Sapiens
Geschiedenis
Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) & Dubbele finaliteit (1u)
3 Sapiens
Geschiedenis
Wouter Smets
Els Vinckx
Dries De Saveur
Birgit Reusens
Thomas Schonkeren
Tom Vuchelen
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.
3 Sapiens
Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) & Dubbele finaliteit (1u)
LET OP: ACTIVEER DEZE LICENTIE
PAS VANAF 1 SEPTEMBER; DE LICENTIEPERIODE START VANAF ACTIVATIE EN IS 365 DAGEN GELDIG.
!©VANIN
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Conceptgroep Sapiens derde jaar: Els Vinckx
Dries De Saveur o.l.v. Wouter Smets
Auteur burgerschapscompetentie (GO): Li's Verheyden
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0683-3
D/2024/0078/235
Art. 606736/01
NUR 120
Wetenschappelijk advies: Brigitte Meijns (KULeuven)
Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Zetwerk: Banananas.net
Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)
Inhoud
Starten met Sapiens 3 5
Diddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 3 8
Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 9
Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan? 12
Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan? 14
Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf? 16
Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode? 19
Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak? 21
Hoofdstuk 2:
De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 29
Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500? 32
Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen? 34
Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in WestEuropa van de Romeinse samenleving? 37
Uitbreiding 1: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio? 41
Historische vraag 4: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’? 4 4
Uitbreiding 2: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings? 48
Hoofdstuk 3:
Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 59
Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk? 62
©VANIN
Historische vraag 5: In hoeverre verschilde de vroegmiddeleeuwse kunst van de Romeinse kunst in onze regio? 51
Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse? 63
Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk? 6 4
Uitbreiding 1: Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd? 67
Historische vraag 4: Hoe zag de stad Constantinopel eruit in de vroege middeleeuwen? 70
Uitbreiding 2: Welke verschillen ontstonden er tussen de oostersorthodoxen en de katholieken? 72
Hoofdstuk 4:
Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 81
Historische vraag 1: Wanneer zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan? 84
Historische vraag 2: Waar situeer je het Arabische rijk? 86
Historische vraag 3: Welke rol speelde de islam bij het ontstaan van het Arabische rijk? 89
Historische vraag 4: Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen? 92
Historische vraag 5: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen voor Europa? 96
Uitbreiding 1: Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst? 100
Uitbreiding 2: Welke rol speelden de Arabieren in de internationale handel tijdens de vroege middeleeuwen?
Hoofdstuk 5:
De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 111
Historische vraag 1: Is het middeleeuwse
Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen? 114
Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie? 115
Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa? 118
Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen? 123
Uitbreiding 1: Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard? 126
Historische vraag 5: Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars? 129
Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden? 132
Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 139
Historische vraag 1: Waar en wanneer vonden de kruistochten plaats? 142
Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten? 145
Historische vraag 3: Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen? 150
Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd? 153
Uitbreiding 1: Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten? 157
Hoofdstuk 7:
De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 165
Historische vraag 1: Hoe evolueerde het hertogdom Bourgondië tot een grotere staat? 168
Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio? 1 71
Historische vraag 3: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt? 1 76
Historische vraag 4: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie? 1 79
Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen? 182
Hoofdstuk 8:
Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 191
Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen? 195
Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen? 197
Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving? 199
Histokit 205
Starten met Sapiens 3
Welkom bij Sapiens 3. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.
1
Op weg met Sapiens 3
Het leerwerkboek bestaat uit 8 hoofdstukken en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.
©VANIN
De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000)
Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron. Bij het onlinelesmateriaal vind je een bronnenstudie over die bron, verwerkt in een reeks oefeningen. Als je de QR-code scant, ontdek je het hoofdstuk aan de hand van de ontdekplaat.
In Wat weet je al? fris je je actuele kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten.
In Wat weet je nog niet? ontdek je wat je concreet te wachten staat in dit hoofdstuk.
Nu ben je klaar om Op onderzoek te gaan! De routekaart toont je het pad met historische vragen en uitbreidingsvragen. Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad, de hoofdweg, te volgen. Misschien wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je even een omweg nemen via het blauwe pad. Daar staan enkele uitbreidingsvragen op je te wachten.
