Cassandra Clare - De Laatste Uren 2 - Ketting van ijzer

Page 1


De laatste uren - Deel 2 Ketting van ijzer

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

Van Cassandra Clare is verschenen: De laatste uren 1 – Ketting van goud


C A SSA NDR A CL ARE

Ketting van ijzer D E L A AT S T E U R E N DEEL TWEE

Vertaald uit het Engels door Lia Belt

UITGEVERIJ LUITINGH - SIJTHOFF

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

Volg onze auteurs en boeken ook online. lsamsterdam

Eerste druk (special limited edition), maart 2022 Tweede druk (paperback), maart 2022 © 2021 Cassandra Clare, llc Nederlandse vertaling © 2022 Lia Belt en uitgeverij Luitingh-Sijthoff bv, Amsterdam Alle rechten voorbehouden Oorspronkelijke titel The Last Hours 2 – Chain of Iron Oorspronkelijk uitgegeven bij Margaret K. McElderry Books, Simon & Schuster, Inc., New York Gepubliceerd met toestemming van de auteur, p/a Baror International, inc, Armonk, New York, usa Omslagontwerp Nick Sciacca/Suzanne Bakkum Omslagbeeld © 2021 Cliff Nielsen Verantwoording vertaalde fragmenten zie pagina 643 Opmaak binnenwerk Crius Group, Hulshout 978 90 245 9772 7 (paperback) isbn 978 90 245 9486 3 (special limited edition) isbn 978 90 245 9773 4 (e-book) isbn 978 90 245 9811 3 (luisterboek) nur 285/334 isbn

www.cassandraclare.com www.lsamsterdam.nl www.boekenwereld.com Uitgeverij Luitingh-Sijthoff vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van dit boek is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.


Voor Rick Riordan. Bedankt dat ik de nobele naam di Angelo mag gebruiken.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


DEEL 1 spelletjes

Je zal snel weer van mij en m’n leuke spelletjes horen. Ik heb wat van dat rooie spul van de laatste keer in een gemberbierfles bewaard, om mee te schrijven. Maar het werd dik als lijm en ik kan het niet gebruiken. Rooie inkt werkt net zo goed, hoop ik. – Jack the Ripper

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


Londen: East End

Het was een vreemd en nieuw gevoel om weer een menselijk lichaam te hebben. Om de wind in zijn haar en de prikkende koude sneeuwvlokjes in zijn gezicht te voelen terwijl hij over de keien liep. Om met zijn armen te zwaaien en de veranderde lengte van zijn tred in te schatten. Het was even na zonsopgang en de besneeuwde straten waren grotendeels verlaten. Af en toe zag hij een straatventer die zijn kar voortduwde, of een werkster die zich gekleed in schort en sjaal naar haar geestdodende werk haastte. Toen hij een sneeuwberg ontweek en struikelde, fronste hij. Zijn lichaam was heel zwak. Hij had veel meer kracht nodig. Zo zwak als hij nu was kon hij niet doorgaan. Een donkere schaduw liep voor hem langs. Een oude man in een werkoverall en een pet, die een steeg in glipte. Terwijl hij naar hem keek, ging de oude man op een krat zitten en leunde tegen de bakstenen muur. Hij stak zijn hand in zijn versleten jas, haalde er een kruik gin uit en draaide de dop eraf. Hij stapte geruisloos de steeg in. De muren aan weerskanten blokkeerden het vage ochtendgloren. De man keek met waterige ogen naar hem op. ‘Wat mot je?’ Het mes van adamas fonkelde in het schemerige licht. Het hakte meermaals op de borst van de man in. Bloed sproeide 9

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

in het rond, een fijne mist van rode druppeltjes die de smerige sneeuw verfden. De moordenaar ging op zijn hurken zitten en ademde diep in. De stervensenergie van de man, het enige nuttige wat een sterfelijk schepsel te bieden had, stroomde via het mes bij hem naar binnen. Hij stond op en glimlachte naar de melkwitte hemel. Hij voelde zich nu al beter. Sterker. Straks zou hij sterk genoeg zijn om het tegen zijn ware vijanden op te nemen. Terwijl hij zich omdraaide om de steeg te verlaten, fluisterde hij zachtjes hun namen. James Herondale. Cordelia Carstairs.

10


1 Het fonkelende web

Nog altijd zit zij daar; zij is jong en de aarde is oud, En, subtiel en in gepeins verzonken, Lokt mannen naar het fonkelende web dat ze weeft, Tot het hart en lichaam en leven in zijn greep verstrikt houdt. De roos en papaver zijn haar bloem; want welke knaap Wordt niet gestrikt, o Lilith, door verspreide geur En zacht gegeven kussen en zachte slaap? – Dante Gabriel Rossetti, ‘Lilith’ Een rokerige wintermist was over Londen neergedaald, tastte met bleke tentakels over de straten en omhulde de gebouwen met mat engelenhaar. Het grijze waas lag over de dode bomen langs de lange, verwaarloosde oprit naar Huize Chiswick terwijl Lucie Herondale er in haar koets naartoe reed. Het dak van het huis rees uit de mist op als een bergtop in de wolken boven de Himalaya. Bij het bordes aangekomen legde ze een deken over haar paard Balios heen, gaf het dier een kus op zijn neus en liep naar de resten van de tuin. Ze passeerde de gebarsten en gebroken standbeelden van Vergilius en Sophocles, overwoekerd met lange ranken; hun stenen ledematen lagen tussen het onkruid. Andere standbeelden gingen deels verborgen achter overhangende bomen en verwilderde heggen, alsof ze door de dichte begroeiing werden verslonden. Ze stapte over een omgevallen rozenprieel heen en kwam 11

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

uiteindelijk bij het oude bakstenen schuurtje in de tuin aan. Het dak ervan was allang verdwenen; Lucie had een beetje het gevoel alsof ze op een verlaten herdershut op de hei was gestuit. Er steeg zelfs een dunne vinger van grijze rook uit op. Als dit De mooie Cordelia was, zou er nu een waanzinnige maar knappe hertog over de hei aan komen strompelen, maar zulke dingen gebeurden alleen in boeken. Rondom de schuur zag ze de bergjes waar Grace en zij de afgelopen vier maanden hun mislukte experimenten hadden begraven – de doodgevallen vogels en de door katten gedode ratten en muizen die ze steeds opnieuw hadden geprobeerd weer tot leven te wekken. Tot nu toe had niets gewerkt. En Grace wist nog niet eens alles. Ze was zich nog niet bewust van Lucies macht om de doden te bevelen. Ze wist niet dat Lucie had geprobeerd die kleine lichaampjes te bevélen weer tot leven te komen, had geprobeerd in hen te tasten en iets vast te pakken wat ze kon terugtrekken naar de wereld van de levenden. Maar het was niet één keer gelukt. Als er al iets in ze had gezeten wat Lucie mogelijk kon bevelen, was het met hun dood verdwenen. Dat had ze allemaal niet aan Grace verteld. Lucie haalde filosofisch haar schouders op, liep door naar de dikke houten deur – ze vroeg zich weleens af wat een deur voor zin had in een gebouw zonder dak – en klopte aan met het afgesproken signaal: één twee, één twee. Meteen hoorde ze voetstappen, de grendel knarste en de deur zwaaide open. Grace Blackthorn stond in de deuropening, haar gezicht strak en serieus. Zelfs in het mistige weer glansde haar haar, dat los om haar schouders hing, als zilver. ‘Je bent er,’ zei ze met meer verbazing dan blijdschap. ‘Ik had gezegd dat ik zou komen.’ Lucie drong zich langs Grace naar binnen. Het schuurtje had maar één kamer en de vloer bestond uit harde aarde, nu deels bevroren. Onder het familiezwaard van de Blackthorns, dat aan ruw gesmede ijzeren haken hing, was een tafel tegen de muur geschoven. Op die tafel hadden ze een 12


