Storia HD live 2_editie 2025

Page 1


LEERWERKBOEK

A-stroom

Leerwerkboek

Kristel Bekers

Gorik Goris

Senne Hendrickx

Caroline Jans

Rogier Lindemans

Kris Merckx

Wim Moreau

Jacky Philips

Luc Van den Broeck

Jos van Dooren

o.l.v. Katleen Dillen

2 2 2

Dit leermiddel is onderdeel van de lesmethode Storia HD van Uitgeverij VAN IN. Het is ontwikkeld met de intentie dat iedere leerling zich herkent en thuis voelt in beeld en tekst.

Heb je op- of aanmerkingen, dan kun je contact opnemen met Uitgeverij VAN IN.

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden.

Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.

Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.

Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2025

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Credits:

blz. 9, 24 Reliëf © Belgaimage/Luisa Ricciarini/Leemage blz. 17 Mummie © Belgaimage blz. 18, 68, 74, 92, 131, 138, 153, 229 Cartoon © Lectrr blz. 21 Griekse landschappen © Getty Images/iStockphoto blz. 23 Wijn en brood © Getty Images/iStockphoto  blz. 30 Gerestaureerde troonzaal in Knossos © Imageselect/Alamy/funkyfood London - Paul Williams blz. 33 Detail grafschildering fluitspeler © Belgaimage/www.bridgemanart.com blz. 36 Luchtfoto Mykene © Corbis blz. 37 Gouden dodenmasker, schathuis van Atreus © Belgaimage/Funkystock blz. 38 Mykonosvaas © Imageselect/Erich Lessing/Album blz. 49 Google Earth © 2020 Google blz. 50 De olympische vlam © Belgaimage/AFP-ARCHIVE blz. 51 Pankration © Belgaimage/World History Archive blz. 57 Beschilderd Attisch aardewerk, amfora © Granger/Bridgeman Images; mengvat © Getty Images/Ashmolean Museum, University of Oxford blz. 67 Borstbeeld Solon © Belgaimage/De Agostini/L. Pedi blz. 71 Potscherven © Imageselect/andronosh/ Alamy Stock Photo blz. 71 Een reliëf van de Democratie © Imageselect/Alamy Stock Photo blz. 79 Aristides wordt verbannen © Shutterstock/Gianni Dagli Orti blz. 88 Buste van Perikles © Imageselect/Peter Barritt/Alamy Stock Photo blz. 100 en 116 Mozaïek Huis van de Faun © Belgaimage/DEA M CARRIERI blz. 104 Griekse tempel © Getty Images blz. 105 Propyleeën © Getty Images/ Moment RF/George Papapostolou blz. 108 Kouros © Belgaimage/DEA G DAGLI ORTI blz. 110 Vaas zwarte figuren en vaas rode figuren © Belgaimage/DEA G DAGLI ORTI blz. 114 Het orakel van Delphi © Belgaimge/www.bridgemanart.com blz. 117 Porta Nigra (en blz. 243), Leptis Magna en Romeinse villa in Volubilis © Getty Images/iStockphoto blz. 119 Bronzen beeld © Getty Images/iStockphoto blz. 136 Campaanse plaat © Belgaimage/DEA G DAGLI ORTI blz. 152 ‘De moord op Caesar’ (V. Camuccini) © Belgaimage/www.bridgemanart.com blz. 158 Marmeren standbeeld keizer Augustus ©Till Niermann blz. 172 Circus Maximus © Corbis/Vanni Archive blz. 174 Borstbeeld Cicero © Belgaimage/www.bridgemanart.com; borstbeeld jongeman © Getty Images; detail Alexandermozaïek © Belgaimage/Roger-Viollet; Gemma Claudia © Belgaimage/Bridgeman Art Library/www.bridgemanart. com blz. 179 Griekse vaas © Antikenmuseum Basel und Sammlung Ludwig blz. 181 Detail van een vaas © Nimatallah/akg-images blz. 188 Vestaalse maagden © Imageselect/Alamy Stock Photo/Peter Ptschelinzew blz. 190 Graffito Alexamenos © Belgaimage/ akg-images/ImageGlobe blz. 200 Het ‘viermansbestuur’ © Belgaimage/Stefano Politi blz. 214 en 230 Reconstructie, Nationaal Archeologisch Museum, Athene © Giovanni Dall’Orto blz. 218 Kaart van Ptolemaeus © The British Library Board; buste van Pythagoras © Corbis/Araldo de Luca blz. 220-221 Oogoperatie, tractiebed, tandprothese, hersenoperatie © BBC blz. 228 Alle beelden © Ancient Discoveries, BBC blz. 230 Mechanisme antikythera © Ancient Discoveries, BBC blz. 232 Schilderij geneeskunde © Belgaimage/www.bridgemanart.com blz. 239 Standbeeld Ambiorix © Belgaimage/Clément Philippe blz. 249 Dierengevechten mozaïek © Belgaimage/Bildarchiv Steffens/Manfred Penschow www.steffens.biz/www.bridgemanart.com; gladiatoren mozaïek Rome © Belgaimage/De Agostini G Dagli Orti; gladiatoren mozaïek Pompeji © Belgaimage/De Agostini G Dagli Orti blz. 261 Openbare toiletten © Belgaimage blz. 263 Europees Parlement in Brussel © Shutterstock/Alexandros Michailidis blz. 272 Vlaams Parlement en federaal parlement © Imageselect/Alamy/Werner Lerooy; Europees Parlement © Imageselect/Alamy/ Lois Elvey/Stockimo blz. 273 Vlag van België © Getty Images/iStockphoto; vlag Brussels Gewest © Semmick Photo 2015

Cover- en lay-outconcept: Peer bvba

Opmaak: Ontvlambaar

Eerste druk 2025

ISBN 978-94-651-4238-8

D/2025/0078/114

Art. 609875/01

NUR 130

Tekeningen: Katrien Davans

Cartoons: Steven Degryse (Lectrr)

Cartografie: Van Dijk Vormgeving & Kartografie, Van Oort redactie en kartografie, Almere, Rerink kartografie & vormgeving, Eindhoven

INHOUD

Werken met Storia HD Live 4

A De eerste stappen in het tweede jaar 9

Les 1 Overal vind je sporen van de klassieke oudheid 10

Les 2 Even je geheugen opfrissen 14

Les 3 Landschappen en mensen in het Middellandse Zeegebied 21

Onderzoek 1: de minoïsche ‘paleizen’ op Kreta 28

B De bloei van de Griekse wereld 33

Les 4 De komst van de Grieken 34

Ontdekplaat – Mykeners, de eerste Grieken

Les 5 De Griekse samenleving: politiek verdeeld maar cultureel één 41

Ontdekplaat – Een Griekse stadstaat

Les 6 De Olympische Spelen 48

Ontdekplaat – De Olympische Spelen

Les 7 Boeren, kolonisten en handelaars in Hellas 55

Les 8 Sparta en Athene 64

Onderzoek 2: democratie in Athene 77

Les 9 De Grieken voeren oorlog 83

Ontdekplaat – De Perzische oorlogen

Les 10 Alexander de Grote en de hellenistische rijken 95

Les 11 De Griekse kunst 103

Ontdekplaat – De Griekse beeldende kunst

Les 12 De godsdienst bij de Grieken 112

Ontdekplaat – Het orakel van Delphi

Overzicht B 116

C Het Romeinse Rijk 117

Les 13 Rome begint als stadstaat 118

Les 14 De Romeinse republiek 126

Les 15 Rome wordt machtig 134

Ontdekplaat – Rome wordt machtig

Les 16 De veroveringen veranderen de Romeinse samenleving 141

Les 17 De burgeroorlogen 149

Les 18 Augustus, de eerste keizer 157

Ontdekplaat – Het Romeinse leger in de keizertijd

Les 19 De economie van het Romeinse Rijk 164

Les 20 De Romeinse kunst 170

Les 21 Theater en literatuur in de klassieke

Les 22 De godsdienst bij de Romeinen 186 Ontdekplaat – De Griekse en Romeinse godsdienst

Les 23 Bloei en verval van het Romeinse Rijk 194

Ontdekplaat – Bloei en verval van het Romeinse Rijk

Onderzoek 3: de ‘val van Rome’: een waarschuwing uit het verleden? 206

D Wetenschap en techniek in de klassieke

Schema historisch denken

Storia HD Live bestaat uit een leerwerkboek en digitaal materiaal dat je op iDiddit terugvindt.

Dit overzicht geeft je inzicht in welke onderdelen je waar kunt vinden.

Storia HD Live bestaat uit 7 thema’s. Een thema start met een themapagina en eindigt meestal met een overzicht. Een thema kan uit meerdere (methode)lessen en/of onderzoeken bestaan.

Een onderzoek vertrekt van enkele historische vragen en een reeks bronnen met opdrachten. Een (methode)les bevat ook lesteksten en is steeds op dezelfde manier opgebouwd:

1 Inleiding met historische vragen

2 Lestekst

3 Opdrachten met bronnen

4 KENNEN en KUNNEN

5 Het schema van de les

INLEIDING

De komst van de Grieken

Een les of onderzoek start altijd met een krachtige INLEIDING.

In het blauw staan telkens de historische vragen of probleemstellingen opgelijst waarrond deze les of dit onderzoek is opgebouwd.

• De icoontjes links van de inleidende tekst geven aan welke domeinen in de les aan bod komen.

• Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat.

• De tijdlijn situeert de les in de tijd.

Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in. In de LESTEKST, herkenbaar aan de oranje kantlijn, krijgen moeilijke woorden een ander kleurtje. Ze worden verklaard in de woordenlijst vanaf blz. 275.

LESTEKST

Op iDiddit vind je alle informatie uit je boek. Dat wil zeggen dat alle teksten, bronnen en opdrachten op papier ook een digitale vertaalslag kregen. Je kunt dus kiezen hoe je met Storia HD aan de slag wilt gaan.

VERDER OEFENEN vind je uitsluitend online.

Op iDiddit vind je ook:

• adaptieve oefeningen;

• het e-book;

• extra bronnen;

• kennisclips historisch denken;

• ontdekplaten en hun takenbladen.

Wie wil, kan op iDiddit eigen notities bijhouden.

OPDRACHTEN MET BRONNEN

Bij sommige lessen hoort een ONTDEKPLAAT. Die vind je alleen op iDiddit. Je ontdekt en verkent aan de hand van een interactieve afbeelding een historisch fenomeen. De bijbehorende opdrachten kun je digitaal maken.

is weinig teruggevonden. Dankzij Romeinse kopieën en mozaïeken kunnen archeologen zich wel enigszins een idee vormen van de Griekse schilderkunst. Is het nu zwart op rood of … Bron 17 Griekse amforen

A B 5e of 4e eeuw v.C., Provinciaal Archeologisch Museum van Bari, Italië 5e eeuw v.C., Provinciaal Archeologisch Museum van Bari, Italië

Noteer bij elke amfoor de juiste stijl en vink de juiste beschrijving aan. stijl = stijl = zwarte figuren op een rode achtergrond rode figuren op een zwarte achtergrond zwarte figuren op een rode achtergrond rode figuren op een zwarte achtergrond

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘agora’, ‘fries’, ‘fronton’ en ‘beeldende kunsten’ uitleggen

2 uitleggen wat monumentale en openbare bouwkunst betekenen

3 drie Griekse bouwwerken benoemen en de functie ervan beschrijven

4 vier kenmerken van een Griekse tempel opsommen

5 drie Griekse bouwstijlen opnoemen en van elke zuil minstens twee duidelijke kenmerken geven

6 de verschillende periodes van de Griekse beeldhouwkunst opnoemen en in de tijd situeren

7 twee kenmerken van elke periode geven 8 het belang van Griekse vazen voor historici uitleggen KUNNEN

1 de stijl van een tempel herkennen

2 vier bouwwerken van de Atheense Akropolis herkennen

3 een klassiek beeldhouwwerk in de juiste periode plaatsen

4 aan de hand van een afbeelding één verschil tussen zwart- en roodfigurige vazen geven Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.

KENNEN EN KUNNEN

OPDRACHTEN zetten je bijna altijd aan het werk met BRONNEN. De contextinformatie die je steeds onder de bron terugvindt, helpt je om de bron te begrijpen.

LES 5 SCHEMA

De Griekse samenleving: politiek verdeeld, maar cultureel één

1 Hellas bestaat uit afzonderlijke, zelfstandige poleis

Hellas is het gebied waar de Grieken wonen. De Romeinen noemden het Griekenland.

Uitzicht: vele steile bergketens + diepe dalen + een aantal kleine vlakten

De ontwikkeling van stadstaten (poleis): een polis bestaat uit een centrum met burcht (akropolis) + openbare gebouwen en huizen + omliggende dorpen en landbouwgebieden.

De polis is politiek en economisch onafhankelijk. De poleis bestrijden elkaar regelmatig.

Hellas is politiek verdeeld.

2 Hellas vormt een eenheid op cultureel gebied

De Grieken voelen zich wel één gemeenschap op de volgende gebieden:

Levensopvatting Onder invloed van Homeros waarderen alle Grieken dezelfde deugden.

Taal Alle Grieken spreken dezelfde taal. Godsdienst Onder invloed van onder andere Homeros hebben de Grieken gemeenschappelijke goden, spelen, heilige plaatsen en orakels.

ONTDEKPLAAT VERDER OEFENEN SCHEMA

Bij VERDER

OEFENEN vind je:

• extra bronnen en opdrachten;

• adaptieve oefeningen: ze helpen je om bepaalde kennis en historische vaardigheden op jouw niveau in te oefenen.

Bij elke les vind je op iDiddit een schema dat je makkelijk kunt bewerken. Het vormt de ideale start voor jouw samenvatting.

De woordenlijst vind je achteraan in het boek op papier. Op iDiddit kun je de betekenis van een begrip handig raadplegen bij ‘Extra materiaal’.

Mijn lesmateriaal

Het onlineleerplatform bij Storia HD Live

Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, ontdekplaten, extra bronnen, adaptieve oefeningen ...

Extra materiaal

Bij bepaalde stukken theorie kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woordenlijst, een bron of een lestekst.

Opdrachten

Hier kan de leerkracht opdrachten voor jou klaarzetten.

Resultaten

Wil je weten hoever je staat met oefenen en opdrachten?

Hier vind je een overzicht van je resultaten.

Notities

Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud?

Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.

VAN IN Plus

Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus -app en scan de bladzijde.

Meer weten?

Ga naar www.ididdit.be

Geschiedenis studeren: in de klas en thuis

Welkom in de geschiedenislessen van het tweede jaar van het secundair onderwijs. Je ontdekte vorig schooljaar al dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren.

Geschiedenis is niet zo moeilijk, als je de lessen op de juiste manier aanpakt. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten in de klas brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen.

In de klas

Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je thuis gemakkelijker de leerstof kunnen instuderen.

In de klas doe je het volgende:

- prent de titel van de les onmiddellijk in je hoofd;

- let op de ondertitels; ze vatten de ho ofdlijnen van de les samen;

- het is belangrijk dat je alles begrijpt; woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je immers moeilijk onthouden;

- probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt;

- bestudeer de bronnen en de opdrachten aandachtig;

- zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.

Thuis

Voorbereiden

Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerwerkboek, notities, een te verbeteren test ... Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.

Verkennen

Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titels en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.

Lezen en begrijpen

Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de bronnen brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden die aan bod komen, begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. We onderscheiden historische begrippen en structuurbegrippen. Die laatste gaan over het vak geschiedenis. Je vindt ze in een kleurtje in de woordenlijst.

Lesteksten kun je samenvatten met een schema of een mindmap . Dat zijn goede geheugensteunen.

Bekijk vervolgens het schema . Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan

de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen.

Als je op deze manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.

Oefenen

Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden . Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult zo bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten.

Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.

Studeren

De avond voor een test of examen moet je de les instuderen. Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop nog eens alle opdrachten. Let daarbij extra op de titels, zodat je inzicht hebt in de opbouw van de les. Bij een toets of examen is het echter niet voldoende om enkel de informatie van je schema op te schrijven.

Controleren

Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je leerwerkboek. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN.

KENNEN geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. KUNNEN somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen.

De lijst KENNEN en KUNNEN is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, vink je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op iDiddit vind je interactieve opdrachten om KENNEN en KUNNEN verder in te oefenen.

Historisch denken

Je leert in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden, maar ook hoe deze verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen: je leert historisch denken . We geven je hier een overzicht van de vijf onderdelen van historisch denken. Dat hoef je niet uit het hoofd te leren.

HD 1 Vragen stellen over het verleden

Historisch denken start met een historische vraag. In het begin van elke les formuleren we de vragen die we tijdens die les zullen onderzoeken. Je vindt ze in een kleurtje in de inleiding. Alle vragen die je stelt over het verleden, de relatie heden-verleden en de manier waarop kennis over het verleden tot stand komt, zijn historische vragen.

HD 2 Een geordend beeld van het verleden opbouwen

Geschiedkundigen ordenen stukjes geschiedenis in tijd, ruimte en maatschappelijk domein (zie les 2). Zo krijg je een beter overzicht en inzicht. Tegelijkertijd leer je historische begrippen en structuurbegrippen (zie woordenlijst) om de kenmerken van de samenlevingen die je bestudeert juist te benoemen.

HD 3 Kritisch redeneren met en over bronnen

Onze kennis over het verleden leiden we af uit bronnen: we redeneren met bronnen. Daarom is het heel belangrijk om goede bronnen uit te kiezen. Je leert controleren of een bron betrouwbaar en bruikbaar is: dat is redeneren over bronnen.

HD 4 Tot historische beeldvorming komen

Het antwoord op een historische vraag is een samenhangende historische redenering. Typische historische redeneringen zijn: aanleiding-oorzaak-gevolg-toeval, evolutie -revolutie, gelijktijdigheid-ongelijktijdigheid en continuïteit - verandering

HD 5 Reflecteren over de relatie verleden, heden en toekomst

Iedereen kijkt met zijn ogen naar het heden en het verleden: vanuit het eigen perspectief. Mythes vervormen ons beeld van het verleden. We weten bovendien niet alles over het verleden. Je leert ook nadenken over het gebruik van geschiedenis in de samenleving.

Lees de krachtlijnen van historisch denken en onderstreep de kernwoorden.

A De eerste stappen in het tweede jaar

Dit schooljaar bestudeer je de klassieke oudheid. In dit onderdeel krijg je enkele voorbereidende lessen. Je zult ontdekken dat de klassieke oudheid zichtbaarder aanwezig is in onze 21e eeuw dan je wel zou denken. In les 2 frissen we de historische vaardigheden op. Daarna ben je helemaal klaar om in de geschiedenis van de Grieken en de Romeinen te duiken.

Kleur Griekenland rood en Italië groen op deze hedendaagse kaart.

Overal vind je sporen van de klassieke oudheid

De Grieken en de Romeinen bouwen tussen 800 v.C. en 500 n.C. een bloeiend rijk rond de Middellandse Zee. Op die manier leggen ze voor een groot deel de basis van onze samenleving. Dat betekent dat heel wat zaken uit ons hedendaagse leven hun oorsprong vinden in de klassieke oudheid.

Welke soorten bronnen zijn er?

Welke sporen van de klassieke oudheid kun je vandaag nog vinden in onze taal en in onze samenleving?

PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN

Kaartnr(s).

KLASSIEKE OUDHEID

MIDDELEEUWEN

GROEPSWERK

1 Verdeel de klas in groepjes van drie of vier personen.

2 Je leraar geeft elk groepje drie kaartjes met sporen uit de klassieke oudheid. Er zijn drie soorten kaartjes: over archeologische vondsten, over taal en over samenleving.

3 Met de informatie op de kaar tjes lossen jullie de opdrachten op.

4 Je tijd is bep erkt: na vijf minuten geef je je kaartjes door aan een ander groepje.

5 Als je alle vragen go ed beantwoordt, ontdek je wat de klassieke oudheid voor ons betekent.

Succes!

Bron 1 Nationaal Archeologisch Museum Athene

OPDRACHT 1

Archeologische vondsten en andere bronnen

Bronnen geven informatie over het verleden: ze zijn de basis van onze historische kennis. Ze worden op drie manieren in groepen ingedeeld. Ten eerste maken we een onderscheid tussen ‘historische bronnen’ en ‘historische werken’ . Historische bronnen zijn voorwerpen uit het verleden en getuigenissen over het verleden. Historische werken zijn het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek na de feiten, met behulp van bronnen en andere werken. Ten tweede maken we een onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen. Primaire bronnen dateren uit de tijd zelf. Secundaire bronnen zijn later gemaakt. Ten derde maken we een onderscheid tussen ‘geschreven’ en ‘ongeschreven’ bronnen. Ongeschreven bronnen worden verder verdeeld in mondelinge en materiële bronnen. De Romeinen hebben sporen nagelaten van het noorden van Afrika tot het noorden van het Verenigd Koninkrijk.

1 Hoelang worden de vrouwen van Karyae volgens de mythe gestraft voor hun steun aan de Perzen?

2 In welk Noord-Afrikaans land vind je de overblijfselen van de Romeinse stad Volubilis?

3 Welk Romeins bouwwerk in het noorden van Europa is grotendeels bewaard gebleven?

4 Waarmee werd de Romeinse stad Nîmes, dankzij een buitengewone constructie, automatisch bevoorraad?

5 Deze Vlaamse stad werd gesticht door de Romeinen.

6 Deze wetenschap onderzoekt de overblijfselen van oude culturen.

7 Hoe heet het grote Romeinse theater in het hartje van Rome?

2

Sporen in ons taalgebruik

De Romaanse talen – Italiaans, Frans, Spaans, Portugees en Roemeens – zijn rechtstreeks ontstaan uit de taal van de Romeinen: het Latijn . Maar ook in de Germaanse talen , zoals het Nederlands, zijn er heel veel woorden die uit het Grieks of het Latijn stammen. Daarnaast heb je heel wat namen en uitdrukkingen die verwijzen naar de klassieke oudheid.

Bron 2 Romaanse talen

Amici mei aquam solemque adorant!

I miei amici adorano l’acqua ed il sole!

Mes amis adorent l’eau et le soleil!

¡Mis amigos adoran el agua y el sol!

Os meus amigos adorão a água e o sol!

Prietenii mei adora apa si soarele!

1 Wat is het eerste woord van de beroemde uitspraak van Caesar ? ‘…, vidi, vici.’

2 Dit is de eerste letter van het Griekse alfab et.

3 Deze talen stammen af van het Latijn.

4 ‘Democratie’ komt van de Griekse woorden ‘dèmos’ en ‘krateo’. Wat betekent ‘dèmos’?

5 Uit deze oude taal zijn sommige van onze spreekwoorden letterlijk vertaald.

6 Dit lichaamsdeel van de Griekse held Ajax vind je terug in het logo van een Nederlandse voetbalploeg.

7 Hoe dikwijls gebruiken wij Nederlandse woorden met een Latijnse of Griekse oorsprong?

De grondslag van onze samenleving

Onze samenleving ontstaat door de samensmelting van de klassieke cultuur met de Germaanse en de christelijke . Onze politieke organisatie, onze manier van denken, onze kunst ... hebben hun wortels in de klassieke oudheid.

1 Zij verspreiden het gebruik van het Romeinse recht vanaf de 15e eeuw.

2 Deze zuiderse vrucht raakt bij ons b ekend door de uitbreiding van het Romeinse Rijk.

3 Hoeveel eeuwen zitten er ongeveer tussen het einde van het Romeinse Rijk en het begin van de renaissance?

4 Dit is een van de oudste olympische disciplines

5 Wie wordt door het parlement vertegenwoordigd?

6 Welke letter gebruiken de Romeinen voor het getal 1 000?

7 Deze maand draagt de naam van een Romeinse keizer.

8 Wat werd tussen de 10e en de 6e eeuw v.C. uitgevonden en via de Romeinen bij ons ingevoerd?

Wil je eerst ons politieke systeem begrijpen voor je je onderdompelt in de politieke systemen uit de klassieke oudheid? Zie les 30 en 31.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘historische bronnen’, ‘historische werken’, ‘primaire bronnen’, ‘secundaire bronnen’, ‘geschreven bronnen’ en ‘ongeschreven bronnen’ uitleggen

2 de invloed van de klassieke talen op de hedendaagse talen uitleggen

3 drie voorbeelden van invloeden van de klassieke oudheid op onze samenleving opnoemen

KUNNEN

1 uit bronnen informatie halen

2 inzien dat onze samenleving uit het verleden voortvloeit

3 een reeks bronnen volgens soort sorteren

4 interesse voor het verleden tonen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Overal vind je sporen van de klassieke oudheid

1 Archeologische vondsten en andere bronnen

Bronnen

geven informatie over het verleden

Verschillende soorten bronnen

Historische bron ÅÆ Historisch werk voorwerp uit het verleden of getuigenis over het verleden resultaat van wetenschappelijk onderzoek

Primaire bron ÅÆ Secundaire bron dateert uit de tijd zelf is later, in een andere tijd gemaakt

Geschreven bron ÅÆ Ongeschreven bron mondelinge materiële

2 Sporen in ons taalgebruik

Romaanse talen

stammen rechtstreeks af van het Latijn Italiaans, Frans, Spaans, Portugees, Roemeens

Germaanse talen bevatten woorden afkomstig uit het Latijn en het Grieks namen en uitdrukkingen uit de klassieke oudheid

3 De grondslag van onze samenleving

Klassieke cultuur

Germaanse cultuur Christendom

Onze samenleving

Even je geheugen opfrissen

Vorig schooljaar zette je je eerste stappen in het geschiedkundige onderzoek. Je weet dat een geschiedkundige zich baseert op bronnen om een beeld te krijgen van het verleden. Vorige les herhaalde je al hoe geschiedkundigen bronnen indelen. In deze les frissen we de andere historische vaardigheden op.

Hoe ordenen we het verleden in de tijd, de ruimte en het domein? Welke beperkingen hebben bronnen?

Waarom is de geschiedenis niet hetzelfde als het verleden?

PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN

OPDRACHT 1

Kaartnr(s).

KLASSIEKE OUDHEID

Je weg vinden in het verleden

ca. 1450 het einde van de Tweede Wereldoorlog ca. 1750 de val van het Oost-Romeinse Rijk 1945 het begin van de industrialisatie 1 REFERENTIE-

VROEGMODERNE

Om je weg te vinden in al die eeuwen geschiedenis, komt het eropaan dat verleden te ordenen in de tijd , de ruimte en het domein

Bekijk de tijdlijn op deze bladzijde. De jaren waarin we de tijden laten eindigen of beginnen, noemen we de scharnierdata. Naar welke ‘symbolische’ gebeurtenissen verwijzen ze? Verbind de jaartallen met de juiste zin.

ca. 3500 v.C. de stichting van Rome (volgens de mythe in 753 v.C.) ca. 800 v.C. de val van het West-Romeinse Rijk ca. 500 Het eerste schrift maakt het mogelijk om taal op te schrijven.

OPDRACHT 3 OPDRACHT 4

Vul de zeven tijdvakken in.

tot ca. 3500 v.C.

ca. 3500 v.C. tot ca. 800 v.C.

ca. 800 v.C. tot ca. 500 n.C.

ca. 500 tot ca. 1450

ca. 1450 tot ca. 1750

ca. 1750 tot 1945

vanaf 1945

Denk aan de hand van de volgende stellingen na over onze indeling van de tijd. Zijn de uitspraken juist of fout?

Juist Fout

a De indeling in zeven tijden is eerder een hulpmiddel gebaseerd op afspraken dan een realiteit.

b De indeling in zeven tijden is de enige juiste indeling van de geschiedenis.

c In werkelijkheid gebeuren veranderingen vaak heel langzaam. De scharnierdata zijn symbolisch.

d Hoe recenter de geschiedenis, hoe langer de tijdvakken.

e Naast de christelijke tijdrekening bestaan er nog andere tijdrekeningen, zoals de joodse en de islamitische.

f De indeling in zeven tijden werd al gebruikt in de klassieke oudheid.

g Indelingen van de geschiedenis zijn tijds- en plaatsgebonden.

h De indeling in zeven tijden is de meest gebruikte indeling van de westerse geschiedenis.

a Historische gebeurtenissen kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Op ruimtelijk vlak maken we een onderscheid tussen globaal , lokaal , regionaal , continentaal en nationaal Vul die begrippen in bij de juiste omschrijving.

Begrip

Betekenis

verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)

verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)

verwijst naar de staat of het land

verwijst naar het werelddeel

verwijst naar de wereld

b Om ruimte structuur te geven, maken we ook een onderscheid tussen:

• open ruimte en gesloten ruimte ;

• stedelijke ruimte en rurale ruimte ;

• continentale ruimte en maritieme ruimte

Vul die begrippen in bij de juiste omschrijving.

Begrip

Betekenis de stad

het platteland een open landschap of een open samenleving een gesloten landschap of een gesloten samenleving landinwaarts, niet gericht op de zee in of aan zee

Tot slot ordenen we geschiedenis volgens de maatschappelijke domeinen. Geef voor elke zin een passend domein: politiek, sociaal, economisch of cultureel (P, S, E of C).

a De Egyptische schrijvers gebruiken papyrus, rieten pennen en inkt.

b De piramiden zijn niet gebouwd door slaven, maar door loonarbeiders.

c De Egyptenaren bouwen tempels voor hun goden.

d De irrigatielandbouw is heel succesvol.

e De steden aan de stromen groeien uit tot ontwikkelde staten.

f De Kelten worden verslagen door Germanen en Romeinen

g De druïden en barden hebben een speciale positie in de Keltische samenleving.

h Tot ca. 10 000 jaar geleden leven alle mensen als jagers en verzamelaars.

Synthese: situeer de bronnen op blz. 17 in tijd, ruimte en domein. *

Tijd Ruimte Domein

Bron 1

Bron 2

Bron 3

Bron 4

Bron 5

* Dikwijls passen meerdere domeinen. Eén juist antwoord is hier voldoende.

OPDRACHT 5
OPDRACHT 6

Bron 1 Mummie

De mummie van farao Ramses II in het Egyptisch Museum, Caïro

Bron 3 Aanslag op de WTC-torens

Op 11 september 2001 vond een aanslag plaats op de WTC-torens in New York.

Bron 5 Pont du Gard (Zuid-Frankrijk)

Bron 2 Romeinse weg tussen Tongeren en Aarlen

Bron 4 Een school

Schildering uit de 14e eeuw

Dit aquaduct is 275 m lang en 49 m hoog. Het werd in de 1e eeuw gebouwd, na de dood van de Romeinse keizer Augustus. Een aquaduct is een brug voor ‘de waterleiding’. (Aqua is het Latijnse woord voor ‘water’.)

BRONNEN BEOORDELEN

OPDRACHT 7

Redeneren over bronnen

Om een antwoord te vinden op een historische vraag zoeken en selecteren we bronnen . Je weet al uit de lessen van vorig schooljaar dat je daarmee voorzichtig moet omspringen. Bronnen hebben immers altijd bepaalde beperkingen . Die beperkingen zijn afhankelijk van de historische vraag die je stelt en kunnen te maken hebben met de bruikbaarheid , de representativiteit en/of de betrouwbaarheid van de bron. In de loop van het schooljaar zullen we dat regelmatig inoefenen. Je moet er ook rekening mee houden dat de historische bronnen die in de lessen worden gebruikt, dikwijls zijn bewerkt . Dat betekent dat ze niet gelijk zijn aan de originele bron. Bronnen worden ingekort of vertaald, er wordt een titel toegevoegd ... Die ingrepen kunnen de betekenis van de bron beïnvloeden.

Welke vraag moet je stellen? Verbind.

Is de bron bruikbaar?

Is de bron representatief?

Is de bron betrouwbaar?

OPDRACHT 8

Vertelt de bron de waarheid?

Geeft de bron een antwoord op de historische vraag?

Geeft de bron een typerend beeld?

Vorig schooljaar leerde je dat de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is van de maker, het doelpubliek en de bedoeling van de bron. Vul het schema aan.

STANDPLAATSGEBONDENHEID

informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren

Let op de standplaatsgebondenheid van de maker: wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, persoonlijke kenmerken.

BRON

Wat betekenen de volgende vermeldingen bij bronnen? Verbind.

Vertaald

Het is geen letterlijke weergave van de originele tekst. ‘Naar …’

Een materiële bron wordt niet in haar geheel getoond. (…) of …

Detail

De originele bron is in een andere taal.

Er is op die plaats in de originele bron geknipt.

De geschiedenis is niet het verleden

Geschiedenis is een reconstructie van het verleden. Over sommige periodes uit ons verleden weten we slechts weinig door het gebrek aan bronnen . Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, kan onze kennis over het verleden veranderen. Dat gebeurt ook als de geschiedkundigen een bron anders gaan interpreteren

Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord.

a Het verleden kan veranderen / blijft hetzelfde.

b Onze kennis over het verleden is volledig / onvolledig.

c Onze eigen standplaatsgebondenheid b eïnvloedt wel / niet hoe wij naar het verleden kijken.

d Geschiedenis is niet / wel hetzelfde als het verleden.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen

KENNEN

1 de begrippen ‘verandering’, ‘tijd’, ‘millennium’, ‘eeuw’, ‘tijdrekening’, ‘ruimte’, ‘lokaal’, ‘regionaal’, ‘globaal’, ‘open en gesloten ruimte’, ‘stedelijke en rurale ruimte’, ‘continentale en maritieme ruimte’, ‘domein’, ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘economisch’ uitleggen

2 de begrippen ‘tijdvak’, ‘decennium’, ‘standplaatsgebondenheid’ en ‘reconstructie’ uitleggen

3 de zeven tijden met begin- en eindjaar opnoemen

4 de gebeurtenissen waarnaar de scharnierdata verwijzen, opnoemen

5 drie verschillende tijdrekeningen opnoemen

6 de vier verschillende domeinen opnoemen en uitleggen

7 drie beperkingen van bronnen opnoemen

8 de drie elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is, opnoemen

9 het verschil tussen de geschiedenis en het verleden uitleggen

KUNNEN

1 een gebeurtenis in de juiste tijd, op de juiste plaats en bij het juiste domein plaatsen

2 de beperkingen van onze indeling in tijdvakken met twee voorbeelden uitleggen

3 aantonen hoe een bron bewerkt is

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Even je geheugen opfrissen

1 Je weg vinden in het verleden

TIJD

LES 2 SCHEMA @VANIN

RUIMTE

aanduiden tijdrekening christelijke, islamitische, joodse

zichtbaar maken tijdlijn indelen begrippen decennium (10 jaar) eeuw (100 jaar) millennium (1 000 jaar) ordenen tijden of tijdvakken

een werelddeel, een deel van een werelddeel, een land, een streek, een gemeente open en gesloten ruimte stedelijke en rurale ruimte continentale en maritieme ruimte

DOMEIN

politiek bestuur en grondgebied sociaal verschillende bevolkingsgroepen armoede en rijkdom economisch hoe voorziet de mens in zijn levensonderhoud? cultureel het streven naar wijsheid en schoonheid godsdienst, tradities en gewoonten

2 Redeneren over bronnen

Een bron moet je, in functie van de historische vraag die je stelt, beoordelen op:

• bruikbaarheid = geeft ze een antwoord op de historische vraag?

• representativiteit = geeft ze een typerend beeld?

• betrouwbaarheid = vertelt ze de waarheid?

De betrouwbaarheid van bronnen is afhankelijk van:

• de maker (wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, persoonlijke kenmerken)

• het doelpubliek

• de functie of bedo eling van de bron (informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren)

Gebruik en vergelijk zo veel mogelijk bronnen.

3 De geschiedenis is niet het verleden

De kennis die we hebben van het verleden is bepaald door:

• de beschikbaarheid van bronnen

• de interpretatie die we aan de bronnen geven

OPDRACHT 1

Landschappen en mensen in het Middellandse Zeegebied

De Griekse en de Romeinse samenleving ontwikkelt zich in het Middellandse Zeegebied.

Welke rol spelen het klimaat en het reliëf daarin? Wat zijn de natuurlijke

kenmerken van het Griekse en het Italische schiereiland? Welke andere volkeren leven er nog rond de Middellandse Zee en welke invloed hebben ze uitgeoefend op de Griekse en de Romeinse cultuur?

Kaartnr(s).

±2500v.C. ±500

a Situeer de onderzoeksvragen in de tijd en de ruimte. Omcirkel de juiste antwoorden.

- In welke tijd situeren we de Grieken en de Romeinen ?

a In het oude nabije oosten b In de klassieke oudheid

- Waar bouwen de Grieken en de Romeinen hun cultuur uit?

a In het Middellandse Zeegebied b In Noord-Europa

b Bekijk de typische Griekse landschappen op deze foto’s.

De ruimte is continentaal / maritiem

Bron 1 Griekse landschappen

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

Het Middellandse Zeeklimaat beïnvloedt de klassieke samenlevingen

Bron 2 Klimaattypes in Europa

a Bekijk de kaart met de klimaattypes in Europa. Welk klimaattype overheerst in Italië en Griekenland?

b Hoe wordt dat klimaat nog genoemd? Onderstreep de twee juiste antwoorden.

TIP Kijk op de kaart waar dat klimaat voorkomt.

- Het Mer Noir-klimaat

- Het Middellandse Zeeklimaat

- Het mediterraan klimaat

- Het Zwarte Zeeklimaat

De kenmerken van het Middellandse Zeeklimaat

Vergelijk het klimaat van Italië (Rome), Griekenland (Athene) en België (Ukkel) met behulp van klimatogrammen. Die vind je op iDiddit. Onderstreep de juiste antwoorden.

- In Italië en Griekenland valt tijdens de zomermaanden veel / weinig neerslag.

- In Griekenland is de temperatuur tijdens de warmste maand meer dan 10 °C warmer / meer dan 5 °C warmer dan in België.

- De herfst- en wintermaanden zijn in Italië en Griekenland de natste / droogste maanden van het jaar.

- In Athene valt er jaarlijks 371 mm / 733 mm / 821 mm neerslag per jaar.

OPDRACHT 5

Bron 3 Plantengroei in het Middellandse Zeegebied

Van welke landbouwproducten die groeien in het Middellandse Zeegebied zijn de producten op de afbeeldingen het eindresultaat? Schrijf je antwoord onder de afbeeldingen.

Het westelijke en het oostelijke bekken van de Middellandse Zee zijn verschillend

Bron 4 Het westelijk bekken

Bron 5 Het o ostelijk bekken

Bestudeer de kaartjes van het westelijke en het oostelijke bekken van het Middellandse Zeegebied. Onderstreep de juiste antwoorden in het vergelijkende schema.

Kenmerken Westelijk bekken Oostelijk bekken

Aantal eilanden weinig / veel weinig / veel

Kustlijn eerder recht / grillig eerder recht / grillig

Reliëf bergachtig / vlak bergachtig / vlak

Landschap kleine / grote vruchtbare vlakten open / gesloten ruimte

Gevolgen

meer / minder afhankelijk van scheepvaart voor o.a. visvangst, handel …

meer / minder landbouwopbrengst kleine / grote gemeenschappen

kleine / grote vruchtbare vlakten open / gesloten ruimte

meer / minder afhankelijk van scheepvaart voor o.a. visvangst, handel …

meer / minder landbouwopbrengst kleine / grote gemeenschappen

OPDRACHT 7

Bestudeer de aardrijkskundige kaarten van het Italische schiereiland en de Griekse wereld. Noteer daarna op de blinde kaarten de cijfers van de aardrijkskundige gegevens.

Bron 6 Het Italische schiereiland

Bron 7 De Griekse wereld

OPDRACHT 8

Middellandse Zee (1) – Adriatische Zee (2) –Alpen (3) – Apennijnen (4) – Sicilië (5) – Po (6) –Tiber (7) – Rome (8)

Middellandse Zee (1) – Egeïsche Zee (2) –Grieks schiereiland (3) – Kreta (4) – Klein-Azië (5) – Peloponnesos (6) – Sparta (7) – Attica en Athene (8)

De volkeren van het Middellandse Zeegebied

In het centrum van de klassieke oudheid situeren we Griekenland en Italië. In de periferie van de Griekse en Romeinse samenleving leven nog andere volkeren.

Bron 8 Detail van een reliëf

Detail van een reliëf in het koninklijk paleis in Persepolis, de hoofdstad van het Perzische Rijk, ca. 500 v.C.

Onderworpen Babyloniërs zijn op weg naar de Perzische heerser om hem geschenken aan te bieden.

Zoek in een naslagwerk of op het internet in welk huidig land Persepolis ligt.

Lees de stukjes tekst op de volgende bladzijde, onderstreep de kernwoorden en trek daarna vanuit elk tekstje een pijl naar het gebied dat door dat bepaald volk wordt bewoond.

Op het eiland Kreta kent de minoïsche samenleving vanaf 2000 v.C. een grote bloei. De Kretenzers leven van handel en visvangst. Ze hebben contact met onder andere het Oude Egypte. Omstreeks 1450 v.C. komt er een einde aan die samenleving. De Grieken nemen de controle over het eiland over.

De Kelten of Galliërs ken je van vorig jaar. Vanaf de 8e eeuw verspreiden ze zich over CentraalEuropa. In het Middellandse

Zeegebied leven er in de 4e eeuw Kelten in het noordwesten (Spanje, Portugal, Frankrijk, Noord-Italië …). De verschillende stammen vormen nooit één groot rijk.

De Israëlitische stammen zijn oorspronkelijk nomaden die met hun kudden rondzwerven. Omstreeks 1200 v.C. vestigen ze zich in Kanaän of Palestina. Ze vechten daarbij tegen een ander volk: de Filistijnen. De Israëlieten geloven in één god.

Langs de Eufraat en de Tigris ontstaat in Mesopotamië omstreeks 3500 v.C. de oudste stroomcultuur (zie Storia HD Live 1). Het gebied komt achtereenvolgens in handen van verschillende volkeren. Enkele slagen erin om grote rijken te stichten. Vanaf 550 v.C. starten de Perzen met de verovering van een groot rijk. Hun legers rukken op tot aan de Middellandse Zee en veroveren Klein-Azië, Fenicië, Palestina en Egypte.

De Iberiërs leven in het huidige Portugal en Spanje. Ze drijven handel met Feniciërs en Grieken. Tussen de 8e en de 6e eeuw vermengen ze zich met binnentrekkende Keltische stammen. In de 3e eeuw komt de oostkust van Spanje onder controle van Carthago.

De eerste Griekse volkeren verschijnen omstreeks 2000 v.C. aan de Middellandse Zee. Tussen 2000 v.C. en 1200 v.C. komen er nieuwe stammen bij. Vanaf de 8e eeuw verspreiden de Grieken zich verder langs de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Ze stichten kolonies in Zuid-Italië, Zuid-Frankrijk en Spanje. De Griekse stadstaten vormen geen rijk; ze voeren zelfs oorlog tegen elkaar.

In het begin van de 8e eeuw v.C. stelt Rome nog niets voor. De enige samenleving van betekenis op het Italische schiereiland is die van de Etrusken . Ze leven in verschillende stadstaten en hebben een grote invloed op het opkomende Rome. De Romeinen zijn oorspronkelijk eenvoudige boeren en herders. Sommige Romeinse koningen zijn van Etruskische afkomst.

Omstreeks 2000 v.C. leven de Feniciërs in kleine stadstaten ten noorden van Palestina. In de daaropvolgende eeuwen verspreiden ze zich over het hele Middellandse Zeegebied. De Feniciërs zijn goede zeevaarders en handelaars. Ze stichten overal handelsposten en kolonies. Sommige, zoals Carthago in Noord-Afrika, groeien uit tot machtige en belangrijke steden.

Het Oude Egypte ken je al van vorig jaar. Die stroomcultuur dankt haar bloei aan de Nijl. De Egyptische farao’s hebben lange tijd het oosten van het Middellandse Zeegebied gecontroleerd. Vanaf het einde van de 8e eeuw heersen echter vreemde koningen en volkeren (o.a. de Perzen) over Egypte en de Egyptenaren.

v.C.

De naam ‘minoïsch’ komt van een bekende Griekse mythe die het verhaal vertelt van koning Minos. Hij is een zoon van de Griekse oppergod Zeus en heerst over Kreta. Zijn macht steunt op de zee(handel) en daarom wil hij de zeegod Poseidon te vriend houden. Hij vraagt aan de god een dier dat hij dan aan hem zal offeren. Poseidon stuurt een prachtige stier. Minos vindt de stier echter té mooi om te offeren. Hij offert daarom een andere stier. Poseidon besluit Minos daarvoor te straffen. Hij betovert de vrouw van Minos. Zij wordt hopeloos verliefd op de stier en laat een houten koe maken waarin ze kan kruipen om de stier te verleiden. Kort daarna bevalt zij van hun kind, dat half mens en half stier is. Minos sluit het monster, de Minotauros, op in een speciaal daarvoor gebouwd doolhof, het labyrint. Elk jaar moeten de door Kreta onderworpen gebieden een aantal jongeren sturen om geofferd te worden aan de Minotauros. Uiteindelijk weet Theseus, een jongeman uit Athene, met behulp van Ariadne, de dochter van Minos, het monster te doden.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘open en gesloten ruimte’ en ‘continentale en maritieme ruimte’ uitleggen

2 de begrippen ‘Middellandse Zeeklimaat’, ‘mediterraan klimaat’, ‘centrum’ en ‘periferie’ uitleggen

3 drie kenmerken van het Middellandse Zeeklimaat geven

4 drie landbouwproducten uit het Middellandse Zeegebied opnoemen

5 drie natuurlijke omstandigheden van het westelijke en het oostelijke bekken van het Middellandse Zeegebied beschrijven

6 de invloed van de natuurlijke omstandigheden op de landbouw en de scheepvaart uitleggen

7 de invloed van de natuurlijke omstandigheden op de omvang van de gemeenschappen uitleggen

8 drie samenlevingen uit het oostelijke bekken van het Middellandse Zeegebied opnoemen

9 drie samenlevingen uit het westelijke bekken van het Middellandse Zeegebied opnoemen

KUNNEN

1 het oostelijke bekken van het Middellandse Zeegebied op een kaart situeren

2 het westelijke bekken van het Middellandse Zeegebied op een kaart situeren

3 de volgende natuurlijke kenmerken van het oostelijke bekken op een kaart situeren: Middellandse Zee, Egeïsche Zee, Grieks schiereiland, Kreta, KleinAzië, Athene, Peloponnesos, Sparta

4 de volgende natuurlijke kenmerken van het westelijke bekken op een kaart situeren: Middellandse Zee, Adriatische Zee, Alpen, Apennijnen, Sicilië, Po, Tiber, Rome

5 Centraal-Europa, het Iberische Schiereiland, Etrurië, het Griekse vasteland, Attica, Kreta, Egypte, Kanaän, Mesopotamië en Fenicië op een kaart situeren

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Landschappen en mensen in het Middellandse Zeegebied

1 Het Middellandse Zeeklimaat beïnvloedt de klassieke samenlevingen

De gebieden rond de Middellandse Zee hebben een Middellandse Zee - of mediterraan klimaat.

Kenmerken: - maritieme ruimte

- weinig neerslag

- warme zomermaanden

- natte herfst- en wintermaanden

Landbouwproducten: citrusvruchten, druiven, olijven, graan

2 Het westelijke en het oostelijke bekken van de Middellandse Zee zijn verschillend

Westelijk bekken

Natuurlijke omstandigheden

- Weinig eilanden – rechte kustlijn

- Bergachtig reliëf

- Open ruimte

- Grote vruchtbare vlakten

Gevolg

- Grote gemeenschappen

- Meer landbouwopbrengst

- Minder scheepvaart

Centrum Italisch schiereiland

Oostelijk bekken

Natuurlijke omstandigheden

- Veel eilanden – grillige kustlijn

- Bergachtig reliëf

- Gesloten ruimte

- Kleine vruchtbare vlakten

Gevolg

- Kleine gemeenschappen

- Minder landbouwopbrengst

- Meer scheepvaart

Centrum Griekse wereld

3 De volkeren van het Middellandse Zeegebied

Westelijk bekken

Centraal-Europa

Iberisch Schiereiland

Etrurië

Kelten of Galliërs

Iberiërs Etrusken

Oostelijk bekken

Grieks vasteland

Kreta

Egypte

Kanaän of Palestina

Mesopotamië

Fenicië Griekse volkeren Kretenzers Egyptenaren

Israëlieten en Filistijnen

Assyriërs, Babyloniërs, Perzen

Feniciërs

BRONNEN

Onderzoek 1: de minoïsche ‘paleizen’ op Kreta

Op het einde van de vorige les maakte je kennis met de Griekse mythe over koning Minos en de Minotauros. Die mythe ligt mee aan de basis van het archeologische onderzoek op Kreta en beïnvloedt tot op vandaag onze interpretatie van de archeologische vondsten.

Hoe beïnvloedt de mythe over koning Minos de geschiedenis van Kreta? Wat denken hedendaagse onderzoekers over de grote gebouwen die we de minoïsche ‘paleizen’ noemen?

Kaartnr(s).

VROEGMINOÏSCHE

LAATMINOÏSCHE PERIODE

MIDDENMINOÏSCHE PERIODE

Bestudeer de onderstaande bronnen en beantwoord de vragen.

Bron 1 De opgravingen in Knossos

Arthur Evans (1851-1941) gaat ervan uit dat de Griekse mythe over koning Minos niet helemaal verzonnen is. In 1900 begint hij met opgravingen in Knossos. De Engelse archeoloog vindt er een groot gebouw en stelt vast dat de oudste delen nog ouder zijn dan de Mykeense burchten op het Griekse vasteland (zie les 5). Hij denkt het paleis van koning Minos te hebben gevonden. De opgravingen gaan door tot in 1931. In 1935 publiceert Evans het laatste deel van zijn boek ‘Het paleis van Minos te Knossos’.

Bron 2 Kreta in reliëf

Intussen zijn er meerdere ‘paleizen’ opgegraven op Kreta. Waarschijnlijk hebben we nog een tiental andere ‘paleizen’ niet gevonden.

Bron 3 Plattegrond van ‘het paleis van Knossos’

Het ‘paleis’ lijkt een labyrint. Later onderzoek toont aan dat alle paleizen volgens eenzelfde plan uit zes delen bestaan: de westkoer, de westvleugel, de zuidvleugel, de noordvleugel, de oostvleugel en de centrale koer.

Bron 4 Muurschildering: stierspringen

Bron 5 ‘Stierenhoorns’ in Knossos

De minoïsche kunst toont veel afbeeldingen van stieren.

Deze kopie is te bezichtigen in Knossos. Het originele fresco bevindt zich in het Archeologisch Museum van Herakleion.

Dit symbool werd lang geïnterpreteerd als ‘stierenhoorns’. Vandaag denken onderzoekers dat het verwant is aan het Egyptische teken voor horizon.

Bron 6 De gerestaureerde troonzaal in Knossos

Bron 7 Minoïsche gebouwen

Er is in elk geval weinig bewijs voorhanden voor het bestaan van een koning die in een paleis woont en over een allesoverheersende macht beschikte. We zagen al verschillende malen dat de koninklijke namen die Evans gaf aan verschillende ruimtes in het, ook al zogeheten, paleis absoluut niet de lading dekken. Zo was de troonzaal niet voor een koning, maar voorbehouden aan een vrouwelijke priesteres.

Uit: K. Vansteenhuyse, Paleizen, tempels of culturele centra? De minoïsche gebouwen op Kreta, UC Leuven, Limburg, syllabus van een lezing voor leraren geschiedenis in 2018 Klaas Vansteenhuyse is doctor in de archeologie en gespecialiseerd in de late bronstijd van Kreta.

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

2 soorten bronnen identificeren

3 illustreren hoe de mythe over koning Minos de historische beeldvorming heeft beïnvloed

4 de standplaatsgebondheid van Arthur Evans toelichten

5 historische vragen onderscheiden van andere vragen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

Naam: Klas: Nr.: Score:

Lees de mythe over koning Minos op blz. 26 nog eens na. Wat is een mythe? TIP Raadpleeg de woordenlijst.

Arthur Evans denkt dat hij het paleis van de mythische koning Minos heeft gevonden. Welke archeologische vondsten lijken dat vermoeden te bevestigen? Leg uit.

Elementen uit de mythe

Koning Minos

Minotauros

Labyrint

OPDRACHT 3

Archeologische vondsten

OPDRACHT 4

Hoe interpreteren hedendaagse archeologen die vondsten? Raadpleeg bron 3, bron 5 en bron 7.

OPDRACHT 5

Toch hebben de mythe en de interpretatie van Evans tot op vandaag invloed op de manier waarop wij naar dat stukje verleden kijken. Geef daarvan twee voorbeelden.

a Hoe noemen we de samenleving op Kreta?

b Hoe noemen we nog steeds de grote gebouwen?

Welke soort bron is het boek ‘Het paleis van Minos te Knossos’ (bron 1)? Omcirkel.

a Als je informatie wilt over de minoïsche samenleving op Kreta.

Hist orische bron / historisch werk

Primaire bron / secundaire bron

Geschreven bron / ongeschreven bron

b Als je informatie wilt over de opgravingen van Arthur Evans in Knossos.

Historische bron / historisch werk

Primaire bron / secundaire bron

Geschreven bron / ongeschreven bron

6

OPDRACHT 7

OPDRACHT 8

Is K. Vansteenhuyse betrouwbaar als je wilt weten: ‘Wat denken archeologen vandaag over het paleis in Knossos?’ Bestudeer bron 7 aandachtig aan de hand van deze vragen.

a Wat is de onderzoeksvraag?

OPDRACHT 9

b Wie is de auteur? Wie?

Wanneer heeft hij de bron geschreven?

Wat is zijn beroep?

c Wat is het doelpubliek?

d Wat is de functie of bedoeling van de bron?

informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren / activeren

e Besluit

Is bron 1 een betrouwbare bron als je wilt weten: ‘Wat denken archeologen in 1935 over het paleis in Knossos?’ Ja / neen

Welke van de twee auteurs is het betrouwbaarst als je meer wilt weten over de minoïsche cultuur?

Door het ontbreken van voldoende ontcijferde geschreven bronnen blijven er nog heel wat vragen over de geschiedenis van het Oude Kreta onbeantwoord. Zijn deze vragen historische vragen? Zet de cijfers op de juiste plaats in het venndiagram.

JA NEEN TWIJFEL

BESLUIT

1 Betekenen de veelvuldige afbeeldingen van vrouwen ook dat vrouwen een belangrijke rol speelden?

2 Ca. 1600 v.C. kreeg Kreta te maken met de vulkaanuitbarsting op Thera. Wat gebeurt er als een vulkaankegel ontploft?

3 Is er een verband tussen zware aardbevingen en een vulkanische activiteit 20 tot 30 maanden later?

4 Waren de Minoërs wel zo vreedzaam als Arthur Evans veronderstelde?

5 Hebben de Mykeners Kreta in één keer veroverd of hebben ze zich er geleidelijk gevestigd?

Arthur Evans ging op zoek naar het mythische paleis en vond wat hij zocht: het paleis van koning Minos. Nieuwe inzichten hebben zijn interpretaties bijgeschaafd, maar tot op vandaag beïnvloeden ze de manier waarop wij de geschiedenis van Kreta vertellen.

B De bloei van de Griekse wereld

In dit onderdeel bestudeer je de Griekse wereld. Terwijl de Griekse wereld in volle bloei is, ontstaat de Romeinse cultuur in Italië. Daarover zul je leren vanaf onderdeel C. De tijdlijnen geven alvast een overzicht van de Griekse en Romeinse geschiedenis. De lessen in dit deel behoren vooral tot het politieke, het sociale en het economische domein. De meeste culturele kenmerken komen in andere onderdelen aan bod.

Democratie in Athene

Perzische oorlogen

Peloponnesische oorlogen

Alexander de Grote

De Romeinen veroveren de hellenistische rijken.

De mythische stichting van Rome

Rome verovert Italië. Rome verovert het Middellandse Zeegebied.

Rome is centrum van de wereldhandel.

Einde van het WestRomeinse Rijk

Zijn deze uitspraken juist of fout?

a De Romeinse cultuur is ouder dan de Griekse.

b Terwijl de Griekse wereld in volle bloei is, begint de stad Rome met de verovering van Italië.

Juist Fout

De komst van de Grieken

Vanaf 2000 v.C. dringen Indo-Europese stammen het Griekse schiereiland binnen. De nieuwe indringers liggen aan de basis van de Griekse samenleving.

Wie zijn de eerste Grieken en waar vestigen ze zich? Hoe ziet hun samenleving eruit? Wat vertelt de Griekse mythologie over de verovering van Troje? Hoe komt er een einde aan de samenleving van de eerste Grieken?

Kaartnr(s).

De Mykeners vestigen zich rond de Egeïsche Zee

De Indo-Europese stammen die rond 2000 v.C. het Griekse schiereiland binnentrekken, onderwerpen de oorspronkelijke inwoners. Historici noemen die Grieken uit de bronstijd Mykeners , naar de meest indrukwekkende vindplaats: Mykene.

Bron 1 De Egeïsche wereld OPDRACHT 1

a Over welke gebieden strekt de macht van de Mykeners zich ca. 1400 v.C. uit?

Onderstreep die gebieden.

h e t Gri ekse schiereiland / het westelijke bekken van de Middellandse Zee / de eilanden van de Egeïsche Zee / de westkust van Klein-Azië / de Bosporus / Kreta / Cyprus

b Geef drie Mykeense centra.

GROEI
BLOEI ONDERGANG

OPDRACHT 2

De belangrijkste kenmerken van de Mykeense samenleving

Vanaf ca. 1600 v.C. tot ca. 1200 v.C. schittert de Mykeense cultuur in Griekenland. De belangrijkste centra van de Mykeense bronstijdcultuur vinden we in ommuurde burchten of paleizen van Mykene, Pylos en Argos op de Peloponnesos . Elk centrum of elke ‘stad’ is een zelfstandig koninkrijkje . Aan het hoofd staat een koning, die alle macht heeft: militair , politiek, economisch, sociaal en godsdienstig. De koning heeft de leiding over de edellieden, die hem militair steunen. De gewone mensen moeten hen gehoorzamen. De hele economie draait rond het paleis: het bewaart de (voedsel)voorraden, verdeelt het graan, bestuurt de omliggende dorpen. Dat noemen we een paleiseconomie . De Mykeners leven van de landbouw . Omdat de bevolking voortdurend aangroeit, moeten ze via de handel extra levensmiddelen invoeren. Ze voeren handel met onder andere Syrië, Egypte en Zuid-Italië. Verrassend is de rijkdom die we vinden in de grafkamers: gouden dodenmaskers, drinkbekers, sieraden. Mogelijk voerden de Mykeners ook plundertochten overzee uit.

Vul het schema aan.

Sociale piramide

EDELLIEDEN

OPDRACHT 3

Bron 2 Een kleitablet met Lineair B

Politieke kenmerken

heeft alle macht

Economische kenmerken

landbouwers en handelaars

De Kretenzers (zie onderzoek 1) hebben een eigen schrift ontwikkeld: het Lineair A . Tot nu zijn de geleerden er niet in geslaagd om het volledig te ontcijferen. Men spreekt op Kreta voor de komst van de Mykeners een onbekende taal.

De Mykeners ontwikkelen een eigen schrift: het Lineair B , dat lijkt op het Lineair A. De taal van het Lineair B is vroeg-Grieks. De geleerden kunnen het daarom ook ontcijferen. De Mykeners spreken dus Grieks

De Kretenzers en de Mykeners schrijven op kleitabletten, vooral om de voorraden bij te houden. De paleizen waarin die tabletten bewaard werden, zijn verwoest door branden, waardoor de tabletten gebakken werden. Duizenden tabletten zijn op die manier bewaard gebleven. Gewoonlijk werden die tabletten schoongeveegd en opnieuw gebruikt.

a Waarvoor wordt het Lineair B vooral gebruikt?

b Welke taal spreken de Mykeners?

paleis met troonkamer en tempel

grafcirkel

De Leeuwenpoort

a Welke gebouwen verwijzen naar de macht en de rijkdom van de edellieden en de koning?

b De Mykeners zijn een strijdlustig volk en voeren regelmatig oorlog. Hoe wordt uit de opbouw van het centrum duidelijk dat ze zich willen beschermen tegen invallen van buitenaf?

