
16 minute read
Les 7 Woordsoorten
7 Woordsoorten
1
2
1
wat weet je nOg? 3
4
Je gebruikt woordsoorten en voornaamwoorden om je teksten beter en gerichter te maken
Zelfstandig naamwoord, werkwoord, voorzetsel … In de eerste graad leerde je alles over de verschillende woordsoorten. Wat weet je nog hierover? Aan het einde van de les vind je een overzicht met termen en voorbeelden. Dat kan je helpen bij het maken van de oefeningen.
1 In onderstaand gedicht werden enkele woorden gemarkeerd. a Tot welke woordsoort behoren ze? Plaats de woorden in de juiste categorie. b Welke categorie bleef leeg? Geef hier zelf een voorbeeld.
Ik trek mijn jas uit en mijn woorden ook. Ik spuug mijn stem in het glas op het nachtkastje. De avond heeft de verkeerde kleur, denk ik terwijl het bad volloopt met tomatensoep. Door het beton hoor ik mijn stem hoesten. ‘Gezondheid’, probeer ik bijna. Ik steek mijn schoenen in brand zodat ze niet vertellen waar ze zijn geweest. Hester van Beers. Ik trek mijn jas uit werkwoord telwoord voorzetsel lidwoord infinitief voltooid deelwoord (persoonlijk) voornaamwoord TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord © VAN IN
2 Hieronder zie je tien zinnen waarin de persoonsvorm onderstreept werd. Tot welke soort werkwoord behoren deze persoonsvormen?
a Ik geef je een roosje. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
b Hij lijkt me best aardig. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
c Er wordt mij gezegd dat dat klopt. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
d Ik heb je dat gisteren gevraagd. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
e Ik word er ziek van. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
f Thomas is vader geworden. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
g De zon schijnt. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
h Ik wil dit niet doen. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
i Teksten schrijven is moeilijk. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
j Aram zingt in een band. ¡ zelfstandig werkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ koppelwerkwoord
3 Met deze quiz ga je na hoe diepgaand jouw kennis over de woordsoorten is. Lees de vier mogelijkheden en duid telkens het juiste antwoord aan.
a Heb jij de gevraagde documenten meegenomen? ¡ werkwoord ¡ bijvoeglijk naamwoord ¡ zelfstandig naamwoord ¡ bijwoord
b Wie heeft alle koekjes opgegeten? LES 7 wOOrdSOOrten 87 ¡ voegwoord ¡ bijvoeglijk voornaamwoord ¡ zelfstandig naamwoord ¡ werkwoord c Wanneer zul je het nu eindelijk leren! ¡ koppelwerkwoord ¡ infinitief ¡ hulpwerkwoord ¡ onvoltooid deelwoord d De laatste doet de deur dicht! ¡ hoofdtelwoord ¡ bijvoeglijk voornaamwoord ¡ bijwoord ¡ rangtelwoord e Word jij ook ongelukkig van regen? ¡ koppelwerkwoord ¡ infinitief ¡ hulpwerkwoord ¡ voltooid deelwoord f Ai, dat lijkt me geen strak plan … ¡ voorzetsel ¡ zelfstandig naamwoord ¡ voegwoord ¡ bijwoord g De jongen struikelde over zijn eigen voeten. ¡ lidwoord ¡ telwoord ¡ bijwoord ¡ voorzetsel © VAN IN
h Hij liep weg, vluchtend voor de regen. ¡ werkwoord
¡ voorzetsel
i Ik moest kloppen want de bel doet het niet. ¡ zelfstandig naamwoord ¡ voorzetsel
j Zag jij die jongen die dat brood stal? ¡ bijvoeglijk naamwoord ¡ werkwoord ¡ infinitief
¡ zelfstandig naamwoord
¡ bijwoord ¡ werkwoord
¡ zelfstandig naamwoord ¡ telwoord
0 tot 4 correcte antwoorden: de woordsoortenbeginneling De leerstof over de woordsoorten uit de eerste graad moet nog even van onder het stof gehaald worden. Maak je echter geen zorgen: met wat oefening werk jij jezelf in geen tijd op tot woordsoortenfluisteraar! Maak eerst de oefeningen van 2 Woordsoorten en 3 Voornaamwoorden op de volgende pagina’s of online bij ‘Oefenen’.
5 tot 7 correcte antwoorden: de woordsoortenherkenner Persoonlijke voornaamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden … Al die woordsoorten zeggen jou nog wel iets. Soms gaat het echter nog wel eens mis, zeker als het om de wat moeilijkere woordsoorten gaat. Maak van 2 Woordsoorten en 3 Voornaamwoorden telkens de eerste oefening en ga vervolgens over naar 4 Geef kleur aan je teksten.
TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT 8 tot 10 correcte antwoorden: de woordsoortenfluisteraar Proficiat, je bent een echte kenner! De verschillende woordsoorten hebben voor jou geen geheimen meer. Je hoeft de remediëringsoefeningen op de volgende pagina’s niet te maken en mag direct overgaan naar 4 Geef kleur aan je teksten. © VAN IN
2
wOOrdSOOrten
1 In de eerste graad leerde je dat er verschillende woordsoorten bestaan. Verbind de woorden uit de zin met de correcte woordsoort.
Haar1 hond2 heeft3 twee4 erg5 malse6 kippenboutjes2 en7 soepvlees2 van8 de9 tafel2 gejat3!
1 haar 2 hond, kippenboutjes, tafel, soepvlees 3 heeft, gejat 4 twee 5 erg 6 malse 7 en 8 van 9 de a bijvoeglijk naamwoord b werkwoord c bijwoord d lidwoord e zelfstandig naamwoord f (bezittelijk) voornaamwoord g telwoord h voegwoord i voorzetsel
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2 Duid in onderstaand gedicht de volgende woordsoorten aan: LES 7 wOOrdSOOrten 89 a in de eerste strofe: twee infinitieven, twee (bezittelijke) voornaamwoorden, een telwoord en vijf lidwoorden b in de tweede strofe: een bijvoeglijk naamwoord, twee verschillende voorzetsels en twee verschillende voegwoorden; c in de derde strofe: een (persoonlijk) voornaamwoord, twee zelfstandige naamwoorden en een telwoord. 1 Zittend. Denkend aan liggen. Je handen strijken rimpels in het tafellaken glad rond een gerecht dat moeilijk en te veel voor twee en niet als op het plaatje is, maar ruikt, het ruikt de ramen uit, het doet zijn best niet in te zakken, zoals een ingehouden buik niet bol te zijn –ook andersom is vergelijken. 2 Lopend. Bijvoorbeeld naar de ramen en terug en toch weer naar de ramen, omdat geluid zich buigt naar wat je horen wilt, maar het niet is. Er danst een stoet voorbij, verklede mensen die iets onverstaanbaars juichen, van elkaar goed weten hoe ze heten en te kijken dansen dat je kijken moet. © VAN IN
3 Staand. Bij een ingang, uitgang waar je zei dat, maar er zijn er drie, je weet niet meer of die of deze. Van blijven staan komt niemand tegen, maar met bewegen wordt haast bereikt wat net verdween. Zeker nog niet gezegd wie blijft en wie beweegt en wie dan wie wanneer en van hoe ver weer ziet.
4 Niet
Joke van Leeuwen. Vier manieren om op iemand te wachten
3 In onderstaande tekst werden enkele woorden gemarkeerd. Tot welke woordsoort behoren ze?
Plaats de woorden in de juiste categorie.
lidwoord
TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
telwoord voegwoord voorzetsel
bijwoord
werkwoord
We nemen graag een trouwe viervoeter in huis. Maar kan die sterke emotionele band tussen mens en hond zich ook uitstrekken tot vergevorderde jaloeziegevoelens? Of honden jaloers worden is voor veel hondenbezitters geen vraag maar een weet. Honden kunnen zelfs jaloers zijn op denkbeeldige soortgenoten. 80 procent geeft aan weleens gedragingen van jaloezie bij hun hond te hebben gezien. Om te testen wanneer honden precies jaloers gedrag vertonen, verzamelden de onderzoekers achttien viervoeters. Vervolgens observeerde het team de honden terwijl hun baasjes een realistisch nagemaakte nephond aaiden. Daarna bestudeerden de onderzoekers de honden voornaamwoord 4 Online bij ‘Oefenen’ vind je aanvullende oefeningen over de verschillende woordsoorten. terwijl de baasjes een grote cilinder streelden. De honden bleken inderdaad jaloers te worden wanneer hun baasjes aandacht gaven aan de nephond. Wanneer de baasjes de van fleece gemaakte cilinder aaiden, deed dit de honden overigens niets. © VAN IN
3
vOOrnaamwOOrden
1 In de voorgaande oefeningen ben je al met de verschillende voornaamwoorden in aanraking gekomen. Hoe goed kun jij ze van elkaar onderscheiden? Lees de vier antwoordmogelijkheden en duid telkens het juiste antwoord aan.