provisorisch laboratorium opgebouwd; er stonden distilleerkolven en glazen flessen, een vijzel met stamper en tientallen reageerbuisjes. Een verzameling pakketjes en blikjes nam de rest van de tafel in beslag, sommige geopend, andere al leeg en op een hoopje gegooid. Op de grond naast de tafel brandde een vuurtje, de bron van de rook die door het ontbrekende dak ontsnapte. Het vuur was onnatuurlijk stil en brandde niet op houtblokken maar op een bergje stenen, en de groenige vlammen likten hongerig omhoog alsof ze de ijzeren ketel wilden verslinden die er aan een haak boven hing. In de ketel zat een pruttelend zwart brouwsel dat aards en chemisch tegelijk rook. Lucie liep langzaam naar een tweede, grotere tafel toe. Daar stond een doodskist op. Door het glazen deksel zag ze Jesse, precies zoals hij eruit had gezien toen ze elkaar de laatste keer hadden ontmoet – een wit overhemd, zwart haar dat lichtjes krulde in zijn nek. Zijn oogleden waren bleke halvemanen. Lucie had zich niet beperkt tot vogels, ratten en muizen. Ze had ook geprobeerd Jesse te bevelen weer tot leven te komen, al had ze dat alleen kunnen doen in de korte periodes wanneer Grace even weg was en haar alleen liet met Jesse. Maar dat was haar nog slechter afgegaan dan met de dieren. Jesses lichaam was niet leeg zoals de dieren. Ze voelde iets binnen in hem: een leven, een kracht, een ziel. Maar wat het ook was, het zat verankerd in de leemte tussen leven en dood en ze kon het niet verplaatsen. Als ze het probeerde, kreeg ze een ziek en zwak gevoel, alsof ze iets verkeerd deed. ‘Ik wist niet of je nog wel kwam,’ zei Grace nors. ‘Ik wacht al een eeuwigheid. Heb je de doornappel?’ Lucie haalde het pakketje uit haar zak. ‘Het viel niet mee om weg te komen. En ik kan niet lang blijven. Ik heb vanavond met Cordelia afgesproken.’ Grace nam het pakketje aan en scheurde het open. ‘Omdat de bruiloft morgen is? Maar wat heb jij daarmee te maken?’ Lucie keek strak naar Grace, maar het andere meisje leek het echt niet te begrijpen. Grace begreep wel vaker niet waarom 13

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

mensen dingen deden wanneer de verklaring was dat vrienden zich nu eenmaal zo gedroegen of omdat je bepaalde dingen gewoon deed voor iemand op wie je gesteld was. ‘Ik ben Cordelia’s suggenes,’ zei ze. ‘Ik loop morgen met haar mee naar het altaar, maar ik ben er ook om haar te helpen en ondersteunen vóór de ceremonie. Vanavond ga ik met haar naar...’ Woesj. Grace had het pakketje in de ketel uitgestrooid. Een vlam schoot omhoog, en toen volgde er een rookwolkje. Het stonk naar azijn. ‘Dat hoef ik allemaal niet te weten. Ik ben ervan overtuigd dat Cordelia me niet mag.’ ‘Ik ga het met jou ook niet over Cordelia hebben,’ zei Lucie, een beetje hoestend. ‘Nou, ik zou mij ook niet mogen als ik haar was,’ zei Grace. ‘Maar we hoeven het nergens over te hebben. Ik heb je niet gevraagd hierheen te komen om te kletsen.’ Ze keek in de ketel. Mist en rook wervelden door elkaar in het schuurtje en omringden Grace met een nevelige stralenkrans. Lucie wreef in haar gehandschoende handen, en haar hart bonsde toen Grace begon te spreken: ‘Hic mortui vivunt. Igni ferroque, ex silentio, ex animo. Ex silentio, ex animo! Resurget!’ Het brouwsel begon harder te borrelen, de vlammen sisten en rezen almaar hoger op naar de ketel. Een paar druppels klotsten over de rand en spetterden op de grond. Lucie sprong instinctief achteruit toen er groene scheuten uit de grond omhoogkwamen; er groeiden stelen en bladeren en knoppen uit terwijl de scheuten bijna tot aan haar knieën opschoten. ‘Het werkt!’ zei ze ademloos. ‘Het werkt echt!’ Er trok een korte glimlach van blijdschap over Grace’ normaal zo uitdrukkingsloze gezicht. Ze stapte naar de kist toe, naar Jesse... Zo snel als ze waren opgeschoten, verwelkten de bloemen en vielen ze van de stelen. Het was alsof ze naar versnelde tijd keken. Lucie keek machteloos toe toen ook de bladeren afvielen, de stelen verdorden en schilferden en vervolgens braken onder hun eigen gewicht. Grace bleef verstijfd naar de dode bloemen op het zand staan 14


staren. Ze keek naar de kist, maar Jesse had zich niet bewogen. Natuurlijk had hij zich niet bewogen. Grace’ schouders waren stram van teleurstelling. ‘Ik zal Christopher de volgende keer om versere exemplaren vragen,’ zei Lucie. ‘Of krachtigere reagentia. Er moet iets zijn wat we fout doen.’ Grace ging bij de kist van haar broer staan en legde haar handpalm op het glas. Haar lippen bewogen alsof ze iets fluisterde; Lucie kon niet bepalen wat. ‘Het probleem ligt niet in de kwaliteit van de ingrediënten,’ zei ze met een kil, klein stemmetje. ‘Het probleem is dat we te veel vertrouwen op de wetenschap. Activators, reagentia, de wetenschap is jammerlijk ontoereikend voor de prestatie die wij proberen te leveren.’ ‘Hoe weet jij dat nou?’ Grace keek haar koel aan. ‘Ik weet dat je denkt dat ik dom ben omdat ik nooit naar school ben geweest, maar ik heb wel een paar boeken gelezen toen ik in Idris woonde. In feite heb ik me door het grootste deel van de bibliotheek heen gewerkt.’ Lucie moest toegeven dat Grace in elk geval deels gelijk had; ze had geen idee gehad dat Grace belangstelling had voor boeken, of voor wat dan ook, behalve mannen folteren en Jesse uit de dood terughalen. ‘Als we niet op de wetenschap kunnen vertrouwen, wat stel jij dan voor?’ ‘Het voor de hand liggende. Magie.’ Grace sprak alsof ze het tegen een kind had. ‘Niet dit... dit kinderspel, met bezweringen uit een boek waarvan mijn moeder niet eens de moeite had genomen het te verstoppen.’ Ze spuugde die woorden bijna minachtend uit. ‘We moeten kracht putten uit de enige plek waar het te vinden is.’ Lucie slikte. ‘Je bedoelt necromantie. Kracht putten uit de dood en die magie op de doden gebruiken.’ ‘Sommige mensen zouden dat soort magie kwaadaardig noemen. Ik noem het noodzakelijk.’ ‘Nou, ik zou het ook kwaadaardig noemen.’ Lucie kon haar frustratie niet verbergen. Grace leek zonder haar tot een besluit te zijn gekomen, en dat was beslist niet in de geest van 15