Als je een studierichting uit de doorstroomfinaliteit volgt, dan maak je ook af en toe opdrachten of vragen in een paarse kleur. Voor studierichtingen uit de dubbele finaliteit zijn die opdrachten ook uitbreidingsleerstof.
In de Conclusie test je of je een antwoord weet op de historische vragen die je onderzocht.
Als je het nog moeilijk vindt om een antwoord te geven op open historische vragen, dan kun je de QR-code scannen en een schrijfkader gebruiken.
©VANIN
Je hebt je eigen pad doorlopen, tijd voor een Synthese. In dit onderdeel situeren we het hoofdstuk in tijd en ruimte aan de hand van een tijdlijn en eventueel een kaart. Daarnaast vatten we alle informatie die je moet onthouden samen op een rode achtergrond.
Het schema in de synthese herhaalt een moeilijke historische redenering die aan bod kwam in het hoofdstuk. Bij het onlinelesmateriaal vind je een video met extra uitleg en ook een uitgebreidere schematische samenvatting van het hoofdstuk.
samenleving, handel, kunst- en cultuuruitingen, levensbeschouwelijke organisatie, migratie, monarchie, multiculturele samenleving, (on)gelijkheid, (on)vrijheid en veranderende territoriale invulling.
Je kunt voorbeelden van vroegmiddeleeuwse kunst- en cultuuruitingen geven.
Je kunt de rol van de Kerk bij de bekering tot het christendom van onze regio verklaren.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt met behulp van richtvragen de betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit van historische bronnen bij het beantwoorden van een historische vraag beoordelen.
Je kunt bij het bestuderen van historische bronnen verschillende kijkstrategieën toepassen, zoals oriënterend en gedetailleerd kijken.
Je kunt het bijschrift bij een bron gebruiken om vragen te beantwoorden over de context (van die bron).
Je kunt het belang van de context bij het interpreteren
Elk hoofdstuk eindigt met een Zelfevaluatie. Met dat hulpmiddel kun je achterhalen of je de doelen van het hoofdstuk bereikt hebt.
Blauwe of paarse doelen zijn uitbreidingsdoelen. Die moet je enkel kennen als je de bijbehorende leerstof gezien hebt.
De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan en je kunt ze als hulpmiddel gebruiken bij moeilijke opdrachten.
2 Handig voor onderweg
Doorheen het hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.
©VANIN
Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?
1 Situeer de man van Milaan in de tijd.
a Trek een pijl van de foto van de man van Milaan naar de juiste plaats op de tijdlijn.
Uitbreidingen herken je aan de blauwe opmaak en de blauwe stippellijn bij het begin van de vraag.
b Vul in de kaders bij de tijdlijn de namen van de periodes in.
Historische vraag 3: Welke rol speelde de islam bij het ontstaan van het Arabische rijk?
Historische vragen herken je aan de groene opmaak en de volle groene lijn bij het begin van de vraag.
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
c Vorig jaar leerde je dat het jaar 476 een belangrijke symbolische datum aan het einde van de klassieke oudheid was. Wat gebeurde er in dat jaar?
In dat jaar werd de laatste keizer van het West-Romeinse rijk afgezet.
Uitbreiding 1: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?
Ongeveer zes eeuwen na de prediking van Jezus in Palestina, predikte Mohammed in dezelfde regio van het Midden-Oosten een gelijkaardige boodschap. Dat had grote gevolgen voor het Arabisch Schiereiland en ver daarbuiten.
West-Europa is heel geleidelijk op het christelijke geloof overgegaan. Dat gebeurde vanuit de steden die al in de Romeinse tijd bestonden. In die steden zetelden bisschoppen. Zij probeerden het volk te bekeren tot het christendom. Daarnaast waren er missionarissen actief die van plaats naar plaats trokken.
d Het jaar 1492 wordt vaak gebruikt als symbolische datum voor het einde van de middeleeuwen. Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. Noteer de symbolische data die de middeleeuwen afbakenen in de kaders bij de tijdlijn.
Uitbreiding 1:
e In Vlaanderen zijn 476 en 1492 de meest gehanteerde symbolische begin- en einddatum. Maar we kunnen ook andere begin- en einddata gebruiken. Zoek er een aantal op via het internet en bespreek ze klassikaal.
