevens mijn medelid van de Activiteitencommissie Fransje Hekking dat er een tentamentraining georganiseerd werd bij het Zuidas-kantoor Baker & McKenzie. Misschien zou dit mij dan toch een stukje dichterbij een voldoende voor Ondernemingsrecht brengen. Na enige twijfel of ik me op zou geven voor de training, werd ik uiteindelijk toch overgehaald door Lorraine Prade, onze lieftallige Assessor II. Gelukkig heb ik aan de training deelgenomen, want het was een geslaagde middag. Ik was al een keer met V.I.V.A. meegegaan op kantoorbezoek bij Baker & McKenzie, maar het blijft me verrassen hoe mooi de entree van het kantoor is! Ook de vergaderzaal, waar de training gegeven werd, zag er natuurlijk weer tiptop uit. We kregen koffie en thee en overal op tafel stonden schaaltjes met koekjes en andere lekkernijen. Voor ons lagen de geprinte sheets en natuurlijk wat leuke Baker & McKenzie gadgets om mee te nemen. We waren er helemaal klaar voor! De tentamentraining werd gegeven door Koen Bos en Tia Groeneweg,

twee enthousiaste kandidaat-notarissen. De training begon met een uitleg van de belangrijkste onderwerpen uit het ondernemingsrecht en werd afgesloten met drie korte casussen. Onderwerpen zoals kapitaalbescherming, vertegenwoordiging, jaarrekeningenrecht en fusie kwamen aan bod. Alles werd heel duidelijk uitgelegd en iedereen deed actief mee. Ik was bang dat ik niet veel zou weten, maar tot mijn verbazing kon ik best goed meekomen! Zelfs het befaamde Nimox-arrest, waarbij het gaat over aansprakelijkheid door het onrechtmatig dividend uitkeren aan de aandeelhouder, begon ik eindelijk te begrijpen. Wat ik ook leuk vond aan de tentamentraining is dat de kandidaat-notarissen vertelden hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Zo legden ze bijvoorbeeld uit wat de redenen kunnen zijn om een bestuurder alleen tezamen met een andere bestuurder vertegenwoordigingsbevoegd te maken.

Activiteiten

Kimberley Bloemhard

De tijd vloog voorbij en door alle vragen die tussendoor werden gesteld hadden we nog maar weinig tijd over om de casussen te bespreken. We liepen snel door de vragen heen en als afsluiter deden we nog een drankje bij Oliver’s, waar ook de bittergarnituur er prima in ging! De tentamentraining bij Baker & McKenzie was kort samengevat erg leerzaam en leuk. Bij de volgende tentamentraining ben ik dan ook zeker weer van de partij. En je voelt hem al aankomen: ik heb het tentamen Ondernemingsrecht gehaald!

Via VIVA | december | 35 via viva december bijna af.indd 35

14-12-2014 13:48:40


Breakfast Houthoff Buruma Helen Hogendoorn Terwijl menig student om die tijd nog ligt te slapen, stond er dinsdagochtend 28 oktober 2014 om half negen een select gezelschapje fanatieke (en hongerige) studenten strak in pak voor de ingang van InterContinental Amstel Amsterdam (Amstel Hotel). Het bestuur van V.I.V.A. was namelijk uitgenodigd door Houthoff Buruma om samen met twaalf leden kennis te maken met hun kantoor onder het genot van een champagne-ontbijt. Zoals wel was te verwachten, waren deze plekken binnen de kortste keren vergeven. Het Amstel Hotel deed haar goede naam eer aan, want het ontbijt was heerlijk en vooral heel uitgebreid. Croissantjes, meerdere soorten brood, diverse soorten broodbeleg, muesli, yoghurt met fruit, koffie, thee en verse jus d’orange. Houthoff Buruma was vertegenwoordigd door notaris-partner Aart Barkey Wolf, kandidaat-notaris medewerker Isabelle Vollenbrock en recruiter Eline van de Kreeke. Voordat iedereen zijn of haar bordje beschaafd vollaadde, drukte de medewerkers van Houthoff ons op het hart om vooral lekker royaal te eten en ons niet in te houden: “Je ontbijt immers niet elke dag in het Amstel Hotel.” Bij een champagne-ontbijt hoort vanzelfsprekend champagne en er werd dan ook eerst een toost uitgebracht. Nadat iedereen zichzelf kort voor-