a Waarom maakt hij zich toch zo druk? ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord
¡ vragend voornaamwoord
b Roep je jouw broer even? ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord
c Ik ken de jongen die daar loopt. ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord
d Ze hoorde iemand om hulp roepen. ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord
¡ vragend voornaamwoord
¡ vragend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord
¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord
e Ze helpen elkaar met hun huiswerk. LES 7 wOOrdSOOrten 91 ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord f Welke vragen heb je nog? ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord g Dat was mijn idee! ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord h Men zegt weleens dat het gras groener is aan de overkant. ¡ wederkerig voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord i Wie kan me zeggen hoe laat het is? ¡ vragend voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord j Mijn koninkrijk voor een paard! ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord © VAN IN
persoonlijk voornaamwoord – bezittelijk voornaamwoord – aanwijzend voornaamwoord – betrekkelijk voornaamwoord – onbepaald voornaamwoord – wederkerend voornaamwoord – wederkerig voornaamwoord – vragend voornaamwoord
Ik ontmoette mijn vriend bij valavond tijdens die opperste, menselijke dwaasheid die men carnaval noemt. Zijn warme groet was te wijten aan het feit dat hij zich al tegoed had gedaan aan enkele glazen wijn. Hij droeg bont en had een nauw aangesloten, gestreept broekpak aan. Op zijn hoofd prijkte een punthoed met belletjes. Ik was zo blij hem te zien dat ik zijn hand maar bleef vasthouden en zei: ‘Mijn beste Fortunato, fijn dat we elkaar hier treffen. Wie had dat gedacht!’
Bron: Edgar Allan Poe. Het vat Amontillado
3 In onderstaande tekstfragmenten werden enkele woorden gemarkeerd. Over welke voornaamwoorden gaat het? Plaats de woorden in de juiste categorie.
‘Oeroeg was mijn vriend.’ Zo begint het prozadebuut van Hella S. Haasse, dat in 1948 als Boekenweekgeschenk gegeven werd aan elke Nederlander en waarin de ik en Oeroeg jarenlang elkaars vriend zijn. Wie vraagt zich af of hij voorgoed een vreemde zal zijn? De ik en Oeroeg hebben mekaar al lang niet gezien.
Als gevolg van de staking van de conducteurs die elkaar al weken opjutten, kwam het hele gezelschap te laat aan op Schiphol.
Door middel van alle kleine ingrepen die in het weekend uitgevoerd werden, herstelde het computersysteem zichzelf.
Iedereen die deelnam aan de Kamervergadering over het beleid ten aanzien van Saoedi-Arabië, spoedde zich nadien per taxi naar huis.
Wat die opmerking betreft dat hout geen goed alternatief is, neem ik me voor het tegendeel te bewijzen.
Wanneer is dat groot debat op tv in het kader van de verkiezingen waarvoor elke Belg vragen mag insturen?
Elke autobestuurder zal zich ergeren aan de geldstraffen die de rechters willen invoeren met het oog op het terugdringen van alle korte vrijheidsstraffen.
wederkerend voornaamwoord wederkerig voornaamwoord TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT
vragend voornaamwoord betrekkelijk voornaamwoord aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord 4 Online bij ‘Oefenen’ vind je aanvullende oefeningen over de verschillende voornaamwoorden. © VAN IN
4
geef Kleur aan je teKSten
1 Volgende recensie klinkt nogal tegenstrijdig. a Vervang de vijftien gemarkeerde woorden door passende antoniemen, zodat de inhoud logisch wordt.
onthouden
Antoniemen zijn woorden die (ongeveer) het tegengestelde betekenen. Mooi en lelijk zijn bijvoorbeeld antoniemen, net als groot en klein.
Teleurgesteld hief regisseur Bong Joon-ho zijn vuist in de lucht toen werd bekendgemaakt dat zijn film Parasite de kleine winnaar was van de Gouden Palm. En terecht. De Zuid-Koreaanse film is door zijn mix van genres, voorspelbare wendingen en saaie opbouw een onvergelijkelijk werk dat moeizaam onder de huid kruipt en daar voorlopig niet vandaan komt.
