
27 minute read
Les 28 Register
les les 28 Register
2 1
Je kent de termen formeel, informeel en register en de onderdelen van zakelijke communicatie
Je kent het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik
1
fOrmeel en infOrmeel 3
Je kunt formeel en informeel taalgebruik in gepaste situaties toepassen
4
Je kunt een zakelijk bericht opstellen met een goede structuur
1 Je krijgt een situatie en twee rollen van je leraar. a Bereid samen met een medeleerling deze situatie voor. b Neem elk een rol voor jullie rekening. c Breng het resultaat van jullie voorbereiding voor de klas.
2 Bekijk een dialoog van een ander duo. a Vul alle elementen van het communicatieschema aan.
ABC ABC
stijl
ABC
LES 28 regiSter 319 zender ontvangerboodschap doel effectkanaal b Focus nu op de stijl van de dialoog. Wat valt je op aan woordkeuze, aanspreking en taalgebruik? © VAN IN
Met register bedoelen we taalgebruik dat aan een bepaalde situatie of een bepaald milieu gebonden is. Dat betekent dat je je boodschap anders formuleert op basis van de context of de ontvanger. In een rechtbank maak je bijvoorbeeld gebruik van andere woordenschat en zinsconstructies dan tijdens een gesprek met vrienden op de speelplaats.
Tijdens een gesprek met de directeur kies je een meer formeel taalregister, je gaat dan deftig en officieel communiceren.
Onder vrienden gebruik je een informeel taalregister: de communicatie is dan los.
3 Rangschik de dialogen van je medeleerlingen van formeel naar informeel.
formeel informeel
4 Geef aan of volgende zinnen een voorbeeld zijn van formeel of informeel taalgebruik. Bedenk ook een specifieke situatie waarin de zinnen aan bod kunnen komen.
formeel informeel
TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE a Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. situatie: b Ik voel me echt belabberd. Ik ga ff thuisblijven. situatie: c Wij zijn van oordeel dat u helaas geen geschikte kandidaat bent voor de positie. situatie: d Toen hij het nieuws hoorde, ging hij helemaal over de rooie. situatie: e Ik had graag geïnformeerd of avondkleding gepast is voor dit evenement. situatie: f Ik ben gans blut, leen je mij wat poen? situatie: © VAN IN
5 Ga met de zinnen uit de vorige oefening aan de slag. Vorm formele zinnen om naar informele. Zoek ook voor de informele voorbeelden een goed formeel alternatief.
a
b
c
d
e
f
LES 28 regiSter 321© VAN IN
2
zaKelijKe e-mail
1 Bestudeer onderstaande e-mails en beantwoord de bijhorende vragen. e-mail 1


Sandra V.
Rachel N.
seg mevrouw
dus ja sorry eh ma je geeft ons te veel taken
wehebben jou maar 2u per week dus je stuur zo veel taken zelfs als het school is in een hele week we hebben ni zoveel taken mhm does een beetje kalm!
geen elnkele leerkracht geeft ons zvl taken als jij. mijn moeder ze word boos en ze zegt ik doe niets. neeeee ik doe iets!!!!! alz ja ik doe moeite eh ma alz je moet ook mewerke dus de taak van vlgende week over de merovingers knnen je die uitstellen mss?????
ju TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE e-mail 2 Herman V. school Lana T. Liefste meneer ustuurde een mailtje dat ik de deadline heb gemist van die vraagstukken maar das nie waar k heb de opdracht van wel gemaakt maar nog niet door gestuurd ik ga eerst nog ff nakijken endan pas doorsturen. Nog ff geduld dus please #NoStress Groetjes © VAN IN
zender e-mail 1
ontvanger
boodschap e-mail 2
tekstdoel
b Hoe zou je het taalgebruik in de twee e-mails omschrijven? Verwijs naar concrete elementen uit de berichten om je antwoord te ondersteunen.
Beide berichten zijn formeel/informeel.
c Welke tips zou je de leerlingen geven om hun boodschap aan te passen? Stel per afzender een top drie met nuttige tips samen.
LES 28 regiSter 323 Lana 1 3 Rachel 1 2 2 3 © VAN IN
2 Bekijk wat de leerlingen ingaven bij de regel onderwerp in elk bericht. a Waarom is dat in beide gevallen niet gepast voor een zakelijke mail?
e-mail 1
e-mail 2
b Hoe ziet het onderwerp van een goede zakelijke mail eruit? Formuleer vier kenmerken.
c Geef voor beide mails twee alternatieven. Houd hierbij rekening met de criteria die je hierboven noteerde.
TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE e-mail 1 1 e-mail 2 1 2 3 Kijk naar de aanspreking in beide e-mails. Welke andere aansprekingen zouden beter zijn? Kruis de goede alternatieven aan. ¡ Geachte meneer, ¡ Beste, ¡ Hey mevrouw, ¡ Hey! ¡ Dag meneer, ¡ Hallo, ¡ Mijne heren, ¡ Beste mevrouw Verheijen, 4 Bestudeer hoe de zenders hun e-mail hebben afgesloten. a Waarom passen de afsluiters in de e-mails niet? 2 b Geef een goed alternatief. © VAN IN
5 Kies een van de e-mails waarmee jij aan de slag wilt gaan. Bestudeer de afzonderlijke alinea’s van jouw keuze. a Noteer de boodschap van elke alinea. b Geef aan wat het doel is van de alinea.
c Som de taalvormen op die de alinea informeel maken.
alinea Wat is de boodschap van de alinea? Wat is het doel van de alinea? Welke taalvormen maken de alinea informeel?
1
2
LES 28 regiSter 325 3 © VAN IN
6 Herwerk de e-mail die jij gekozen hebt tot een goed voorbeeld van een zakelijke e-mail.
Stappenplan
1 Behoud de structuur van de e-mail: je begint met een inleidende zin, vervolgens leg je het probleem uit en als laatste bied je een mogelijke oplossing. 2 Werk alinea per alinea en houd je doelpubliek goed in je achterhoofd. 3 Neem de boodschap en het doel van elke alinea over, maar kies voor formele alternatieven op het gebied van woordenschat en zinsbouw. 4 Vul je e-mail aan met een gepaste aanspreking en een gepast onderwerp. 5 Voeg een afsluiter toe.

TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE© VAN IN
7 Wissel met een medeleerling je eindresultaat uit. Beoordeel elkaars e-mail aan de hand van de volgende criteria. a Duid voor elk onderdeel aan waar de e-mail van je medeleerling zich volgens jou situeert. b Geef twee tips om de e-mail beter te maken. c Noteer voor het bericht ook twee sterke punten.
stijl
inhoud
structuur
tips: Je houdt rekening met het doelpubliek. Je gebruikt formele woordenschat. Je hanteert de juiste spelling en het juiste leestekengebruik. Je zinnen zijn grammaticaal correct. De boodschap van de oorspronkelijke e-mail blijft behouden in het nieuwe resultaat. Je legt alle onderdelen van de e-mail voldoende uit. Je hanteert een goede opdeling in alinea’s. De e-mail volgt de structuur van inleidende zin – probleem – oplossing. Je e-mail heeft een gepaste aanspreking en afsluiter. ja ± nee
LES 28 regiSter 327 sterke punten: • • © VAN IN

3
uitbreiding: zelf een zaKelijKe e-mail ScHrijven
Je bent getuige van een vreemd voorval op jouw school. Je wilt dit melden door een e-mail te verzenden naar de vertrouwenspersoon op je school, mevrouw Verheijen. In dit onderdeel zul je stap voor stap zo’n zakelijke e-mail leren opstellen.
1 Vervolledig volgende onderdelen van het communicatieschema voor het bericht dat je zult opstellen.
Voorbereiden
zender:
boodschap:
ontvanger:
teksttype:
tekstdoel:
2 Denk na over de details van het voorval waarvan jij getuige was. a Vervolledig volgende mindmap met sleutelwoorden.
VOORVAL
TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE Wat is er gebeurd? Wat verwacht je van de school om dit op te lossen? b Bespreek samen met een medeleerling van welk voorval jij getuige was en welke oplossing jou gepast lijkt. c Vul achteraf je mindmap aan met extra details. © VAN IN
Plannen
3 Omdat je communiceert met een persoon die je niet goed kent en die bovendien ouder is, is de stijl van je e-mail formeel. a Bestudeer de woorden en constructies in je mindmap. Zijn ze formeel genoeg? b Zoek naar alternatieven en vul ze daaronder in.
4 Schrijf je sleutelwoorden uit in volledige zinnen. 5 Kies een gepaste inleidende en afsluitende zin en voeg die toe aan je resultaat. 6 Kies een gepaste aanspreking en afsluiter en voeg die toe aan je e-mail.