Gouden dodenmasker, 16e eeuw v.C., Nationaal Archeologisch Museum, Athene

Heinrich Schliemann ontdekt het grafmasker in Mykene in 1876. Schliemann schrijft het toe aan de mythische koning Agamemnon, maar het is nog altijd niet zeker of het masker iemand voorstelt.

De eerste archeologen die Mykene ontdekten, dachten de mythische stad Mykene uit de ‘Ilias’ gevonden te hebben. Zij wezen het graf toe aan koningin Klytaemnestra. Het dateert uit ca. 1330-1250 v.C. Afmetingen: doorsnede 12,96 m, hoogte 13,50 m. In de koninklijke graven in de stad zelf liggen gouden dodenmaskers, gouden gebruiksvoorwerpen en veel wapens. De graven tonen ons dat de Mykeense koningen machtig en rijk zijn.

Bron 6 Het schathuis van Atreus Bron 5 Het koepelgraf

Hier zie je een nog grotere ‘bijenkorfkoepel’ van de zogenaamde ‘schatkamer van Atreus’ in Mykene (ca. 1300 v.C.). De stenen ringen hebben een steeds kleinere diameter en vormen zo een ‘valse’ koepel. De koepel heeft een doorsnede van 14,6 m en is 13,5 m hoog.

Wat leren de overblijfselen uit de Mykeense periode je over:

a de macht van de koning?

b het geloof van de Mykeners?

c de Mykeense kunst?

d de Mykeense bouwkunst?

De Trojaanse Oorlog in de Griekse mythologie

In het midden van de 14e eeuw v.C. nemen de Mykeners de leiding over de regio over van de Kretenzers. Volgens de Griekse dichter Homeros verwoest een verbond van Griekse steden de stad tijdens de Trojaanse Oorlog .

Homeros is de auteur van de twee oudst bekende en bewaarde werken van de westerse literatuur: de ‘Ilias’ en de ‘Odyssee’. De ‘Ilias’ vertelt het verhaal van de Trojaanse Oorlog. Die mythe vertelt over de ondergang van de stad Troje. Een houten paard speelt daarbij een belangrijke rol. In de ‘Odyssee’ wordt dat verhaal kort samengevat. Het paard van Troje komt niet voor in de ‘Ilias’, maar wel in de ‘Odyssee’. Archeologen onder leiding van Heinrich Schliemann denken dat de Griekse mythologie een kern van waarheid bevat. Schliemann vindt inderdaad de fundamenten van Troje, maar het is niet zeker of het verhaal van de oorlog tussen de Mykeners en de Trojanen gebaseerd is op waargebeurde feiten.

Bron 7 De Mykonosvaas

De Mykonosvaas (675 v.C.) is een van de oudste voorstellingen van het paard van Troje.

Naar: Homeros, Odyssea, boek 8

Bron 8 Het paard van Troje

De Grieken voeren weg aan boord van hun schepen, terwijl een andere groep onder leiding van de befaamde Odysseus zich in de buik van het houten paard op de marktplaats van Troje bevond. De Trojanen hadden het houten paard zelf de burcht binnengetrokken. Daar stond het paard nu, en de Trojanen discussieerden wat ze ermee moesten doen. Sommigen wilden het vernietigen met hun bijlen. Anderen waren van mening het naar de top van de burcht te slepen en dan van de rotsen te duwen. Nog anderen wilden het laten staan, waar het stond, als een monument voor de goden. En dat laatste gebeurde. […] Het heilige Troje werd verwoest door de Grieken, die uit de holle buik van het paard stormden en de stad verwoestten.

De dichter Homeros (8e eeuw v.C.) is in heel Hellas bekend. Hij toont in zijn werken welke deugden een Griek moet hebben: dapperheid, verstand, trouw, eergevoel, zelfopoffering en doorzettingsvermogen.

Wat zit er in de romp van het paard verstopt? Onderstreep het juiste antwoord. een tijdbom – Griekse soldaten – giftige stoffen

Mykene gaat ten onder aan oorlogen en migraties

Rond 1250-1000 v.C. verzwakken de Mykeense vorstendommen. De oorzaken zijn niet duidelijk. Zijn de natuurlijke rijkdommen uitgeput? Kan de landbouw de groeiende bevolking niet voeden? Zijn oorlog en rivaliteit tussen de leidende groepen of tussen de Mykeense vorstendommen de oorzaak? Zijn er vreemde invallers die de verzwakte Mykeense vorstendommen aanvallen? Op sommige historische vragen weten ook historici het antwoord niet. Zeker is dat rond 1200 v.C. enkele Mykeense centra worden verwoest en grote groepen mensen in de Griekse wereld ronddolen en de zee oversteken. De Mykeense cultuur verdwijnt : ze gaat ten onder aan oorlogen en migraties . Het zal eeuwen duren voor Griekenland zich herstelt.

a Onderstreep in de lestekst de historische vragen waarop we geen antwoord hebben.

b Raadpleeg de tijdlijn bij deze les.

• Wanneer begint de ondergang van de Mykeense cultuur?

• Wanneer komt er een einde aan de Mykeense cultuur?

ONWAARSCHIJNLIJK!

Cyclopische muren

De ringmuren rond de stad Mykene zijn indrukwekkend door hun afmetingen. Men dacht dat alleen mensen met uitzonderlijke krachten zulke muren hadden kunnen bouwen. De stadsmuren zijn opgetrokken uit gigantische blokken natuursteen. De Griekse mythen vertellen dan ook dat dit het werk is van cyclopen. Dat zijn ongelofelijk sterke, eenogige reuzen. De verhalen over de cyclopen zijn mogelijk ontstaan na de vondst van fossiele schedels van een prehistorische olifantensoort. Die dwergolifant leefde in de laatste ijstijd op het eiland Sicilië. De oogkassen in olifantenschedels zijn niet duidelijk herkenbaar, maar er zit wel een grote neusholte op de plaats van de slurf. De Grieken stellen zich woeste reuzen voor, met één groot oog midden op het hoofd.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘migratie’ en ‘mythologie’ uitleggen

2 de begrippen ‘Mykeners’, ‘Mykeense cultuur’, ‘paleiseconomie’, ‘cyclopisch’, ‘Lineair A’ en ‘Lineair B’ uitleggen

3 de ontstaansgeschiedenis en de verspreiding van de eerste Grieken beschrijven

4 vier kenmerken van de Mykeense samenleving geven

5 de oorzaak van de Trojaanse Oorlog uitleggen

6 de mythe over het paard van Troje in grote lijnen vertellen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

KUNNEN

1 het Griekse schiereiland, de eilanden van de Egeïsche Zee, de kust van Klein-Azië en de Egeïsche Zee op een kaart situeren

2 Mykene en Troje op een kaart situeren

3 informatie uit een historische kaart halen

4 aan de hand van de lestekst een schema aanvullen

5 informatie uit archeologische vondsten afleiden

6 het onderscheid tussen historische en mythische verhalen maken

7 historische vragen waarop we geen antwoord hebben, in de lestekst aanduiden

De komst van de Grieken

1 De Mykeners vestigen zich rond de Egeïsche Zee

2000 v.C.: inval van Indo-Europese stammen

De Mykeners vestigen zich rond de Egeïsche Zee.

Mykeense samenleving

2 De belangrijkste kenmerken van de Mykeense samenleving

Politiek: Elke stad is een zelfstandig koninkrijk.

De koning heeft alle macht.

Economisch: paleiseconomie landbouw en handel

Cultureel: ringmuren burcht en koninklijke graven gouden dodenmaskers

regelmatige oorlogvoering macht en rijkdom van de koning geloof in leven na de dood goede goudsmeden

3 De Trojaanse Oorlog in de Griekse mythologie

Griekse dichter Homeros de ‘Ilias’ en de ‘Odyssee’ het verhaal van de Trojaanse Oorlog

Archeologen o.l.v. Heinrich Schliemann vinden de fundamenten van Troje

Het blijft onzeker of Homeros zich baseerde op waargebeurde feiten.

4 Mykene gaat ten onder aan oorlogen en migraties

1250-1000 v.C.: 1200 v.C.:

De Mykeense vorstendommen verzwakken.

Enkele Mykeense centra worden verwoest.

Grote groepen mensen in de Griekse wereld verhuizen.

De Mykeense cultuur verdwijnt.

OPDRACHT 1

De Griekse samenleving: politiek verdeeld, maar cultureel één

Je weet van de vorige les dat de Grieken zich tussen 2000 v.C. en 1200 v.C. in het oostelijke bekken van de Middellandse Zee vestigen en dat de Mykeners de grondslag leggen van de Griekse cultuur. De Griekse stammen bouwen in de volgende eeuwen de klassieke cultuur verder op.

Hoe organiseren die stammen zich? Vormen ze één staat? Voelen ze zich verwant aan elkaar?

-

Kaartnr(s).

ARCHAÏSCHE TIJD

KLASSIEKE TIJD

Hellas bestaat uit afzonderlijke, zelfstandige poleis

Hellas een hogergelegen gebied in de polis, met politieke en/of religieuze functie Griekenland Zo noemen de Grieken hun land. Polis een Griekse stadstaat Akropolis afgeleid van het Romeinse ‘Magna Graecia’ 1

Hellas is verdeeld in een aantal dalen en vlakten die door steile bergen van elkaar gescheiden zijn. In zo’n gesloten ruimte ontstaat niet gemakkelijk een groot rijk , zoals bijvoorbeeld het Oude Egypte. Het gebied leent zich wel tot de ontwikkeling van een verzameling onafhankelijke gemeenschappen of stadstaten

Verbind de woorden met de juiste omschrijving. TIP Gebruik de woordenlijst achteraan in je boek.

a Wat leert de kaart je over het reliëf in Hellas?

b Bestudeer de legende boven aan de kaart. Hoe is het land ingedeeld?

c Waarom is het contact tussen de poleis beperkt, denk je?

Het ontstaan van de poleis

Rangschik de gevolgen chronologisch.

Zo ontstaan er overal kleine, individuele boerennederzettingen.

Zo ontstaat er een centrum dat belangrijk is voor de omgeving. Samen met de omliggende landbouwgebieden en dorpen vormt het centrum een gemeenschap of stadstaat: de polis.

1 Hellas is heel bergachtig. Zo’n reliëf maakt het moeilijk om samen te leven in grote gemeenschappen.

Op een goed verdedigbare plaats, een hoge rots of steile helling, bouwt men vaak een burcht of akropolis.

Rond die burcht drijft men handel of vervaardigt men producten. Dikwijls worden er openbare gebouwen, tempels, theaters ... opgericht.

OPDRACHT 5

Bron 2 Beschrijving van Griekenland

Op twintig stadiën [ ongeveer 4 km ] van Chaeronea ligt de polis der Panopaïers, als men werkelijk de naam polis mag geven aan lieden die geen bestuursgebouwen hebben, geen gymnasion, geen theater, geen openbaar plein, geen watertoevoer die een vergaarbak voedt, en die daar op de rand van een ravijn wonen in half in de grond gegraven hutjes als schuilhutten van bergbewoners. Toch is hun gebied afgebakend van dat van hun buren en zenden zij afgevaardigden naar de vergadering van Phokis [ een polis waar vertegenwoordigers van verschillende poleis uit dezelfde streek samenkomen ]. Ten slotte vertellen zij dat de naam van hun polis is afgeleid van die van de vader van Epeios. [ Die Epeios, wiens vader Panopeus heette, was de bouwer van het Trojaanse paard. ]

Uit: Pausanias, Beschrijving van Griekenland, X, 4

Pausanias van Lydië (2e eeuw), reiziger en aardrijkskundige, bezocht Palestina, Egypte, Italië en Rome. Griekenland is echter zijn favoriete bestemming. Hij beschrijft Hellas polis voor polis.

a Welke dingen moet je volgens Pausanias zeker in een polis aantreffen? Omcirkel. een afg ebakend gebied / een gymnasion en theater / ten minste 10 000 inwoners / een eigen bestuur / een eigen naam / ten minste 1 000 km² land / bestuursgebouwen / een openbaar plein en watert oevoer

b Wat is blijkbaar toch niet echt nodig om een polis te zijn? Onderstreep in de bron.

De Grieken vormen niet één staat of land. Hellas bestaat uit economisch en politiek onafhankelijke poleis. Vul de begrippen ‘autarkie’ en ‘autonomie’ bij de juiste verklaring in.

Verklaring Begrip

Economisch onafhankelijk Elke polis probeert voor zichzelf genoeg voedsel en gebruiksvoorwerpen te produceren.

Politiek onafhankelijk Elke polis heeft haar eigen bestuur, wetten, leger en rechtspraak.

OPDRACHT 6

Zoek de ontbrekende oppervlakten op het internet. Vergelijk en trek je conclusie, als je weet dat Athene een uitzonderlijk grote polis was.

Athene Argos Korinthe Vlaanderen Jouw provincie

2 550 km² 1 400 km² 880 km²

Besluit:

OPDRACHT 7

Hellas vormt een eenheid op cultureel gebied

Vanaf de 8e eeuw v.C. wordt het werk van de dichter Homeros overal in Hellas bekend. Zo krijgen alle Grieken eenzelfde kijk op het leven en hoe ze zich moeten gedragen. Homeros zorgt er ook voor dat de Grieken gemeenschappelijke goden zullen vereren. Hij stelt in zijn verhalen de Griekse godenwereld voor en kiest enkele goden uit het grote aantal dat door de Griekse stammen wordt vereerd. Alle Griekse stadstaten vereren na verloop van tijd de goden die ze bij Homeros terugvinden.

Bron 3 Herodotos

Er zijn de bloed- en taalverwantschap met het Griekse volk, de gemeenschappelijke heiligdommen, de goden en de offerplechtigheden evenals onze gelijksoortige zeden. (...) Wees ervan overtuigd dat wij nooit met Xerxes [ de koning van Perzië ] een akkoord zullen sluiten.

Uit: Bewerking van Herodotos, Historiën, boek VIII, hoofdstuk 144 Herodotos (485-425 v.C.) is een Griekse geschiedschrijver. Veel van zijn geschriften berusten op waarnemingen. Hij wil voorkomen dat het verleden van de mensheid verloren gaat. Herodotos wordt weleens ‘de vader van de westerse geschiedschrijving’ genoemd, omdat hij als eerste systematisch op zoek gaat naar bronnen en ook de betrouwbaarheid ervan natrekt. Toch is hij soms lichtgelovig.

Historische vraag: Voelen de verschillende Griekse poleis zich verwant aan elkaar?

a Is de bron bruikbaar om de vraag te beantwoorden? Omcirkel en leg uit waarom. Bruikbaar / onbruikbaar

b Is de bron betrouwbaar om de vraag te beantwoorden? Omcirkel en leg uit waarom. Eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar

De auteur: Bedoeling of functie:

c Wat leert de bron ons over onze historische vraag?

Bron 5 Homeros

Detail van een Grieks mengvat uit de 5e eeuw v.C., British Museum,

Nu begreep Hector dat zijn laatste uur geslagen was en hij sprak: ‘Ach, nu hebben de goden mij tot de dood geroepen. Ik dacht dat de held Deïphobos bij mij was, maar hij is in de stad: de godin Athena heeft mij misleid. De dood is dicht bij mij en ontkomen is niet meer mogelijk. Zo is het blijkbaar besloten door Zeus en Apollo [ goden ], die mij tot nu altijd goedgunstig hebben beschermd. Komaan, laat ik althans zorgen dat ik niet roemloos sterf, maar zo vechten dat ook het nageslacht erover zal spreken.’

Uit: Homeros, Ilias, boek 22

De dichter Homeros (8e eeuw v.C.) is in heel Hellas bekend. Hij toont in zijn werken welke deugden een Griek moet hebben: dapperheid, verstand, trouw, eergevoel, zelfopoffering en doorzettingsvermogen.

a Welke ‘deugd’ toont Hector hier? Onderstreep je antwoord. verstand / dapperheid / bescheidenheid

b Er komen drie goden in het fragment voor. Onderstreep de namen van die goden.

c Zijn de verhalen van Homeros in de 5e eeuw v.C. nog steeds populair bij de Grieken? Waaruit kun je dat afleiden?

a Bekijk opnieuw de kaart bij opdracht 2. Zoek op de kaart in welke poleis de onderstaande goden en godinnen worden vereerd.

Poseidon

b Zoek op de kaart twee plaatsen waar godsdienstige spelen ter ere van Zeus worden gehouden.

Zijn deze uitspraken juist of fout?

a De Grieken vereren dezelfde goden.

b De Grieken beseffen dat zij in één grote staat, Hellas, wonen.

c Taal vormt een bindmiddel tussen de bewoners van de verschillende poleis.

d Alle poleis hebben hetzelfde politieke bestuur.

e De Grieken hebben dezelfde levensvisie, ze vinden bijvoorbeeld dapperheid een belangrijke deugd.

Juist Fout

De samenhorigheid van de Grieken vind je ook terug in godsdienstige spelen. De bekendste zijn de Olympische Spelen, ter ere van de oppergod Zeus (zie les 6). Bepaalde plaatsen, zoals de berg Olympos, zijn voor alle Grieken heilig. Ze geloven dat de goden er wonen (zie les 12).

De culturele eenheid van de Grieken blijkt ook uit hun kunstvoorwerpen en bouwwerken. Over heel Hellas hebben die ongeveer dezelfde stijl (zie les 11).

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘rijk’, ‘stadstaat’ en ‘gesloten ruimte’ uitleggen

2 de begrippen ‘Hellas’, ‘polis’, ‘akropolis’, ‘autonomie’ en ‘autarkie’ uitleggen

3 drie kenmerken van een polis geven

4 drie kenmerken van de Griekse culturele eenheid opnoemen

5 met twee voorbeelden de belangrijke rol van Homeros in de Griekse cultuur uitleggen

6 de titel van de les verklaren

KUNNEN

1 informatie uit een kaar t halen

2 de betrouwbaarheid van een bron onderzoeken

3 bronnen vergelijkend onderzoeken

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Griekse samenleving: politiek verdeeld, maar cultureel één

1 Hellas bestaat uit afzonderlijke, zelfstandige poleis

Hellas is het gebied waar de Grieken wonen. De Romeinen noemden het Griekenland.

Uitzicht: vele steile bergketens + diepe dalen + een aantal kleine vlakten

De ontwikkeling van stadstaten (poleis): een polis bestaat uit een centrum met burcht (akropolis) + openbare gebouwen en huizen + omliggende dorpen en landbouwgebieden.

De polis is politiek en economisch onafhankelijk.

De poleis bestrijden elkaar regelmatig.

Hellas is politiek verdeeld.

2 Hellas vormt een eenheid op cultureel gebied

De Grieken voelen zich wel één gemeenschap op de volgende gebieden:

Levensopvatting

Taal

Godsdienst

Onder invloed van Homeros waarderen alle Grieken dezelfde deugden.

Alle Grieken spreken dezelfde taal.

Onder invloed van onder andere Homeros hebben de Grieken gemeenschappelijke goden, spelen, heilige plaatsen en orakels.

De Olympische Spelen

Griekse sporthelden hebben eeuwenlang met elkaar gewedijverd op de Olympische Spelen. Na ongeveer

1 500 jaar worden er in 1896 opnieuw Olympische Spelen georganiseerd.

Wat zijn de kenmerken van de klassieke spelen? Wat is het profiel van een Griekse topatleet? Zijn er gelijkenissen met de hedendaagse wereld van de topsport?

776v.C.

OLYMPISCHE SPELEN

OPDRACHT 1

Kaartnr(s).

394 nu

OLYMPISCHE SPELEN 1896

a Hoelang worden de klassieke Olympische Spelen georganiseerd?

b Hoeveel eeuwen liggen er tussen de klassieke en de hedendaagse spelen?

De bekendste van de Panhelleense Spelen worden in Olympia georganiseerd

De Grieken organiseren sportwedstrijden ter ere van hun goden. De vier grote Panhelleense Spelen staan open voor atleten uit heel Hellas . De spelen in Olympia , opgestart in 776 v.C., zijn de bekendste. Ze zijn opgedragen aan Zeus , de Griekse oppergod. In de 5e eeuw v.C. worden tijdens de spelen 100 ossen geofferd ter ere van Zeus. Op het altaar van de godin Hestia brandt er constant een vuur

Een periode van vier jaar tussen twee Olympische Spelen in, noemen we een olympiade . Tijdens de spelen heerst er een ‘heilige vrede’ : er mag geen oorlog worden gevoerd, zodat de atleten en hun toeschouwers veilig naar Olympia kunnen reizen. In hun kielzog stromen ook allerlei handelaars toe. Zij zorgen ervoor dat het publiek verblijf heeft, zich kan voeden en vermaken. Olympia is immers geen stad, maar een heiligdom

2

Bron 1 Omgevallen zuilen

De ruïne van de tempel van Zeus in Olympia, gebouwd in de 5e eeuw v.C.

OPDRACHT 3

Bron 2 Google Earth

Surf met Google Earth naar Olympia, Greece. Je kunt er ook enkele ruïnes in 3D bekijken.

Bron 3 Het heiligdom Olympia

Vul de cijfers in op de juiste plaats in de legende.

1 de drie belangrijke tempels

3 zuilengangen

2 het stadion

4 het gastenverblijf

Reconstructietekening van Olympia

OPDRACHT 5

Bron 4 De olympische vlam

Olympisch vuur voor Parijs 2024 is traditioneel ontstoken in oude Olympia Bij een traditionele ceremonie spelen actrices de priesteressen van Hera, die het vuur ontsteken.

Olympia is de plaats waar in de oudheid de Olympische Spelen het levenslicht zagen. Het was de Griekse actrice Mary Mina die de rol van hogepriesteres speelde en de fakkel aanstak voor de ruïnes van de 2600 jaar oude tempel van Hera. (…) ‘In deze moeilijke tijden met tal van oorlogen en conflicten hebben mensen genoeg van haat’, sprak Bach. ‘In onze harten hunkeren we allemaal naar iets dat ons verenigt, naar iets dat hoop biedt. De vlam die we vandaag ontsteken, staat symbool voor die hoop.’ Het vuur begint nu aan een tocht door Griekenland en Frankrijk, ook alle Franse overzeese gebieden zal de vlam aandoen. Op 26 juli zal het vuur de olympische vlam aansteken in Parijs.

Uit: Sporza, 16 april 2024

Thomas Bach is van 2013 tot 2025 de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité.

De hedendaagse olympische vlam is een eerbetoon aan de klassieke Olympische Spelen. Wat wordt er herinnerd?

Juist Fout

a Het goddelijke vuur dat tijdens de klassieke Spelen voor Zeus brandde

b Dat de klassieke Spelen plaatsvonden in het Griekse Olympia

c Dat de Olympische Spelen toegankelijk waren voor atleten uit de hele Griekse wereld en in die zin symbool staan voor vrede.

De Griekse topatleten strijden op leven en dood

Voor een publiek van uitsluitend mannen strijden de atleten voor de overwinning in hardlopen, vuistvechten, worstelen, pankration en paardenrennen. Een speciale discipline is de vijfkamp, die je enkel wint als je de beste bent in hardlopen, verspringen, worstelen, speer- en discuswerpen. De winnaars krijgen een lauwerkrans of een olijfkrans, symbool voor hun overwinning en een vermelding in de lijsten van de Spelen. De olympische kampioen is een held , die in de eigen polis beloond wordt voor zijn overwinning. Dat kon zijn: een geldbedrag, gratis maaltijden voor de rest van je leven, vrijstelling van belastingen ...

Bron 5 Hoplietenloop

Wat is er bijzonder aan de hoplietenloop?

Vaasafbeelding (ca. 323-322 v.C.) uit Cyrenaica (het huidige Libië), Louvre, Parijs Vaasafbeeldingen zijn bruikbare en betrouwbare bronnen om meer te weten te komen over de klassieke Olympische Spelen.

OPDRACHT 7

Vaasafbeelding (332-331 v.C., Athene), British Museum, Londen

Pankration is een uiterst gewelddadige vechtsport, waarbij zowat alles is toegelaten. Er zijn maar twee regels waaraan de atleten zich moeten houden: ze mogen niet bijten en geen ogen uitsteken. Bovendien strijden ze zonder hoofdbescherming. Er zijn geen gewichtsklassen en geen tijdslimieten. Het gevecht gaat door tot iemand opgeeft of tot een van beiden knock-out geslagen is. Soms wordt er gevochten tot de dood. Je tegenstander doodslaan is trouwens geen reden voor diskwalificatie; sterven hoort bij de risico’s van het vak. Op deze vaasafbeelding geeft de rechtse atleet een teken dat hij opgeeft, door zijn vinger in de lucht te steken. Zijn tegenstander blijft doorvechten en krijgt een slag met de zweep van de scheidsrechter.

Geef twee redenen waarom pankration een heel gevaarlijke vechtsport is.

‘Deelnemen is belangrijker dan winnen’ hoor je wel eens wanneer het over de Olympische Spelen gaat. Maar is dat wel zo? Lees de bronnen.

Bron 7 Herodotos over de Olympische Spelen

Toen die mannen bij de koning gebracht werden, vroeg (…) een Pers waar de Grieken zich mee bezighielden. Zij antwoordden: ‘Op dit moment houden zij de Olympische Spelen en kijken zij naar sportwedstrijden en paardenrennen.’ De Pers vroeg hun nog voor welke prijs ze streden. Zij zeiden: ‘Een krans van olijftakken.’ (…) Toen zei een andere Pers: ‘OMG Mardonius, wat zijn dat voor mannen tegen wie jij ons hebt laten vechten? Zij doen het niet voor geld, maar alleen voor de eer.’

Uit: Herodotus, Historiën, boek VIII, 26, eigen vertaling

De Athener Herodotos leeft van 480 v.C. tot 430 v.C. Hij reist de in die tijd bekende wereld af en verzamelt gegevens over volkeren en landen. Hij bundelt al die gegevens in een groot werk, de ‘Historiën’ . Voor veel zaken uit zijn tijd is hij de enige bron. Hij haalt zijn informatie vooral uit gesprekken met andere mensen en probeert zo eerlijk mogelijk te zijn in zijn beschrijvingen. Soms is hij lichtgelovig en haalt hij feiten en mythen door elkaar.

In dit fragment uit de ‘Historiën’ beschrijft hij hoe na de slag bij de Thermopylae enkele overwonnen Grieken bij de Perzen worden gebracht.

Noot: Mardonius is een Perzische bevelhebber in het leger.

a Waarom denken ook de Perzen dat de Grieken enkel voor de eer strijden, denk je?

b Over welke eeuw/periode geeft de bron informatie?

c In welke periode vinden de Olympische Spelen plaats?

d Over welke periode missen wij nog gegevens?

e Is de bron betrouwbaar?

a Herodotos is een tijdgenoot van de gebeurtenis die hij beschrijft.

b Herodotos heeft de bedoeling zo juist mogelijk gebeurtenissen te beschrijven.

c Herodotos haalt zijn informatie vaak uit gesprekken met tijdgenoten.

d De informatie van Herodotos is op het eerste gezicht betrouwbaar.

Bron 8 Een sporthistoricus over de Olympische Spelen

Juist Fout

Pierre de Coubertin [ de stichter van de moderne Olympische Spelen ] en zijn volgelingen wilden om ideologische redenen de historische werkelijkheid niet onder ogen zien. Geen enkele hedendaagse sporter zal zich nog kunnen vinden in het aloude spreekwoord: ‘Deelnemen is belangrijker dan winnen’. Dat gold evenmin voor de antieke atleet, op wie dat motto volgens de olympische beweging zou teruggaan. Harry Pleket, een van de grootste (sport)historici van de oudheid, heeft die misvatting wel eens treffend ‘de meest on-Griekse gedachte’ genoemd. Het was evenzeer volstrekte onzin om te beweren dat het in de antieke sportcultuur niet om geld draaide. […] Tijdens de kransspelen (waartoe de Olympische Spelen behoorden) werden er – net als tegenwoordig – na afloop aan de winnaars behalve een erekrans geen materiële beloningen uitgedeeld. Maar men kon een zege wel goed te gelde maken door de royale premies in de vaderstad.

Uit: P. Gouw, www.sportgeschiedenis.nl, 2008 Patrick Gouw (1981) is als historicus verbonden aan de universiteit van Amsterdam, waar hij onderzoek doet naar de Griekse en Romeinse sportcultuur. Hij is auteur van ‘Het sportieve leven van de Romeinen’, dat in 2007 verscheen bij uitgeverij Scriptio. Tijdens de Olympische Spelen in Beijing (2008) heeft hij als ‘verslaggever vanuit de oudheid’ regelmatig vanuit antiek perspectief zijn licht laten schijnen over actuele gebeurtenissen.

a Over welke twee misvattingen over de klassieke Olympische Spelen spreekt Patrick Gouw?

b Is de bron betrouwbaar?

a Patrick Gouw is een tijdgenoot van de gebeurtenis die hij beschrijft.

b Patrick Gouw heeft de bedoeling zo juist mogelijk gebeurtenissen te beschrijven.

c Patrick Gouw is historicus en haalt zijn informatie uit geschiedkundige werken en bronnen.

d De informatie van Patrick Gouw is op het eerste gezicht betrouwbaar.

c Is deelnemen belangrijker dan winnen op de Olympische Spelen?

a In de oudheid

b Vandaag

ONWAARSCHIJNLIJK!

Juist Fout

@VANIN

Juist Fout

Op de antieke spelen zijn alleen mannelijke atleten toegelaten. Vrouwelijke sporters mogen niet deelnemen aan de wedstrijden en ook vrouwelijke toeschouwers zijn strikt verboden. Eén vrouw slaagt er toch in een olympische overwinning te behalen: de Spartaanse prinses Kyniska. Jullie denken misschien dat ze zich als man heeft vermomd. Maar dat is onmogelijk aangezien alle atleten naakt voor de eretitel strijden. En na het incident met Kallipateira in 404 v.C. moeten zelfs de trainers hun vak naakt uitoefenen. Neen, Kyniska wordt olympisch kampioen zonder ook maar één voet in Olympia te zetten. Gestimuleerd door haar broer, koning van Sparta, schrijft ze zich in voor de wagenrennen. Dat is geen enkel probleem, want het is de gewoonte dat de rijke staleigenaars het levensgevaar lijke werk op de piste overlaten aan hun jockeys. De eigenaar van het winnende vierspan krijgt wel de titel en de kroon. Kyniska is heel trots op haar overwinning, maar haar broer gebruikt de winst om te bewijzen dat eender wie, zélfs een vrouw, de wagenrennen kan winnen. De Griekse wereld is en blijft een mannenwereld.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘panhelleens’ en ‘pankration’ uitleggen

2 vijf kenmerken geven van de klassieke Olympische Spelen

3 vijf voorbeelden geven van olympische sporten

4 met een vo orbeeld de competitieve ingesteldheid van de Grieken aantonen

5 twee beloningen voor de winnaars opnoemen

KUNNEN

1 de klassieke Sp elen met de hedendaagse Olympische Spelen vergelijken

2 de betrouwbaarheid van bronnen in functie van een historische vraag beoordelen

3 informatie uit archeologische vondsten afleiden

4 bronnen met elkaar vergelijken

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Olympische Spelen

1 De bekendste van de Panhelleense Spelen worden in Olympia georganiseerd

Panhelleense Spelen:

Olympische Spelen:

• sportwedstrijden ter ere van de goden

• open voor atleten uit heel Hellas

• ter ere van de Griekse oppergod Zeus

• georganiseerd in het heiligdom Olympia

• om de vier jaar (= een olympiade)

• olympische vrede

• handelaars pikken een graantje mee

2 De Griekse topatleten strijden op leven en dood

Olympische atleten:

Olympische kampioenen:

• uitsluitend mannen

• hardlopen, vuistvechten, worstelen, pankration, paardenrennen, vijfkamp

• lauwerkrans

• materiële beloning uitb etaald door de eigen polis

• geen tweede en derde plaats

1

Boeren, kolonisten en handelaars in Hellas

Rond 1000 v.C. wonen de Grieken vooral op het Griekse schiereiland. Ze leven van landbouw en veeteelt. 200 jaar later hebben ze een aantal kustgebieden langs de Egeïsche Zee en de Zwarte Zee gekoloniseerd.

Waarom stichten de Grieken kolonies? Welke invloed hebben de kolonisaties op de manier waarop de Grieken in hun levensonderhoud voorzien? En wat zijn daarvan de gevolgen?

OPDRACHT 1

750v.C.

GRIEKSE KOLONISATIE

Kaartnr(s).

550 v.C.

De Grieken lossen een aantal problemen op door te koloniseren

Aanvankelijk leven de Grieken van landbouw en veeteelt , maar Hellas heeft heel weinig vruchtbare grond. Door de bevolkingsgroei ontstaat er een voedselprobleem. Het grootste deel van die vruchtbare grond is bovendien in handen van een kleine groep grootgrondbezitters. De grote groep armen vindt dat uiteraard niet eerlijk. Er dreigen zo conflicten tussen arm en rijk . De Grieken bedenken een interessante oplossing voor die problemen.

Lees het verhaal ‘Een nieuwe stad’ op blz. 62-63 en zet een kruisje bij de juiste antwoorden. a Waarom is het volk ontevreden?

Omdat de rijke grootgrondbezitters een moeilijk leven hebben.

Omdat de gewone mensen moeten werken als slaven.

Omdat het volk een eerlijke verdeling van de grond wil.

Omdat de gewone mensen honger lijden.

OPDRACHT 2

b Waarom dreigt er hongersnood?

Omdat de oogst een ramp zal worden door de hitte en de droogte.

Omdat de boeren uit woede al weken in staking zijn.

Omdat de stenen berghellingen eigenlijk niet geschikt zijn om gerst te verbouwen.

Omdat er steeds meer monden moeten worden gevuld.

c Wat zegt het orakel van Delphi?

Dat de mensen overzee vruchtbare grond zullen vinden.

Dat de mensen overzee een stad zullen bouwen.

Dat de stad Kyrene zal heten.

Dat er nog meer rampen zullen komen.

d Wat beslist de koning?

Dat er overzee naar vruchtbare gronden moet worden gezocht.

Dat elk gezin een zoon moet afstaan.

Dat 200 inwoners overzee een nieuw leven moeten opbouwen.

Dat de schepen zaaigoed en wapens moeten meenemen.

e Samengevat:

De Griekse kolonies gaan op zoek naar nieuwe landbouwgronden.

De poleis stichten nieuwe steden: dochterpoleis of kolonies overzee.

De Griekse kolonisatie is de oplossing voor de samenlevingsproblemen.

De kolonies zijn opgericht tussen 550 n.C. en 750 n.C.

Rangschik in de juiste kolom: kolonie / meestal overzee / koopt grondstoffen / verkoopt afgewerkte producten / gesticht tussen de 8e en 6e eeuw v.C. TIP Gebruik de woordenlijst achteraan in je boek.

Moederpolis

Dochterpolis

De Griekse kolonies zorgen voor een bloeiende economie

In het begin houden de kolonies zich hoofdzakelijk bezig met landbouw. Zo kan de moederpolis, zoals gepland, haar graantekort aanvullen. Maar de kolonies zijn gebieden waar men heel wat kan kopen en verkopen . Dat stimuleert de handel en nijverheid

3

Bron 1 De Griekse import

OPDRACHT 4

Handelswaren die men in Hellas uit de kolonies invoert

Welke producten importeren de moederpoleis uit de kolonies?

graan, verschillende soorten metaal, plaatselijke producten en slaven goud, graan, hout, ivoor, koper, ijzer, keramiek, olie, runderen en slaven

Bron 2 Beschilderd Attisch aardewerk

Oliekruik, hoogte 17,15 cm, ca. 550-530 v.C., The Metropolitan Museum of Art, New York

Amfora , hoogte 40,64 cm, ca. 520 v.C., British Museum, Londen

Mengvat, hoogte 35,7 cm, ca. 430-425 v.C., The Ashmolean Museum, University of Oxford

a Vind je dat dat soort bronnen bruikbaar en representatief zijn om informatie te verzamelen over de Griekse economie? Leg uit.

b Beschrijf de mensen en activiteiten afgebeeld op de vazen.

OPDRACHT 5

Bron

3

De Griekse export

a Waarvoor zou het aardewerk hebben gediend, denk je?

b Waarom werd er zoveel Grieks aardewerk langs rivieren teruggevonden?

Bron 4 Onderwaterarcheologen

Duikers op zoek naar oude Griekse amforen

Alle gevolgen van de kolonisaties op een rijtje

Met de kolonisatie verspreiden de Grieken hun cultuur . Andere volkeren maken kennis met hun taal, godsdienst, levenswijze ... De Grieken nemen van die volkeren ook een aantal gebruiken over. Op economisch vlak zorgen de kolonisaties voor een bloeiende handel en nijverheid. De kolonisatie verandert in Hellas ook heel wat op sociaal vlak. Er ontstaat een nieuwe groep rijken: de handelaars-ondernemers. De Griekse landbouwers krijgen het opnieuw moeilijk.

OPDRACHT 6

ROLLENSPEL

1 Op je kaartje ontdek je jouw personage.

2 Iedereen leest wat hij heeft meegemaakt ten gevolge van de kolonisaties.

3 Luister goed naar je klasgenoten, zo weet je wanneer jij naar voren moet komen om jouw levensverhaal te vertellen.

4 Na het rollenspel kunnen jullie opdrachten 6, 7 en 8 oplossen.

a Stel met een mindmap de culturele gevolgen van de kolonisaties voor. Je vindt de bouwstenen van de mindmap op het stickervel.

Culturele gevolgen

Atheense munt, 4e eeuw v.C. Griekse euro

b Op de hedendaagse Griekse muntstukken van één euro staat de Atheense uil. Kun je die keuze verklaren?

OPDRACHT 7

Stel met een mindmap de economische gevolgen van de kolonisaties voor. Je vindt de bouwstenen van de mindmap op het stickervel.

Economische gevolgen

Stel met een mindmap de sociale gevolgen van de kolonisaties voor. Je vindt de bouwstenen van de mindmap op het stickervel.

Sociale gevolgen

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘kolonisatie’, ‘ambacht’, ‘grondstoffen’, ‘ruileconomie’ en ‘geldeconomie’ uitleggen

2 de begrippen ‘kolonie’, ‘grootgrondbezitter’, ‘handelaarondernemer’, ‘import’, ‘export’, ‘schuldslavernij’, ‘nijverheid’ en ‘keramiek’ uitleggen

3 twee oorzaken van kolonisatie geven en verklaren

4 de bloei van de pottenbakkersnijverheid verklaren

5 drie verschillende economische groepen en hun taak omschrijven

6 drie gevolgen van de kolonisatie geven

7 de invloed van de kolonisatie op de economie uitleggen

8 drie producten uit de kolonies geven

9 de Griekse kolonisatie in de tijd en de ruimte situeren

KUNNEN

1 informatie uit een historisch verhaal halen

2 informatie uit historische kaar ten halen

3 kaarten met elkaar vergelijken

4 de bruikbaarheid en representativiteit van beschilderd aardewerk beoordelen als bron van informatie over de Griekse economie

5 zich in een historisch personage inleven

6 informatie met een mindmap schematisch voorstellen

7 met een vo orbeeld toelichten waarom mensen verwijzen naar het verleden

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Boeren, kolonisten en handelaars in Hellas

1 De Grieken lossen een aantal problemen op door te koloniseren

De Grieken leven van landbouw en veeteelt.

Problemen: 1 Weinig vruchtbare grond in Hellas

2 De grond is eigendom van een kleine groep grootgrondbezitters.

3 De bevolking groeit.

Gevolg: Spanningen tussen arm en rijk

Oplossing: 1 Landbouwgronden overzee zoeken

2 Daar handelswaren kopen en verkopen

Gevolg: Er ontstaan kolonies = overzeese gebieden waar een moederpolis een dochterpolis sticht

Ze zijn onafhankelijk van elkaar. Ze onderhouden wel handelsbetrekkingen.

Economisch voordeel: de kolonie levert grondstoffen aan de moederpolis verwerkt die tot handelswaar moederpolis levert afgewerkte producten aan kolonie handel en nijverheid groeien.

2 De Griekse kolonies zorgen voor een bloeiende economie

Tijd: 750-550 v.C.

Ruimte: rond de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

Economische bezigheden: - Drukke handel tussen moederpoleis en kolonies

- Hellas importeert graan, metalen, slaven, regionale producten en andere grondstoffen.

- Hellas exporteert wijn, olie, aardewerk en andere afgewerkte producten.

3 Alle gevolgen van de kolonisaties op een rijtje

Culturele gevolgen (zie mindmap blz. 59)

Economische gevolgen (zie mindmap blz. 59)

Sociale gevolgen (zie mindmap blz. 60)

Een nieuwe stad

Over

‘We zijn het beu!’ Phidias keek de mannen aan.

‘De rijke grootgrondbezitters hebben een heerlijk leven, maar wij moeten werken als slaven op onze grond en dan hebben we nog honger. Het moet anders worden!’

Solon zag de stroeve gezichten en hij besefte dat de mannen zouden vechten om een eerlijke verdeling van de grond. Zijn enige zoon Clistratus stond naast hem. Ook hij droeg een knuppel in zijn hand. Solons ogen gingen naar de gerstvelden. Door de hitte en de droogte zou de oogst een ramp worden. De berghelling was bezaaid met stenen. Eigenlijk was die enkel geschikt om geiten en schapen te laten grazen, maar toch lukte het Solon meestal om genoeg gerst te winnen om te overleven. Maar nu … Zelfs het graan van de rijken was dor en zij bezaten de meest vruchtbare grond in de vallei. Maar zij hadden voorraden en goud om elders voedsel mee te kopen.

De meeste bewoners van Thera moesten proberen iets uit de stenen berghellingen te winnen. En het leek alsof bij de armen steeds meer monden gevuld moesten worden. ‘Het is niet eerlijk’, gromde Solon.

‘We halen ons eten bij de rijken!’ zei Clistratus. Hij klemde de knuppel vaster in zijn hand tot zijn knokkels wit werden. Hoe hadden ze ook maar kunnen denken dat ze de soldaten van de koning konden overwinnen. Wat deed je met een mes of een knuppel tegen lansen en zwaarden?

Solon wiste het zweet van zijn gezicht en keek naar het bloed op zijn arm. De snede deed pijn, maar dat ze niets bereikt hadden, deed veel meer pijn. Ze waren weggelopen voor de zwaarden. Samen met zijn vader was Clistratus op de helling gevlucht tot de soldaten hen niet meer volgden.

‘Het is allemaal voor niets geweest’, zei Clistratus. Het was dom van hen geweest om te den-

DIRK BRACKE

ken dat ze in de stad konden geraken. Phidias had gehoopt dat de stadsbewoners hen zouden helpen. Ook zij hadden honger, maar de soldaten hadden het allemaal voorzien. Voor de muur lagen enkele lijken. Als alles weer rustig was, zouden ze de doden ophalen om hen te verbranden.

‘We gaan naar huis’, zei Solon vermoeid. Een eind verderop leunde zijn huisje van gepleisterde kalk tegen de berg aan. Zijn vrouw en zijn kinderen zouden hem verlangend aankijken. Hun gezichten mager, hun ogen leeg. Hij had geen graan of olie van de rijken meegebracht zoals hij beloofd had, enkel een gekwetste arm. Solon vloekte.

De zon brandde, maar toch sneden Solon en Clistratus nog de zeldzame halmen gerst af. Een beetje was nog altijd beter dan niets. Clistratus richtte zich op. Hij hield zijn hand als een scherm voor zijn ogen.

‘Er komt iemand.’

‘Wie is het?’ vroeg Solon.

‘Phidias.’

Hun leider hijgde een beetje toen hij hen bereikte. ‘Phidias?’ vroeg Solon verwonderd. ‘Zit jij niet in de gevangenis?’

‘De koning heeft me vrijgelaten. Hij beseft ook dat er nog opstanden volgen als de mensen honger hebben. De koning wil ook niet liever dan dat het leven zijn gewone gang gaat. Daarom heeft hij een koerier naar het orakel van Delphi gestuurd.’

‘Delphi!’ riep Clistratus. Hij was duidelijk onder de indruk. Zelf was hij nog nooit verder dan hun stad geweest, maar iedereen kende Delphi. De plek waar een oude vrouw naar de raadgevingen van de god Apollo luisterde. De vrouw herhaalde de wazige klanken van de god en priesters verduidelijkten daarna wat ze vertelde.

‘En heeft Apollo gesproken?’

‘Ja. Morgen moet iedereen naar de agora komen en de koning zal dan vertellen wat er moet gebeuren.’

Solon had nog nooit zoveel mensen op de agora samen gezien. Het rumoer verstomde toen de koning met zijn raadgevers verscheen.

‘Het orakel heeft gesproken!’ riep de koning. ‘De pythia zegt dat ik mensen overzee moet sturen. Daar zullen ze vruchtbare grond vinden. Ze zullen een stad bouwen en die stad zal Kyrene genoemd worden. Ik zal hen zaad meegeven en ze zullen daar een nieuw leven beginnen. Per gezin zal een zoon worden aangeduid. Het is hen niet toegestaan om naar Thera terug te keren. Alleen als na vijf jaar blijkt dat de onderneming mislukt, mogen ze terug naar ons eiland komen.’ De koning wees naar de man die naast hem stond. ‘Dit is Battos. Hij zal jullie leider zijn.’

‘Een nieuwe stad’, mompelde Solon voor zich uit. ‘Dat betekent dat er minder monden moeten worden gevuld. En als dat nieuwe land vruchtbaar is, kan men gerst naar Thera voeren.’ Opeens sloeg hij zijn hand voor zijn mond en hij keek Clistratus verschrikt aan. ‘Maar dan ga jij …’

Er verschenen soldaten op het plein. Ze vergezelden de mannen die door de menigte liepen.

‘Jij! Hoe heet je?’ vroeg een van hen terwijl hij Clistratus aanwees.

‘Clistratus, Solons zoon.’

Een schrijver noteerde zijn naam op een perkament.

‘Ik kan hem niet missen’, zei Solon. ‘Hij is mijn enige zoon. Hij moet blijven.’

De soldaat legde zijn hand op het gevest van zijn zwaard. ‘Iemand die weigert, wordt gedood.’ Solon keek de soldaat in de ogen. Hij zag dat die niet zou aarzelen en hij zuchtte gelaten.

Benieuwd staarde Clistratus naar het land dat voor de boeg van het schip opdook. Zijn vingers voelden verkrampt aan. Hij was wel gewend om op het land te werken, maar uren roeien was toch wat anders. Nu was het zijn beurt om te rusten. Met twee pentakonters waren ze naar het zuiden gevaren.

Om beurten moesten ze aan de riemen zitten. Vijftig man roeien, vijftig man rusten.

Hij zou pa, ma en zijn zussen wellicht nooit meer zien, nooit meer … Tranen vochten achter zijn ogen. Clistratus keek op toen Battos naast hem kwam staan.

‘Daar komt onze stad Kyrene’, zei Battos zelfzeker terwijl zijn hand een punt aan de kust aanwees. ‘We zullen hard moeten werken en misschien moeten we ook vechten.’

‘Vechten? Met wie?’ vroeg Clistratus. Nu begreep hij waarom er naast het zaaigoed ook zoveel wapens waren meegenomen.

‘Er zullen mensen in dat land wonen’, zei Battos schouderophalend. ‘Misschien kunnen we samen met hen leven, misschien ook niet. En als we onze eerste oogsten binnen hebben, dan laten we vrouwen komen.’ Hij dacht na. ‘Of wie weet vinden we vrouwen in dat land.’

‘En dan wordt Kyrene een echte stad’, vulde Clistratus aan. Plots voelde hij zich beter. Misschien werd zijn leven daar beter. Misschien wilde hij helemaal niet meer terug naar Thera.

Bij het onlinelesmateriaal kun je het verhaal ook beluisteren.

OPDRACHT 1

Sparta en Athene

Athene en Sparta zijn twee van de belangrijkste poleis van Hellas. Toch verschillen ze op heel veel vlakken van elkaar.

Hoe worden Athene en Sparta bestuurd in de 5e eeuw v.C.? Welke bevolkingsgroepen zijn er in beide poleis en hoe gaan ze met elkaar om?

ARISTOCRATIE

2

Welke verklaring hoort bij welk begrip? Verbind.

Aristocratie

Tirannie

Democratie

Oligarchie

Militarisme

Kaartnr(s).

PISISTRATOS: TIRANNIE KLEISTHENES: DEMOCRATIE

Het volk heeft inspraak in het bestuur, bv. door verkiezingen.

Het land houdt van militair vertoon. Er gaat veel aandacht naar alles wat met oorlog en discipline te maken heeft.

De rijke adel. Zij voelen zich beter dan de rest.

Slechts enkelen hebben de macht.

Eén man heeft alle macht. Hij komt ook op voor de arme Atheners.

De Atheense bevolking bestaat uit burgers, metoiken en slaven

In de 5e eeuw v.C. kent Athene veel problemen, maar ook een opmerkelijke bloeiperiode.

Op politiek en sociaal vlak merk je veel ongelijkheid tussen de bevolkingsgroepen. Je kunt de Atheense bevolking opdelen in drie groepen: slaven (de grootste groep), metoiken en burgers

De mannelijke Atheense burgers vormen een minderheid van de bevolking. De Atheense vrouwen zijn geen volwaardige burgers. Ze nemen niet deel aan de volksvergadering . Op familiaal vlak zijn ze ondergeschikt aan de man. In een huis van een welvarende Atheense burger leven vrouwen in een apart gedeelte van het huis.

Als je het Belgische politieke systeem bekijkt, zijn er verschillen en gelijkenissen met het systeem van Athene in de 5e eeuw v.C. Vanaf 18 jaar mag elke Vlaamse burger, man of vrouw, parlementsleden kiezen voor het Vlaamse

ATHENE
SPARTA

en federale (= Belgische) parlement . Die parlementen vertegenwoordigen ons, stemmen wetten en controleren het bestuur. Daarnaast heb je zowel in Vlaanderen als in België een regering die bestuurt. De ministers van die regeringen moeten zich verantwoorden tegenover die parlementen. Ze hebben de steun nodig van de meerderheid van de parlementsleden. Verder zijn er onafhankelijke rechtbanken die ervoor moeten zorgen dat iedereen zich aan de wetten houdt. Onze grondwet zegt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet, maar is die gelijkheid absoluut? Er zijn vele voorbeelden van ongelijkheid. Vrouwen verdienen gemiddeld minder dan mannen. Jongeren moeten 18 jaar zijn om te stemmen. Voor migranten is het moeilijker om werk te vinden. Eeuwenlang al maken mensen een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen het eigen volk en de anderen. Dikwijls worden die anderen niet zo goed behandeld. Athene noemt zichzelf een democratie, maar is iedereen er gelijk ?

Bespreek de volgende vragen in de klas.

a Wanneer ben je in België een vreemdeling?

b Wanneer ben je illegaal?

c Wanneer ben je een Belg?

d In de Belgische grondwet staat dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet. Wat betekent dat eigenlijk?

e Welke rechten heeft een vreemdeling niet in ons land?

OPDRACHT 3

a Lees de lestekst en vul het schema aan.

Bevolkingsgroep Kenmerken

- inwoners die altijd in Athene hebben gewoond

- Beide ouders zijn van Athene.

- Een van de ouders is niet van Athene.

- vreemdelingen = mensen van buiten de

- hebben toestemming om langere tijd in de polis te wonen betalen verblijfsbelasting

- mogen geen grond b ezitten, werken in en

- staan onder toezicht van een Atheense

Aandeel in totale bevolking*

minder dan een derde

minder dan een derde

Plichten

- betalen

- militaire dienst

Bevolkingsgroep Kenmerken

Aandeel in totale bevolking* Plichten

hebben geen rechten: mogen geen bezit hebben, mogen niet vrij trouwen, mogen niet doen wat ze willen ... ruim meer dan een derde van de totale bevolking werken voor de en de of voor de

* We hebben nergens een exact cijfer voor het aantal mannelijke Atheense burgers. Op basis van aanwijzingen van klassieke auteurs zoals Thukidydes vermoeden we dat het aantal mannelijke burgers dat mag deelnemen aan de volksvergadering, schommelt tussen de 20 000 en 60 000 personen. Misschien vormen ze slechts 10 % van de totale bevolking. Het burgerschap is erfelijk.

** Je hoefde niet rijk te zijn om slaven te bezitten. Het gemiddelde Atheense gezin zou vier huisslaven hebben gehad en je werd als arm gezien als je geen slaaf had.

b Vormen de burgers de meerderheid in de totale bevolking? Leg uit.

TIP Over slaven kom je meer te weten in les 25 over techniek.

Athene wordt een democratie (6e-5e eeuw v.C.)

Oorspronkelijk is Athene een koninkrijk. Maar de koning wordt al snel de laan uitgestuurd door de andere leden van de adel. De Atheense democraten in de 5e eeuw v.C. beschouwen Solon als de wetgever die aan de basis ligt van de ontwikkeling naar democratie . Solon hervormt het bestuurssysteem van de polis in 594 v.C. Hij deelt de Atheense burgers in volgens hun bezit. Hij voert vier klassen in met verschillende rechten. De belangrijkste bestuursfuncties zijn voor de eerste twee klassen waartoe de rijkste burgers behoren. In tijden van oorlog moeten zij een paard leveren en als ruiter dienen in het leger. Alle volwaardige burgers, uiteraard alleen mannen, zijn lid van de volksvergadering . Hij schaft de slavernij niet af. Slaven kunnen oorlogsbuit zijn of gewoon op een slavenmarkt gekocht worden. Hij voert wel een belangrijke hervorming door voor de Atheense burgers die hun schulden niet kunnen betalen.

Zij kunnen niet meer verkocht worden omdat ze schulden hebben. De schuldslavernij wordt afgeschaft. De door de kleine boeren gevraagde herverdeling van de landbouwgrond komt er niet. Vele arme boeren verlaten hun boerderijen en trekken naar het centrum van Athene. Kleisthenes deelt alle burgers in tien groepen (fylen) in. Een fyle bestaat uit alle burgers van een bepaalde stadswijk, een plattelandswijk en een havenwijk. Zo probeert men de samenwerking tussen de verschillende wijken te verbeteren. In elke fyle loot men vijftig burgers van minstens dertig jaar. Zij vormen de Raad van Vijfhonderd (boulè) . Die bereidt de vergaderingen van de volksvergadering voor. De rechters worden ook via loting aangeduid. Elke mannelijke burger vanaf twintig jaar mag deelnemen aan de volksvergadering (ecclesia) . Die vergadert zo’n veertig keer per jaar. De volksvergadering beslist over nieuwe wetten en over oorlog en vrede . De Atheense burgers beslissen dus zelf.

Niemand doet dat in hun plaats. Dat heet ‘directe democratie’ . Na verloop van tijd worden de leden van de volksvergadering, de Raad van Vijfhonderd en de rechtbank betaald voor hun werk. Zo kunnen ook gewone mannen gemakkelijker deelnemen aan ‘de politiek’. Dat woord betekent eigenlijk ‘bestuur van de polis’.

De democratie van Athene is heel beperkt: enkel vrije mannelijke burgers mogen eraan deelnemen. Armen die hard moeten werken voor hun magere inkomen en burgers die ver van Athene wonen, nemen waarschijnlijk zelden of nooit deel aan het politieke leven. Was Athene dan wel echt zo democratisch?

In 546 v.C. pleegt Pisistratos een staatsgreep. Voortaan draagt hij de titel ‘tyrannis’ . Hij geeft financiële steun om de nijverheid te bevorderen. Hij neemt ook maatregelen om de sociaaleconomische problemen in de polis op te lossen. Door de bouw van nieuwe tempels wil hij de arme boeren die naar de stad zijn gekomen om ander werk te zoeken, een baan geven. Boeren die willen overschakelen naar nijverheidsplanten zoals wijndruiven en olijven in plaats van enkel voedingsgewassen zoals graan, moeten vaak een paar jaar wachten voor ze kunnen oogsten. Daarom helpt Pisistratos hen financieel. Pisistratos gaat de geschiedenis in als een goede tiran en een weldoener. Na zijn dood volgen zijn zonen hem als ‘tirannen’ op. Zij zijn niet succesvol en worden verdreven door de edellieden. In 508 v.C. maakt een staatsgreep een einde aan de macht van de familie. Kleisthenes, een lid van de adel, heeft echter begrepen dat niet enkel de adel de macht moet hebben. Hij legt de basis van de Atheense democratie.

OPDRACHT 4 Bron 1 Solon

Bron 2 Een hervorming van Solon

Zodra hij de macht had, bevrijdde Solon de mensen voor eens en altijd. Hij verbood alle leningen die een persoon als waarborg had.

[ Noot: bij zo’n lening word je een slaaf van de schuldeiser als je de lening niet kunt terugbetalen. ] Daarbij vaardigde hij wetten uit die schulden kwijtschold.

Vrij naar: Aristoteles, De staatsinrichting van Athene, na 330 v.C.

De tekst komt uit de omgeving van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij en zijn studenten zouden het bestuurssysteem van 170 polissen beschreven hebben. De staatsinrichting of ‘grondwet’ van Athene is bewaard gebleven.

Borstbeeld van Solon, kopie van een

Grieks origineel, ca. 110 v.C., Nationaal Archeologisch Museum, Napels

a Wat is de verdienste van Solon?

b Zouden er vandaag nog vormen van schuldslavernij bestaan? (Raadpleeg het internet.)

Ja / neen

c Welke politieke rechten hebben deze burgers? Zet een kruisje.

Klassen Wie? Bestuur Volksvergadering

1 en 2 de aristocraten (grootgrondbezitters) en de handelaars-ondernemers

3 de gewone boeren

4 de armen

d Geef een vorm van slavernij die blijft bestaan.

e Op basis waarvan maakt Solon een onderscheid tussen de burgers?

OPDRACHT 6

Lees de lestekst en beantwoord de vragen.

a Hoe komt Pisistratos aan de macht?

b Onderstreep in het blauw één maatregel in het voordeel van de handelaars-ondernemers.

c O nder streep in het groen één maatregel in het voordeel van de kleine boeren.

d Ond er streep in het rood één maatregel die zowel voor de nijverheid als voor de arme mensen voordelig is.

e Dui d in het onderstaande woordenboekfragment aan welke verklaring voor Pisistratos geldt. tiran

alleenheerser met onbeperkte macht in de oude Griekse stadstaten een gewelddadig heerser syno niem voor: dictator, verdrukker, bullebak, despoot, dwingeland, geweldenaar

Bron 3 Uit het woordenboek democratie

bestuursvorm. Het begrip is afgeleid van de Griekse woorden voor ‘volk’ (dèmos) en ‘heersen’ (kratein). Het betekent dus letterlijk ‘volksheerschappij’. Het volk mag zelf stemmen over de wetten (Athene) of kiest vertegenwoordigers die de wetten in hun plaats maken (België).

Wat is volgens het woordenboek het verschil tussen de Atheense democratie en de Belgische democratie?

Soort Hoe werkt de democratie?

Athene direct

België indirect

Na het vertrek van de tirannen hervormt de aristocraat Kleisthenes het bestuur van Athene. Hij wil tegenstellingen tussen burgers oplossen en legt daarbij de basis van een ‘democratisch’ systeem. Kleisthenes deelt de burgers in tien ‘fylen’ in.

Bekijk het schema en lees de contextinformatie.