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

hun partnerschap. ‘En ik wil geen kwaadaardige dingen doen.’ Grace schudde achteloos haar hoofd, alsof Lucie moeilijk deed om niets. ‘We moeten deze kwestie aan een necromantiër voorleggen.’ Lucie klemde haar handen om haar ellebogen. ‘Een necromantiër? Nee toch? Zelfs al zouden we er een kunnen vinden, de Kloof zou het verbieden.’ ‘En daar is een reden voor,’ kaatste Grace scherp terug. Ze pakte haar rokken bij elkaar en leek op het punt te staan het schuurtje uit te benen. ‘Wat we moeten doen is niet strikt genomen goed. Niet... zoals de meeste mensen dat zouden zien, in elk geval. Maar dat wist je al, Lucie, dus doe maar niet alsof je zoveel beter bent dan ik.’ ‘Grace, nee.’ Lucie ging tussen Grace en de deur in staan. ‘Dat wil ik niet, en ik denk dat Jesse het ook niet zou willen. Kunnen we niet met een heksenmeester praten? Iemand die de Kloof vertrouwt?’ ‘De Kloof vertrouwt ze dan misschien, maar ik niet.’ Grace’ ogen brandden. ‘Ik heb besloten met je samen te werken omdat Jesse je aardig leek te vinden. Maar je kent mijn broer nog maar heel kort, en je hebt hem nooit gekend toen hij nog leefde. Je bent niet bepaald een expert. Ik ben zijn zus en ik ga hem terughalen, ongeacht wat ik ervoor moet doen of hoe ik het moet doen. Begrijp je dat, Lucie?’ Grace haalde diep adem. ‘Het wordt tijd om te beslissen wat je belangrijker vindt: de geliefde heiligheid van je eigen leven, of mijn broer zijn leven teruggeven.’ Cordelia Carstairs grimaste terwijl Risa de schildpadkam steviger vastzette in haar donkerrode haar. De bediende had haar overgehaald het op te steken in een ingewikkeld kapsel waarvan ze zei dat het heel populair was. ‘Je hoeft niet zoveel moeite te doen voor vanavond,’ had Cordelia geprotesteerd. ‘We gaan sleeën, dus mijn kapsel wordt toch een puinhoop, hoeveel spelden en kammen je er ook in steekt.’ 16


Risa’s afkeurende blik had overwonnen. Ze vond waarschijnlijk dat Cordelia moeite moest doen om er goed uit te zien voor haar verloofde. Cordelia ging immers met James Herondale trouwen, die in de ogen van de schaduwjagers en de aardse samenleving beslist een goede vangst was; hij was knap en rijk, met goede connecties, en ook nog eens aardig. Het zou James niet kunnen schelen of ze aankwam in een galajapon of zelfs spiernaakt, maar dat kon ze niet aan Risa uitleggen. In feite was het veel te riskant om aan wie dan ook uit te leggen. ‘Dokhtare zibaye man, tou ayeneh knodet ra negah kon,’ zei Risa, en ze hield een zilveren handspiegel voor Cordelia omhoog. Mijn mooie dochter, kijk in het glas. ‘Het ziet er heel mooi uit, Risa,’ moest Cordelia toegeven. De paarlemoeren kammen staken opvallend af tegen haar donkerrode haar. ‘Maar hoe moet je dit nou morgen overtreffen?’ Risa knipoogde alleen. In elk geval één iemand verheugde zich op de volgende dag, dacht Cordelia. Elke keer als zij aan haar huwelijk dacht, wilde ze het liefst uit het raam springen. Morgen zou ze voor de laatste keer in deze kamer zitten terwijl haar moeder en Risa zijden bloemen in haar lange, dikke haar vlochten. Morgen zou ze de gelukkige bruid moeten spelen. Morgen, als Cordelia heel veel geluk had, zouden de meeste bruiloftsgasten afgeleid worden door haar mooie kleding. Dat hoopte ze dan maar. Risa gaf een tikje op haar schouder. Cordelia stond gehoorzaam op en haalde nog een keer diep adem voordat Risa de veters van haar korset aantrok, waarmee ze haar borsten omhoogduwde en haar rug rechtte. Een korset, dacht Cordelia geïrriteerd, was bedoeld om een vrouw bewust te maken van elke piepkleine manier waarop haar lichaamsvorm afweek van het onmogelijke schoonheidsideaal in de samenleving. ‘Genoeg!’ protesteerde ze toen de baleinen in haar huid drukten. ‘Ik hoopte nog iets te eten op het feestje, weet je.’ Risa rolde met haar ogen. Ze hield een groenfluwelen jurk op, en Cordelia stapte erin. Risa schoof de lange smalle mou17

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

wen over haar armen en schikte het frivole witte kant bij de manchetten en de hals. Vervolgens begon ze met het dichtmaken van alle kleine knoopjes op de rug van de jurk. Hij zat strak; zonder korset zou Cordelia er nooit in zijn gekomen. De Herondale-ring, het zichtbare teken van haar verloving, glansde om haar linkerhand toen ze haar arm ophief zodat Risa Cortana op haar rug kon hangen. ‘Ik moet opschieten,’ zei Cordelia toen Risa haar een zijden tasje aangaf, en een mof om haar handen warm te houden. ‘James komt haast nooit te laat.’ Risa knikte ferm, wat voor haar gelijkstond aan een hartelijke omhelzing. Het was waar, dacht Cordelia terwijl ze de trap af rende. James kwam haast nooit te laat. Het was de plicht van een verloofde om een dame te begeleiden naar feestjes en diners, om limonade en waaiers te halen en gewoon in haar buurt te blijven. James had zijn rol perfect gespeeld. Het hele seizoen was hij trouw met haar meegegaan naar allerlei tranentrekkend saaie bijeenkomsten van de Enclave, maar buiten die gelegenheden om zag ze hem amper. Soms ging hij met haar en de rest van zijn vrienden mee op uitstapjes die nog leuk waren ook – middagen in de Devil Tavern, theedrinken bij Anna – maar zelfs dan leek hij verstrooid en met zijn gedachten elders. Er was weinig gelegenheid om over de toekomst te praten, en Cordelia wist niet goed wat ze zou zeggen als die kans zich wel voordeed. ‘Layla?’ Cordelia was beneden in de gang aangekomen, betegeld met zwaarden en sterren, en zag niet meteen iemand. Toen besefte ze dat haar moeder, Sona, bij het raam aan de voorkant stond, waar ze een van de gordijnen opzijhield met haar smalle hand. Haar andere hand lag op haar gezwollen buik. De donkere schaduwen onder haar moeders ogen leken nog donkerder te zijn geworden. ‘Waar ga je ook alweer heen?’ vroeg Sona. ‘Het sleefeestje van de Pounceby’s op Parliament Hill,’ zei 18


Cordelia. ‘Hun feestjes zijn eigenlijk altijd ontzettend saai, maar Alastair gaat erheen en ik wilde even aan iets anders denken dan aan morgen.’ Sona glimlachte. ‘Het is heel normaal om nerveus te zijn voor je bruiloft, Layla joon. Ik was als de dood, de avond voordat ik met je vader trouwde. Ik ben bijna op de trein naar Constantinopel gestapt.’ De glimlach vervaagde. Ach, dacht Cordelia. Het was inmiddels een week geleden dat haar vader, Elias Carstairs, was ontslagen uit de Basilias, het schaduwjagersziekenhuis in Idris. Hij had daar maanden verbleven – veel langer dan aanvankelijk verwacht – om te genezen van zijn alcoholprobleem, een probleem waar alle drie de andere leden van de familie Carstairs van wisten maar waarover nooit werd gesproken. Ze hadden hem vijf dagen geleden al thuis verwacht. Maar ze hadden niets van hem gehoord, behalve een korte brief verstuurd vanuit Frankrijk. Geen belofte dat hij terug zou zijn voordat Cordelia ging trouwen. Het was een ellendige situatie, nog ellendiger gemaakt doordat Cordelia’s moeder noch haar broer Alastair erover wilde praten. Cordelia haalde diep adem. ‘Mâmân. Ik weet dat je nog steeds hoopt dat pap op tijd thuiskomt voor de bruiloft...’ ‘Dat hóóp ik niet, ik wéét het,’ zei Sona. ‘Wat hem ook vertraagd heeft, hij zal het huwelijk van zijn enige dochter niet mislopen.’ Cordelia schudde bijna haar hoofd van verwondering. Hoe kon haar moeder zoveel vertrouwen hebben? Haar vader had zoveel verjaardagen gemist, en zelfs Cordelia’s eerste rune, vanwege zijn ‘ziekte’. Het was een ziekte waarvoor hij uiteindelijk gearresteerd was en naar de Basilias in Idris was gestuurd. Hij zou nu genezen moeten zijn, maar het was niet veelbelovend dat hij er nog steeds niet was. Ze hoorden klossende laarzen op de trap en Alastair verscheen in de gang, met zwierend donker haar. Hij zag er knap uit in een nieuwe tweedjas, maar hij fronste. ‘Alastair,’ zei Sona. ‘Ga jij ook naar dat sleefeestje?’ 19