Schrijven
LES 28 regiSter 329© VAN IN

Reflecteren
7 Lees je eigen tekst grondig na. Kijk of je zelf verbeteringen kunt aanbrengen aan de vorm en de inhoud van je bericht. 8 Wissel met een medeleerling je eindresultaat uit. Beoordeel elkaars e-mail aan de hand van de volgende criteria. a Duid voor elk onderdeel aan waar de e-mail van je medeleerling zich volgens jou situeert. b Geef twee tips om de e-mail beter te maken. c Noteer voor het bericht ook twee sterke punten.
stijl Mijn medeleerling houdt rekening met het doelpubliek. Mijn medeleerling gebruikt formele woordenschat. Mijn medeleerling hanteert de juiste spelling en het juiste leestekengebruik. De zinnen van mijn medeleerling zijn grammaticaal correct. ja ± nee
inhoud De boodschap van de e-mail komt duidelijk naar voren in de e-mail. Mijn medeleerling legt alle onderdelen van de e-mail voldoende uit.
structuur
Mijn medeleerling hanteert een goede opdeling in alinea’s. De e-mail volgt de structuur van inleidende zin – probleem – oplossing – afsluitende zin. TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE De e-mail heeft een gepaste aanspreking en afsluiter. tips: • sterke punten: • • 9 Herschrijf je bericht op basis van de suggesties die je kreeg. • Herschrijven © VAN IN
Evaluatiematrix
GOED VOLDOENDE ONVOLDOENDE
inhoud Je bespreekt het probleem uitgebreid genoeg en biedt ook een oplossing aan. Je bespreekt het probleem slechts beperkt. OF Je biedt geen concrete oplossing. Je bespreekt het probleem slechts beperkt. EN Je biedt geen concrete oplossing.
structuur Je e-mail is onderverdeeld in duidelijke en logische alinea’s.
Je brengt structuur in je e-mail door verbindingswoorden en structuuraanduiders. Er zit voldoende variatie in je keuze. Je e-mail is onderverdeeld in alinea’s, maar de verdeling is niet helemaal duidelijk of logisch. Sommige alinea’s zijn te lang / te kort. Je gebruikt verbindingswoorden en structuuraanduiders, maar kiest meestal voor dezelfde woorden. Je e-mail heeft (bijna) geen alineaverdeling.
Je gebruikt geen of amper verbindingswoorden en structuuraanduiders.
correctheid De spelling in je tekst is foutloos. Ook de zinsbouw en het gebruik van leestekens zijn correct.
Je tekst bevat enkele fouten in spelling en/of zinsbouw. De fouten leiden de aandacht van de boodschap af, maar het geheel blijft wel begrijpelijk. Let op voor: LES 28 regiSter 331
Je tekst bevat veel en/of zware fouten in spelling en/ of zinsbouw. Die zorgen ervoor dat de tekst moeilijk te begrijpen is. Let op voor: gepastheid Je taalgebruik is formeel, zonder dat het geheel stijf of ouderwets overkomt.
Je taalgebruik is redelijk formeel, maar sommige verwoordingen komen eerder informeel over. De aangehaalde formuleringen kunnen beter in de tekst verwerkt worden. OF Je taalgebruik is formeel, maar te stijf. Je taalgebruik is informeel of met momenten zelfs onbeleefd. Je hebt je niet aangepast aan de context van de opdracht en je maakt nauwelijks gebruik van de juiste formuleringen. Je tekst bevat een gepaste aanspreking en afsluiter en ook een gepaste inleidende zin.
Je tekst bevat een gepaste aanspreking en afsluiter, maar de inleidende zin is niet gepast voor de e-mail.
Je gebruikt een aanspreking en/of afsluiter die niet geschikt is voor de e-mail. Je bericht bevat geen inleidende zin. Aanvullende commentaar: © VAN IN
Hoe schrijf je een mail?
Met vrienden en familie communiceer je vaak online. De stijl daarbij is informeel: je gebruikt afkortingen, afbeeldingen en memes, je laat hoofdletters en leestekens weg en je tekst is meestal niet opgebouwd uit alinea’s.
Voor school en later voor je stage of werk moet je soms communiceren met mensen die je niet kent of mensen die een hogere positie hebben. In dat geval maak je gebruik van een zakelijk bericht.

Herman Verheijen
Gemiste deadline
Lana T. onderwerpregel
Geachte heer Verheijen,
Gisteren verstuurde u een e-mail om mij op de hoogte te brengen dat ik de taak over vraagstukken nog niet had ingediend.
Ik heb de opdracht eergisteren voorbereid, maar had deze nog niet ingediend bij u. Dit komt omdat ik mij zeer onzeker voelde over mijn antwoorden op de vragen. Toch wil ik een goed resultaat behalen voor uw vak. Daarom zou ik graag nog even de tijd nemen om mijn antwoorden goed na te kijken alvorens ik ze indien.
Ik begrijp dat dit mogelijk een ongemak voor u zou zijn, maar zou het voor u in orde zijn indien ik de taak vanavond bij u indien? Op die manier heb ik nog even tijd om mijn antwoorden door te lezen en aan te passen waar nodig.