Bron 4 De democratie van kleisthenes

Prytanie (dagelijks bestuur)

50 leden regerend voor telkens 1/10 van het jaar = 36 dagen

Volksgerecht

Raad van Vijfhonderd 50 per fyle 9 archonten (hoge ambtenaren)

Volksvergadering gevormd door vrije Atheense mannen ingedeeld in 10 fylen

vrouwen, kinderen, vreemdelingen en slaven meer dan 250 000 mensen zonder politieke rechten

Elke fyle bestaat uit drie gebieden: - een district in Athene - een district aan de kust van Attica - een district in het binnenland van Attica

10 strategen

Uit elke fyle worden jaarlijks vijftig mannen geloot die lid worden van de Raad van Vijfhonderd, ook boulè genoemd. Zij mogen wetten voorstellen. Elke fyle moet afwisselend een aantal leden afvaardigen die onverwachte problemen moeten aanpakken. Zij verblijven in een sober, rond gebouwtje op de agora, het marktplein van Athene. De wetsvoorstellen van de boulè worden voorgelegd aan alle burgers. Bij belangrijke beslissingen zijn er tot 6 000 burgers en de meerderheid beslist. Dat noemen we directe democratie. Elke burger kan een wet stemmen zonder afhankelijk te zijn van een vertegenwoordiger zoals in België.

a Welk voordeel biedt de indeling in fylen?

b De Atheense burger heeft meer macht dan een Belgische als gevolg van de directe democratie van Athene. Verklaar.

- In de Atheense volksvergadering

- In het Belgische parlement

Uit: T. Deary, Waanzinnig om te wetenDie gave Grieken

Bron 6 Het Atheense standpunt van Perikles

a Welke groepen mogen niet deelnemen aan de volksvergadering?

b Waarom kun je het bestuur niet echt democratisch noemen?

Wij hebben een staatsvorm die niet een kopie is van de instellingen van onze buren. In plaats van anderen na te bootsen, zijn wij juist een voorbeeld voor hen. Onze staatsvorm heet een democratie, omdat ze in handen is van velen en niet van enkelen. In persoonlijke geschillen verzekeren onze wetten gelijk recht voor iedereen. (...) Armoede is voor niemand een hinderpaal om de staat te dienen als hij daartoe bekwaam is, hoe gering zijn aanzien ook is. (...) Wij zijn verdraagzaam in onze persoonlijke omgang en wij houden ons in het openbare leven aan de wet, die wij eerbiedigen. Wij gehoorzamen aan hen die op dat moment een politiek ambt uitoefenen en aan de wetten, vooral aan die wetten die bescherming bieden aan de verdrukten.

Vrij naar: Thucydides, De lijkrede van Perikles voor gesneuvelde Atheners, in:

De Peloponnesische Oorlog, II

Thucydides is een Griekse geschiedschrijver. Hij leeft van ca. 460 v.C. tot ca. 398 v.C. Hij citeert hier Perikles, een Atheense staatsman, die een van de voorstanders van de democratie is.

Bekijk de argumenten van Perikles voor de democratie die in Athene wordt toegepast in de 5e eeuw v.C. Heeft hij gelijk als hij zegt dat iedereen gelijk is voor de wet in Athene of zijn er groepen die minder rechten hebben? Argumenteer.

Bron 7 De verdediging van de democratie

Deze hervormingen maakten het bestuur veel democratischer dan bij Solon. De tirannie had de wetten van Solon ongedaan gemaakt doordat ze niet meer werden toegepast. Kleisthenes hield rekening met de massa en heeft nieuwe wetten ingesteld, onder andere de invoering van de wet over ostracisme.

Vrij naar: Aristoteles, De staatsinrichting van Athene, na 330 v.C.

Bron 8 Potscherven

Potscherven of ‘ostraka’, Agoramuseum, Athene De Atheners maken in de 5e eeuw v.C. gebruik van het ostracisme. Eenmaal per jaar komen burgers samen op de agora, de markt van Athene. Daar stemmen ze over de vraag of er iemand zo machtig is geworden dat die een tirannie zou kunnen instellen. Als een meerderheid ja stemt, komen ze twee maanden later terug op de agora. Elke burger krijgt daar een potscherf of ‘ostrakon’. Daar krast hij de naam op van zo’n machtige persoon. De persoon van wie de naam het meest werd gekrast in de potscherven (ostraka) wordt verbannen voor tien jaar.

Bron 9 Een reliëf van de Democratie

Een reliëf van de Democratie, ca. 337 v.C., Agoramuseum, Athene Een vrouw die de democratie voorstelt, kroont het volk van Athene dat op een stoel zit.

Opschrift: (…) Als iemand in opstand zou komen tegen het volk om de tirannie in te voeren (…) dan zal degene die hem doodt, onschuldig zijn. (…)

OPDRACHT 10

a Bestudeer bron 7. Wat willen de Atheners vermijden?

OPDRACHT 11

b Bestudeer bron 8. Wat is een ostrakon?

c Wat is de straf voor iemand die geostraciseerd wordt?

d Tegen wie is dat systeem gericht?

e Bekijk bron 9. Wie mogen de Atheense burgers zonder straf doden?

Vul punt 2 in het schema op blz. 76 aan.

De Spartaanse bevolking bestaat uit Spartanen, perioiken en heloten

De Spartaanse bevolking bestaat uit drie groepen: de echte Spartaanse burgers , de perioiken en de heloten . Je zou het kunnen vergelijken met een standenmaatschappij . Je hebt rechten en plichten die afhangen van de groep of stand waartoe je behoort. De Spartanen moeten al vroeg naar het leger. Ze blijven tot hun zestigste soldaat. Ze vrezen een opstand van de slaven, die veel talrijker zijn. Eigenlijk lijkt het wel alsof ze in voortdurende staat van oorlog verkeren. Sparta is met andere woorden militaristisch . Slaven bewerken de gronden. De Spartanen hoeven zelf niet te werken. De perioiken zijn onderworpenen uit de omgeving van Sparta. Ze zijn vrij en mogen grond bezitten, maar hebben geen politieke rechten. De perioiken moeten dienstdoen als soldaat en betalen belastingen. In het dagelijkse leven werken ze als boer, ambachtsman of handelaar. De heloten vormen de grootste bevolkingsgroep in Sparta. Ze bezitten geen rechten en zijn gedwongen de gronden te bewerken voor de Spartanen. Het zijn dus eigenlijk slaven De Spartanen zijn bang voor een opstand van de helotenslaven, die veel talrijker zijn. Daarom worden mannen en vrouwen van jongs af aan zwaar getraind. De nadruk ligt daarbij vooral op discipline en uithoudingsvermogen en minder op het gebruik van wapens.

Lees de lestekst en vul het schema in.

Bevolkingsgroep Plichten Rechten - politiek - hoeven niet te werken

werken als boer, ambachtsman, handelaar

bewerken de gronden van de Spartanen geen rechten

Bron 10 De Spartaanse opvoeding

Wanneer een kind geboren werd, had de vader niet het recht het op te voeden. Hij moest het laten onderzoeken door de oudsten van het volk. Als het sterk en welgebouwd was, gaven ze de vader de opdracht het groot te brengen en kreeg het een van de 9 000 stukken land. Was het echter zwak of misvormd, dan moest het kind naar een van de ‘neerlegplaatsen’ gebracht worden, een gebied met ravijnen bij het Taygetosgebergte. Ze meenden dat het noch voor de staat, noch voor het kind gewenst was dat het in leven bleef, omdat al vanaf de geboorte bleek dat het nooit krachtig genoeg zou worden. Op basis van hetzelfde principe gaven de moeders hun baby’s een bad met wijn en niet met water om te zien of ze dat konden verdragen. Ziekelijke kinderen zouden dan immers de stuipen krijgen, terwijl sterke kinderen erdoor gehard werden. (…) Het was geen enkele burger toegelaten om zijn kind op te voeden zoals hij het zelf wenste.

Vanaf de ouderdom van zeven jaar nam de staat alle kinderen onder zijn hoede. Men deelde ze in groepen in en deed ze in gemeenschap leven en eten. De moedigsten en de sluwsten werden aangesteld tot groepsleiders. De andere kinderen moesten trachten hen na te volgen, moesten hun bevelen uitvoeren en hun terechtwijzingen ondergaan. Op die manier werden ze voorbereid op de militaire discipline. Oudere Spartanen waakten over hun ontspanning. Ze stookten dikwijls ruzie en twist en zo leerden ze ieders karakter, moed en uithoudingsvermogen kennen. De kinderen kregen slechts de strikt noodzakelijke schoolkennis. Voor het overige leerde het opvoedingssysteem hun gehoorzaamheid, uithoudingsvermogen en hardnekkigheid in het gevecht. Men schoor hen kaal en deed hen zonder sandalen op blote voeten lopen en geregeld naakt trainen. Zodra ze twaalf werden, legden ze alle onderkleding af en ontvingen enkel een mantel voor alle seizoenen.

Ze waren vuil en kenden geen baden of massage. Slechts een paar maal per jaar mochten ze zich aan zulke buitensporigheden te buiten gaan. Ze sliepen in groepen en per afdeling op een rietmatras, waarvoor ze zelf gezorgd hadden. (...) Voedsel stalen ze zoveel ze maar konden. (...)

Werd er echter iemand betrapt, dan werd hij gegeseld en ontving hij geen eten, niet omdat hij gestolen had, maar omdat hij zich had laten betrappen. Ze kregen slechts heel kleine rantsoenen, opdat ze ondernemingsgeest aan de dag zouden leggen en eropuit zouden trekken om hun honger te stillen. (...) De kinderen waren dan ook buitengewoon voorzichtig. Het verhaal doet de ronde dat een knaap een kleine vos gestolen had en die onder zijn mantel verborgen hield. Met zijn tanden en nagels scheurde het dier hem de buik open, maar de jongen hield zijn buit verborgen tot hij er dood bij neerviel.

Uit: Ploutarchos, Parallelle levens, Leven van Lykourgos, eind 1e eeuw-begin 2e eeuw De Griekse schrijver en filosoof Ploutarchos wordt geboren in de Griekse streek Boeotië in ca. 46 en overlijdt in ca. 120 in Delphi. Daar was hij priester. Delphi is een belangrijk centrum van kennis en informatie in de klassieke oudheid. Ploutarchos schrijft verhalen met een boodschap. Hij wil de lezer een voorbeeld geven van wat goed (bestuur) is.

14

a Welke uitspraken kloppen en welke niet? Kruis aan.

a Om een doel te bereiken, zijn alle middelen toegelaten.

b Het gezinsleven is bij de Spartanen belangrijk.

c Aan gehandicapten besteedt men de nodige zorgen.

d De staat heeft weinig invloed op de opvoeding van de Spartaan.

e Als jongeling moet je goed studeren.

f De Spartanen zijn beroepsmilitairen.

g Betrapt worden op een fout is niet dramatisch.

h De kinderen kennen een aangename jeugd.

b Noem minstens één zaak uit de tekst die leraars op jouw school nooit zouden doen.

Juist Fout

Vul punt 3 in het schema op blz. 76 aan.

Eforen (opzichters) 5 - wetten uitvoeren - controleren inwoners, ambtenaren en koningen Volksvergadering alle mannelijke Spartanen ouder dan 30 - wetten goed- of afkeuren - eforen benoemen OPDRACHT 13

In Sparta regeert de adel

Oorspronkelijk besturen twee koningen de stadstaat . Geleidelijk aan krimpt hun macht in tot legeraanvoerder in oorlogstijd. De echte macht berust bij de ‘Raad der Ouden’, de ‘gerousia’. Die bestaat uit 28 Spartanen, ouder dan 60 jaar, door de volksverga dering vo or het leven gekozen. Verder zijn ook de twee koningen lid van de gerousia. Zij ontwerpen wetten en vormen de hoogste rechtbank. De volksvergadering bestaat uit alle mannelijke Spartanen ouder dan 30 jaar. Hun macht is echter niet zo groot. Ze mogen geen voorstellen doen en ze hebben niet het recht om te spreken. Wel keuren ze wetten goed of af en benoemen ze vijf eforen. Die eforen of ‘opzichters’ bezitten uitgebreide bevoegdheden: de wetten toepassen, elke aantasting van het politieke systeem bestrijden, het gedrag van de inwoners controleren ... Zowel ambtenaren als koningen leggen aan hen rekenschap af. De eforen worden maar voor één jaar gekozen. Zo zie je dat in Sparta een kleine groep burgers het bestuur beheerst. Een bestuursvorm waaraan maar enkelen deelnemen, noemt men een oligarchie.

Bron 11 Het Spartaanse bestuurssysteem

Bestuursorgaan Aantal en leeftijd Bevoegdheid (taak)

Koningen 2 legeraanvoerder

Raad van de Ouden 28 (ouder dan 60) - wetten maken - hoogste rechtbank - voor het leven gekozen

Spreek jij Grieks? Mono, poly, oli? Mono betekent ‘één’ of ‘enkel’ en poly ‘veel’. In een monarchie is één man aan de macht. Sparta is een oligarchie.

Wat zou dat kunnen betekenen? Bekijk het schema hierboven. Wie heeft de meeste macht? Bespreek het met je leraar en probeer het antwoord te vinden.

Vul dit schema aan. Je duidt aan of een begrip typisch is voor Athene, Sparta of België. Let wel, sommige begrippen passen in meer dan één politiek systeem.

Athene Sparta België

Koninkrijk

Directe democratie

Indirecte democratie

Oligarchie

Slavernij toegelaten

Iedereen gelijk voor de wet

Volksvergadering

Ostracisme

Militarisme

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘aristocratie’, ‘democratie’, ‘ongelijkheid’, ‘standenmaatschappij’ en ‘slavernij’ uitleggen

2 de begrippen ‘burger’, ‘metoik’, ‘slaaf’, ‘schuldslavernij’, ‘tirannie’ en ‘oligarchie’ uitleggen

3 een hedendaagse verklaring van het begrip ‘democratie’ geven

4 de beperktheid van de Atheense democratie aantonen

5 het Spartaanse militarisme verklaren

6 de drie bevolkingsgroepen van Sparta met twee kenmerken opnoemen

7 de bestuursorganen van Sparta en hun taak geven

KUNNEN

1 informatie uit bronnen af leiden

2 op basis van de kennis uit deze les een persoonlijk standpunt verdedigen

3 de voor- en nadelen van de democratie in Athene en de democratie in België vergelijken en er een mening over formuleren

4 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Sparta en Athene

1 De Atheense bevolking bestaat uit burgers, metoiken en slaven

Bevolkingsgroepen (zie schema opdracht 3):

- Burgers

- Metoiken

- Slaven

2 Athene wordt een democratie (6e-5e eeuw v.C.)

• Koninkrijk

• Aristocratie

- De aristocraten bezitten de grond.

- De aristocraten besturen de polis.

• Solon

- Solon deelt bevolking in volgens rijkdom. Hoe rijker,

- Hij schaft schuldslavernij af. Schuldslavernij =

• Tirannie

• Democratie

- Democratie =

- De Atheense democratie is beperkt. Waarom?

- De Atheense democratie is direct. =

3 De Spartaanse bevolking bestaat uit Spartanen, perioiken en heloten

• Bevolkingsgroepen (zie schema opdracht 11):

- Spartanen

- Perioiken

- Heloten

4 In Sparta regeert de adel

• Militarisme

- Wat?

- Waarom?

• Oligarchie = een bestuursvorm waaraan slechts enkelen deelnemen

• Bestuursorganen (zie schema opdracht 14):

- Koningen

- Raad van de Ouden

- Eforen (opzichters)

- Volksvergadering

BRONNEN

Onderzoek 2: democratie in Athene

De democratie ontstaat in Athene (zie les 8). In deze les onderzoek je dat verder aan de hand van enkele bronnen.

Hoe denken Atheense burgers in de 5e en 4e eeuw v.C. over democratie? Welke kenmerken van de Atheense democratie vind je in de bronnen terug?

Kaartnr(s).

ARISTOCRATIE

Bron 1 Verhoog op de Pnyx

PISISTRATOS: TIRANNIE KLEISTHENES: DEMOCRATIE

De Pnyx is een heuvel in Athene, net ten westen van de Akropolis . Het is de plek waar de Atheense volksvergadering bijeenkwam van ca. 507 v.C. tot ca. 330 v.C. Vanop het verhoog spreken redenaars tot de Atheense burgers.

Bron 2 Aristophanes over politici en burgers

Kijk nu eens. Er is vanmorgen een (volks)vergadering bijeengeroepen en wie is er aanwezig? Helemaal niemand. Waar is iedereen? Zeker aan het kletsen op de agora [ marktplein ], terwijl ze proberen de vergadering te ontlopen. Geen zin voor verantwoordelijkheid. Zelfs de raadsleden [ van de Raad van Vijfhonderd ] zijn niet verschenen, terwijl zij toch de vergadering zouden moeten leiden. Ze zullen natuurlijk wel komen, maar te laat, en dan duwen ze zich een weg naar voren.

(...) Hè, hè, daar zijn ze: de raadsleden, allemaal langslapers, en ja, ze duwen zich een weg naar voren, precies zoals ik al zei.

Uit: Aristophanes, Acharniërs

‘Acharniërs’ is een komisch toneelstuk van de Atheense schrijver Aristophanes (ca. 446-386 v.C.). Het hoofdpersonage is een landbouwer die op eigen houtje vrede sluit met de Spartanen. In het stuk verzet hij zich tegen de oorlog. ‘Acharniërs’ wordt voor het eerst opgevoerd in 425 v.C. De Peloponnesische Oorlog is op dat moment ongeveer 6 jaar aan de gang. Het fragment speelt zich af in Athene.

Bron 3 De lijkrede van Perikles

Toen het ogenblik was gekomen, kwam hij (Perikles) naar voren. Vanaf het graf ging hij naar een podium dat daarvoor was opgericht zodat zo veel mogelijk mensen hem konden horen. En hij sprak ongeveer op deze manier. (…) ‘Wij verschillen ook van onze tegenstanders in onze militaire methode. Wij openen onze stad immers voor iedereen. Nooit zetten wij vreemdelingen buiten om te verhinderen dat een van onze vijanden door spionage zijn voordeel zou kunnen doen met iets wat wij niet verbergen. Wij vertrouwen immers minder op een maatschappelijk systeem en een beleid dan op de aangeboren moed van onze burgers. Terwijl onze rivalen van in de wieg door middel van een pijnlijke discipline echte mannen proberen te vormen, leven wij in Athene zoals we willen en toch zijn we net zo bereid om elk gevaar het hoofd te bieden.’

Vrij naar: Thucydides, De lijkrede van Perikles voor gesneuvelde Atheners, in: De Peloponnesische Oorlog, II

De Atheense staatsman Perikles (495-429 v.C.) is vanaf 461 v.C. tot zijn dood bijna onafgebroken de belangrijkste politieke leider in Athene en hij gebruikt de democratische instellingen om zijn macht te behouden en zelfs te versterken. In 431/430 v.C. houdt hij een redevoering ter ere van de gesneuvelde Atheners. Zo’n plechtigheid is niet uitzonderlijk. De Atheense gemeenschap eert op die wijze haar gesneuvelden. De inhoud van die redevoering is opgeschreven door Thucydides (ca. 460-398 v.C.). Thucydides zelf is een Athener die optreedt als een legerbevelhebber (een ‘strateeg’). Omdat de Atheners hem verwijten dat door zijn schuld een stad door de Spartanen wordt ingenomen, verbannen ze hem in 424 v.C. Zelf zegt hij dat hij daardoor de vrijheid krijgt om in heel Griekenland, dus ook in de Spartaanse gebieden, te reizen en daardoor het conflict van twee kanten kan bekijken.

Bron 5 Het leven van Aristides

De naam ‘Aristides, zoon van Lysimachos’ op een potscherf, 483/482 v.C., Agoramuseum, Athene In 482 v.C. wordt de Griekse staatsman Aristides verbannen door het systeem van het ostracisme (zie les 8).

Iedereen nam een potscherf en schreef daarop de naam van de burger die hij wilde verbannen en bracht die scherf naar een plek op de marktplaats (agora). (…) Eerst telden de magistraten alle scherven, want als er minder dan 6 000 waren, telde de procedure niet. Daarna spraken ze de naam uit van hij die het meest was opgeschreven en verbanden hem voor tien jaar. (…) Er wordt gezegd dat toen ze de namen op de scherven aan het schrijven waren, een sullige kerel zijn scherf aan Aristides gaf. Hij dacht dat Aristides een gewone burger was. Hij vroeg hem om ‘Aristides’ op de scherf te schrijven. De verraste Aristides vroeg hem of die ‘Aristides’ hem enig onrecht had gedaan. ‘Nee, helemaal niet’, antwoordde hij. ‘Ik ken de man niet, maar ik ben het beu dat ik hem overal “de rechtvaardige” hoor noemen.’ Er wordt gezegd dat toen Aristides dat hoorde hij niet zou hebben geantwoord, maar hem de scherf zou hebben teruggegeven met zijn naam (Aristides) erop.

Ploutarchos in 75 over het leven van Aristides Ploutarchos (ca. 46-120) schrijft verhalen met een boodschap. Hij wil de lezer een voorbeeld geven van wat goed (bestuur) is.

Bron 6 Herodotos en een Perzische discussie over democratie

Hoe zou de monarchie een goed politiek systeem kunnen zijn? Want hierbij kan men doen wat men wil zonder dat men verantwoording hoeft af te leggen. Ook al geeft men deze macht aan de allerbeste man, toch zou ook hij zijn normale manier van denken verliezen. Onder invloed van de pracht en praal die hem omringen, groeit immers zijn overmoed. (…) Maar het allerergste zal ik nu noemen: de oude wetten schaft hij af, hij doet vrouwen geweld aan en doodt mensen zonder proces. Als echter het volk regeert, dan heeft dit bestuur in de eerste plaats de allermooiste omschrijving: gelijkheid voor de wet; ten tweede doet het volk niets van wat de vorst doet, want de overheden worden bij loting aangewezen. Zij moeten verantwoording afleggen en alle besluiten worden door de gemeenschap genomen.

Vrij naar: Herodotos, Historiën Herodotos (ca. 484-424 v.C.) is een Griekse auteur die vaak ook probeert het standpunt van de niet-Grieken te begrijpen. In het fragment hierboven beschrijft hij een gesprek tussen belangrijke Perzen ca. 522 v.C. over de toekomst van het Perzische Rijk. Eén van hen verdedigt de democratie. Uiteindelijk volgen de Perzen zijn standpunt niet en kiezen ze voor de monarchie.

Bron 7 Tegen de democratie

Want over heel de wereld zijn de besten de tegenstander van de democratie. Want bij de besten heerst de minste ongedisciplineerdheid en onrechtvaardigheid. Zij proberen het meest het goede te doen. Maar bij het volk heerst de grootste domheid, de meeste ordeloosheid en slechtheid. Want de armoede brengt hen eerder tot schanddaden, evenals het gebrek aan opvoeding en ontwikkeling vanwege geldgebrek bij sommige mensen.

We weten niet wie de auteur van deze bron uit de 5e eeuw v.C. is.

De auteur is tegen de democratie en hedendaagse auteurs noemen hem de ‘oude oligarch’. Je weet ondertussen wat een oligarchie is. In dit fragment vergelijkt hij de houding van de ‘besten’ (aristoi) met de houding van het volk.

TIP In les 30 en 31 lees je meer over de Belgische democratie. Je zult merken dat er gelijkenissen en verschillen zijn tussen de Atheense en de Belgische democratie.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het begrip ‘democratie’ verklaren

2 een punt van kritiek vo or zowel Athene als voor onze democratie geven

3 twee voorbeelden van kritiek op de Atheense democratie geven

4 twee argumenten voor de democratie geven

5 een gelijkenis tussen ons democratisch systeem en dat van Athene geven

6 een verschil tussen ons democratisch systeem en dat van Athene geven

KUNNEN

1 de onderzoeksvraag in het referentiekader plaatsen

2 bronnen analyseren en informatie uit bronnen halen

3 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

4 informatie uit verschillende bronnen met elkaar vergelijken

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

OPDRACHT 1

Situeer de onderzoeksvragen (zie inleiding) in het referentiekader.

Tijd:

Ruimte:

Domein:

OPDRACHT 2

Bekijk bron 1 en 2.

a Waar komt de Atheense volksvergadering samen in de 5e eeuw v.C.?

b Welke kritiek op de Atheense burgers lees je in bron 2?

OPDRACHT 3

OPDRACHT 4 Naam: Klas: Nr.: Score:

c Aristophanes lacht met de leden van de Raad van Vijfhonderd. Hoe noemt hij ze met één woord?

d Waarom geeft Aristophanes kritiek op de Atheense politici?

Lees bron 3.

a Wie zijn de rivalen die hun kinderen een pijnlijke discipline opleggen?

b Onderstreep in de bron een voordeel van het leven in Athene volgens Perikles.

c Voor wie houdt Perikles de lijkrede?

d Waarom is Perikles zo positief over Athene? Lees de informatie bij de bron.

e Geeft Thucydides een betrouwbare weergave van de toespraak van Perikles, denk je? Leg uit waarom met twee argumenten.

Eerder wel / eerder niet

Lees bron 4 en 5.

a De Atheense democratie kent een systeem dat we in onze democratie niet gebruiken. Hoe noemen we de procedure die de Atheners gebruiken om iemand te verbannen?

OPDRACHT 5

b Hoe probeert Ploutarchos de rechtvaardigheid van Aristides aan te tonen?

c Vergelijk bron 4 en 5. Waarom maakt bron 4 het verhaal van Ploutarchos dat Aristides verbannen is, geloofwaardig?

d Geef twee argumenten waardoor je toch mag twijfelen aan sommige zaken die Ploutarchos vermeldt. Let daarbij op het tijdstip waarop de bron is gemaakt en op de wijze waarop Ploutarchos zijn verhaal brengt.

OPDRACHT 6

Lees bron 6.

a Beschrijf in je eigen woorden twee nadelen van de monarchie volgens de tekst.

OPDRACHT 7

b Wat is het belangrijkste voordeel van de democratie volgens de bron?

c Waarschijnlijk heeft Herodotos dat gesprek verzonnen. De Perzen kiezen volgens hem de foute regeringsvorm. Welke reden heeft Herodotos om negatief te zijn over de Perzen?

Lees bron 7.

a De auteur spreekt over de besten en hij vergelijkt hen met het gewone volk. Wat bezitten de besten dat het volk niet heeft?

b Welke economische oorzaak leidt tot wangedrag bij het volk volgens de auteur?

c Waarom zijn de besten tegen de democratie volgens deze auteur? Onderstreep in de tekst.

Besluit

a Geef twee bronnen uit de klassieke oudheid die uitdrukkelijk kritiek geven op de democratie.

b Geef twee bronnen uit de klassieke oudheid die de democratie verdedigen.

De Grieken voeren oorlog

De Egeïsche Zee is omringd met Griekse poleis die een druk handelsverkeer onderhouden en een bloeiende economie opbouwen. Ondanks die contacten voeren ze geregeld oorlog met elkaar. Soms werken de poleis samen tegen niet-Griekse vijanden. Rond 550 v.C. worden de stadstaten op de kusten van Klein-Azië bedreigd door het machtige Perzische Rijk.

Wie zijn de Perzen? Kunnen de Griekse poleis zo’n machtige vijand aan? Welke Griekse poleis zijn elkaars rivalen? Hoe verlopen de Peloponnesiche Oorlogen en welke vijanden staan daarin tegenover elkaar?

KLASSIEKE OUDHEID

opstand Griekse stadstaten

Slag bij Plataeae

Slag bij Salamis

Slag bij Thermopylae

Slag bij Marathon

PERZISCHE OORLOGEN

De Perzen komen!

OPDRACHT 1

PELOPONNESISCHE OORLOGEN

De Indo-Europese Perzen beheersen rond de 6e eeuw v.C. een wereldrijk , dat zich uitstrekt van de Indus tot de Egeïsche Zee. De Perzische koning is een oppermachtige alleenheerser. De Perzen hebben Griekse poleis langs de kusten van Klein-Azië onderworpen. Rond 498 v.C. breekt daar een opstand uit. De Grieken van het vasteland, hoofdzakelijk Athene, sturen een leger te hulp. De Perzische koning Darius kan de opstand met veel moeite onderdrukken . Hij wil vervolgens heel Hellas innemen en wraak nemen voor de Atheense hulp tijdens de opstand. Hij hoopt zo de controle over de handel in de Egeïsche en de Zwarte Zee te kunnen overnemen.

Oorzaken en aanleiding van de Perzische oorlogen

a Wat is de oorzaak van de Perzische oorlogen: waarom komen de Griekse en de Perzische wereld voor het eerst met elkaar in botsing? Kruis aan.

De Perzische koning wil zijn macht in het Westen verder uitbreiden; hij wil de controle over de handel in de Egeïsche en de Zwarte Zee overnemen.

De Perzen breiden hun gebied uit en nemen de Griekse poleis op het Griekse schiereiland in.

De Perzen breiden hun gebied uit en nemen de poleis Athene en Sparta in.

Kaartnr(s).

OPDRACHT 2

b Wat is de aanleiding tot de Perzische oorlogen: welke gebeurtenis vormt voor de Perzische koning een uitdaging om de Griekse wereld te veroveren?

De Perzische koning Darius wil wraak nemen omdat de Griekse poleis langs de kusten van Klein-Azië in opstand zijn gekomen.

De Perzische koning Darius wil wraak nemen op de hele Griekse wereld omdat de Atheners de opstand in de Griekse poleis op de kusten van Klein-Azië hebben gesteund.

De Perzische koning Darius wil wraak nemen op de hele Griekse wereld omdat de Spartanen de opstand in 498 v.C. hebben gesteund.

Bron 1 De reus tegen Klein Duimpje!?

OPDRACHT 3

a Bestudeer de kaart en vul het schema aan.

Tegenstanders Perzische Rijk Hellas

Omvang van de Indus tot de Egeïsche Zee (zelfs Egypte)

Politiek koning = alleenheerser

Cultuur veel volkeren en culturen

b Stel nu jouw pronostiek op: omcirkel wie volgens jou de beste kans heeft om te winnen.

Perzen Hellas

c Geef minstens één goede reden voor jouw keuze.

Vul punt 1 in het schema op blz. 93 aan.

OPDRACHT 4

De Perzische oorlogen geven Athene aanzien en macht

In 490 v.C. ontscheept een Perzisch leger in de vlakte van Marathon . Athene vraagt de andere stadstaten om hulp. Alleen Plataeae helpt. In een veldslag verslaat Athene een enorme Perzische overmacht. Omdat Athene de overwinning behaalt zonder de hulp van Sparta, de sterkste landmacht, stijgt zijn aanzien. Maar in 480 v.C. bedreigen de Perzen onder koning Xerxes opnieuw Hellas. De Grieken zijn nu beter voorbereid: een aantal Griekse stadstaten heeft een verbond gesloten tegen de Perzen. Athene heeft zijn vloot uitgebreid. Een kleine Griekse landmacht onder Spartaanse leiding delft het onderspit bij de Thermopylae . De Perzen verwoesten Athene. De Atheense bevolking heeft zich op tijd teruggetrokken op het eiland Salamis. In de nauwe engte van Salamis verslaat een Atheense vloot de Perzische vloot (480 v.C.). Xerxes trekt zijn leger terug. In 479 v.C. proberen de Perzen opnieuw Hellas te onderwerpen. Zij verwoesten nogmaals Athene. De Spartanen vernietigen bij Plataeae het Perzische landleger. De Atheense vloot verslaat vervolgens de Perzische vloot bij Mykale . De dreiging is nu afgewend en Athene speelt heer en meester over de Egeïsche Zee. Perzië aanvaardt dat door in 449 v.C. de onafhankelijkheid van de Griekse stadstaten in Klein-Azië te erkennen.

Bron 2 Het verloop van de oorlogen

Datum Strijdende partijen Verloop van de strijd

490 v.C.

De Perzen ontschepen in de vlakte van Marathon. Athene vraagt andere poleis om hulp, maar enkel Plataeae helpt. Athene verslaat de Perzen zonder de hulp van Sparta!

480 v.C. Veldslag bij Thermopylae: daar verslaan de Perzen een klein leger van Sparta onder leiding van Leonidas. De weg naar Athene ligt open. De Perzen verwoesten Athene. Zeeslag bij Salamis: een klinkende overwinning van de Grieken onder leiding van Athene op de Perzen

479 v.C.

De Perzen proberen het nogmaals. Ze verwoesten opnieuw Athene. Het Spartaanse leger vernietigt het Perzische leger bij Plataeae. De Atheense oorlogsvloot verslaat de Perzische bij Mycale.

449 v.C. / De Perzische koning geeft het op. De Griekse poleis in Klein-Azië zijn weer onafhankelijk.

a Noteer in de tweede kolom de strijdende partijen. Onderstreep telkens de winnaar.

b Vechten alle Grieken tegen de Perzen? Motiveer je antwoord.

Bron 3 De wapenuitrusting

Vul punt 2 in het schema op blz. 93 aan. OPDRACHT 5

6

A Een Perzische krijger

B Een hopliet

Een hopliet heeft ook een

a In bron 3 zie je een tekening van een Perzische en een Griekse soldaat. Benoem de verschillende onderdelen van hun wapenuitrusting. Kies uit deze reeks woorden de juiste benamingen: bronzen helm – stoffen tuniek – speer of lans – pijl en boog – schild uit huiden – speer of lans – schild uit hout en metaal – stoffen muts – ijzeren zwaard – bronzen scheenplaten – harnas – dolk.

b Welke wapenuitrusting biedt de beste bescherming? Onderstreep. Leg uit waarom.

De Griekse / Perzische wapenuitrusting biedt de beste bescherming omdat

C Een falanx

c De Griekse soldaten vallen aan in falanx. Welk wapen kunnen de Perzische soldaten amper gebruiken wanneer de Grieken hen op deze manier aanvallen? Omcirkel het juiste antwoord. dolk – speer – pijl en boog

De Peloponnesische Bond en de Delisch-Attische Zeebond

Uit angst voor nieuwe Perzische aanvallen sluiten ongeveer tweehonderd Griekse stadstaten een bondgenootschap : de Delisch-Attische Zeebond . De leiding berust bij Athene. De bondgenoten moeten geld storten in een gemeenschappelijke bondskas voor het verder uitbouwen van een vloot of zelf schepen uitrusten. Athene wordt zo al snel een sterke zeemacht, die haar bondgenoten overheerst. Sparta verzamelt zijn bondgenoten in de Peloponnesische Bond Langzaam maar zeker begint Athene zich oppermachtig te voelen en aast het op het leiderschap over heel Hellas. Perikles laat in 454 v.C. de bondskas overbren gen naar Athene en gebruikt het geld om de stad te verfraaien. Onder meer een groot deel van de bouw van de tempels op de Akropolis werd daarmee betaald. Wanneer het Perzische gevaar geweken lijkt, wensen vele poleis zich los te maken van de Atheense overheersing. Athene duldt dat niet en onderdrukt elke afscheidingspoging van een bondgenoot met geweld.

a Welke bondgenootschappen vind je op de kaart terug?

b Welk conflict kan er ontstaan op basis van de situatie die op de kaart te zien is?

Bron 4 Hellas na 470 v.C.
OPDRACHT 7

Bron 5 De Peloponnesische Oorlog

De Atheners ontvingen met toestemming van de bondgenoten de heerschappij over de bond. Ze bepaalden welke steden hun een geldelijke belasting ofwel een belasting in de vorm van schepen tegen de barbaren moesten geven. Het doel bestond erin het Perzische grondgebied te verwoesten en de geleden schade te vergelden of te vergoeden. (...) De vastgestelde geldschatting bedroeg 465 talenten. Die gelden werden bewaard op het eiland Delos.

Bewerking van: Thucydides, De Peloponnesische Oorlog

De geschiedkundige Thucydides (ca. 460-398 v.C.) streeft in zijn werk objectiviteit na.

a Verklaar de naam ‘Delisch-Attische Zeebond’.

b Waarom een zeebond, denk je?

c Vul het schema aan. Maak gebruik van de informatie op de kaart en uit de tekst.

Bondgenootschap Peloponnesische Bond Delisch-Attische Zeebond Leider

Doel de poleis van de Peloponnesos en andere bondgenoten beschermen tegen aanvallers

Verplichtingen van de leden soldaten geven in oorlogstijd

Bron 6 Athene maakt misbruik van de macht

Buste van Perikles, Romeinse kopie uit de 2e eeuw van een Grieks origineel uit de 5e eeuw v.C., British Museum, Londen Het geld dat de bondgenoten geven, wordt bewaard op het eiland Delos. Athene gebruikt dat geld vooral om zich sterker te maken met wapens en een vloot. Perikles, de leider van Athene, laat in 454 v.C. de kas overbrengen naar Athene en gebruikt het geld ook om zijn stad te verfraaien. De stad is immers verwoest door de Perzen en hij wil haar mooier en grootser maken dan ooit tevoren. Op de Akropolis start hij met de bouw van het Parthenon, een tempel voor de godin Athena. Sommigen merken op dat het geld daarvoor niet bedoeld is. Enkele van zijn reacties: ‘Het geld is van wie het krijgt, niet van wie het geeft. Ik zal alles uit mijn eigen zak betalen en ik noem het “Pericleum” in plaats van Akropolis. We beschermen hen toch?’ Dat zien de Atheners liever niet gebeuren en ze laten hem zijn gang gaan.

Als het Perzische gevaar bedwongen lijkt, willen vele stadstaten zich losmaken uit het verbond. Athene laat dat niet toe. ‘Eens lid, altijd lid!’ is de redenering. Athene doet meer dan enkel zijn bondgenoten beschermen en bemoeit zich ook met een aantal andere zaken: - de bondgenoten moeten een democratisch bestuur hebben; - Athene laat enkel handelsschep en van haar eigen bondgenoten toe in haar havens; -

OPDRACHT 9

a Zoek één bewijs in de tekst waaruit blijkt dat Athene zich niet aan de afspraak houdt.

b Zoek één bewijs in de tekst waaruit blijkt dat Athene graag de baas speelt.

OPDRACHT 10

Vul punt 3 in het schema op blz. 93 aan.

De Peloponnesische oorlogen

Athene, leider van de Delisch-Attische Zeebond, aast op het leiderschap over heel Hellas. Sparta , de leider van de Peloponnesische Bond , vreest aan invloed in te boeten. De Spartaanse adel ziet ook niet graag dat Athene zijn democratische systeem verspreidt. Bijgevolg neemt de spanning tussen beide stadstaten toe. Een conflict tussen Athene en Sparta wordt onvermijdelijk

Wanneer Athene zich uiteindelijk gaat bemoeien met een bondgenoot van Sparta, breekt de hel los. De zeemacht Athene en de landmacht Sparta staan nu tegenover elkaar. De heerschappij over Hellas is de inzet

Oorzaken en aanleiding van de Peloponnesische oorlogen

De oorzaken

a Sparta en Athene zijn heel verschillend. Vul het schema aan en zoek zo de verschillen. Alle nodige informatie vind je in de bovenstaande tekst.

Tegenstellingen Athene Sparta

Bondgenootschap

Ruimte continentaal / maritiem continentaal / maritiem

Politiek verspreidt onder bondgenoten

Sterkste militaire kant

b Sparta is eigenlijk stikjaloers. Waarom zou Sparta jaloers zijn op Athene na de Perzische oorlogen?

De aanleiding

Wat is de spreekwoordelijke druppel die de emmer doet overlopen?

Korinthe:

- bondgenoot van Sparta

- een van de belangrijkste handelsconcurrenten van Athene

- heeft een kolonie : Corcyra

Corcyra:

- vindt dat het slecht behandeld wordt door zijn moederpolis Korinthe

- zoekt hulp bij Athene

Athene:

- helpt Corcyra

- Waarom?

Sparta:

- komt zijn bondgenoot Korinthe te hulp

Gevolg:

Het verloop van de oorlogen

Episode 5 – De geniepige Perzen Sparta krijgt stiekem geld van de Perzen om zijn oorlogsvloot uit te breiden. De voedseltoevoer van Athene wordt afgesloten. Zal Athene standhouden? OPDRACHT

De Peloponnesische oorlogen hebben veel weg van een langgerekte soapserie op televisie. Ze slepen bijna 30 jaar aan en tellen verschillende afleveringen, waarbij het nooit echt duidelijk is wie de overwinnaar zal worden. Bovendien is er een derde partij in het spel: de Perzen. Maar zal die derde hond ook met het been (= Hellas) gaan lopen?

Bron 7 De Peloponnesische oorlogen

Episode 1 – Athene maakt zich klaar Athene weet dat Sparta het sterkste landleger heeft. De macht van Athene ligt echter op zee. Aan de bestaande vestingmuren rond Athene en Piraeus worden lange muren gebouwd. Via deze muren van 6 km lang en ongeveer 160 m breed kan de toevoer van voedsel naar de stad Athene behouden blijven. De haven en de handelsschepen worden beschermd door de Atheense marine. De bevolking van Attica verschuilt zich in de versterkte stad Athene.

Episode 2 – Sparta valt aan Sparta valt Athene aan en verwoest Attica. De Spartanen hopen Athene uit te hongeren door het leger de stad te laten omsingelen. De Atheners en de inwoners van Attica blijven veilig binnen de muren.

Episode 3 – Strijd om de Peloponnesos De Atheense oorlogsvloot valt de kusten van de Peloponnesos aan.

Episode 4 – Perikles heeft er de pest aan De stad Athene is overbevolkt. Tot overmaat van ramp breekt de pest uit in de stad. Perikles, de grote legerleider, wordt ziek en sterft. Zijn opvolgers zijn niet succesvol en Athene leeft in angst. Toch houden de Atheners vol.

OPDRACHT 12

Episode 6 – De aanval op Syracuse Athene zit nu zonder voedsel. De poleis in de Peloponnesos voeren voedsel in via Syracuse in Sicilië. Daarom sturen ze hun vloot die richting uit. Ze weten echter niet dat Sparta nu, dankzij de Perzen, ook een grote oorlogsvloot heeft.

Episode 7 – De ondergang bij de Dardanellen In 413 v.C. verslaat de Spartaanse vloot de Atheense en wat later wordt de Atheense vloot definitief verslagen bij de Dardanellen. In 404 v.C. geeft Athene zich uitgehongerd over aan Sparta. Sparta stelt zijn eisen: Athene moet zijn vloot en kolonies afstaan en de lange muren afbreken. De Delisch-Attische Zeebond heeft geen reden van bestaan meer. Maar nu probeert Sparta de andere poleis te overheersen ... en of dat goed afloopt?

a Vervolledig de legende bij de kaart: zet de cijfers bij de juiste naam.

Zwarte Zee Athene Syracuse (Sicilië)

Dardanellen Sparta Peloponnesos

b Dankzij wiens hulp behaalt Sparta de overwinning?

c Waarom zouden zij Sparta helpen?

d Sparta speelt het niet netjes. Zoek twee bewijzen in de tekst en onderstreep ze.

Vul punt 4 in het schema op blz. 94 aan.

Leuke weetjes uit oorlogstijd

• Na de Atheense overwinning bij Marathon krijgt een soldaat de opdracht om die overwinning in Athene te melden. Het duurt wel ‘even’ voor hij aankomt, want de twee plaatsen liggen ongeveer 42 km uit elkaar. Wanneer hij aankomt, kan hij nog net ‘Gegroet, wij zijn blij!’ uitbrengen en daarna valt hij dood neer. Dat verhaal is misschien verzonnen. De oudst bekende bron die erover schrijft is Ploutarchos, zes eeuwen na de feiten. Maar het ligt in elk geval aan de basis van de beroemde loopwedstrijd: de marathon.

• Xerxes stelt een gigantisch leger samen om Griekenland opnieuw aan te vallen. Tussen het Europese vasteland en Klein-Azië ligt de Hellespont, een zeestraat van amper 1 200 m breed. De Perzische koning Xerxes moet daar met zijn leger oversteken om Griekenland aan te vallen. Zijn leger is echter heel groot en het zal heel veel tijd vragen om alle soldaten met de boot te laten oversteken. Daarom laat hij een brug van houten vlotten maken. Een storm slaat de vlottende brug aan diggelen. Xerxes is woest. Volgens de verhalen zou hij de zee hebben gestraft door er boeien in te gooien, haar zweepslagen te geven en haar te folteren met gloeiende ijzeren staven.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘continentaal’ en ‘maritiem’ uitleggen

2 twee oorzaken van de Perzische oorlogen opnoemen

3 het Perzische Rijk en Hellas met elkaar vergelijken

4 de overwinnaar van de Perzische oorlogen geven

5 de kenmerken van de Peloponnesische Bond geven

6 de kenmerken van de DelischAttische Zeebond geven

7 twee bewijzen voor het machtsmisbruik van Athene geven

8 twee oorzaken van de Peloponnesische oorlogen geven

9 de aanleiding van de Peloponnesische oorlogen geven

10 twee bewijzen voor de Spartaanse overheersing geven

KUNNEN

1 informatie uit een tekst afleiden en op een kaart weergeven

2 de leerstof aan medeleerlingen uitleggen

3 oorzaken en aanleiding uit een tekst afleiden

4 het verschil tussen een oorzaak en aanleiding uitleggen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Grieken voeren oorlog

1 De Perzen komen!

Oorzaken van de Perzische oorlogen

- wil Hellas veroveren.

- Hij w il de controle over de handel in de Egeïsche en Zwarte Zee overnemen.

Aanleiding van de Perzische oorlogen

- steunt de opstand van de Griekse poleis langs de kusten van Klein-Azië tegen Perzië.

Tegenstellingen tussen Perzië en Hellas

2 De Perzische oorlogen geven Athene aanzien en macht

Veldslag Zeeslag Overwinnaar

SCHEMA @VANIN

490 v.C.

480 v.C.

479 v.C.

449 v.C.

Verdeeldheid van de Grieken =

3 De Peloponnesische Bond en de Delisch-Attische Zeebond

Bondgenootschap Peloponnesische Bond Delisch-Attische Zeebond

Leider Sparta Athene

Wie?

Doel

200 Griekse stadstaten zijn ‘lid’ van het bondgenootschap.

Verplichtingen van de leden leveren soldaten geven

Machtsmisbruik van Athene

- Gebruikt geld om

- Duldt niet dat

4 De Peloponnesische oorlogen

Oorzaken

- Groeiende spanning tussen Sparta en Athene: behaalt in zijn eentje de overwinning in de eerste Perzische oorlogen.

- Tussen Athe ne en Sparta bestaan er een hele reeks tegenstellingen

Aanleiding

- Athene helpt Corcyra tegen

- Sparta steunt Korinthe en komt zo in oorlog met

Verloop van de oorlogen

- Athene krijgt vo edsel via haven en ommuurde weg.

- Sparta verwoest Attica.

- Atheense vloot teister t de Peloponnesos.

- Sparta sluit voedseltoevoer van Athene af met de hulp van Perzisch geld.

- Athene wil graanto evoer van Peloponnesos in Sicilië veroveren, maar dat loopt fout af.

- geeft zich uitgehongerd over.

De onderlinge rivaliteit heeft de Griekse poleis enorm verzwakt.

Alexander de Grote en de hellenistische rijken

De Griekse poleis hebben zich in een onderlinge strijd verzwakt (zie les 9).

De Makedoniërs profiteren daarvan en veroveren Hellas in de 4e eeuw v.C. Alexander de Grote bouwt daarna vanuit Griekenland een van de grootste wereldrijken ooit uit.

Hoe staan een verdeeld Hellas en de Helleense cultuur mee aan de basis van een wereldrijk? Op welke manier probeert Alexander de Grote zijn rijk te besturen? Wat gebeurt er na de dood van Alexander de Grote met zijn rijk?

KLASSIEKE OUDHEID

323 v.C. 359 v.C. 336 v.C.

ALEXANDER DE GROTE PHILIPPOS II

Kaartnr(s).

Philippos II van Makedonië verenigt het verdeelde Griekenland

Na de Peloponnesische oorlogen is de macht van Athene gebroken. Sparta wil graag de leider van Hellas zijn, maar heel wat poleis zijn daar niet tevreden mee. De Perzen zetten de poleis tegen elkaar op: ze hopen zo Hellas in handen te krijgen. Maar het loopt anders dan verwacht ...

Ten noorden van Griekenland ligt het koninkrijk Makedonië . Hun koning Philippos II (359-336 v.C.) is een bewonderaar van de Griekse cultuur en van het militaire Sparta. Het is zijn droom een machtig rijk uit te bouwen. Hij verslaat de verbonden legers van Thebe en Athene en neemt bijna heel Hellas in. Hij sticht een nieuw bondgenootschap : de Korinthische Bond. Alle Griekse poleis moeten zich daarbij aansluiten en Makedonië als leider aanvaarden. Op politiek vlak blijven ze zelfstandig. Enkel Sparta is vrijgesteld van het lidmaatschap. De koning plant vervolgens een aanval op Perzië, maar wordt in 336 v.C. vermoord. Zijn zoon Alexander volgt hem op.

Bron 1 Het leven van Alexander

Alexander was weetgierig en hield van lezen. De ‘Ilias’ van Homeros hield hij voor het handboek van krijgskunde en dapperheid. Toen hij zich in Azië bevond, waar andere boeken niet te krijgen waren, liet hij zich Griekse werken opsturen: Philistus, Euripides (...) Aanvankelijk liep hij hoog op met Aristoteles, ja, hij hield van hem, zoals hijzelf zei, evenzeer als van zijn vader. ‘Van deze heb ik het leven ontvangen,’ zei hij, ‘maar Aristoteles leerde mij wel te leven.’

Uit: Ploutarchos, Parallelle levens, Leven van Alexander, eind 1e eeuw-begin 2e eeuw De Griek Ploutarchos (ca. 46-120) genoot de gunst van de Romeinse keizers Trajanus en Hadrianus. Hij schreef talrijke biografieën van beroemde Grieken en Romeinen. Hij wil in zijn werk vooral de deugd en de moed van grote mannen aantonen.

Volgens de volksverhalen was Alexander als kind al zonder angst en moedig. Op zijn twaalfde temde hij het prachtige paard Bucephalus, waarop tot dan toe niemand kon rijden. Hij was ook leergierig. Naar men zegt, sliep hij met een ‘kopie’ van de ‘Ilias’ van Homeros onder zijn hoofdkussen. Hij had verschillende leraars, onder wie de beroemde Atheense filosoof Aristoteles.

a Wie was Aristoteles?

b Wat heeft Alexander vooral van Aristoteles geleerd?

c Bewijs dat de ‘Ilias’ een van Alexanders lievelingsboeken was.

d Waaruit blijkt dat Alexander heel veel van de Grieken afwist?

e Vat het karakter van Alexander in twee woorden samen.

f Geef twee redenen waarom de tekst van Ploutarchos misschien niet helemaal correct is.

Alexander de Grote verovert een wereldrijk

Samen met de leden van de Korinthische Bond en het Makedonische leger valt Alexander in 334 v.C. Perzië binnen. Hij verovert dat enorme rijk, met de hoofdstad Persepolis, in minder dan vier jaar. Koning Darius wordt vermoord door een van zijn eigen legeraanvoerders. Alexander de Grote roept zichzelf uit tot zijn opvolger. Hij droomt van de wereldheerschappij en rukt verder op naar Indië. Zijn leger steekt wel de Indus over, maar weigert daarna nog verder te trekken. Sommige soldaten zijn al jaren van huis. Alexander beslist daarom om terug te keren. In Babylon wordt hij ziek en sterft hij (323 v.C.).

OPDRACHT 3

Bron 2 Het wereldrijk van Alexander r

a Noem vijf hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk in het rijk van Alexander de Grote liggen. Gebruik een atlas.

b Je begrijpt dat het moeilijk is om zo’n rijk te besturen. Je kunt niet regelmatig van de ene hoek naar de andere reizen. Tel op de kaart het aantal steden dat Alexander de Grote gesticht heeft.

c Waarom zou hij dat gedaan hebben?

d Waar stierf Alexander de Grote? In welk jaar?

e Hoelang heeft hij over de verovering van zijn wereldrijk gedaan?

Coöperatief groepswerk: Ik, Alexander ...

RONDE 1

1 Je kruipt nu samen met een paar klasgenoten in de huid van Alexander de Grote. Het Perzische Rijk is enorm groot. Er leven heel wat volkeren met een eigen cultuur (taal, godsdienst, gewoonten …). Hoe zou jij het rijk besturen? Welke beslissingen zou jij in zijn plaats nemen op het vlak van bestuur, handel, cultuur? Vergeet niet dat je in de 4e eeuw v.C. leeft!

2 Let goed op dat je heel aandachtig luistert naar de voorstellen van je groep. Achteraf moet je die ideeën uitleggen aan een andere groep.

Groep A: Politiek en oorlogvoering

- Wat doe je met de overwonnen edellieden en rijken in het veroverde gebied?

- Wat doe je met de overwonnen koning?

- Wat doe je met overwonnen soldaten?

- Hoe controleer je of je wetten in alle delen van je rijk worden gevolgd?

- Hoe pak je opstanden in het rijk aan?

Groep B: Economie

- Hoe raak je aan geld?

- Welk voordeel kun jij als koning uit de handel halen?

- Welk voordeel kun jij als koning uit de nijverheid halen?

- Hoe kun je de handel bevorderen?

- Hoe kun je de nijverheid bevorderen?

Groep C: Cultuur

- Wat doe je met andere godsdiensten?

- In je rijk worden verschillende talen gesproken. Welke nadelen heeft dat?

- Wat doe je met andere talen?

- Hoe kun je de verschillende culturen dichter bij elkaar brengen?

- Hoe kun je je eigen cultuur over het hele rijk verspreiden?

RONDE 2

3 De leden van elke groep gaan nu elk afzonderlijk naar een nieuw groepje. De nieuwe groepjes bestaan uit drie personen, afkomstig uit groep A, B en C.

4 De leden van de nieuwe groepen leggen alle voorstellen over politiek en oorlogvoering, economie en cultuur aan elkaar uit.

5 Vergelijk jullie ideeën met de oplossingen van Alexander de Grote. Gebruik daarbij de tekst en de bronnen van deze les. Noteer jullie bevindingen in de tabel.

Het idee van jouw groep

Politiek en oorlogvoering

Economie

Cultuur

De oplossing van Alexander de Grote

Een wereldrijk besturen

Handel bevorderen

Perzië helleniseren

4 4 OPDRACHT 5

De hellenistische politiek van Alexander de Grote

Ondanks zijn opvoeding in de democratische polis Athene kiest Alexander de Grote voor een heel andere politiek. Net zoals de Perzische koning regeert hij als een goddelijke alleenheerser over zijn wereldrijk. Om de culturele eenheid in zijn rijk te bevorderen, probeert hij Perzië te vergrieksen (= hellenisme ). Hij laat groepen Grieken naar Perzië verhuizen. Hij maakt van het Grieks de officiële taal voor ambtenaren, wetenschappers, handelaars en soldaten. Daarvoor organiseert hij onder andere taallessen voor Perzen. Perzische soldaten krijgen les in Griekse gevechtstechnieken. Ook het aanmoedigen van huwelijken tussen Griekse en Makedonische militairen en Perzische vrouwen moet het hellenisme bevorderen. Alexander huwt zelf in 327 v.C. met de Bactrische prinses Roxane. Op heel wat plaatsen in zijn rijk sticht hij nieuwe steden , die meestal de naam Alexandrië krijgen. Alexandrië in Egypte groeit later uit tot een van de belangrijkste steden van de oudheid. Samen met de eenheidstaal bevorderen die steden de handel. Om de handel te vergemakkelijken, voert hij in heel zijn rijk de Attische (Atheense) munt in.

Lees de lestekst en raadpleeg de kaart bij opdracht 2.

a Waar ligt Bactriana? Wat zou de hedendaagse nationaliteit van prinses Roxane zijn?

b Welke bedoeling heeft Alexander de Grote met het sluiten van gemengde huwelijken tussen edelen van verschillende volkeren?

c Bewijs dat Alexander de Grote het voorbeeld geeft.

Het rijk valt uit elkaar

Alexander de Grote sterft te snel om het rijk goed te kunnen organiseren. Zijn generaals, de diadochen , bestrijden elkaar en het rijk valt uiteen in verschillende kleinere koninkrijken: de hellenistische rijken . Die rijken maken een economische en culturele bloei mee. Toch profiteren enkel de rijkste mensen van die hellenistische bloei. De gewone bevolking betaalt zware belastingen en beschikt over een heel klein inkomen. De vermenging van verschillende volkeren mislukt. Bovendien bestrijden de koninkrijken elkaar . Vanaf de 2e eeuw v.C. worden ze stuk voor stuk veroverd door andere volkeren, zoals de Romeinen en de Parthen.

Lees de lestekst en noteer de passende historische redeneerwijzen bij de fragmenten hieronder. Kies uit: toeval – oorzaak – gevolg – gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid.

- Alexander de Grote sterft te snel om het rijk goed te kunnen organiseren.

- Zi jn generaals bestrijden elkaar en het rijk valt uiteen in verschillende kleinere koninkrijkjes.

- De rijken profiteren van de hellenistische bloei, maar de gewone bevolking blijft arm.

OPDRACHT 6

Bron 3 De hellenistische rijken of diadochenrijken ca. 301 v.C.

OPDRACHT 7

a Vergelijk deze kaart met die van opdracht 2. Wat is er veranderd?

b Hoeveel tijd verloopt er tussen de situatie op beide kaarten?

Bron 4 Alexander de Grote voorgesteld in een Romeins mozaïek

Mozaïek, Huis van de Faun, Pompeji, 1e eeuw

‘Alexander de Grote blijft tot lang na zijn dood populair.’

Juist of fout? Motiveer je antwoord.

De Makedoniër Ptolemaeus is van in zijn kindertijd een goede vriend van Alexander en bestuurt in diens naam als generaal Egypte. Al snel na de dood van Alexander beseft hij dat het rijk het best in drie stukken wordt gesplitst. Maar waar moet het lichaam begraven worden?

Moet men het terug naar Makedonië brengen? Tijdens zijn leven voorspelt Alexanders geliefkoosde waarzegger Aristander ‘dat het land waar zijn lichaam begraven wordt het meest welvarende ter wereld zal worden’. Ptolemaeus wil het lichaam dan ook voor zichzelf houden. Maar Perdiccas, die aan de macht is tot Alexanders zoon oud genoeg is om de leiding over te nemen, denkt daar anders over.

Het duurt nog twee jaar voordat de sarcofaag van Alexander vanuit Babylon op weg gaat naar zijn laatste rustplaats. Het einddoel is tot op heden onbekend. De mummie ligt in twee gouden kisten met daarop een purperen mantel en de wapenrusting van Alexander. Voor het vervoer bouwt men een gouden wagen met een dak dat door Ionische zuilen wordt gedragen. Het plafond is beschilderd met taferelen die de heldendaden van Alexander voorstellen. Niet minder dan 64 muilezels trekken de koets die wordt voorafgegaan door een lange processie.

Ptolemaeus heeft zijn spionnen en ligt in een hinderlaag klaar. In de buurt van Damascus slaat hij toe. Hij rooft de sarcofaag en vervoert die naar Egypte. Omdat de graftombe van Alexander en de stad Alexandrië nog niet volledig klaar zijn, brengt hij de kist tijdelijk naar de tempelstad Memphis.

Hoe het de sarcofaag en Alexanders mummie verder verging? Ten tijde van Julius Caesar is de gouden kist van Alexander vervangen door een van kristal. Ptolemaeus IV laat de kist smelten en verkopen omdat hij zonder geld zit. De Romeinse keizer Augustus wil het lichaam van Alexander aanraken en breekt per ongeluk zijn neus af. De beschaamde Augustus kan niet anders dan hem weer laten vastplakken. Vele eeuwen later ligt de graftombe er als een ruïne bij, net zoals de eens zo bloeiende stad Alexandrië. Het is niet bekend of het lichaam van Alexander tot in onze tijd bewaard is gebleven en op welke plaats het zich dan bevindt.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het begrip ‘hellenisme’ verklaren

2 twee redenen geven waarom Philippos II Hellas wil veroveren

3 uitleggen hoe Philippos II het overwonnen Hellas verenigt en onderwerpt

4 de verovering van het Perzische Rijk beschrijven

5 drie voorbeelden van de hellenistische politiek van Alexander de Grote geven

6 uitleggen hoe Alexander de Grote de economie in zijn rijk bevordert

7 uitleggen hoe het rijk van Alexander de Grote uit elkaar valt

KUNNEN

1 het wereldrijk van Alexander de Grote op een blinde kaart situeren

2 informatie uit geschreven bronnen afleiden

3 zelf een strategie ontwikkelen en die met de politiek van Alexander de Grote vergelijken

4 ideeën van je gro epje aan andere klasgenoten overbrengen

5 je keuzes met argumenten uitleggen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Alexander de Grote en de hellenistische rijken

1 Philippos II van Makedonië verenigt het verdeelde Griekenland

Philippos II (koning van Makedonië, bewonderaar van de Griekse cultuur)

Waarom?

