Diversiteit en vruchtbare verschillen - Karel Musch - THOTH4 2023

Page 1

Tijdens de boerenonlusten in 2022 gingen boeren over tot plegen van vaak grof geweld. Politici en bestuurders werden bedreigd, verkeer en vervoer werden totaal ontregeld, het hele land had behoorlijk last van de acties en dat was precies de bedoeling. Een waarheid. Elke vorm van dialoog, van gesprek, werd gemeden.Totdat Johan Remkes in gesprek ging om een dialoog op gang te brengen. De observatie van Remkes, die had kunnen bijdragen aan een nieuw begin, was dat hij “de wanhoop op de gezichten van hele redelijke mensen” zag. Ook een waarheid.

Begin

2023 wordt in de pers melding gemaakt van het aantal miljonairs in Nederland. Van iedere tien miljonairs, zijn er vier boer (NRC 24/3/’23). Weer een waarheid; overigens eentje die spoort met een waarheid uit eerdere boerenprotesten, toen de Drentse agrimiljonair Wien van den Brink midden in de jaren ’90 de boeren opzweepte tot soms schokkend harde acties tegen de mestheffing. Van den Brink bleek toen eigenaar van twee boerderijen in Putten, een melkveebedrijf in de Flevopolder en een varkenshouderij in Drenthe (Trouw, 15/11/’97).

Het land is ten prooi aan polarisatie, een complex van tegenover-elkaar-stellingen waarvan we met zijn allen behoorlijk last beginnen te krijgen. Geweld en actie nemen de plaats in van overleg en gesprek. Het zijn echter niet alleen de waarheden die de polarisatie bevorderen; het zijn ook de belevingen van waarheden, de interpretaties. Nog wat voorbeelden uit een polariserend land, van verschillende sectoren, in wat wordt genoemd de samenleving. Een voorbeeld uit de cultuur. Bij de plechtige inhuldiging van Joe Biden als president van de Verenigde Staten op 20 januari 2021 droeg de zwarte dichteres Amanda Gorman het gedicht ‘The hill we climb’ voor. Het werd een ontroe-

1. Wokisme begint met bekommernis om gemarginaliseerde personen, zegt de filosofe Susan Neiman in een essay, dat overigens niet volledig kan overtuigen. In elk geval benadrukt woke het onrecht dat bepaalde groepen is aangedaan en tracht dat te corrigeren door kritisch te kijken naar het verleden. In de ogen van velen is wokisme echter aan het verworden tot doorgeslagen politieke correctheid, leidend tot vormen van (zelf)censuur die de vrijheid van meningsuiting en van denken geweld aandoen.

rende en inspirerende presentatie. Gorman had ingestemd met een vertaling in het Nederlands door de schrijver en dichter Marieke Lucas Rijneveld. Die is als enige Nederlander ooit winnaar van de prestigieuze Booker Prize voor haar vertaalde roman ‘Discomfort of Evening’ en zet zich in voor genderneutraliteit. Onder gekleurde Nederlanders (en wat anderen) ontstond beroering dat een blanke vrouw de tekst van een zwarte vrouw zou vertalen. Rijneveld zag zich in deze ophef genoodzaakt haar opdracht terug te geven. Uiteindelijk werd gekozen voor een vertaling door de Surinaamse Zaïre Krieger. Die merkte toen over het Nederlands op dat het “een nuchtere vervelende taal” is (Volkskrant 7/9/’21).

Eenander voorbeeld is de manier waarop luidruchtige transgenders op veelal polariserende wijze een niet-proportionele aandacht voor hun belangen hebben weten te realiseren. Want wat zijn de feiten? Op 31 december 2009 waren er in Nederland 850 mensen die hun geslachtsverandering hebben geregistreerd (CBS). In dat jaar waren er in totaal 70 geslachtsregistraties (SCP, CBS). In 2017 waren er 770 geslachtsregistraties (SCP). Wetenschappelijk onderzoek meldt dat 0,36 procent van de bevolking zich transgender noemt (SCP). Genderneutraliteit is dus een zaak van minder dan één procent van de bevolking. Toch wordt in treinen, ziekenhuizen, provincie- en gemeentehuizen, universiteiten en steeds meer bedrijven genderneutraal gesproken en gewerkt. Een voorbeeld uit de wetenschap. Daar is een polariserend patroon zichtbaar dat wezenlijk zorgen baart. Kortweg wordt dat aangeduid als wokisme 1. Ter illustratie het denken