Vriendelijke groeten, Lana aanspreking
bericht
afsluiter
TRAJECT NederlaNds 3 INFO & COMMUNICATIE De onderwerpregel in zakelijke mails is kort en duidelijk. Je gebruikt een groep woorden die de inhoud van je bericht samenvat. Leestekens, woordgrappen of dubbele bodems zijn hier niet gepast. Gebruik als aanspreking Geachte heer of Geachte mevrouw voor mensen die je niet kent. Je kunt de familienaam toevoegen (Geachte heer Demunyck of Geachte mevrouw Franck) of mensen met hun functie aanspreken: Geachte commissaris, Geachte mevrouw de directeur. Gebruik neutrale woorden, blijf altijd beleefd en schrijf positief. Vermijd geklaag, ook als je over een probleem mailt. Stel zelf (haalbare) oplossingen voor en geef aan dat je steeds wilt bellen of afspreken om dingen verder te bespreken. Bij een mail is het belangrijk dat de tekst kort blijft. Bouw je bericht op uit alinea’s en voeg geen emoticons of memes toe. Rond je mail op een vriendelijke manier af, zodat je op het einde een positieve indruk achterlaat. Lees voor het versturen je bericht zeker na, zodat je geen storende spellingfouten laat staan. Een goede zakelijke mail: o is kort en gericht op oplossingen; o is beleefd, zeker in de aanspreking en afsluiter; o bevat geen spellingfouten, memes of emoticons; o heeft een duidelijke onderwerpregel. ✓ ✓ ✓ ✓ © VAN IN
Situationele taalvariatie
We passen ons taalgebruik meestal aan op basis van de situatie. Veelal doen we dat heel onbewust, zoals bij praten met vrienden op de speelplaats of met je ouders thuis, maar tegelijk letten we soms ook heel specifiek op hoe we spreken, zoals wanneer je iets aan je leraar vraagt of wanneer je een sollicitatiegesprek voert.
Een register is een term voor taalgebruik dat past bij een bepaalde situatie. Een taalgebruiker leert om het geschikte register te gebruiken. Die keuze maak je op basis van de communicatieve situatie waarin je je bevindt.
Tijdens een gesprek met de directeur kiest de leerling een meer formeel taalregister, terwijl die leerling met vrienden in de jeugdbeweging kiest voor het informele taalregister.
De verschillen tussen de registers zie je best op een as met twee uitersten: vulgair – informeel – neutraal – formeel – archaïsch. Registerkeuze is lang niet alleen iets wat gebeurt binnen de standaardtaal. Ook binnen een dialect kun je bijvoorbeeld kiezen voor vulgair of neutraal.
De grens tussen een formeel en een informeel taalregister is niet altijd zo duidelijk. Veel registers hebben zowel formele als informele kenmerken. Om duidelijk te maken wat verschillen tussen taalregisters zijn, is het handig om te werken met een continuüm.
heel formele taal heel informele taal
brief van de rechtbank
officiële mededeling van een minister sollicitatiegesprek mail naar je directeur gesprek met je directeur op een receptie tekstbericht met vrienden over ruzie op school grap vertellen in de jeugdbeweging
LES 28 regiSter 333© VAN IN

1
wOOrdenScHat
1 Soms levert een combinatie van een bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord een uitdrukking op: in een nieuw jasje steken, zwarte sneeuw zien, een koude douche krijgen …
onthouden
Een uitdrukking is een vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis. De woordgroep betekent niet meer letterlijk wat er staat, maar drukt iets achterliggends uit.
Wanneer je zegt dat iemand groene vingers heeft, bedoel je dat deze persoon gevoel heeft om planten te verzorgen. Iemand die lange tenen heeft, is snel beledigd of lichtgeraakt.
a Vul de volgende bijvoeglijke naamwoorden in.
Kies uit: dood – open – ongelikt – blauw – rot – vol – grijs – ijzig – hout – grof b Geef de betekenis van de woordcombinatie.
uitdrukking betekenis
uit borst
een stilte
334 TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP een boek een beer in lijnen een muis een klaas een appel op zijn gemak bloed hebben © VAN IN
a Bekijk onderstaande schilderijen en probeer ze zelf onder te brengen in twee categorieën (A en B) op basis van wat je ziet. Schrijf de nummers van de bijhorende schilderijen in de juiste categorie.