stelde en een vraag opwierp voor tijdens het daaropvolgende gesprek, werden aftastend de eerste hapjes genomen van de croissantjes met jam en de boterhammen met kaas. Gaandeweg het gesprek werd duidelijk hoe Houthoff Buruma zich onderscheidt van andere (grotere) kantoren op de Amsterdamse Zuidas. Zo heeft Houthoff Buruma recentelijk ‘Het Grote Gesprek’ geïntroduceerd. Het bijzondere hiervan is dat de sollicitatieprocedure binnen één dag wordt afgerond. De gesprekken beginnen ’s ochtends en aan het eind van de middag is duidelijk of je al dan niet een aanbod op zak hebt. Daarnaast is voor Houthoff Buruma, naast het kwalitatieve aspect, ook het sociale aspect doorslaggevend. Een nieuwe medewerker dient ook in het team te passen en niet alleen in staat te zijn zichzelf bij een gesprek te promoten. Om te ontdekken of een sollicitant ook daadwerkelijk goed in het team past, wordt hij of zij in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld een lunch of borrel bij te wonen en zich daar te profileren. Inmiddels waren (bijna) alle glazen champagne leeg en werd iedereen door Houthoff Buruma verwend met een mooie ‘goodie’. Hoewel het buffet nog lang niet leeg was en er nog genoeg koffie en thee voor iedereen in de kannen stond,

was het toch ook tijd om weer richting de VU (of huis) te vertrekken. Er is natuurlijk niets lekkerder dan studeren met een voldaan gevoel!

36 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 36

14-12-2014 13:48:41


Constitutieborrel Erica Breinburg

Activiteiten

ma

Op 31 oktober 2014 vond de constitutieborrel plaats, waarbij het nieuwe bestuur van V.I.V.A. voor het collegejaar 2014-2015 met trots werd gepresenteerd. Het nieuwe bestuur wordt gevormd door Pieter ten Broecke, Fransje Hekking, Sam Roosendaal, Lorraine Prade en Simone van Minkelen. Voorts werd het bestuur van onze zusterverenigingen gepresenteerd. De borrel vond plaats in de Blooker, een zeer aangename locatie, gelegen in het Amstel Business Park. De locatie was wederom goed uitgekozen. In de Blooker heerste een huiselijke sfeer, het was klein maar heel knus. Bij binnenkomst werden de leden vriendelijk ontvangen door het bestuur en andere leden. Hoewel men er zakelijk uitzag, was de sfeer niet al te formeel. Onder het mom van een drankje, werd er gezellig gekletst en leken de aanwezigen het erg naar hun zin te hebben. Er werd geproost en geapplaudisseerd. Als eerstejaarsstudenten vonden wij het leuk om nader kennis te maken met het bestuur en andere leden van de vereniging. We voelden ons op onze gemak. Onder andere door de mate van betrokkenheid en interesse die er werd getoond. Dit jaar werd er voor het eerst meegedaan aan de tradities die bij een constitutieborrel horen, tot groot genoegen van de andere besturen van de BNS. De notarisjenever was dan ook overal te vinden en het bestuur moest eraan geloven: elk bestuur had een kadootje en die moest dan ook zonder te mokken leeg. Al met al was het een goede gelegenheid om elkaar beter te leren kennen in een iets minder formele setting. De borrel liet zelfs ruimte open voor het ontstaan van nieuwe vriendschappen. Kortom, het was een geslaagde avond en wij hopen dat er meer van dit soort borrels zullen volgen.

Via VIVA | december | 37 via viva december bijna af.indd 37

14-12-2014 13:48:41


LNSF Sophia Schepers LNSF: ‘Met de voetjes van de dansvloer op Het Feest der Feesten!’ Koningsdag, Pasen, Kerst, Oud en Nieuw, Valentijn, Carnaval… en dat allemaal op één avond in November. Afgelopen donderdag 6 november 2014 was het weer zo ver: Het Landelijk Notarieel Studenten Feest. Dit maal georganiseerd door studievereniging Nota Bene in ‘Danscafé Billabong’ te Nijmegen. Met als thema ‘Het Feest der Feesten’ was het aan de leden van V.I.V.A. om zich te kleden naar de traditionele Koningsdag. Een oranje gekleurde delegatie reisde dan ook per trein af naar de feestelijke bestemming. Onder het genot van een drankje en vrolijke klanken werd iedereen verwelkomd. Eenmaal binnen zat de stemming er zeker in, hoewel in de loop van de avond het feest pas echt losbarstte. Een goede DJ was dan ook van de partij. Er werd een grote diversiteit aan liedjes gedraaid en de muziek was veelal aan thema’s gebonden. Zoals ‘Casanova’ van Ultimate Kaos, liedjes van Jan Smit en Nick en Simon en natuurlijk ‘Happy New Year’ van Abba waarbij de champagneglazen werden geheven. Al was het maar om te proosten op een gezellig avond. Verzoeknummers werden met net zoveel enthousiasme gedraaid en een jolige polonaise kwam dan ook regelmatig voorbij. En wat is een themafeest zonder de best geklede gast? Met de verschillende sub-thema’s was het gelukkig niet moeilijk om een leuke outfit te dragen, maar eentje stak er toch wel duidelijk bovenuit. De prijs voor de beste geklede gast ging dan ook uit naar een leuke jongen die verkleed was als Jezus. De jongen won de notarislamp, gesponsord door De Brauw Blackstone Westbroek. Maar niet alleen als best geklede gast kon je deze mooie lamp winnen. Jeroen Nobel, lid van V.I.V.A. won ook een lamp, maar dan omdat hij de honderdste aanmelder voor het feest was. Al met al was het een geslaagde avond en voldaan stapten de oranje leden van V.I.V.A. dan ook pas om kwart voor drie weer in de bus richting Amsterdam.