- Wil een groot rijk uitbouwen - Wil de groeiende macht van de Perzen tegenhouden

Onderwerping van Griekenland: sticht de Korinthische Bond:

- Griekse poleis blijven zelfstandig. - Aanvaarden Makedonische leiding - Sparta is vrijgesteld.

2 Alexander de Grote verovert een wereldrijk

- Verovert in vier jaar tijd het Perzische Rijk

- Verwoest hoofdstad Persepolis

- Perzische legeraanvoerder vermoordt Perzische koning.

- Alexander wordt opvolger.

- Droomt van wereldheerschappij wil Indië veroveren

- Alexander sterft in 323 v.C.

3 De hellenistische politiek van Alexander de Grote

Bestuur Alexander de Grote Democratische polis

Goddelijke alleenheerser Burgers hebben politieke macht.

Hellenistische politiek

Wat?

Het Perzische Rijk vergrieksen = de Griekse cultuur verspreiden in Perzië

Hoe?

- Volksverhuizingen van Grieken naar het Perzische Rijk

- Gemengde huwelijken

- Zelf huwt hij een oosterse prinses.

- Sticht nieuwe steden: Alexandrië met gemengde bevolking

- Grieks wordt voertaal van ambtenaren, soldaten, kooplui en wetenschappers.

- Eenheidsmunt (Attische munt)

4 Het rijk valt

uit elkaar

- Generaals bestrijden elkaar. Het rijk valt uit elkaar.

- Culturele vermenging mislukt.

- Enkel rijken profiteren van hellenistische bloei.

- Onderlinge strijd verzwakking

- Romeinen en oosterse volkeren veroveren hellenistische rijken

PREHISTORIE

De Griekse kunst

Griekse kunst heeft talloze kunstenaars uit latere tijden geïnspireerd. Vandaag nog bewonderen vele duizenden toeristen de overblijfselen van Griekse kunstwerken.

Wat zijn de typische kenmerken van de Griekse bouwkunst? Waarvoor dienen die bouwwerken? Wat zijn de typische kenmerken van de Griekse beeldende kunst?

OUDE NABIJE OOSTEN

Kaartnr(s).

De Griekse bouwkunst is een openbare, monumentale kunst

1450 ±1750 1945

MODERNE TIJD

VROEGMODERNE TIJD

De meeste openbare gebouwen (tempels, theaters …) worden in opdracht van de polis en haar bestuurders gebouwd. Vaak zijn ze verbonden met de Griekse godsdienst. De bouwwerken moeten de macht van de polis uitdrukken. De Griekse bouwkunst is daarom vaak monumentaal De Griekse tempel heeft overal dezelfde delen: de onderbouw bestaat uit drie rondom doorlopende treden. Op de bovenste treden rusten de zuilen. Die ondersteunen de hoofdbalk, de fries , de kroonlijst en het fronton . Sommige tempels hebben veel versiering (beeldhouwwerk) op fries en fronton. Onze voorstelling van een witte tempel is niet juist. Overal zie je kleur op beelden en gebouwen.

In de Griekse bouwkunst kun je verschillende bouwstijlen onderscheiden. De drie belangrijkste zijn de Dorische , de Ionische en de Korinthische bouwstijl . Vooral in de opbouw van de zuilen worden de verschillen tussen de drie bouwstijlen erg duidelijk.

De Grieken maken grote bouwwerken. Wat is de functie of de bedoeling van de volgende bouwwerken? Noteer.

Bron 1 Griekse bouwwerken

Tempel:

Theater:

OPDRACHT 2

Stadion:

Markt:

Bestudeer deze tekening van een Griekse tempel. Ontdek aan de hand van de volgende oefeningen de kenmerken ervan.

Bron 2 Een Griekse tempel

Wat zijn de typische kenmerken van een Griekse tempel? Onderstreep.

- Volle buitenmuren / gebruik van zuilen

- Eenvoudige bouwstijl / ingewikkelde bouwstijl

- Kleurrijke fries / sob ere fries

- Niet in evenwicht / in evenwicht

- Fronton / geen fronton

- Symmetrisch / niet symmetrisch

- Open bouwwerk / gesloten bouwwerk

Bron 3 Griekse zuilen

a Dorische stijl

b Ionische stijl

c

a Bekijk de tekeningen aandachtig en kruis de juiste eigenschappen aan in de tabel.

Dorisch Ionisch Korinthisch

Voetstuk

Eenvoudig kapiteel

Kapiteel met krullen

Kapiteel met bladmotief

Zwaar en log

Licht en slank

b Op de Akropolis in Athene staan verschillende bouwwerken.

Surf op het internet en ontdek de functie van deze bouwwerken.

Bron 4 Het Parthenon

Functie:

Bron 5 Propyleeën

Functie:

OPDRACHT 3

Bron 6 Nikètempel

Bron 7 Standbeeld van Athena

K opie van het standbeeld van Athena in het Parthenon, Nashville, VS

Functie: Functie:

Bron 8 Erechtheum

Functie: Bron 9 Parthenon

Het Parthenon, tempel voor de godin Athena, uit marmer opgetrokken op een grondvlak van ca. 72 m bij 36 m, Akropolis, Athene Een zuil heeft een diameter van 1,8 m en een hoogte van 9,5 m. De hoekzuilen zijn iets breder.

van Lawrence Alma-Tadema

Lawrence Alma-Tadema, De beeldhouwer Phidias toont de fries van het Parthenon aan zijn vrienden, 1868, 72 x 110,5 cm, Birmingham Museum and Art Gallery, Birmingham Lawrence Alma-Tadema is een Nederlandse kunstenaar, die lang in het Verenigd Koninkrijk woont. Hij schildert veel historische taferelen.

Fragment van de fries van het Parthenon, Akropolismuseum, Athene

Op welk punt verschilt het schilderij erg van het origineel in het Akropolismuseum?

In

de Griekse beeldhouwkunst zijn er drie

periodes

In de Griekse beeldhouwkunst onderscheidt men traditioneel drie grote periodes of stijlen: de archaïsche, de klassieke en de hellenistische

De archaïsche periode (ca. 800-ca. 490 v.C.) is vooral bekend voor de typische kouros- en korèbeelden. Vanaf ca. 490 v.C. besteden de kunstenaars nog meer aandacht aan de juiste verhoudingen en een anatomisch juiste weergave van het lichaam. Ze houden ook rekening met het standpunt van de toeschouwer. De beelden vertonen meer beweging, maar de ‘archaïsche’ glimlach blijft. Die evolutie ontwikkelt zich verder tot de ‘klassieke’ stijl.

In de klassieke periode (ca. 490-ca. 330 v.C.) zijn de beelden nog meer in beweging. De kunstenaar geeft het naakte lichaam anatomisch vrij juist weer, maar beeldt de mens wel geïdealiseerd uit: mooi en perfect. Het gelaat drukt zelden de gevoelens uit die bij de houding of de afgebeelde situatie passen. De beelden stralen rust en evenwicht uit. Het lijken geen gewone stervelingen, maar goden.

In de 4e eeuw beelden kunstenaars meer echte, persoonlijke emoties uit. Vaak zijn de beelden in brons gegoten. Die originelen zijn meestal niet bewaard gebleven. De meeste beelden kennen we via (Romeinse) kopieën. De Grieken versieren hun tempels met reliëf . Figuren worden uitgehouwen in de stenen van het bouwwerk. Zowel de vrijstaande beelden als de reliëfs worden vaak beschilderd. Kunsthistorici gebruiken de term ‘hellenistische kunst’ voor

Bron 10 Schilderij
Bron 11 Fries

OPDRACHT 4

de Griekse beeldhouwkunst in de periode die samenvalt met de veroveringen van Alexander de Grote en de regering van zijn opvolgers (ca. 330-ca. 30 v.C.). In die periode verspreidt de Griekse beeldhouwkunst zich naar de veroverde gebieden. Ook de manier waarop kunstenaars hun onderwerpen uitbeelden, verandert. Idealisme maakt plaats voor meer realisme

De archaïsche periode (ca. 680-490 v.C.)

Bron 12 De Kouros Bron 13 Korè Bron 14 Farao Mykerinos

530-520 v.C., Akropolis museum, Athene

530-520 v.C., Akropolismuseum, Athene Egyptisch beeld (detail), ca. 2500 v.C., Egyptisch Museum, Caïro

a Uit welke periode dateert het beeld? Noteer ook de juiste eeuwen.

b Wat is de naam van het beeld dat hier wordt afgebeeld?

c Wat stelt het beeld voor?

d Juist of fout? Zet telkens een kruisje in de juiste kolom. Verbeter de foutieve uitspraken. Juist Fout

a De Kouros toont veel gevoelens of emoties.

b Het beeld is statisch

c Het beeld is symmetrisch

d Het beeld heeft een juiste lichaamsbouw of anatomie

e Het beeld is gemaakt uit beton.

e Bron 13 is een korè of jong meisje. Noteer twee duidelijke verschillen met de Kouros.

f Vergelijk het kourosbeeld met het Egyptische beeld (bron 14). Noteer drie gelijkenissen.

OPDRACHT 5

De klassieke periode (ca. 490-330 v.C.)

a Uit welke periode dateert het beeld? Noteer ook de juiste eeuwen.

OPDRACHT 6

b Welk moment wordt hier afgebeeld?

c Welke letter herken je in het beeld? Omcirkel: Y – V – S – W. Probeer de letter op het beeld te tekenen.

d Onderstreep de kenmerken die voor dat beeld gelden. statisch de gewone mens veel emoties beweging kracht weinig gevoelens foute anatomie naakt geen beweging soepele houding de ideale, mooie mens juiste anatomie

De hellenistische periode (ca. 330-30 v.C.)

a Uit welke periode dateren deze beelden? Noteer ook de juiste eeuwen.

Laocoön en zijn zonen, marmeren kopie van een hellenistisch origineel uit ca. 200 v.C., 2,42 m hoog, Vaticaan, Rome

b Juist of fout? Zet telkens een kruisje in de juiste kolom. Verbeter de foutieve uitspraken.

a Ik zie weinig gevoelens op de gezichten van de beelden.

Bron 15 De Discuswerper

Een Romeinse kopie van een bronzen origineel uit de 5e eeuw v.C., 1,55 m, marmer, Nationaal Museum van Rome, Palazzo Massimo, Rome

Bron 16 De Laocoöngroep

Juist Fout

b De beelden stellen de gewone mens met zijn onvolmaaktheden voor.

c De beelden zijn onrealistisch.

d De beelden zijn niet expressief.

e In de hellenistische perio de maakt soberheid plaats voor praalzucht.

De Griekse schilderkunst vormt een belangrijke bron voor de historicus

Van de Griekse schilderkunst zijn vooral de schilderingen op gebruiksvoorwerpen in aardewerk of keramiek (gebakken klei) bewaard gebleven. Amforen , bekers, kruiken en schalen worden beschilderd met mythologische taferelen en scènes uit het dagelijks leven. Daarom zijn die ‘vazen’ een waardevolle bron voor de kennis van de Griekse samenleving. Van de muurschilderingen is weinig teruggevonden. Dankzij Romeinse kopieën en mozaïeken kunnen archeologen zich wel enigszins een idee vormen van de Griekse schilderkunst.

Is het nu zwart op rood of …

Bron 17 Griekse amforen

5e of 4e eeuw v.C., Provinciaal Archeologisch Museum van Bari, Italië

5e eeuw v.C., Provinciaal Archeologisch Museum van Bari, Italië

Noteer bij elke amfoor de juiste stijl en vink de juiste beschrijving aan.

stijl = stijl = zwarte figuren op een rode achtergrond rode figuren op een zwarte achtergrond

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘agora’, ‘fries’, ‘fronton’ en ‘beeldende kunsten’ uitleggen

2 uitleggen wat monumentale en openbare bouwkunst betekenen

3 drie Griekse bouwwerken benoemen en de functie ervan beschrijven

4 vier kenmerken van een Griekse tempel opsommen

5 drie Griekse bouwstijlen opnoemen en van elke zuil minstens twee duidelijke kenmerken geven

6 de verschillende periodes van de Griekse beeldhouwkunst opnoemen en in de tijd situeren

zwarte figuren op een rode achtergrond rode figuren op een zwarte achtergrond

7 twee kenmerken van elke periode geven

8 het belang van Griekse vazen voor historici uitleggen

KUNNEN

1 de stijl van een tempel herkennen

2 vier bouwwerken van de Atheense Akropolis herkennen

3 een klassiek beeldhouwwerk in de juiste periode plaatsen

4 aan de hand van een afbeelding één verschil tussen zwart- en roodfigurige vazen geven

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Griekse kunst

1 De Griekse bouwkunst is een openbare, monumentale kunst

Griekse bouwkunst is openbaar: monumentaal: gemaakt voor het grote publiek heel groot

Voorbeelden Griekse bouwwerken:

SCHEMA @VANIN

Kenmerken van een Griekse tempel:

a b

- stadion

- theater

- tempel

- eenvoudige, open bouwstijl

- symmetrische opbouw

- kleurrijke fries met beeldhouwwerken

- gebruik van zuilen

Drie bouwstijlen in Griekse bouwkunst:

a Dorische stijl

b Ionische stijl

c Korinthische stijl

2 In de Griekse beeldhouwkunst zijn er drie periodes

De Griekse beeldhouwkunst kent drie periodes:

Archaïsch (ca. 680-490 v.C.) Klassiek (ca. 490-330 v.C.) Hellenistisch (ca. 330-30 v.C.)

- Kouros: naakte jongeman

- Korè: jonge vrouw met kleed

- Statisch, geen beweging

- Symmetrisch, ongeveer gelijke helften

- Weinig uitbeelding van emoties

- Invloed van Egyptische beelden

- Voorstelling van ideale, mooie mens

- Meer beweging in beelden

- Aandacht vo or juiste anatomie

- Weinig uitbeelding van emoties

- Momentopname

- Voorstelling van gewone mens: realistische kunst

- Heel veel beweging in beelden

- Mensen afb eelden zoals ze in werkelijkheid zijn

- Heel veel uitdrukking van gevoelens

- Soberheid maakt plaats voor praalzucht.

3 De Griekse schilderkunst vormt een belangrijke bron voor de historicus

Griekse schilderkunst: - Op keramiek of aardewerk

- Taferelen uit het dagelijkse leven

- Twee stijlen:

zwartfigurige stijl: zwar te figuren op een rode achtergrond roodfigurige stijl: ro de figuren op een zwarte achtergrond

1

De godsdienst bij de Grieken

Goden spelen een heel belangrijke rol in het dagelijkse leven van de Grieken. Ze hebben voor alles en nog wat een god. Ze geloven ook in voorspellingen.

Welke goden vereren ze? Wat is het doel van de Griekse mythen? Hoe vereren ze de goden en hoe gebeuren de voorspellingen?

Kaartnr(s).

OPDRACHT 1

De Grieken hebben veel goden

De Grieken zijn polytheïstisch . De schrijvers Homeros en Hesiodos dichten over de goden alsof het mensen zijn met goede en slechte kantjes. De twaalf belangrijkste vormen één familie en wonen op de berg Olympos . Naast vele andere goden kennen de Grieken ook nog halfgoden , nakomelingen uit een relatie tussen een god en een mens. Dankzij hun afkomst zijn zij mooier, slimmer en sterker dan gewone mensen. Herakles is een beroemde halfgod.

Bron 1 De twaalf Olympische goden

a Hieronder vind je zes benamingen van Griekse goden. Er wordt ook bij verteld welk attribuut (een voorwerp) ze bij zich hebben. Op het stickervel staan de afbeeldingen. Plak boven elke tekst de juiste god.

De oppergod Zeus , afgebeeld met een staf en bliksems

Hera , de echtgenote van Zeus en godin van het huwelijk, afgebeeld met een pauw

Poseidon , de zeegod, houdt een drietand vast.

OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID

OPDRACHT 2

De godin van de wijsheid, Pallas Athena , draagt een schild en een speer. Ze wordt vergezeld door een uil.

De mooie godin van de liefde, Aphrodite , heeft veel attributen. De spiegel is er één van.

Apollo , god van het licht en de muziek, houdt dikwijls een muziekinstrument vast.

b Voor de andere zes goden moet je wat opzoekwerk verrichten. Omcirkel bij elke godheid waarvoor hij of zij aanbeden wordt.

Hefaistos handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

Ares handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

Artemis handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

Demeter handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

Hermes handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

Hestia handel – huiselijkheid – jacht – landbouw – oorlog – vuur

De Griekse mythologie helpt de wereld te verklaren

De Grieken hebben niet voor alles wat rond hen gebeurt een wetenschappelijke verklaring. Verklaringen voor leven en dood, de seizoenen, het ontstaan van de wereld ... vinden ze in speciale verhalen , mythen genoemd. De goden spelen in die verhalen dikwijls een hoofdrol. De Grieken geloven in een leven na de dood . De meeste doden komen in het ongezellige schimmenrijk terecht. De god Hades regeert er. De gunstelingen van de goden treffen het beter. Zij mogen in het Elysium verblijven, waar ze zich eeuwig kunnen amuseren

Bron 2 Een Griekse mythe

Persephone en Hades, roodfigurige drinkschaal (kylix), ca. 430 v.C., British Museum, Londen Persephone was de mooie dochter van Demeter en Zeus. Toen zij op een mooie dag op het veld bloemen aan het plukken was, werd zij ontvoerd door de god van de onderwereld, Hades. Haar moeder, Demeter, was ontroostbaar en trok zich terug in haar woning. De aarde werd daardoor dor en onvruchtbaar. De mensen leden honger. Zeus besloot daarop om tussenbeide te komen. Hij overtuigde Hades om Persephone weer vrij te laten. Het meisje was echter verliefd geworden op de god van de onderwereld. Als compromis besloot ze elk jaar een tijd bij haar moeder en een tijd bij Hades te wonen. Telkens als Persephone naar de onderwereld vertrok, werd Demeter verdrietig en begon de winter.

a Welke goden komen in het verhaal voor? Onderstreep ze in de tekst.

b Welk verschijnsel wordt door de mythe verklaard?

De Grieken bezoeken tempels en orakels

De verering van goden gebeurt in en rond een tempel . De meeste priesters zijn gewone burgers die de offergaven regelen en de erediensten verzorgen. De meeste poleis hebben een eigen beschermgod(in). Zo is Pallas Athena de beschermgodin van Athene. De Grieken organiseren ook spelen ter ere van hun goden (zie les 6, de Olympische Spelen).

Volgens de Grieken staat je levensloop vast van bij je geboorte. Wil een Griek iets weten over zijn toekomst , dan raadpleegt hij een orakel . Het orakel van de god Apollo in Delphi is het bekendste van de oudheid . Zelfs vreemde koningen komen er om raad vragen voor ze een belangrijke besl issing nemen.

Bron 3 Het orakel van Delphi

Aegeus, de mythische koning van Athene, vraagt raad aan het orakel van Delphi, roodfigurige drinkschaal (kylix), ca. 440-430 v.C., Oud Museum, Berlijn

Na het brengen van de nodige offergaven mocht men het orakel raadplegen. Bij het orakel van Delphi zat de Pythia (1), de zieneres, op een driepoot (2). Die stond boven een opening in de rotsen, waaruit dampen kwamen. Zij snoof die dampen op terwijl ze op laurierbladeren (3) (een symbool voor de god Apollo) kauwde en water uit de heilige bron dronk (4). Zo kwam zij in extase en begon zij voorspellingen te doen. Men geloofde dat de god Apollo haar die influisterde. De voorspellingen waren echter dikwijls vaag en dubbelzinnig. Priesters en andere zieners probeerden ze aan de raadpleger uit te leggen.

a Zet de cijfers uit de tekst op de juiste plaats bij de afbeelding.

b Waarom zijn de uitspraken van de Pythia zo vaag en dubbelzinnig, denk je?

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘mythologie’ en ‘polytheïsme’ verklaren

2 de begrippen ‘Olympische goden’ en ‘halfgoden’ uitleggen

3 twee kenmerken van een mythe geven

4 de verering van de goden bij de Grieken beschrijven

5 het geloof in een leven na de dood bij de Grieken uitleggen

6 het nut en de werking van een orakel uitleggen

KUNNEN

1 vier goden uit deze les herkennen en benoemen

2 de juiste afb eelding bij de juiste tekst plaatsen

3 beschrijvingen uit een tekst op een afbeelding aanduiden

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De godsdienst bij de Grieken

1 De Grieken hebben veel goden

Polyth eïsm e vereren verschillende goden

• Olympische goden

• Halfgoden

2 De Griekse mythologie helpt de wereld te verklaren

Myth en: verklaringen voor leven en dood, de seizoenen, het ontstaan van de wereld

De Grieken geloven in een leven na de dood.

• Meeste doden schimmenrijk o.l.v. Hades

• Gunstelingen Elysium

3 De Grieken bezoeken tempels en orakels

Tempel verering van goden

• Meeste priesters = gewone burgers

• Offergaven en erediensten

• De meeste poleis hebb en een beschermgod(in).

• Spelen ter ere van de goden

Orakel voorspelt de toekomst

• Het orakel van Delphi

OVERZICHT B

De bloei van de Griekse wereld

2000 - 1200 v.C.

1000 - 800 v.C.

750 - 550 v.C.

500 - 323 v.C.

ACHAÏERS OF MYKENERS

grootgrondbezitters koning = alle macht landbouw en handel

ONTSTAAN POLEIS

ONTSTAAN ROME politieke verdeeldheid, culturele eenheid grootgrondbezitters koning/adel = alle macht landbouw

GRIEKSE KOLONISATIE

grootgrondbezitters landbouw handelaars-ondernemers handel nijverheid

ROMEINSE REPUBLIEK

ATHENE SPARTA democratie

mannelijke burgers sociale ongelijkheid oligarchie Raad van de Ouden

PERZISCHE OORLOGEN

Delisch-Attische Zeebond Peloponnesische Bond

ATHENE

poleis in Hellas verzwakken

HET MAKEDONISCHE RIJK

Alexander de Grote verovert een wereldrijk.

SPARTA

VANAF 323 v.C.
HELLENISTISCHE RIJKEN

C Het Romeinse Rijk

Rome ontstaat omstreeks 1000 v.C. en is aanvankelijk niet groter dan een dorp. In enkele eeuwen tijd groeit Rome uit tot een heus rijk: het Romeinse Rijk. In de volgende lessen leer je hoe de Romeinen dat realiseren en welke gevolgen dat heeft voor de samenleving en het bestuur. Het Romeinse Rijk is zo groot geweest dat je vandaag zowel in Europa, Afrika als Klein-Azië restanten terugvindt van Romeinse bouwwerken.

Hieronder zie je enkele voorbeelden van restanten uit het Romeinse Rijk. In welk hedendaags land liggen deze bouwwerken? Zoek het juiste antwoord op.

Bron 1 De Porta Nigra in Trier

Bron 3 Romeinse villa in Volubilis

Bron 2 Leptis Magna

Bron 1

Bron 2

Bron 3

Rome begint als stadstaat

Omstreeks 1000 v.C. ontwikkelt zich op het Italische schiereiland de Romeinse samenleving.

Hoe is de stadstaat Rome ontstaan? Waar komen de Romeinen vandaan? Welke kenmerken heeft de Romeinse samenleving? Hoe wordt het bestuur in het Oude Rome georganiseerd?

Kaartnr(s).

HET KONINKRIJK DE REPUBLIEK HET KEIZERRIJK ontstaan Rome

mythische stichting

OPDRACHT 1

Juist of fout? Kruis aan.

TIP Raadpleeg de tijdlijnen op blz. 33.

a Rome ligt in het midden van Italië.

b Wanneer Rome ontstaat, is de Griekse cultuur uitgedoofd.

c De Grieken en de Romeinen komen nooit met elkaar in contact.

Het ontstaan van Rome: mythe en wetenschap

Juist Fout

De Romeinen zijn Indo-Europeanen die zich omstreeks 1000 v.C. op het Italische schiereiland vestigen. Ze geloven zelf dat ze afstammen van de tweeling Romulus en Remus, maar de wetenschap vertelt een ander verhaal: in de 10e eeuw v.C. ontstaan de eerste nederzettingen in Latium , een moerassig, heuvelachtig en vruchtbaar gebied aan de Tiber. De bewoners van die streek zijn eenvoudige herders en boeren .

Aan de kust wordt er aan zoutwinning gedaan. Rome ligt gunstig: midden op de verbindingsweg tussen het noorden en het zuiden van Italië. De heuvels en moerassen vormen een natuurlijke bescherming tegen invallers. De afstand tussen Rome en de zee is groot genoeg om veilig te zijn voor zeerovers. De Tiber is ideaal om goederen te vervoeren en de zee te bereiken.

Lees de lestekst en vul punt 1 in het schema op blz. 124 aan.

Bron 1 De mythe van Romulus en Remus

De eerste geschiedenis van Rome verschijnt pas tegen het einde van de 3e eeuw v.C. Veel Griekse en Romeinse schrijvers baseren zich op oude verhalen. Een van de bekendste is dat van de tweeling Romulus en Remus. Ze zijn de zonen van de oorlogsgod Mars en een menselijke prinses. Hun menselijke oom, bevreesd voor zijn troon, wil hen doden. De tweeling wordt in een mandje in de Tiber geworpen. Het mandje strandt in de modder van de rivier. De kinderen worden gered en gezoogd door een wolvin. Later verslaan zij hun oom. Romulus sticht de stad Rome op 21 april van het jaar 753 v.C. Voordien heeft hij zijn broer gedood. De tweeling had immers ruzie over de heuvel waar de stad gebouwd moest worden. Livius, een Romeinse schrijver, is ervan overtuigd dat de stad beschermd wordt door de goden. Hij laat daarom in zijn verhaal Romulus uitroepen: ‘Ga, en verkondig aan de Romeinen dat het de wil der goden is dat mijn Rome de hoofdstad van de wereld zal zijn.’

Uit: Een nieuwe geest, Time Life

Ook de moeder van de tweeling heeft een opmerkelijke stamboom: ze stamt af van de mythische koningen van Troje en van de godin Venus. De mythe wordt opgeschreven door de dichter Vergilius en de geschiedschrijver Livius in de 1e eeuw v.C. Zij doen dat in opdracht van keizer Augustus.

a Is een mythe een betrouwbare bron over het verleden?

TIP Gebruik de woordenlijst achteraan in je boek.

b Haal minstens twee onwaarschijnlijkheden uit het verhaal van de stichting van Rome.

c Hoeveel jaren verstrijken er ongeveer tussen de mythische stichting van Rome en het opschrijven van de mythen door Vergilius en Livius?

Dit bronzen beeld stelt een wolvin voor terwijl ze Romulus en Remus zoogt. De wolvin werd lang beschouwd als een Etruskisch kunstwerk. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat het een middeleeuws beeld is, gemaakt tussen de 10e en 12e eeuw. De tweeling wordt pas later toegevoegd en dateert uit de 15e eeuw.

d Waarom laat keizer Augustus de mythe opschrijven, denk je? Leg uit.

Bron 2 Bronzen beeld

OPDRACHT 4

Kenmerken van de Romeinse samenleving

De Romeinse samenleving is een patriarchale samenleving. Het familiehoofd, de ‘pater familias’, heeft alle macht. Hij bezit alles en beslist alles. De familie is de basis van de Romeinse samenleving. Verschillende families met dezelfde voorvader vormen samen een ‘gens’ (meervoud: gentes) of geslacht. In de 6e eeuw v.C. zijn er ongeveer 60 gentes in Rome.

De Romeinse samenleving bestaat uit verschillende groepen : de patriciërs of aristocraten geloven dat ze afstammen van de stichters van Rome. Ze bezitten bijna alle grond. De patriciërs kiezen de koning en geven hem raad. De gewone burgers worden plebejers genoemd. Ze bezitten persoonlijke vrijheden, maar hebben geen politieke macht. Het gaat meestal om boeren, ambachtslieden en handelaars. Vele boeren zijn afhankelijk van een patriciër of staan onder zijn bescherming. De slaven vormen een andere groep. Slaven zijn doorgaans krijgsgevangenen of hun afstammelingen. Meestal kennen ze een zwaar bestaan. Ze hebben weinig of geen rechten.

Lees de lestekst en vul punt 2 in het schema op blz. 124 aan.

Bron 3 Een Romeins gezin

Een Romeins gezin aan tafel, reliëf uit de 3e eeuw v.C.

OPDRACHT 5

Bron 4 De Romeinse samenleving

Romeinse mannen hadden veel meer macht en autoriteit dan vrouwen. De wetten, maar ook de traditie, bezorgden de mannen die macht. De wet gaf de man de volledige heerschappij over de familia. Dat was niet het gezin zoals wij het kennen: het omvatte het gezin (vader, moeder, kinderen), maar ook de andere mensen en bezittingen in het huis. ‘Huishouden’ is dus de beste vertaling voor ‘familia’. Het gezinshoofd, de man, bezat alles wat zich in het huis bevond: vrouw, kinderen, slaven en meubels. Het gezinshoofd was ook de gezinspriester, die offerde aan de huisgoden. Vrouwen mochten niet deelnemen aan het openbare leven en zeker niet stemmen bij verkiezingen.

Uit: M. Corbishley, De Romeinse Wereld, Aartselaar, Deltas, 1989

a ‘Gezin’ of ‘familie’ is geen goede omschrijving voor ‘familia’. Welk woord is beter? Waarom?

b Wie had in de Romeinse maatschappij de macht?

c Hoe noemen we een samenleving waarin de man alle macht heeft? Raadpleeg de lestekst.

d Is er ondertussen veel veranderd aan de positie van de vrouw in de samenleving? Geef één voorbeeld.

Bron 5 Rantsoenen voor de slaven

Als de slaven ziek zijn, moeten zulke grote rantsoenen niet uitgedeeld worden. Verkoop uitgeputte ossen, besmet rundvee en besmette schapen, wol, huiden, een oude wagen, oud gereedschap, een oude slaaf, een ziekelijke slaaf en andere zaken die overbodig zijn.

(…) Rantsoenen voor de werkers: vier ‘modii’* tarwe in de winter en in de zomer vierenhalf voor de slaven die op het land werken. Drieënhalf voor de opziener, de huisbewaarder, de meesterknecht en de schaapsherders.

Uit: Cato de Oudere, De Agri Cultura

‘De Agri Cultura’ is een praktisch naslagwerk voor de grootgrondbezitter, geschreven ca. 160 v.C.

De Romeinse politicus Cato Maior (234-149 v.C.) is een typische vertegenwoordiger van de regerende klasse van het oude republikeinse Rome.

* 1 modius = ca. 8,75 liter

a De rantsoenen zijn in de winter kleiner dan in de zomer. Hoe komt dat?

b Hoe verklaar je de nog kleinere rantsoenen voor bijvoorbeeld de opziener en de huisbewaarder?

c Wat moet men doen met oude en zieke slaven?

d Waarmee worden slaven vergeleken?

De koning bezit de grootste macht in het Romeinse bestuur

De eerste bestuurders van Rome zijn koningen . Een Romeinse koning wordt gekozen voor het leven. Hij is opperpriester, opperrechter en opperbevelhebber. De koning beschikt dus over bijna alle macht . Hij kan aan de senaat , die bestaat uit familiehoofden van de belangrijkste patriciërs families, bijstand en raad vragen. De koning kan ook de volksvergadering samenroepen. In de volksvergadering zetelen alle mannelijke patriciërs. Net als de senaat heeft de volksvergadering weinig inspraak. Ze kiest wel de koning.

8

9

Lees de lestekst en vul punt 3 in het schema op blz. 125 aan.

Bron 6 Het bestuur in het koninkrijk Rome

HET KONINKRIJK

koning (levenslang)

= opperpriester = opperrechter = opperbevelhebber

VERKIEZING

advies

senaat

volksvergadering

a Welke drie bestuursinstellingen bestaan er tijdens de koningstijd?

b Wie heeft de meeste macht?

c Welke taak heeft de senaat?

d Welke taak heeft de volksvergadering?

De invloed van de Etrusken op de stadstaat Rome

De Etrusken , die ten noorden van Rome in Etrurië leven, hebben een grote invloed op de Romeinen. Een aantal Etrusken wordt koning van de stadstaat Rome. De Etrusken hebben de Romeinen ook nog op andere manieren beïnvloed.

Van de Etrusken nemen de Romeinen de waarzeggerij over. Auguren of voorspellers proberen via voortekens in de natuur en door het bestuderen van dierlijke ingewanden de toekomst te voorspellen. De gladiatorenspelen komen via de Etrusken ook bij de Romeinen terecht. In de bouwkunst geven de Etrusken het goede voorbeeld. Zo leren de Romeinen van hen hoe ze kunnen werken met bakstenen, rondbogen, gewelven ... Ze bouwen naar het voorbeeld van de Etrusken onder meer bruggen, riolen en wegen. Via de Etrusken komen de Romeinen in contact met de Grieken, die de Romeinse kunst zullen beïnvloeden.

Lees de lestekst en vul punt 4 in het schema op blz. 125 aan.

Bron 7 Detail van de ‘Apollo van Veii’

Het beeld is gemaakt van klei en stelt de god Apulu voor. Het is 1,75 m hoog en wordt gedateerd tussen ca. 550 v.C. en 520 v.C., nu bewaard in het Nationaal Etruskisch Museum van Villa Giulia, Rome.

Omcirkel de juiste antwoorden.

Bron 8 De ‘Chimaera van Arezzo’

Het bronzen beeld stelt een mythisch monster voor. Het is ca. 75 cm hoog en wordt gedateerd tussen ca. 380 v.C. en 360 v.C., nu bewaard in het Nationaal Archeologisch Museum van Firenze.

- De ‘Apollo van Veii’ is gemaakt uit brons / klei / marmer / steen.

- De Chimaera is een my thisch dier dat opgebouwd is uit een slang / geit / paard / leeuw.

- Bro n 1 / bron 2 wordt niet volledig getoond op de foto.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘wetenschap’, ‘aristocratie’ en ‘patriarchale samenleving’ uitleggen

2 de begrippen ‘pater familias’, ‘gens’, ‘plebejers’, ‘senaat’ en ‘volksvergadering’ uitleggen

3 het ontstaan van Rome volgens de mythe van Titus Livius bondig navertellen

4 twee redenen voor de gunstige ligging van Rome geven

5 de levenswijze van de eerste Romeinen beschrijven

6 de Romeinse bevolking in drie groepen indelen en van elke groep twee kenmerken geven

7 drie gewoonten die de Romeinen van de Etrusken overnemen, opnoemen

KUNNEN

1 een tekst in een schema samenvatten

2 informatie uit bronnen halen

3 het onderscheid tussen mythe en wetenschap maken

4 aantonen ho e een historische bron bewerkt is

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Rome begint als stadstaat

@VANIN

1 Het ontstaan van Rome: mythe en wetenschap

Ontstaan van Rome

Mythe

Feiten

: stichting door de tweeling : eenvoudige boeren en herders vestigen zich in

Kenmerken van Latium:

De ligging van Rome heeft heel wat voordelen. Twee voorbeelden:-

2 Kenmerken van de Romeinse samenleving

De ‘familia’ i s de basis van de Romeinse samenleving.

‘Pater familias’ = . Hij bezit en beslist alles.

‘Gens’ of geslacht =

De Romeinse samenleving best aat uit verschillende bevolkingsgroepen.

1 of aristocraten

- Ze geloven dat ze afstammen van de stichters van Rome.

- Ze bezitten bijna alle grond.

- Ze kiezen de koning en geven hem raad.

2 of gewone burgers

- Ze bezitten persoonlijke vrijheden, maar geen politieke macht.

- Het zijn bo eren, ambachtslieden en handelaars.

- Boeren zijn afhankelijk van de patriciërs.

3

- Krijgsgevangenen of hun afstammelingen

- Ze leiden een zwaar b estaan.

- Ze hebben weinig of geen rechten.

3 De koning bezit de grootste macht in het Romeinse bestuur

Koning (levenslang) = opperpriester = = kiest de koning geeft advies aan de koning = de familiehoofden = alle mannelijke patriciërs

4 De invloed van de Etrusken op de stadstaat Rome

De Etrusken hebben een grote invloed op de Romeinen. Vier voorbeelden daarvan:

1

OPDRACHT 1

De Romeinse republiek

De Romeinse koningen krijgen na een tijdje veel te veel macht. Ze houden geen rekening met de volksvergadering en de senaat. Volgens de oud-Romeinse overlevering wordt de laatste koning, de Etrusk Tarquinius Superbus, in 509 v.C. verjaagd. De Romeinen willen een ander bestuur en liefst zonder een koning.

Hoe organiseren ze het bestuur?

Wie krijgt er macht en wie niet? Is iedereen even gelukkig met de wijzigingen?

Kaartnr(s).

Rome wordt een republiek

In 509 v.C wordt Rome een republiek . De naam is afgeleid van ‘res publica’: de ‘zaak van het volk’. Toch is het slechts een kleine groep die de touwtjes in handen heeft. Kun jij uitzoeken wie?

1 Ga samenzitten met drie of vier klasgenoten.

2 Neem een blad papier en schrijf er een van de volgende begrippen op. Zorg ervoor dat je buur niet meekijkt. Plak of speld het papier op de rug van je buur. Je kunt ook een etiket gebruiken. consul – pontifex maximus – senaat – volksvergadering – plebejer – proconsul

3 In de tabel en in de woordenlijst achteraan zie je wat de taken en de rechten van die politieke functies zijn. Lees de uitleg grondig.

4 Om te weten te komen wie je bent, stel je vragen aan je klasgenoten. Zowel de persoon die antwoordt als de persoon die de vragen stelt, mag gebruikmaken van de onderstaande informatie. De persoon die antwoordt, mag enkel antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’. Natuurlijk mag je niet starten met de vraag: ‘Ben ik de consul?’

5 Ga door tot iedereen zijn politieke functie heeft geraden.

Functie Aantal

Tijdsduur Taken

Consuls 2: moeten hun rol dus delen één jaar - zorgen voor het dagelijkse bestuur

- moeten gestemde wetten uitvoeren

- legeraanvoerders

Pontifex maximus 1 levenslang opperpriester

Senaat 300 levenslang

- raad geven aan consuls

- veiligheid van de staat

- organiseren van de eredienst voor de goden

- contacten met buitenland (ook oorlogen)

- beheer van de belastingen (= financiën)

- openbare werken: aanleg wegen

Volks vergadering 3 verschillende volksvergaderingen:

- op basis van afkomst ( patriciërs )

- op basis van ‘klasse’ (rijkdom): hoe lager de ‘klasse’, hoe minder stemmen de groep (= klasse) mag uitbrengen.

- op basis van de plaats waar men woont

Dictator 1

Men stelt een dictator aan wanneer de twee consuls het niet eens raken met elkaar. zes maanden

- wetsvoorstellen stemmen

- beslissen over oorlog en vrede

- consuls en magistraten kiezen

Opgelet: hun beslissingen moeten altijd worden goedgekeurd door de senaat.

- moet op korte termijn orde op zaken stellen

- kan beslissingen nemen waartegen geen veto kan worden gesteld

Volkstribuun 10, verkozen door de volksvergadering één jaar - vetorecht in de senaat

- kan wetsvoorstellen indienen

Proconsul - ex-consul

- wordt vaak gouverneur in een provincie (= een deel van het Romeinse Rijk)

Administratie Het innen van de belastingen, het organiseren en het uitvoeren van de wetten ... gebeuren door een legertje ambtenaren.

a Welke instelling heeft in de republiek de meeste macht?

OPDRACHT 2

b Geef daarvoor twee bewijzen. Bespreek met je leraar of met een klasgenoot.

OPDRACHT 3

c Zijn in het hedendaagse België de parlementsleden levenslang benoemd? Leg uit.

Wie zijn functie heeft gevonden, keert terug naar zijn plaats en vult punt 1 in het schema op blz. 132 aan.

Plebejers vechten om gelijke politieke rechten

De armste klassen hebben (bijna) geen stemrecht in de volksvergadering, maar ze hebben ook een paar voordelen: ze moeten geen belastingen betalen en ze hoeven niet naar het leger.

Vanaf 500 v.C. start Rome met de verovering van de rest van Italië. Daarvoor zijn extra soldaten en geld nodig. Daarom verplichten de Romeinen de armeren (plebejers) om ook belastingen te betalen en als soldaat dienst te doen. Ze mogen nu ook naar de volksvergadering, maar daar stelt hun macht niet veel voor.

Door de oorlogen raken de plebejers in de problemen. Ze moeten hun velden bewerken, maar ze moeten ook naar het leger. Die twee taken vallen moeilijk te combineren. Ze kunnen geen slaven kopen om het werk op hun boerderij te doen.

Om verkozen te worden, een verkiezingscampagne te voeren en stemmen te kopen heb je veel geld nodig. Enkel rijke plebejers kunnen dat betalen. De rijke plebejers met hoge functies vergeten de wensen van het gewone volk snel. Zo ontstaan er nieuwe problemen tussen de nobiles (patriciërs en rijke plebejers) en de proletariërs (gewone volk). Uiteindelijk veroorzaken die burgeroorlogen (zie les 17).

a Lees de lestekst. Wat zou jij doen mocht je een plebejer zijn? Bespreek het met je leraar of met een klasgenoot.

b Leg uit waarom nog altijd enkel de rijken belangrijke ‘postjes’ in de Romeinse politiek kunnen krijgen.

OPDRACHT 4

ROLLENSPEL

1 Je werkt in groepjes van zes leerlingen.

2 Jullie krijgen allemaal een kaar tje waarop het leven van een Romein staat uitgelegd.

3 Lees eerst grondig de tekst op je kaartje.

4 Ben je een plebejer of een patriciër? De patriciërs leggen een jas of trui over hun schouders.

5 Ga in di scussie met de andere Romeinen van jouw groepje. Leg hen uit waarom jij ontevreden bent en wat je daaraan wilt doen.

6 Je lera ar zal daarna aan sommige Romeinen enkele vragen stellen.

a Stap voor stap geven de patriciërs toe en krijgen de plebejers meer rechten. Bekijk dit overzicht.

v.C. Feit

498 Opstand van de plebejers

494 De plebejers trekken zich terug op de Heilige Berg. De senaat geeft toe. Ze krijgen twee volkstribunen

486 Spurius Cassius, die een akkerwet ten gunste van het volk voorstelt, wordt van de Tarpeïsche rots geworpen.

421 Plebejers mogen ook quaestor worden.

367 Plebejers mogen ook consul worden.

366 Lucius Sextius is de eerste plebejer die consul wordt.

356 Plebejers mogen ook dictator worden.

351 Plebejers mogen ook censor worden.

337 Plebejers mogen ook praetor worden.

305 Plebejers mogen ook aedilis worden.

300 Plebejers mogen ook hogepriester worden.

286 De besluiten van de volksvergadering worden rechtsgeldig.

- H oeveel jaren verlopen er ongeveer tussen de eerste en de laatste toegevingen van de patriciërs?

- Ging het moeilijk/gemakkelijk? Bewijs.

- Welke functies komen in het overzicht bij opdracht 1 voor?

- Een volkstribuun heeft vetorecht. Zoek in de woordenlijst op wat dat betekent.

- Noteer vier functies uit de bovenstaande lijst die niet in opdracht 1 voorkomen.

OPDRACHT 6

b Lees in de tekst hieronder wat die functies inhouden.

Een slimme jongeman uit een rijke familie diende normaal gesproken in het leger tot hij ver in de twintig was. Dan stelde hij zich verkiesbaar als quaestor (beheerder van de financiën). Later kon hij aedilis worden (hoofd van de politie, de openbare gezondheidszorg of de openbare spelen) of tribuun (gekozen om de rechten van de plebejers te beschermen). Als hij tegen de veertig liep, stelde hij zich verkiesbaar als praetor (rechter en generaal) en als hij begin de veertig was, kon hij een van de twee consuls worden. Geen enkel ambt werd bezoldigd!

- Vul de tabel aan.

Naam

Taak belangrijke magistraat die onder andere lijsten van de burgers opstelt, met vermelding van hun vermogen

- Wat moest je doen om consul te worden?

- Een praetor moet naar de consul luisteren. Juist of fout? Leg uit waarom.

- Wat betekent de zin ‘Geen enkel ambt werd bezoldigd’?

- Zijn politieke functies in het huidige België bezoldigd?

Vul punt 2 in het schema op blz. 133 aan.

De volksvergadering kon enkel samenkomen als ze door een magistraat werd samengeroepen. De leden mochten niet discussiëren over wetten, maar er enkel over stemmen. Rome werd dus nooit een echte ‘democratie’ , zoals Athene. De meeste Romeinen vonden dat niet echt erg. Ze werden wel kwaad als ze vonden dat ze oneerlijk werden behandeld. Eigenlijk werkt het op een school net zo: als leerling heb je niet echt veel of misschien zelfs helemaal niets te zeggen. Je volgt de regels, maar je wordt wel boos als je oneerlijk of onrechtvaardig wordt behandeld door een leraar. De inwoners van Rome werden ingedeeld in vijf klassen, die op hun beurt verder werden ingedeeld in centuriën (honderd). Hoewel er meer arme dan rijke burgers waren, waren er toch meer centuriën van rijke burgers. Dat kwam omdat die centuriën niet echt honderd burgers moesten bevatten. Iedere centurie had één stem: wie won er meestal de stemming, denk je?

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘oorlog en vrede’ en ‘republiek’ uitleggen

2 het begrip ‘patriciërs’ uitleggen

3 vier belangrijke verschillen tussen het koninkrijk en de republiek opsommen

4 de vier belangrijke instellingen van de Romeinse republiek opsommen

5 de taken van de senaat en de volksvergadering uitleggen

6 verklaren waarom de senaat de machtigste instelling van de republiek is

7 uitleggen hoe de plebejers erin slagen gelijke politieke rechten te krijgen

8 uitleggen waarom de armen nooit echt kunnen deelnemen aan de Romeinse politiek

KUNNEN

1 via vraag en antwoord de belangrijkste kenmerken van de Romeinse politieke instellingen achterhalen

2 informatie uit teksten afleiden

3 met medeleerlingen overleggen en discussiëren

4 een schema maken van de Romeinse politieke instellingen

5 een verschil tussen de Romeinse republiek en de Belgische democratie geven

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Romeinse republiek

1 Rome wordt een republiek

Einde koninkrijk: de koningen

- krijgen te veel macht

- houden geen rekening met senaat en volksvergadering De laatste koning wordt verjaagd.

Republiek

Het koninkrijk De republiek (vanaf 509 v.C.)

Koning (levenslang)

= opperpriester

= opperrechter

= opperbevelhebber

Senaat

= de familiehoofden

2 consuls (één jaar) = = Pontifex maximus =

Senaat

- eredienst (godsdienst)

- openbare werken

vetorecht: kan beslissingen volksvergadering ongedaan maken

geeft raad aan de koning

Volksvergadering

= alle mannelijke patriciërs kiest de koning

Volksvergadering

- stemt over - beslist over oorlog en vrede

kiest de en de magistraten

2 Plebejers vechten om gelijke politieke rechten

Vanaf 500 v.C. start Rome met de verovering van het Italische schiereiland.

Probleem

Oplossing

Plebejers moeten naar het en ze moeten betalen.

Eis plebejers Politieke macht

Toegeving patriciërs

Maar door de voortdurende oorlogen geraken de plebejers opnieuw in problemen.

Probleem

Eis plebejers

Patriciërs

Gevolg

Niemand om hun velden te bewerken

Luisteren niet naar plebejers

Toegeving patriciërs verdedigt de rechten van de plebejers in de volksvergadering en kan beslissingen van andere instellingen tegenhouden.

286 v.C.: plebejers en patriciërs zijn politiek gelijk . Er ontstaan nieuwe problemen tussen de ‘nobiles’ (patriciërs en rijke plebejers) en de ‘proletariërs’ (gewone volk). Uiteindelijk veroorzaken die burgeroorlogen.

Rome wordt machtig

Je weet al dat Rome oorspronkelijk een kleine stadstaat is (zie les 13). Het bevrijdt zich van de Etrusken en wordt een republiek (zie les 14). Vanaf de 4e eeuw v.C. wordt Rome stilaan de hoofdstad van een groot en machtig rijk.

Hoe gebeurt dat? Hoe slaagt Rome erin om al die veroverde gebieden te controleren en te besturen?

@VANIN

Kaartnr(s).

a Situeer de onderzoeksvragen in de tijd, de ruimte en het domein. Duid het juiste antwoord aan.

- Tijd: klassieke oudheid – ruimte: Griekenland – domein: politiek

- Tijd: oude nabije oosten – ruimte: klassieke oudheid – domein: politiek

- Tijd: klassieke oudheid – ruimte: Middellandse Zeegebied – domein: politiek

b Bestudeer de tijdlijn. Duid de juiste uitspraak aan.

- De Eerste Punische Oorlog duurde maar liefst 26 jaar.

- Op minder dan een eeuw tijd verovert de stad Rome Italië, daarna volgen de drie Punische oorlogen.

- Na drie Punische o orlogen heeft Rome Italië veroverd.

Rome wordt meester in Italië

Rome voert oorlog tegen de Latijnse en Etruskische steden en breidt zijn macht uit. De stadstaat heeft echter niet altijd succes: omstreeks 390 v.C. veroveren de Kelten Rome voor een korte tijd. Maar de Romeinen herstellen zich van die nederlaag en ca. 340 v.C. is hun heerschappij over Latium definitief. De inwoners van sommige steden krijgen het Romeinse burgerrecht . Daardoor hebben ze evenveel rechten en plichten als de oorspronkelijke Romeinen . Omstreeks 290 v.C. onderwerpen de Romeinen de Etrusken , de Samnieten en de Umbriërs . Daarna veroveren ze ook de Griekse kolonies in Zuid-Italië. Omstreeks 270 v.C. regeert Rome over heel Italië ten zuiden van de rivier de Po

Lees de lestekst op de vorige bladzijde en beantwoord de vragen.

a Wie zijn ‘de oorspronkelijke Romeinen’? Omcirkel het juiste antwoord. de inwoners van de Latijnse steden de inwoners van de stad Rome

b Vul aan op de kaart: Etrusken – Grieken – Latijnen.

c Rome breidt zijn territorium uit in drie stappen. Kleur in op de kaart: Latium (rood) – de rest van Midden-Italië (oranje) – Zuid-Italië + Sicilië (geel).

Galliërs (Kelten)

UMBRIËRS

De Middellandse Zee wordt een Romeinse zee

Volgens de mythe stichten Feniciërs de stad Carthago in 814 v.C. op de noordkust van Afrika. Carthago groeit uit tot een machtige handelsstad (zie les 3). Rome en Carthago voeren tussen 264 v.C. en 146 v.C. drie keer oorlog met elkaar. In de geschiedenis zijn die oorlogen bekend als de Punische oorlogen . Rome wint die oorlogen en wordt de grootste militaire en economische macht in het Middellandse Zeegebied. Tijdens de Eerste Punische Oorlog (264-241 v.C.) vechten Rome en Carthago voor de controle over Sicilië. Rome wint de harde oorlog en verwerft zo de eerste gebieden buiten Italië. Tijdens de Tweede Punische Oorlog (219-201 v.C.) brengt de beroemde Carthaagse generaal Hannibal de Romeinen verschillende zware nederlagen toe. Bij Cannae wordt het Romeinse leger verpletterend verslagen: in één dag sneuvelen 50 000 Romeinse soldaten! Dankzij de steun van bondgenoten in Midden-Italië wint Rome uiteindelijk ook deze oorlog. Intussen verovert een Romeins leger onder leiding van Scipio ‘Africanus’ het Carthaagse gedeelte van Spanje. In 201 v.C. sluit Carthago voor de tweede maal vrede met Rome. Rome is nu de hoofdstad van een groot en machtig rijk.

Marcus Porcius Cato Maior (234-149 v.C.) ziet de hernieuwde bloei van Carthago na de Tweede Punische Oorlog met lede ogen aan. De Carthaagse landbouw beconcurreert de landbouwproductie van de grote Romeinse landheren, waartoe Cato behoort. Hij eindigt daarom elke toespraak in de senaat, om het even wat het onderwerp is, met de woorden: ‘Ceterum censeo Carthaginem esse delendam.’ (Vertaling: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden.’) Tijdens de Derde Punische Oorlog (149-146 v.C.) verwoesten de Romeinen het zwakkere Carthago en maken er een Romeinse kolonie van. Het gebied wordt in 146 v.C. bij Rome ingelijfd als de Romeinse provincie ‘Africa’.

OPDRACHT 4

Bron 1 Punische oorlog

Cartagena

Pyreneeën

Alpen

Ticino (218 v.C.)

Trebia (218 v.C.)

Trasimeense Meer (217 v.C.)

CORSICA

Saguntum (219 v.C.)

tocht van Hannibal

tocht van Scipio ‘Africanus’, Romeins veldheer

Carthaagse overwinning

Middellandse Zee

bij de Metarus Hasdrubal (207 v.C.)

AdriatischeZee Apennijnen

Rome

SARDINIË

Scipio‘Africanus ’ (204 v C)

Carthago

Zama (202 v.C.)

SICILIË

Cannae (216 v.C.)

Syracuse (212 v.C.)

Romeinse overwinning 0 500 km

Over welke Punische oorlog gaat de kaart?

De Punische Oorlog

Bron 2 Campaanse plaat

Campaanse plaat, 3e eeuw v.C., nu bewaard in het Nationaal Etruskisch Museum van Villa Giulia, Rome

De afbeelding kan verwijzen naar de nederlaag van de Romeinen tegen Pyrrhus, koning van Epeiros (280-275 v.C.) of naar de Carthaagse aanvoerder Hannibal (Tweede Punische Oorlog, 218-201 v.C.).

a Welk bijzonder wapen gebruikte de vijand?

b Met welk hedendaags wapen zou je dat strijdmiddel kunnen vergelijken?

c Wat bedoelt men met een ‘pyrrusoverwinning’?

Zoek het op in een woordenboek en duid het juiste antwoord aan.

Een overwinning die zoveel inspanning heeft gekost dat ze neerkomt op een nederlaag. Een overwinning met een verpletterend overwicht dankzij de inzet van een nieuw wapen.

Capua

OPDRACHT 6

Detail van een borstbeeld (35 cm hoog) van een Romeinse patriciër (mogelijk Cato de Oudere), kopie uit de 1e eeuw, Torlonia Museum, Rome

a Waarom zijn de grote Romeinse landheren erg ongelukkig met de hernieuwde bloei van Carthago na de Tweede Punische Oorlog?

b Met welke uitspraak is Marcus Porcius Cato Maior beroemd geworden?

c Onderstreep het juiste antwoord. Heeft hij de verwoesting van Carthago meegemaakt? Ja / neen

Verdeel en heers

Een veroverd gebied buiten Italië wordt een ‘provincia’ genoemd. Rome gebruikt een bijzondere strategie om alle veroverde gebieden te controleren en te besturen. De verschillende stammen en steden in een gebied krijgen een verschillende behandeling. Trouw aan Rome wordt beloond.

Opstanden worden snel neergeslagen.

Bron 4 Divide et impera

ROMEINS R ECH T

rec ht om te k ie zen rec ht om ver koze n t e worde n eige n doms rec ht huwelij ksrec ht

p ol it ie k kolonies bevoorrec ht e s t ede n pr iv aa t

vo lledi g

ver bo nden stede n z el es t uu r

gee n ku nn en bevorderd of g ed egra de erd worde n gee n vo lled ig

a Vertaal ‘Divide et impera’.

gedeel t elij k

st eden met Latijns rec ht (gee n pol iti eke rec ht en)

o nde rwor pe n st ede n gee n zel estuu r

OPDRACHT 7

b Juist of fout? Kruis aan.

a Sommige onderworpen steden en gebieden krijgen alle Romeinse rechten.

b Sommige onderworpen steden en gebieden krijgen geen rechten.

c Door de verschillende behandeling zullen de steden of stammen gemakkelijk samenspannen tegen Rome.

d De Romeinen zaaien verdeeldheid in de veroverde gebieden.

Bron 5 Heerbanen

Juist Fout

Rome heeft een goed getraind leger, verspreid over het hele rijk. Om de troepen snel te kunnen verplaatsen, leggen de Romeinen een netwerk van heerbanen aan.

a Verklaar met behulp van de kaart de uitdrukking: ‘Alle wegen leiden naar Rome.’ (mondeling)

b Wie kan er ook gebruikmaken van de heerbanen?

Hoe sneller de Romeinse legioenen zich kunnen verplaatsen, hoe beter. De aanwezigheid van het leger op het juiste moment en op de juiste plaats is dikwijls al genoeg om de heerschappij van Rome te verzekeren. Het is dus belangrijk dat de soldaten snel en lang kunnen stappen. De soldatenschoen, de caliga genaamd, is daarvoor speciaal ontworpen. De schoen wordt in één stuk gesneden uit leder van de beste kwaliteit. Op de harde, dikke zool worden 80 tot 90 nagels met ronde koppen geklopt. De ijzeren nagels geven de soldaten extra steun bij het stappen en voorkomen ook dat de dure schoenen snel verslijten. Een binnenzool beschermt de voet tegen de omgeklopte spijkers. De Romeinse legionairs marcheren op hun caligae over de heerbanen door het hele rijk. Alleen al het donderende geluid van de nagels op de stenen is angstaanjagend. De voeten blijven goed verlucht in de open schoenen en zijn dus beschermd tegen oververhitting op de kilometerslange marsen. Maar om diezelfde reden raakt de caliga al snel uit de mode in de noordelijke streken van het rijk. In het zuiden blijft de schoen eeuwenlang in gebruik. De derde Romeinse keizer wordt zelfs naar de soldatenschoen genoemd. Als klein jongetje loopt hij op minicaligae door de soldatenkampen. De soldaten geven hem de bijnaam Caligula (wat betekent ‘kleine caliga’).

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘burgerrechten’ en ‘rijk’ uitleggen

2 de begrippen ‘Latium’, ‘Etrusken’, ‘Punische oorlogen’, ‘heirbaan’ en ‘heerbaan’ uitleggen

3 de manier waarop Rome meester wordt over Italië in drie stappen uitleggen

4 de manier waarop Rome meester wordt over de Middellandse Zee uitleggen

5 het ‘verdeel-en-heersprincipe’ uitleggen

6 de functie van een heerbaan uitleggen

KUNNEN

1 informatie halen uit een historische kaart

2 de uitbreiding van de macht van Rome in Italië in drie fasen op een kaart aanduiden

3 de evolutie van het Romeinse Rijk rond de Middellandse Zee aan de hand van een historische kaart uitleggen

4 informatie halen uit een tijdlijn

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Rome wordt machtig

1 Rome wordt meester in Italië

Rom e verovert Latium.

Rome verovert de rest van Midden-Italië.

Rome verovert de Griekse kolonies.

Rome regeer t ca. 270 v.C. over heel Italië ten zuiden van de Po.

2 De Middellandse Zee wordt een Romeinse zee

Rome Carthago 264-146 v.C.

Punische oorlogen

Eerste Punische Oorlo g: Rome verwerft de eerste gebieden buiten Italië (Sicilië).

Tweede Punische Oorlog: de Carthaagse generaal Hannibal maakt het Rome moeilijk.

Derde Punische Oorlog: Carthago wordt verwoest en wordt een Romeinse provincie.

3 Verdeel en heers

Een ‘provincia’ = een veroverd gebied buiten Italië

Verdeel Heers

Verschillende gebieden krijgen een verschillende behandeling: verschillende vrijheden en rechten.

- Alleen trouwe steden worden beloond met meer vrijheden en rechten.

- Getraind leger

- Uitgebreid net van heerbanen: positief voor leger en handel

OPDRACHT 1

De veroveringen veranderen de Romeinse samenleving

Rome heeft door de Punische oorlogen zijn macht aanzienlijk vergroot. De stad groeit van een boerengemeenschap uit tot de belangrijkste handelsstad in het Middellandse Zeegebied. Profiteert iedereen evenveel van die evolutie?