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

‘Ik ben niet uitgenodigd.’ ‘Dat is niet waar,’ protesteerde Cordelia. ‘Alastair, ik ging alleen maar omdat jij ook zou gaan!’ ‘Ik heb besloten dat mijn uitnodiging helaas is kwijtgeraakt in de post,’ zei hij met een achteloos handgebaar. ‘Ik kan mezelf wel vermaken, moeder. Sommige mensen hebben dingen te doen en kunnen niet de hele tijd alleen maar dartelen.’ ‘Jullie tweeën toch,’ zei Sona berispend, en ze schudde haar hoofd. Dat vond Cordelia eigenlijk ontzettend oneerlijk. Ze had alleen maar Alastairs gejok tegengesproken. Sona zette haar handen in haar onderrug en zuchtte. ‘Ik moet het met Risa over morgen hebben. Er is nog zoveel te doen.’ ‘Je kunt beter gaan rusten,’ riep Alastair hun moeder na, terwijl ze door de gang naar de keuken liep. Zodra ze uit het zicht verdwenen was keek hij naar Cordelia, en zijn gezicht stond op onweer. ‘Stond ze op vader te wachten?’ vroeg hij op een zachte fluistertoon. ‘Nog steeds? Waarom foltert ze zichzelf zo?’ Cordelia haalde hulpeloos haar schouders op. ‘Ze houdt van hem.’ Alastair maakte een onelegant geluid. ‘Chi! Khodah margam bedeh,’ zei hij, wat Cordelia heel onbeschoft vond. ‘Liefde is niet altijd logisch,’ zei ze, en daarop wendde Alastair snel zijn blik af. Hij had al een paar maanden niet meer over Charles gesproken, en hoewel hij brieven had ontvangen in Charles’ zorgvuldige handschrift, had Cordelia er meer dan een ongeopend in de afvalbak gevonden. ‘Toch zou ik willen dat hij ons minimaal zou laten weten dat hij in orde is, al was het maar omwille van mam.’ ‘Hij komt wel terug. Op het slechtst mogelijke moment, als ik hem een beetje ken.’ Cordelia streek met haar vinger over de zachte lamswol van haar mof. ‘Wil je niet dat hij terugkomt, Alastair?’ Alastairs gezicht was gesloten. Hij had Cordelia jarenlang afgeschermd van de waarheid, had uitvluchten verzonnen voor hun vaders ‘periodes van ziekte’ en veelvuldige afwezigheid. 20


Een paar maanden geleden had Cordelia ontdekt wat Alastairs interventies hem emotioneel hadden gekost, de onzichtbare littekens die hij zo ijverig probeerde te verbergen. Hij leek op het punt te staan iets te zeggen toen buiten het gebons van paardenhoeven klonk, het geklepper gedempt door de nog steeds vallende sneeuw. De donkere omtrek van een koets kwam tot stilstand bij de lantaarn voor het huis. Alastair rukte het gordijn opzij en keek er fronsend naar. ‘Dat is de koets van de Fairchilds,’ merkte hij op. ‘In plaats van de moeite te nemen om je zelf op te halen, stuurt James zijn parabatai?’ ‘Dat is niet eerlijk,’ zei Cordelia scherp. ‘En dat weet je best.’ Alastair aarzelde. ‘Het zal wel. Herondale heeft zich tot nu toe behoorlijk plichtsgetrouw gedragen.’ Toen Matthew Fairchild lichtvoetig uit de koets sprong, kon Cordelia een steek van angst niet onderdrukken. Had James zich bedacht? Had hij Matthew gestuurd om de verloving te verbreken, op de avond voor hun huwelijk? Doe niet zo belachelijk, zei ze streng tegen zichzelf. Matthew kwam fluitend naar het bordes. De grond was wit van de sneeuw, hier en daar platgetreden door laarzen. Er lagen al vlokken op de schouders en bontkraag van Matthews overjas. Kristallen glinsterden in zijn blonde haar en zijn hoge jukbeenderen droegen een blos van de kou. Hij zag eruit als een engel geschilderd door Caravaggio, met een poedersuikerlaagje van sneeuw. Hij zou toch niet lopen te fluiten als hij slecht nieuws kwam brengen? Cordelia opende de deur voor Matthew, die sneeuw van zijn rijglaarzen stampte. ‘Hallo, lieve,’ zei hij. ‘Ik kom je ophalen om van een hoge heuvel af te gaan suizen op gammele, oncontroleerbare houten bouwsels.’ Cordelia glimlachte. ‘Klinkt geweldig. En wat gaan we daarna doen?’ ‘Hoe onverklaarbaar ook,’ antwoordde Matthew, ‘klimmen we daarna terug naar de top van de heuvel om het nog een keer te doen. Het is een soort sneeuwgerelateerde waanzin, zeggen ze.’ 21

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

‘Waar is James?’ onderbrak Alastair hen. ‘Je weet wel, degene die hier eigenlijk had moeten zijn.’ Matthew keek afkerig naar Alastair. Cordelia kreeg een bekend, moedeloos gevoel. Zo ging het tegenwoordig altijd wanneer Alastair een van de Vrolijke Dieven ontmoette. Sinds een paar maanden waren ze ineens allemaal enorm veel bozer op Alastair, en zij had geen idee waarom. Maar ze kon zich er niet toe zetten het te vragen. ‘James werd weggeroepen voor belangrijke zaken.’ ‘Wat voor zaken?’ vroeg Alastair. ‘Zaken die jou niet aangaan,’ zei Matthew, overduidelijk tevreden met zichzelf. ‘Die had je kunnen zien aankomen, hè?’ Alastairs zwarte ogen glinsterden. ‘Je kunt mijn zus maar beter niet in de nesten werken, Fairchild. Ik weet met wat voor gezelschap jij je omringt.’ ‘Alastair, hou op,’ zei Cordelia. ‘Ben je echt van plan het feestje van de Pounceby’s over te slaan, of wilde je alleen mam maar stangen? En als het dat laatste is, wil je dan met Matthew en mij mee in de koets?’ Alastairs blik schoot naar Matthew toe. ‘Waarom,’ zei hij ijzig, ‘draag je niet eens een hoed?’ ‘En dit haar bedekken?’ Matthew gebaarde zwierig naar zijn gouden lokken. ‘Zou jij de zon verduisteren?’ Alastair trok een gezicht dat aangaf dat hij niet heftig genoeg met zijn ogen kon rollen. ‘Ik ga een wandeling maken.’ En daarop stampte hij naar buiten, al werd het effect van zijn aftocht wat tenietgedaan doordat de sneeuw zijn gestamp dempte. Cordelia zuchtte en liep met Matthew mee. South Kensington was een sprookje van witte huizen bedekt met glinsterende rijp, de straatlantaarns omgeven door stralenkransen van door de sneeuw verzachte mist. ‘Ik heb het gevoel dat ik me doorlopend voor Alastair moet verontschuldigen. Vorige week maakte hij de melkman aan het huilen.’ Matthew hielp haar de koets in. ‘Je hoeft tegenover mij nooit verontschuldigingen voor Alastair te maken. Hij is een tegen22


