tot de gegevens. Als de toegang bezet is, moet je wachten. Vervolgens krijg je een seintje dat je erin mag; als je klaar bent, laat je dat zelf aan ‘de balie’ weten; die kan dan de deur openzetten voor de volgende. Het bijzondere van het systeem dat Groenewegen bestudeerde was, dat een onderdeel dat ‘klaar’ was nog niet onmiddellijk met zijn vingers van de centrale dataopslag afbleef. Het bleef actief, maar deed alleen dingen die geen kwaad konden, en die bijvoorbeeld de gegevens niet veranderden. Dat was handig, maar voor Groenewegen betekende het ook een flits van inzicht: om dit systeem te kunnen vergelijken met andere, moest je de onderdelen zoals ze met die balie en de gegevens in de weer waren niet al te precies beschrijven. Je moest niet afdalen in details als ‘niks nodig’, ‘in de wacht’, ‘aangevraagd’ en ‘bezig met de gegevens’. Het moest grover, fundamenteler. Je moest zeggen: ‘gegevens nodig’, zonder opgave van wat zo’n onderdeel dan gaat doen; op dezelfde manier noteerde je simpelweg ‘tevredengesteld’ als de benodigde gegevens binnen waren. Het gedetailleerde gedrag was daar hoogstens een gevolg van. Sterker nog: het gedetailleerde gedrag van een mens of computersysteem kan hetzelfde zijn tijdens verschillende ‘fases’, zoals Paradigm die grove, algemene toestanden noemt. Een klant die iets mag bestellen, kan best de menukaart nog aan het lezen zijn terwijl de ober al bij de tafel staat. In Paradigm zijn die overlappingen juist een verbindingsweg tusen de ene fase en de andere.
communicatieproblemen had met degenen die vanuit de computerwereld begonnen met die nieuwe wetenschap, informatica. Maar hij hield vol. “Het lukte me wel om met deze methode allerlei voorbeeldjes te beschrijven, standaardsituaties in de informatica. En het los te laten op andere ontwikkelingen in het programmeren. Dat leverde allerlei publicaties op, en samenwerking met andere onderzoekers.” Uiteindelijk ging hij toch door de knieën: de taal Paradigm is nu opgeschreven in de formele vorm die daarvoor gehanteerd wordt in de informatica. Zelf wil hij het geen capitulatie noemen, eerder het resultaat van een door hem gewonnen slag: de uitbreiding van Paradigm naar complete computersystemen of organisaties die aan het veranderen zijn. Hoe spannend dat is, blijkt als je bedenkt dat een veranderend systeem vaak een stuk minder goed werkt dan een systeem dat rustig zijn gang mag gaan. Ben je in de kroeg voorzien van je biertje en diep in gesprek met een nieuwe kennis, komt opeens de bediening vragen of je kunt afrekenen, ‘want mijn dienst zit erop’. Ben je net lekker ingewerkt, komt er een memo van de baas dat het voortaan anders moet. “Ga je dan al je werk weggooien omdat het op de nieuwe manier moet,” vraagt Groenewegen, “of ga je geleidelijk over op de nieuwe aanpak, en hoe spreek je dat dan af?”
Abc-tje Het idee dat Paradigm dat soort problemen ook exact kan beschrijven, en dus helpen oplossen, kreeg hij in de jaren negentig. En achteraf is het haast vreemd dat hij er tien jaar op moest wachten, want het stapje dat hij maakte is in de wiskunde een abc-tje: generaliseren, het toepassen van iets op een groter probleem, of op een hoger niveau. Paradigm generaliseren wil zeggen: over een compleet systeem, met al zijn onderdelen en de fases waarin ze kunnen verkeren, gaan praten alsof het één ding is dat in één toestand verkeert, maar dat weldra naar een nieuwe toestand overgaat, waarin alle onderdelen andere dingen kunnen doen. Bij mensen praat je dan niet meer
Onpubliceerbaar Dat hij de rest van zijn beroepsleven met dit idee bezig zou blijven, daar had Groenewegen geen idee van. En bijna was het ook niet gebeurd. “Ik pakte dat achteraf gezien heel kinderlijk aan. Ik dacht: ‘O, dat schrijf ik precies op, ik beargumenteer het wiskundig en dan is het klaar.’ Maar dat artikel was volstrekt onpubliceerbaar. Want de wiskundigen zeiden: dat is informatica, dat is helemaal niet leuk. En informatici struikelden over die rare wiskundige technieken.” Hij kwam nu eenmaal uit de wiskundehoek. Hij zal de enige niet geweest zijn die in het begin
20