7

van de emeritus hoogleraar Gloria Wekker. Wekker, die nogal woke is, stelde in een artikel over wetenschap en objectiviteit dat in een heleboel kritische wetenschappen, zoals genderstudies en culturele studies, (...) dat ideaal van de objectiviteit allang achterhaald zou zijn (VN 6/6/2016). Wekker (nomen est omen?) vindt dat een prima ontwikkeling. De Universiteit van Amsterdam doet inmiddels echter onderzoek naar de manier waarop de academische vrijheid wordt bedreigd door dit wokisme (Parool 3/2/’23). Er zijn meer universiteiten waarop het gesprek over wokisme eindelijk is geopend. Het is een internationaal probleem. In het Journal of Controversial Ideas is kortgeleden een pleidooi verschenen van 27 wetenschappers vanuit de hele wereld2. Het artikel bepleit om verdienste (‘merit’) te laten gelden als hét objectieve criterium voor de beoordeling van wetenschappelijke prestaties, en dat niet te vervangen door sociaal-politieke criteria als ras, geslacht en dergelijke. Er bestaat immers niet zoiets als feministische astronomie, witte wiskunde, homofiele of lesbische scheikunde of zwarte natuurkunde. De 27 auteurs doen een oproep om wetenschap niet het slachtoffer te laten worden van ideologie en wijzen er op dat het wetenschappelijk discours door toenemende polarisatie steeds moeilijker wordt. Iets wat heus in Nederland ook merkbaar is. Het is tekenend en navrant dat dit artikel geplaatst moest worden in een tijdschrift voor controversiële ideeën. https://journalofcontroversialideas.org/ volumes_issues/3/1

Ophet eerste oog lijken de vier hiervoor genoemde voorbeelden totaal verschillende uitingen en vormen van polarisatie. En dat in een land dat zichzelf al polderend een voorbeeld vond voor de manier waarop je met tegengestelde belangen tot een gedeeld en gedragen samenleven kunt komen. De term ‘polder’ vond zelfs zijn weg in andere talen en werd onderwerp van serieuze studies. De veelgelezen geograaf Jared Diamond, hoogleraar

aan UCLA, wijdt er zelfs een heel hoofdstuk aan in zijn studie naar ‘How Societies Choose to Fail or Succeed’3. Daarin meldt hij de “acknowledged interdependence of Dutch society”. Ja ja. Wie denkt dan niet aan de tijd van de verzuiling.De zuilen zijn, hoe indirect misschien ook, terug te voeren op het polderprincipe waarin je alleen kon overleven als je samenwerkte: ‘wien water deert, die water keert’. In de verzuiling gold voor de protestanten het principe ’soevereiniteit in eigen kring’ en voor de katholieken het ‘subsidiariteitsbeginsel’. Het zijn verschillende begrippen die grosso modo hetzelfde bedoelen. Protestanten, katholieken, socialisten en nog een handjevol ander kleiner goed leefden vooral in de eigen bubbels van geloof of levensopvatting waarin gezin, onderwijs, kerk, radio-omroep, ziekenhuis, vakbond, werk en vrije tijd telkens in eigen kring werden gehouden. Het was de tijd van katholieke en protestantse bibliotheken, scholen, zwembaden, sport- en visverenigingen, en wat niet al. Men kocht in de winkels van de eigen zuil. Tot en met universiteiten en landbouworganisaties waren deel van de zuilenstructuur.

Het bijzondere van die verzuiling was dat op die manier gewelddadige conflicten tussen de verschillende bevolkingsgroepen uitbleven. Hoewel er natuurlijk nare anekdotes te over zijn over wat er gebeurde als een katholieke jongen uit Brabant wilde trouwen met een protestants meisje van de Veluwe.

De zuilen sloten elkaar niet uit, maar vulden samen de publieke ruimte. Het succes van het model, want het heeft wel degelijk geruime tijd goed gefunctioneerd, was ook gelegen in de cruciale rol van het leiderschap van de zuilen. De mensen die samen de zuilen vormden, leefden dan wel min of meer naast elkaar en

2. De auteurs zijn afkomstig van gerenommeerde universiteiten als MIT, UCLA, Oxford, Gutenberg, Heidelberg, Chicago of Haifa.

3. Een digitale versie is goed toegankelijk op: http://www.e-reading.by/bookreader.php/133781/ Collapse:_How_Societies_Choose_to_Fail_or_ Succeed.pdf

8

langs elkaar heen, de toppen van de zuilen, de leiders, de voorgangers, waren telkens ook minister van buitenlandse zaken voor hun respectieve zuilen. De elites van de zuilen konden en mochten overleggen met elkaar. Dat moest ook wel, want anders zou de staat in haar voortbestaan worden bedreigd. De verzuiling trad niet in de plaats van de staat: de zuilen vormden de samenstellende delen. De publieke ruimte was daarmee weliswaar verdeeld, maar niet opgedeeld. Er bleven raakpunten in parlement of gemeenteraad, op de tribunes van de voetbalvelden, in het leger en op Koninginnedag.