1 2 3


© Art Reserve / Alamy

4
© Peter Barritt / Alamy
6
© Peter Horree / Alamy 5
© Tomas Abad AGE

A B b Vul in deze tekst de begrippen figuratieve kunst en abstracte kunst in. De ene categorie bevat herkenbare onderwerpen zoals portretten, landschappen en stillevens. Deze schilderijen zijn dan ook voorbeelden van : kunstwerken waarin iets te herkennen valt, iets wat lijkt op iets dat echt bestaat, iets wat realistisch lijkt. Van de schilderijen in de andere categorie kun je maar moeilijk zeggen dat ze iets herkenbaars of realistisch weergeven. In de hoeven kunstwerken niet langer een weergave van de realiteit te zijn. De schilders focussen zich meer op vormen, kleuren en contrasten dan op herkenbare objecten, personen of situaties. Ook in de taal zien we deze tweedeling. Aan de ene kant zijn er woorden die naar concrete zaken verwijzen. Die zaken zijn herkenbaar en je kunt ze zien of aanraken. Denk maar aan een stoel: dat is een voorwerp dat tastbaar en herkenbaar is. Aan de andere kant zijn er abstracte woorden. Voorbeelden van abstracte zaken zijn gevoelens, eigenschappen, gebeurtenissen … Dat zijn concepten die niet tastbaar zijn. Denk maar aan het woord ‘liefde’: in tegenstelling tot een stoel kun je ‘de liefde’ niet letterlijk aanraken. Daarnaast heeft niet iedereen hetzelfde idee over hoe ‘de liefde’ eruitziet en op welke manier je dat concept het beste kunt voorstellen. TUSSENSTOP 5 335

onthouden © VAN IN

c Schrijf de onderstaande woorden in de juiste wolk: zijn het concrete of abstracte woorden?
Kies uit: liefde – zolder – lepel – angst – juf An – uur – ontmoeting – tafel – piano – hond – honger – vriendelijkheid – boek – haat – maan
concreet abstract




3 Woordenschatsuitbreiding a Probeer met de letters die door elkaar staan elke foto in één woord te omschrijven. Bij de laatste foto hoort een uitdrukking.


ulucsunim vagera
TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP hachstemisc aslasma garnaalmi ienkidte eafdbkce eordn ed elpo mnnee © VAN IN
c Maak een woordenlijst. Geef de betekenis en bepaal ook telkens de woordsoort. Gaat het om een werkwoord (ww), een bijvoeglijk naamwoord (bn) of een zelfstandig naamwoord (zn)?
woord betekenis woordsoort
¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn ¡ ww ¡ bn ¡ zn
4 Geef het tegengestelde van de volgende bijvoeglijke naamwoorden. Een voorbeeld helpt je op weg. dialoog dynamisch kunstmatig schaars TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP
monoloog amateuristisch beknopt tijdelijk modern 5 In les 25 maakte je kennis met beeldspraak in gedichten en reclame. Zeg voor elke zin of het om een vergelijking of een metafoor gaat. a Elk woord dat ze sprak deed pijn als een zweepslag. ¡ vergelijking ¡ metafoor b Toen Tanja binnenkwam, riep Argus luid: ‘De heks is daar.’ ¡ vergelijking ¡ metafoor c Toen hij die informatie hoorde, vielen de puzzelstukjes in zijn hoofd op hun plaats. ¡ vergelijking ¡ metafoor d Zijn ogen leken wel gloeiende kolen. ¡ vergelijking ¡ metafoor e Jij bent zo zacht als een kussen. ¡ vergelijking ¡ metafoor f Blijf met je klauwen van mijn pennenzak. ¡ vergelijking ¡ metafoor g Zijn argumentatie viel als een kaartenhuisje in elkaar. ¡ vergelijking ¡ metafoor h Hij zuchtte als een paard dat net een tocht van dertig kilometer had afgelegd. ¡ vergelijking ¡ metafoor © VAN IN
Geef zelf een voorbeeld van een vergelijking:
Noteer hier een metafoor:
6 Waarvoor staan onderstaande afkortingen? Duid de juiste optie aan. De voorbeeldzin laat je toe de betekenis uit de context af te leiden. a Afkortingen kunnen het beste uitgelegd worden d.m.v. voldoende voorbeelden. ¡ deze manier van ¡ door middel van ¡ dit middel voor
b De vertaling naar gebarentaal gebeurde simultaan, er zat m.a.w. geen merkbare vertraging op. ¡ met andere woorden ¡ mits andere woorden ¡ met alle woorden
c Ook leraren ondervinden soms examenstress, i.t.t. wat leerlingen soms denken. ¡ in tegenstelling tot ¡ in tegenwoordige tijd ¡ in tegendeel tegen d Deze producten zijn allergeenvrij, d.w.z. dat je er geen allergische reactie door kunt krijgen. ¡ door wijlen zou ¡ dat wil zeggen ¡ desondanks wil zeggen TUSSENSTOP 5 339 e Haar baas wilde haar graag nog even spreken i.v.m. de schitterende presentatie die ze had gehouden. ¡ in verband met ¡ in visie met ¡ in verschil met f Veel ouders vragen hun kinderen om ook eens buiten te spelen i.p.v. de hele tijd binnen te gamen. ¡ in persoon van ¡ in plaats van ¡ in persoonlijke voege g In een groepswerk moet je duidelijke afspraken maken m.b.t. de taakverdeling. ¡ mits betrokkenheid tot ¡ mede betrokken tot ¡ met betrekking tot h N.a.v. zijn fantastische rapport zijn Mohammed en zijn ouders eens goed uit eten gegaan. ¡ Naar achting van ¡ Naar aanloop van ¡ Naar aanleiding van i Jorans resultaten voor Nederlands zijn duidelijk verbeterd t.o.v. zijn eerste rapport. ¡ ten opzichte van ¡ tegen overstaan van ¡ tegenover van j Dat Loes naar het volgende jaar over mag? Die conclusie kun je nog niet zomaar trekken o.b.v. haar huidige resultaten. ¡ op bewijs van ¡ op basis van ¡ onder bezit van © VAN IN
2
taal
1 Markeer in elke zin het signaalwoord en zeg welk verband het uitdrukt. a Net zoals vorig jaar behaalde Kyona ook nu weer een A-attest.