stander met wie ik me verbaal kan meten.’ Hij kwam naast haar zitten en sloot het deurtje. Het met zijde beklede interieur van de koets was gezellig gemaakt met zachte kussens en fluwelen gordijntjes voor de ramen. Cordelia leunde achterover op het bankje, en de mouw van Matthews overjas streek geruststellend langs haar arm. ‘Ik heb het gevoel dat ik je al een eeuwigheid niet meer heb gezien, Matthew,’ zei ze, blij om van onderwerp te kunnen veranderen. ‘Ik hoorde dat je moeder terug was uit Idris? En Charles uit Parijs?’ Als consul was Matthews moeder Charlotte vaak van huis. Haar zoon Charles, Matthews broer, had een juniorpositie aangenomen in het Instituut van Parijs, waar hij werd getraind in de politiek; iedereen wist dat Charles op een dag zijn moeder hoopte op te volgen. Matthew streek met zijn vingers door zijn haar, waarbij ijskristallen neerdwarrelden. ‘Je kent mijn moeder. Zodra ze uit haar koets stapt, begint ze meteen weer te draven. En natuurlijk is Charles subiet naar huis gekomen om haar te spreken. Om het Instituut van Parijs eraan te herinneren hoe dicht hij bij de consul staat, hoezeer ze op zijn adviezen bouwt. Om te orakelen tegen mijn vader en Martin Wentworth. Toen ik vertrok, had hij hun potje schaken onderbroken om hen te strikken in een discussie over benedenlingenpolitiek in Frankrijk. Wentworth zag er eigenlijk een beetje wanhopig uit; hij hoopte waarschijnlijk dat Christopher weer een explosie in het lab zou veroorzaken zodat hij kon ontsnappen.’ ‘Wéér een explosie?’ Matthew grijnsde. ‘Kit schroeide Thomas’ wenkbrauwen eraf met zijn nieuwste experiment. Hij zegt dat hij bijna zover is dat hij buskruit kan laten ontsteken in aanwezigheid van runen, maar Thomas heeft nu geen wenkbrauwen meer om aan de wetenschap te doneren.’ Cordelia probeerde iets te bedenken wat ze over Thomas’ wenkbrauwen kon zeggen, maar dat mislukte. ‘Nou,’ zei ze, terwijl ze haar armen om haar lichaam sloeg. ‘Ik geef het op. Waar 23

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

is James? Is hij bang geworden en naar Frankrijk gevlucht? Gaat het huwelijk niet door?’ Matthew wurmde een zilveren heupfles uit zijn jaszak en nam een slokje voordat hij antwoordde. Wilde hij tijd rekken? Hij keek wel een beetje ongerust, vond Cordelia, al gingen Matthew en ongerustheid zelden samen. ‘Dat is mijn schuld, vrees ik,’ bekende hij. ‘Of nou ja, de schuld van mij en de rest van de Vrolijke Dieven, om eerlijk te zijn. Op het laatste moment konden we James niet zomaar in het huwelijksbootje laten stappen zonder een feestje voor hem te geven, en het is mijn taak om ervoor te zorgen dat jij niets van de schandelijke gebeurtenissen afweet.’ Cordelia werd overspoeld door opluchting. James liet haar niet zitten. Natuurlijk niet. Dat zou hij nooit doen. Hij was James. Ze rechtte haar schouders. ‘Is je missie nu dan niet mislukt, aangezien je me net hebt verteld dat de gebeurtenissen schandelijk zullen zijn?’ ‘Helemaal niet!’ Matthew nam nog een slok uit de heupfles voor hij hem weer in zijn zak stak. ‘Ik heb je alleen maar verteld dat James de vooravond van zijn huwelijk doorbrengt met zijn vrienden. Weet jij veel, misschien gaan ze wel theedrinken en de geschiedenis van de elfen in Beieren bestuderen. Ik moet ervoor zorgen dat je niets wijzer wordt.’ Cordelia kon een glimlach niet onderdrukken. ‘En hoe ben je van plan dat te doen?’ ‘Door je te begeleiden naar je eigen schandelijke gebeurtenissen, natuurlijk. Je dacht toch niet dat we echt naar het feestje van de Pounceby’s gingen?’ Cordelia schoof het gordijntje van de koets opzij en keek naar buiten. In plaats van de met bomen omzoomde straten van Kensington, gehuld in winterse sneeuw, waren ze aan de rand van het West End aangekomen. De straten waren hier smal en de mist was dicht, en overal waren mensen, die tien verschillende talen spraken en hun handen warmden boven vuurtjes in olievaten. ‘Soho?’ zei ze nieuwsgierig. ‘Gaan we naar... de Hell Ruelle?’ 24


Matthew trok een wenkbrauw op. ‘Waar anders?’ De Hell ­ uelle was een nachtclub en salon voor benedenlingen, die R een paar avonden per week opereerde in een onopvallend gebouw aan Berwick Street. Cordelia was er twee keer eerder geweest, maanden geleden. Allebei memorabele bezoekjes. Ze liet het gordijn los en keek Matthew weer aan, die haar nauwlettend opnam. Ze deed alsof ze een geeuw onderdrukte. ‘Echt, alweer de Ruelle? Ik ben er nu al zo vaak geweest, het had evengoed een damesbridgeclub kunnen zijn. Je kent toch wel schandaligere plekken?’ Matthew grijnsde. ‘Wil je liever naar de Herberg van de Geschoren Weerwolf?’ Cordelia gaf hem een mep met haar mof. ‘Die bestaat helemaal niet. Ik weiger het te geloven.’ ‘Geloof me, er zijn weinig plekken schandaliger dan de ­Ruelle, en naar geen daarvan zou ik jou meenemen, want James zou het me nooit vergeven,’ zei Matthew. ‘De bruid van je parabatai op het slechte pad brengen is niet sportief.’ De lust om te lachen verging Cordelia; ze was plotseling heel moe. ‘O, Matthew, je weet dat het een nephuwelijk is,’ zei ze. ‘Het maakt niet uit wat ik doe. Het zal James niet kunnen schelen.’ Matthew leek te aarzelen. Cordelia had de maskerade doorbroken en hij was overduidelijk een beetje van zijn stuk gebracht. Maar hij bleef nooit lang sprakeloos. ‘Het kan hem wel wat schelen,’ zei hij, terwijl de koets Berwick Street in draaide. ‘Alleen misschien niet op de manier die iedereen denkt. Maar ik denk niet dat het een beproeving wordt om met James getrouwd te zijn, en het is toch maar voor een jaar?’ Cordelia sloot haar ogen. Dat was de afspraak die ze met James had gemaakt: één jaar huwelijk, om de reputatie van hen allebei te redden, en daarna zou zij een echtscheiding aanvragen. Ze zouden op goede voet uit elkaar gaan en vrienden blijven. ‘Ja,’ zei ze. ‘Een jaar maar.’ De koets kwam tot stilstand onder een straatlantaarn waarvan het gele licht op Matthews gezicht viel. Cordelia voelde 25

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

een steekje in haar hart. Matthew wist evenveel van de waarheid als ieder ander, maar er was iets in zijn ogen te zien – iets waardoor ze heel even vreesde dat hij een vermoeden had van het laatste puzzelstukje, het stukje dat ze voor iedereen behalve zichzelf verborgen had gehouden. Ze kon het niet verdragen als mensen medelijden met haar hadden. Ze kon het niet verdragen dat iemand zou weten hoe wanhopig veel ze van James hield en hoezeer ze wenste dat hun huwelijk echt was. Matthew duwde het koetsdeurtje open. De stoep van Berwick Street glansde van de gesmolten sneeuw. Hij sprong naar buiten, overlegde kort met de menner en hielp Cordelia uit de koets. De Hell Ruelle was te bereiken via Tyler’s Court, een smalle steeg. Matthew pakte Cordelia’s arm en haakte hem door de zijne, en samen liepen ze door de schaduwen. ‘Ik bedenk ineens,’ zei hij, ‘dat hoewel wij de waarheid kennen, dat niet geldt voor de rest van de Enclave. Denk eraan hoe gemeen ze waren toen je pas in Londen was. En nu, voor zover dat zelfingenomen stel weet, trouw je met een van de meest begerenswaardige vrijgezellen in het land. Kijk maar naar Rosamund Wentworth. Ze heeft zich verloofd met Thoby Baybrook, alleen maar om te bewijzen dat jij niet de enige bent die gaat trouwen.’ ‘Echt waar?’ Cordelia was zeer geamuseerd; het was nooit bij haar opgekomen dat zij iets met Rosamunds plotselinge bekendmaking te maken had. ‘Maar ik neem aan dat dat een huwelijk uit liefde is.’ ‘De timing roept vragen op, dat is alles wat ik erover kwijt wil.’ Matthew wuifde luchtig met zijn hand. ‘Wat ik wil zeggen: je kunt er net zo goed van genieten dat heel Londen jaloers op je is. Iedereen die hatelijk tegen je deed toen je hier pas was – iedereen die je tekortdeed vanwege je vader of geruchten mompelde – zal nu barsten van afgunst en wensen dat ze jou waren. Geniet ervan.’ Cordelia grinnikte. ‘Jij vindt ook altijd de decadentst mogelijke oplossing voor elk probleem.’ ‘Ik vind decadentie een waardevol perspectief dat altijd moet 26