Inhet overdenken van de huidige polariserende dynamieken in de samenleving vormt de periode van de verzuiling geen adequaat verklaringsmodel. Mogelijk is het wel interessant na te denken over de betekenis van de verschillen tussen verzuiling en polarisatie. Deze beschouwing staat daar kort bij stil, al was het maar om het soms al te romantische beeld van een eenheidsNederland uit de jaren ’50 bij te stellen. De gemeenschap die Nederland toen vormde was, zoals elke gemeenschap, een verzonnen gemeenschap (de term is van de politicoloog Benedict Anderson). Gemeenschappen

bestaan bij de gratie van een gedeelde en vooral verzonnen verbeelding, waarin de beelden op een vergelijkbare wijze worden begrepen. Hier is te denken aan de strijd tegen het water, het koningshuis, de vlag, de VOC, Hugo de Groot, kortom de onderdelen van de canon. Het zijn evenzovele symbolen van een saamhorigheid. Zo’n verzonnen gemeenschap is echter een achterwaartse projectie, een achteraf construeren van een eervol en inspirerend verleden dat het niet altijd bekorende heden wat moet oppimpen of rechtvaardigen.

Laten we eens kijken naar een sprekend voorbeeld als de hierboven genoemde Koninginnedag. Het is hét voorbeeld van een zogenaamde ‘invented tradition’, een bedachte traditie, zoals natuurlijk alle tradities bedacht zijn. Overigens is dat maar goed ook, want juist omdat een traditie is bedacht, kun je die veranderen; het is immers geen dogma.

Goed dan, Koninginnedag, nu Koningsdag, is aan het eind van de 19de eeuw ontstaan als reactie op een maatschappelijke werkelijkheid waarin polarisatie soms gewelddadige vormen aannam. Die polarisatie kwam o.a. tot uiting in het Palingoproer van 1886, toen de overheid een wreed volksvermaak in de Jordaan wilde ver-

Inzet

De vroege dag is zonder breuk of smet. Gij hebt uw beitel en burijn gewet,

maar toeft ter werkbank, bij de noorderruit: het lage land strekt zich zo eindeloos uit.

Levend van vlam, met sterke wrongen kleur, het nieuw stuk hout, nog bitterwild van geur -

Een flits. Was dit een vogel langs het raam?

Uw oog licht op, - gij vat de arbeid aan.

9

bieden. Bij het dit oproer kwamen 26 mensen om het leven door inzet van het leger. De helft van de slachtoffers bleek trouwens in de rug te zijn geschoten; een schokkende inzet van geweld tegen een volksopstootje. De regerende elites was het bovendien allang een doorn in het oog dat de 1 mei-viering van de anti-monarchistische SDAP zo’n succes bleek. In 1891 werd dan de eerste echte Koninginnedag gevierd, als een volksfeest waarin Nederland zich als eenheid onder de vorst schaarde. De eenheid die hiermee werd uitgestraald, was natuurlijk een fictie. De sociaal-economische ongelijkheid was groot, het verschil tussen noord en zuid was evident, katholieken werden uitgesloten. Er is in de 19de eeuw zelfs even een grondwettelijke uitsluiting geweest van katholieken voor het erfelijk koningschap in Nederland. Een residu daarvan bleek springlevend toen prinses Irene thuiskwam met een katholieke verloofde. Met die eenheid viel het dus wel mee - die was verzonnen.

Dezuilen kunnen totaal niet vergeleken worden met de huidige gedifferentieerde en diverse samenleving, juist omdat de zuilen zo integraal het leven hebben omvat en bepaald. De zuilen waren uitermate goed gestructureerde groepen met een duidelijke organisatie, voorzien van leiderschap met gezag én macht. Bovendien stoelden de zuilen op expliciteerbare beginselen op grond van religie of levensovertuiging.

Verder kan het zuilenmodel niet meer werken in de actualiteit, omdat een deel van de polarisatie juist plaatsvindt vanuit luidruchtige minderheden die geen enkele traditie op dit gebied kennen. Het zit bijvoorbeeld niet in het culturele repertoire van de nazaten van slaven om te zoeken naar de verbinding, zolang de schuldvraag telkens op tafel wordt gelegd. En al helemaal niet als die schuldvraag voortdurend vergezeld gaat van de eis tot ‘compensatie’. In dit verband is een uitspraak van Frantz Fanon van belang. Fanon, Pan-Afrikaans filosoof, psychiater en nazaat van slaven, zei in ‘Zwarte huid,

witte maskers’: “Ik ben geen slaaf van de slavernij die mijn voorouders beroofden van hun menselijkheid.” Dat spoort met een opmerking van de Nigeriaans-Amerikaanse filosoof Olúfemi O. Taíwò dat “onderdrukking geen vooropleiding” is. Lijden is volgens hem een slechte leermeester omdat de inzet van dat lijden als richtsnoer voor handelen leidt tot vormen van zelfexpressie (vooral: ‘zelfmedelijden’, KM) in plaats van tot maatschappelijke verandering (lees Susan Neiman’s ‘Links ≠ Woke”, verschenen bij Lemniscaat).