Het geld groeit het gezin Kim niet op de rug. Vader Ki-taek, zijn vrouw Chung-sook, dochter Ki-jeong en zoon Ki-woo leven in een gigantische kelder waarin de kakkerlakken tussen de plinten ritselen en de wifi-verbinding van de bovenburen wordt getapt. Uitzicht op een slechtere baan dan pizzadozen vouwen lijkt er niet te zijn, tot Min op bezoek komt. Deze familievriend vraagt aan Ki-woo om bijles te geven aan Da-hye, de dochter van het broodarme gezin Park. Met zijn charme én een echt universiteitsdiploma weet Ki-woo de baan eerlijk te bemachtigen. Zijn leugen om andermans bestwil is de eerste in een reeks van vele. Snel maar zeker weten alle leden van het gezin Kim met steeds doorzichtigere smoesjes een plek in te nemen in het gezin Park om wat bij te verdienen. Hoogmoed en een onontwarbaar web van ware verhalen maken dat hun verhaal voordeligere vormen aanneemt ...

LES 7 wOOrdSOOrten 93 Bron: Recensie ‘Parasite’, www.filmvandaag.nl hoogmoed: zelfoverschatting, overdreven tevreden over jezelf zijn onontwarbaar: bijna niet uit elkaar te halen, bijzonder complex woord © VAN IN
b Tot welke twee woordsoorten behoren de woorden die je moest vervangen?
c Over welke woordsoort gaven de gemarkeerde woorden meer informatie? Geef telkens een voorbeeld uit de tekst.
2 In de eerste zin van de recensie geeft het bijwoord ‘teleurgesteld’ meer informatie over het werkwoord ‘heffen’. Bijwoorden kunnen echter over nog veel andere zaken meer informatie geven.
Over welk woord geeft het onderstreepte bijwoord meer uitleg in onderstaande zinnen?
a Hij lachte hard.
b Morgen kom ik langs.

c Hij is een heel lieve jongen.
TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT d Ik vond de situatie verschrikkelijk erg. e Ik kan niet komen. © VAN IN
3 In de vorige opdrachten werkte je met een bestaande recensie. Je ging dieper in op manieren om je boodschap te nuanceren en meer kleur te geven door bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden te gebruiken. Nu is het volledig aan jou! a Schrijf zelf een korte tekst van ongeveer tien zinnen over de laatste film of aflevering van een tv-reeks die je gezien hebt. • Zeg iets over de verhaallijn. • Zeg iets over de acteurs of regisseur. • Geef minstens één element dat je goed vond en één element dat je minder goed vond. b Gebruik in je tekst minstens: • zeven bijvoeglijke naamwoorden; • drie bijwoorden. c Wissel je tekst met een medeleerling. Onderstreep in zijn/haar tekst alle bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden die je tegenkomt. d Vervang de bijvoeglijke naamwoorden vervolgens door een antoniem. e Geef elkaar de tekst terug en lees het resultaat in je eigen tekst na.
LES 7 wOOrdSOOrten 95© VAN IN
Evaluatiematrix
GOED VOLDOENDE ONVOLDOENDE
volledigheid Je • schreef tien zinnen over de laatste film/aflevering die je zag; • vertelt iets over de verhaallijn en de acteurs of regisseur; • haalt minstens één positief en één negatief element aan; • gebruikt minstens zeven bijvoeglijke naamwoorden en drie bijwoorden. correctheid Je taalgebruik is zo goed als foutloos: je spelling is correct en alle zinnen zijn helder en juist opgebouwd. Je tekst bevat drie van de vier gevraagde elementen.
Je maakt enkele fouten tegen spelling of zinsbouw. Je tekst bevat twee of minder van de gevraagde elementen.
Je tekst bevat opvallende spellingfouten, te veel herhaling en/of foute zinnen. Hierdoor is het moeilijk om je tekst te begrijpen.
duidelijkheid en gepastheid De bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden helpen om je mening naar voren te brengen. TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT Je tekst is vlot, maar de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden die je gebruikt zijn heel algemeen (bv. goed, leuk, saai). Ze geven niet echt een persoonlijke mening weer. Je mening komt onvoldoende duidelijk naar voren. De bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden zijn heel algemeen.
aantrekkelijkheid Je tekst is aangenaam om te lezen: je spreekt de lezer aan, je schrijft origineel en je varieert in woorden. Je tekst is goed opgebouwd, maar niet persoonlijk.
Je tekst is een verzameling van losse, algemene zinnen. Je spreekt de lezer niet aan. Aanvullende commentaar: © VAN IN
Woordsoorten
• Zelfstandige naamwoorden benoemen personen, zaken, begrippen … Je kunt er altijd een lidwoord voor zetten. de jongen, de stoel, de liefde
• Bijvoeglijke naamwoorden geven meer informatie over een zelfstandig naamwoord. een lief meisje, de zachte stof, het mooie huis
• Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.
bepaald lidwoord onbepaald lidwoord de, het een
• Bijwoorden geven meer informatie over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin. Je beweegt houterig. Het is een erg leuke les. Je praat heel grappig. Ik kom zeker.