38 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 38

14-12-2014 13:48:43


Bekendmaking studiereis Activiteiten

Roshni Bhagwandas Op 27 november 2014 vond de maandelijkse borrel van V.I.V.A. dit keer plaats in het gezellige en knusse cafeetje ‘Het Pleidooi’ dichtbij het Centraal Station van Amsterdam. Er heerste een oud-Amsterdamse, warme sfeer. Ze hadden het hele cafe gereserveerd voor V.I.V.A. Bij binnenkomst werden alle leden onthaald door de bestuursleden van V.I.V.A. Onze zustervereniging uit Utrecht was ook nog even aanwezig, nadat zij op de constitutieborrel het gastenboek hadden gestolen en deze alleen terug wilden geven als ze mee mochten borrelen met de Vivanen. De borrel stond in het teken van de studiereis, de locatie van de reis werd namelijk bekend gemaakt. Na twee zenuwslopende uurtjes werd eindelijk door middel van een promo filmpje de bestemming onthuld. De reis gaat dit jaar naar Bangkok, de prachtige hoofdstad van Thailand. Bangkok is een energieke wereldstad! De aanwezige V.I.V.A.-leden waren dan ook razend enthousiast en iedereen wilde zich natuurlijk meteen aanmelden. De reiscommissie werd dan ook aan het eind van het onthullende filmpje bedankt met een warm en luid applaus. Uiteraard ging de borrel daarna gezellig door. Onder het genot van een drankje en op de achtergrond leuk muziek, zat de stemming er goed in. Veel leden zijn na de borrel dan ook de stad in gedoken! Voor het promo-filmpje zie youtube: studiereis viva 2015

Via VIVA | december | 39 via viva december bijna af.indd 39

14-12-2014 13:48:47


I

Interview Rolandinus Zoals jullie allemaal gemerkt hebben, heeft er aan het begin van dit studiejaar een gecombineerde borrel met onze zustervereniging van de UvA plaatsgevonden. Dit was niet geheel zonder reden. De UvA is namelijk gestopt met het aanbieden van de opleiding notarieel recht aan hun universiteit. De studenten krijgen nog de mogelijkheid om hun studie af te maken maar lang zal dit niet meer duren. Rolandinus Passeggeri heeft hierdoor een groot probleem voor de voeten gekregen. Nieuwe leden zullen zich niet meer aanmelden waardoor de vereniging langzaam kleiner zal worden. Helemaal nu een groot deel zich in de laatste fase van de studie bevindt. V.I.V.A. en de andere BNS-verenigingen willen, ondanks dat Rolandinus afgelopen jaar uit de BNS is gestapt, de vereniging niet laten vallen. Er is besloten dat Rolandinus hier en daar nog mee zal doen met de landelijke activiteiten en tevens activiteiten in combinatie met andere verenigingen zal ondernemen waar mogelijk en gewenst. We hebben ze daarom ook gevraagd iets te vertellen over hun vereniging en het bestuur.

Het bestuur van Rolandinus Passeggeri is voornemens de vereniging in de aankomende maanden om te zetten naar een stichting. Als notariële studenten weten wij dat niet het bestuur, maar de Algemene Ledenvergadering hierover beslist. Dit besluit is dan ook nog niet genomen. In de aankomende weken gaan wij met de leden en de notaris de plannen nader bespreken. Hierna zal een definitief besluit genomen worden. Ons komt regelmatig de vraag toe waarom wij de afgelopen jaren ‘maar’ met drie, en nu met vijf bestuursleden het bestuur vormen. Wij lopen hiermee vooruit op de toekomst. Zodoende hebben wij gekozen om een bestuur te vormen van vijf leden, om de taken die wij de aankomende jaren als bestuursleden hebben, over meerdere bestuursleden te kunnen verdelen. Zo kost het zijn van bestuurder, als wij over een aantal jaar allemaal werkzaam zijn in de praktijk, niet excessief veel tijd.

In de toekomst verwachten wij voor onze leden diverse activiteiten te organiseren. Omdat we zeker dit jaar nog een groot aantal studerende leden hebben, houden we contact met de verschillende kantoren. Hiermee verwachten wij in de aankomende paar jaar activiteiten te organiseren. Als afsluiter willen wij jullie bedanken voor de aandacht. Mochten er nog vragen zijn, kun je die natuurlijk altijd stellen via Bestuur@Rolandinus.nl.