Dehuidige samenleving kenmerkt zich door een verregaande vorm van diversiteit. Nederland is niet alleen multi-cultureel maar ook multi-levensbeschouwelijk en multi-religieus en multi-raciaal. In een stad als Amsterdam wonen meer dan 170 nationaliteiten en in Wageningen is 70 procent van de bevolking autochtoon. Toegegeven, Amsterdam is niet Nederland en Wageningen kent een internationale universiteit. Deze cijfers zijn echter absoluut illustratief voor een ontwikkeling. Daarom iets ruimer bekeken: in Nederland was op 1 maart 2023 15 procent van de bevolking niet geboren in Nederland en kende daarenboven 12 procent minstens één ouder die buiten Nederland was geboren (CBS); dat is dus 27 procent van de bevolking.

Integratie wordt dan gezien als de panacée, de oplossing. Maar integratie met wat? Er is nauwelijks meer een dominante cultuur waarmee vanzelfsprekend te integreren valt. De theologe Manuela Kalsky stelt zich de prangende vraag hoe je in die diversiteit de verschillen vruchtbaar zou kunnen maken. Dat is de grote opdracht.

Daar komt bij dat de dynamiek van diversiteit wordt gecompliceerd door de gegroeide individualisering, die in toenemende mate de vorm aanneemt van vereenzaming. Met oortjes in en gekleefd aan het beeldscherm bewegen mensen zich over straat. De notie van gezamenlijkheid erodeert. Enige jaren geleden is dat scherp onder woorden gebracht door de Amerikaanse

10

schrijver Putnam in diens ‘Bowling Alone’, het navrante beeld van een eenzame bowler. Het patroon van de afname van sociaal engagement is zichtbaar in lidmaatschap van organisaties van politieke partijen en vakbonden tot vrijmetselarij en kerken.

Devanzelfsprekendheid van ergens bij horen neemt af. In haar Van Oosbreelezing maakt Kalsky melding van de bijdrage van Herman Wijffels bij de presentatie van het Charter for Compassion in de Mozes en Aaronkerk in Amsterdam. Wijffels, econoom van professie, stond stil bij de politiek-maatschappelijke en sociaal-economische verworvenheden van de laatste decennia, maar merkte daarbij wel op dat het na emancipatie en de ontwikkeling van de individualiteit, nu gaat “om het verbinden van individualiteit met het nemen van verantwoordelijkheid voor het geheel”. Het is duidelijk dat dit wel moet, want er is geen weg terug mogelijk naar een onschuldiger tijd. De huidige maatschappelijke trend is, zoals elke maatschappelijke trend, onomkeerbaar, maar kan wel hanteerbaar worden gemaakt. Wat we echter zien, is helemaal niet een zoeken naar een samen; eerder het tegendeel. De individualisering - sommige commentatoren spreken zelfs over atomisering - in de samenleving heeft, samen met de diversiteit, geleid tot klontering van kleinere groepen die steeds luidruchtiger worden. De cultuur van de grote bek is overal zichtbaar, tot krijsende ouders die van

de docent een hoger cijfer voor hun kind eisen. I want what I want and I want it now! lijkt een gewoonterecht te worden. De afname van het gevoel van deelnemerschap in de samenleving is onder meer af te lezen uit de opkomstpercentages bij verkiezingen. De Europese verkiezingen werden voor het eerst gehouden in 1979. De opkomst was toen 58.1 procent. Bij de laatste Europese verkiezingen, in 2019, was de opkomst 41.8 procent. Europa is weliswaar ver weg, maar met de gemeenteraadsverkiezingen gaat het niet veel beter. Bij de laatste verkiezingen voor de gemeenteraad was de opkomst 50.9 procent. Wie naar de verkiezingen voor het parlement kijkt, ziet een vergelijkbaar beeld. In 1979 (met opkomstplicht) was de opkomst 94 procent. Nu ligt het opkomstpercentage tussen de 75 en 80. Een kwart tot de helft van de bevolking neemt niet de moeite te gaan stemmen. Die sluiten zichzelf uit, om wat voor redenen ook. In elk geval is hierbij geen sprake meer van deelnemerschap.