worden overwogen.’ Ze hadden de Hell Ruelle betreden en liepen door een privédeur een lange gang in, behangen met zware wandkleden. De gang leek te zijn versierd voor kerst (al was dat pas over een paar weken); de wandkleden waren getooid met groene takken waar witte rozen en rode klaprozen doorheen waren gevlochten. Ze zochten zich een weg door een labyrint van kleine salons naar de achthoekige hoofdruimte van de Ruelle. Die was getransformeerd; op vaste afstanden stonden bomen, waarvan de kale takken en stammen wit waren geschilderd en versierd met donkergroene kransen en rode glazen bollen. Een glinsterende muurschildering beeldde een bostafereel af – een gletsjer met besneeuwde dennen, en uilen die vanuit de schaduwen tussen de bomen gluurden. Een zwartharige vrouw met het lichaam van een slang zat om een boom gedraaid waar de bliksem was ingeslagen; haar schubben glansden van de goudverf. Voor in de ruimte leek Malcolm Fade, de hoge heksenmeester van Londen met zijn paarse ogen, een groep elfen voor te gaan in een ingewikkelde dans. Op de vloer lagen bergen wit spul dat op sneeuw leek, maar bij nadere inspectie bleken het heel fijne witte papiersnippers te zijn, opgeworpen door de dansende benedenlingen. Niet iedereen danste, natuurlijk; veel andere gasten zaten aan ronde tafeltjes, met hun handen om koperen kroezen met warme wijn. Vlakbij zaten een weerwolf en een elf te discussiëren over Iers zelfbestuur. Cordelia had zich altijd verwonderd over de mengeling van benedenlingen die naar de Hell Ruelle kwam; de vijandelijkheden die in de buitenwereld bestonden tussen vampiers en weerwolven, of tussen de verschillende elfenhoven, leken terzijde te worden geschoven ten gunste van kunst en poëzie. Ze begreep wel waarom Matthew hier zo graag kwam. ‘Kijk nou. Mijn favoriete schaduwjager,’ zei een bekende stem lijzig. Toen Cordelia zich omdraaide, zag ze Claude Kellington, een jonge weerwolfmuzikant die zorgde voor het entertainment in de Ruelle. Hij zat aan een tafeltje met een el27

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

fenvrouw met lang blauwgroen haar, die nieuwsgierig naar Cordelia staarde. ‘Ik zie dat je Fairchild hebt meegebracht,’ ging Kellington door. ‘Overtuig hem er eens van dat hij amusanter moet zijn, wil je? Hij danst nooit.’ ‘Claude, ik ben cruciaal voor je entertainment,’ zei Matthew. ‘Ik ben dat onvervangbare iets, het gretige publiek.’ ‘Nou, breng me nog meer acts zoals deze,’ zei Kellington, gebarend naar Cordelia. ‘Als je die toevallig tegenkomt.’ Cordelia dacht onwillekeurig terug aan het optreden waarvan Kellington zo onder de indruk was geweest. Ze had gedanst op het podium van de Ruelle, zo schandelijk dat ze zichzelf er eigenlijk nogal mee had geschokt. Ze probeerde nu niet te blozen, maar over te komen als een wereldwijs meisje dat op elk willekeurig moment klaar was om te dansen als Salome. Ze knikte naar de versierde takken. ‘Wordt er kerst gevierd in de Hell Ruelle?’ ‘Niet precies.’ Cordelia draaide zich om en zag Hypatia Vex aankomen, de bazin van de Hell Ruelle. Hoewel het gebouw eigendom was van Malcolm Fade, werden de gasten uitgenodigd door Hypatia; als zij je niet mocht, kwam je niet binnen. Ze droeg een glinsterende rode japon en er zat een vergulde pioenroos in haar donkere haar. ‘De Ruelle viert geen kerst. De gasten mogen in hun eigen huis doen wat ze willen, natuurlijk, maar in december bewijst de Ruelle eer aan zijn beschermvrouwe met het Festum Lamia.’ ‘Zijn beschermvrouwe? Bedoel je... jou?’ vroeg Cordelia. Er verscheen een spoortje geamuseerdheid in Hypatia’s opvallende ogen met stervormige pupillen. ‘Zijn kosmische beschermvrouwe. Onze voorouder, door sommigen de moeder van heksenmeesters genoemd, en door anderen de moeder van demonen.’ ‘Aha,’ zei Matthew. ‘Lilith. Nu je het zegt, ik zie inderdaad behoorlijk wat meer uilen in het decor dan gewoonlijk.’ ‘De uil is een van haar symbolen.’ Hypatia streek met haar hand over de rugleuning van Kellingtons stoel. ‘In de beginda28


gen van de aarde maakte God een vrouw voor Adam. Ze heette Lilith, maar ze wilde zich niet onderwerpen aan Adams wensen, dus werd ze uit de Hof van Eden verbannen. Ze nam de demon Sammaël als partner en kreeg met hem vele demonenkinderen, en hun nazaten waren de eerste heksenmeesters. Dat vertoornde de hemel, waarop drie wraakzuchtige engelen – Sanvi, Sansanvi en Semangelaf – werden gestuurd om Lilith te straffen. De engelen maakten haar onvruchtbaar en verbanden haar naar het demonenrijk Edom, een woestenij van nachtschepsels en schreeuwuilen, waar ze nog steeds verblijft. Maar soms reikt ze de hand uit om heksenmeesters bij te staan die trouw blijven aan haar zaak.’ Een deel van dat verhaal kende Cordelia, al waren de drie engelen in de legenden van de schaduwjagers helden en beschermers. Acht dagen na de geboorte van een schaduwjagerskind werd er een ritueel uitgevoerd; de namen Sanvi, Sansanvi en Semangelaf werden aangeroepen en op het kind geschreven door zowel de Stille Broeders als de IJzeren Zusters. Het was een manier om de ziel van het kind in te sluiten, had Sona haar een keer uitgelegd, om ervoor te zorgen dat het een gesloten deur werd voor enig soort van demonische bezetenheid of beïnvloeding. Maar het was waarschijnlijk beter om daar nu niets over te zeggen. ‘Matthew had me schandaal beloofd,’ zei ze, ‘maar ik vermoed dat de Kloof het zou afkeuren als schaduwjagers verjaardagsfeestjes van bekende demonen bezoeken.’ ‘Het is haar verjaardag niet,’ zei Hypatia. ‘Alleen maar een feestdag. Wij denken dat het de dag memoreert dat ze de Hof van Eden verliet.’ ‘De rode bollen in de bomen,’ zei Cordelia toen het tot haar doordrong. ‘Dat zijn appels. Verboden fruit.’ ‘De Hell Ruelle geniet ervan om van verboden fruit te proeven,’ zei Hypatia glimlachend. ‘We vinden het alleen maar aantrekkelijker als het taboe is.’ Matthew haalde zijn schouders op. ‘Ik zou niet weten waarom de Kloof dat erg zou vinden. Ik geloof niet dat we Lilith 29