Anouk Voeten – Voorzitter Janice van der Have – Secretaris Koen Biesma – Penningmeester Loesje Hoeke – Algemeen bestuurslid Stephen van Miert – Algemeen bestuurslid

Anouk Voeten, Janice van der Have, Loesje Hoeke, Stephen van Miert en Koen Biesma vormen dit jaar het bestuur van Rolandinus Passeggeri. Rolandinus is een studievereniging met ongeveer 60 leden, waarvan meer dan de helft (zeer) actief. Hiermee is een hechte groep gevormd, die elkaar regelmatig ziet bij activiteiten van Rolandinus Passeggeri, maar ook daarbuiten bij verjaardagen, feestjes en andere evenementen.

40 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 40

14-12-2014 13:48:47


Sam Roosendaal & Marlies Moolenaar

Koen Bos is kandidaat-notaris bij Baker & McKenzie. Hij stapte daar ruim 8 jaar geleden als student binnen en is niet meer weggegaan. V.I.V.A. mocht 4 december jl. met Koen in gesprek om hem een aantal vragen te stellen! Allereerst zijn we natuurlijk benieuwd waar en welke studie(s) je hebt gedaan! ‘Ik ben geboren en getogen in Amsterdam, 29 jaar geleden. Ik ben gaan studeren aan de VU en lid geweest van V.I.V.A. Ik kwam op kantoorbezoek bij Baker en heb daarna gesolliciteerd voor een stage. Gelijk daarachteraan ben ik toen werkstudent geworden. Uiteindelijk ben ik hier blijven hangen als kandidaat-notaris. Van het een, kwam het ander.’ Dat is eigenlijk meteen een antwoord op de vraag hoe je bij Baker & McKenzie terecht bent gekomen. Hoe ging dat in z’n werk? ‘Vroeger was alles wat beter in de zin van werkgelegenheid. Recruitment is nu wat professioneler en daarom misschien ook wat strenger. Ik had op een borrel gesproken met een kandidaat-notaris, die tegen mij zei dat ik “gewoon even” een mail moest sturen naar een partner dat ik graag stage wilde komen lopen. Dat heb ik toen gedaan en ik heb daar gelijk mijn CV bij opgestuurd. De cijferlijst

heb ik toen nog even weggelaten! Ik werd uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek en dat beviel van beide kanten goed, dus zonder verdere procedure kon ik hier stage komen lopen en vervolgens werkstudent worden. Uiteindelijk ben ik hier zo lang studerend medewerker geweest dat ik zonder procedure als kandidaat-notaris verder kon. Dat zal nu misschien wel wat anders gaan.’ Viel het werkstudentschap eigenlijk goed te combineren met je studie? ‘Ja, ik werkte voor een notaris die mijn opleiding heel belangrijk vond. Hij vond dat ik moest studeren als dat nodig was en dan echt wat minder moest werken. In mijn tentamenweek was ik de hele week vrij en dan haalde ik later een paar uurtjes in. Ik kwam ook heel vaak in m’n spijkerbroek op kantoor als ik bijvoorbeeld in de ochtend college had, dan kon ik daarna naar kantoor (of andersom). Daardoor was ik vaak op kantoor, zij het regelmatig voor een halve dag. Omdat je meerdere dagen op kantoor bent, kun je het proces van een zaak goed volgen. Dat had echt zijn voordelen omdat ik hierdoor gelijk vrij zelfstandig allerlei zaakjes te doen kreeg. Die combinatie was echt perfect.’ Aangezien je al meteen aan de slag mocht, zijn we wel benieuwd hoe je de overstap van de universiteit naar de praktijk vond. Was dat goed te doen of is het echt heel anders dan je in gedachten had? ‘Omdat alles geleidelijk ging was het aanpassen wat makkelijker, denk ik. Stage loop je echt van 9:00 uur tot 18:00 uur, dat is na-

tuurlijk een volle werkweek, maar niet de werktijden waar de zuid-as bekend om staat. Maar toch was ik in het begin helemaal gesloopt! Daar wen je op een gegeven moment aan, ook als werkstudent, dus dan is de overgang naar fulltime werken niet zo groot meer. Voornamelijk in de periode van mijn werkstudentschap ging ik altijd nog rond een uurtje of 6 naar huis. Pas later had ik dat ik wat regelmatiger langer door moest werken, als het echt druk is.’