Zichtbaar is ook dat toenemend kleine, luidruchtige groepen al polariserend de aandacht opvragen. Je mag veronderstellen dat die groepen zich bewegen in de marges van de democratie. Die klontering in kleine, luidruchtige groepen draagt niet bij aan maatschappelijke cohesie. Integendeel. Zo langzamerhand doemt het beeld op van een tribale samenleving. Groepen zetten zich niet alleen af tegen de overheid, maar ook tegen elkaar. Complot-

11
De dynamiek van diversiteit wordt gecompliceerd door de gegroeide individualisering en vereenzaming

theorieën tieren welig, ook in sferen waar je het niet zou verwachten. Laten we wel wezen, de fractievoorzitter van FvD in het Nederlandse parlement gelooft in het reptielencomplot, de overtuiging van de Britse antisemiet David Icke dat de wereld wordt geregeerd door reptielachtige wezens. Door de media bestaat voor dit soort maffe gedachten veel aandacht en ruimte.

Tribalisme is het mechanisme waarbij de groep, de stam, zich verhoudt tot de anderen. Je hoort erbij of niet. Het is een zwart-wit manier van zijn. In deze beschouwing wordt de term stam overigens verder vermeden, omdat die teveel associaties oproept met ontdekkingsreizigers die in een korjaal de rimboe ingaan. Daarom wordt hier de term tribu gebruikt. Van belang is, dat tribalisme primair een identitair proces is. Identiteit is niet alleen of zozeer een zaak van wie of wat je wilt zijn, het is veel meer een keuze waar je bij wilt horen. De tribu is drager van die identiteit. Je kunt de tribu zien als een identiteitsmachine.

De tribale polarisatie wordt gevoed door het mechanisme dat naarmate de massa groter en grauwer wordt, de identiteit belangrijker wordt en daarmee de keuze voor een eigen tribu sterker. Op die wijze gezien gaat het bij polarisatie dus wel degelijk om vormen van lidmaatschap: dáár wil ik wel bij horen en dáár niet. Het primaat van de tribu maakt dat mensen zich meer lid willen voelen van een kleine groep dan deelnemer van een samenleving. Dat lidmaatschap wordt tribaal, omdat het een deel betreft van die samenleving dat zich onttrekt aan het samen van het grotere geheel en zich terugtrekt op het samen van de tribu. In dat geval is er een ‘tribaal bewustzijn’ dat wordt gevoed en in stand gehouden door gedeelde symbolen, taal, rituelen, kleding, tattoos, en wat niet al. Meestal betreft het hier tribale vormen zonder geografisch territorium; er is niet een organisatie die een territorium in stand moet houden of moet verdedigen maar er is wel degelijk sprake van een immaterieel territorium, of een geheel aan belangen of vooral opvattingen, dat vraagt om

afbakening, om onderscheiding van anderen. Trouwens, in deze beschouwing wordt consequent de term tribale samenleving gebruikt. Het ware echter correcter om te spreken over een tribaliserende samenleving. Immers, eerder is al aangegeven dat de huidige maatschappelijke trend naar versplintering, de ‘atomisering’, niet is te stuiten. De dynamiek waarin kleinere groepen, de tribu’s, steeds meer aandacht zullen opeisen vanuit een ‘ikke-ook’-benadering zal zich voortzetten. De diversiteit zal groeien. De vraag is dus niet hoe je die kunt tegenhouden, maar hoe je er mee zult moeten omgaan. Dat is een proces van leren en van luisteren, wie weet van leren luisteren.

Eenvolgend betekenisvol verschil tussen de verzuiling en polarisatie is de rol van meerderheid en minderheid. Het voorbeeld van de luidruchtige transgenders in de aanhef van deze beschouwing illustreert dat. Met minder dan één procent van de bevolking weten belanghebbenden een buitenproportionele aandacht te genereren. Daarin is de huidige polarisatie anders dan die in voorgaande periodes. Dat verschil blijkt uit de processen van dissidentie en disciplinering. Kortgezegd was de beoordeling van dissidentie altijd voorbehouden aan de meerderheid en was de meerderheid bekleed met de macht om te disciplineren. De rooms-katholieke kerk kon ketters vervolgen, Calvijn kon Michel Servet op de brandstapel laten brengen en de Wederdopers hebben onder Jan van Leiden een onwaarschijnlijk wreed bewind gevoerd in het door hen bezette Münster. Dat kon worden afgedwongen omdat die meerderheid in staat was met voldoende machtsmiddelen de eigen normen en waarden op te leggen. Een aanzienlijk deel van de huidige polarisatie echter is toe te schrijven aan een proces waarbij juist een minderheid weet af te

Het Franse weekblad ‘L’Illustration’ besteedde aandacht aan het volksvermaak palingtrekken in de Amsterdamse Jordaan dat leidde tot het Palingoproer van 1886.