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

verheerlijken, of zoiets. Het zijn gewoon versieringen.’ Hypatia keek geamuseerd. ‘Natuurlijk. Verder niets. O, trouwens...’ Ze keek betekenisvol naar Kellingtons tafelgenote, de elf, die opstond en Hypatia haar stoel aanbood. Hypatia nam plaats zonder nog aandacht aan haar te besteden en schikte haar rokken. De elf ging op in de menigte terwijl Hypatia doorging. ‘Mijn pyxis is vermist sinds de laatste avond dat jij hier was, juffrouw Carstairs. Matthew was hier ook, herinner ik me. Had ik hem misschien onbedoeld als geschenk aan jou gegeven?’ O nee. Cordelia dacht aan de pyxis die ze een paar maanden geleden hadden gestolen; hij was ontploft in een strijd tegen een mandikhordemon. Ze keek Matthew even aan. Hij haalde zijn schouders op en plukte een beker kruidenwijn van het dienblad van een passerende elfenober. Cordelia schraapte haar keel. ‘Ja, nu je het zegt, ik geloof van wel. Ik meen me te herinneren dat je me alle succes wenste in mijn toekomst.’ ‘En het was niet alleen een heel attent cadeau,’ voegde Matthew eraan toe. ‘Het heeft ook enorm geholpen bij het voorkomen van de vernietiging van Londen.’ ‘Ja,’ beaamde Cordelia. ‘Het was zelfs van doorslaggevend belang. Een absoluut noodzakelijk hulpmiddel om een totale ramp te voorkomen.’ ‘Meneer Fairchild, je hebt een slechte invloed op juffrouw Carstairs. Ze begint een onrustbarende onbeschaamdheid te ontwikkelen.’ Hypatia wendde zich tot Cordelia, en haar sterrenogen waren onpeilbaar. ‘Ik moet zeggen, ik ben een beetje verbaasd je hier vanavond te zien. Ik zou denken dat een schaduwjagersbruid de avond voor haar huwelijk doorbrengt met het slijpen van haar wapens of het onthoofden van stropoppen, of zoiets.’ Cordelia begon zich af te vragen waarom Matthew haar had meegenomen naar de Ruelle. Niemand wilde de avond voor zijn of haar huwelijk worden geminacht door hooghartige heksenmeesters, hoe interessant gedecoreerd de omgeving ook was. ‘Ik ben geen gewone schaduwjagersbruid,’ zei ze kortaf. 30


Hypatia glimlachte. ‘Wat je zegt. Ik geloof dat er een paar gasten zijn die je verwachten.’ Cordelia keek om en zag tot haar verbazing twee bekende figuren aan een tafeltje zitten. Anna Lightwood, prachtig als altijd in een nauwsluitende geklede jas en blauwe slobkousen, en Lucie Herondale, die er netjes en mooi uitzag in een ivoorwitte jurk met blauwe kralen. Lucie zwaaide energiek naar haar. ‘Heb jij ze uitgenodigd?’ vroeg ze aan Matthew, die zijn heupfles weer had gepakt. Hij zette de heupfles aan zijn mond, grimaste toen het ding leeg bleek te zijn en stopte hem weer in zijn zak. Zijn ogen glinsterden fel. ‘Ja. Ik kan niet blijven – ik moet terug naar James’ feestje – maar ik wilde zeker weten dat je in goed gezelschap was. Ze hebben instructies om de hele avond met je te dansen en te drinken. Veel plezier.’ ‘Dank je.’ Cordelia boog zich naar voren om Matthew op zijn wang te kussen – hij rook naar kruidnagel en brandy – maar hij draaide op het laatste moment zijn gezicht en haar lippen streken over de zijne. Ze ging snel achteruit en zag Kellington en Hypatia met scherpe ogen naar haar kijken. ‘Voordat je gaat, Fairchild, ik zie dat je heupfles leeg is,’ zei Kellington. ‘Loop even mee naar de bar; ik laat hem bijvullen met wat je maar wilt.’ Hij keek naar Matthew met een merkwaardige blik, een beetje zoals hij ook naar Cordelia had gekeken na haar dans. Een hongerig soort blik. ‘Ik ben er nooit de man naar geweest om een aanbod van “wat je maar wilt” af te slaan,’ zei Matthew, en hij liet zich door Kellington meevoeren. Cordelia overwoog hem na te roepen, maar bedacht zich – trouwens, Anna wenkte haar naar hun tafel. Ze nam afscheid van Hypatia en was halverwege de zaal toen iets in de schaduwen haar blik trok: twee mannelijke gedaanten, dicht bij elkaar. Met een schok besefte ze dat het Matthew en Kellington waren. Matthew leunde tegen de muur en Kellington – de langste van de twee – stond over hem heen gebogen. Kellingtons hand lag 31

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

in Matthews nek en zijn vingers zaten in Matthews haar. Cordelia zag Matthew zijn hoofd schudden net voordat een groep gasten de dansvloer op ging en haar uitzicht versperde. Toen ze weer vrij zicht had, zag ze dat Matthew weg was en dat Kellington met een stormachtig gezicht terugliep naar Hypatia. Ze vroeg zich af waarom ze zo geschokt was geweest; het was niet bepaald nieuws voor haar dat Matthew zowel op mannen als op vrouwen viel, en bovendien was Matthew vrijgezel en kon hij doen wat hij wilde. Toch maakte Kellingtons uitstraling haar onbehaaglijk. Ze hoopte dat Matthew zou oppassen... Iemand legde een hand op haar arm. Ze draaide zich met een ruk om en zag een vrouw staan, de elf die eerder bij Kellington had gezeten. Ze droeg een jurk van smaragdgroen fluweel en een ketting van glanzende blauwe stenen om haar hals. ‘Vergeef me dat ik je stoor,’ zei de vrouw ademloos, alsof ze nerveus was. ‘Ben jij... ben jij het meisje dat een paar maanden geleden hier voor ons danste?’ ‘Ja,’ antwoordde Cordelia behoedzaam. ‘Ik dacht je al te herkennen.’ De elf had een bleek, gespannen gezicht. ‘Ik heb vol bewondering naar je gekeken. En naar je zwaard, natuurlijk. Klopt het dat je zwaard Cortana zelf is?’ Ze fluisterde dat laatste, alsof het moed vergde om die naam alleen maar uit te spreken. ‘O, nee,’ zei Cordelia. ‘Het is niet echt. Alleen maar een mooi gemaakte replica.’ De elf staarde haar even aan, maar toen barstte ze in lachen uit. ‘O, heel goed!’ zei ze. ‘Ik vergeet soms dat stervelingen grapjes maken; het is een soort leugentje, toch, maar grappig bedoeld? Maar elke ware elf zou het werk van Wayland de Smid herkennen.’ Ze keek bewonderend naar het zwaard. ‘Als ik het zeggen mag, Wayland is nog steeds de beste metaalbewerker op de Britse Eilanden.’ Daar keek Cordelia van op. ‘Nog steeds?’ herhaalde ze. ‘Bedoel je dat Wayland de Smid nog leeft?’ ‘Ja, natuurlijk!’ De elf klapte in haar handen, en Cordelia 32