Hoe veranderen de veroveringen de Romeinse samenleving?

Kaartnr(s).

dood Tiberius Gracchus dood Gaius Gracchus

Situeer de onderzoeksvragen in de tijd, de ruimte en het domein. Duid het juiste antwoord aan.

a Tijd: klassieke oudheid – ruimte: Middellandse Zeegebied –domein: politiek, sociaal en economisch

b Tijd: klassieke oudheid – ruimte: Noordzee – domein: cultuur

c Tijd: klassieke oudheid – ruimte: Middellandse Zeegebied – domein: politiek

De kleine boer in Italië gaat ten onder

De gewone Romeinse boer wint weinig met de Punische oorlogen. Hij moet gaan vechten en tijdens de veldtochten kan hij zijn akkers niet bewerken. Bovendien verhoogt Rome dikwijls de belastingen om de oorlogen te betalen. Na de oorlogen krijgen de boeren te maken met de import van goedkopere landbouwproducten uit veroverde gebieden. Vele kleine, vrije boeren verkopen hun boerderijtje en zoeken ander werk in de steden . Rijke Romeinen kopen kleine boerderijen op en voegen ze samen tot ‘latifundia’ , grote landbouwbedrijven. Daar werken heel veel slaven, die grote hoeveelheden olijven, druiven en graan moeten telen.

Lees de onderstaande bronnen over de gevolgen van de Punische oorlogen en beantwoord de vragen.

Bron 1 Titus Livius

Op een dag gebeurde het in Rome dat een oude man die er erbarmelijk uitzag, zich het forum opsleepte. Zijn kleren waren overdekt met vuil; nog vreselijker zag zijn bleke, uitgemergelde lichaam eruit. Een lange baard en lange losse haren gaven aan zijn gezicht een wilde aanblik. Ondanks zijn vervallen uiterlijk werd hij herkend; men zei dat hij onderofficier was geweest en dappere daden had verricht. Zelf ontblootte hij met trots zijn borst en toonde zijn littekens, die van vele eervolle gevechten getuigden. Hij vertelde dat hij in de oorlogen had gediend, dat zijn hoeve was verbrand en zijn vee door de vijand was weggedreven, dat hij leningen had moeten aangaan, die door rente* op rente nog hoger waren geworden, zodat ze de rest van zijn vermogen hadden opgeslokt. Ten slotte had een verterende ziekte zijn lichaam aangetast. Zijn schuldeisers hadden hem toen naar een tuchthuis gebracht, waar hij dwangarbeid moest verrichten. Nu toonde hij zijn rug, die misvormd was door de sporen van geselslagen. Toen de mensen dat zagen, ging er een kreet van afschuw op. Heel de stad werd onrustig. Allen die door schuld in moeilijkheden waren, stroomden de straat op en smeekten hun medeburgers om hulp.

Uit: Titus Livius, Ab urbe condita, II, 23

De schrijver Livius (59 v.C.-17 n.C.) is van rijke afkomst. Met zijn werk over de geschiedenis van Rome wil hij de Romeinen trots maken op hun rijk. Ze moeten de oude Romeinen als voorbeeld nemen. Hij wil eerder een mooi verhaal brengen dan een gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen. Livius is bevriend met keizer Augustus, maar heeft een voorkeur voor de republiek.

* rente: vergoeding die betaald moet worden aan degene die je iets leent

Bron 2 Een anonieme auteur

Niet van het begin af aan was ik de buurman van een rijkaard. Rondom mij bevonden zich de goederen van vele inwoners van gelijke stand, die als goede buren leefden en ieder voor hun eigen gebruik een klein stuk land bebouwden. Hoe anders is het nu ... De grond die eens het bestaan verzekerde van al deze burgers, is nu een ‘latifundium’ geworden: het hoort aan één rijke man toe. Zijn bezit deinde naar alle richtingen uit. De boerenhofsteden die het opslokte, werden gesloopt en de heiligdommen van de voorvaderen verwoest. De eigenaars van weleer hebben de beschermgod van hun haardsteden moeten verlaten; zij zijn weggetrokken met vrouw en kroost.

Een anonieme auteur uit de 2e of 3e eeuw, wiens werk later foutief werd toegeschreven aan de Romeinse redenaar Quintilianus

a Zijn de bronnen primair of secundair? Leg uit waarom.

b Spreken de bronnen elkaar tegen of bevestigen ze elkaar? Wat vertelt dat over hun betrouwbaarheid?

OPDRACHT 3

c Welke gevolgen hebben de Punische oorlogen voor de Romeinse boeren? Zet een kruisje in de juiste kolom.

Arme boer Rijke boer

Terwijl ik oorlog voer, werken mijn slaven op het land.

Terwijl ik oorlog voer, liggen mijn akkers er verwaarloosd bij.

Soms plunderen soldaten tijdens mijn afwezigheid mijn hoeve.

Ik kan mijn schulden niet terugbetalen.

Ik kan gemakkelijk de gronden van mijn verarmde buren opkopen.

Ik verkoop wat ik nog heb en vertrek met mijn gezin naar de stad.

In Rome neemt de tegenstelling tussen arm en rijk toe

In Rome vinden de vroegere kleine boeren weinig of geen werk . Ook daar werkt men liever met goedkope slaven. Rome wordt een stad met zware sociale tegenstellingen: de nieuwkomers vormen samen met de arme plebejers een grote groep van bezitlozen of proletariërs

Daartegenover staat een kleine groep van rijken die bestaat uit patriciërs en rijke plebejers. Ze vormen de nobilitas . De ongelijkheid is groot, maar de proletariërs zijn niet machteloos. Doordat ze met heel veel zijn, vrezen de rijken hen. Om opstanden te voorkomen geeft de staat hun gratis of goedkoop graan. Om hen bezig te houden worden er verschillende spektakels (wagenrennen, gevechten ...) georganiseerd. Zo wordt de kleine boer een arme stedeling die leeft van ‘brood en spelen’

Schrijf in de juiste kolom: arme plebejers – rijke plebejers – ingeweken boeren – patriciërs –kleine groep – grote groep.

TIP Gebruik de woordenlijst achteraan in je leerwerkboek!

Nobilitas

Proletariërs

De Gracchen proberen het lot van het volk te verbeteren

De volkstribuun Tiberius Gracchus probeert met zijn landwet landbouwgrond te herverdelen onder de armen. Hij weet dat dat op hevig verzet zal stuiten van de senaat : de meeste senatoren zijn immers grootgrondbezitters! Hij wordt door aanhangers van de senaat vermoord. Zijn broer Gaius Gracchus probeert zijn werk voort te zetten. De senaat blijft alles doen om Gaius tegen te werken en uiteindelijk wordt ook hij vermoord. De Gracchen hebben echter een historische betekenis: zij tonen voor het eerst aan dat één man, verkozen door de volksvergadering , de senaat kan dwarszitten

Na de dood van de Gracchen ontstaan er twee politieke kampen: de ‘populares’ en de ‘optimates’ . De ‘populares’ of de volkspartij zijn politici die de volksvergadering alle macht willen geven. De ‘optimates’ daarentegen willen dat de macht bij de senaat blijft. Elke politieke groep wil zo veel mogelijk macht voor zichzelf. Rome wordt ondergedompeld in een eeuw van bloedige burgeroorlogen tussen beide kampen.

Bron 3 Ploutarchos over de maatregelen van Gracchus

Van de wetten die hij indiende om zijn populariteit bij het volk te vergroten en de senaat buitenspel te zetten, was er een die betrekking had op de landbouw. Die verdeelde het land van de staat onder de arme burgers. Een andere wet ging over het leger. Die bepaalde dat soldaten van staatswege kleding kregen zonder dat er iets werd afgehouden van hun soldij en dat niemand jonger dan 17 jaar opgeroepen zou worden als soldaat. (…) Een andere wet had betrekking op de graanvoorraden en verlaagde de marktprijs van graan voor de armen.

Uit: Ploutarchos, Parallelle levens, Gaius Gracchus, eind 1e eeuw-begin 2e eeuw

De Griek Ploutarchos (ca. 46-120) was rijk en had gestudeerd. Hij bekleedde in Griekenland belangrijke functies zoals priester van Apollo in Delphi. Hij verzorgde de contacten tussen Athene en Rome. Daar geraakte hij in de gunst van de keizers Trajanus en Hadrianus. Hij bekleedde onder hen verschillende functies. Ploutarchos schreef verschillende biografieën van beroemde Grieken en Romeinen. Hij beschrijft hen zodanig dat ze als voorbeeld kunnen dienen voor zijn lezers. Daardoor vermeldt hij enkel die feiten die daarvoor belangrijk zijn. Hij heeft ook een voorliefde voor sensationele details

a Welke drie wetten probeert Gaius door te voeren?

b Komt Gaius op voor het volk of voor de senaat?

c Bestudeer de bron en de auteur van de bron.

- Het g aat om een primaire / secundaire bron.

- Omci rkel de begrippen die van toepassing zijn op de auteur.

Tijdgenoot van Gaius Gracchus – rijk – Romein – Griek – bekleedt belangrijke functies –schrijver – favoriet van Romeinse keizers – proletariër

- We lk doel heeft de auteur met zijn werk?

- Waarvoor moet je oppassen als je Ploutarchos als bron wilt gebruiken?

- Waarom zouden geschiedkundigen het werk van Ploutarchos toch als bron gebruiken?

a Omdat hij een Griek is en Grieken zijn slim

b Omdat er niet zoveel bronnen uit die periode zijn

c Omdat Ploutarchos een o oggetuige is

- We lk beeld van Gaius Gracchus krijg je als je de bron leest?

- Waaruit blijkt dat Gaius volgens de schrijver ook aan zichzelf denkt?

Bron 4 De Romeinse burgeroorlog

(…) Gaius Gracchus, die zich populair had gemaakt als magistraat, stelde zich kandidaat voor volkstribuun. Hij was de jongere broeder van Tiberius Gracchus. (…) Van het ogenblik dat hij verkozen was, begon hij acties tegen de senaat. Hij stelde voor dat er op kosten van de staat aan elke burger een maandelijkse bedeling van graan zou gebeuren. Dat was daarvoor niet de gewoonte geweest. Zo plaatste hij zich aan het hoofd van het gepeupel. (…) Vlak daarna slaagde hij erin om zich voor een tweede keer te laten verkiezen. (…) Nadat hij bij wijze van spreken het volk gekocht had, begon hij de ridders op te vrijen. (…)

Uit: Appianus van Alexandrië, ‘De Romeinse Burgeroorlog’, boek I (1-3), in: De Romeinse Geschiedenis

De Griek Appianus (ca. 95-165) bekleedt belangrijke functies in Egypte en wordt uiteindelijk een belangrijke advocaat in Rome. Hij schrijft een Romeinse geschiedenis. Zijn werk is niet chronologisch geordend, maar volgens de plaatsen waar iets gebeurd is. Zijn werk over de burgeroorlogen is het meest volledige verslag van die periode dat is blijven bestaan. Appianus verwijst nauwelijks naar de bronnen die hij gebruikt heeft.

a Bestudeer de bron en de auteur van de bron.

- H et gaat om een primaire / secundaire bron.

- Omcirkel de begrippen die van toepassing zijn op de auteur.

Tijdgenoot van Gaius Gracchus – advocaat – Romein – Griek – bekleedt belangrijke functies – proletariër – schrijver

- Waarom zou men zijn werk belangrijk vinden?

b Bekijk bron 3 opnieuw.

- I s Appianus kritischer dan Ploutarchos over Gaius Gracchus? Ja / neen Leg uit.

- Waar in stemmen beide bronnen overeen?

a Gaius wil populair zijn.

b Gaius zorgt voor het leger.

c Gaius geeft gratis graan weg.

- Wa t lijkt het belangrijkste doel van Gaius Gracchus geweest te zijn?

a Het gewone volk verder helpen

b De senaat bestrijden

c De ridders helpen

- Form uleer een historische vraag over Gaius Gracchus die je met de bronnen zou kunnen beantwoorden.

De redenaar of orator, bronzen beeld, 1e eeuw v.C., hoogte 1,80 m, Nationaal Archeologisch Museum, Firenze Een redenaar of orator kan heel goed speechen.

Voor de Romeinse politici is de kunst van het spreken (‘Ars Oratoria’) een belangrijke professionele vaardigheid. De kinderen krijgen ‘spreekkunst’ als een vak aangeleerd.

a Waarom moeten politici zoals de Gracchen goed kunnen speechen, denk je?

b Je zou de gebroeders Gracchus populisten kunnen noemen. Je vindt hier twee definities voor een populist.

1 Iemand die opkomt voor het volk en strijdt tegen een elite die veel macht heeft. Met de steun van het volk wil hij veranderingen doorvoeren.

2 Iem and die zich populair wil maken bij het volk door het te vleien en in alles gelijk te geven. Zo verwerft hij macht en invloed. De steun van het volk is belangrijker dan de inhoud van de boodschap.

- Omcirkel de def initie die min of meer geldt voor de gebroeders Gracchus.

- Geef een vo orbeeld van een hedendaagse populist. Dat mag zowel iemand zijn die overeenkomt met definitie 1 als 2. Leg ook uit waarom je hem een populist vindt.

De Gracchen zijn geen patriciërs, maar rijke plebejers. Ze behoren tot de rijkste en machtigste families van Rome. Tiberius Gracchus Major doorloopt een succesvolle militaire en politieke carrière. Hij redt de beroemde patriciër Scipio Africanus* uit de handen van het gerecht en krijgt daarvoor in ruil de hand van diens jongste dochter. Cornelia is op dat moment nog een kleuter. Ze huwen pas als ze 18 jaar oud is. Tiberius is dan al 45. Ondanks het grote leeftijdsverschil is het een gelukkig koppel. Maar het noodlot keert zich tegen hen. Van de twaalf kinderen die ze samen hebben, sterven er negen op jonge leeftijd. Ook Tiberius Gracchus Major sterft onverwachts. Cornelia is dan een jonge weduwe. Ze weigert te hertrouwen en wijdt zich met hart en ziel aan de opvoeding van haar kinderen: wanneer hun vader sterft, is Sempriona 16, Tiberius 14 en Gaius amper 5 jaar oud. De jongens volgen onderwijs in de familie van hun moeder en krijgen daar les van de beste leraars. Zo komen ze ook in contact met de invloedrijke vrienden van deze patriciërs. De broers blinken op alle vlakken uit. Tiberius begint zijn militaire carrière in de Derde Punische Oorlog. Later wordt hij volkstribuun. Hij wil de belangen van de stad dienen en niet die van de rijke landheren. Tiberius wordt zo razend populair bij het volk, maar vijand nummer één van de senaat. Als hij zich opnieuw wil laten verkiezen, wordt hij door de leden van de senaat op een gruwelijke manier doodgeslagen. Tiberius krijgt geen begrafenis. Zijn lichaam wordt in de Tiber achtergelaten. Gaius treedt tien jaar later in de voetsporen van zijn vermoorde broer, maar ondergaat hetzelfde lot. Cornelia blijft al die tijd haar zoons steunen, ondanks de woede en de haat van haar familie. Ze overleeft al haar kinderen.

* Scipio Africanus is de generaal die Hannibal versloeg tijdens de Tweede Punische Oorlog.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het begrip ‘ongelijkheid’ uitleggen

2 de begrippen ‘latifundia’, ‘proletariër’, ‘patriciër’, ‘plebejer’, ‘nobilitas’, ‘populist’, ‘optimates’ en ‘populares’ uitleggen

3 uitleggen waarom de kleine boeren in de problemen komen tijdens en na de Punische oorlogen

4 het ontstaan van de proletariërs verklaren

5 drie voorstellen van de Gracchen opnoemen

6 de twee politieke groepen opnoemen en zeggen welke mensen bij welke politieke groep horen

KUNNEN

1 informatie in de wo ordenlijst opzoeken

2 informatie uit bronnen halen

3 een bron en de auteur beoordelen

4 een historische vraag over de gebroeders Gracchus kunnen formuleren

5 bronnen met elkaar vergelijken

6 opdrachten zelfstandig oplossen

7 een actueel vo orbeeld van een populist geven

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De veroveringen veranderen de Romeinse samenleving

1 De kleine boer in Italië gaat ten onder

Problemen voor de ‘kleine’ boer na de Punische oorlogen:

1 de akkers zijn niet bewerkt tijdens de oorlog;

2 Rome verhoogt de belastingen (oorlog voeren kost immers veel geld);

3 hij kan niet concurreren met de goedkopere landbouwproducten uit de veroverde gebieden.

Gevolgen voor de kleine boer: - moet zijn boerderijtje verkopen zo ontstaan ‘latifundia’ = grote landbouwbedrijven - trekt naar de steden

2 In Rome neemt de tegenstelling tussen arm en rijk toe

In Rome: weinig werk, want veel arbeid wordt door slaven verricht

Grote groep arme plebejers + uitgeweken boeren

bezitlozen (gevaarlijk door hun aantal) ‘brood en spelen’

PROLETARIAAT

Kleine groep patriciërs + rijke plebejers rijkdom en (politieke) macht

NOBILITAS

3 De Gracchen proberen het lot van het volk te verbeteren

Tiberius en Gaius Gracchus

Graanwet: graan voor de armen tegen een vaste, lage prijs

Landwet: staatsland onder de armen verdelen

Legerwet: - legeruniform b etaald door de staat - dienstplicht pas vanaf 17 jaar

Ze worden allebei vermoord en er ontstaan twee politieke kampen: - de ‘populares’: willen macht voor de volksvergadering; - de ‘optimates’: willen macht voor de senaat.

Beide kampen willen vooral zo veel mogelijk macht voor zichzelf.

OPDRACHT 1

De burgeroorlogen

In de vorige les heb je geleerd dat de veroveringen de Romeinse samenleving veranderen. De politieke en sociale tegenstellingen nemen toe. In de 1e eeuw v.C. wordt de toestand nog erger. Uiteindelijk houdt de Romeinse republiek zelfs op te bestaan.

Hoe is dat gebeurd? Wie heeft daarin een rol gespeeld? Wat is er in de plaats van de republiek gekomen?

BURGEROORLOGEN

Sulla

Marius

Marius komt aan de macht

Kaartnr(s).

KEIZERRIJK

eerste triumviraat Caesar vermoord tweede triumviraat Slag bij Actium

Tegen het einde van de 2e eeuw v.C. bedreigen andere volkeren het Romeinse Rijk. In Rome slagen de ‘populares’ (de volkspartij) erin om Marius tot consul te laten verkiezen. De nieuwe consul is van eenvoudige afkomst. Hij krijgt de opdracht het rijk te verdedigen . Daarvoor heeft hij een sterker en groter leger nodig.

Bron 1 Marius

Zelf begon Marius intussen aan te werven, niet zoals men dat vroeger deed en niet alleen maar mannen uit de vermogende klassen, maar meestal proletariërs . (...) Sommigen beweerden dat hij zo handelde bij gebrek aan een voldoende aantal uit de rijkere standen, anderen schreven het toe aan zijn ambitie als consul, omdat hij aan dit slag van mensen zijn populariteit en consulaat te danken had, en omdat voor iemand die naar de macht streeft de armsten de besten zijn. Die lieden, die toch geen bezittingen hebben, hoeven ze ook niet te ontzien en alles wat opbrengt, is voor hen goed. Zo vertrok Marius naar Afrika met een enigszins groter aantal soldaten dan men had toegestaan.

Uit: Sallustius, De oorlog tegen Jugurtha, 86

Gaius Sallustius (86-34 v.C.) is een Romeinse politicus en geschiedschrijver. Hij sympathiseert met de populares, maar streeft in zijn werken toch naar een zekere objectiviteit. Hij gebruikt zijn werken ook om commentaar te geven op de corruptie en zedenverwildering van zijn tijd. Ironisch genoeg wordt hij zelf beschuldigd van corruptie en schaamteloze zelfverrijking. Jugurtha (ca. 160-104 v.C.) is koning van Numidië (in het huidige Algerije). Aan het begin van de 2e eeuw v.C. raakt hij in conflict met Rome.

OPDRACHT 2

a Uit welke klasse haalt Marius de meeste soldaten?

b Welk verschil is er met vroeger?

c Waarom doet hij dat? Onderstreep drie redenen in de tekst.

Sulla bestrijdt Marius

Marius verslaat met zijn nieuwe leger de buitenlandse vijanden. Hij wordt zo populair dat hij verschillende jaren na elkaar tot consul wordt verkozen. Iets wat volgens de regels eigenlijk niet kan. De senaat houdt de meeste van zijn besluiten tegen: er komt net zoals bij de Gracchen geen herverdeling van land ten gunste van de armen. De Italiaanse bondgenoten mogen geen Romeinse burgers worden. Ze komen daarom in opstand. De senaat kan die oorlog enkel beëindigen door de Italiaanse bondgenoten het burgerrecht te verlenen.

In Klein-Azië bedreigt koning Mithridates de Romeinse bezittingen. Tot grote verontwaardiging van Marius duidt de senaat Sulla aan tot legeraanvoerder. Die staat aan de kant van de ‘optimates’ en de senaat. Sulla trekt met een leger naar Klein-Azië. In Rome vermoorden de aanhangers van Marius duizenden tegenstanders. Dat is het begin van een reeks gewapende conflicten waarbij Romeinen tegen Romeinen vechten. Daarmee zijn de burgeroorlogen begonnen. Marius sterft in 86 v.C. In hetzelfde jaar keert Sulla terug als overwinnaar in Rome . Gesteund door zijn leger grijpt hij de macht. Hij laat op zijn beurt vele aanhangers van de volkspartij vermoorden. Sulla herstelt opnieuw de macht van de senaat. Hij sterft in 78 v.C.

Bron 2 Sulla

Dadelijk maakte Sulla een lijst van 80 veroordeelden op, zonder deze aan de magistraat bekend te maken. Daar dat algemene verontwaardiging uitlokte, liet hij een dag voorbijgaan en schreef hij er nog 220 anderen op, de derde dag opnieuw zoveel. Daarop sprak hij tot het volk en zei hij dat hij diegenen van wie hij zich de naam herinnerde, nu opschreef en de anderen, van wie hij de naam vergeten was, later zou opschrijven. Wie een veroordeelde onderdak verschafte of het leven redde, zou met de dood gestraft worden, zelfs als het een broer, zoon of verwant was. Voor elke moord gaf hij een beloning van twee talenten [en geldbedrag], ook als een slaaf zijn heer en een zoon zijn vader ombracht. Het meest schreeuwende onrecht was hierbij dat de kinderen en de nakomelingen van de vogelvrijverklaarden [mensen die niet meer door de wet beschermd worden] van hun eer en hun goederen werden beroofd. De proscriptie [vogelvrijverklaring] bleef niet tot Rome beperkt, maar vond in alle steden van Italië plaats … Het aantal slachtoffers van haat en vijandschap was klein in vergelijking met het aantal van hen die om hun rijkdommen werden vermoord.

Uit: Ploutarchos, Parallelle levens, Sulla, eind 1e eeuw-begin 2e eeuw Ploutarchos (ca. 46-120) is een Griekse geschiedschrijver die in de gunst staat van de Romeinse keizers Trajanus en Hadrianus. Zijn ‘Parallelle levens’ is een serie van biografieën van bekende figuren uit de Griekse en de Romeinse geschiedenis. Ze worden in paren besproken. Daarbij zoekt Ploutarchos naar overeenkomsten tussen beide. Hij probeert enerzijds eerlijk te zijn en is redelijk geïnformeerd. Anderzijds heeft hij ook veel aandacht voor pittige details uit het persoonlijke leven en wil hij zijn lezers wijze lessen van deugd en moed bieden. De figuur van Sulla wordt naast die van de Spartaanse generaal Lysander (midden 5e eeuw v.C.-395 v.C.) geplaatst. Die laatste is een bekwame, maar wrede bevelhebber.

a Wat mag men doen met de mensen die op de lijst komen?

b Wie stelt de lijst samen?

c Wat is een vogelvrijverklaarde?

d Waarom noemen we de strijd tussen Marius en Sulla een burgeroorlog?

e Geef een recent voorbeeld van een burgeroorlog.

f Waarom heeft Ploutarchos de figuur van Sulla naast die van Lysander geplaatst, denk je?

Pompeius en Caesar geven de republiek de doodsteek

De tegenstellingen tussen armen en rijken en tussen ‘populares’ en ‘optimates’ blijven bestaan. Bovendien moeten de Romeinen weer oorlog voeren: tegen piraten, opnieuw tegen Mithridates en zelfs tegen hun eigen slaven. Die laatsten staan onder leiding van Spartacus. Enkele belangrijke Romeinen profiteren van de situatie om hun eigen macht uit te breiden. Zo verslaan Pompeius en Crassus de vijanden van Rome. Ze sluiten een verbond met de jongere Caesar en besturen samen het Romeinse Rijk. Dat bondgenootschap noemen we ‘het eerste triumviraat ’ of ‘driemansbestuur’. Caesar krijgt daarbij de Romeinse provincies in Zuid-Gallië toegewezen. Tussen 58 en 52 v.C. verovert hij vanuit die gebieden heel Gallië. Hij valt zelfs de Britse eilanden aan. Zijn militaire successen doen zijn roem enorm toenemen. Crassus is inmiddels gestorven. Pompeius krijgt schrik van Caesar. Omdat die op de volkspartij steunt, zoekt hij toenadering tot de ‘optimates’. De senaat hoopt dat Pompeius met Caesar afrekent. Hij verliest echter en Caesar vestigt een alleenheerschappij . De republiek lijkt voorbij. In 44 v.C. wordt Julius Gaius Caesar in de senaat vermoord

Bron 3 Caesar

Toch wegen andere woorden en daden van hem zo zwaar, dat de mening overheerst dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn absolute macht en terecht vermoord is. Immers, niet alleen aanvaardde hij overdreven eerbewijzen: een steeds verlengd consulaat, het ambt van dictator en censor voor het leven, daarbij de titel van ‘imperator’ , de toenaam ‘vader des vaderlands’, een standbeeld en een ereplaats in het theater. Maar hij liet zich ook eerbewijzen toekennen die de menselijke maat te buiten gaan: een gouden zetel in het senaatsgebouw en op de rechtbank; een processiewagen en een draagbaar waarop zijn beeld prijkte tijdens de processie ... en een maand die naar hem genoemd is. (...) Niet minder arrogant waren de uitspraken die hij in het openbaar deed. Hij zei dat de republiek niets voorstelde, een holle naam zonder vorm of inhoud.

Uit: Suetonius, Over het leven van de keizers, ca. 121 S uetonius (ca. 69-na 126) is een Romeinse historicus en ambtenaar. Hij werkt onder andere aan het hof van keizer Hadrianus (reg. 117-138). Daardoor heeft hij toegang tot veel archieven. ‘De vita caesarum’ (Over het leven van de keizers) is zijn bekendste werk. Het is een biografie van de eerste twaalf keizers van het Romeinse Rijk, van Caesar (officieel eigenlijk geen keizer) tot Domitianus (vermoord in 96). De levensbeschrijvingen zijn allemaal volgens hetzelfde stramien opgebouwd en vertonen soms een sterke overeenkomst. Verder besteedt Suetonius vooral aandacht aan anekdotes en pittige details en schandalen.

Bron 4 De moord op Caesar

Vincenzo Camuccini, De moord op Caesar, 1806, olie op doek, 400 x 207 cm, Nationaal Museum van Capodimonte, Napels

a Onderstreep het juiste antwoord. Suetonius is een voorstander / tegenstander van Caesar, want hij zegt positieve / negatieve dingen over Caesar.

b Onderstreep in bron 3 de zinsdelen die dat bewijzen.

c Onderstreep het juiste antwoord.

- Er is veel / weinig tijd tussen de feiten en het schrijven van bron 3.

- Kan de maker ooggetuige zijn geweest? Ja / neen

d Is bron 3 betrouwbaar als je wilt weten waarom Caesar vermoord werd?

Eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar

e Welke soort bron is bron 4? Omcirkel.

- Primaire bron – secundaire bron

- Historische bron – historisch werk

f Is bron 4 betrouwbaar als je wilt weten hoe de moord op Caesar is gebeurd?

Omcirkel en leg uit waarom.

- Eerder betrouwbaar/ eerder onbetrouwbaar

- De auteur:

- De functie van het schilderij is: informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren / activeren.

Met Octavianus begint het keizerrijk

De aanhangers van Caesar eisen wraak. Marcus Antonius (een belangrijke medewerker van Caesar) en Octavianus (achterneef en adoptiezoon van Caesar) schakelen de moordenaars van Caesar en hun aanhangers uit. Antonius, Octavianus en Lepidus (ook een vertrouweling van Caesar) sluiten een bondgenootschap (het tweede triumviraat) en verdelen de macht onder elkaar. Lepidus verliest al vlug zijn macht en invloed. De twee anderen worden langzamerhand vijanden van elkaar. Antonius sluit een verbond met de Egyptische koningin, farao Cleopatra. Hij huwt haar zelfs. Octavianus overtuigt de Romeinen ervan dat het verbond een gevaar betekent voor Rome. Hij verslaat in 31 v.C. de troepen van Antonius en Cleopatra. Die plegen beiden zelfmoord. In 27 v.C. komt er een einde aan de republiek. Octavianus wordt dan in feite alleenheerser . Hij krijgt van de senaat de titel van Augustus (verhevene) en wordt zo eigenlijk de eerste keizer van het Romeinse Rijk (zie les 18).

a Welk gebied is in 30 v.C. nog niet door de Romeinen veroverd? Onderstreep het juiste antwoord.

Dalmatië – Pannonia – Mauretania – Hispania

b Omcirkel onze gewesten op de kaart.

c Welk gebied wordt door Augustus bij het Romeinse Rijk gevoegd? Onderstreep.

Africa – Asia – Aegyptus – Gallia

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘burgerrechten’ en ‘burgeroorlog’ uitleggen

2 het begrip ‘triumviraat’ en de titel ‘Augustus’ verklaren

3 twee verschillen tussen het oorspronkelijke leger en het nieuwe leger geven

4 het gevaar dat het nieuwe leger vormt, uitleggen

5 de strijd tussen Marius en Sulla, Caesar en Pompeius en Octavianus en Antonius uitleggen

6 Marius, Sulla, Pompeius, Caesar, Marcus Antonius en Octavianus in de juiste chronologische volgorde zetten

7 de indeling van de Romeinse geschiedenis in drie periodes (koninkrijk, republiek en keizerrijk) opnoemen

KUNNEN

1 twee gebieden die de Romeinen in de 1e eeuw v.C. veroveren, aanduiden op een kaart

2 informatie uit bronnen halen

3 soorten bronnen identificeren

4 de betrouwbaarheid van bronnen in functie van een historische vraag beoordelen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De burgeroorlogen

1 Marius komt aan de macht

Andere volkeren bedreigen het Romeinse Rijk.

Consul Marius (populares): legeraanvoerder Hij wil een groter leger.

Vroeger Marius

Wie?

Soldaten uit bezittende klassen Proletariërs

Motivatie soldaten Willen niet te lang vechten

Willen terug naar huis

2 Sulla bestrijdt Marius

Beloften Marius

Vechten niet om hun bezittingen te verdedigen

Ze willen via het leger aan grond of rijkdommen komen.

Reactie senaat + gevolgen

Soldaten Landverdeling Geen landverdeling

Bondgenoten Romeins burgerrecht Geen burgerrecht

Bondgenoten komen in opstand. Senaat geeft toe.

Buitenlandse bedreiging

Mithridates (koning van een rijk in Klein-Azië)

Consul Sulla (optimates): legeraanvoerder tegen Mithridates

Eerste burgeroorlog

Marius en soldaten ontevreden omdat Sulla oorlog mag voeren.

Duizenden aanhangers senaat worden vermoord.

Sulla keert terug. Laat aanhangers van populares vermoorden

3 Pompeius en Caesar geven de republiek de doodsteek

Nieuwe bedreigingen : piraten, Mithridates, slavenopstand

krachtig optreden nodig

Pompeius, Crassus en Julius Caesar verslaan de vijanden en besturen samen het Romeinse Rijk.

Tweede burgeroorlog

• Caesar verovert heel Gallië. Caesar heel beroemd

• Pompeius vreest Caesar. Pompeius kiest kant van senaat.

• Caesar verslaat Pompeius.

• Caesar regeert als alleenheerser. Caesar wordt vermoord.

4 Met Octavianus begint het keizerrijk

Aanhangers van Caesar verdelen de macht onder elkaar.

= Marcus Antonius, Octavianus en Lepidus

Derde bu rgeroorlog

• Marcus Antonius regeert in het oosten van het rijk.

Sluit verbond met Egypte

Huwt Cleopatra (Egyptische koningin)

• Rome ziet dat als een bedreiging.

• Octavianus verslaat Marcus Antonius. Egypte wordt deel van het Romeinse Rijk.

Octavianus wordt alleenheerser.

Augustus, de eerste keizer

Met Octavianus ontstaat de Romeinse keizertijd. Hij is de eerste echte keizer.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het bestuur van Octavianus? Hoe maakt Octavianus zich als alleenheerser populair bij de senaat en de gewone bevolking? Hoe slaagt hij erin om het Romeinse Rijk te verdedigen? Hoe wordt er doorheen de tijd naar Augustus gekeken?

ontstaan Rome

OPDRACHT 1 1

OPDRACHT 2

Kaartnr(s).

AUGUSTUS

Met keizer Augustus begint een nieuw tijdperk in de Romeinse geschiedenis. Vul in op de juiste plaats op de tijdlijn hierboven: het keizerrijk – het koninkrijk – de republiek.

Octavianus wordt Augustus

Na de burgeroorlogen bestuurt Octavianus het rijk met een grote sluwheid. Hij zorgt ervoor dat hij het vertrouwen van de senaat wint en maakt zich populair bij het volk. De senatoren bieden hem zelfs twee titels aan: ‘princeps’ (eerste man of voornaamste) en ‘Augustus’ (verhevene). Hij noemt zichzelf bovendien ook ‘caesar’ . Officieel herstelt hij de republiek , maar in werkelijkheid trekt hij alle macht naar zich toe .

De senaat geeft keizer Augustus nog een nieuwe titel: ‘pater patriae’ (vader des vaderlands), uit dankbaarheid voor de rust, orde en welvaart die Octavianus heeft gebracht. De periode van bloedige burgeroorlogen is voorbij. Het Romeinse keizerrijk is geboren.

Lees het verhaal ‘Julia en Valerius’ op blz. 162-163 en beantwoord de vragen.

a Hoe maakt Octavianus zich populair bij de senaat, de soldaten en de gewone bevolking?

De senaatDe soldaten -

OPDRACHT 3

De gewone bevolking

b Welke titel draagt keizer Augustus nog?

c Waarom is het herstel van de republiek maar schijn?

d Op welke drie manieren zorgt Augustus ervoor dat hij de touwtjes stevig in handen houdt?

- Politiek:

- Financieel:

- Militair :

e Waarom verplicht Augustus zijn dochter Julia en stiefzoon Tiberius om te trouwen, denk je?

Raadpleeg een online-encyclopedie en zoek op hoe het in werkelijkheid met Julia en Tiberius afloopt.

OPDRACHT 4

Bron 1 Standbeelden van keizer Augustus

Keizer Augustus laat de meeste instellingen en ambten bestaan. Hij zorgt er wel voor dat hij de belangrijkste functies zelf inneemt. Zo is hij imperator , consul , volkstribuun , ‘pontifex maximus’

Hier zie je Augustus in twee van die functies voorgesteld. Vul in: imperator – pontifex maximus.

Marmeren standbeeld, 1e eeuw, hoogte 2,04 m, Vaticaanse musea, Rome

Detail van een marmeren standbeeld, ca. 20 v.C., hoogte 2,7 m, Nationaal Museum van Rome, Rome

OPDRACHT 5

Augustus kiest voor natuurlijke grenzen

Om de veiligheid in zijn rijk te garanderen, kiest Augustus voor natuurlijke grenzen . Legioenen verdedigen de grenzen tegen invallers van buitenaf. Ook binnen het rijk blijft het vrij rustig. In rebelse provincies zijn legioenen aanwezig. Op de Middellandse Zee houdt een vloot voortdurend een oogje in het zeil. Keizer Augustus brengt vrede in het Romeinse keizerrijk. Het gaat om een gewapende vrede , dat wil zeggen dat de Romeinse legioenen zorgen voor vrede en veiligheid in het keizerrijk.

Bron 2 Het Romeinse Rijk (ca. 30 v.C.)

De senaat krijgt de macht over de rustige provincies. Augustus bestuurt zelf de onrustige provincies of grensprovincies. Ook belangrijke provincies zoals Egypte blijven onder zijn gezag. De kaart toont het Romeinse Rijk bij het begin van de regering van Augustus.

a Welke ‘natuurlijke’ grenzen heeft het Romeinse Rijk?

- Westen:

- Zuiden:

- Noorden:

- Oosten : Eufraat

b Waarom wil Augustus de provincies aan de buitengrenzen van het rijk zelf besturen? Wat zou er kunnen gebeuren als hij dat niet doet?

Het

beeld van keizer Augustus verandert doorheen de tijd

Keizer Augustus is een van de belangrijkste en invloedrijkste personen uit de klassieke oudheid. Ook eeuwen later wordt er nog dikwijls naar hem verwezen. Maar niet altijd op dezelfde manier: soms positief : ‘de vrede, het staatsmanschap …’ en soms negatief : ‘gewapende vrede, dictatuur …’ Veel hedendaagse historici maken een eerder positieve balans op.

a Gaat het in deze voorbeelden om een positief of een negatief beeld van Augustus? Omcirkel.

Beeld

a Christenen proberen de vrede in het rijk van keizer Augustus te verbinden met de opkomst van het christendom.

b Jonathan Swift (1667-1745) verdedigt de grondwettelijke monarchie in Engeland en verwijt Augustus dat hij een einde maakte aan de Romeinse republiek en er tirannie vestigde.

c Tussen de twee wereldoorlogen neemt de Italiaanse dictator Mussolini keizer Augustus als een van zijn voorbeelden.

positief / negatief

positief / negatief

positief / negatief

b Leg uit hoe het standpunt van de auteurs de beeldvorming over Augustus beïnvloedt.

Noteer één voorbeeld.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘republiek’ en ‘rijk’ uitleggen

2 de begrippen ‘caesar’, ‘princeps’, ‘Augustus’ en ‘pater patriae’ uitleggen

3 met drie voorbeelden het vertrouwen van de senaat in Augustus verklaren

4 met drie voorbeelden de populariteit van Augustus bij het gewone volk verklaren

5 de keuze voor natuurlijke grenzen uitleggen

6 het bestuur van de grensprovincies uitleggen

7 de uitdrukking ‘gewapende vrede’ uitleggen

KUNNEN

1 informatie in een woordenlijst opzoeken

2 informatie uit bronnen halen

3 op een kaart de natuurlijke grenzen van het Romeinse Rijk aanduiden en benoemen

4 de invloed van het eigen standpunt op de historische beeldvorming over Augustus herkennen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Augustus, de eerste keizer

1 Octavianus wordt Augustus

Octavianus grijpt de macht.

Hij wint het vertro uwen van de senaat door:

• de senaat zijn taken terug te geven;

• de meeste instellingen en ambten te laten bestaan;

• de republiek schijnbaar te behouden.

Hij krijgt de titels ‘princeps’ (eerste man of voornaamste) en ‘Augustus’ (verhevene) en noemt zichzelf ook ‘caesar’ (naar zijn adoptievader).

Hij wordt populair bij het volk door:

• regelmatig graan en soms geld uit te delen;

• de werkloosheid te verminderen;

• gratis spelen te organiseren.

Hij brengt orde, rust en welvaart.

Hij krijgt de titel ‘pater patriae’ (vader des vaderlands).

Augustus doet veel moeite om zijn opvolging te verzekeren.

Uiteindelijk wordt de geadopteerde Tiberius, zoon van Livia, de nieuwe keizer.

2 Augustus kiest voor natuurlijke grenzen

Leg ioenen verdedigen de grenzen tegen invallers van buitenaf.

In rebelse provincies van het rijk zijn legioenen aanwezig. gewapende vrede

Een vloot bewaakt de Middella ndse Zee.

3 Het beeld van keizer Augustus verandert doorheen de tijd

Som s positief: vrede, staatsmanschap ...

Soms negatief: gewapende vrede, dictatuur ...

VER HAAL

Julia en Valerius DIRK BRACKE

Over de macht van keizer Augustus en over zijn enige dochter, Julia

Haar fijne vingers plukten een blauwe druif van de tros en ze tuitte haar lippen toen ze de druif in haar mond zoog. Valerius deed zijn lippen uit elkaar en Julia lachte. Ze nam een tweede druif. Hij rook haar parfum toen ze de druif in zijn mond stopte. Valerius staarde dromerig naar de slavin die bij de deur klaarstond om op een wenk van Julia een nieuwe schotel te brengen. Valerius begreep nog steeds niet wat hem overkwam. Deze namiddag had hij op het forum rondgehangen, zoals hij wel vaker deed. Met vrienden praten en naar de vrouwen kijken. Vooral dat. Hun slinkse blikken vertelden hem dat hij knap was en dat streelde zijn ijdelheid. Zo was ook de dochter van Augustus met twee slavinnen voorbijgekomen. Valerius had opgekeken en niet toevallig hadden hun blikken elkaar gekruist. Hij had meteen gemerkt dat Julia hem langer aankeek dan een kuise vrouw hoorde te doen. Toch was hij verrast toen later een van de slavinnen naar hem toe kwam en vroeg of hij die avond met haar meesteres wilde eten. Tenslotte was ze de dochter van de princeps, hij gewoon de zoon van een graanhandelaar, niet eens van adel. Zijn hand vormde een vuist. Vanochtend had hij weer ruzie gehad met zijn vader.

Morgen vertrekt er een schip naar Egypte.

Waarom ga je niet mee? Zo leer je mijn leverancierskennen.Weetjehoejegoedgraanvan rommel moet onderscheiden?

Er volgde nog heel wat en na de discussie was hij boos weggelopen. Zoals altijd.

Hij zuchtte.

‘Ben je me al beu?’ vroeg Julia met een lachje. Hij rekte zich over het tafeltje en legde zijn hand op haar arm. ‘Ik dacht aan mijn vader. Hij wil dat ik meewerk in zijn zaak. Maar er is zoveel te beleven in Rome … Later …’

‘Vaders!’ gromde Julia. ‘Van mijn vader moest ik vroeger weven of kleren verstellen.’

‘Jij? De dochter van Augustus?’

Ze snoof door haar neus.

‘Hij wilde dat ik opgroeide tot een gewone Romeinse vrouw. Alsof ik later ooit zou moeten weven om te overleven.’ Ze snoof weer. ‘Ik, de dochter van de rijkste man in Rome. Tenslotte heeft Julius Caesar hem een fortuin nagelaten.’

‘Zijn adoptievader’, vulde Valerius aan. ‘En dankzij mijn vader wordt hij nog rijker.’

‘Jouw vader?’

‘Nu ja, mijn vader moet belasting betalen op het graan dat hij invoert en daarenboven zorgt hij ervoor dat Augustus graan aan de armen kan uitdelen. Zo wordt jouw vader nog populairder.’ Valerius liet zijn ogen over de fresco’s op de muur dwalen. Hij moest misschien op zijn woorden letten. Hoe verleidelijk ze ook was, ze bleef de dochter van de machtigste man in Rome.

‘Augustus is wel sluw. Hij zegt dat hij de republiek wil bewaren en dat horen de senatoren graag. Dan hebben ze ook iets te vertellen. Al die senatoren, quaestoren, consuls, volkstribunen en wat weet ik al waren zo blij als een kind dat ze hun functies mochten behouden, maar ze moesten uiteindelijk beslissen wat hij wilde. Beetje bij beetje trok je vader alle macht naar zich toe en nu is hij alleenheerser, alleen wil hij dat niet horen. Knap gezien van hem. Hij zorgde ervoor dat hij opperbevelhebber van alle legers werd, zodat geen generaal in opstand kan komen. De belastingen worden nu door de staat geïnd. Zo heeft hij ook de controle over de schatkist. Eigenlijk heeft hij alles in handen.’

Julia richtte haar hoofd op. ‘Wel, dat heeft hij dan toch maar mooi gedaan.’

Ze richtte haar bovenlichaam op en leunde met een hand op het ligbed. Haar kleed gleed wat over haar schouder en Valerius’ ogen keken naar haar borsten. Ze zag het en ze glimlachte uitdagend. Valerius schoof onrustig op de ligbank. Hij wilde met haar vrijen.

‘Mijn vader heeft gezegd dat hij Rome in klei

heeft aangetroffen, maar hij zal het in marmer achterlaten.’

Hij had het idee dat ze dat vertelde om hem nog wat te laten sudderen. Valerius liet zich achterover vallen. Hij wilde haar spelletje wel meespelen, toch nog even.

‘Ik weet het, sinds hij het heft in handen heeft, is het in het rijk nog nooit zo rustig geweest.

Geen burgeroorlogen meer, geen oorlogen. En de soldaten houdt hij rustig door hun geld te geven of land te beloven als ze naar huis terugkeren.’

Alsof ze genoeg had van het geklets, wuifde Julia de slavin weg. Dan schoof ze naast hem op de ligbank en ze liet haar hand over zijn been glijden.

‘Weet je vader dat je straks met mij naar bed gaat?’

Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Ga ik met jou naar bed?’ Haar mondhoeken krulden plagerig omhoog. ‘Als mijn vader het wist, dan zou hij me naar een of ander eiland verbannen.’

Valerius schrok omdat het geen grapje leek.

‘Zou hij dat doen? Zijn enig kind?’

‘Hij wil het gezinsleven weer in zijn vroegere vorm herstellen. De oude waarden van de Romeinen. Overspel wordt bestraft en vaders met grote gezinnen worden beloond. Hij zou beter naar zichzelf kijken. Bij Livia lukt het niet, maar

NOOT

ja, die denkt dat ze zowat de tweede princeps is.

Ze hebben vast geen tijd om te vrijen.’

‘Wij wel’, lachte Valerius. Zijn hand ging naar haar borst, maar tot zijn verbazing duwde ze hem weg.

‘Maar ik houd van je’, zei Valerius met een pruilmondje.

‘Ik niet van jou’, reageerde ze meteen. ‘Ik wil gewoon met je vrijen. Vandaag jij, morgen iemand anders. Ik moest van vader met Tiberius trouwen. De zoon van Livia, zoals je wel weet. En die heks heeft ervoor gezorgd dat vader hem geadopteerd heeft. Ik weet dat Tiberius liever bij zijn vrouw was gebleven. Nu ga ik mijn weg en Tiberius …’

Ze haalde haar schouders op om duidelijk te maken dat het haar niets uitmaakte wat hij uitrichtte. ‘Ik denk zelfs dat hij later princeps wil worden. Als mijn vader een god is.’

‘Een god?’ vroeg Valerius verbaasd.

‘In de provincies wordt hij al als een god vereerd en wees gerust, na zijn dood zal hij echt een god zijn.’ Ze stond op en keek op hem neer. Ze liet haar kleed op de vloer vallen. ‘Wat denk je? Vrijen met de dochter van een god moet wel heel bijzonder zijn.’

Julia is de geschiedenis ingegaan als een frivole en overspelige echtgenote. Dat is een overdrijving van de werkelijkheid. De waarheid is dat haar minnaars helemaal niet pasten in de politieke plannen van keizer Augustus. Daarom moest zijn dochter met een voorwendsel van het politieke toneel worden verwijderd.

Bij het onlinelesmateriaal kun je het verhaal ook beluisteren.

De economie van het Romeinse Rijk

Zoals de titel je vertelt, leer je in deze les wat meer over de economie van het Romeinse Rijk. We bestuderen de periode tussen 200 v.C. en 200, dan is de economie op haar hoogtepunt.

Wat is de belangrijkste economische activiteit van de Romeinen? Welke rol speelt de hoofdstad Rome in de handel? Hebben de verschillende provincies ook een economisch belang?

BLOEIENDE HANDEL

Kaartnr(s).

ROME WERELDHANDELSCENTRUM

De landbouw als belangrijkste economische activiteit

Meer dan 95 % van de inwoners van het Romeinse Rijk werkt in de landbouw . Je mag dus gerust van een landbouwsamenleving spreken. Ook de rijke en belangrijke Romeinen hebben belangstelling voor de landbouw. In Italië en de veroverde gebieden proberen ze zo veel mogelijk grond te verwerven. De rijke Romeinen beschikken vanaf de 2e eeuw v.C. over uitgestrekte domeinen , ‘latifundia’ genoemd. Ze telen er vooral wijn , olijfolie en graan . Op die domeinen werken naast slaven ook vrije boeren . Kleine boeren kunnen immers de concurrentie met een groot landbouwbedrijf niet aan. Ze gaan daarom op een domein werken of trekken weg naar Rome. De villa is het belangrijkste gebouw op een ‘latifundium’. De eigenaar of zijn vertegenwoordiger woont er en van daaruit wordt het hele domein geleid. Veel slaven moeten ook in de mijnen werken. De Romeinen gebruiken heel veel koper , zilver en lood . In de steden zijn er dikwijls loden waterleidingen. Uit sporen van looduitstoot in ijs op Groenland leiden wetenschappers af dat de economie vanaf het einde van de 1e eeuw v.C. tot het midden van de 2e eeuw op haar hoogtepunt was. Zo zie je maar dat nieuwe bevindingen in de wetenschap de kennis van het verleden kunnen veranderen of bevestigen.

OPDRACHT 2

Bron 1 De landbouw in de oudheid en vandaag

Vandaag voedt één Amerikaanse boer, die uitgerust is met een machinepark, honderd mensen. In de oudheid voedden tien boerenfamilies één extra familie.

a Onderstreep het juiste antwoord.

- De Romeinse boer produceert meer / evenveel / minder dan een hedendaagse boer.

- De Romeinse boer doet veel met machines / met de hand.

- Je hebt 5 / 10 / 15 Romeinse boerengezinnen nodig om een extra familie te voeden.

b Geef twee redenen waarom er in de Romeinse landbouw veel mensen nodig zijn.

Bron 2 Latifundia

De rijken hebben beslag gelegd op het grootste deel van de niet-toegewezen grond, de ‘ager publicus’ [de gronden die voor iedereen zijn en door iedereen gebruikt mogen worden]. Op den duur voelden zij zich er zeker van dat niemand hen die zou afnemen en zij richtten hun ogen op de kleine aangrenzende eigendommen van de arme boeren. Zij palmden die in, soms op vriendelijke wijze door aankoop, soms met geweld. Zo bebouwden ze van toen af geen akkers meer, maar enorme domeinen.

Uit: Appianus, ‘De Romeinse Burgeroorlog’, I,7, in: De Romeinse Geschiedenis Appianus (ca. 95-165) is een Griekse historicus uit Alexandrië.

Welke twee soorten gronden pikken de rijken in?

Reconstructietekening van een villa

a Omcirkel op de tekening de woning van de eigenaar.

b Wat zouden de verschillende functies van de andere gebouwen kunnen zijn?

Rome wordt het wereldhandelscentrum

De Romeinse verovering is voor de meeste overwonnen gebieden aanvankelijk een ramp: de Romeinen moorden en plunderen. Bovendien moeten de verliezers een schatting aan Rome betalen. Belangrijke landbouwgronden komen in handen van Romeinen. De nieuwe Romeinse bestuurders buiten dikwijls de plaatselijke bevolking uit. De situatie voor de gebieden verbetert vanaf het einde van de 1e eeuw.

Verschillende provincies worden belangrijke leveranciers van producten aan Rome . Vanuit alle hoeken van het groeiende rijk en vanuit het buitenland stromen de goederen naar Rome toe. De stad groeit in de 1e eeuw v.C. van ongeveer 200 000 naar 1 miljoen inwoners. De stad verbruikt enorm veel graan, wijn en olijfolie . De Romeinse keizers zorgen ervoor dat veel van die producten goedkoop of zelfs gratis verkrijgbaar zijn. Ze bekostigen dat met de belastingopbrengsten uit de provincies.

Vanuit Rome vertrekken er ook veel goederen . Men bevoorraadt zo de Romeinse legioenen aan de grenzen met graan, wijn, olie, azijn, varkens, vissaus, metalen, leder ... De aanwezigheid van troepen is meestal goed voor de economie van een gebied . Een deel van het voedsel en de gebruiksvoorwerpen wordt immers ter plaatse besteld.

a Omcirkel Rome en onze gewesten op de kaart.

b Welke twee soorten transport geeft de kaart weer?

c Welke producten worden in dit gebied van het Romeinse Rijk verhandeld?

- Omgeving Carthago (twee):

- Britannia (vier):

d De Romeinen drijven ook handel met gebieden buiten het rijk. Geef vier producten die Rome uit het Oosten invoert.

e Bestudeer de handel met de Germanen. Geef drie producten die Rome invoert en drie producten die het uitvoert.

- Uitvoer:

- Invoer:

Bron 5 Lossing van een schip Bron 6 Schuit op de rivier

Een schip wordt gelost in Ostia, de haven van Rome.

Een schuit met tonnen wordt over een rivier getrokken.

a Onderstreep op de kaart in bron 4 de havenstad Ostia.

b Hoe brengt men sommige schepen in beweging?

ONWAARSCHIJNLIJK!

Zo’n 400 m diep in de ijskap van Groenland zitten looddeeltjes verborgen die in de Romeinse tijd in de atmosfeer zijn terechtgekomen. Dat gebeurde bij de winning van lood en zilver. Lood gebruikten de Romeinen voor waterleidingen, wijnvaten en de bedekking van scheepsrompen. Zilveren munten waren het betaalmiddel in het Romeinse Rijk. Als de economie groeit, heeft men meer zilvergeld nodig en komen er meer looddeeltjes vrij. Wetenschappers boren op Groenland honderden meters diep cilindervormige staven uit de ijskap. Uit het midden van die staven snijden ze dunne staafjes, die ze laten smelten. Zo slagen ze erin om de uitstoot van lood en andere vervuilende stoffen tot op het jaartal te meten. De uitstoot van lood is het hoogst in de 1e eeuw v.C., de 1e eeuw en de 2e eeuw. In de luchtbelletjes in het ijs meten ze koolstofdioxide (CO 2) en andere gassen die zorgen voor de opwarming van de aarde. Op die manier meten ze niet alleen de groei van de economie, maar ook de vervuiling die leidt tot klimaatverandering.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘latifundia’ en ‘villa’ uitleggen

2 het belang van de landbouw in de Romeinse economie aantonen

3 het aanvankelijk negatieve effect van de Romeinse veroveringen op een gebied uitleggen

4 de plaats van de stad Rome in de handel uitleggen

5 vier algemene kenmerken van de Romeinse economie opnoemen

6 met het vo orbeeld van de looduitstoot in Groenlands ijs aantonen dat vernieuwingen in het heden onze kennis van het verleden kunnen wijzigen

KUNNEN

1 met behulp van opdrachten tekeningen en kaarten ontleden

2 soorten bronnen identificeren

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De economie van het Romeinse Rijk

1 De landbouw als belangrijkste economische activiteit

95 % van de inwoners van het Romeinse Rijk

Rijke en belangrijke Romeinen

werkt in de landbouw

- lage opbrengsten

- veel handenarbeid

proberen zo veel mogelijk grond te verwerven

latifundia (uitgestrekte domeinen)

- teelten: wijn, olijfolie en graan

- arbeid: slaven en kleine boeren

- centrum = villa

Mijnen (slavenarbeid) koper, zilver en lood

Vanaf de 1e eeuw v.C. tot de 2e eeuw: economisch hoogtepunt

2 Rome wordt het wereldhandelscentrum

De meeste overwonnen gebieden

- aanvankelijk door Romeinen vernield

- moorden en plunderingen

- beste landbouwgronden ingepalmd

- uitbuiting door b estuurders

Einde van de 1e eeuw belangrijke leveranciers van producten voor Rome

ROME

- goederen naar Rome: komen van binnen en buiten het rijk

- De bevolking groeit vanaf de 1e eeuw v.C. snel aan.

Gevolg: de stad verbruikt enorm veel graan , wijn en olijfolie.

- goedkoop of zelfs gratis door de keizers

- betaald via belastingopbrengsten provincies

goederen naar de Romeinse legioenen aan de grenzen

goed voor de economie van een gebied (bestellingen)

De Romeinse kunst

Je weet uit de vorige lessen dat de Romeinen zich door tal van volkeren en/of culturen laten beïnvloeden. Toch krijgen we geleidelijk een typische Romeinse kunst.

Wat zijn daarvan de belangrijkste kenmerken? Wat is er zo speciaal aan de Romeinse beeldende kunst?

Kaartnr(s).

De Romeinse bouwkunst is praktisch en monumentaal

De Romeinse bouwwerken drukken vaak de macht van het klassieke Rome uit. Vele gebouwen zijn dan ook monumentaal : ze zijn stevig gebouwd en groots van opzet.

De Romeinen nemen van de Etrusken de koepel, de rondboog en het tongewelf over. Zij voegen daar het kruisgewelf aan toe. Via het hellenisme komen ze in contact met de Griekse bouwkunst. De hellenisten vervangen de klassieke Griekse soberheid en rust gedeeltelijk door grootsheid en veel versiering. De Romeinen nemen van hen de Korinthische stijl over.

De Romeinen passen zelf ook nieuwe technieken toe: ze maken beton uit een mengsel van steen, kalk, vulkanisch zand en water. Met dat beton kunnen zij grotere en hogere gewelven bouwen. Tegen een betonnen constructie bouwen ze vaak een bakstenen muur. Soms wordt die vervolgens met marmeren platen bekleed. In en rond hun gebouwen gebruiken ze ook dikwijls zuilen . De Romeinen leren de Griekse zuilen kennen via de Etrusken. Bij de Grieken zijn de zuilen functioneel: ze ondersteunen een balk. Bij de Romeinen daarentegen hebben ze vooral een esthetische functie. Ze moeten het geheel mooier maken. 1

DE REPUBLIEK
HET KEIZERRIJK

OPDRACHT 2

Geef de namen van de Romeinse constructies.

Origineel idee of kopie?

Hieronder vind je een overzicht met kenmerken van de Romeinse bouwkunst. In de lestekst kun je vinden of de Romeinen het kenmerk zelf hebben bedacht of het hebben overgenomen van de Etrusken of de Grieken. Kruis de juiste antwoorden aan.

Origineel Kopie Romeins Grieks Etruskisch

De bouw van een koepel

De bouw van zuilen

De bouw van rondbogen

De bouw van een tongewelf

De bouw van een kruisgewelf

Bouwen in Korinthische stijl

Bouwen met beton en baksteen

Noteer bij de letters de juiste benaming van de verschillende Romeinse bouwwerken. Kies uit: basilica – viaduct – aquaduct – thermen – amfitheater – theater – circus – triomfboog –forum – pantheon.

Bron 2 Openbare bouwwerken

A halfronde schouwplaats met oplopende bankenrijen

B ovale ruimte voor wedstrijden met paarden en wagens

C tempel

D overdekt gebouw dat dienstdoet als handelsbeurs en gerechtsgebouw

E openbaar badhuis

F open waterleiding op gemetselde bogen

G ereboog

H een brug over een weg of dal

I rond of ovaal theater met oplopende bankenrijen

J centraal plein, centrum van openbaar leven

De Romeinen houden vooral van realistische kunst

Heel wat Griekse kunstenaars leven en werken in Italië. Ze kopiëren massaal Griekse beelden . De Romeinen baseren zich verder op de Etruskische beeldhouwkunst . In Etruskische graven hebben archeologen mooie beelden teruggevonden. Ondanks die invloeden ontwikkelen de Romeinen een eigen Romeinse kunst . De borstbeelden van politici vertonen een enorme zin voor realiteit. De geportretteerde wordt uitgebeeld zoals hij is: met zijn gebreken en zijn minder mooie kanten. Je herinnert je nog wel dat de Grieken hun goden en helden geïdealiseerd voorstellen. Ook in de Romeinse beeldhouwkunst slaat het realisme soms over naar idealisme. Keizer Augustus bijvoorbeeld wordt mooier afgebeeld dan in werkelijkheid om zijn grootheid en macht te benadrukken.