12
>
13

dwingen dat de meerderheid zich laat disciplineren. De meerderheid laat zich leiden door een complex aan overwegingen waarin culturele schaamte en schuld een rol zullen spelen, gekoppeld aan een verkeerd begrepen tolerantie-idee. Maar ook de ontkenningstechniek van het wegkijken zal een aandeel hebben in deze ‘Umwertung aller Werte’.

Hoe nu verder?

Nu eenmaal is vastgesteld dat terugveranderen niet gaat werken, is te meer duidelijk dat de opgave niet alleen is om verantwoordelijkheid te nemen, maar ook om te leren de verschillen vruchtbaar te maken. Dat valt nog niet mee, omdat het ingebakken lijkt om te beginnen met de overeenkomsten: ‘zo verschillend zijn we niet’. Vruchtbaar maken van verschillen begint met die verschillen en niet met de overeenkomsten. Daarvoor geldt een onvermoed argument van meer ethische dan filosofische aard. Wie begint met de verschillen, begint namelijk bij de ander. Wie wil kijken naar overeenkomsten vertrekt vooral vanuit zichzelf. De ‘andersheid’ van de ander behoeft onderzoek. Die zal moeten worden gekend. Om iets te veranderen moet je het eerst begrijpen.

Een ander belangrijk element is de erkenning dat dit geen rationeel proces is. De oplossing (als die er al is) zal meer in de emotie liggen, juist omdat identiteit ook niet het gevolg is van een rationele afweging. Bovendien is identiteit irrationeel omdat het trouw aan je eigen wortels inhoudt. Je existentie is erop gegroeid en die laat zich niet wegredeneren. In het hier bedoelde proces van elkaar verstaan, is dus van groot belang om vooral de emoties over en weer te begrijpen en te benoemen.

Een derde aspect is dat van de wederkerigheid. Dit kan geen wederzijds proces zijn, omdat beide kanten zich voedend tot elkaar moeten leren verhouden. Dat proces is iteratief; kleine zich herhalende stappen, met kleine verbeteringen. Alleen op reciproke wijze kan een vertrouwen groeien dat groot genoeg is voor het aangaan van een dialoog, het doen ontstaan van een

ontmoeting. Bovendien bouw je op die manier samen iets op waarin de gesprekspartners zich kunnen herkennen.

Bijdit alles heeft de vrijmetselarij wel degelijk een woord voor de wereld. Pardon, beter is te zeggen: kán de vrijmetselarij een woord voor de wereld hebben. Dan is het wel plezierig als de vrijmetselarij zich daarvan bewust is en is voorzien van leiderschap dat daarin voorgaat. Wat dat laatste aangaat is er hoop en gelukkig ook voortschrijdend inzicht. Kort na zijn aantreden liet de huidige grootmeester van het Grootoosten der Nederlanden nog weten “De nieuwe Grootmeester heeft geen beleidsagenda” (VM 76, oktober 2022, p. 15). Gelukkig krijgen we in een latere gedachtewisseling met broeder Jonkers een ander en activerender beeld te lezen: “(..) als we geen fundamenteel betere inzichten krijgen welk goud onze ritus in het huidige tijdsgewricht herbergt, hebben we geen toegevoegde waarde meer voor de samenleving en dus ook geen bestaansrecht”. Het bereiken van ‘een betere wereld’ blijft daarom en daarmee voor de grootmeester een belangrijke opgave (VM 77, februari 2023, p. 13). Da’s dus duidelijke taal. Opdracht en bijdrage, noodzaak en plicht vallen ook hier samen. Althans, voor wie oren heeft om te horen.

Over welk goud hebben we het hier en zit dat inderdaad alleen of voornamelijk in de ritus? Dat lijkt op zijn minst onvolledig. Een samenleving die het gevoel voor tradities en rituelen ontbeert, gaat heus niet uit zijn dak voor de rituelen van de vrijmetselarij. Daarvoor is iets heel anders nodig.

De vrijmetselarij heeft verstand van harmonie, van het zoeken van het midden, van het leren luisteren, van het stellen van de goede vragen, van aanvaarding van de ander, van het niet hoeven krijgen van gelijk (ook al heb je het).

Bovendien heeft de vrijmetselarij verstand van tradities, waarzonder je niet kunt samenleven. Het is juist de traditie van de comparitie die van toegevoegde waarde kan zijn voor de samenleving.

14

Wie weet biedt het actief werken met het kersverse Narratief een perspectief. Het Narratief onderscheidt drie handvatten voor het jezelf beter leren kennen: het gebruik van symbolen, broederschap en de traditie van het compareren. Daar zou de samenleving iets aan kunnen hebben.