Interviews

Interview Baker & McKenzie

Had je wel al alle kennis in huis toen je bij Baker & McKenzie begon? ‘Qua kennis haalde ik het juist uit de praktijk aangezien ik sommige vakken nog helemaal niet gehad had. Mijn cijfers gingen door die praktijkervaring juist omhoog! Ik zou echt iedereen aanraden een werkstudentschap of stage te lopen. Je kan dan de praktijk matchen met je studie en dat zorgt echt voor een stukje extra motivatie!’ Was er een groot verschil tussen je stage en het zijn van werkstudent? ‘Bij een studentstage is het, naast dingen doen, ook heel veel meelopen. Zo ga je bijvoorbeeld met een partner mee naar een bespreking etc. Als je werkstudent bent krijg je die kans ook nog wel maar is alles wat meer gericht op echt zelf al zaakjes doen. Dat is het grootste verschil. Ze weten bij een werkstudent ook dat je er voor langere tijd bent, terwijl je met een stage na 6 weken normaal gesproken weer weggaat. Hierdoor krijg je als werkstudent ook zaken met een wat langere termijn toebedeeld.’ ->

Via VIVA | december | 41 via viva december bijna af.indd 41

14-12-2014 13:48:48


Het notariaat van Baker & McKenzie werkt binnen de praktijkgroep ‘Corporate’. Dat is nog best een breed begrip. Uit welke secties bestaat Corporate en wat houden de werkzaamheden in? ‘Corporate law betekent gewoon ondernemingsrecht en bij ons bestaat die sectie uit advocaten en (kandidaat-)notarissen. Het bestaat uit heel veel subgroepjes dus je kan het niet allemaal uiteenzetten maar de basis is gewoon Boek 2 BW. Het overgrote deel van het notariaat bij Baker & McKenzie focust zich op het ondernemingsrecht. Het ondernemingsrecht kun je uitsplitsen in heel veel dingen. De twee grote pijlers bij ons zijn herstructureringen en de transactiepraktijk (bijvoorbeeld M&A (fusies en overnames) en Private Equity). Dat laatste is meer wat ik doe. Om het heel kort door de bocht te zeggen maak ik een akte van levering en neem ik de zorg voor het goed verlopen van de geldstromen. Uiteraard komt er nog veel meer bij kijken dan alleen dat. Nu ik er wat langer werk word ik ook vaak gebeld door cliënten die juridische vragen hebben die niet notarieel zijn. Dan heb ik er zelf bijvoorbeeld geen verstand van, maar dan ga ik het uitzetten binnen kantoor. Je merkt heel goed dat je hiermee ook een extra taak vervult. Namelijk het zijn van een aanspreekpunt.’ Zou je misschien het begrip ‘private equity’ wat kunnen toelichten? ‘In de overnamepraktijk kom verschillende soorten kopende partijen tegen. De strategische investeerders: hier gaat het om

een groot bedrijf dat een ander bedrijf overneemt, omdat hij denkt dat de twee bedrijven goed bij elkaar passen. Ik zal even een voorbeeldje verzinnen. Stel Philips verkoopt lampen en neemt een lampen bedrijf over omdat ze denken dat ze op die manier wat meer winst maken, bijvoorbeeld omdat het aangekochte bedrijf iets kan bieden dat Philips zelf nog niet heeft, maar dat ze wel kunnen gebruiken bij de productie of verkoop van hun eigen lampen. Naast de strategische investeerders heb je de echte private equity investeerders. Zij zoeken bedrijven waarvan ze denken dat er meer uit te halen valt. Hun business is echt het investeren zelf. Op een bepaald vlak valt bijvoorbeeld nog veel te winnen binnen een bedrijf en zij gaan daar dan in de kosten snijden. Zo willen ze er bijvoorbeeld voor zorgen dat de winst omhoog gaat door middel van een ander soort management. Ze proberen het management dan te enthousiasmeren om het beter te doen, door bijvoorbeeld bij winststijgingen ook een percentage uit te keren aan de managers. Je zorgt er op deze manier voor dat iedereen wat harder gaat lopen voor het bedrijf. Dat laatste is allemaal wat gecompliceerder dan het eerste type investeren. Daarom vind ik het ook leuk om te doen!’ ‘Een heel groot deel van ons werk is adviseren en mogelijke oplossingen zoeken. Je hebt ook kantoren die geven meerdere alternatieven en vinden dat de cliënt daar zelf uit moet kiezen. Ik vind persoonlijk dat goed adviseren ook inhoudt om de beste oplossing voor je cliënt te kiezen en die goed te