b Omdat Yuri te veel hamburgers had gegeten, was hij ’s avonds misselijk.
c Céline is een kei in voetbal, maar Maarten haat deze sport.
d De GFT-bak is enkel bedoeld voor composteerbaar materiaal. Dit betekent dat luiers hierin niet gedeponeerd mogen worden.
e Dus we kunnen zeggen dat de langetermijngevolgen van de e-sigaret nog niet gekend zijn.
f Op Tomorrowland komen er volgend jaar weer grote artiesten. Dimitri Vegas & Like Mike zijn uiteraard van de partij. Verder kun je ook Hardwell en Tiësto beluisteren. Ten slotte mag David Guetta zeker niet ontbreken.
g Als je genoeg geld spaart, kun je volgende zomer op reis.
h Eerst weeg je alle ingrediënten af. Vervolgens meng je alles goed door elkaar. Ten slotte zet je het mengsel gedurende 30 minuten in de oven.
Signaalwoorden drukken verbanden uit. Met maar kun je een tegenstelling aanduiden en kortom maakt duidelijk dat je een samenvatting geeft.
Veelvoorkomende verbanden zijn: • chronologie toen, eerst, terwijl … • oorzaak zodat, als gevolg van … • opsomming ook, bovendien, vervolgens … • samenvatting kortom, samengevat … • tegenstelling maar, toch, hoewel … • toelichting bijvoorbeeld, zoals … • vergelijking als, dat is te vergelijken met … • voorwaarde indien, wanneer, als …
onthouden © VAN IN
2 Pandemie, post-apocalyptisch en registratie zijn drie woorden uit de woordverklaring van vorige lessen. Die woorden tonen aan dat je de ie-klank in het Nederlands op verschillende manieren kunt weergeven. a Luister naar de volgende woorden en plaats ze in de juiste kolom.
i ie y
b Vul i, ie of y in. 1 Omdat de fabr kant geen act ondernomen had om de h giëne in de kant ne te verbeteren, moest hij de fabriek stilleggen en ging hij bijna faill t. 2 Ook in volle bal, rugb , hocke en atlet k zijn de clubs in l ga’s gegroepeerd. 3 Heel wat toer sten kennen ons land door de pral nes, de fr turen en het kr kenbier met salam . 4 De jur adv seerde de studente om mee te doen aan de Vlaamse F sica Ol mpiade. 5 Toen de romantische ant qua r op de ferr naar het id ll sche, tropische eiland door de wereldberoemde d va haar tedd beer genoemd werd, was hij smoorverliefd! 6 Kiw ’ s, papr ka’s en s naasappels waren ooit exoten, net als sp naz ! TUSSENSTOP 5 341 7 Het leger heeft nood aan pol valente techn c die met d nam t kunnen omgaan. 8 In de lessen l teratuur kom je de volgende begrippen zeker tegen: s mbool, lab rint, m the, mot f en sat re. 9 Wie op zijn tw nt gste nog altijd speelt met barb poppen, raad je best st kem een gesprek met een ps choloog of ps ch ater aan. 10 Een aspir ntje kan de pijn missch n verminderen. 3 Afleidingen a Van welk zelfstandig naamwoord zijn deze bijvoeglijke naamwoorden afgeleid? bijvoeglijk naamwoord zelfstandig naamwoord humoristisch nationaal religieus mysterieus functioneel realistisch schandalig © VAN IN
b Van welk werkwoord zijn deze zelfstandige naamwoorden afgeleid?
zelfstandig naamwoord
overname werkwoord
aanbod
vlucht
schrift
belofte
combinatie
onthouden
Afleiding, grondwoord, voor- en achtervoegsel In een afleiding kunnen niet alle delen zelfstandig voorkomen. Dat is een belangrijk verschil tussen een afleiding en een samenstelling. treintje: tje is geen zelfstandig woord. schattig: ig is geen zelfstandig woord.