Devraag naar betekenis van de vrijmetselarij in het vruchtbaar maken van de verschillen kan ook anders worden gesteld. Waar is de hoop? Eén ding is duidelijk: zonder activerende en vitaliserende bekommernis om de wereld gaat het niet lukken. Je kunt je bovendien afvragen of er niet een plicht tot handelen bestaat: ‘Doe U kennen in het Westen’. Deze maçonnieke opdracht telt in het huidige tijdgewricht immers zwaarder dan mogelijk ooit tevoren.

Kan de vrijmetselarij dit eigenlijk wel? Dat is nog maar zeer de vraag. Los van de actuele noodzaak eerst het eigen huis op orde te krijgen, kent de vrijmetselarij enkele ontwerpfouten - hier worden die faalfactoren genoemd - die een activerende bekommernis om de wereld belemmeren. In deze bijdrage worden daar twee elementen van uitgewerkt. Ten eerste: oordelen. Luisteren en verbinden gaat niet zonder oordelen. De vrijmetselarij kan alleen iets te bieden hebben als het oordeel over polarisatie luidt dat het haaks staat op de maconnieke beginselen en derhalve noopt tot handelen. Van Hannah Arendt is te leren dat denken en handelen begint met het vermogen tot oordelen. Het is vast niet meer nodig om stil te staan bij het verschil tussen oordelen en veroordelen. Zolang er in maçonnieke kringen

Het bouwwerk van de maatschappij dat ooit geschraagd werd door levensbeschouwelijke zuilen, raakt versnellend gefragmenteerd in tribaliteit, waarbij kleine minderheden steeds grotere aandacht opeisen.

15

een wat simplistisch taboe rust op het vermogen tot oordelen is een zinvolle bijdrage niet te verwachten en moet dat ook niet worden geprobeerd.

Ten tweede: waarheid. Een veel complexere faalfactor betreft de maçonnieke relativering van de waarheid. Het is bon ton in de Koninklijke Kunst om te stellen dat dé waarheid niet bestaat. De meestal apodictische manier waarop over dit beginsel (hier is welhaast sprake van een dogma) wordt gesproken, sluit over het algemeen een vruchtbare dialoog uit over die gevallen waarin wel degelijk een dé waarheid bestaat. Hier worden niet flauw onontkoombare waarheden benoemd, zoals het feit dat op de planeet Upsilon Andromeda b1 in Messier 31, ook wel de Andromedanevel, de vier fundamentele krachten (de zwaartekracht, de sterke en zwakke atoomkracht en de elektromagnetische kracht) ook werkzaam zijn. Of dat de snelheid van het licht in het hele universum dezelfde is, en als daar variatie in voorkomt is dat geen anomalie, maar een gevolg van natuurwetten. Of dat de Duitsers in mei 1940 Nederland zijn binnengevallen of dat in 1492 de Amerikanen Columbus ontdekt hebben. Het waarheidsbegrip in de vrijmetselarij richt zich op complexere waarheden.

Eenrelevant voorbeeld van complexere waarheid is dat van het recht. Elke rechtelijke procedure eindigt met het uitspreken van dé waarheid; een veroordeling is een waarheidsuitspraak. Een verdachte heeft iets gedaan of gelaten en dat wordt bewezen of niet. Dat is een digitale waarheid. De verdachte wordt veroordeeld of niet. Het beginsel dat dé waarheid niet bestaat is daarmee en derhalve onwaar; die dé waarheid bestaat wel degelijk. Er zijn echter gevallen waarin die dé waarheid zich niet of nauwelijks laat benoemen. Maar dan kan het nog zo zijn dat achter het onvermogen om dé waarheid te benoemen, wel degelijk die waarheid schuil gaat en wacht op onthulling of ontdekking. Het zou daarom plezierig zijn als over het waarheidsbegrip in de vrijmetselarij een fi-

losofisch en vervolgens praktisch discours zou plaats vinden, want zonder een helderder begrijpen van de beperktheid van het maçonnieke waarheidsbegrip kan van een bijdrage aan een betere wereld geen sprake zijn vanwege de dreigende vrijblijvendheid die zich achter dit maçonnieke waarheidsbegrip verstopt. Wie weet is het aardig om in dit verband Augustinus (nogal verregaand) te parafraseren in diens overbekende beschouwing over de tijd. Want wat is de waarheid? Wanneer niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen dan weet ik het niet. Nochtans zeg ik zonder aarzelen dat ik dit weet: als er niet een DE waarheid was, zou ik er niet zijn. Juist omdat ik voor mijzelf een raadsel ben, besta ik. Het is het cogito van Descartes, die dacht het bestaan te kunnen beredeneren vanuit zijn eigen denken: ik denk dus ik besta. Dat eigen bestaan werd daarmee voor hem een waarheid. Descartes vergat dat zijn motto overigens net zo goed zou kunnen luiden ‘ik denk dat ik besta’. Hoe dan ook, hier is het telkens het denken dat het bestaan betoogt.