Talloze bouwwerken en huizen van rijke Romeinen worden vaak versierd met bas-reliëfs die een verhaal of gebeurtenis uitbeelden: een processie, een succesvolle veldtocht, belangrijke momenten uit het leven van iemand ... Men noemt die daarom ook historische reliëfs . Zij bieden enorm veel informatie over de tijd van toen.

Op de muren van openbare gebouwen en Romeinse huizen staan dikwijls realistische schilderingen. Ze hebben stillevens, landschappen en menselijke figuren als thema. De Romeinen baseren zich ook hier weer op Griekse voorbeelden.

Prachtige mozaïeken versieren eerst de vloeren en daarna ook de wanden. Men gebruikt daarvoor gekleurde steentjes, email of stukken glas. Op die manier beeldt men allerlei taferelen uit. De Romeinen blinken uit in de steensnijkunst. Ze maken prachtige cameeën : figuren worden in edelsteen uitgesneden of gegraveerd en als juweel gebruikt.

Beeldende kunst

Bron 3 Cicero

realisme / idealisme

Borstbeeld van Cicero, Capitolijnse Musea, Rome

Bron 4 Jongeman

realisme / idealisme

a Zijn de borstbeelden realistisch of idealistisch? Omcirkel.

b Leg uit: realisme.

c Leg uit: idealisme.

Borstbeeld van een jongeman, Nationaal Archeologisch Museum, Athene

d Waarom worden sommige figuren uit het verleden idealistisch voorgesteld?

e Welke vormen van beeldende kunst zie je op de afbeeldingen? Kies uit: muurschildering –mozaïek – bas-reliëf – camee.

Bron 5 Romeinse slagerij

Het interieur van een Romeinse slagerij, 2e eeuw, Museum van de Romeinse Beschaving, Rome

Bron 6 Alexandermozaïek

Detail van de Alexandermozaïek, ca. 100 v.C., Nationaal Archeologisch Museum, Napels

Uitbeelding van de Slag van Issos (333 v.C.) tussen Alexander de Grote en Darius III

Detail van een plafondschildering met leden van de keizerlijke familie, 4e eeuw, het keizerlijke paleis in Trier, Duitsland

Bron 8 De Gemma Claudia

De Gemma Claudia, ca. 49 n.C., 12 cm hoog, Kunsthistorisches Museum, Wenen Links keizer Claudius en rechts Germanicus, met hun respectieve vrouwen

Synthese: verbind de omschrijving met het juiste begrip.

Geen beweging beeldende kunst

De twee helften zijn ongeveer gelijk. borstbeeld

Schilderkunst en beeldhouwkunst samen idealisme

Waarheidsgetrouwe kunst statisch

Mooier of beter voorgesteld dan de werkelijkheid camee

Beeld van het hoofd met een deel van de borst realisme

Beeldhouwwerk met een driedimensionale

voorkant en een platte achterkant mozaïek

Legwerk van stukjes steen, glas of marmer als vloer- of wandversiering symmetrie

Schildering op een muur bas-reliëf

In reliëf gesneden veelkleurige siersteen muurschildering

OPDRACHT 5

Het Colosseum: reconstructie

Het Colosseum is gebouwd in de 1e eeuw na Christus, onder de Flavische keizers Vespasianus, Titus en Domitianus. Het grootste en beroemdste Romeinse theater wordt daarom het ‘Amphitheatrum Flavium’ genoemd. De naam ‘Colosseum’ is pas veel later in gebruik genomen, waarschijnlijk vanaf de vroege middeleeuwen.

‘Colosseum’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘colosseus’, dat gigantisch groot betekent. Dat is geen verwijzing naar de grootte van het theater, zoals vaak wordt gedacht, maar naar het gigantisch grote, bronzen standbeeld van keizer Nero dat vlak bij het Colosseum stond.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘kapiteel’, ‘symmetrie’, ‘borstbeeld’, ‘basreliëf’, ‘mozaïek’, ‘muurschildering’, ‘camee’, ‘realisme’, ‘idealisme’ en ‘beeldende kunsten’ uitleggen

2 uitleggen wat monumentale en praktische bouwkunst betekenen

3 drie elementen uit de bouwkunst opnoemen die de Romeinen van de Etrusken overnemen

4 twee elementen uit de bouwkunst opnoemen die de Romeinen van de Grieken overnemen

5 twee elementen uit de bouwkunst opnoemen die de Romeinen zelf hebben bedacht

6 tien Romeinse bouwwerken benoemen en de functie ervan beschrijven

KUNNEN

1 een klassiek beeldhouwwerk in de juiste periode plaatsen

2 de stijl van een tempel herkennen

3 een rondboog, een kruisgewelf, een tongewelf en een koepel op een afbeelding herkennen en aanduiden

4 oog hebben voor de schoonheid van antieke gebouwen

5 informatie op het internet opzoeken

6 een borstbeeld, bas-reliëf, mozaïek, muurschildering en camee herkennen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Romeinse kunst

1 De Romeinse bouwkunst is praktisch en monumentaal

Romeinse bouwkunst is praktisch: monumentaal: bouwwerken met een duidelijke functie/ bedoeling heel groot

Voorbeelden Romeinse bouwwerken: - basilica - aquaduct - amfitheater

- circus - pantheon - viaduct

- thermen

- theater - triomfboog - forum

Invloeden van andere volkeren: - Etrusken koepel rondboog tongewelf - Grieken zuilen

Korinthische bouwstijl

Eigen inbreng van de Romeinen: - kruisgewelf - werken met beton en bakstenen

2 De Romeinen houden vooral van realistische kunst

Romeinse beeldhouwkunst:

Borstbeeld

Bas-reliëf

Mozaïek

Beeld van het hoofd met een deel van de borst Twee stijlen: realistisch of waarheidsgetrouw idealistisch of ideaal vo orgesteld

Afbeelding in steen die uit de ondergrond naar voren springt

Legwerk van stukjes steen, glas, marmer als vloer- of wandversiering

Muurschildering Schildering op een muur

Camee In reliëf gesneden veelkleurige siersteen

Theater en literatuur in de klassieke oudheid

Theater, scène, drama, komedie, tragedie … Die woorden vinden hun oorsprong in de Griekse oudheid. In die periode ontstaat het toneel zoals we het nu kennen. Thema’s en figuren uit de Griekse en de Romeinse literatuur zijn ook vandaag nog populair in theater en film.

Hoe ontstaat het toneel? Hoe ziet een

Grieks theater eruit? Welke literaire werken brengen de Grieken en de Romeinen voort?

Kaartnr(s).

In Griekenland liggen religieuze en mondelinge tradities aan de basis van theater en literatuur

Tijdens de wijnfeesten voor de god Dionysos dragen mannen, gehuld in een geitenvel, religieuze verhalen voor. Eén man danst en zingt. De rest van de mannen antwoordt in koor. Die kleine, openbare taferelen groeien, waarschijnlijk in de 6e eeuw v.C., uit tot echte toneelvoorstellingen Dionysos wordt, naast de god van de wijn en de vruchtbaarheid, ook de god van het theater. Zowat elke Griekse stad krijgt een theater , dikwijls op de flank van een heuvel. De toeschouwers hebben er meestal een prachtig uitzicht over de omgeving. Gemaskerde en verklede mannen spelen twee genres die vandaag ook nog bestaan: de tragedie of het treurspel en de komedie of het blijspel . Een tragedie is meestal een triest verhaal dat uitbeeldt hoe mensen met hun gevoelens en problemen omgaan. Aischylos, Sophocles, Euripides en Aristophanes zijn bekende tragediedichters. Een komedie spot vaak met personen en gebeurtenissen uit het dagelijkse leven of met politici. Aristophanes is vooral bekend als komediedichter. Anders dan vandaag is het Griekse toneel een mengeling van poëzie, muziek en dans. De acteurs zingen en spreken in verzen. Het koor geeft, ook in verzen, commentaar op de gebeurtenissen. Daarom doet het nu meer aan een opera of musical denken.

OUDE NABIJE OOSTEN

De Griekse literatuur is gebaseerd op een mondelinge traditie . De epische gedichten van Homeros (8e eeuw v.C.), de ‘Ilias’ en de ‘Odyssee’ (zie les 4 op blz. 38), vertellen oudere mythologische verhalen: goden en helden spelen de hoofdrol. De Griekse waarden en idealen worden benadrukt. Die verhalen worden pas later opgeschreven. Vanaf het midden van de 8e eeuw v.C. is er een evolutie in de literatuur. Er komt meer aandacht voor individuele gevoelens en ervaringen.

Het oudst bekende grote werk in proza zijn de ‘Historiën’ van Herodotos (5e eeuw v.C.). Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de geschiedeniswetenschap. Hij verzamelt bronnen, wil die kritisch onderzoeken en zoekt naar samenhang tussen feiten: oorzaken en gevolgen. Kortom, hij ontwikkelt een historische methode. In diezelfde eeuw schrijft de filosoof Plato zijn eerste filosofische werken . Zo ontwikkelt hij onder andere een nieuw literair genre, de ‘dialogen’. Daarin laat hij zijn leraar, de filosoof Socrates, fictieve gesprekken voeren met bekende Atheners. Hij stelt hen filosofische vragen om na te denken over mens en samenleving. Wat is liefde en vriendschap? Hoe kunnen we goed van kwaad onderscheiden? Hoe komen we tot echte waarheid en kennis? Is de dood het einde? De filosofische geschriften van Plato bouwen verder op de mondeling overgeleverde filosofie van oudere filosofen.

Lees de lestekst over het Griekse toneel. Onderstreep in de tekst: - hoe het toneel ontstaat, - de twee verschillende genres, - waarom het ons meer aan een opera of musical doet denken.

Bron 1 Griekse vaas

Vaas, ca. 480 v.C., 40,5 cm hoog, Oudheidkundig Museum, Bazel Links een acteur en rechts een dansend koor

OPDRACHT 1

Theater van Epidaurus, Griekenland, 4e eeuw v.C., plaats voor 14 000 toeschouwers

a Best udeer b ron 2. Plaats het juiste nummer bij de passende omschrijving.

b Welke Nederlandse woorden herken je in de gemarkeerde woorden? Schrijf ze in de laatste kolom. Geef ook telkens hun huidige betekenis. Raadpleeg eventueel een woordenboek.

apò mêkhanês theós: deus ex machina ( Latijn ) – hijskraan om de goden in het toneelstuk te brengen

orchestra: cirkelvormig speelvlak voor het koor met een klein altaar voor Dionysos

3 proskènion: letterlijk ‘vóór de skènè’: podium (Latijn) – waar de acteurs optreden, met verschuifbare panelen

4 skènè: verkleedruimte

theatron: zitplaatsen in een halfrond –vooraan erezetels voor de rijken

Vaas, ca. 440-430 v.C., 24,1 cm hoog, 18 cm diameter, Museum voor Schone Kunsten, Boston Twee mannelijke acteurs verkleden zich en maken zich klaar om op te treden.

Detail van een vaas, ca. 410 v.C., 73,5 cm hoog, Nationaal Archeologisch Museum, Napels Rechts een acteur verkleed als de halfgod Herakles met knots en leeuwenvel

Mozaïek , 2e eeuw v.C., 74,6 cm, Capitolijnse Musea, Rome Twee toneelmaskers

Evalueer de volgende stellingen op basis van de bronnen en de contextinformatie. Zijn de stellingen juist of fout? Kruis aan. Verbeter de foutieve stellingen.

Juist Fout

a Griekse toneelstukken verhalen over mythologische figuren.

b Er bestaat continuïteit tussen het Griekse en het Romeinse theater.

c Met maskers kunnen vrouwen ook mannenrollen spelen.

d Maskers worden gebruikt om emoties beter zichtbaar te maken.

Lees de lestekst over de Griekse literatuur. Vervolledig de kenmerken en de belangrijke auteurs in het schema op blz. 185.

In de Romeinse literatuur gaan continuïteit en verandering hand in hand

Net zoals in de andere kunsten inspireren de Romeinen zich ook in de literatuur op de Griekse traditie . Ze vertalen veel Griekse gedichten en toneelstukken in het Latijn. Daarnaast zijn er ook Romeinse auteurs die originele werken creëren. De advocaat en politicus Cicero schrijft in de 1e eeuw v.C. onder andere redevoeringen over rechtspraak en politiek. Caesar beschrijft zijn Gallische oorlogen. Onder keizer Augustus (27-14 v.C.) kent de Latijnse letterkunde een

OPDRACHT 5

hoogtepunt. De kunstliefhebber Maecenas , een rijke vriend en medewerker van de keizer, verzamelt auteurs rond zich en steunt ze financieel en/of met grond. Ze moeten de keizer en zijn idealen verheerlijken. In hun werken staan de eerbied voor de oude Romeinse zeden en gewoonten centraal, bijvoorbeeld deugdzaamheid, dapperheid en waardigheid. De dichter Vergilius en de historicus Livius verheerlijken de grootsheid van Rome. Beiden leggen een mythologisch verband tussen het oude Troje, het ontstaan van Rome en de voorouders van keizer Augustus (zie les 13 op blz. 119). Vandaag gebruiken we nog steeds het begrip mecenas voor iemand die kunstenaars sponsort.

Lees de lestekst over de Romeinse literatuur. Vergelijk de Romeinse literatuur met de Griekse literatuur.

a Waar zie je continuïteit, waar verandering ? Vul het schema op blz. 185 aan.

b Literaire kunst wordt ook gebruikt voor politieke doelen. Bewijs met de lestekst. Vul het schema op blz. 185 aan.

c ‘Er is een historisch verband tussen de stad Rome, het oude Troje en de voorouders van keizer Augustus.’ Is die uitspraak juist of fout? Geef argumenten voor je keuze.

OPDRACHT 6

Bron 6 Vergilius

O gelukkige landbouwers, als ze zich tenminste bewust zouden zijn van hun rijkdom!

De tweedracht van de oorlog is ver van hun bed.

Met zijn bodem voorziet de rechtvaardige aarde hen met gemak in hun levensonderhoud. Neen, zij wonen niet in een enorm huis met prachtige poorten, dat ’s morgens een enorme golf van groetende cliënten uitspuwt uit al zijn kamers.

Zij vergapen zich niet aan kleurrijke deurposten ingelegd met mooi schildpadleer, aan kledij geborduurd met goud en Korinthisch brons.

Hun blanke linnen is niet gekleurd met Syrisch purper en de olie die zij gebruiken is niet bezoedeld door aromatische kruiden.

Maar ze zijn zeker van vrede en van een leven zonder leugens, rijk aan diverse schatten (…)

Uit: Vergilius, Georgica, boek II

Publius Vergilius Maro is een Romeinse dichter (70-19 v.C.). Hij wordt als kunstenaar opgemerkt door de rijke Maecenas, die hem financieel ondersteunt. Maecenas brengt hem ook in contact met keizer Augustus. ‘Georgica’ is een dichtwerk met een doel. Na drie decennia van burgeroorlog moeten de activiteiten in de landbouw terug aangevat worden. ‘Georgica’ is een handleiding voor het boerenleven. Het dichtwerk bevat onder andere instructies voor zaaien en oogsten, het houden van vee en het telen van bijen.

a Welke twee levenswijzen vergelijkt Vergilius?

b Welke levenswijze verkiest Vergilius?

c Motiveer: onderstreep enkele tekstfragmenten.

‘Deus ex machina’ betekent letterlijk ‘god uit de machine’. Griekse toneelschrijvers maken hun tragedies en komedies vaak erg ingewikkeld. Er komen zoveel personages en gebeurtenissen in voor dat de verhaallijn dreigt vast te lopen. Om dat op te lossen brengt de auteur op het einde van het stuk een god in het spel. Die brengt alles tot een goed of slecht einde. In het theater wordt de acteur die de goddelijke rol speelt met een hijskraan op het toneel gebracht. De god komt dus letterlijk uit de machine. Vandaag gebruiken we de uitspraak ‘deus ex machina’ nog altijd voor een bovennatuurlijke, onwaarschijnlijke of onverwachte ontknoping in een verhaal.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘filosofie’, ‘mondelinge traditie’ en ‘verandering’ uitleggen

2 de begrippen ‘komedie/blijspel’, ‘tragedie/treurspel’ en ‘mecenas’ uitleggen

3 het ontstaan van het Griekse toneel verklaren

4 de vormelijke kenmerken van een Grieks toneelstuk beschrijven

5 de functie van de maskers uitleggen

6 de locatie van een Grieks theater beschrijven

7 de onderdelen van een Grieks theater geven

8 met twee voorbeelden aantonen dat elementen uit het Griekse theater doorleven tot op vandaag

9 drie genres van Griekse literatuur geven

10 drie genres van eigen Romeinse literatuur geven

11 het hoogtepunt van de Romeinse literatuur situeren in de tijd

12 het doel van de Romeinse literatuur in de tijd van Augustus uitleggen

13 telkens één voorbeeld geven van continuïteit, evolutie en verandering in de Griekse en/of Romeinse literatuur

KUNNEN

1 informatie uit geschreven en nietgeschreven bronnen halen

2 aan de hand van de lestekst een schema aanvullen

3 informatie in een wo ordenboek opzoeken

4 het onderscheid maken tussen mythologische verhalen en historische feiten

5 verbanden leggen tussen maatschappelijke domeinen

6 continuïteit, verandering en evolutie herkennen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Theater en literatuur in de klassieke oudheid

1 In Griekenland liggen religieuze en mondelinge tradities aan de basis van theater en literatuur

(= continuïteit)

GRIEKS TONEEL

Ontstaan: uit de wijnfeesten voor de god Dionysos (6e eeuw v.C. (?))

Genres: - tragedie of treurspel menselijke gevoelens en problemen

- komedie of blijspel kritiek op de maatschappij

Vorm: mengeling van poëzie, muziek en dans

Acteurs: enkel mannen, gemaskerd en verkleed

THEATERGEBOUW

Locatie: - bijna in elke stad

- in de openlucht

- meestal prachtig uitzicht

Delen:

- orchestra

- proskènion of podium

- skènè

- theatron

- deus ex machina

leeft verder in de Nederlandse taal en het hedendaagse toneel (= continuïteit)

LITERATUUR

Genres Epische gedichten Geschiedschrijving Filosofische werken

Vorm poëzie/gedichten

Continuïteit gebaseerd op mondelinge traditie, nl. mythen

Verandering eerst mondeling, later opgeschreven

Doel - Griekse waarden en idealen benadrukken - midden 8e eeuw: evolutie naar uitdrukken van individuele gevoelens/ ervaringen

Belangrijke auteur

- oudst bekende proza

reconstructie verleden: oorzaak – gevolg

2 In de Romeinse literatuur gaan continuïteit en verandering hand in hand

Continuïteit

Verandering

belangrijke auteurs: Cicero Caesar onderwerp van hun werken:

HOOGTEPUNT ROMEINSE LITERATUUR

Wanneer?

Wie? financiert auteurs, bv. - de dichter - de historicus

Waarom? politiek doel, nl. verheerlijking van: - keizer

- de grootsheid van Rome - de oude Romeinse , bv. deugdzaamheid, dapperheid, waardigheid

De godsdienst bij de Romeinen

Lange tijd dacht men dat de Romeinen heel veel van de Griekse godsdienst overgenomen hebben. Dat klopt niet volledig. De Romeinse godsdienst bevat ook nog veel andere zaken.

Waarin geloven de Romeinen? Welke gelijkenissen zijn er met andere godsdiensten? Hoe vereren de Romeinen hun goden? Hoe staan de Romeinen tegenover de eerste christenen? Wanneer schakelen ze over op het christendom?

@VANIN

De Romeinse goden bieden bescherming

De Romeinse godsdienst is net zoals de Griekse polytheïstisch Aanvankelijk aanbidden de Romeinen onzichtbare krachten die hen beschermen in ruil voor offers. De Romeinen vereren zo ‘penates’ (beschermers van de voorraadkamer) en ‘lares’ (beschermers van akker en huis). Grotere krachten beschermen Rome zelf . De oppergod Jupiter waakt zo over de Romeinse staat en zijn wetten. De godin Vesta waakt over het haardvuur en de goede relaties tussen familieleden.

In de keizertijd beschouwt men de keizer als iemand die de gunst van de goden heeft en die goddelijke eigenschappen heeft. Dat gebeurt al met de eerste keizer Augustus. Vanaf de 2e eeuw eisen de keizers dat men hen vereert als echte goden

Bron 1 Jupiter

Beeld van Jupiter, oppergod bij de Romeinen, 1e eeuw, Museo Archeologico Sarsinate, Sarsina

Kaartnr(s).

2

Genius loci- mozaïek , 1e eeuw, Huis van de Vettii, Pompeji

De drie figuren zijn twee ‘lares’ (1) met in hun midden een genius (2), een soort beschermengel van het familiehoofd. De kronkelende slang (3) verwijst ook naar de genius. Tot de 2e eeuw aanbidt men de keizer niet als god, maar vereert men zijn genius.

a Zet het cijfer uit de tekst op de juiste plaats bij de afbeelding.

b Waarom is het fout te stellen dat alle Romeinse keizers zichzelf als een god beschouwden?

De Romeinen nemen veel over van andere volkeren

Naar Grieks voorbeeld beginnen de Romeinen omstreeks 500 v.C. hun goddelijke krachten als mensen voor te stellen . In de 3e eeuw v.C. nemen de Romeinen nog meer Griekse goden en mythen over. Romeinse goden worden vereenzelvigd met Griekse goden

Goden uit andere samenlevingen worden na goedkeuring van de Romeinse priesters en de senaat binnengehaald.

Zo nemen de Romeinen Egyptische (o.a. Isis en Osiris) en Perzische goden (o.a. Mithra) over. De nieuwe goden worden niet opgedrongen aan de burgers . Die hoeven de godsdienstige vieringen niet bij te wonen.

De Romeinse goden en hun Griekse tegenhangers a Vul de namen van de Romeinse goden in. Raadpleeg daarvoor een boek of naslagwerk over de godsdienst in de klassieke oudheid. Ook op het internet vind je een hoop informatie. Zet de naam van de Romeinse god bij de juiste Griekse god. Kies uit: Bacchus – Mars – Jupiter Juno – Neptunus – Ceres – Venus – Pluto – Diana – Vulcanus – Minerva –Mercurius – Victoria – Cupido of Amor.

Griekse goden/godinnen Romeinse goden/godinnen Eigenschappen

1 Zeus oppergod

2 Hera echtgenote oppergod, godin van het huwelijk

3 Athena godin van wijsheid en verstand, beschermster

4 Aphrodite godin van liefde, schoonheid, seksualiteit en vruchtbaarheid

5 Hermes boodschapper, begeleider van overledene naar onderwereld

6 Poseidon god van de zee

OPDRACHT 3

7 Ares oorlogsgod

8 Eros god van liefde, aantrekkingskracht en passie

9 Nikè godin van de overwinning

10 Dionysos god van wijnbouw en landbouw

11 Demeter godin van landbouw en vruchtbaarheid

12 Hades god van de onderwereld, de dood

13 Artemis godin van de jacht, de maan

14 Hephaistos god van smeedkunst en vuur

b Zoek zelf afbeeldingen van vier Romeinse goden uit het bovenstaande lijstje. Plak ze op een afzonderlijk blad en schrijf er telkens hun naam onder.

De Romeinen brengen offers en geloven in voortekens

De Romeinen kennen geen priesters zoals wij. Thuis brengt het familiehoofd samen met zijn gezin de offers aan het huisaltaar. In de Romeinse tempels oefenen burgers het priesterambt uit. Het gaat om staatsambtenaren die dikwijls slechts tijdelijk de functie uitoefenen. Aan het hoofd staat de ‘pontifex maximus’ of hogepriester . In de keizertijd bekleedt de keizer die functie. Aparte groepen vormen de vestaalse maagden en de waarzeggers (auguren). Die laatsten leiden uit tekenen, zoals bliksem en donder of de vlucht van bepaalde vogels, de mening van de goden af.

Bron 3 De vestaalse maagden

Vestaalse maagden op het Forum Romanum in Rome In Rome staan de vestaalse maagden in dienst van Vesta, de godin van het haardvuur. Zij wordt vereerd in een cirkelvormige tempel op het Forum Romanum. De tempel bevat geen godenbeeld, maar een haardvuur dat voortdurend in brand moet worden gehouden. Dat gebeurt door zes vestaalse maagden, die op jonge leeftijd worden gekozen. Zij leggen een gelofte van kuisheid af: dertig jaar moeten zij maagd blijven. Bij overtredingen (doven van het vuur, seksuele contacten met mannen) wachten hen zware straffen.

a Wat was de belangrijkste taak van de vestalinnen?

b Vesta is de godin van de huiselijkheid. Welke link is er met het haardvuur?

c Onderstreep in de contextinformatie de overtredingen die een vestaalse maagd kan begaan.

OPDRACHT 4

De Romeinen vervolgen soms de christenen

De jood Jezus van Nazareth verkondigt in Palestina de komst van het ‘rijk van God’. Hij verzamelt daarbij volgelingen (leerlingen) om zich heen. Omstreeks het jaar 30 veroorzaakt

Jezus in Jeruzalem opschudding in de joodse tempel . Op bevel van de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus wordt hij terechtgesteld . Na zijn dood beginnen zijn leerlingen te verkondigen dat Jezus opgestaan is uit de dood

De eerste leerlingen zijn joden . Al in de 1e eeuw komt het tot een breuk tussen joden en christenen. Er zijn in de eerste eeuwen ook veel discussies en meningsverschillen onder christenen over de christelijke leer.

Het christendom kent een snelle verspreiding over de hellenistische wereld en daarbuiten. De christenen profiteren daarbij van de grootte en de organisatie van het Romeinse Rijk, met bijvoorbeeld zijn goede wegennet.

Meestal zijn de Romeinen godsdienstig verdraagzaam, in de 1e en 2e eeuw zijn er soms christenvervolgingen . Op het einde van de 3e eeuw en in het begin van de 4e eeuw is er een korte periode van georganiseerde vervolgingen van christenen.

Bron 4 De verspreiding van het christendom

OPDRACHT 5

a In welk deel van het rijk vind je in de 1e eeuw de meeste christenen? westelijk deel – oostelijk deel – noordelijk deel

b Geef drie westelijke steden waar het christendom in de 2e eeuw voorkomt.

Bron 5 De veroordeling van bisschop Cyprianus (258)

Toen hij voor hem stond, zei de proconsul tot bisschop Cyprianus: ‘Jij bent Tascius Cyprianus?’ De bisschop antwoordde: ‘Ja, ik ben het.’ De proconsul Galerius Maximus zei: ‘Weet je dat jij je voorgesteld hebt als hoofd van een heiligschennend geloof?’ Bisschop Cyprianus antwoordde: ‘Ik ben het.’ Galerius Maximus zei: ‘De allerheiligste keizers bevelen u te offeren.’ De bisschop antwoordde: ‘Dat doe ik niet.’ De proconsul Galerius Maximus zei: ‘Denk goed na.’ Bisschop

OPDRACHT 6

Cyprianus zei: ‘Doe wat jij als bevel gekregen hebt. In zo’n rechtvaardige zaak valt er niet na te denken.’

Na beraadslaging (…) sprak Galerius Maximus (…) dit vonnis uit: ‘Jij hebt lange tijd als heiligschenner geleefd en je hebt heel velen in jouw misdadig geloof bijeengebracht, en je hebt je tot vijand van de Romeinse goden en van hun heilige riten gemaakt. (...) Daarom zul je (…) zelf tot voorbeeld dienen van diegenen die jij deelgenoten gemaakt hebt van jouw misdadige acties.’ (…) Na het uitspreken van die woorden las hij luid het volgende decreet af van een bordje: ‘Ik geef bevel dat Tascius Cyprianus gestraft wordt met onthoofding.’ [Het vonnis wordt onmiddellijk na het proces uitgevoerd.]

Uit: Handelingen van de heilige Cyprianus, hoofdstuk 3

Het gaat hier om een christelijke bron die het tweede proces tegen bisschop Cyprianus beschrijft. Het proces heeft plaats op 14 september 258 in de omgeving van Carthago.

a Waar vindt het proces plaats? In welk werelddeel is dat?

b In welke eeuw heeft het proces plaats?

c Welke functie heeft Cyprianus?

d Waarom wordt hij veroordeeld?

Bron 6 Alexamenos aanbidt zijn God

Graffito (krastechniek), ca. 200, hoogte 38 cm, breedte 33,5 cm, Museo Palatino, Rome

De titel slaat op de Griekse tekst van dit graffito uit de 3e eeuw. Het werd aangetroffen op een muur van een school van het keizerlijke paleis op de Palatijn in Rome. Een jonge figuur vereert een gekruisigde met ezelskop.

Wat zouden de bedoelingen van de maker geweest kunnen zijn? Geef er twee.

Het christendom wordt staatsgodsdienst

Keizer Constantijn beëindigt de vervolging van de christenen. In het Edict van Milaan (313) schenkt hij iedereen godsdienstvrijheid . Bovendien toont hij zich heel vrijgevig tegenover de christelijke gemeenschap. Het christendom wordt de bevoorrechte godsdienst . De andere godsdiensten krijgen het steeds moeilijker. Tijdens de regering van keizer Theodosius (einde 4e eeuw) wordt het christendom de enige toegelaten godsdienst . Zo verbiedt die keizer om nog te offeren aan de oude goden. Wie dat wel doet, wordt streng gestraft. Het christendom is de staatsgodsdienst geworden.

Bron 7 Edict van Milaan

… dat wij de christenen en alle anderen de vrije macht geven een godsdienst te volgen, welke men ook wil, zodat, welke godheid er dan ook in de hemelse zetel is, hij tegenover ons en allen die onder ons gezag geplaatst zijn, welwillend en gunstig gestemd kan zijn.

Uit: Het Edict van Milaan, 313

Wat wordt van elke godheid verwacht, in ruil voor de godsdienstvrijheid van zijn aanhangers?

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het begrip ‘staatsgodsdienst’ uitleggen

2 de begrippen ‘vereenzelviging’, ‘auguren’ en ‘vestaalse maagd’ uitleggen

3 de belangrijke rol van beschermgoden bij de Romeinen aantonen

4 de rol van de keizer in de godsdienst uitleggen

5 de invloed van de Grieken op de Romeinse godsdienst aantonen

6 de Romeinse verdraagzaamheid ten aanzien van andere godsdiensten aantonen

7 het optreden van Jezus van Nazareth beschrijven

8 de uitbreiding van het christendom uitleggen

9 de verandering in de Romeinse houding tegenover de christenen aantonen

10 de datum van het Edict van Milaan en de betekenis ervan geven

KUNNEN

1 drie Romeinse goden met drie Griekse goden vergelijken

2 informatie over oude godsdiensten opzoeken

3 een beschrijving uit een tekst op een afbeelding aanduiden

4 de verspreiding van het christendom met behulp van een kaart beschrijven

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De godsdienst bij de Romeinen

@VANIN

1 De Romeinse goden bieden bescherming

Polytheïsme vereren verschillende goden

Onzichtbare beschermende krachten:

• penates en lares

Grotere krachten

• Jupiter

• Vesta

De keizer

• iemand die de gunst heeft van de goden

• vereerd als god (vanaf de 2e eeuw)

2 De Romeinen nemen veel over van andere volkeren

Naar Grieks voorbeeld

• Goddelijke krachten worden voorgesteld als mensen (vanaf 500 v.C.).

• Nog meer Griekse goden en my then worden overgenomen (vanaf 300 v.C.).

• Romeinse goden worden vereenzelvigd met Griekse goden.

Uit andere samenlevingen

• Egyptische goden (o.a. Isis en Osiris)

• Perzische goden (o.a. Mithra)

De nieuwe goden worden niet opgedrongen aan de burgers.

3 De Romeinen brengen offers en geloven in voortekens

Verering door offers

• thuis aan het huisaltaar o.l.v. het familiehoofd

• Romeinse tempels o.l.v. burgers en ambtenaren die het priesterambt uitoefenen

Pontifex maximus = hogepriester

Vestaalse maagden

Waarzeggers (auguren)

4 De Romeinen vervolgen soms de christenen

De jood Jezus van Nazareth

• op bevel van de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus terechtgesteld

• Leerlingen verkondigen dat Jezus is opgestaan uit de dood.

Het christendom verspreidt zich snel.

Meestal zijn de Romeinen godsdienstig verdraagzaam.

• 1e en 2e eeuw: soms christenvervolgingen

• Eind 3e en begin 4e eeuw: georganiseerde vervolging van christenen

5 Het christendom wordt staatsgodsdienst

Keizer Constantijn

• Edict van Milaan (313) = godsdienstvrijheid

• christendom bevoorrechte godsdienst

Keizer Theodosius (eind 4e eeuw)

• christendom = staatsgodsdienst

Bloei en verval van het Romeinse Rijk

Met Augustus begint vanaf 27 v.C. het Romeinse keizerrijk. De politieke macht is dus grotendeels in handen van de keizer en zijn vertrouwelingen. Ook de keizerlijke familie heeft veel invloed.

Hoe komt het keizerrijk tot bloei? Wat leidt tot zijn ondergang?

Kaartnr(s).

Onder de adoptiekeizers bereikt het Romeinse Rijk zijn hoogtepunt

De opeenvolgende Romeinse keizers behoren dikwijls tot dezelfde familie. Men spreekt dan over een dynastie . Men wordt keizer omdat men tot die familie behoort. De eerste keizers zijn zo bijna allemaal familie van Augustus. Ze veroveren nieuwe gebieden en breiden zo het rijk verder uit. Het omvat alle landen rond de Middellandse Zee, die dan ook ‘Mare Nostrum’ (onze zee) wordt genoemd. Sommige keizers gedragen zich gestoord en zijn enorm bloeddorstig. Heel dikwijls ontstaat er een opstand tegen hen en worden ze vermoord. Een verdeelde en zwakke senaat slaagt er echter niet in om de macht opnieuw naar zich toe te trekken. Na de moord op keizer Domitianus duidt de senaat de oude senator Nerva als nieuwe keizer aan. Om de legioenen aan zijn kant te krijgen, adopteert hij de populaire generaal Trajanus als zijn zoon en opvolger. In 98 volgt die hem op als keizer. Trajanus is een bekwaam bestuurder en militair . Hij zet het adoptiesysteem verder: de heersende keizer zoekt tijdens zijn leven de best mogelijke opvolger en adopteert die . Trajanus breidt het rijk uit tot zijn grootste omvang. Zo verovert hij onder andere het huidige Roemenië. Die verovering heeft vandaag nog invloed. In Roemenië spreekt men tot op de dag van vandaag een Romaanse taal, het Roemeens. Na zijn dood komt er een einde aan het Romeinse imperialisme Hadrianus, de opvolger van Trajanus, beslist om geen nieuwe veroveringen te doen en de grenzen van het rijk te beveiligen tegen invallen van buitenaf. Bepaalde stammen, zoals de Germanen, willen immers in het rijk op plundertocht gaan. Andere volkeren, zoals de Parthen, willen hun eigen rijk uitbreiden. Om de verdediging beter te organiseren, geeft Hadrianus een aantal gebieden op. De versterkte grenzen worden ‘limes’ genoemd. Onder het bewind van de adoptiekeizers (96-192) kent het Romeinse Rijk een periode van welvaart . Je mag echt van een ‘Pax Romana’ (Romeinse vrede) spreken. De keizers laten overal grootse bouwwerken optrekken (tempels, aquaducten, triomfbogen, erezuilen …). Onder keizer Marcus Aurelius willen steeds meer volkeren het welvarende rijk binnenvallen. Hij

splitsing einde WestRomeinse Rijk

moet voortdurend de grenzen verdedigen en dikwijls oorlog voeren. Marcus volgt niet langer het systeem van adoptie: zijn zoon Commodus mag hem opvolgen . Die blijkt echter onbekwaam en hoogmoedig. Hij vergelijkt zichzelf met Hercules. Commodus wordt in 192 vermoord.

Bron 1 De wrede keizer Caligula (37-41)

Zijn daden en woorden waren even wreed, zelfs wanneer hij zich aan het amuseren was. Bij de lunch of een ander amusement liet hij mensen ondervragen en martelen. Een soldaat, die zeer goed was in het onthoofden, sloeg de hoofden af van degenen die hij uit de gevangenis liet halen. (…) Wanneer een gladiatorentrainer met hem oefende met houten zwaarden en zich daarbij met opzet liet vallen, doorstak hij hem met een echte dolk. Vervolgens liep hij rond zoals overwinnaars [van een gladiatorengevecht] dat doen: met een palmtak op zijn hoofd (…) Op een van zijn meer overdadige banketten barstte hij opeens in lachen uit. Wanneer de consuls , die naast hem zaten, beleefd vroegen waarover hij aan het lachen was, antwoordde hij: ‘Wat denk je? Op een simpel bevel van mij kunnen jullie beide kelen onmiddellijk worden doorgesneden.’ (…) Zijn gezicht was zeer mager en extreem bleek, zijn lichaam was niet goed gevormd, met een zeer dunne nek en magere benen. (…) Terwijl zijn gezicht al lelijk van nature was, maakte hij het nog erger door voor een spiegel allerlei angstwekkende en griezelige gezichtsuitdrukkingen te oefenen. Hij was noch van geest noch van lichaam gezond.

Uit: Suetonius, Over het leven van de keizers: Gaius Caligula, XI en L, ca. 110, bewerkte tekst De Romein Gaius Suetonius Tranquillis (ca. 69-na 126) studeert rechten en wordt een beroemde geleerde. Hij werkt als bibliothecaris en archivaris voor keizer Trajanus. Keizer Hadrianus geeft hem zelfs de leiding over het keizerlijke secretariaat. Voor zijn biografieën over de Romeinse keizers kan Suetonius dankbaar gebruikmaken van dat archief. Hij raadpleegt ook getuigen of hun nakomelingen. Suetonius heeft veel aandacht voor de persoonlijke kenmerken van zijn studieobjecten. Omstreeks 121 wordt Suetonius van het keizerlijke hof ontslagen omdat hij te ‘vriendschappelijk’ zou omgaan met de keizerin. Vanaf die periode kan hij niet langer de archieven raadplegen en bevatten zijn werken minder vertrouwelijke informatie.

Bron 2 Buste

Buste van keizer Caligula, 1e eeuw, Archeologisch Museum, Venetië

a Onderstreep het juiste antwoord. Bron 1 is een primaire / secundaire bron.

b Op welke historische vraag zou die bron een antwoord kunnen bieden?

c Lees de informatie over de auteur en onderstreep het juiste antwoord. De auteur maakt zelf gebruik van primaire / secundaire bronnen.

d Vergelijk de beschrijving van de keizer in bron 1 met bron 2. Wat stel je vast?

OPDRACHT 2

e Onderstreep het juiste antwoord. Stamt bron 2 uit de eeuw waarin Caligula leefde? Ja / neen

f Waarom zou de beschrijving in bron 1 kunnen kloppen?

g Waarom is de beschrijving in bron 1 misschien overdreven? Onderstreep het juiste antwoord.

- De auteur wil de goddelijkheid van de keizer benadrukken.

- De auteur wil de slechtheid van de keizer benadrukken.

- De auteur wil de sterfelijkheid van de keizer benadrukken.

Bron 3 Het Romeinse Rijk bij de dood van Trajanus (117)

a Het Romeinse Rijk strekt zich uit over zowel Europa, Afrika als Azië. Geef per continent twee hedendaagse landen die tot het Romeinse Rijk behoren. Dat mag ook voor een stukje zijn.

Europa

Afrika

Azië

b Onderstreep de gebieden die Trajanus veroverd heeft.

Armenia – Arabia – Belgica – Dacia – Gallia – Mesopotamia – Rijk van de Parthen

c Met welk hedendaags land stemt Dacia overeen?

TIP Men spreekt er nog altijd ‘Romeins’.

d Wat gebeurt er met sommige gebieden die Trajanus heeft veroverd?

De muur van Hadrianus

Keizer Hadrianus laat vanaf het jaar 122 in het noorden van Brittannië een muur optrekken. Het bouwwerk geeft de grens weer tussen het gebied van de Romeinen en dat van de Picten (een Keltisch volk). Op bepaalde plaatsen bouwen de Romeinen langs de muur wachttorens en forten.

Bron 4 De muur in de 2e eeuw

Reconstructietekening van de muur van Hadrianus in de 2e eeuw. De muur was 117 km lang, 2 tot 3 m breed en vermoedelijk 4 tot 5 m hoog.

Bron 5 De muur vandaag

Keizer Hadrianus (117-138), gekleed als Griekse filosoof De bebaarde keizer bewonderde alles wat Grieks was.

Bron 6 Keizer Hadrianus

a Duid in bron 4 de volgende onderdelen aan: a wachttoren – b heerbaan – c klein fort – d gracht – e muur.

b Duid in bron 5 drie onderdelen van de tekening aan die je nog herkent. Gebruik daarvoor opnieuw de letters.

OPDRACHT 4

De soldatenkeizers verzwakken het rijk

De dreigende invallen van buurvolkeren zorgen ervoor dat de macht van het leger toeneemt Sommige generaals beschouwen zichzelf als bekwame bestuurders en laten zich door hun troepen tot keizer uitroepen . Vervolgens rukken ze op naar Rome. Heel dikwijls moeten ze tegen andere legioenen vechten, die de heersende, regerende keizer verdedigen of die vinden dat hun generaal keizer moet worden. Die burgeroorlogen verzwakken het Romeinse Rijk. De Romeinse economie lijdt onder de burgeroorlogen en de plunderingen. Om de troepen te kunnen omkopen, vragen de keizers steeds hogere belastingen . Bovendien teisteren ziekten en hongersnoden de bevolking. Dat alles doet het aantal sterftegevallen toenemen. Het bevolkingsaantal neemt daardoor af en de belastingopbrengsten verminderen. Veel keizers heffen daarom nog meer belastingen.

Bron 7 De keizers van 180 tot 284

Commodus (180-192) vermoord

Pertinax (193) vermoord

Didius Julianus (193) vermoord

Septimius Severus (193-211)

Pescennius Niger (193-195) tegenkeizer*, vermoord

Clodius Albinus (195-197) tegenkeizer, gesneuveld

Caracalla (211-217) vermoord

Geta (211) medekeizer, vermoord

Macrinus (217-218) vermoord

Heliogabalus (218-222) vermoord

Alexander Severus (222-235) vermoord

Maximinus Thrax (235-238) vermoord

Gordianus I (238) zelfmoord

Gordianus II (238) medekeizer, gesneuveld

Balbinus (238) vermoord

Pupienus (238) medekeizer, vermoord

Gordianus III (238-244) vermoord

Philippus Arabs (244-249) gesneuveld of vermoord

Decius (249-251) gesneuveld

Trebonianus Gallus (251-253) vermoord

Aemilianus (253) vermoord

Valerianus (253-260) gevangengenomen door de Perzen en waarschijnlijk vermoord

Gallienus (253-268) medekeizer, vermoord

Postumus (260-268) tegenkeizer, vermoord

Claudius II Goticus (268-270)

Quintillus (270) zelfmoord

Aurelianus (270-275) vermoord

Tacitus (275-276) waarschijnlijk vermoord

Florianus (276) vermoord

Probus (276-282) vermoord

Carus (282-283) waarschijnlijk vermoord

Carinus (283-285) vermoord

Numerianus (283-284) vermoord

Diocletianus (284-305)

* Er zijn in deze p eriode wel meer ‘tegenkeizers’ geweest, maar enkel de belangrijksten zijn in de lijst opgenomen.

OPDRACHT 5

Bron 8 Troon te koop

De pretorianen [de keizerlijke lijfwacht] hadden door de wrede moord op Pertinax de troon geschonden en onteerden door hun daaropvolgende gedrag zijn waardigheid. (…) Zij beklommen de vestingwallen en verkondigden met luide stem dat de Romeinse wereld bij opbod zou worden verkocht aan de hoogste bieder.

Uit: E. Gibbon, Herfsttij en ondergang van het Romeinse Rijk

Edward Gibbon (1737-1794) is een van de eerste moderne historici. Hij wil zijn tijdgenoten ervan overtuigen niet dezelfde fouten te maken als diegene die hebben geleid tot de ondergang van Rome.

a Bestudeer bron 7. Wat is de gemiddelde regeringsduur van een Romeinse keizer tijdens deze periode?

b Waarom is die zo kort?

c Welke gevolgen heeft dat voor de sterkte van het rijk? Duid de juiste gevolgen aan.

Het heeft totaal geen gevolgen.

De grensbewaking wordt verwaarloosd en plunderaars vallen het rijk binnen.

Het rijk wordt machtiger dan ooit.

Het rijk wordt niet meer goed bestuurd.

d Welke speciale troepen hebben volgens bron 8 ook een invloed op de keizerskiezing?

Het rijk herstelt zich tijdelijk

In 284 grijpt de generaal Diocletianus de macht. Hij voert een nieuw bestuurssysteem in: de senaat verliest zijn laatste restje macht. De keizer wordt een autocraat , iemand die in zijn eentje heel veel politieke macht heeft. Die regeringsvorm noemen we autocratie . Diocletianus laat zich vereren als een god . Hij richt ook het ‘viermansbestuur’ of de tetrarchie op. Het systeem van Diocletianus werkt echter niet. Na zijn regering raken de verschillende keizers in conflict met elkaar . Uiteindelijk trekt Constantijn (alleenheerser van 306 tot 337) alle macht naar zich toe.

Het oostelijke gedeelte van zijn rijk is dichter bevolkt, rijker en gemakkelijker te verdedigen. Hij maakt daarom van de Griekse stad Byzantium de nieuwe hoofdstad van het hele rijk. Dat ‘nieuwe Rome’ wordt naar hem Constantinopel genoemd.

Lees de lestekst en noteer de passende historische redeneerwijzen bij de fragmenten hieronder. Kies uit: oorzaak – gevolg – continuïteit – verandering

a Dio cletianus voert een nieuw bestuurssysteem in.

b De verschillende keizers raken in conflict met elkaar. Constantijn trekt alle macht naar zich toe.

c Het oostelijke gedeelte van het rijk is dichter bevolkt, rijker en gemakkelijker te verdedigen. Hij maakt daarom van de Griekse stad Byzantium de nieuwe hoofdstad van het hele rijk.

Het ‘viermansbestuur’, beeldengroep uit de 4e eeuw, Venetië

Diocletianus splitst het rijk op in een westelijk en een oostelijk deel. In elk deel regeert een keizer, bijgestaan door een medekeizer. Die laatste volgt de keizer op als die aftreedt of sterft. De nieuwe keizer stelt vervolgens een nieuwe medekeizer aan.

De beelden stellen de twee keizers en hun medekeizers voor. Diocletianus is de tweede figuur rechts (met baard). De beeldengroep staat nu in Venetië. Oorspronkelijk stonden de beelden in Constantinopel.

a Hoeveel keizers zijn er in totaal?

b Hoe tonen de beelden aan dat de keizers per twee samenwerken?

Het Romeinse Rijk splitst zich en een deel gaat ten onder

De opvolgers van Constantijn krijgen opnieuw te maken met opstandige legioenen . Bovendien willen Germaanse stammen en andere volkeren het rijk binnenvallen. In 395 splitst keizer Theodosius daarom het rijk in een West-Romeins Rijk en een Oost-Romeins Rijk . Hij hoopt dat beide delen apart beter te besturen en te verdedigen zijn. Sommige Germaanse stammen mogen zich van de Romeinen in de grensgebieden vestigen. Ze moeten de grens helpen verdedigen tegen andere volkeren. Germaanse aanvoerders krijgen belangrijke functies in het Romeinse leger en bemoeien zich met de Romeinse politiek . De grensverdediging wordt ook verwaarloosd. Germaanse stammen controleren na verloop van tijd grote stukken van het West-Romeinse Rijk Niemand luistert nog naar de West-Romeinse keizer. Een Germaanse generaal van het Romeinse leger zet in 476 de laatste keizer af . Het Oost-Romeinse Rijk blijft bestaan tot 1453.

10 De plundering van Rome

Karl Bryullov, De plundering van Rome door de Vandalen in 455, 18351836, olie op doek, 88 x 117,9 cm, Tretyakovgalerij, Moskou

Bron

OPDRACHT 7

OPDRACHT 8

Lees de lestekst en noteer de passende historische redeneerwijzen bij de fragmenten hieronder. Kies uit: oorzaak – gevolg – evolutie en revolutie – continuïteit – verandering.

a De opvolgers van Constantijn krijgen opnieuw te maken met opstandige legioenen.

b Germaanse stammen en andere volkeren willen het rijk binnenvallen.

c Theodosius splitst het rijk in een West-Romeins Rijk en een Oost-Romeins Rijk.

d Sommige Germaanse stammen mogen zich van de Romeinen in de grensgebieden vestigen. Germaanse aanvoerders krijgen belangrijke functies in het Romeinse leger en bemoeien zich met de Romeinse politiek. Germaanse stammen controleren na verloop van tijd grote stukken van het West-Romeinse Rijk.

e Een Germaanse generaal zet in 476 de laatste keizer af.

f Het Oost-Romeinse Rijk blijft bestaan tot 1453.

Bron 11 ‘Barbaarse volkeren’ aan de grenzen

a Onderstreep de Romeinse provincies die bij het West-Romeinse Rijk horen.

Africa – Asia – Britannia – Egypte – Gallia – Hispania – Illyria – Italia –Annonnaria – Macedonia – Zeven Provi ncies

b Onderstreep de Germaanse volkeren.

Arabieren – Angelen – Friezen – Perzen – Romeinen – Saksen – Vandalen – Visigoten

c Welk volk valt het Germaanse gebied binnen, zodat er Germanen naar het Romeinse Rijk vluchten?

d Omcirkel op de kaart het gebied waar het huidige Vlaanderen zich ongeveer bevindt. Welk Germaans volk valt dat gebied binnen?

OPDRACHT 9

Bron 12 Het einde van het West-Romeinse Rijk

a Hoe heet de Germaanse leider die vanaf 476 over Italië regeert?

b Volg op de kaart de trek van de Visigoten. Onderstreep de gebieden waar ze doorheen trekken. Let op: soms staan er hedendaagse namen.

Dalmatië – Egypte – Hibernia – Italië – Oost-Romeinse Rijk – Spanje – Vlaanderen

c Een strijdmacht van Romeinen en Germanen verslaat in 451 de Hunnen. Hoe heet het Germaanse rijk waar die veldslag plaatsheeft?

d Welke Germaanse stam vestigt zich in Noord-Afrika en valt in 455 Rome aan?

De Romeinen hebben te veel lood in hun bloed!

De ondergang van het West-Romeinse Rijk prikkelt de fantasie van veel mensen. Sommigen aanvaarden niet dat politieke en economische problemen een einde zouden hebben gemaakt aan het rijk. Ze zoeken vanuit hun eigen specifieke studiegebied naar andere verklaringen en komen soms met eigenaardige theorieën voor de dag. Een zekere W.A. Krenkel beweert bijvoorbeeld dat de weerstand van de Romeinen werd gebroken omdat ze veelvuldig thermen bezochten waar de temperatuur van het badwater te hoog was. Dat zou een verzwakking van hun gestel tot gevolg hebben gehad. Een andere theorie die geregeld de kop opsteekt, stelt dat het Romeinse Rijk ten onder is gegaan aan loodvergiftiging. In de steden werd het drinkwater namelijk door loden buizen naar de vele afnamepunten geleid. Het water raakte door dat lood vervuild en dat heeft de gezondheid van de Romeinen ondermijnd.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘dynastie’, ‘autocraat’, ‘autocratie’ en ‘imperialisme’ uitleggen

2 de begrippen ‘Mare Nostrum’, ‘adoptiekeizers’, ‘limes’, ‘Pax Romana’, ‘soldatenkeizers’ en ‘viermansbestuur’ uitleggen

3 de adoptiekeizers, de soldatenkeizers, het viermansbestuur, de splitsing en de ondergang van het West-Romeinse Rijk in de tijd situeren

4 de verzwakking van het rijk onder de soldatenkeizers uitleggen

5 de stichting van Constantinop el verklaren

6 de splitsing van het rijk verklaren

7 de ondergang van het WestRomeinse Rijk verklaren

KUNNEN

1 bronnen met elkaar vergelijken en de betrouwbaarheid van een bron onderzoeken in functie van een historische vraag

2 met behulp van een historische kaart de veroveringen van Trajanus opnoemen

3 met behulp van een kaart veranderingen in en om het rijk aanduiden

4 informatie op een tekening of kaart aanduiden

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Bloei en verval van het Romeinse Rijk LES

1 Onder de adoptiekeizers bereikt het Romeinse Rijk zijn hoogtepunt

Keizers dikwijls dezelfde familie dynastie

Eerste keizers veroveren nieuwe gebieden, Mare Nostrum zijn soms gestoord en bloeddorstig krijgen dikwijls te maken met opstanden en worden dan vermoord

De senaat is verdeeld en zwak.

Adoptie keizers De heersende keizer zo ekt tijdens zijn leven de best (van 96 tot 192) mogelijke opvolger en adopteert die.

Onder Trajanus krijgt het Romeinse Rijk zijn grootste omvang.

Hadrianus de grenzen van het rijk beveiligen tegen invallen van buitenaf

Daarom: opgave gebieden + versterkte grenzen ( ‘limes’ )

Een periode van welvaart: ‘ Pax Romana ’ (de Romeinse vrede)

Marcus Aurelius veel oorlogen tegen binnenvallende volkeren onbekwame zoon als opvolger, die wordt vermoord

2 De soldatenkeizers verzwakken het rijk

Meer macht voor het leger generaals laten zich tot keizer uitroepen burgeroorlogen

Het Romeinse Rijk verzwakt:

- veel oorlogen

- zwakke economie hoge belastingen nodig om troepen om te kopen

- ziekten en honger meer sterftegevallen bevolking daalt minder inkomsten voor de keizer vraagt hogere belastingen

3 Het rijk herstelt zich tijdelijk

Autocratie keizer heeft heel veel politieke macht

Diocletianus voert in 284 een nieuw bestuurssysteem in. viermansbestuur

- westelijk en oostelijk deel

- in elk deel een keizer en medekeizer

- medekeizer volgt keizer op en kiest nieuwe medekeizer

Verschillende keizers in conflict met elkaar Constantijn (306-337) alleenheerser

Oostelijk deel van het rijk dichter bevolkt, rijker en gemakkelijker te verdedigen

Daarom: nieuwe hoofdstad in het oostelijke deel Constantinopel (Byzantium)

4 Het Romeinse Rijk splitst zich en een deel gaat ten onder

Opvolgers van Constantijn burgeroorlogen + binnenvallende volkeren (Germanen)

Theodosius splitst het rijk in 395 West-Romeinse Rijk + Oost-Romeinse Rijk

Doel: beter bestuur + gemakkelijker te verdedigen

Einde West-Romeinse Rijk

Oorzaak: - Germaanse stammen mogen zich in grensgebieden vestigen.

- Germaanse legeraanvoerders bemoeien zich met de Romeinse politiek.

- Verwaarlozing grensverdediging nog meer invallen

Gevolg: - Germaanse koninkrijken i.p.v. West-Romeinse Rijk

- West-Romeinse keizer in 476 afgezet

BRONNEN

Onderzoek 3: de ‘val van Rome’: een waarschuwing uit het verleden?

De plundering van Rome in 410 door de Visigoten laat een diepe indruk na op tijdgenoten. Ook in latere tijden zullen die plundering en de daaropvolgende ineenstorting van het West-Romeinse Rijk een grote indruk blijven maken.

In deze les onderzoek je hoe sommige mensen vele eeuwen later terugblikken op die gebeurtenissen. En je onderzoekt ook waarom ze nog terugkijken. Doen ze dat enkel uit een historische interesse?

476 val van het WestRomeinse Rijk 410 plundering van Rome

Bron 1 The Course of Empire

Tussen 1833 en 1836 maakt de Engels-Amerikaanse schilder Thomas Cole (1801-1847) een reeks van vijf schilderijen, The Course of Empire (Het verloop van een wereldrijk), waarin hij de volgens hem typische evolutie van een beschaving voorstelt. De verschillende taferelen zijn allemaal geplaatst tegen eenzelfde achtergrond, een fictieve vallei aan een baai. Op elk schilderij verschuift het perspectief telkens een beetje (van links naar rechts). Ook de positie van de zon verandert voortdurend. Op het eerste schilderij komt de zon op (links), op het laatste schilderij is de zon net ondergegaan (rechts).

Net voor hij aan zijn schilderijenreeks begon, heeft Cole een lange reis door Europa gemaakt, waarbij hij onder andere een hele tijd heeft doorgebracht in Italië. Daar zag hij met eigen ogen de vele ruïnes die nog resten van de Romeinse beschaving.

In de tijd van Cole zijn de nog relatief jonge Verenigde Staten aan het evolueren van een agrarische samenleving naar een industriële samenleving. De verstedelijking neemt toe, net als de rijkdom van een kleine groep industriëlen, bankiers en grootgrondbezitters. Bovendien neemt het grondgebied van de Verenigde Staten spectaculair toe (ten koste van onder andere de oorspronkelijke bevolking). Sommigen zien in het opkomende Amerika een nieuw wereldrijk. Niet iedereen is evenwel een voorstander van die evolutie. Cole is een van de tegenstanders. Als bron van inspiratie voor zijn schilderijenreeks verwijst Cole naar een passage uit ‘Childe Harold’s Pilgrimage’ (1812-1818), een verhalend gedicht van de beroemde Engelse dichter Lord Byron (1788-1824):

‘Eerst vrijheid, dan glorie – en wanneer dat mislukt, Rijkdom, ondeugd, corruptie …’

Hieronder zie je het tweede, derde en vierde schilderij uit de reeks.

Het eerste schilderij ‘The Savage State’ (De wilde toestand) laat een woest natuurlandschap zien met her en der een aantal mensen die als jager-voedselzoekers proberen te overleven.

Het tweede schilderij:

The Arcadian or Pastoral State (De arcadische of pastorale toestand), olie op doek, 100 x 161 cm, New-York Historical Society, New York

Het derde schilderij:

The Consummation of Empire (De voltooiing van het rijk), olie op doek, 130 x 193 cm, New-York Historical Society, New York

Destruction (Verwoesting), olie op doek, 100 x 161 cm, New-York Historical Society,New York

Het laatste schilderij, ‘Desolation’ (Woestenij), toont de ruïnes van de stad, verlaten door de mens en overwoekerd door de natuur.

Bron 2 Les Romains de la décadence

Les Romains de la décadence, 1847, olie op doek, 472 x 772 cm, Musée d’Orsay, Parijs

Thomas Couture (1815-1879) is een Franse schilder. Hij is gespecialiseerd in historieschilderijen, een populair genre in die tijd. Het doel van dat soort schilderijen is het weergeven van het menselijke gedrag (met alle tekortkomingen) samen met een morele boodschap over dat gedrag. Voor het maken van dat werk laat Couture zich inspireren door een citaat van de Romeinse dichter Juvenalis (ca. 55-140): ‘wreder dan oorlog, overviel de ondeugd Rome en wreekt de veroverde wereld’. Op het moment dat hij het werk ’Les Romains de la décadence’ (De Romeinen tijdens de decadentie ) maakt, is Frankrijk een koninkrijk, maar het regime is heel onpopulair. Er is bijvoorbeeld veel kritiek op de extreme rijkdom van sommigen binnen de regering en op de wijdverbreide corruptie. Een jaar nadat Couture zijn werk heeft voltooid, breekt er in Parijs een opstand uit die leidt tot de val van de monarchie

Bron 3 Over de aanslagen in Parijs

Ik ga hier niet herhalen wat u reeds gelezen of gehoord hebt. Ik ga hier niet zeggen dat wat er gebeurd is in Parijs op vrijdagavond nooit geziene gruwel was, want dat was het niet. (…) Ik ga u integendeel vertellen dat dit exact is hoe samenlevingen ten onder gaan.

