discours#7

Page 17

De voorzitter van de Raad van Bestuur en de decaan van de faculteit der Geneeskunde is krap twee maanden geleden officieel gestart met zijn nieuwe functie, maar plannen voor het onderwijs in het AMC en de Onderwijs- en Opleidingsregio zijn er al volop. Levi, voorheen hoogleraar Inwendige Geneeskunde, heeft vier doelen gesteld. Sommigen van die doelen vinden hun oorsprong in Levi’s eigen studietijd in het AMC.

1.

2.

De onderwijskwaliteit handhaven bij stijgende studentenaantallen ‘Dat is één van de grootste uitdagingen. De studentenaantallen zullen alleen maar toenemen. Als je luistert naar stemmen uit de politiek, zullen er meer dokters nodig zijn en die moeten worden opgeleid. Nu ga ik iets zeggen wat misschien totaal onverantwoord is, maar ik denk dat wij te veel kleinschalig onderwijs geven. Sommige vormen zoals het t-onderwijs, het vaardigheidsonderwijs en de lessen in de snijzaal moeten in kleine groepen. Daar is geen twijfel over mogelijk. Maar in het blokonderwijs zit veel kleinschalig onderwijs waarvan ik het nut niet zie. Studenten bereiden de werkgroep niet voor, docenten worden chagrijnig. En dan denk ik: wie leert hier nu eigenlijk wat? Studenten leren volgens mij het meest van zelfstudie, maar je moet wel structuur bieden. En dat kan heel goed met gestructureerde hoorcolleges. We moeten dus goed kijken naar de onderwijsvormen en die vormen die heel arbeidsintensief en niet nuttig zijn, schrappen. Zo krijgen we meer lucht en kunnen we meer studenten aan.’

De nieuwe master Geneeskunde strak op de kaart zetten ‘In 2012 beginnen de eerste studenten aan de master Geneeskunde. De grootste verandering is dat de bachelor eigenlijk een jaar korter is dan de vierjarige doctoraalfase; daardoor kan een deel van het onderwijs overgeheveld worden naar de klinische fase. Dat is voor mij een wens. Op deze manier kunnen studenten leren in de context. Het is zinloos om studenten de citroenzuurcyclus helemaal uit hun hoofd te laten leren, maar zodra ze een ontregelde diabeet zien, heeft dat plotseling wel nut. Je kunt natuurlijk zeggen: we beginnen het eerste jaar al met de co-schappen, maar dan weten studenten weer net niet genoeg om dat zinvol te laten zijn. We zoeken dus naar een model waarin je genoeg kennis hebt om in de kliniek zinvol te kunnen functioneren, maar tegelijkertijd ook je kennis kunt uitbouwen in de juiste context. De nieuwe master is daarvoor een mooie kans. De indeling van de co-schappen gaat ook op de schop. Nu is het nog teveel een fase waarin je er maar weer achteraan hobbelt. De meeste co-assistenten hebben daar aan het eind ook schoon genoeg van. Dat co-schappen nu zo zijn ingedeeld, komt omdat elk vak aan bod moet komen zodat co-assistenten met veel specialismen kennis kunnen maken, à la het poldermodel. Natuurlijk moet dat kunnen, maar je ziet dat het studierendement pas op het laatst, als ze oudste co zijn, toeneemt. Dan plotseling, hebben ze een beetje verantwoordelijkheid. Daarom ben ik een voorstander van het plan om de oudste co-schappen uit te bouwen. Studenten kunnen daardoor bovendien als oudste co naar het buitenland en doordat er ook vanuit de opleidingsziekenhuizen veel vraag is naar oudste co’s, speelt het probleem van te weinig plekken niet.’

Levi wist zijn leven lang al dat hij arts wilde worden. ‘Mijn vader was huisarts en ik wilde ook dokter worden. Als kleuter al hing ik altijd rond in de praktijk. Ik koos voor geneeskunde in het AMC. De doorslag voor die keuze was dat in die tijd, 1982, het gebouw net klaar was. In de zomervakantie voordat ik de studie begon, ben ik erheen gefietst om te kijken. Ik vond geneeskunde studeren heel leuk, vanaf de allereerste dag. Mevrouw Griffioen van Anatomie maakte indruk. Zij was een fenomeen en gaf dat onderwijs met hart en ziel. Ik vind het fantastisch dat wij als een van de laatste faculteiten nog steeds snijzaalpracticum geven. Ook toen ik het zelf kreeg, vond ik het een grote toegevoegde waarde hebben. In boeken zijn de bloedvaten rood en blauw, maar in de snijzaal blijkt dat alles grijs is. Wat een ontdekking.’

17 discours

Levi heeft vrijwel alle Amsterdamse ziekenhuizen gezien tijdens zijn co-schappen. ‘Heelkunde in het OLVG was fantastisch, dat had ik voor geen goud willen missen. Dat is zo’n co-schap waar je 24 uur per dag mee bezig bent en allemaal avonturen beleeft. Verloskunde / gynaecologie kan ik me ook goed herinneren. Dat heb ik in het Slotervaart Ziekenhuis gedaan toen daar ook nog de Vroedvrouwenschool was. Ik was daar samen met een collega-student waar ik vanaf de eerste dag van de studie al mee optrok. Op de Vroedvrouwenschool zaten we tussen veertig vrouwen en wij waren de enige twee mannen. Hartstikke leuk. Iedereen wist binnen een minuut wie je was. Ik had veel bewondering voor die meiden. Wat ze allemaal wel niet wisten en hoe handig ze waren. Ze waren heel fanatiek met hun vak bezig. Dat sprak me aan. Het co-schap interne geneeskunde heb ik in het AMC gelopen. Dat was mijn eerste co-schap. Ik wilde altijd chirurg worden, dat wist ik echt zeker. Maar dat veranderde na dit co-schap. Ik had geluk, want mijn begeleider werd ziek en er was geen vervanger, dus mocht ik als coassistent alles zelf doen. Dat was een beetje een sprong in het diepe, maar het liep lekker.’

november 2010


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.