Een afleiding bestaat uit een grondwoord en voor- of achtervoegsels.
Onschuldig is een afleiding:
on is het voorvoegsel, het komt voor het grondwoord, on kan niet zelfstandig voorkomen TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP
schuld is het grondwoord ig is het achtervoegsel, het komt achter het grondwoord, ig kan niet zelfstandig voorkomen Een ander woord voor voorvoegsel is prefix. Een ander woord voor achtervoegsel is suffix. 4 Kies in de volgende woordgroepen telkens de juiste meervoudsvorm. Houd rekening met wat je in les 27 leerde over de apostrof. a Japanse bonsai’s/bonsais b de kiescampagnes/kiescampagne’s van de president c Door de klimaatopwarming hebben we ook last van snikhete lente’s/lentes. d In showbizzland lopen enkele opvallende duo’s/duos rond. e de twee Renés/René’s f Hoeveel hobbies/hobby’s heb jij? g In deze bundel staan mijn favoriete haiku’s/haikus. h Ons dorp heeft vier café’s/cafés. i De nieuwbouw van onze school heeft verschillende niveau’s/niveaus. j Bijna elke western opent met cowboys/cowboy’s op hun paarden. © VAN IN
5 Kies telkens de correcte verkleinvorm van volgende woordparen.
a cakeje/cake’je
b kettingetje/kettinkje
c café’tje/cafeetje
d opa’tje/opaatje
e souvenirtje/souveniertje
f taxi’tje/taxietje
g restaurantje/restaurannetje
h machinetje/machientje
i brunetje/brunettetje
TUSSENSTOP 5 343 j crèmetje/crèmepje © VAN IN
6 Vul de werkwoorden in dit artikel correct aan.
Kies uit: d – t – dt – dd – tt
‘DE ZWARTE DOOD’, VERSPREID DOOR MENSEN, NIET DOOR RATTEN
De wetenschappers bestudeer en data van het patroon en de schaal waarin de Zwarte Dood in
Europa om zich heen greep. ‘We beschikken over degelijke sterftecijfers van negen uitbraken van de builenpest in verschillende Europese steden’, zeg professor Nils Stenseth (Universiteit Oslo) aan
BBC. ‘Dat liet ons toe om verschillende modellen over de dynamiek van de ziekte uit te werken.’
De onderzoekers simuleer en een uitbraak van de pest in elk van die steden (Barcelona, Firenze,
Londen, Stockholm, Moskou en Gdansk), waarbij ze drie wiskundige modellen hanteer en. In elk van die modellen was er telkens een andere
‘veroorzaker’: ratten, verspreiding door de lucht en vlooien en luizen die op mensen en hun kleren zitten. Zeven van de negen keer bleek het
‘menselijke’ model veel beter overeen te stemmen met het patroon van de uitbraak van de Zwarte
Dood. Het weerspiegel e perfect de snelheid TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP
waarmee de ziekte zich versprei heeft en hoeveel mensen erdoor getroffen werden. ‘De conclusie is duidelijk: het model waarin de ziekte doorgegeven wordt door vlooien en luizen die bij mensen parasiteren, past het beste. Het zou onwaarschijnlijk zijn dat de pest zich even snel versprei zou hebben als dat door ratten zou zijn gebeurd. De bacterie zou eerst nog die extra ‘tussenstap’ van de ratten hebben moeten nemen, in plaats van zich van persoon tot persoon te versprei en.’ Volgens professor Stenseth heeft het onderzoek vooral een historische opzet: de hedendaagse wetenschappelijke kennis over ziektes gebruiken om uit te vissen wat er gebeur is tijdens een van de meest verwoestende pandemieën uit de geschiedenis. Begrijpen hoe de dynamiek van een epidemie werkt, is van belang als je de sterftecijfers probeert terug te dringen, lui het. Bron: www.vrt.be/vrtnws 7 Ga online of in een tijdschrift op zoek naar twee artikels met een verschillende tekststructuur. a Noteer de titel van jouw artikel(s) in het juiste vak. probleemstructuur maatregelstructuur evaluatiestructuur handelingsstructuur onderzoeksstructuur chronologische structuur © VAN IN
b Vat een van de teksten samen aan de hand van de deelvragen van de tekststructuur.