vroeg zich af of ze nu zou onthullen dat Wayland de Smid in feite de nogal dronken kobold was die in de hoek zat, met een lampenkap op zijn hoofd. Maar ze zei alleen: ‘Zijn werkstukken komen al eeuwen niet meer in mensenhanden terecht, maar ze zeggen dat hij nog steeds zijn smidse heeft, onder een heuvel in de Berkshire Downs.’ ‘Aha.’ Cordelia probeerde Anna’s blik te vangen, in de hoop op redding. ‘Wat enorm interessant.’ ‘Als je de maker van Cortana wilt ontmoeten, zou ik je erheen kunnen brengen. Langs het grote witte paard en onder de heuvel. In ruil voor een kleine munt en een belofte van...’ ‘Nee,’ zei Cordelia ferm. Ze was dan misschien naïef, zoals de clientèle van de Ruelle aannam, maar zelfs zij kende de juiste reactie wanneer een elf een overeenkomst met je probeerde te sluiten: weglopen. ‘Geniet van het feestje,’ ging ze door, ‘maar ik moet gaan.’ Terwijl ze zich omdraaide, zei de vrouw zachtjes: ‘Je hoeft niet te trouwen met een man die niet van je houdt, weet je.’ Cordelia verstijfde. Ze keek over haar schouder; de elf keek haar aan. Alle dromerigheid was uit haar gezicht verdwenen. Het stond nu gespannen, scherp en waakzaam. ‘Er zijn nog andere wegen,’ zei de vrouw. ‘Ik kan je helpen.’ Cordelia trok een zorgvuldig nietszeggend gezicht. ‘Mijn vriendinnen wachten op me.’ Ze liep met bonzend hart weg en liet zich op een stoel tegenover Anna en Lucie zakken. De twee meisjes begroetten haar uitbundig, maar in gedachten was ze mijlenver weg. Een man die niet van je houdt. Hoe kon die elf dat weten? ‘Daisy!’ zei Anna. ‘Let even op. We proberen je te vermaken.’ Ze dronk uit een taps toelopend glas met lichtgekleurde champagne, en na een gebaar met haar vingers verscheen er nog een, dat ze aan Cordelia gaf. ‘Hoera!’ riep Lucie uitgelaten. Meteen negeerde ze haar cider en haar vriendinnen weer om afwisselend driftig in een notitieboek te krabbelen en voor zich uit te staren. ‘Heeft het licht van de inspiratie je geraakt, lieverd?’ vroeg 33

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

Cordelia. Haar hartslag begon te vertragen. Die elf had alleen maar onzin gekletst, hield ze zichzelf ferm voor. Ze had vast Hypatia tegen Cordelia horen praten over haar huwelijk en besloten in te spelen op de onzekerheden van elke bruid. Wie zou zich er niet druk om maken dat de man met wie ze ging trouwen mogelijk niet van haar hield? In Cordelia’s geval was dat misschien waar, maar iedereen zou zoiets vrezen, en elfen maakten misbruik van de angsten van stervelingen. Het betekende niets, het was alleen maar een poging om van Cordelia te krijgen waar ze eerder om had gevraagd: een munt en een belofte. Lucie gebaarde met een met inkt bespatte hand om haar aandacht te trekken. ‘Er is hier zoveel materiaal,’ zei ze. ‘Heb je Malcolm Fade gezien, daar? Zijn jas is prachtig. O, en ik heb besloten dat heer Kincaid geen parmantige marineofficier is, maar een artiest wiens werk verboden is in Londen, dus is hij naar Parijs gevlucht, waar de mooie Cordelia zijn muze wordt en hij wordt verwelkomd in alle beste salons...’ ‘Wat is er met de hertog van Blankshire gebeurd?’ vroeg Cordelia. ‘Ik dacht dat fictionele Cordelia op het punt stond hertogin te worden.’ ‘Hij is doodgegaan,’ zei Lucie, die wat inkt van haar vinger likte. Om haar hals glansde een gouden ketting. Ze droeg hetzelfde onopvallende gouden medaillon nu al een paar maanden; toen Cordelia haar ernaar had gevraagd, had Lucie gezegd dat het een oud familiestuk was dat geluk zou moeten brengen. Cordelia herinnerde zich die ketting nog, een gouden flits in het donker, van de avond dat James bijna was overleden aan demonengif op de begraafplaats van Highgate. Ze kon zich niet herinneren dat ze Lucie voor die tijd de ketting had zien dragen. Ze had wel kunnen doorvragen, maar ze wist dat ze zelf ook geheimen bewaarde voor haar toekomstige parabatai; ze kon moeilijk eisen dat Lucie al haar geheimen prijsgaf, vooral als het ging om iets kleins als een medaillon. ‘Zo te horen wordt het een behoorlijk tragische roman.’ Anna bewonderde het licht dat in haar glas champagne weerkaatste. 34


‘O, nee hoor,’ zei Lucie. ‘Ik wilde niet dat fictionele Cordelia aan slechts één man gebonden was. Ik wilde haar avonturen laten beleven.’ ‘Niet helemaal het sentiment waarop je zou hopen op de vooravond van een bruiloft,’ zei Anna, ‘maar toch juich ik het toe. Al hoop ik dat je avonturen blijft beleven, zelfs nadat je getrouwd bent, Daisy.’ Haar blauwe ogen fonkelden terwijl ze proostend haar glas hief. Lucie hield haar beker op. ‘Op het einde aan de vrijheid! Op het begin van een vreugdevolle gevangenschap!’ ‘Onzin,’ zei Anna. ‘Het huwelijk van een vrouw is het begin van haar bevrijding, Lucie.’ ‘Hoe dat zo?’ vroeg Cordelia. ‘Een ongetrouwde dame,’ zei Anna, ‘wordt door de samenleving beschouwd als zijnde in een tijdelijke staat van ongetrouwd zijn, en in de hoop ieder moment getrouwd te worden. Een getrouwde vrouw kan echter flirten met wie ze wil, zonder haar reputatie te schaden. Ze kan vrijuit reizen. Naar mijn flat en weer terug, bijvoorbeeld.’ Lucies ogen werden groot. ‘Wil je zeggen dat je affaires hebt gehad met dames die al getrouwd waren?’ ‘Vaker wel dan niet,’ zei Anna. ‘Het is gewoon zo dat een getrouwde vrouw veel vrijer is om te doen wat ze wil. Een ongetrouwde jongedame kan amper onbegeleid het huis verlaten. Een getrouwde dame kan winkelen, lezingen bezoeken, vrienden ontmoeten; ze heeft tientallen uitvluchten om een flatteuze hoed op te zetten en de deur uit te gaan.’ Cordelia giechelde. Anna en Lucie konden haar altijd opvrolijken. ‘En jij houdt van dames met flatteuze hoeden.’ Anna stak peinzend een vinger op. ‘Een dame die een hoed kiest die werkelijk bij haar past, besteedt hoogstwaarschijnlijk aandacht aan elke laag van haar ensemble.’ ‘Wat een wijze observatie,’ zei Lucie. ‘Vind je het goed als ik die in mijn roman gebruik? Het is precies iets wat heer Kincaid zou zeggen.’ ‘Doe wat je wilt, ekster,’ zei Anna. ‘Je hebt de helft van mijn 35

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37


1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

beste uitspraken toch al gepikt.’ Haar blik schoot door de ruimte. ‘Hebben jullie Matthew met Kellington gezien? Ik hoop dat dat niet opnieuw begint.’ ‘Wat is er dan gebeurd met Kellington?’ vroeg Lucie. ‘Hij heeft Matthews hart nogal gebroken, een jaartje of zo geleden,’ antwoordde Anna. ‘Matthew maakt er een gewoonte van om zijn hart te laten breken. Hij lijkt de voorkeur te geven aan hopeloze liefde.’ ‘O ja?’ Lucie krabbelde weer in haar notitieboek. ‘O, hemeltje.’ ‘Gegroet, mooie dames,’ zei een lange jongeman met een doodsbleke huid en krullend bruin haar, die als bij toverslag bij hun tafeltje was verschenen. ‘Wie van deze oogverblindende schoonheden smacht ernaar om als eerste met me te dansen?’ Lucie sprong op. ‘Ik dans wel met je,’ zei ze. ‘Jij bent toch een vampier?’ ‘Eh... ja?’ ‘Prachtig. We gaan dansen, en jij vertelt me alles over vampirisme. Sluip je achter mooie dames aan door de straten van de stad in de hoop een nipje te kunnen nemen van hun verfijnde bloed? Ween je omdat je ziel verdoemd is?’ De donkere ogen van de jongeman schoten ongerust in het rond. ‘Ik wilde echt alleen maar walsen,’ zei hij, maar Lucie had hem al vastgegrepen en meegesleept naar de dansvloer. De muziek zwol aan en Cordelia tikte met haar glas tegen dat van Anna. Ze lachten allebei. ‘Arme Edwin,’ zei Anna, kijkend naar de dansers. ‘Hij heeft zelfs op zijn beste momenten al een nerveuze inslag. Goed, Cordelia, vertel me elk detail van je huwelijksplannen, dan regel ik nog wat champagne voor ons.’

36


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.