Eenandere manier om bij dit denkende bestaan stil te staan is die van de onafhankelijke rooms-katholieke filosoof en theoloog Romano Guardini. Een centrale zin in diens oeuvre is: “Ik ben voor mijzelf datgene wat zonder meer gegeven is.” Guardini licht dat toe door te zeggen dat je datgene bent ‘waarvan het zonder meer vanzelfsprekend is dat het bestaat’. Van iemand die ooit zei “weten is alleen daar mogelijk waar liefde is” ben ik nogal geneigd dit soort overwegingen serieus te nemen. Als dus het bestaan begint bij mij, bij mijn denken, dan begint daar ook de waarheid van mijn bestaan. Waarheid, denken (ook als oordelen) en bestaan vallen in die zin samen; in elk individu. Daarmee is waarheid niet langer een relativeerbare keuze. Daarmee is waarheid onontkoombaar.

Maar ach, aan de andere kant, de dichters weten dat waarheid groter is dan de optelsom van de feiten. Sterker nog, wie luistert naar het

16

Net alleen het ecologische evenwicht op aarde wordt bedreigd door verwoestende menselijke activiteit, door erosie van intermenselijke samenhang wordt ook het maatschappelijk evenwicht op vele plekken op die aarde verstoord. (‘Globe’, kunstwerk van Jan de Bie, 2013)

17

woord van Adriaan Roland Holst (en wie doet dat nog?) leert dat de waarheid zich over het algemeen niet veel van de feiten aantrekt. Dit alles geeft aan dat er meer dan voldoende dimensies zitten in het waarheidsbegrip van de Koninklijke Kunst om een stevig discours te rechtvaardigen om daarmee gewapend de wereld, het Westen, op niet-vrijblijvende wijze tegemoet te treden.

De beide faalfactoren samenvattend zou je kunnen zeggen dat wie zichzelf voortdurend wegrelativeert, onvoldoende identiteit overhoudt om in verbinding te kunnen gaan met anderen.

Vive la différence, leve de verschillen. De tribaliserende samenleving moet niet alleen leren om te gaan met verschillen die niet meer zullen overgaan, ze moet ook leren om die verschillen vruchtbaar te maken. Dat gaat over veel meer dan het kopen van groente bij de Syrische groenteman of het eten in een Libanees restaurant of het leren spreken in Papiamento. Voor het vruchtbaar maken van verschillen is een diepe vorm van zelfreflectie nodig. Een uitwerking van het ‘Op ú komt het aan’ en het ‘Ken uzelf’ is daarvoor niet genoeg. Zelfkennis is per slot niet veel meer dan een noodzakelijk voorstadium van zelfreflectie. Heel abstract geformuleerd kan de dynamiek van ‘Ken uzelve’ en ‘Op ú komt het aan’ bijdragen aan thuisraken in het zijn; een zijn dat van nature noodzaak de anderen insluit en omvat.

Kortom, de wereld met al wat in haar is. Vanuit die optiek zou je in navolging van Levinas kunnen zeggen dat we als mensen nog maar nauwelijks begonnen zijn met leven in de betekenis van ‘samenleven’. Mensen zijn geen elementaire deeltjes die zonder elkaar te raken door het universum zweven. Het is de nabijheid, sterker nog de aanraking, die zin geeft aan het bestaan. Het wordt niks met de samenleving als die toestaat dat sommigen ontsnappen aan de ethische aandacht doordat ze worden buitengesloten of doordat wordt toegestaan dat ze zichzelf buiten sluiten. En hier ligt mogelijk het belangrijkste potentieel van de vrijmetselarij: het denken in universaliteit.

De vrijmetselarij maakt geen onderscheid in het bepleiten van de nabijheid die broederschap wordt genoemd. Als de formule van het maçonnieke ideaal luidt: ‘een betere wereld’, is dat ongeclausuleerd. Daaruit spreekt een universeel mens- en wereldbeeld. Zin en zijn vallen in de maçonnieke levensbeschouwing samen. De operatieve term hier is ‘samen’.

In het werken aan deze beschouwing kwam maar telkens het gedicht ‘Inzet’ van Ida Gerhardt in mijn hoofd. Het handelt over een beeldhouwer die wat mijmert over het werk dat op hem wacht, en de flits die hem aanzet. Zo is het ook met de opdracht die voor maçons klaarligt: aan de slag. Soms is er niet meer nodig dan die ‘flits’.

18
In het proces van elkaar verstaan, is van groot belang om vooral de emoties over en weer te begrijpen en te benoemen

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.