Bekijk het filmpje. Vat de rol van de islam bij het ontstaan van een Arabische samenleving samen.
f Verklaar waarom we in Sapiens steeds afgeronde jaartallen als scharniermoment gebruiken.
a Lees de opdracht zodat je gericht kunt kijken en luisteren.
b Bekijk de vijf bronnen en lees het bijschrift.
Omdat niet alles plots verandert, is het beter om met afgeronde jaartallen te werken.
In deze opdracht onderzoek je een miniatuur met daarop een missionaris afgebeeld. Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie en focus op het gericht kijken naar bronnen. Maak gebruik van de kijkstrategieën in je Histokit.
Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?
c Selecteer de stelling die het best de boodschap van de video en de bronnen weergeeft.
☐ De nomaden van het Arabisch Schiereiland werden met de komst van Mohammed sedentair.
De opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.
Bron 1:
☐ Mohammed predikte een boodschap van gelijkheid en verzoening tussen de stammen.
↑ Bekijk de filmpjes. X
☐ Met de komst van Mohammed veranderden een aantal kenmerken van de Arabische nomadische samenleving
prehistorie
Bron 2:
geboorte van Jezus Christus
GESCHIEDENIS
oude nabije oosten
Historische vraag 4: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?
klassieke oudheid
Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
Filmpjes en ander materiaal kun je bekijken door de QR-codes te scannen.
✓ Identificeer de bron mondeling. Gebruik zo nodig de hulpvragen in je Histokit.
Stap 2: Ik observeer de bron.
Oriënterend kijken
✓ Bekijk de miniatuur aandachtig.
✓ Beschrijf bondig wat je ziet.
vroegmoderne tijd middeleeuwen
moderne tijd
Gedetailleerd kijken
De Franken breidden hun rijk steeds verder uit. Ze werden geregeerd door koningen die hun grondgebied als hun persoonlijk bezit zagen. Meestal bleef de koninklijke macht binnen dezelfde dynastie. Van de 5e tot de 8e eeuw was dat de Merovingische dynastie. Van de 8e tot de 10e eeuw regeerden dan weer de Karolingers. Beide dynastieën zorgden voor een expansie van het Frankische grondgebied. De bekendste koning van de Karolingische dynastie was Karel de Grote. Hij wordt ook wel de vader van Europa genoemd, maar klopt die eretitel wel?
Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 12
↑ Hedendaagse foto van nomaden op het Arabisch Schiereiland Nomaden op het Arabisch Schiereiland dreven handel naar alle windstreken. Ze vervoerden hun koopwaar op kamelen. De stammen kwamen vaak in conflict met elkaar, maar waren ook verbonden door hun gemeenschappelijke taal: het Arabisch.
© Katiekk / Shutterstock.com
Bestudeer de kaart, het werk van historicus Jansen en de stamboom om de oefeningen te maken.
Als je vandaag een misdrijf zoals een diefstal of een moord pleegt, dan wordt er een onderzoek of proces ingesteld door een onafhankelijke rechtbank en rechters. Die bepalen niet alleen of je schuldig bent, maar ook welke straf je krijgt. Je hebt als dader ook altijd recht op een raadsheer, een advocaat die jou verdedigt en dus opkomt voor jouw rechten. In een rechtstaat als België moet jouw schuld immers bewezen worden. In ons land maakt men vooral gebruik van straffen als geldboetes of gevangenisstraffen. Omdat mensenrechten belangrijk zijn, wordt de doodstraf in België niet meer toegepast. In de middeleeuwen verliep rechtspraak heel anders. In het boek Pilaren van de aarde krijg je een beeld van die middeleeuwse rechtspraak.
✓ Lees het bijschrift.
✓ Schrijf de juiste namen en begrippen bij de afbeelding. Kies uit: Bonifatius - bijbel - aureool
Vragen met een paarse opmaak zijn vooral bedoeld voor doorstroomrichtingen of kunnen een uitbreiding zijn voor richtingen in de dubbele finaliteit.
hedendaagse tijd
02g KIJKSTRATEGIEËN
Uitbreiding 1:
Stèle van een Oud-Arabische godheid, 1e eeuw v.C., Bardomuseum, Tunis. De islamitische oemma (gemeenschap) verving de oude stammentegenstellingen in de Arabische samenleving. ↓
a Bleef het rijk van Karel bestaan? Markeer argumenten in de tekst die de vraag beantwoorden.
b Kruis in de tabel aan of de stellingen juist of fout zijn.
Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?
Het rijk van Karel de Grote na het verdrag van Verdun (843)
Bij elke bron geven we een korte en krachtige uitleg over de bron. De gele markering in het bijschrift wijst op de bronvermelding (situering in tijd en ruimte).
Miniatuur, Sint-Bonifatius, het Heilige Doopsel toedienend en zijn marteldood, uit het sacramentarium van Fulda, ca. 975. Een sacramentarium is een gebedenboek. De heilige Bonifatius (672 - 755) was een Britse missionaris. Missionarissen richtten zich eerst tot de koning of tot de lokale heerser. Ze probeerden de lokale bewoners te overtuigen om af te zien van hun heidense gewoonten. Bonifatius kreeg de steun van de Frankische koning om de Saksen (in het huidige Duitsland) te bekeren. Hij probeerde een christelijke toets te geven aan Germaanse gewoonten en ideeën. Bonifatius stichtte in 744 de abdij van Fulda en werd een jaar later aartsbisschop in Mainz. Tijdens een bekeringstocht in het Friese Dokkum werd hij vermoord.
Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 89
Kunst- en cultuuruitingen leren begrijpen vraagt heel wat toewijding. Je oefent er op school in verschillende vakken op. In deze uitbreiding onderzoek je kunst- en cultuuruitingen die typisch zijn voor de Arabische samenleving. Je kiest de uiting die je het meest aanspreekt en onderzoekt die aan de hand van een stappenplan.
Middeleeuwse voorstelling van een ophanging, Frankrijk, 14e eeuw, uit Grandes Chroniques de France
Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. XXX. Bespreek klassikaal welke zoekstrategie je het best gebruikt. 1
Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 41
02f LEESSTRATEGIEËN
Historisch denken: kunst- en cultuuruitingen begrijpen en waarderen
Kunst- en cultuuruitingen zijn waardevolle historische bronnen die ons helpen om het verleden te begrijpen. Toch is cultureel erfgoed meer dan alleen maar een historische bron. Je kunt ervan leren genieten. Kunst en cultuur uit het verleden kunnen ons ook helpen om na te denken over onze hedendaagse samenleving. Kunst- en cultuuruitingen kunnen ons zelfs inspireren om zelf kunst te maken. Om kunst- en cultuuruitingen te leren begrijpen en waarderen gebruik je een aangepast stappenplan dat je in je Histokit vindt.
1
03
KUNST EN CULTUUR
De rode kaders helpen je te denken als een echte historicus.
Historische kernbegrippen vallen extra op door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan terug bij de synthese of in de Histokit.
De Arabische kunst is heel veelzijdig en verspreid over drie continenten. Toch vertoont ze een aantal specifieke kenmerken die representatief zijn voor de hele Arabische wereld. De afbeeldingen zijn daarvan typische voorbeelden. Probeer aan de hand van de afbeeldingen de Arabische kunstuitingen te begrijpen.
a Kies per groep één cultuuruiting.
b Onderzoek de kenmerken van de Arabische kunst. Gebruik het stappenplan uit je Histokit om het voorbeeld te onderzoeken.
c Vul het stappenplan aan.
Ze waren allemaal aanwezig geweest bij de rechtszitting, die de vorige dag gehouden was in het schip van de kerk. De priester had de dief op heterdaad betrapt, de monnik wist dat de zilveren miskelk eigendom van het klooster was, de ridder was de heer van deze dief, en hij had verklaard dat de man zonder toestemming weggelopen was. De sheri had de misdadiger ter dood veroordeeld. Toen ze langzaam de heuvel afkwamen, verzamelden de andere stadsbewoners zich rond de galg. De laatsten die op het marktplein verschenen waren de belangrijke burgers: de slager, de bakker, twee leerlooiers, twee smeden, de messenmaker en de pijlenmaker, allemaal vergezeld van hun vrouwen. De stemming onder de menigte was vreemd.