• Telwoorden zijn woorden die een aantal of een volgorde weergeven. twee, zeven, honderd (aantal) tweede, tiende, laatste (volgorde)
– Hoofdtelwoorden geven een aantal of nummer aan. LES 7 wOOrdSOOrten 97 Een atletiekbaan heeft een lengte van vierhonderd meter. In de tijd dat ik vijftien rondes loop, loopt mijn vriendin er achttien. – Rangtelwoorden geven de rangorde of plaats in een reeks aan. Hij eindigde op de vierde plaats, maar zijn vriendin op de eerste. • Voegwoorden verbinden zinnen en zinsdelen met elkaar en drukken een bepaald verband uit. en, maar, omdat, als, wanneer, hoewel, terwijl • Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. in, aan, van, door, tussen, uit, op, boven, onder, over, mee, voor • Voornaamwoorden verwijzen naar iets of iemand. Het zijn korte woordjes; om te weten over wie of wat ze gaan, heb je andere delen uit de tekst nodig. Er zijn acht soorten: voornaamwoord voorbeeld persoonlijk voornaamwoord ik, jij, hij, wij, jullie, zij, mij, jou, hem, haar, ons bezittelijk voornaamwoord mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, hun aanwijzend voornaamwoord die, dat, deze, dit, degene, hetzelfde vragend voornaamwoord wie, wat, welk(e) wederkerend voornaamwoord hij wast zich, wij scheren ons wederkerig voornaamwoord wij zien elkaar, we houden van mekaar betrekkelijk voornaamwoord het meisje dat daar loopt, de jongen die zingt onbepaald voornaamwoord men, ieder, alles, iets, iemand, sommige © VAN IN
• Werkwoorden drukken acties uit. Er zijn verschillende soorten werkwoorden: – De onvervoegde vorm van het werkwoord is de infinitief. De infinitief vind je in het woordenboek en eindigt meestal op -en. werken
– Een andere vorm van het werkwoord is het voltooid deelwoord. Zij heeft in de tuin gewerkt. Hij heeft met de poppen gespeeld.
Er zijn drie soorten werkwoorden: zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden.
– Een zelfstandig werkwoord bevat op zichzelf de betekenis van het werkwoordelijk gezegde. Mijn leerlingen lezen geregeld een boek.


– Het zelfstandig werkwoord kun je niet weglaten in de zin. Soms zijn er extra werkwoorden in de zin. Mijn leerlingen hebben dit jaar een boek gelezen. Het zelfstandig werkwoord is lezen. Hebben is in deze zin het hulpwerkwoord. TRAJECT NederlaNds 3 TAALINZICHT
Hij klimt naar boven. Hij heeft haar geholpen. © VAN IN
Soms kunnen er verschillende hulpwerkwoorden in een zin staan.
Mijn leerlingen willen soms blijven lezen.
Willen en blijven zijn hulpwerkwoorden.
Lezen is het zelfstandig werkwoord.
Veelvoorkomende hulpwerkwoorden zijn onder andere hebben, worden, zijn, kunnen en willen.
– In een zin met een naamwoordelijk gezegde hebben we een koppelwerkwoord. Hij is een voetballer. Jan lijkt een lezer.
De werkwoorden hebben in de voorbeeldzinnen nog onvoldoende betekenis. Er is nog extra informatie nodig. In de eerste zin koppelt is de woorden hij en voetballer aan elkaar zodat de betekenis van de zin duidelijk wordt.

Hij is trots op zijn prestatie.
LES 7 wOOrdSOOrten 99 Veelvoorkomende koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, lijken en schijnen. Sommige werkwoorden kunnen dus tot verschillende soorten behoren. Denk bij het analyseren dus steeds over de betekenis en kijk naar het verband tussen het werkwoord en de andere zinsdelen. De zon schijnt. (= zelfstandig werkwoord: de betekenis is duidelijk, er zijn geen andere zinsdelen nodig om de boodschap te begrijpen.) Hij schijnt blij met zijn nieuwe fiets. (= koppelwerkwoord: schijnt betekent hier niet stralen, we hebben aanvullende informatie uit andere zinsdelen nodig om de boodschap te begrijpen.) Ik heb drie zussen. (= zelfstandig werkwoord, hebben betekent bezitten.) Ik heb gisteren toets gehad. (= hulpwerkwoord, hebben geeft de tijd aan.) © VAN IN