deelvraag antwoord
c Markeer de signaalwoorden in het artikel (minimaal acht, maximaal vijftien) en plaats ze bij het juiste verband.
chronologisch doel-middel oorzakelijk (oorzaak-gevolg)
redengevend tegenstellend toegevend voordeel-nadeel voorwaardelijk opsommend vergelijkend toelichtend concluderend Bij de probleemstructuur wordt een probleem met de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen uitgewerkt. Een tekst met een chronologische structuur geeft een overzicht in verschillende stappen. Bij de evaluatiestructuur worden de voor- en nadelen van verschillende onderwerpen opgesomd en zegt de schrijver wat de voorkeur krijgt. Een overzicht van de signaalwoorden vind je bij opdracht 1 van dit deel. TUSSENSTOP 5 345
onthouden © VAN IN
3
luiSteren: multitaSKen
Voor het luisteren
Elke weekdag van 12:00 tot 13:00 uur
Lieven Vandenhaute
Single focus
Dokter en onderzoeker
© Nola Cammu
Hendrik Cammu
Multitasking
TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP 1 Bestudeer aandachtig de infographic die bij het luisterfragment hoort en beantwoord volgende vragen. a Over welk soort luisterfragment gaat het hier? b Het fragment gaat dieper in op het onderwerp multitasken. Kun je omschrijven welk deelaspect behandeld wordt? c Geloof jij dat vrouwen betere multitaskers zijn? Waarom wel/niet?© VAN IN
Tijdens het luisteren
2 Je luistert naar een deel van een interview tussen presentator Lieven Vandenhaute en dokter Hendrik
Cammu.
a Lees aandachtig de vragen zodat je weet waarop je je precies moet focussen. b Geef concreet aan waarop je tijdens het luisteren zult letten en welk luisterdoel je hebt.
• Wat is de aanleiding voor het interview met dokter en onderzoeker Hendrik Cammu? ¡ Presentator Lieven Vandenhaute wil weten waarom hij als man geen twee zaken tegelijkertijd kan uitvoeren.
¡ Dokter Hendrik Cammu heeft onderzoek gedaan naar het verschil in multitasken tussen mannen en vrouwen.
¡ Zwitserse wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar het verschil in multitasken tussen mannen en vrouwen.
¡ Luisteraars van Nieuwe feiten willen weten of het klopt dat vrouwen beter zijn dan mannen in multitasken.
• Wat is de Stroop-test? ¡ Bij dit taalexperiment worden de woorden rood en groen in een andere kleur aan de deelnemers getoond. De proefpersonen moeten dan het juiste woord benoemen. ¡ Bij dit taalexperiment worden de kleuren rood en groen met andere woorden aan de deelnemers getoond. De proefpersonen moeten dan het juiste woord benoemen. ¡ Bij dit taalexperiment worden de woorden rood en groen in een andere kleur aan de deelnemers getoond. De proefpersonen moeten dan de juiste kleur benoemen. ¡ Bij dit taalexperiment worden de kleuren rood en groen met andere woorden aan de deelnemers getoond. De proefpersonen moeten dan de juiste kleur benoemen.
TUSSENSTOP 5 347 • Lieven Vandenhaute spreekt op een bepaald moment van een mentale taak. Kun je uit de context afleiden wat hij daarmee bedoelt? • Waarom hebben de Zwitserse onderzoekers de deelnemers aan het experiment laten lopen op de loopband en hen tegelijkertijd onderworpen aan de Stroop-test? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. ¡ Om de linkerhersenhelft van de proefpersonen extra te belasten. ¡ Om de proefpersonen extra fysiek te belasten. ¡ Om de rechterhersenhelft van de proefpersonen extra te belasten. ¡ Om de proefpersonen extra mentaal te belasten. © VAN IN
• Tot welke conclusie komen de Zwitserse onderzoekers? Geef je antwoord weer in maximaal dertig woorden.
3 Je luistert nu een tweede keer naar het fragment. Verbeter je antwoorden waar nodig of vul ze verder aan.
Na het luisteren
4 Tijd om na te gaan hoe je de luisteroefening hebt ervaren en aangepakt. Beantwoord individueel de vragen in en motiveer telkens je antwoord. Nadien bespreek je klassikaal de antwoorden. a Hoe heb je het intensief luisteren ervaren?
TRAJECT NederlaNds 3 TUSSENSTOP b Op welke problemen of knelpunten ben je gebotst? c Wat zou je de volgende keer anders aanpakken? Noteer twee concrete zaken waar je bij een volgende opdracht op zult letten. © VAN IN