Dit is hoe Edward Gibbon de otische plundering van Rome in augustus 410 beschrijft: ‘(…) een gruwelijke slachting vond plaats onder de Romeinen; en (...) de straten van de stad lagen gevuld met lijken (...) Elke keer de barbaren werden geprovoceerd door verzet, breidden zij hun losbandige slachting uit naar de zwakken, de onschuldigen, en de hulpelozen (...)’

Nu, beschrijft dit niet de taferelen die we vrijdag gezien hebben in Parijs?

[ Ferguson haalt vervolgens een aantal hedendaagse auteurs aan die stellen dat het Romeinse Rijk plotseling en door middel van geweld – van barbaarse invallers – ten onder is gegaan en dat de Romeinen daar zelf mee schuldig aan zijn. ]

Bijna dezelfde processen zijn de Europese Unie vandaag aan het vernietigen, alhoewel weinigen van ons die willen erkennen voor wat ze zijn. Zoals het Romeinse Rijk in de vroege 5e eeuw heeft Europa het zich toegestaan zijn verdediging te verwaarlozen. Terwijl zijn welvaart toenam, nam zijn militaire slagkracht af, samen met zijn zelfvertrouwen. [ Europa ] is decadent geworden in zijn shoppingcentra en stadions. En op hetzelfde moment opende het zijn poorten voor buitenstaanders die zijn welvaart begeerden, maar die hun voorouderlijke geloof niet afzworen. (…)

Wanneer ik meer dan 30 jaar geleden naar Oxford ging, dan was ik ervan overtuigd dat ik in het eerste trimester Gibbon ging bestuderen. Dat was een vergissing. We leerden een hoop onzin zoals het feit dat nationalisme slecht was, natie staten nog slechter en wereldrijken het slechtste van al.

‘De Romeinen voor hun ondergang’, schreef Ward-Perkins, ‘waren er net als wij, even van overtuigd dat hun wereld bijna onveranderd zou blijven voortbestaan. Ze hadden het verkeerd. Wij zouden er verstandig aan doen hun zelfgenoegzaamheid niet te herhalen.’ Arm, arm Parijs. Vermoord door zelfgenoegzaamheid.

Uit: N. Ferguson, ‘Paris attacks, fall of Rome should be a warning to the west’ (De aanslagen in Parijs, de val van Rome zou een waarschuwing moeten zijn voor het Westen], in: Sunday Times, 16 november 2015

Op 13 november 2015 wordt Parijs opgeschrikt door een reeks bloedige aanslagen. Er vallen in totaal 138 doden en nog veel meer gewonden. De daders zijn extremistische moslims. In de daaropvolgende maanden volgen er nog meer radicaal-islamitisch geïnspireerde aanslagen in Frankrijk en ook in de rest van Europa, onder andere in Brussel.

Eveneens in 2015 wordt de EU geconfronteerd met een ‘vluchtelingencrisis’. Honderdduizenden mensen uit Afrika, het Midden-Oosten en Azië proberen, vooral via Zuid-Europa, de EU binnen te geraken. Bij een aanzienlijk deel van de Europese bevolking leidt dat tot angst. Dit artikel werd geschreven onmiddellijk na de aanslagen in Parijs. De auteur is Niall Ferguson (°1964), een Britse historicus. Hij staat bekend om zijn standpunten die vaak in strijd zijn met de heersende ideeën. Zo is hij bijvoorbeeld een groot bewonderaar van het Britse Rijk, een wereldrijk dat tot aan de Tweede Wereldoorlog grote delen van de wereld omvatte.

In de tekst verwijst Ferguson naar Edward Gibbon. Gibbon (1737-1794) is een Engelse historicus die tussen 1776 en 1789 een omvangrijk werk publiceerde over de neergang en de val van het Romeinse Rijk (‘The Decline and the Fall of the Roman Empire’). Alhoewel Gibbon grondig te werk is gegaan en veel bronnen heeft gebruikt, worden heel wat van zijn bevindingen en stellingen in vraag gesteld door veel hedendaagse historici.

Bron

4 Over de val van het Romeinse Rijk

De ondergang van het Romeinse Rijk is terug van nooit weggeweest. De laatste jaren grijpen steeds meer politici en columnisten naar het onderwerp om actuele problemen in onze samenleving te duiden. (…)

Wat drijft mensen om alsmaar meer de uitdagingen van onze wereld gelijk te stellen met een wereldhistorisch fenomeen dat meer dan anderhalf millennium geleden plaatsvond? (…)

[ In deze weggelaten passage verwijst de auteur naar het artikel van Ferguson. ]

Ook de Nederlandse premier Mark Rutte verkondigde op 27 november dat jaar dat indien de Europese Unie migratie stromen niet vertraagde, zij het lot riskeerde van het Romeinse Rijk. (…)

Via een selectieve lezing maakt hij [ Ferguson ] de gevaarlijke vergelijking om weerloze oorlogsvluchtelingen anno 2015 gelijk te stellen met de gewapende krijgsbendes van Goten of Vandalen die in staat waren Romeinse veldlegers te weerstaan. Maar zoals professor Mark Humpries (Swansea University) opmerkte, is het Ferguson bovenal te doen om de westerse dimensie van dit verhaal in de verf te zetten, waarbij we een expliciet ‘us’ (Rome en de westerse natiestaten) tegen ‘them’ (barbaren of migranten, indien de twee al niet samensmelten) verkrijgen. (…)

De Romeinse samenleving, zoals nota bene bijna elke pre-industriële samenleving van de laatste vijfduizend jaar, kende een enorme welvarende toplaag met daaronder een overgrote massa van mensen die (met moeite) (over)leefden. Onze middenklassen hebben geen [ gelijke ] hierin. De technologische verschillen en mediamogelijkheden maken verdere vergelijkingen ook moeilijk.

Bovendien is er de cruciale vraag van teleologie: zijn we echt voorbestemd om dezelfde weg op te gaan? De geschiedenis van vandaag is nog niet geschreven.

Uit: Dr. J. Wijnendaele, ‘De val van Rome en onze crisis in het Westen’, op: www.apache.be, 28 februari 2017

Dr. Jeroen Wijnendaele is postdoctoraal onderzoeker van het FWO (vakgroep geschiedenis, Universiteit Gent) en expert laat-Romeinse geschiedenis. Hij schreef onder andere het boek ‘Romeinen en barbaren’ (Davidsfonds Uitgeverij, 2013).

Apache is een Belgische niet-commerciële nieuwswebsite die beweert kritisch en onafhankelijk naar de actualiteit te kijken.

Dit onlineartikel is zo’n anderhalf jaar na het artikel van Ferguson (bron 3) verschenen, maar is onder andere wel nog geschreven als reactie op de tekst van Ferguson.

Wat je na deze les moet kunnen:

KUNNEN

1 bronnen in de juiste historische periode van het referentiekader plaatsen

2 (gevraagde) informatie in bronnen terugvinden

3 bronnen inhoudelijk met elkaar vergelijken

4 toelichten met een voorbeeld waarom mensen verwijzen naar het verleden

5 begrijpen dat bronnen ons soms meer leren over de periode waarin ze gemaakt zijn of over de personen door wie ze gemaakt zijn dan over de gebeurtenis waarover de bron gaat

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

OPDRACHT 2

Naam:

Klas: Nr.: Score:

Hoe kijken sommige 19e-eeuwse kunstenaars naar de ondergang van Rome? Bestudeer bron 1 en 2, en beantwoord de vragen.

a In welke tijd van het referentiekader leven Cole en Couture?

b Hoe blijkt dat Cole zich baseert op de geschiedenis van het Romeinse Rijk?

c Denk je dat Couture een bewonderaar is van de Romeinse samenleving die hij op zijn schilderij afbeeldt? Verklaar je antwoord.

d Welke bedoeling heeft zowel Cole als Couture met de schilderijen?

e Op welke historische vragen geven de schilderijen een betrouwbaar antwoord? Onderstreep.

- Hoe is Rome ten onder gegaan?

- Wat denken Cole en Couture over hun tijd en de samenleving?

- Wat denken Cole en Couture over de ondergang van het Romeinse Rijk?

Hoe kijken sommigen vandaag de dag naar de ondergang van Rome? Lees bron 3 en 4.

a Beantwoord onderstaande vragen over bron 3.

Wie is de auteur?

Wie?

Beroep?

Wanneer heeft hij de bron gemaakt?

Heeft de auteur andere bronnen gebruikt?

Wat is het doelpubliek?

Wat is de bedoeling van het artikel? informeren / overtuigen / ontspannen / ontroeren / activeren

b Welke overeenkomst ziet Ferguson tussen de huidige EU en het Romeinse Rijk in de 5e eeuw? Onderstreep in een rode kleur.

c Komt de visie van Ferguson over de ondergang van het Romeinse Rijk overeen met de visie van Cole en Couture? Motiveer je antwoord.

d In de tekst spreekt Ferguson over ‘buitenstaanders’ die ‘hun voorouderlijke geloof niet afzworen’. Wie bedoelt hij daarmee?

e Waarom beschouwt hij die groep als een gevaar?

f Ferguson staat bekend als een bewonderaar van grote wereldrijken, zoals het Romeinse en het Britse Rijk. Hoe blijkt dat in de tekst? Duid aan.

g In bron 4 wordt verwezen naar de toenmalige Nederlandse premier Mark Rutte. Ook hij vreesde dat de EU misschien wel eens het lot van het Romeinse Rijk zou delen. Waarom?

h Als je kijkt naar het taalgebruik van Jeroen Wijnendaele over de stelling van Ferguson (dat migranten een bedreiging vormen), hoe blijkt dat hij het niet eens is met Ferguson?

i Waarom vindt Wijnendaele dat je het heden niet zomaar mag vergelijken met de Romeinse tijd? Onderstreep in de tekst.

j Is de tekst van Ferguson bruikbaar om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag? Leg uit.

Zowel in de 19e eeuw als vandaag de dag blikken mensen (kunstenaars, historici, politici …) terug op de ondergang van het Romeinse Rijk. Ze doen dat niet enkel uit een geschiedkundige interesse, maar ook om kritiek te geven op hun eigen tijd.

Het Romeinse Rijk

ca. 1000 v.C. - 509 v.C. KONINKRIJK

Griekse poleis + Griekse kolonisatie

stadstaat: koning heeft alle macht senaat + volksvergadering patriciërs (grondbezitters) plebejers

509 v.C. - 27 v.C.

REPUBLIEK

Athene / Sparta / Makedonië

stadstaat 2 consuls + senaat + volksvergadering

VEROVERINGEN verarming plebejers patriciërs

politieke gelijkheid voor plebejers (286 v.C.)

Rijk (‘Mare Nostrum’) verdeel en heers + uitbuiting veroverde gebieden + Rome centrum handel

1e eeuw: sociale en politieke spanningen arme plebejers rijke plebejers + patriciërs

plattelandsvlucht PROLETARIËRS NOBILITAS latifundia

POPULARES OPTIMATES BURGEROORLOGEN Octavianus / Augustus

27 v.C. - 476/1453

KEIZERRIJK

keizer macht senaat

Augustus en opvolgers

BLOEI VAN HET RIJK Adoptiekeizers

VERVAL (3e eeuw)

oorzaken: soldatenkeizers + invallen + daling bevolking

HERSTEL : Diocletianus en Constantijn

splitsing West -- Oost Constantinop el 4 keizers

VOLKSVERHUIZINGEN + OPSTANDIGE LEGIOENEN SPLITSING RIJK (395)

West-Romeinse Rijk val: 476 + Oost-Romeinse Rijk val: 1453

D Wetenschap en techniek in de klassieke oudheid

Vanaf de moderne tijd kennen de wetenschap en de techniek een enorme bloei. Wetenschappers bestuderen het leven, gaan op zoek naar nieuwe medicijnen, proberen aardbevingen te voorspellen … Dankzij nieuwe technieken bouwt men reusachtige bouwwerken. Op technologisch en wetenschappelijk vlak lijkt het alsof de westerse mens een voorsprong heeft op andere culturen uit het heden en het verleden. We kijken dan ook verbaasd naar technische hoogstandjes of wetenschappelijke theorieën uit dat verleden. In dit onderdeel bestudeer je de technische en wetenschappelijke kennis uit de klassieke oudheid.

Hieronder vind je enkele oefeningen over soortgelijke leerstof van het eerste jaar.

Bron 1 De materiaaltijden in het Nabije Oosten

a In welke materiaaltijd horen de Perzische oorlogen thuis?

b De stichters van Rome gebruiken brons. Welk materiaal gebruikt men op dat moment in het Nabije Oosten?

Bron 2 De uitvinding van het wiel in Sumerië, omstreeks 3500 v.C.

a In welke materiaaltijd heeft die uitvinding plaats?

b Uit hoeveel stukken bestaat het eerste wiel?

OPDRACHT 1

Wetenschap

Veel mensen in onze tijd denken dat de wetenschap alle vragen kan beantwoorden en alle problemen kan oplossen. De wetenschap is de laatste eeuwen dan ook snel vooruitgegaan. Ook in de klassieke oudheid is wetenschap belangrijk.

Hoe en waarom wordt er een kalender opgesteld? Welke kennis heeft de mens in de klassieke oudheid over het heelal en de aarde? Waarvoor gebruikt men wiskunde? Wat doen filosofen? Hoe staat het met de geneeskunde?

Kaartnr(s).

Een kalender opstellen is levensbelangrijk

- Waarom is het voor een boer van levensbelang om een correcte kalender te hebben? 1

Ons leven verloopt vaak, zonder dat we het beseffen, heel gepland. Anderen (school, werkgever ...) regelen een belangrijk deel van onze tijdsbesteding. De vrije tijd plannen we zelf. We gebruiken bij de planning van onze activiteiten een kalender. In de klassieke oudheid is het opstellen van een correcte kalender voor de mensen van levensbelang . Zowel gewone mensen als wetenschappers houden er zich in die tijd mee bezig.

a Bespreek klassikaal welke periodes van het jaar voor jullie belangrijk zijn. Overloop eventueel samen een kalender.

b In de klassieke oudheid is het grootste deel van de bevolking landbouwer.

- Welke belangrijke periodes staan er op de kalender van een boer?

OPDRACHT 2

- Waarom is een correcte kalender voor de meeste mensen uit de hedendaagse tijd minder levensnoodzakelijk dan voor mensen in de klassieke oudheid?

a Stel: je bent een lange tijd buiten bewustzijn geweest en wordt weer wakker.

- Noem minstens drie manieren uit onze tijd om te weten te komen wat de tijd is.

- Noem minstens drie manieren uit onze tijd om het tijdstip van het jaar te weten te komen.

b Weet jij echt meer dan een boer uit de klassieke oudheid?

- Wat is een dag?

- Hoe kun je zonder klok of uurwerk het tijdstip van de dag te weten komen?

- Wat veroorzaakt dag en nacht?

- Wat is een maand?

- Wat is een jaar?

- Hoe kun je zelf zonder kalender de lengte van het jaar proefondervindelijk vaststellen?

c Hoe ging men in de klassieke oudheid te werk? Lees de bron en bespreek klassikaal.

Bron 1 Een kalender opstellen in de klassieke oudheid

Een goede kalender is belangrijk voor de landbouwers. Wanneer moeten ze zaaien om tijdig te kunnen oogsten? Door ervaring weten ze dat er een terugkerend patroon is van seizoenen (warmere en koudere of droge en vochtige periodes). Om te weten wanneer een bepaald seizoen begint, bestuderen ze de hemellichamen: zon, maan en sterren. In koudere periodes staat de zon lager aan de hemel. Door het aantal dagen te tellen tussen twee opeenvolgende dieptepunten, slagen ze erin de lengte van het jaar vast te stellen op 365 dagen. Ook de maan vertoont een terugkerend patroon van iets meer dan 29 dagen: eerste kwartier, volle maan, laatste kwartier, nieuwe maan ... Lange tijd denkt men dat de maanstanden iets te maken hebben met de lengte van het jaar. Daarom maakt men een jaar twaalf maanden (= manen) van 29 of 30 dagen lang. Een jaar komt daardoor echter een aantal dagen te kort, want de aarde draait in iets meer dan 365 dagen om de zon. Al snel loopt het fout met hun tijdsindeling: de seizoenen beginnen elk jaar op een ander moment. De landbouwers vinden dat natuurlijk niet echt handig. De Romeinen proberen dat probleem op te lossen door af en toe een extra maand toe te voegen. Maar Julius Caesar laat het systeem (met de hulp van astronomen) veranderen. Vanaf dan telt men maanden van afwisselend 30 en 31 dagen. Om de vier jaar voegt hij een dag toe aan de laatste maand van het jaar. In zijn tijd is dat nog februari! En zo lopen de seizoenen ongeveer gelijk met het jaar. De juliaanse kalender, genoemd naar Julius Caesar, is de basis van onze hedendaagse kalender.

Naar: K. Merckx, In geen tijd, Davidsfonds Uitgeverij, 2013

a Welke Germaanse en/of Romeinse goden hebben hun naam gegeven aan de namen van de dagen in het Nederlands en in het Frans? Kies uit de volgende lijst en schrijf ze op de juiste plaats in de tabel.

- Romeinse goden: Jupiter − Mars − Mercurius − Saturnus − Venus

- Germaanse goden: Donar − Freia − Tiwaz − Wodan

Germaanse god

Nederlands Frans Romeinse god

zondag dimanche

maandag lundi

dinsdag mardi

woensdag mercredi

donderdag jeudi

vrijdag vendredi

zaterdag samedi

b Waar haalden de resterende dagen hun naam?

c Waarvan zijn onze maandnamen afgeleid? Maak een keuze uit deze lijst en vul ze in de tabel in: aperire (‘openen’ in het Latijn ) − Februus ( Etruskische god) − Janus (Romeinse god) −

Juno (Romeinse godin) − Julius Caesar − Maia (Romeinse godin) − Mars (oorlogsgod).

d Vier maanden zijn afgeleid van Romeinse getallen. Welke maanden zijn dat? Ken je ook de getallen?

Maand Afgeleid van Andere benamingen

Januari louwmaand, ijsmaand, wolfsmaand, hardmaand

Februari sprokkelmaand

Maart lentemaand

April grasmaand

Mei bloeimaand, wonnemaand, Mariamaand

Juni zomermaand, weidemaand

Juli hooimaand

Augustus keizer Augustus oogstmaand

September herfstmaand

Oktober wijnmaand, zaaimaand

November slachtmaand

December wintermaand, feestmaand, kerstmaand

Het

Bron 2 Kaart van Eratosthenes (ca. 285-205 v.C.)

Bron 3 Kaart van Ptolemaeus (ca. 90-168)

Byzantijnse kopie van de wereldkaart van Ptolemaeus uit 1420, Bodleian Library, Oxford

@VANIN

a Omcirkel de werelddelen die op de kaarten voorkomen.

Afrika − Amerika − Antarctica − Azië − Europa − Oceanië

Ptolemaeus gelooft, net als bijna iedereen in zijn tijd, dat de aarde om de zon draait.

b Welk werelddeel ziet er grondig anders uit op beide kaarten? Onderstreep het.

Wiskunde is meetkunde

In de eerste plaats is wiskunde voor de Grieken een zuiver praktisch gegeven: hoe moet je iets berekenen of meten? Daarnaast zien ze het ook als een middel om het verstand te oefenen . Ze proberen regels, wetten en formules op te stellen. Pythagoras (6e eeuw v.C.) sticht een eigen school en zijn leerlingen houden zich enkel bezig met wiskundige vraagstukken. Zo bewijzen ze de beroemde stelling van Pythagoras, die nog steeds veelvuldig gebruikt wordt in bijvoorbeeld de bouwkunst.

Archimedes berekent onder andere de inhoud van een kegel, een bol en een cilinder. Meetkunde is dan ook het belangrijkste onderdeel en de basis van de wiskunde in de Griekse oudheid. Eratosthenes slaagt er zelfs in de omtrek van de aarde te berekenen, louter op basis van meetkundige wetten. Getallen zoals wij die kennen, bestaan nog niet. De Romeinen en ook de Grieken stellen een aantal basiscijfers voor door de eerste letter van het woord dat voor het cijfer wordt gebruikt. De Grieken gebruiken ook de letters van het alfabet om cijfers voor te stellen: de eerste letter krijgt de waarde 1, de tweede 2 ... Pas in de middeleeuwen beginnen we in Europa onze ‘Arabische cijfers’ te gebruiken.

Bron 4 Pythagoras

Buste van Pythagoras, Capitolijnse Musea, Rome

Archimedes, schilderij van Giuseppe Maria Soli, ca. 1776, privécollectie

Bron 5 Archimedes

OPDRACHT 6

Eratosthenes meet de omtrek van de aarde door de lengte van een schaduw te meten. Reken je mee?

Bron 6 De berekening van Eratosthenes

Bekende gegevens:

1 Op 21 juni werp en gebouwen in Aswan geen schaduw af. Dat betekent dat de zonnestralen loodrecht naar beneden vallen.

2 Op diezelfde dag werp en gebouwen in Alexandrië wel een schaduw af met een hoek van 7,2°. Zonnestralen vallen hier dus schuin in op de aarde.

3 De afstand tussen Aswan en Alexandrië bedraagt 5 000 stadia (ongeveer 800 km).

4 De aarde is een bol (360°).

Onbekend gegeven: de omtrek van de aarde

Volgorde van bewerkingen:

360 / 7,2 = 50 (De afstand tussen beide punten bedraagt 1/50e deel van de aardomtrek.)

50 x 800 km = 40 000 km

Filosofie en wetenschap zoeken verklaringen

De Griekse mythen geven een verklaring voor natuurverschijnselen. De Griekse filosofen en wetenschappers geloven echter dat er voor veel dingen een begrijpelijke verklaring bestaat. Filosofen stellen zich vragen over het leven: waar komen we vandaan? Wat gebeurt er na de dood? Wat is het beste politieke systeem? Oorspronkelijk betekent filosofie ‘liefde voor de wijsheid’. Socrates , Plato en Aristoteles zijn drie bekende filosofen uit Athene.

Kruis het idee aan dat het best overeenkomt met de inzichten van de wetenschap in de hedendaagse tijd.

Volgens de Griekse mythologie is de wereld door de goden geschapen. Alle natuurverschijnselen hebben met de goden te maken.

Empedocles zegt dat alle stoffen en levende wezens in het heelal bestaan uit een mengsel van aarde, water, lucht en vuur, in verschillende verhoudingen.

Democritos denkt dat alle stoffen en levende wezens in het heelal bestaan uit de ‘vermenging’ van heel kleine ‘ondeelbare’ deeltjes. Hij noemt die deeltjes ‘atomen’.

Geneeskunde verrassend ‘modern’

Hippokrates van Kos onderzoekt eerst de symptomen, stelt dan een diagnose en denkt vervolgens na over de behandeling. Hij gaat dus te werk zoals een moderne dokter.

Galenos van Pergamon studeert in de bibliotheek van Alexandrië, werkt als sportarts bij de gladiatorenspelen en als dokter in soldatenziekenhuizen en voor keizer Marcus Aurelius. Hij snijdt ‘levende’ dieren open en sluit bijvoorbeeld tijdelijk zenuwbanen af. Zo kan hij nagaan hoe het ‘lichaam’ daarop reageert.

Over welke ‘moderne’ geneeskundige begrippen gaat het in de volgende beschrijvingen?

Schrijf de begrippen op de juiste plaats. Kies uit: plastische chirurgie – beroepsgeheim tractiebed – transplantatie – aderverkalking – tandprothese – oogoperaties (staar)

ontsmetting – euthanasie – narcose – bloedsomloop – abortus – hersenoperaties –gentherapie – stamcelonderzoek.

Opgelet: er staan meer begrippen dan omschrijvingen!

Geneeskundige prestaties uit de klassieke oudheid Geneeskundige benaming

‘Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dat van mij vraagt.’

(Uit de eed van Hippokrates)

‘Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven.’

(Uit de eed van Hippokrates)

‘Ik zal wat ik bij de uitoefening van mijn beroep zal horen of zien (…) in stilzwijgen bewaren.’

(Uit de eed van Hippokrates)

Vertroebeling van de ooglens: met een holle naald gaat men door de ooglens en doorprikt men de nog vloeibare staar. Die wordt door de holle buis van de naald naar buiten gezogen.

Op de bank van Hippokrates wordt een patiënt met een botbreuk, ontwrichting of spierscheur met leren banden vastgemaakt en letterlijk opgespannen. Spieren, botten en gewrichten worden opgespannen om alles weer in de juiste positie te brengen.

De operaties verlopen zonder verdoving. Galenos gebruikt alcohol en opium.

Galenos ontsmet zijn instrumenten in vuur.

OPDRACHT 8

Rijke mensen hebben vaak slechte of rotte tanden. Tanden van doden of dieren worden met een gouden plaatje in de mond vastgezet als een soort vals gebit. Volgens Romeinse wetten is dat het enige goud dat begraven mag worden.

De Romeinse chirurgen kunnen oorlellen herstellen, tatoeages verwijderen en borstverkleiningen toepassen. Galenos kent het verband tussen de hersenen en de zenuwen. Romeinse artsen doorboren soms een schedel om de druk op de hersenen, veroorzaakt door vocht of botsplinters, weg te nemen.

Romeinse chirurgische instrumenten en hun moderne tegenhangers

Bron 7 Bevallingstang

Bron 8 Instrumenten voor een operatie

Bestudeer de afbeeldingen. Welke instrumenten stammen uit de Romeinse tijd, denk je?

OPDRACHT 9

Synthese: vul het schema op blz. 223 aan.

De door Alexander de Grote gestichte Egyptische stad Alexandrië groeit in de oudheid uit tot het wetenschappelijke centrum. Wetenschappers uit alle delen van het Middellandse Zeegebied komen naar de bibliotheek en het Museion om er te studeren, te schrijven of te filosoferen Demetrios Phalerios, net zoals Alexander een leerling van Aristoteles, wordt de eerste bibliothecaris. Schepen die in de haven langskomen, moeten elk boek dat ze aan boord hebben, afstaan om te laten ‘kopiëren’. Vaak krijgen ze hun boeken helemaal niet terug of krijgen ze een kopie terwijl het origineel in de bibliotheek blijft. Men stuurt opkopers naar alle mogelijke streken (zelfs naar Indië) om zo veel mogelijk boeken te verzamelen. De bibliotheek wordt de grootste van de toenmalige wereld met tussen 400 000 en 700 000 boekrollen. Aangezien één boekrol gemiddeld tussen de 20 en de 40 moderne bladzijden tekst bevat, komt de hele collectie overeen met ongeveer 50 000 boeken uit onze tijd. Dat lijkt niet veel, maar we mogen niet vergeten dat alle boeken toen met de hand geschreven werden en dus uiterst zeldzaam waren. Jammer genoeg ging het grootste deel verloren door herhaalde branden en plunderingen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘mythologie’, ‘filosofie’ en ‘wetenschap’ uitleggen

2 het nut en het belang van een goede kalender uitleggen

3 verklaren waarom Caesar schrikkeljaren invoert

4 uitleggen waarvan de dag- en maandnamen zijn afgeleid

5 uitleggen waarvoor men in de oudheid wiskunde gebruikt en daarvan een voorbeeld geven

6 het verschil tussen de Griekse mythen en de uitleg van filosofen en wetenschappers beschrijven

7 vier bekende namen uit de filosofie en de wetenschap uit de klassieke oudheid opnoemen

8 vier verrassende prestaties van de geneeskunde uit de klassieke oudheid geven en uitleggen

KUNNEN

1 kalenders met elkaar vergelijken

2 kaarten vergelijken

3 een toestand uit het verleden met de huidige situatie vergelijken

4 informatie opzoeken

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

LES 24 SCHEMA

Wetenschap

1 Een kalender opstellen is levensbelangrijk

Een goede kalender is van levensbelang.

- Voor de organisatie van het maatschappelijke leven

- Een boer moet weten wanneer

Indeling van een kalender

Maanden van 29 en 30 dagen

Waarom? Beweging van maan aan de hemel:

Lengte van het jaar: 12 maanden =

Afwijking van 11 dagen

Waarom?

Maanden lopen daardoor achter op seizoenen.

Oplossing: af en toe een extra maand

Juliaanse kalender:

2 Het uitzicht van het heelal en de aarde

Kennis uit de klassieke oudheid:

- Eratosthenes en Ptolemaeus maken wereldkaarten.

- In de 2e eeuw weet men dat de aarde om de zon draait.

3 Wiskunde is meetkunde

Doel van de wiskunde:

- berekenen en meten:

- verstand oefenen:

4 Filosofie en wetenschap zoeken verklaringen

Mythologie: natuurverschijnselen veroorzaakt door goden

Filosofie:

Drie bekende filosofen: Socrates, Plato en Aristoteles

5 Geneeskunde verrassend ‘modern’

Verrassende inzichten en prestaties van de gen eeskunde uit de klassieke oudheid:

1

Techniek

Dankzij allerlei werktuigen, toestellen, machines ... zijn ons leven en ons werk stukken eenvoudiger geworden. Vaak zijn we verbaasd als we naar bouwwerken uit de klassieke oudheid kijken.

Welke rol spelen de slaven? Kent men nog andere energiebronnen? Hoe wordt de tijd gemeten? Kunnen klassieke ingenieurs al machines programmeren? Welke bouwmaterialen worden er gebruikt?

OPDRACHT 1

Slaven zijn levende machines

Kaartnr(s).

TIJD

De rijke Grieken en Romeinen beschikken over veel slaven die het werk voor hen doen in landbouw, nijverheid en handel ... Ze gaan dan ook niet meteen op zoek naar technieken om het werk lichter te maken of te versnellen. Pas in de 18e eeuw nemen machines stilaan het werk van mensen over dankzij de uitvinding van de stoommachine . Nochtans doet men al in de oudheid proeven met stoom en stoommachines.

Bron 1 Aristoteles over slavernij

Een familie bestaat uit vrijen en slaven. (...) Zonder bepaalde werktuigen heb je immers geen huishouden. Welnu, je hebt onbezielde werktuigen en levende werktuigen. Zo is de slaaf een levend werktuig. (...) De slaaf is een levend bezit, een mens geworden werktuig.

Uit: Aristoteles, Politica, boek 1, 4e eeuw v.C.

Aristoteles (384-322 v.C.) is een belangrijke Griekse filosoof . Het fragment komt uit een lange tekst over de vraag of slavernij natuurlijk is of met geweld wordt opgelegd.

Bron 2 Cato over slaven

Verkoop uitgeputte ossen, besmet rundvee en besmette schapen, oud gereedschap, een oude slaaf, een ziekelijke slaaf en andere zaken die overbodig zijn.

Uit: Cato de Oudere, De Agri Cultura, 2e eeuw v.C.

‘De Agri Cultura’ is een praktisch naslagwerk voor de grootgrondbezitter, geschreven ca. 160 v.C. De Romeinse politicus Cato Maior (234-149 v.C.) is een typische vertegenwoordiger van de regerende klasse van het oude republikeinse Rome.

a Wat is een slaaf voor Aristoteles in bron 1? Onderstreep. b Waarmee vergelijkt Cato slaven in bron 2? Onderstreep.

OPDRACHT 3

Bron 3 Houten kraan

Houten kraan, reconstructietekening. Om stenen op te hijsen, gebruiken de Romeinen een houten kraan. Er zitten niet altijd grijpers aan de kraan: de stenen zelf hebben oortjes waaraan of uithollingen waarin men touwen bevestigt om de stenen op te heffen. De Griekse uitvinder

Archimedes bedenkt de dubbele katrol, waardoor men nog zwaardere lasten kan optillen.

Bron 4 Houten wielen

Reconstructietekening naar Brian Fagan. Waarschijnlijk worden de stenen vaak op sleden naar de bouwplaats gebracht. Om een zuilsegment van 5 à 10 ton te verslepen, zijn ongeveer 28 mannen nodig. Sommige bronnen vermelden ook het gebruik van muildieren. Op de reconstructietekening zie je hoe grote pilaren in houten wielen naar de bouwplaats worden gerold.

Wie of wat levert de energie voor de kraan? Leg uit.

Water en stoom worden gebruikt als energiebron

Zelfs al gebruikt men werktuigen, dan nog worden ze aangedreven door menselijke of dierlijke spierkracht . In een aantal gevallen maakt men gebruik van andere energiebronnen. De Grieken kennen het principe van elektriciteit, maar kunnen het nog niet gebruiken als energiebron.

Bron 5 Graanmolen nabij Arles in Frankrijk

Graanmolen in Barbegal, reconstructietekening. Het water werd vanuit les Alpilles (de lage Alpen) via een aquaduct toegevoerd.

a Wat is het doel van een graanmolen?

b Hoe worden de molens aangedreven?

OPDRACHT 4

c Hoeveel molens zijn hier tegelijkertijd aan het werk?

d De molens leveren gemiddeld 4,5 ton bloem per dag. In 1 brood zit afgerond 900 g bloem. Van 1 brood kunnen ongeveer 2,5 mensen 1 dag eten. Kun je berekenen hoeveel mensen dagelijks kunnen leven van 4 500 kg?

Heron van Alexandrië (10-70) is een ingenieur en technisch genie uit Alexandrië. Als eerste beschrijft hij de werking van een stoommachine, de ‘aeolipile’. In zijn stad bestaan verschillende godsdiensten, die zo veel mogelijk aanhangers (en ook geld) proberen te winnen. Het is voor de tempels belangrijk om de aandacht van het publiek te trekken!

Bron 6 De ‘omenmachine’

De ‘omenmachine’, reconstructietekening

1 Stel een ja-neenvraag aan de machine.

2 Draai aan het wiel aan de zijkant.

3 Als de metalen vogel zingt, is het antwoord ‘ja’.

Door te draaien liep er binnen in de machine water door een fluitje. Soms maakte de vogel daarbij geluid en soms ook niet. Waarschijnlijk verplaatste een priester in dat geval een hendel.

Bron 7 Automatische tempeldeuren

Automatische tempeldeuren, reconstructietekening.

Het zijn vooral de automatisch openzwaaiende tempeldeuren die het meest tot de verbeelding spreken.

OPDRACHT 5

Zet de stappen op de juiste plaats op de tekening.

1 Naast de deuren staat een brandend vuur.

2 De verwarmde lucht komt terecht in een bol die half met water gevuld is.

3 Het water verdampt en ontsnapt door een buis. Het water condenseert in een emmer, die door het gewicht van het water zwaarder wordt.

4 en 5 Door het gewicht van de emmer spannen de touwen aan en draaien de assen van de poorten.

6 Een tegengewicht spant het tweede touw aan.

Het meten van de tijd

In de vorige les heb je geleerd hoe belangrijk het voor de mensen in de klassieke oudheid is om een goede kalender op te stellen. Voor de tijdmeting tijdens de dag gebruikt men de zon ’s Nachts of wanneer men de tijd heel precies moet meten, gebruikt men andere technieken zoals de tijdkaars . De kaars wordt zorgvuldig gegoten, zodat ze een vooraf bepaald aantal uren brandt. Op de kaars brengt men een onderverdeling in uren aan.

Hoe werken de volgende klassieke ‘uurwerken’ en ‘chronometers’? Zoek de afbeeldingen op je stickervel en plak ze in de juiste kolom. Bovenaan zet je de naam van het voorwerp. Kies uit: zonnewijzer − koekoeksklok − klepsydra.

De schaduw van de wijzer duidt het moment van de dag aan.

Door een kleine opening vloeit water weg en via een tijdsaanduiding kun je zien hoeveel tijd er voorbij is.

De beroemde ingenieur Ktesibios van Alexandrië doet allerlei fantastische uitvindingen, waaronder heel precieze waterklokken. Sommige waterklokken laten op vaste tijdstippen een vogel fluiten.

Machines programmeren

Heel veel technische kennis uit Alexandrië is jammer genoeg verloren gegaan. We weten dat de klassieke ingenieurs in staat waren schroeven en tandwielen van verschillende maten te maken.

Daardoor konden ze al ingewikkelde klokken afstellen, maar Heron ging nog een stapje verder.

Wat betekent programmeren?

Programmeren betekent dat je een machine ‘vertelt’ welke stappen ze na elkaar moet doen. Een ingenieur kan een ‘programma’ in een machine stoppen door tandwielen, assen en wijzers te combineren. Daardoor kan één machine ook maar één programma volgen, want je kunt niet zomaar tandwielen van plaats veranderen. Heron van Alexandrië slaagde erin toestellen te herprogrammeren zoals wij op één computer verschillende programma’s installeren.

1 De motor Een eenvoudige zandloper zorgt voor de energie. Als het zaad of het zand wegloopt, zakt een gewicht.

2 Assen, touwen en pinnen

3 Figuren

Het gewicht trekt een touw naar beneden, waardoor assen en tandwielen beginnen te draaien. De touwen zijn om een as en om pinnen gewonden.

Het mechanisme zet houten figuren en taferelen in beweging. Metalen ballen vallen op een trommel om de ‘show’ van geluidseffecten te voorzien.

a Wat gebeurt er als het touw voorbij de pin gaat? Op afbeelding 2 zie je dat het touw dan in de andere richting om de as gewonden is.

b Wat gebeurt er als je het touw een stuk aan de as vastplakt?

c Wat gebeurt er als je de pinnen op andere plaatsen in de as bevestigt?

OPDRACHT 7

Bouwen met beton biedt belangrijke voordelen

a Bekijk het gebouw waarin je je bevindt. Omcirkel de bouwmaterialen die erin verwerkt zijn. Kies uit: baksteen − beton − cement − glas − hout − kalk − leem − metaal − natuursteen − plastic − rubber.

b De Grieken gebruiken hoofdzakelijk hout en natuursteen voor hun gebouwen. De Romeinen gebruiken natuursteen, hout, baksteen ... en heel veel beton. Ze leerden van de Etrusken hoe ze koepels en rondbogen kunnen bouwen.

- Uit welke bestanddelen bestaat beton?

- Som zo veel mogelijk voor- en nadelen van natuursteen en beton op.

Natuursteen

Voordelen

Beton

Nadelen

OPDRACHT 8

Synthese: vul het schema op blz. 231 verder aan.

Een computer uit de klassieke oudheid?

De ‘computer’ van Antikythera (ca. 87 v.C.) bestaat uit verschillende lagen gegraveerde platen en tandwielen. Het doel van het instrument was informatie te geven over de stand van de zon, de maan en de vier toen bekende planeten.

Een maanwijzer gaf de maanfasen weer, een andere wijzer gaf informatie over de opkomst en het ondergaan van de voornaamste heldere sterren.

Antikythera, mechanisme, origineel (onderdeel), British Museum, Londen

Het instrument moest elke dag opnieuw worden afgesteld, want het werd niet aangedreven door een constante krachtbron. Door elke dag aan de knop te draaien, kon je de positie van de planeten en andere hemellichamen aflezen. Maar je kunt het apparaat ook op een bepaalde datum instellen om zo de standen van zon, maan en planeten op een bepaald punt in de toekomst af te lezen. Net zoals bij een moderne computer zorgt het toestel voor de verwerking van de ingevoerde informatie en toont het het eindresultaat aan de gebruiker. In 2008 hebben onderzoekers ontdekt dat het toestel ook de datum van belangrijke godsdienstige spelen kon berekenen: de Isthmische Spelen (Korinthe), de Pythische Spelen (Delphi), de Spelen van Naa (Dodona) en de Olympische Spelen (Olympia).

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het begrip ‘slavernij’ uitleggen

2 uitleggen dat slavenarbeid de belangrijkste ‘energiebron’ is in de klassieke oudheid

3 een voorbeeld van het praktische gebruik van waterkracht geven

4 een voorbeeld noemen van een techniek waarmee men mensen wil verbazen of oplichten

5 twee manieren van tijdmeting noemen en uitleggen

Reconstructie, Nationaal Archeologisch Museum, Athene

3D-reconstructie, Geolines.ru, Moskou

6 bewijzen dat de ingenieurs erin slagen machines te programmeren

7 drie voordelen van beton voor de Romeinse bouwkunst noemen

KUNNEN

1 de werking van een toestel aan de hand van een tekening uitleggen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

LES 25 SCHEMA

Techniek

1 Slaven zijn levende machines

Slave narbeid:

rijke Romeinen: voldoende slaven voor slaven = levende werktuigen

Trekdieren: ossen

2 Water en stoom worden gebruikt als energiebron

Praktisch gebru ik waterkracht: watermolens voor het malen van graan tot meel en bloem Verbazingwekkende technieken:

3 Het meten van de tijd

Manieren van tijdmeting

Werking

Schaduw van stok geeft tijd aan.

Weggelopen water geeft verstreken tijd aan.

Onderverdeling op de kaars geeft de verstreken tijd aan.

4 Machines programmeren

Programmeren = een programma ‘vertelt’ de machine welke stappen ze na elkaar moet doen. Hoe?

5 Bouwen met beton biedt belangrijke voordelen

Ro meinen gebruiken beton in de bouwkunst.

Voordelen:

OVERZICHT

Wetenschap en techniek in de klassieke oudheid

TIJDMETING

kalender hemellichamen (zon, maan en sterren)

landbouw (zaaitijd) astronomie belangrijke wetenschap meten van uren zonnewijzer, tijdkaars en wateruurwerk vooral meetkunde (Pythagoras, Eratosthenes) mythen

WISKUNDE

FILOSOFIE + WETENSCHAP

verklaringen over het leven en natuurverschijnselen

geneeskunde bijgeloof om te genezen

TECHNIEK

LANDBOUW BOUWKUNST veel slaven dubbele katrol weinig uitvindingen

watermolen (Romeinen)

houten kraan mortel en beton rondbogen heerbanen

Romeinen

E

De Romeinen in onze gewesten

Voor de komst van de Romeinen tussen 58 en 51 v.C. leven er in onze gewesten Keltische stammen. Volgens sommige geschiedkundigen gaat het vooral om Germanen die Keltische gebruiken hebben overgenomen. In die tijd bestaat Vlaanderen of België nog niet. Onze gewesten horen bij het gebied van de Belgae. Zo noemt de Romeinse veldheer Julius Caesar het volk dat tussen de Seine en de Rijn leeft.

Vorig schooljaar heb je de Keltische samenleving bestudeerd. Hieronder vind je als herhaling enkele bronnen.

Bron 1 Het gebied van de Kelten Bron 2 De sociale piramide bij de Kelten

Onze gewesten behoren al vanaf 700 v.C. tot het Keltische gebied. Juist of fout?

Bron 3 Een veenlijk

HET GEWONE VOLK

VRIJEN

ONVRIJEN ADEL

stamhoofd druïden

ambachtslieden

edellieden of krijgers

landbouwers handelaars

onderworpenen slaven = krijgsgevangenen en misdadigers

a Geef de drie belangrijkste groepen na het stamhoofd.

b In welke drie beroepsgroepen kun je de gewone bevolking indelen?

Waarom offeren de Kelten mensen aan de goden, denk je?

OPDRACHT 1

De Romeinen veroveren

Gallië

De Kelten of Galliërs leven voor de Romeinse veroveringen in de prehistorie. Zij kennen immers nog geen echt schrift. De verovering door de Romeinen betekent voor onze streken het einde van de prehistorie.

Hoe verloopt die verovering? Welke gevolgen heeft dat voor Gallië? Welke invloed heeft de verovering op de cultuur?

Kaartnr(s).

De verovering van Gallië

De Galliërs of Kelten zijn geen onbekenden voor de Romeinen. Er wonen Gallische stammen in het noorden van Italië en in 387 v.C. plunderen die zelfs Rome.

De Romeinen veroveren in de 2e eeuw v.C. het Gallische gebied ten zuiden van de Alpen en een deel van Zuid-Frankrijk. De rest van Gallië kennen de Romeinen uit verhalen van handelaars en ontdekkingsreizigers. Die verhalen zijn vaak niet helemaal juist of zijn onvolledig.

a Lees het verhaal ‘Vergelding’ van Dirk Bracke (zie blz. 241-242). Zijn de volgende stellingen juist of fout? Kruis aan.

Juist Fout

a De Galliërs vechten samen tegen de Romeinen.

b Er vechten Galliërs in het leger van Caesar.

c Gallische vrouwen worden als slaven verkocht.

d De Eburonen zijn een deel van het Romeinse leger.

e Gallische stammen zijn vaak met elkaar in conflict.

f De Galliërs wonen in bakstenen huizen met een strooien dak.

g Gallische stammen bevechten elkaar.

2

h De kinderen worden gespaard.

i Caesar maakt gebruik van de ruzies tussen de verschillende stammen.

j Sommige Galliërs zijn bondgenoten van de Romeinen.

k De Galliërs geven zich gemakkelijk gewonnen.

l De Galliërs maken tijdens het gevecht gebruik van strijdwagens.

m Ambiorix is de leider van een Romeins legioen.

n Galliërs in het Romeinse leger leren Latijn

o Caesar blijft onderhandelen met stammen die zich niet willen overgeven.

p Het Romeinse leger is meer gedisciplineerd.

b Vul nu het schema op blz. 240 aan met de informatie die je geleerd hebt.

Gallië

in Romeinse handen

Om Gallië onder controle te kunnen houden, worden op strategische plaatsen legerkampen opgericht. De familieleden van de Romeinse soldaten komen rond het kamp wonen; ook handelaars en ambachtslieden vestigen er zich. Die plaatsen groeien vaak uit tot de eerste steden van onze streken. Atuatuca Tungrorum (het huidige Tongeren) is zo een van de oudste steden van België.

In het castellum van Maldegem waren hulptroepen (1 056 man) gelegerd die van 172 tot 174 de streek moesten beschermen tegen Germaanse plunderaars. Het castellum vormt een vierkant (één zijde = 157,5 m) en telt twee grachten (4 m breed en 2 m diep).

De Romeinse veldheer Julius Caesar zet in de 1e eeuw v.C. de verovering van Gallië verder. Gallië wordt een onderdeel van het Romeinse Rijk. De Romeinen delen de veroverde gebieden in provincies in. De provincies worden verder onderverdeeld in ‘civitates’ . De Romeinen gaan daarbij uit van het grondgebied van een bepaalde stam. De belangrijkste nederzetting binnen een ‘civitas’ wordt de hoofdplaats. Elke ‘civitas’ heeft een eigen bestuur, moet belastingen betalen en soldaten leveren aan het Romeinse leger.

Bron 1 Het Romeinse castellum in Maldegem

Reconstructietekening van het Romeinse castellum in Maldegem

OPDRACHT 3

a Bereken hoe groot het castellum is in m 2 .

b Een voetbalveld is ongeveer 1 ha groot. Is het legerkamp groter of kleiner?

c Uit welk materiaal is het legerkamp gemaakt?

d Wat is het doel van het legerkamp?

e Welke Belgische stad is uit een Romeins legerkamp ontstaan?

Bron 2 Onze gewesten in de Romeinse tijd

a Welke rivier vormt de grens van het Romeinse Rijk?

b Op de kaart merk je dat Gallië is ingedeeld in ‘civitates’. Met welke huidige gebieden zou je een ‘civitas’ kunnen vergelijken? Omcirkel het juiste antwoord: land / stad / provincie / taalgebied / werelddeel.

c Wat is het doel van de heerbanen ?

d Tot waar lopen de heerbanen?

e Geef vijf Belgische steden waarvan je de Romeinse naam terugvindt op de kaart.

Romeinse naam

Belgische stad

f Waar komt de naam Keulen vandaan?

g Welk Nederlandstalig woord heeft dezelfde oorsprong?

h Wat betekent dat woord voor de Romeinen?

i Geef vier elementen uit deze opdracht waarmee de Romeinen het veroverde gebied onder controle willen houden. Vul ze aan in het schema op blz. 240!

De Gallo-Romeinse cultuur ontstaat

De Romeinen proberen de overwonnen Galliërs volledig Romeins te maken , om onder andere te verhinderen dat er nog opstanden zouden uitbreken. Het Latijn wordt een belangrijke taal. Moderne talen zoals het Frans ontstaan uit het Latijn. Hoe meer een woonplaats zich aan de Romeinse cultuur aanpast, hoe meer zij met allerlei voorrechten wordt beloond. Het geldt bijvoorbeeld als een hele eer voor een nederzetting als ze de titel ‘colonia’ krijgt. Nog belangrijker is dat ze dan veel minder belastingen moet betalen.

De meeste Gallische goden worden met de Romeinse goden gelijkgeschakeld. Maar ook nieuwe godsdiensten, zoals het christendom en de Mithrascultus, verspreiden zich in Gallië. De Galliërs blijven hun goden nog in de natuur vereren. Onder invloed van de Romeinen beginnen zij stenen tempels te bouwen.

De Romeinen ondergaan op hun beurt ook veel invloeden van de Galliërs . De Romeinse soldaten in Gallië dragen onder hun uniform de Gallische halflange broek. De rijke Romeinen zijn ook verzot op hammen en ganzen uit Gallië. Typisch zuiderse voedingsproducten zoals druiven, peren, kolen en perziken ... vallen dan weer erg in de smaak bij de Galliërs.

OPDRACHT 5

De Romeinse cultuur beïnvloedt de Galliërs heel sterk

Bron 3 Plattegrond van het Romeinse Tongeren

a Waaraan herken je de Romeinse stadsorganisatie?

b Wat stel je op de tekeningen nog vast in verband met de wegen?

c Welke dakbedekking hebben de verschillende types huizen?

Bron 4 Ontwikkeling van de bebouwing

De illustraties tonen de ontwikkeling van de bebouwing van 10 v.C. tot 70 n.C. aan de huidige Kielenstraat in Tongeren.

Bron 5 Strabo over de Galliërs

Vroeger vertrokken de Allobrogen [een Gallische stam] met tienduizenden ten strijde, maar nu beperken zij zich tot het bewerken van de velden. Zij wonen grotendeels in dorpen, maar de belangrijksten onder hen hebben Vienne, de hoofdstad van hun volk en vroeger ook een dorp, omgebouwd tot een stad. (...) De barbaren hier zijn helemaal geen barbaren meer, maar hebben grotendeels een Romeins uiterlijk gekregen, zowel in hun taal, hun manier van leven als zelfs in hun bestuur.

Uit: een bewerking van Strabo, Geographica

De Griekse schrijver Strabo (ca. 64 v.C.-24 n.C.) reist heel veel. Het westen van het Romeinse Rijk bezoekt hij waarschijnlijk niet. Hij raadpleegt wel heel veel boeken in bibliotheken. Zijn werk ‘Geographica’, voor het eerst verschenen in het jaar 7, is het beroemdst.

a Waarom zijn deze Galliërs volgens Strabo geen barbaren meer? Onderstreep de reden in de tekst.

b Welke taal zouden zij spreken?

De Romeinse veldheer Caesar (100-44 v.C.) verovert Gallië tussen 58 v.C. en 52 v.C. Hij schrijft daarover nog tijdens de verovering. Caesar wil vooral zichzelf ophemelen. Hij noemt de Belgae de dapperste Kelten. Sommige van onze landgenoten zijn daar heel trots op. Toch hebben de huidige Belgen niets met de Belgae te maken. Integendeel: Caesar liet hen bijna allemaal uitmoorden. De overigen vluchtten naar het huidige Engeland.

‘Van al deze [ Keltische ] volkeren zijn de Belgae de dapperste. Dat komt omdat zij het verst verwijderd zijn van de beschaafde wereld [ het Romeinse gebied ]. Ook doordat zij maar heel zelden bezoek krijgen van kooplui en er in hun land dus bijzonder weinig luxegoederen worden ingevoerd. Die goederen werken verslapping in de hand. Ten slotte doordat ze de naaste buren zijn van de Germanen, die aan de overzijde van de Rijn wonen. Zij voeren voortdurend oorlog met deze Germanen.’

Ambiorix, de leider van de Eburonen, heeft een standbeeld in Tongeren. Het beeld is opgericht in de 19e eeuw. Men beschouwde de ‘Oude Belg’ als een held en een voorbeeld voor de hedendaagse Belgen. Caesar heeft Ambiorix nooit in handen gekregen. Zijn volk, de Eburonen, heeft hij echter uitgeroeid of als slaven laten wegvoeren. Veel bloedverwantschap tussen de Eburonen en de huidige Belgen of Vlamingen is er dus niet.

@VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘kolonie’ en ‘romanisatie’ uitleggen

2 aantonen dat de Galliërs geen eenheid vormen

3 een voordeel geven dat Julius Caesar heeft ten opzichte van de Galliërs

4 het lot van de Belgae onder Caesar beschrijven

5 uitleggen hoe de Romeinen de controle in Gallië proberen te behouden

6 manieren waarop de Romeinen zich in Gallië vestigen, opnoemen

7 met twee voorbeelden de invloed van de Romeinen op de Gallische godsdienst uitleggen

8 verklaren waarom Galliërs zich romaniseren

9 met twee voorbeelden de over name van Gallische gebruiken door de Romeinen aantonen

KUNNEN

1 de evolutie in bebouwing aan de hand van afbeeldingen uitleggen

2 informatie uit een verhaal afleiden

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

De Romeinen veroveren

Gallië

1 De verovering van Gallië

Ga llië:

- Verschillende (vaak rondtrekkende) stammen of groepen vaak onderlinge

- Geen onbekenden voor Romeinen Gallische stammen in noorden van Italië

Verovering door Romeinen:

- 2e eeuw v.C.: Gallisch gebied ten zuiden van Alp en + deel van Zuid-Frankrijk

- 1e eeuw v.C.: verovering van Gallië onder leiding van

• Caesar maakt gebruik van onderlinge conflicten tussen Galliërs.

• De bieden veel weerstand.

2 Gallië in Romeinse handen

Controle veroverde gebieden + vestiging Romeinen 1 3 2 4

3 De Gallo-Romeinse cultuur ontstaat

Invloed van Romeinen op de Galliërs

Invloed Kenmerken

Romeinse steden in Gallië:

Romeins karakter

Huizen

Romanisering = Galliërs volledig

Romeins maken

Godsdienst

Voeding

LES 26 SCHEMA @VANIN

- Dambordpatroon

- Typisch Romeinse gebouwen: thermen, aquaducten, amfitheaters, tempels

- Tussen lemen boerderijen bouwen de Romeinen villa’s.

- Bv. Latijn

- Doel = opstanden voorkomen

- Gelijkschakeling Romeinse goden met Gallische goden

- Naast natuurgodsdiensten ook christendom

- Typisch zuiderse producten zoals druiven

Invloed van de Galliërs op de Romeinen

- Rom einen dragen Gallische halflange broek.

- Rijke Romeinen zijn dol op hammen en ganzen.

VER HAAL

Vergelding

Over de verovering van onze gewesten door de Romeinen

Een tak zwiepte tegen Severius’ wang en hij vloekte. Het pad in het bos was smal en op sommige plaatsen moesten ze zelfs op een rij na elkaar lopen. Een ideale plek voor een hinderlaag, dacht Severius. Zijn ogen trachtten tussen de struiken en de bomen te dringen. Nu ze in het land van de Eburonen waren, voelde hij zich nerveus. Hij vertrouwde geen enkele Gallische stam en de Eburonen al helemaal niet. Tenslotte had hun leider Ambiorix twee legioenen uit hun vesting Atuatuca gelokt en meer dan zevenduizend soldaten gedood. Daarna hadden ze de krijgers van de Eburonen wel verslagen, maar dan nog doken hier en daar groepjes krijgers op om toe te slaan en snel weer te verdwijnen. Gelukkig kunnen ze in deze bossen hun strijdwagens niet gebruiken, dacht Severius. Hij was een soldaat van vele gevechten, maar toch huiverde hij nog steeds bij de gedachte aan de woeste Galliërs die op hen af waren gekomen. Sommigen waren volledig naakt. Ze droegen enkel een helm, een schild en een zwaard en hun borst was beschilderd met vreemde figuren.

Maar onze legioenen zijn meer gedisciplineerd, besefte Severius tevreden en we zijn beter getraind. We behalen onze overwinningen niet zomaar. Nu moesten de cohorten van Caesar de Eburonen straffen. Hun dorpen verwoesten, hen uitroeien of als slaven meeslepen. Zij zouden de gesneuvelde Romeinen wreken en de andere stammen tonen wat er gebeurde als ze zich niet aan Caesar onderwierpen. ‘Wat een wildernis’, gromde Severius. ‘Bossen en nog eens bossen.’ Getorix knikte, maar zijn gezicht verraadde dat hij niet anders gewend was. Hij was al een hele tijd bij het leger en hij kende al genoeg Latijn om met de Romeinse soldaten om te gaan. Er vochten heel wat Galliërs in het leger van Caesar. Ze vormden afzonderlijke afdelingen. Eigenlijk zou Getorix

DIRK BRACKE

pas over vijfentwintig jaar als Romein in een legioen mogen optrekken. Maar omdat zoveel Romeinen waren gesneuveld, werden de lege plaatsen uit noodzaak soms aangevuld met betrouwbare Galliërs.

Gelukkig hebben zoveel stammen onderling ruzie, dacht Severius. Als ze samen tegen ons zouden vechten, dan hadden ze ons wellicht al terug over de Alpen gejaagd.

‘Ik heb nooit begrepen waarom jullie tegen je eigen volk vechten’, zei Severius, om iets te zeggen.

‘Omdat we sommige stammen nog meer haten dan de Romeinen’, zei Getorix verrassend eerlijk. ‘Mijn stam heeft al meer tegen andere stammen gevochten dan tegen de Romeinen en nu kunnen we met jullie hulp hun land inpalmen.’

Dat denk je maar, dacht Severius monkelend. Als je verwacht dat Caesar jouw stam zal helpen … Jouw land wordt gewoon een provincie van Rome. ‘Het lijkt alsof we nooit klaar zijn met jullie’, gromde Severius. ‘Telkens opnieuw komt wel een of andere stam in opstand.’

Er kwam een zweem van een grijns op het gezicht van Getorix. ‘Wat dacht je dan? Dat ze het leuk vinden om onderworpen te worden? Elke stam wil natuurlijk vrij leven zoals men het altijd gewend was. Ze hebben jullie tenslotte niet gevraagd om hun land binnen te vallen. Waarom konden jullie niet gewoon in Rome blijven?’ ‘Tja, waarom niet?’ vroeg Severius zich opeens af. Hij had er nog nooit over nagedacht. Overal veroverde Rome landen en volkeren. Om rijker te worden, dacht hij. Om de grenzen van het rijk te beschermen? Of misschien wil Caesar in Rome uitpakken met een schitterend succes om de senaat te imponeren, voor zijn prestige. Of omdat Pompejus het als veldheer ook schitterend doet en Caesar niet kan achterblijven. Severius wist het niet. Misschien is het een

beetje van dat alles, veronderstelde hij. Nu ja, zijn mening werd niet gevraagd. Hij moest alleen vechten.

De centurion stak zijn hand op en de soldaten bleven staan. Severius trok nog eens aan het riempje van zijn helm en automatisch hield hij zijn grote schild voor zich uit. Hij gluurde naar Getorix en zag dat diens ogen fonkelden. Hij haat de Eburonen echt meer dan ons, dacht Severius verbaasd.

Er hing bloed aan zijn zwaard. Severius hijgde en keek om zich heen. De dorpelingen had-

den te laat gemerkt dat de Romeinen hun dorp omsingeld hadden. Mannen hadden naar hun zwaard of hun lans gegrepen, maar de aanvallers waren te talrijk. Overal lagen lijken tussen de houten huizen. Soldaten drongen huizen binnen en sleepten kinderen, vrouwen en vee naar buiten. De kleinste kinderen werden gedood, de oudere zouden op de slavenmarkt terechtkomen. Vrouwen en meisjes schreeuwden toen de soldaten hen op de grond wierpen om hen te verkrachten. Hier en daar werden strooien daken in brand gestoken.

Bij het onlinelesmateriaal kun je het verhaal ook beluisteren.