beargumenteren. Het is eigenlijk toch een beetje krom dat daar op de universiteit weinig aandacht aan wordt besteed. Het is namelijk echt een belangrijk deel van de praktijk. Tevens hebben studenten vaak ook nog nooit een echte akte gezien. Hoewel je dit allemaal binnen een halfjaartje al aardig onder de knie hebt, vraag ik me toch soms af of universiteiten daar niet wat meer mee zouden moeten doen.’ Baker & McKenzie staat te boek als een groot internationaal kantoor. Ik kan mij voorstellen dat dit internationale karakter betekent dat jullie alleen maar grote multinationals bedienen. Is dat zo? Of ligt het genuanceerder? ‘We zijn tegenwoordig het grootste advocaten kantoor ter wereld, zowel qua aantal advocaten en kantoren en misschien ook wel qua omzet. Doordat wij wereldwijd kantoren hebben, zien dat wij echt een toegevoegde waarde hebben voor multinationals. Bijvoorbeeld met een herstructurering. Wij zitten natuurlijk in zoveel jurisdicties, dat kan een ander kantoor niet kan aanbieden. Daarentegen hebben wij in Amsterdam (nog) niet zo’n sterke capital market sectie, dus daarvoor gaan ze vaker naar andere kantoren. Toch zijn bijvoorbeeld ook Shell en Unilever cliënt van Baker, alleen niet in Amsterdam, maar bijvoorbeeld in Zuid-Amerika. Om terug te komen op de vraag zijn inderdaad onze meeste cliënten grote multinationals, maar er is ook ruimte voor wat kleinere bedrijven. Die worden alleen vaker bediend door 1, 2 of 3 van onze kantoren in plaats van door 40. Wat ook

42 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 42

14-12-2014 13:48:48


Zijn er nog meer verschillen tussen Baker & McKenzie en andere kantoren van de Zuidas? ‘Dat is dan denk ik toch dat wij wereldwijd de grootste zijn. We staan er bekend om dat we ondernemend zijn. Dat wordt hier ook gestimuleerd. We proberen pragmatische oplossingen te bieden met hoogwaardige juridische kwaliteit, want daar kan de cliënt het meeste mee. Dat is toch wel één van de belangrijkste dingen waar Baker zich mee wilt onderscheiden. Er zijn natuurlijk heel veel kleine verschillen maar de hoofdlijnen zijn toch wel gelijk betreffende de cliënten, salarissen en het werk dat je doet. De partners waar je voor werkt zijn natuurlijk ook heel belangrijk, want dat kan zelfs binnen een kantoor nog heel veel verschillen. Daarom moet je tijdens je sollicitatie toch ook wel een beetje een klik hebben met de partner waarvoor je gaat werken. Baker is niet zo ontzettend formeel wat ik juist heel fijn vind. De mensen zijn informeel en dat komt onder meer omdat onze partner groep vrij jong is, waardoor binnen lopen heel makkelijk is. Aan de andere kant zijn we natuurlijk wel een georganiseerd kantoor en professionele dienstverlener. Iedereen loopt in nette kleding en er wordt wel verwacht dat je goed en hard werkt.‘

Wat wordt er onder hard werken verstaan bij jullie? ‘Dat verschilt per persoon en per sectie. Het notariaat is toch wel een goed draaiende sectie. We zitten meestal wel bij de best draaiende secties van kantoor. Normaal gesproken kun je van 9:00 uur tot 19:00 uur werken, maar bepaalde mensen, waaronder ik, werk doorgaans wat harder dus ik ben toch wel meestal wat langer op kantoor. Het belangrijkste is dat je je werk af hebt en het ook goed doet. Als je dat in 8 uur per dag kan doen dan zal er niet geklaagd worden. Het hangt ook maar net van de werkdruk af die er op dat moment is. Er wordt wel een bepaalde commitment gevraagd, maar dat is overal wel op de Zuidas. Het is gewoon de bedoeling dat alles af komt en dat de cliënten tevreden zijn. Je werkt natuurlijk ook met andere tijdzones, bijvoorbeeld Amerika. Die zijn ongeveer rond 15:00 uur aan het werk. De westkust begint met werken als het hier 18:00 uur is. Als je dan nog een conference call hebt en je moet daarna nog wat stukken aanpassen, dan zit je wel tot later maar dan kun je eventueel wel weer wat later beginnen de volgende dag. Je hebt best veel vrijheid en verantwoordelijkheid dus je mag dat best zelf een beetje inplannen.’

maar ook hier in Nederland. Zij spreekt dus beide talen en richt zich daarom met een groepje collega’s op Latijns Amerika. Zo kunnen we ons beter organiseren en oriënteren op een bepaalde markt. Op deze manier kunnen de cliënten uit het buitenland ook een duidelijk aanspreekpunt vinden. Zo’n groepje kun je ontwikkelen door af en toe die kant uit te reizen met de verschillende disciplines. Op die manier wordt je een op elkaar ingespeeld team en kun je je goed focussen op je markt. We kunnen er denk ik nog wel meer uit halen maar het is best een belangrijk deel van onze organisatie. Voor sommige regio’s, bijvoorbeeld Japan, hebben we dit al lang maar die ‘Latin America desk’ is een stuk jonger. Twintig jaar geleden waren bijvoorbeeld Rusland en China een minder belangrijke markt, maar door de snelle ontwikkeling komt daar dan een focus op en gaan we ons beter organiseren daar en zetten we zo’n desk op. Het hangt dus een beetje van de ontwikkeling af waar we ons focussen.’

Interviews

logisch is. Het probleem voor dat soort cliënten zijn vaak wel de hoge tarieven. Daar loopt de hele Zuidas wel tegenaan. Als je puur een Nederlands bedrijf bent, heeft Baker natuurlijk nog steeds een toegevoegde waarde, maar in ieder geval niet het feit dat wij meer dan 75 kantoren hebben.’

Hoe is eigenlijk het contact met de collega’s onderling? ‘We hebben sowieso elke week de kantoorborrel, die erg leuk is! Eén keer per jaar hebben we met de sectie een uitje. Dan heb je nog de iets kleinere dingen die je met de Jullie hebben ook een zogeheten sectie doet, bijvoorbeeld een kerst‘Countrydesks’. Zou je daar iets diner of een nieuwjaarsborrel. Af meer over willen vertellen? en toe eens samen eten, zeker als ‘Naast het feit dat we verschillende er net een tijdje hard gewerkt is, praktijkgebieden hebben, hebben doen we ook. Dat zijn wel hele we ook een organisatie per regio leuke dingen. Er wordt veel van je waarin we werkzaam zijn. We heb- verwacht maar je mag er dan ook ben bijvoorbeeld een collega die in wel wat voor terug krijgen, naast Brazilië rechten heeft gestudeerd, je salaris natuurlijk. ->

Via VIVA | december | 43 via viva december bijna af.indd 43

14-12-2014 13:48:48


Heb je toch nog wat vragen over gehouden, dan kun je altijd mee naar een kantoorbezoek bij Baker & McKenzie. Er wordt vaak gedaan aan speeddate sessies waardoor je zelf met een kandidaat-notaris in gesprek kan! Mocht je enthousiast zijn geworden van dit interview en wellicht stage willen komen lopen bij Baker & McKenzie: aarzel niet en neem contact op! We hebben ook nog kantoorfeesten, er zijn echt genoeg leuke dingen binnen het kantoor en veel collega’s gaan ook buiten kantoor veel dingen samen doen. Je ziet ook wel op de vrijdagmiddagborrel dat het even een moment van ontspanning is, zodat je het achter je kan laten voor het weekend. Het maakt dan ook echt niet uit hoe lang je blijft!’ Zijn er op dit moment veel studenten bij Baker & McKenzie aan het werk of stage aan het lopen? ‘De sectie notariaat is best groot, die bestaat uit drie notarissen en ongeveer 15 kandidaat-notarissen. Op dit moment hebben we niet zoveel werkstudenten en stagiaires. Mensen zijn altijd welkom! Ze beginnen meestal eerst met een stage en schuiven dan door naar werkstudent. Daar is altijd wel plek voor, denk ik. Als jullie nog iemand weten die stage wil komen lopen, moet je vooral even bellen!’ Hoe erg kijken jullie naar cijfers als studenten gaan solliciteren? ‘Daar wordt wel naar gekeken, maar het is absoluut niet het enige. Als je als kandidaat-notaris wilt komen werken is een 7,5 gemiddeld toch wel een beetje het streven. Maar als je goede redenen hebt waarom dat wat lager is uitgevallen en wel een mooie CV hebt, dan kun je ook echt wel aan de bak komen hoor!’ Hoe ziet het interne opleidingsprogramma van Baker & McKenzie eruit? ‘Als kandidaat-notaris heb je natuurlijk de beroepsopleiding van de KNB. Daarnaast heb je dan het interne opleidingsprogramma

(Baker Academy). Dat loopt van je eerste tot en met ongeveer je zevende jaar. Elk jaar heb je dan 1 of 2 modules. Je krijgt in het begin bijvoorbeeld een Legal English cursus en wat later bijvoorbeeld persoonlijke effectiviteit, leiderschap en commerciële vaardigheden. Zo is er goed over nagedacht en leer je elk jaar weer iets nieuws wat van toepassing kan zijn. Soms is dat op kantoor en soms daarbuiten. Inhoudelijk is het leerzaam en je zit natuurlijk met de mensen van jouw niveau en dat maakt het ook ontzettend leuk omdat je tegelijkertijd begonnen bent. We hebben ook elke week de jurisprudentielunch, dus al met al word je goed opgeleid. De Baker Academy is verplicht en dat wordt natuurlijk niet voor niets aangeboden. Er wordt alleen wel goed gekeken of het in de praktijk wel aansluit en iets toevoegt, dus dat maakt het wel interessant.’ Ik las dat je genomineerd bent voor de Best Young M&A Talent Award. Hoe is dat zo gekomen? ‘Dat is een nominatie van M&A community (www.mena.nl). Dat is een organisatie die zich richt op fusies en overnames en daarin brengt zij de professionals bijeen. Die community organiseert workshops en borrels, maar ook het jaarlijkse gala waarop de awards worden uitgereikt. Er zijn ongeveer 20 verschillende categorieën. In totaal zijn er in mijn categorie 12 young professionals genomineerd en het is wel een eer dat ik daar tussen zit. Donderdag heb ik het gala in de Beurs van Berlage en dan hoor ik of ik het geworden ben!’