De Romeinen in onze gewesten OVERZICHT E

±500 ±1450 ±1750 1945

PREHISTORIE MIDDELEEUWEN

VROEGMODERNE TIJD 1

OUDHEID

BELGAE

JULIUS CAESAR

opstanden van Galliërs en Belgae

Kelten, Germanen geen eenheid onderlinge ruzie noorden van Gallië veroveringen (58-52 v.C.) uitroeiing + wegvoering als slaven (voorbeeld Eburonen)

MODERNE TIJD

ONZE GEWESTEN

legerplaatsen kolonies

Gallië verdeeld in provincies en civitates

heerwegen nieuwe godsdiensten en gebruiken

Latijn

GALLO-ROMEINSE CULTUUR

ROMEINSE RIJK (ca. 52 v.C.)

steden Romeinse gebouwen dambordpatroon

F Het dagelijkse leven bij de Romeinen

In dit onderdeel bestudeer je hoe de Romeinen hun vrije tijd besteden, hoe het leven er in Rome aan toe gaat en hoe ze hun kinderen opvoeden. Allemaal zaken die je met je eigen levenswijze kunt vergelijken. Welke grote verschillen zijn er op dat vlak tussen jou en een Romein uit de klassieke oudheid?

Door de plotse uitbarsting van de vulkaan Vesuvius in 79 wordt een moment uit het dagelijkse leven van het Romeinse provinciestadje voor de eeuwigheid vastgelegd.

Bron Pompeji

1 OPDRACHT 1

Romeinen en vrije tijd

In de Romeinse oudheid hebben de meeste mensen niet veel vrije tijd. De meeste mensen zijn aanvankelijk landbouwers. Maar zoals je weet, verliezen veel boeren hun werk door de burgeroorlogen. Totaal verarmd trekken ze naar de stad in de hoop daar werk te vinden.

Zij vormen de groep van proletariërs of nietsbezittenden. En ... hoe vreemd het misschien ook klinkt ... zij hebben heel veel vrije tijd. Ook de rijken hebben veel vrije tijd, want de slaven werken voor hen.

Wat doen rijke Romeinen in hun vrije tijd? Wat zijn de favoriete vrijetijdsbestedingen van de armen?

Kaartnr(s).

Ontspanning voor de rijkeren

Reconstructietekening van de thermen van keizer Caracalla (212-217)

OPDRACHT 2

‘Heerlijk! Lekker languit genieten in koude, warme en hete baden. Je wassen en verfrissen, alle stress laten wegstromen met je zweet. De poriën helemaal openzetten. Stijve spieren zijn zo weer weg dankzij onze getrainde masseurs. Onze grote sportterreinen bieden plaats voor schijngevechten, balspelen en atletiek. En vergeet niet een duik te nemen in ons openluchtzwembad! Een gezonde geest in een gezond lichaam is onze leuze: daarom bieden we ook een ruime keuze aan boeken in onze bibliotheek. Kortom ... de thermen zijn de ideale plaats om alleen of samen met je vrienden tot rust te komen of wat bij te praten. Geniet van de tuinen, terrassen, kantoren, ontvangstruimtes, kleedkamers, warmtekamers, zweet- en massageruimtes. In de onmiddellijke nabijheid vind je ook een uitgebreid aanbod aan winkels, fastfoodzaken en restaurants.’

Zo zou de reclame voor een Romeins badhuis (= thermen) kunnen klinken. Maar veel reclame hebben de thermen niet nodig. De meeste Romeinen vertoeven er dagelijks gedurende enkele uren. Ook slaven en arme Romeinen bezoeken de thermen. Op sommige dagen is de toegang zelfs helemaal gratis. De thermen van Caracalla in Rome zijn de grootste, met een oppervlakte van ongeveer 11 ha. Er is plaats voor 1 600 gasten. Officieel zijn mannen en vrouwen gescheiden, in de praktijk niet altijd. Er zijn ook prostituees die hun diensten aanbieden.

a Geef minstens vijf activiteiten die je in de Romeinse thermen kunt doen.

b Noem minstens drie activiteiten die zo ontsnapt lijken uit onze tijd.

c Wie bezoekt de badhuizen?

d Waar komt de naam ‘thermen’ vandaan? Denk aan het woord ‘thermos’.

Bron 2 Shoppen

Reconstructietekening van de markten van Trajanus. Hou jij ook van shoppen? Dan had je zeker je hart kunnen ophalen in het klassieke Rome. Net zoals in onze tijd vond je langs de belangrijke straten winkels (tabernae) aan de voorkant van huizen en appartementen. De winkels bevonden zich op de benedenverdieping, met achterin een houten of stenen toonbank. Een tussenverdieping die vaak dienstdeed als woonplaats voor de winkelier, was via een trap bereikbaar. Achter de winkel bevond zich een stapelruimte. Tot ongenoegen van het stadsbestuur stalden de verkopers hun producten

ook uit op straat. Naast markten waren er ook markthallen (macella) met winkels rond een binnenplaats met zuilengangen. Er waren winkels met brood, kleding, juwelen, boeken, vaatwerk ...

Onderstreep in de contextinformatie drie gelijkenissen tussen een winkel nu en een Romeinse winkel.

Vermaak voor de massa

Uit films ken je zonder twijfel de bloedige gladiatorenspelen. Gewapende en ongewapende mensen, wilde dieren ... worden tegen elkaar in de arena gebracht; een bloedige strijd volgt, tot de dood. Een uitzinnig publiek kijkt toe, opgehitst door de actie! Hoe ging het er bij die ‘spelen’ aan toe?

In de meeste Romeinse steden staan theaters (halve cirkel) en amfitheaters (volledige cirkel). De Romeinen wonen er feesten, wedstrijden, toneelstukken, dierengevechten en gladiatorenspelen bij.

a Zet het nummer van de afbeelding bij de juiste functie. Geef ook de naam van dit type van gebouwen.

Nr. afb. Naam

Functie

In Rome kun je nog altijd de ruïnes van het Colosseum bezoeken. Het biedt plaats aan 50 000 mensen. De 80 ingangen zorgen ervoor dat iedereen snel naar binnen kan. Het gebouw heeft geen dak, maar waarschijnlijk kon men het met een groot zeil overdekken.

De gevechten in de amfitheaters zijn heel bekend. Een voorstelling duurt meestal een hele dag en kent de nodige afwisseling: gladiatorengevechten, dierengevechten, terechtstellingen, circusacts. Men laat veroordeelden tegen elkaar of tegen dieren vechten. Romeinen houden er ook van om zwakbewapenden te laten vechten tegen zwaarbewapenden. Sommige amfitheaters kan men onder water zetten om er zeeslagen na te spelen.

De wagenwedrennen zijn een ander populair tijdverdrijf. De wagenmenners rijden in wagens getrokken door vier paarden. Ze binden de teugels om hun middel, zodat ze niet uit hun handen kunnen glijden. Vaak gebeurt het echter dat ze uit hun wagen vallen en door de paarden over de grond worden gesleept. De grootste renbaan is het Circus Maximus in Rome, dat plaats biedt aan 250 000 mensen.

De Romeinen gaan er graag naartoe. De acteurs zijn over het algemeen mannen. Ze dragen maskers, waardoor elke acteur verschillende rollen kan spelen. Op de afbeelding zie je het zuidelijke theater van Gerasa (vandaag Jerash in Jordanië), gebouwd in de 1e eeuw.

Nr. afb. Naam Functie

Romeinse leiders proberen vaak om belangstelling te wekken voor gewone sporttakken zoals die in Griekenland populair waren. Maar die slaan niet echt aan bij de volksmassa. Jammer, want een atletiekwedstrijd organiseren kost maar een fractie van de prijs van de spelen. Rijke Romeinen beoefenden wel sporten zoals atletiek, balspelen, boksen en worstelen. Leuk detail: de ballen zijn met zand gevuld. Op de afbeelding zie je een fresco uit een graftombe (detail), uit de 2e eeuw, uit de Necropolis di Pozzo Pantaleo, nu in het Nationaal Museum van Rome.

b Noteer onder de afbeeldingen bij welk tijdverdrijf ze horen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘thermen’, ‘amfitheater’ en ‘gladiatorenspelen’ uitleggen

2 vijf activiteiten uit de Romeinse thermen opsommen

3 vijf gelijkenissen tussen een winkel nu en een Romeinse winkel opsommen

4 de functie van het amfitheater, de paardenrenbaan, de sportvelden en het theater uitleggen

5 verklaren waarom rijke Romeinen de spelen organiseren

KUNNEN

Alle afbeeldingen: mozaïeken en muurschilderingen, Pompeji

1 informatie uit afb eeldingen afleiden

2 afbeeldingen en teksten ordenen

3 met medeleerlingen overleggen

4 historische misverstanden verbeteren

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Romeinen en vrije tijd

1 Ontspanning voor de rijkeren

• Thermen = badhuizen

Activiteiten in de thermen: lezen, baden, zich ontspannen, sport, massage ...

• Winkelen

Gelijkenissen tussen winkels nu en een Romeinse winkel: winkels aan voorkant van huizen en appartementen, toonbank, stapelruimte, producten uitstallen op straat, tussenverdieping

2 Vermaak voor de massa

Wat? Functie

Theater (= halve cirkel) en amfitheater (= volledige cirkel) feesten, toneelstukken, dierengevechten, gladiatorenspelen

Paardenrenbaan wagenwedrennen

Sportvelden atletiekwedstrijden

Gladiatorenspelen

Gevechten tegen mens en dier

Doel gladiatorenspelen:

• vo orkomen dat de massa armen zich gaat vervelen

• opstanden vo orkomen

• populariteit politici verhogen

Gezin en opvoeding

In het Westen hebben vrouwen vandaag evenveel rechten als mannen. Scholen zijn gemengd en vrouwen hebben toegang tot alle beroepen. In veel gezinnen gaan zowel de mannen als de vrouwen uit werken.

Ook de kinderen kunnen en mogen meer dan vroeger. Voor mishandeling van kinderen of echtgenoten wordt men gerechtelijk vervolgd.

Welke rechten hebben vrouwen en kinderen in de Romeinse tijd? Hoe ziet het Romeinse onderwijs eruit?

Kaartnr(s).

Man, vrouw en huwelijk

In een Romeins gezin heeft de man (‘pater familias’) het voor het zeggen. De man bezit alles wat zich in het huis bevindt: vrouw, kinderen, slaven, meubels ... Slaven , vrouwen en kinderen hebben geen rechten. De vader beslist zelfs letterlijk over leven en dood. Een pasgeboren kind wordt aan zijn voeten gelegd. Als hij het in de armen neemt, mag het blijven leven, in het andere geval laat men het kind sterven. Veel kinderen sterven door onvoldoende of verkeerde voeding, een gebrekkige medische kennis of slechte hygiëne. Meisjes worden als een echte last gezien. Vanaf hun twaalfde kunnen ze uitgehuwelijkt worden. De ouders moeten dan een bruidsschat geven aan de familie van de man. Daarom worden veel meisjes door hun eigen gezin verstoten of als vondeling langs een weg of op een vuilnisbelt achtergelaten. Als ze niet sterven, vallen ze daar vaak in handen van een slavenhandelaar. Hoewel de Romeinse wet verbiedt dat vrije kinderen als slaaf worden verkocht, gebeurt het toch weleens dat arme ouders hun kinderen op de slavenmarkt verkopen. De kans dat ze betrapt worden, is immers heel klein. Sommige kinderen hebben het geluk door kinderloze echtparen geadopteerd te worden. Vanaf de 1e eeuw v.C. krijgen de vrouwen iets meer rechten: ze mogen scheiden als hun man hen niet goed behandelt. Vanaf de 3e eeuw krijgt de vrouw haar bruidsschat terug als haar man sterft of bij een echtscheiding. Gelijke rechten krijgen de Romeinse vrouwen echter nooit. Omdat vrouwen volgens Romeinse mannen geen kracht hebben om in het leger te dienen en niet in het openbaar kunnen speechen, hebben ze bijvoorbeeld geen politieke rechten . Maar vrouwen van belangrijke politici spelen vaak achter de schermen wel een rol. De vrouwen zijn dus altijd huisvrouwen : ze leiden het huishouden en de huisslaven, en beheren de huissleutels. Bij feesten thuis moeten ze gastvrouw spelen, terwijl Griekse vrouwen zich bij zo’n gelegenheid zelfs niet mochten laten zien.

OPDRACHT 2

Echtscheidingen zijn in onze tijd even alledaags als huwelijken. Nauwelijks een halve eeuw geleden lag het aantal echtscheidingen in ons land veel lager.

Waarom zijn er meer echtscheidingen? Verbind de feiten uit de twee kolommen met elkaar.

Vrouwen zijn economisch onafhankelijker.

Mensen zijn veeleisender geworden.

Echtscheiding is eenvoudiger dan vroeger.

Nieuwe wetten

Vrouwen laten zich niet zomaar domineren door een man.

Mannen en vrouwen moeten meer hun best doen voor elkaar.

Mensen leven steeds langer. Steeds meer vrouwen werken, ze zijn niet meer afhankelijk van hun man.

Vrouwen en mannen zijn gelijk. Meer kans om op elkaar uitgekeken te raken

a Maak een korte quiz voor je klas.

- De leraar deelt de klas in groepjes van vier leerlingen in.

- Elk groepje maakt met behulp van de lestekst vijf quizvragen.

- Eén groep wordt aangeduid als jury.

- De leraar haalt alle vragen op. De leerlingen van alle groepjes sluiten nu hun boek.

- De leraar selecteert vragen en legt ze voor aan de verschillende groepjes. Elke groep noteert kort haar antwoord. Na een ronde van vijf vragen halen de juryleden de antwoordbladen op en geven punten.

b Vul in de tabel zo veel mogelijk kenmerken (rechten of verplichtingen) in. Maak gebruik van de lestekst en van de tekst van Cato op de volgende bladzijde.

Man

Rechten

Wat mag niet / verplichtingen

Vrouw

c Lees de bron en beantwoord de vragen.

Bron 1 Richtlijnen voor de vrouw

Sta ervoor in dat ze haar plichten als huishoudster vervult. Heeft de meester jou haar als echtgenote toegewezen, wees dan tevreden met haar. Zorg ervoor dat ze jou ontziet. Ze mag niet te zeer op luxe gesteld zijn. Laat haar liefst zo weinig mogelijk omgaan met buren of andere vrouwen en hen evenmin thuis of in haar eigen vertrekken ontvangen. Naar avondmalen gaan, op straat rondslenteren dient ze niet te doen. (...) Ze moet proper zijn, het landgoed schoon en netjes houden, de haard gewijd houden en dagelijks schoonvegen, vooraleer ze slapen gaat. (...) Ze moet ervoor zorgen dat ze voor jou en de hele familie eten klaar heeft.

Uit: Cato de Oudere, De Agri Cultura, dl. CLXIII (ca. 160 v.C.)

‘De Agri Cultura’ is een praktisch naslagwerk voor de grootgrondbezitters. De Romeinse politicus Cato Maior (234-149 v.C.) vindt het niet meer dan normaal dat vrouwen weinig of geen rechten hebben. Hij is een typische vertegenwoordiger van de regerende klasse van het oude republikeinse Rome: een bekwaam politicus, legerofficier, even wilskrachtig als koppig, even sober als conservatief

- Is de bron primair of secundair? Leg uit.

- Is de bron een historische bron of een historisch werk? Leg uit.

- Wie is de auteur van de bron? Wat weten we over hem?

- Wat is het doel of de functie van deze bron?

- Wat is het doelpubliek?

- Is de bron typerend voor de hele Romeinse samenleving, denk je? Leg uit.

- Op welke historische vraag geeft de bron het betrouwbaarste antwoord? Kruis aan.

Hoe denkt de Romeinse elite in de 2e eeuw v.C. over de rol van de vrouw?

Welke rol heeft de vrouw in de Romeinse samenleving in de 2e eeuw v.C.?

OPDRACHT 3

School en opvoeding

In onze tijd betaalt de Vlaamse overheid het onderwijs . Dat geldt niet voor de Romeinse tijd. Het grootste deel van de Romeinse kinderen gaat niet naar school, omdat de ouders schoolgeld moeten betalen. Daarom zijn er niet veel scholen. Ze liggen ook bijna altijd in een stad. De meisjes en kinderen van armere ouders leren zelden of nooit lezen of schrijven. De meisjes helpen in het huishouden en de jongens leren het vak van hun vader. Sommige ouders sparen om hun kinderen toch naar school te kunnen sturen. Dankzij die opleiding maakt het kind kans om hoger in de maatschappij op te klimmen door bijvoorbeeld advocaat, ambtenaar of legerofficier te worden. Bij de rijke Romeinen staat vaak een min of meer geleerde slaaf in voor de opvoeding van de jongens. Het gaat meestal om een Griek, omdat de Romeinen veel bewondering hebben voor de Griekse cultuur. De kinderen kunnen van hun zevende tot hun achttiende (of twintigste) naar school. De indeling ziet er een beetje uit zoals in onze tijd. In het basisonderwijs leren ze lezen, rekenen en schrijven. In de hogere jaren leren ze grammatica en letterkunde en een beetje geschiedenis en aardrijkskunde. De laatste schooljaren (voor rijke kinderen) zijn gericht op het leren spreken in het openbaar. Oefeningen maken zit er niet echt in: de leerlingen moeten luisteren en teksten uit het hoofd leren. De leraren zijn bijzonder streng: wie lui is, krijgt stokslagen. In de hogere jaren wordt een leerling bij elke zware overtreding gegeseld met een leren zweep, terwijl de andere leerlingen hem vasthouden. Sommige vaders betalen privéleraars voor alle kinderen van hun gezin. Ook de slavenkinderen mogen de lessen bijwonen.

Lees de tekst en vul op blz. 255 punt 2 van het schema aan.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 drie rechten van de Romeinse man geven

2 met drie concrete voorbeelden de discriminatie van de vrouw bij de Romeinen bewijzen

3 drie verschillen tussen de positie van de Romeinse vrouw en die van een westerse vrouw in onze tijd geven

4 drie verschillen of gelijkenissen geven tussen het Romeinse en het hedendaagse onderwijs

5 drie verschillen of gelijkenissen geven tussen de Romeinse en de hedendaagse opvoeding

KUNNEN

1 gegevens uit de hedendaagse tijd vergelijken met soortgelijke gegevens uit de klassieke oudheid

2 bronnen volgens soort sorteren

3 de betrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

4 beoordelen of een bron representatief is om een historische vraag te beantwoorden

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Gezin en opvoeding LES 28 SCHEMA

1 Man, vrouw en huwelijk

Man Vrouw

De man bezit alles, heeft macht over zijn familie, iedereen moet naar hem luisteren ...

2 School en opvoeding

De vrouw leidt het huishouden en de huisslaven, beheert de huissleutels, mag scheiden, heeft geen politieke rechten, is huisvrouw.

Het Romeinse onderwijs Hedendaags onderwijs

Straf

Vakken

Studeren

Romeinse opvoeding:

• Mei sjes en kinderen van arme ouders

• Leraars =

• Ouders moeten schoolgeld betalen.

OPDRACHT 1

Rome, een stad vol tegenstellingen

Rome is bij het ontstaan een kleine boerengemeenschap, maar groeit uit tot een stedelijke ruimte en zelfs een heuse wereldstad. Net zoals in de grootsteden van onze tijd kent het Rome van 2 000 jaar geleden een aantal plus- en minpunten.

Hoe wonen de inwoners van Rome?

Hoe leven ze? Welke minpunten heeft het leven in Rome?

Kaartnr(s).

Wonen in Rome: luxueus of armoedig

Bron 1 Het huis van een rijke Romein

Bekijk de plattegrond van de Romeinse villa. Noteer de cijfers uit de tekening op de overeenkomstige plaatsen in de tekst.

We duwen de deur open. De drempel is versierd met een mozaïek . Aan weerszijden van de voorhal of vestibule (nr. ) zien we aan handelaars verhuurde winkels (nr. ), die op de straat uitgeven. Dan staan we in het atrium, een binnenplaats (nr. ); het is de belangrijkste ruimte in het huis. Een opening midden in het dak laat het regenwater in een vijvertje (nr. ) terechtkomen. Verscheidene deuren en gangen geven toegang tot de woonen slaapkamers (nr. en ).

Door een kleine gang (nr. ) kom je in een tuintje omgeven door zuiltjes (nr. ). Bij die tuin liggen de woonkamer, de kleine woonkamer, de keuken (nr. ) en de eetkamer (nr.

Reconstructietekening van een Romeinse villa

Bron 2 Het leven in een appartement (‘insula’)

Met ondersteuningen houden onze huisbazen de ineenstorting van hun bezit tegen. Ze behangen grote barsten in de bouwval en verzekeren huurders dat ze veilig kunnen slapen, terwijl het gebouw de hele tijd als een kaartenhuis aan elkaar hangt. Ik woon liever ergens waar branden en middernachtelijke paniektoestanden niet de gewoonste zaak van de wereld zijn. Tegen de tijd dat de rook je kamer op de derde verdieping heeft bereikt (terwijl je nog slaapt), brult je heldhaftige onderbuurman om water en is hij bezig zijn boeltje in veiligheid te brengen. Als op de gelijkvloerse verdieping alarm wordt geslagen, is de laatste die wordt geroosterd, de huurder op zolder, helemaal tussen de nestelende duiven met enkel de dakpannen die hem scheiden van de openlucht.

Uit: Juvenalis, Satire III, 2e eeuw

Juvenalis (1e-2e eeuw) is een Romeinse dichter. In zijn teksten drijft hij de spot met de rijke Romeinen uit zijn tijd. Hij vindt dat ze met de verkeerde dingen bezig zijn en zich slecht gedragen. Voor hem ging het er in Rome ‘vroeger’ veel beter aan toe, omdat de mensen toen nog veel eenvoudiger leefden. In de brontekst heeft hij het over de eigenaars van appartementsgebouwen.

a Lees de tekst van Juvenalis, bestudeer bron 3 en beantwoord de vragen.

- Bekijk bron 3. Hoeveel verdiepingen telt het gebouw?

- Waarom bouwde men in de hoogte, denk je?

Bron 3 Maquette

Maquette van de ‘insula’ van Diana, Ostia

- Hoe noemt Juvenalis de appartementsgebouwen in zijn tijd?

- Hoe proberen de eigenaars van ‘insulae’ te verbergen dat hun gebouwen niet veilig zijn? Onderstreep het antwoord in bron 2.

- Vergelijk de ‘insulae’ met appartementsgebouwen in jouw gemeente. Geef twee gelijkenissen en twee verschillen.

OPDRACHT 3

b Tot welke categorieën behoort de tekst van Juvenalis? Onderstreep de juiste antwoorden.

Historische bron / historisch werk

Primaire bron / secundaire bron

Geschreven bron / ongesch reven bron

c Op welke historische vraag geeft de tekst een antwoord? Onderstreep het juiste antwoord.

- Hoeveel inwoners telt een ‘insula’?

- Hoe kijkt Juvenalis naar de appartementsgebouwen in zijn tijd?

- Hoe probere n de eigenaars van de ‘insulae’ hun huurders eruit te zetten?

Leven of overleven

‘Popina’: een uitgebreide maaltijd 2

Een snelle hap of liever chic?

Uit eten gaan gaat natuurlijk ook in een stad als het oude Rome.

Thermopolium (snackbar), 3e eeuw, Ostia Antica

Bron 5 Reconstructietekening van een ‘thermopolium’

Hoe zou je het in onze tijd noemen? Vul het schema aan.

Rome Nu

‘Bar’: iets drinken, een kleine hap, gokken

‘Caupona’: eten, drinken en overnachten

Bron 4 Een thermopolium

Bron 6 Graanpap voor arme Romeinen

Het beeld dat Romeinen uitgebreide feestmaaltijden houden met veel wijn, fruit en vlees klopt niet helemaal. Enkel de rijke Romeinen kunnen zich dat veroorloven. De slaven en armste Romeinen eten heel sober. Hun belangrijkste voedingsbron is een graanpap die vandaag eerder als dierenvoedsel gebruikt zou worden.

a Wat denk jij van de voeding van de armste Romeinen?

b Welke gevolgen zou dat kunnen hebben voor hun gezondheid?

OPDRACHT 5 3 Bron 7 Rijke Romeinen aan tafel

c Waarvan wordt die drank gemaakt?

a Bestudeer de bron. Hoe eten rijke Romeinen?

b Wat drinken ze bij het eten?

d Zoek zelf op wat rijke Romeinen eten. Wat kun je vandaag nog steeds in een restaurant bestellen?

Rome leeft dag en nacht

Rome is een overbevolkte stad met een multiculturele samenleving . In de straten wriemelt het van het volk. Doordat de winkeliers hun waren op de stoep uitstallen, belemmeren zij de toch al nauwe doorgang. Op enkele uitzonderingen na mogen wagens overdag de stad niet in. Daarom verplaatsen de rijken zich in een draagstoel. ’s Avonds worden de poorten opengezet zodat de stad bevoorraad kan worden. Dan drijft men zelfs koeien, paarden, schapen … door de straten naar de slachthuizen. Enkel wie heel rijk is, woont in een rustige wijk en kan in Rome genieten van een ongestoorde slaap. De drukte brengt natuurlijk ook veel vuil met zich mee. In Rome is er geen dienst om het vuil op te halen. Daardoor blijft het vuilnis vaak achter op pleintjes of op de straten. Dat zorgt natuurlijk voor de nodige geurhinder en ziekten! Ten slotte zijn er in Rome ook veel dieven, bedelaars, dronkaards, vechtersbazen … Een modern politiekorps om alles in de gaten te houden, ontbreekt. Bovendien is het na zonsondergang erg donker omdat er nauwelijks straatverlichting is. Daarom is het onveilig om ’s avonds alleen door de straten te lopen.

a Lees de lestekst. Welke verschillen bestaan er tussen armen en rijken?

b Noem drie verschillen tussen het (nachtelijke) leven in Rome en het leven in een stad in onze tijd.

OPDRACHT 7

Bron 8 Een pondera of oversteekplaats in Pompeji

a Waarom zouden de Romeinen de straat oversteken op een rij stenen?

b Aan welk gedeelte van de straat in een moderne stad doet deze oversteekplaats je denken?

Kenden de Romeinen pizza?

Pasta’s zoals spaghetti kenden de Romeinen niet. Maar er bestond wel al een soort pizza. De ‘ofellae’ waren kleine, ronde baksels met vulling, zoals bijvoorbeeld kaas. Maar een groot verschil met onze pizza’s: de Romeinen gebruikten geen tomaten!

Openbare toiletten

In de vele openbare toiletten die Rome rijk was, kon men makkelijk een praatje maken of de laatste roddels uitwisselen. Men zat er immers open en ‘bloot’, aangezien er geen scheidingswanden waren. In plaats van toiletpapier gebruikte men een spons, die men achteraf spoelde in een goot met stromend water.

@VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘stedelijke ruimte’ en ‘multiculturele samenleving’ uitleggen

2 beschrijven hoe een rijke en een arme Romein wonen

3 de eetgewoonten van de rijken en armen vergelijken

4 het leven in de straten van Rome kort beschrijven

5 drie verschillen tussen het leven in Rome en het leven in een moderne grootstad geven

6 drie gelijkenissen tussen het leven in Rome en het leven in een moderne grootstad geven

KUNNEN

1 aan de hand van een afb eelding een huis van een rijke Romein en een ‘insula’ beschrijven

2 soorten bronnen identificeren

3 de bruikbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Rome, een stad vol tegenstellingen

1 Wonen in Rome: luxueus of armoedig

Rijke Romein: groot huis

Voordelen:

- ruime inrichting

- eigen watervoorziening

- baden en toiletten

- aangesloten op de riolering

2 Leven of overleven

Rijke Romein: lekker en gevarieerd eten

Voorbeelden:

- rund- en varkensvlees

- verschillende vissoorten

- groenten en fruit

- melkproducten en wijn

3 Rome leeft dag en nacht

Arme Romein: huurkazerne of ‘insula’

Nadelen:

- geen water of sanitaire voorzieningen

- grote ramen (heet in de zomer en koud in de winter)

- slechte verwarming en geen schouwen

- vuil en gevaar voor instorting en brand

Arme Romein: heel sober eten

Voorbeelden:

- graanbrij

- haalt zijn eten in gaarkeukens of snackbars

Rome is een overbevolkte stad met verschillende minpunten:

- weinig plaats, nauwe doorgangen (wagens mogen overdag de stad niet in)

- ’s nachts veel lawaai in de straten (door bevoorrading van de stad)

- veel vuilnis en daardoor stank (omdat er geen ophaaldiensten zijn)

- weinig veiligheid (door dieven, bedelaars, dronka ards …)

G Democratie in de moderne tijd en vandaag

De Atheense burgers kunnen in de 5e en 4e eeuw v.C. in de volksvergadering stemmen over de wetten (zie les 8). Na 1800 ontstaat in enkele westerse landen de moderne democratie . In dit onderdeel leer je wat dat betekent in België in de moderne en de hedendaagse tijd.

Philipp von Foltz, 1852

Philipp von Foltz (1805-1877) is een Duitse kunstschilder. Hij maakt het schilderij in opdracht van de liberale koning Maximiliaan II van Beieren voor het Maximilianeum in München. Foltz staat bekend als schilder van historiestukken. Het schilderij toont Perikles die de Atheense burgers toespreekt.

a Op welke historische vraag kan het schilderij een betrouwbaar antwoord geven? Onderstreep het juiste antwoord.

- Hoe heeft de toespraak van Perikles er precies uitgezien?

- Welk beeld heeft men in de 19e eeuw van de democratie in Athene?

b Geef ook een kort antwoord op de vraag.

Bron Perikles

De parlementaire democratie

De Atheense democratie in de 5e en 4e eeuw v.C. is beperkt. Vrouwen, metoiken, slaven en jongeren hebben geen inspraak (zie les 8). België noemt zich vandaag ook een democratie.

Wat verstaat men vandaag onder dat woord? Is België altijd een democratie geweest? Waarin verschilt ze van de Atheense democratie?

onafhankelijkheid België

België is een democratische rechtsstaat

Kaartnr(s).

vrouwenstemrechtstemrecht vanaf 18 jaar

Het woord democratie bestaat uit de Griekse woorden ‘demos’ (volk) en ‘kratein’ (heersen). In een democratie heerst dus het volk. Anders gezegd: het volk heeft de macht of het volk beslist. Zo staat het ook in de Belgische grondwet. De grondwet is de voornaamste wet, ‘de grond’ van alle andere wetten. Geen enkele wet mag in tegenspraak zijn met de grondwet. In die grondwet staan de rechten en vrijheden van elke Belg en ook hoe het land wordt bestuurd.

Om de vijf jaar kiezen alle Belgen vanaf 18 jaar 150 volksvertegenwoordigers, die ons vertegenwoordigen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, ook wel ‘de Kamer’ genoemd. De Belgen worden ook vertegenwoordigd door de senatoren in de Senaat . De 60 senatoren worden aangeduid door de parlementen van de gemeenschappen en de gewesten.

Via verkiezingen duiden de Belgen ook vertegenwoordigers aan in de gemeenteraad, de provincie raad, de gemeenschappen en de gewesten en het Europees Parlement. Al die verkozenen beslissen in onze plaats. Wij beslissen dus niet direct, maar indirect (zie les 8). België is bijgevolg een indirecte democratie.

Het parlement, de wetgevende macht, maakt de wetten die alle Belgen moeten naleven. Wetten zijn beslissingen, regels en afspraken die je leven regelen. Ook de plannen van de regering moeten door het parlement worden goedgekeurd. Het parlement controleert de regering. De regering, de uitvoerende macht, moet ervoor zorgen dat beslissingen of wetten uitgevoerd worden. Ze bestaat uit ministers en staatssecretarissen. Die moeten door het parlement aanvaard worden. Vele duizenden ambtenaren werken voor de regering in de verschillende ministeries. De rechtbanken, de rechterlijke macht, vervolgen diegenen die de wetten niet naleven. In een rechtsstaat is iedereen gelijk voor de wet en iedereen, zelfs de koning, moet de wetten respecteren. De koning is het staatshoofd. Hij heeft weinig macht. De regering en het parlement hebben de werkelijke macht.

één man, één stem
meervoudig stemrecht

Onderstreep de kernwoorden in de tekst.

Vul aan de hand van de tekst deel 1 van het schema op blz. 268 aan.

Vul het onderstaande schema in en maak zo duidelijk wie op de verschillende bestuursniveaus de macht heeft.

Niveau

Wetgevende macht Uitvoerende macht Rechterlijke macht

Gemeente rechtbanken en gerechtshoven

Provincie

Vlaamse overheid

Federale overheid (België)

Bron 1 Uit de Grondwet

Alle machten gaan uit van de Natie. (...)

Artikel 33 van de Grondwet

a Zoek in de verklarende woordenlijst de betekenis op van ‘natie’

b Wie heeft in België volgens artikel 33 van de Grondwet de macht?

De lange weg naar democratie in België

België maakt zich in 1830 los van Nederland. Een jaar later keurt het Nationaal Congres, het eerste Belgische parlement, de grondwet goed. Daarin staan veel vrijheden. België is volgens die grondwet een democratie met een parlement, een regering en rechtbanken. De democratie is echter heel beperkt. Een heel groot deel van de bevolking mag immers niet gaan stemmen. Enkel wie voldoende belastingen betaalt, krijgt stemrecht . In de 19e eeuw zijn dat alleen de hele rijken. Het parlement en de regering hebben dan ook weinig aandacht voor de problemen van de armen. Pas vanaf 1919 wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen arm en rijk: alle mannen hebben een stem. De vrouwen krijgen pas stemrecht in 1948. En de jeugd? Tot 1981 moet je 21 jaar zijn om te stemmen. Vanaf 1981 moeten alle Belgen vanaf 18 jaar naar het kieslokaal. Sinds 2024 is er in Vlaanderen niet langer opkomstplicht voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen en hebben jongeren vanaf 16 jaar stemrecht voor het Europees Parlement.

OPDRACHT 5

OPDRACHT 6

Vul aan de hand van de tekst punt 2 van het schema op blz. 268 aan.

Bron 2 Schema

REGERINGEN

PARLEMENTEN

KIEZERS

a Hoe worden de leden van de parlementen aangeduid?

b Hoe worden de regeringen gevormd?

OPDRACHT 7

Bron 3 De opkomst bij de provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen in Vlaanderen

De cijfers komen van www.vlaanderen.be. Vooral vrouwen, jongeren en laaggeschoolden gingen minder stemmen.

a Hoe verklaar je de sterke daling in 2024?

b Wat vind je zelf van de afschaffing van de opkomstplicht? Bespreek klassikaal en noteer een voordeel en een nadeel.

OPDRACHT 8

België en Athene, hoe democratisch?

De Belgische parlementaire democratie sluit minder mensen uit dan de Atheense democratie. Vrouwen en mannen, jongeren (vanaf 18 jaar) en ouderen, arm en rijk, iedereen krijgt in het stemhokje een stem. Uit lijsten opgesteld door politieke partijen kunnen alle volwassen Belgische burgers hun vertegenwoordigers kiezen. Die beslissen in de parlementen en vaardigen wetten uit. Dat noemen we indirecte democratie . In Athene in de volksvergadering beslissen de burgers zelf. Dat noemen we directe democratie . Ze zijn niet verplicht om naar de volksvergadering te komen. Elke Atheense burger kan door loting wel verplicht worden in de Raad van Vijfhonderd te zetelen. In België is er geen verplichte deelname aan het bestuur. Wel moet elke burger bij de meeste verkiezingen verplicht naar het stemlokaal.

Lees de lestekst en vul in: Belgische democratie of Atheense democratie.

- Alle volwassen burgers hebben stemrecht.

- De democratie is direct: de burgers beslissen zelf.

- Sommige burgers worden door loting verplicht om deel te nemen aan het bestuur.

- Alle volwassen burgers moeten bij de meeste verkiezingen verplicht naar het stemlokaal.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘rechtsstaat’, ‘(in)directe democratie’, ‘volksvertegenwoordiger’, ‘wetgevende macht’, ‘uitvoerende macht’, ‘rechterlijke macht’ en ‘grondwet’ uitleggen

2 een hedendaagse verklaring voor het begrip ‘democratie’ geven

3 de beperking van de Belgische democratie voor 1981 met drie voorbeelden aantonen

4 vier verschillen tussen de Belgische en de Atheense democratie opnoemen

KUNNEN

1 informatie in de wo ordenlijst opzoeken

2 een schema van een tekst maken

3 kernwoorden in een tekst onderstrepen

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

1 België is een democratische rechtsstaat

Belgische grondwet: het volk heeft de macht = inhoud van de grondwet:-

Indirecte democratie = volksvertegenwoordigers

Wetgevende macht =

Uitvoerende macht =

Rechterlijke macht =

Rol van de koning =

Verkiezingen:

De parlementaire democratie LES 30 SCHEMA @VANIN

taak: taak: taak: (weinig macht)

Rechtsstaat: iedereen is gelijk voor de wet.

2 De lange weg naar democratie in België

1830

1831 1914-1918

Grondwet: parlement

Beperkt stemrecht: voor armen: weinig aandacht

Eerste Wereldoorlog: angst voor opstand

1919 Beperkt stemrecht:

1948

1981

2024 Ook jongeren vanaf 16 jaar voor de Europese verkiezingen

Afschaffing opkomstplicht voor de lokale verkiezingen

Besluit: beperkt stemrecht tot 1981 beperkte democratie tot 1981

3 België en Athene, hoe democratisch?

Atheense democratie

Direct

Beperkt

Belgische democratie

Indirect

Alle volwassen burgers

Het federale België

België is een federale staat die bestaat uit gewesten en gemeenschappen. Buitenlanders vinden dat België een ingewikkeld land is met veel regeringen en parlementen. Misschien deel je wel hun mening. Je hebt bijvoorbeeld een Belgische, een Vlaamse, een Waalse, een Duitstalige, een Franse en zelfs een Brusselse regering. Bovendien is ons land lid van de Europese Unie. Waarom België een federale staat is geworden, zul je nog leren in de volgende schooljaren.

Wat is een federale staat met gewesten en gemeenschappen? Welke rol speelt de Europese Unie in België?

Kaartnr(s).

1830 1970 1993

BELGIË

FEDERAAL BELGIË EU

België is een federale staat

In een federale staat is de macht verdeeld tussen een federale overheid voor het hele land en regionale overheden die een deel van het land besturen (deelstaten). Men heeft in België geprobeerd rekening te houden met de eisen en de wensen van Vlamingen, Walen, Franstalige Brusselaars en Duitstaligen. De federale overheid beslist vandaag enkel nog over het leger, de munt, de werklozensteun, de ziekteverzekering, de pensioenen, de spoorwegen, de post en de rechtspraak. Drie gemeenschappen en drie gewesten vormen de regio’s. Zij krijgen sinds 1970 steeds meer bevoegdheden.

Gemeenschappen en gewesten

Bron 1 De gemeenschappen

Vlaamse gemeenschap

Franse gemeenschap

Duitstalige gemeenschap

Bron 2 De vlaggen van de gemeenschappen

Vlaams Frans Duitstalig

Bron 3 De gewesten

Noordzee

NEDERLAND

FRANKRIJK

Vlaams Gewest

Waals Gewest

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

0 50 km

Bron 4 De vlaggen van de gewesten

Vlaanderen Wallonië Brussel

DUITSLAND

De Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschappen beslissen over onderwijs, cultuur, kinderbijslag, welzijn (o.a. hulp aan andersvaliden) ...

De Vlaamse, Brusselse en Waalse gewesten beslissen over materiële zaken, zoals het wegennetwerk, milieu en economie.

De Vlamingen hebben het geheel vereenvoudigd door het Vlaams Gewest en de Vlaamse gemeenschap met elkaar te fuseren. Zij vormen één regering en één parlement. De Vlaamse regering is de uitvoerende macht en het Vlaams Parlement de wetgevende macht (zie les 30).

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

Bestudeer bron 1 en 3. Omcirkel het juiste antwoord.

- België heeft drie gemeenschappen en drie gewesten. Juist / fout

- Brussel is een gemeenschap. Juist / fout

- De Duitstalige gemeenschap ligt in het Waals Gewest. Juist / fout

- De Vlaamse en de Franse gemeenschap hebben bevoegdheden in Brussel. Juist / fout

- In totaal telt België zes regeringen e n parlementen . Juist / fout

Vul het deel van het schema op blz. 274 over het federale België verder aan met behulp van de lestekst.

De economische situatie omstreeks 2020

Bron 5 Bevolkingsaantallen regio’s in 2023

Bron: http://statbel.fgov.be

Bron 7 Werklozen tussen 15 en 64 jaar oud in 2024

Bron 6 Aandeel van de regio’s in de Belgische uitvoer in 2023

Bron: flandersinvestmentandtrade.com

Bron 8 Aantal huishoudens waarin geen enkele volwassene betaald werk verricht in 2020

Bron: http://statbel.fgov.be

Bron: http://statbel.fgov.be

Bestudeer de diagrammen en omcirkel het juiste antwoord.

- Er leven meer Franstaligen dan Nederlandstaligen in België. Juist / fout

- Vlaanderen telt meer werklozen dan Wallonië. Juist / fout

- Brussel heeft een gro ot aandeel in de Belgische export . Juist / fout

- Econo misch staat Vlaanderen er beter voor dan de andere regio’s. Juist / fout

OPDRACHT 4

België is lid van de Europese Unie

België heeft na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) een belangrijke rol gespeeld in de samenwerking tussen de Europese landen. Ons land is dan ook vanaf het begin, in 1993, lid van de Europese Unie (EU). Die beslist grotendeels over economische zaken, energie, milieu, vervoer ... De uitvoerende macht is in handen van de Europese Commissie. De wetgevende macht is in handen van de Europese Raad, die bestaat uit staatshoofden en ministers van de lidstaten en het Europese Parlement. Dat laatste wordt verkozen door de burgers van de Europese Unie.

Welk parlement zie je op deze foto? Vul in.

Zoek bij elke omschrijving de juiste vlag op het stickervel en noteer het juiste gebied.

Vlag Omschrijving Gebied

De kleuren van deze vlag komen van het wapenschild van het vroegere hertogdom Brabant (een gele leeuw met rode klauwen op een zwarte achtergrond). Omdat het gemakkelijker is drie kleuren aan elkaar te naaien dan een leeuw op een vlag te borduren, kiezen revolutionairen op het einde van de 18e eeuw voor de driekleur. In 1830 wordt die vlag opnieuw gebruikt.

Deze vlag is ook gebaseerd op een middeleeuws wapenschild van een vorstendom. De graaf van dat vorstendom gebruikt het symbool voor het eerst in de 12e eeuw. Hij heeft het overgenomen van een andere adellijke familie, waartoe de koning van Engeland behoorde (de Plantagenets). Oorspronkelijk leek het dier meer op een luipaard.

De twaalf sterren op deze vlag symboliseren volmaaktheid en eenheid.

De vlag van dit gewest verwijst naar een iris. Die bloem groeide in het moerasgebied waar het centrum van dat gewest is ontstaan. Dat dorp lag op het Sint-Gorikseiland. Het blauw verwijst naar de huidige functie als hoofdstad van de EU.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘lokaal’ en ‘regionaal’ uitleggen

2 de begrippen ‘Europese

Unie’, ‘federale staat’, ‘gewest’, ‘gemeenschap’, ‘provincie’ en ‘gemeente’ uitleggen

3 de drie gemeenschappen en de drie gewesten opnoemen

KUNNEN

1 op een kaart de drie gemeenschappen en de drie gewesten aanduiden

2 de vlag van de Europ ese Unie, van België en van Vlaanderen herkennen

3 met behulp van een tabel een verschil tussen de regio’s geven

Een aantal onderdelen van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op iDiddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeel kunt, zet je een kruisje in het vakje.

Het federale België

1 België is een federale staat

Federale staat: macht verdeeld tussen

regio’s, deelstaten = overheden voor delen van het land

Drie gemeenschappen =

Bevoegdheden =

federale overheid = overheid voor het hele land

Bevoegdheden =

Drie gewesten =

Bevoegdheden =

Vlaanderen = gewest + gemeenschap

2 België is lid van de Europese Unie

België belangrijke rol in Europese samenwerking na 1945

België lid van de Europese Unie (EU) in 1993

EU beslist over economie, energie, milieu, vervoer ...

EU: - uitvoerende macht = Europese Commissie - wetgevende macht = Europese Raad + Europees Parlement

Woordenlijst

We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen.

Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje.

Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het groen.

akropolis: letterlijk: ‘hoogste stad’ of ‘bovenstad’; in de Mykeense cultuur was de akropolis de versterkte burcht; later worden de burchten en paleizen meestal vervangen door tempels.

amfoor: kruik met twee oren die onderaan uitloopt in een punt

anatomie: bouw van het menselijke lichaam

arcadisch: of pastoraal; idyllisch, landelijk, een ideale plaats vol bloemen, fruit en bossen, helder water, vogelzang en een eeuwige zomer, een soort aards paradijs

archeologie: wetenschap die overblijfselen van oude culturen onderzoekt

aristocratie: elite met politieke macht; het zijn grootgrondbezitters; afkomstig van het Grieks en betekent letterlijk: ‘de besten zijn aan de macht’

autarkie: economische zelfstandigheid; d.w.z. dat men volledig in de eigen behoeften voorziet en dus geen producten hoeft te importeren.

autocraat: persoon die in een land in zijn eentje heel veel politieke macht heeft

autocratie: regeringsvorm met onbeperkte macht voor één persoon

autonomie: zelfstandigheid, onafhankelijkheid (autonoom = zelfstandig, onafhankelijk)

bas-reliëf: halfverheven beeldhouwwerk met een driedimensionale voorkant en een platte achterkant, uitgewerkt op bijvoorbeeld een muur of een muntstuk, met weinig hoogteverschil

bekken: plat, lager gelegen gebied of zee

bestuursniveau: verschil tussen de overheden naargelang het gebied waarover ze iets te zeggen hebben. Je kunt bijvoorbeeld een lokaal, regionaal, federaal en Europees bestuursniveau onderscheiden.

blijspel: Grieks toneelgenre; spot vaak met personen en gebeurtenissen uit het dagelijkse leven of met politici; synoniem: komedie

bondgenootschap: of alliantie; een verdrag tussen staten, zakenpartners of individuen, vanwege een gemeenschappelijk voordeel; allianties kunnen militair van aard zijn en komen in de geschiedenis veelvuldig voor.

borstbeeld: of buste; een beeld van het hoofd met een deel van de borst, meestal van bestaande personen, te vergelijken met een portret

burgeroorlog: oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land

burgerrechten: rechten voorbehouden aan de burgers; het Romeinse burgerrecht was er voor de Romeinen.

Caesar: het woord keizer (en ook het Russische tsaar) komt van de naam van Julius Gaius Caesar, adoptievader van de eerste Romeinse keizer, Augustus.

camee: in reliëf gesneden, veelkleurige siersteen

conservatief: behoudsgezind; tegen vernieuwing of modernisering

consul: het hoogste politieke ambt tijdens de Romeinse republiek; jaarlijks worden er twee consuls gekozen.

continentaal: verwijst naar het werelddeel

continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op de zee

continuïteit: wat (in wezen) hetzelfde blijft

decadentie: verval, verwildering van de zeden, het nastreven van bizar genot en overdadige luxe

democratie: het volk heeft inspraak in het bestuur.

diadochenrijken: de diadochen zijn de generaals van het leger van Alexander de Grote. Ze nemen na zijn dood het gigantische rijk over en verdelen het in een aantal zogenaamde diadochenrijken.

discipline: tucht, waarbij alle bevelen zonder aarzelen worden opgevolgd; andere betekenis: tak van sport

dynastie: opeenvolgende heersers die tot dezelfde familie behoren

elite: dunne toplaag van de sociale piramide: de rijkste en machtigste mensen

Etrusken: hoogontwikkeld volk dat leefde in het noorden van Italië. In 280 v.C. worden de Etruskische steden definitief verslagen door de Romeinen.

evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd; zie ‘verandering’

export: uitvoer van goederen naar andere landen

filosofie: wetenschap die systematisch fundamentele en kritische vragen stelt over onder andere de mens en de samenleving, kennis en waarheid, goed en kwaad en daarop met het verstand algemene antwoorden probeert te formuleren

forum: plein waar het volk samenkwam om politieke zaken te bespreken; ook handelscentrum met veel winkels en openbare gebouwen; bv. het Forum Romanum

fresco: muurschildering in waterverf op verse, natte kalk

fries: (in de Griekse architectuur) een horizontale strook met schilder- of beeldhouwwerk boven de archi traaf of hoofdbalk

fronton: bovenste gedeelte van een gevel, vaak in de vorm van een driehoek

geïdealiseerd: mooier, beter voorgesteld dan in werkelijk heid

gesloten ruimte: kan verwijzen naar een gesloten landschap of naar een gesloten samenleving

globaal: verwijst naar de wereld

grondstoffen: zijn aanwezig in de natuur en worden gebruikt om ‘afgewerkte producten’ mee te maken; voorbeelden van grondstoffen zijn metaal, hout, graan ...

heerbaan: of heirbaan ; stevig aangelegde, stenen wegen die de meeste delen van het Romeinse Rijk met elkaar verbinden (voor de handel en vlotte verplaatsing van legertroepen).

Hellas: het Griekse woord voor Griekenland ( Ελλάς : ‘Ellás’); de Nederlandse naam Griekenland en verwante namen in veel andere talen komen van het Latijnse ‘Magna Graecia’.

Helleens: van de Hellenen; Helleen is het Griekse woord voor Griek, inwoner van Hellas.

hellenisme: hellenistisch betekent ‘Griekssprekend’ en ‘Grieksgezind’. In het hellenisme vermengen oosterse gewoonten en Griekse cultuurelementen zich tot een nieuwe samenlevingsvorm, waarin het Griekse aspect toonaangevend is.

Herakles: halfgod uit de Griekse mythologie; de Romeinen noemen hem Hercules.

Iberisch Schiereiland: Portugal en Spanje vormen samen het Iberische Schiereiland; een schiereiland is grotendeels omgeven door water en met slechts één stuk verbonden met het land.

idealisme: ideaal, mooier of beter voorgesteld dan de werkelijkheid

imperator: eretitel die de soldaten aan hun aanvoerder kunnen geven

imperialisme: het streven van een land naar uitbreiding van het grondgebied ten koste van andere landen of volkeren

import: invoer van goederen uit andere landen

Indo-Europeanen: groep van aan elkaar verwante volkeren die waarschijnlijk een gemeenschappelijke taal hebben. Oorspronkelijk leven ze allemaal op de grasvlakten van Zuid-Rusland. Omstreeks 3000 v.C. trekken de eerste Indo-Europeanen in de richting van West-Europa. Kelten, Perzen, Romeinen, Noord-Indiërs, Hittieten, Germanen, Koerden ... zijn allemaal IndoEuropese volkeren.

industrialisatie: vanaf ca. 1750 worden de eerste machines uitgevonden. De productie kan vanaf dat moment machinaal gebeuren. Die vernieuwing zal het leven van de mens ingrijpend veranderen.

kapiteel: bovenste gedeelte van een zuil; dient om de last op het smallere vlak van de zuil over te brengen

kolonie: dochterpolis, meestal overzee gesticht door een Griekse moederpolis. Beide poleis zijn onafhankelijk van elkaar. Dat verschilt duidelijk van de Europese kolonies uit de vroegmoderne en moderne tijd. Die kolonies blijven afhankelijk van het moederland. De Griekse moederpolis en dochterpolis onderhouden wel stevige contacten en drijven vooral handel met elkaar. De kolonies leveren grondstoffen aan en kopen afgewerkte producten van de moederpolis.

kolonisatie: in de klassieke oudheid het oprichten van een dochterpolis door een moederpolis; beide poleis zijn onafhankelijk van elkaar en drijven handel.

komedie: Grieks toneelgenre; spot vaak met personen en gebeurtenissen uit het dagelijkse leven of met politici; synoniem: blijspel

landvoogd: gouverneur, vertegenwoordiger van de overheid in een bepaald gebied

latifundia: enk.: latifundium; grootschalige landbouwbedrijven bewerkt door slaven

Latijn: taal van de Latijnen; door de Romeinse veroveringen wordt het Latijn de voertaal in het westelijke deel van het Romeinse Rijk.

Latium: regio in het midden van Italië met als hoofdstad Rome; in het gebied wonen verschillende Latijnse stammen: de Latijnen.

lauwerkrans: of laurierkrans; een cirkelvormige krans gemaakt van in elkaar hakende takken van de laurier, in de klassieke oudheid geschonken aan overwinnaars; niet te verwarren met olijftakken, symbool voor de vrede op de vlag van de VN

lokaal: verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)

Maecenas: beroemde Romeinse staatsman en vriend van keizer Augustus; reeds in de oudheid kreeg zijn naam de betekenis van ‘beschermer en sponsor van kunst’; zie ‘mecenas’.

Magna Graecia: letterlijk: ‘Groot Griekenland’; Romeinse naam voor het door de Grieken gekoloniseerde deel van Zuid-Italië en later voor alle Griekse gebieden; afgeleid van het Griekse ‘Graikós’: de naam van een Grieks volk

maritieme ruimte: aan of op zee

mecenas: iemand die kunstenaars financieel ondersteunt, sponsort; zie ‘Maecenas’

migratie: het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere

militair: alles wat met het leger te maken heeft

monarchie: koningschap, een bestuursvorm waarbij een koning aan het hoofd van het land staat

mondelinge traditie: het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie

monumentaal: heel groot

mozaïek: legwerk van stukjes steen, glas of marmer als vloer- of wandversiering

multiculturele samenleving: samenleving met mensen uit verschillende culturen en godsdiensten

mythe: overgeleverd verhaal over daden van goden, halfgoden of goddelijke voorouders; de mythen verklaren de herkomst en godsdienst van een volk.

mythologie: het geheel van mythen van een bepaalde cultuur, bijvoorbeeld de Griekse mythologie

natie: het hele volk dat behoort tot een bepaalde staat

nationaal: verwijst naar de staat of het land

nijverheid: economische sector; het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiksen luxevoorwerpen; voor de periode na de industrialisatie (ca. 1800) spreken we van industrie in plaats van nijverheid.

nobilitas: Romeinse klasse; de nobiles zijn patriciërs of rijke plebejers; ongeveer 1 % van de bevolking.

ongelijkheid: er zijn verschillende sociale groepen, met meer of minder aanzien, macht en rijkdom.

oorlog en vrede: de geschiedenis wordt gekenmerkt door afwisseling van oorlog en vrede.

open ruimte: kan verwijzen naar een open landschap of naar een open samenleving

openbaar: gemaakt en toegankelijk voor het grote publiek

orakel: advies gegeven door priesters of priesteressen, die daarbij beïnvloed worden door een god

overheid: bestuurt en heeft politieke macht

paleiseconomie: het koninklijk paleis is de draaischijf van de economie: het bewaart en verdeelt de voorraden en bestuurt de omliggende dorpen.

panhelleens: over de gehele Griekse wereld; aan de Panhelleense Spelen namen atleten uit de hele Griekse wereld deel; die spelen worden ook wel ‘kransspelen’ genoemd, omdat de winnaars een lauwerkrans als prijs kregen.

pankration: bikkelharde Griekse vechtsport, die een mengeling is van boksen en worstelen; het woord betekent letterlijk: alle (‘pan’) kracht (‘kratos’).

pastoraal: zie ‘arcadisch’

patriarchale samenleving: samenleving waarin de man (‘pater familias’) alle macht heeft

patriciër: lid van de oudste, vooraanstaande Romeinse families, grootgrondbezitters; het familiehoofd (vader of ‘pater’ in het Latijn) zetelt in de senaat.

Peloponnesos: het grootste Griekse schiereiland, slechts over een dunne strook van 10 km met het Griekse vasteland verbonden; de Peloponnesos heeft de vorm van een uier.

periferie: gebieden verder afgelegen van een bepaald centrum, noemen we de periferie rond dat centrum.

plebejer: gewone Romeinse burger, iemand uit het volk (‘plebs’ in het Latijn), een nietpatriciër

polis: mv.: poleis; Griekse stadstaat, bestaande uit de versterkte akropolis en de omliggende landbouwgebieden en dorpen; de poleis zijn politiek en economisch autonoom; de eerste poleis ontstaan tussen 1000 v.C. en 800 v.C.

pontifex maximus: ‘hoogste priester’, de titel van de belangrijkste priester van de Romeinse godsdienst

populariteit: als de massa, het gewone volk je goed of leuk vindt, ben je populair en geniet je een grote populariteit.

proletariërs: of proletariaat ; bezitlozen; de proletariërs waren een snel groeiende bevolkingsgroep in Rome, bestaande uit heel arme plebejers en ingeweken boeren. Zij bezaten enkel hun kinderen (‘proles’ in het Latijn).

provincia: een veroverd gebied buiten Italië; heeft meestal de betekenis van een wingewest

Punisch: naar de Latijnse benaming voor Feniciërs en Carthagers; de Romeinen noemen de Carthagers ‘Poeni’.

realisme: waarheidsgetrouwe kunst

rechtsstaat: staatsvorm waarin de overheid gebonden is aan het recht. Dat betekent dat wetten en regels begrenzen hoe de overheid macht uitoefent. De inwoners hebben fundamentele rechten (grondrechten), die de overheid niet zomaar mag beperken.

redenaar: beoefenaar van de kunst van de welsprekendheid; met een gestructureerde tekst probeert hij een publiek te informeren, te vermaken of te overtuigen.

regionaal: verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)

reliëf: soort beeldhouwkunst: figuren worden uitgehouwen in de steen van een gebouw en maken dus deel uit van dat gebouw.

republiek: land waar het staatshoofd op een bepaalde manier wordt gekozen

rijk: een staat; met een bevolking, een grondgebied en een politieke organisatie

Romeinen: oorspronkelijk de inwoners van Rome, later alle burgers van het Romeinse Rijk

rurale ruimte: het platteland

schiereiland: land dat aan drie zijden omgeven is door water en aan één zijde verbonden is met het vasteland

schuldslaven: mensen die als slaaf verkocht worden, omdat ze schulden hebben

senaat: een politieke instelling, letterlijk: ‘raad van ouderen’; ‘senex’ betekent ‘oude man’; in België de Tweede Kamer van het parlement

slavernij: onvrije arbeid; de slaaf is eigendom van zijn meester.

staatsgodsdienst: officiële godsdienst van een land

stadstaat: politieke organisatie in het Oude Griekenland; zie ‘polis’

standenmaatschappij: samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren

standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen.

statisch: niet bewegend

stedelijke ruimte: de stad

stoommachine: de eerste ‘machine’; de stoom zorgt voor een automatische beweging. Denk aan de locomotief van een stoomtrein.

strategisch: belangrijk om oorlog te voeren of iets te controleren

symmetrisch: wanneer twee helften elkaars spiegelbeeld zijn.

tragedie: of treurspel ; Grieks toneelgenre; meestal een triest verhaal dat uitbeeldt hoe mensen met hun gevoelens en problemen omgaan

triumviraat: het begrip komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘driemanschap’; een (politiek) bondgenootschap tussen drie personen

verandering: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk; zie ‘evolutie’

vetorecht: letterlijk: ‘ik verbied-recht’; het recht om een (democratische) beslissing tegen te houden

volkstribuun: belangrijk Romeins ambt; de volkstribuun verdedigt de belangen van het volk en kan daartoe ieder besluit van de volksvergadering en senaat tegenhouden.

volksvergadering: vergaderingen van het hele Romeinse volk; ze hebben in theorie uitgebreide bevoegdheden, maar in de praktijk is hun macht beperkt.

volksverhuizingen: grootschalige verplaatsingen van Germaanse en Aziatische stammen tussen het einde van de 4e eeuw en de 7e eeuw vanuit Noord- en OostEuropa naar het zuiden en het westen. De volksverhuizingen zijn een van de oorzaken van de val van het Romeinse Rijk.

wetenschap: systematisch verkregen en geordende kennis; het proces van kennisverwerving

Mijn persoonlijk woordenboek

Het is best mogelijk dat er nog andere woorden in dit leerwerkboek staan die je niet begrijpt. Dan zoek je die woorden op in een woordenboek of op het internet. Vaak vind je bij een woord verschillende betekenissen. De eerste betekenis is niet noodzakelijk de juiste. Als men jou zou zeggen dat je heel geslepen bent, betekent dat niet dat je gepolijst bent, zoals in de woordverklaring staat. Dan moet je een andere betekenis kiezen. Denk dus altijd goed na en kies die betekenis die het best past in de tekst die je probeert te begrijpen. Les

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.