Als afsluiter zou ik graag nog willen vragen hoe je de toekomst van het notariaat voor je ziet. Blijft alles zoals het is? ‘Dat is een goede vraag. Van het notariaat als geheel denk ik wel dat er bepaalde dingen gedigitaliseerd gaan worden. Dus ik zeg niet dat de notaris wordt afgeschaft, maar een simpel huis leveren is misschien op den duur niet meer een werkzaamheid van de notaris. Buiten het feit dat we notaris zijn en echt notariële diensten leveren, is het adviseren van cliënten een groot deel van onze praktijk. Ik ben dus eigenlijk tevens een ondernemingsrechtjurist. Wat dat betreft zijn er aardig wat overlappende activiteiten met een advocaat. De paar ton die een notaris vroeger standaard verdiende zal misschien in de loop der jaren wat teruglopen. Zelfs als de wet blijft voorschrijven dat er een notaris voor bepaalde werkzaamheden nodig is, blijf je zitten met de keiharde concurrentie die er nu ook al is. Het zal niet heel veel slechter worden, denk ik, maar vorig jaar hoorde ik ergens dat een notaris gemiddeld €75.000 verdient. Dat is nog steeds een heel fatsoenlijk salaris, maar dat is niet meer wat het was. In aanzien brokkelt het notariaat een beetje af maar ook de financiële kant van het verhaal is denk ik een kwestie van je onderscheiden, wil je het echt goed kunnen blijven doen. Bijvoorbeeld je (computer) systeem efficiënt inrichten, zodat je veel transacties kan doen of bijvoorbeeld je echt specialiseren, lijken mij opties om op een bepaalde manier onderscheidend te werken en daarmee je eigen plek veilig te stellen.’

44 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 44

14-12-2014 13:48:48


Foto’s

Via VIVA | december | 45 via viva december bijna af.indd 45

14-12-2014 13:48:55


Interviews

Foto’s

ALV, Diner, Eindfeest Bundelborrel 46 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 46

14-12-2014 13:48:58


Via VIVA | december | 47 via viva december bijna af.indd 47

14-12-2014 13:49:00


Foto’s

Ontbijt Houthoff LNSF Constitutieborrel 48 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 48

14-12-2014 13:49:01


Bekendmaking studiereis

Via VIVA | december | 49 via viva december bijna af.indd 49

14-12-2014 13:49:08


Activiteitencommissie - Fransje Hekking Kimberley Bloemhard Roshni Bhagwandas

Reiscommissie - Lorraine Prade Erica Breinburg Miraisa Dundas Nisreen Awad Patrick Witte

Via Viva-commissie - Sam Roosendaal Axel Visschedijk Kimberly Noorden Marlies Moolenaar

LNSH-commissie - Pieter ten Broecke Sonja Veerkamp Douwe IJntema Nelleke Lubach Sophia Schepers Tristan Brouwer Wirasha Autar

Kascommissie - Simone van Minkelen Ard Faaij Hans Knijn Edik Huseinov

Interesse in een commissie voor het volgende jaar? Vul alvast het sollicitatieformulier op de website in! www.vivavu.nl/commissies/

- 19 december: Kerstdiner

2014-2015

Dit jaar hebben we weer een hoop commissieleden die zich inzetten voor V.I.V.A. Mede dankzij hun harde werken kan V.I.V.A. alle activiteiten organiseren!

Activiteiten

Agenda & Commissies - 15 januari: Kantoorbezoek Baker & McKenzie - 30 januari: Nieuwjaarsborrel

- 13 februari: LNSG - 12 maart: LNSC

- 28 maart - 7 april: studiereis Bangkok - 23 april: LNSH

50 | december | Via VIVA via viva december bijna af.indd 50

14-12-2014 13:49:08


Volg V.I.V.A.

Activiteiten

s

eie

December editite

Volg ons op Facebook en op onze website voor alle activiteiten, notariële nieuwtjes en foto’s! www.vivavu.nl

www.facebook.com/ vu.viva

linkedin: www.linkedin.com/ groups/VIVA-Alumni-4856350 Uw advertentie in de volgende Via Viva? Mail naar: viva.rechten@vu.nl bestuursfoto’s door: Julia Wamelink

Via VIVA | december | 51 via viva december bijna af.indd 51

14-12-2014 13:49:08


via viva december bijna af.indd 52

14-12-2014 13:49:10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.