Cultuuruiting 1: Arabische architectuur
kwam. Hij had zijn misdaad niet hier gepleegd, maar in het klooster dat twintig mijl hiervandaan lag. En hij had een met juwelen bezette miskelk ontvreemd, een zo kostbaar voorwerp dat het vrijwel onmogelijk te verkopen was - dat was toch anders dan de diefstal van een gerookte ham, een nieuw mes of een gordel, waardoor iemand persoonlijk schade leed. Ze konden deze man niet haten, omdat ze niet betrokken waren bij zijn misdaad. Er werd wel gejoeld en gescholden toen hij het marktplein opgereden werd, maar het klonk niet erg overtuigend, en alleen de kleine jongens bespotten hem met overgave. (…)
De ossenkar hield stil onder de galg. De baljuw van de sheri klom op de kar en greep de strop vast.
het onlineleerplatform bij Sapiens 3
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoever je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk. Je vindt er allerlei soorten bronnen, filmmateriaal enzovoort. Daarnaast zijn er ook ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt gaan. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit!
Maak kennis met de man van Milaan
©VANIN
Hoofdstuk
1© De Vanna, L., 2015. La sequenza stratigrafica degli scavi archeologici di Piazza Sant'Ambrogio a Milano & Imageselect
In het centrum van Milaan werd in 2015 een skelet van een jonge man van 1,57 meter lang opgegraven. De man had botbreuken in zijn scheenbenen en onderarmen, een verwonding door een steekwapen in zijn wervelkolom en een ernstige kwetsuur aan het achterhoofd. Opvallend was dat de botbreuken links en rechts identiek waren. Uit onderzoek bleek dat het skelet dateerde uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men nog twee metalen gespen om iets mee vast te maken. De naam van de man weten we voorlopig niet, daarom noemen wij hem gewoon de man van Milaan.
Wat weet je al? I
In Sapiens 1 en 2 leerde je al hoe je historische bronnen onderzoekt. Onderzoek de bron op het titelblad van dit hoofdstuk. Doorloop de vier stappen die je volgt bij het redeneren met en over bronnen.
search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.
✓ Bespreek klassikaal welke vragen je bij deze stap moet stellen. Beantwoord die vragen.
search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.
✓ Beschrijf klassikaal de uiterlijke kenmerken van de bron.
search Stap 3: Ik denk na over de bron.
De twee vorige jaren leerde je al dat een bronnenstudie opgebouwd is rond een historische vraag, maar die is er nu nog niet.
Wanneer je bronnen onderzoekt, stel je er kritische vragen bij. Formuleer klassikaal een aantal kritische vragen over de vondst van het skelet. Neem een kijkje in je Histokit als je niet meteen vragen kunt bedenken.
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Bekijk op p. 11 of de historische vraag die je hebt bedacht aan bod komt.
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk herhaal je kennis en een aantal vaardigheden die je de vorige jaren leerde, zoals bronnen bestuderen, leesstrategieën gebruiken, in tijd en ruimte situeren en de maatschappelijke domeinen toepassen.
✓ Je blikt vooruit naar de hoofdstukken die je in Sapiens 3 zult bestuderen (HV1).
✓ Je onderzoekt de moord op de man van Milaan: je situeert het skelet in de tijd en de ruimte (HV1 en HV2) en ontdekt waarom hij de doodstraf kreeg (HV3).
✓ Daarna leer je waar het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan kwam (HV4 en U1).
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?
Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?
Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan?
Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?
Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische
vraag
1: Wanneer leefde de man van Milaan?
1 Situeer de man van Milaan in de tijd.
a Trek een pijl van de foto van de man van Milaan naar de juiste plaats op de tijdlijn.
b Vul in de kaders bij de tijdlijn de namen van de periodes in.
c Vorig jaar leerde je dat het jaar 476 een belangrijke symbolische datum aan het einde van de klassieke oudheid was. Wat gebeurde er in dat jaar?
d Het jaar 1492 wordt vaak gebruikt als symbolische datum voor het einde van de middeleeuwen. Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. Noteer de symbolische data die de middeleeuwen afbakenen in de kaders bij de tijdlijn.
e In Vlaanderen zijn 476 en 1492 de meest gehanteerde symbolische begin- en einddatum. Maar we kunnen ook andere begin- en einddata gebruiken. Zoek er een aantal op via het internet en bespreek ze klassikaal.
f Verklaar waarom we in Sapiens steeds afgeronde jaartallen als scharniermoment gebruiken.
GESCHIEDENIS
geboorte van Jezus Christus
2
We situeren de middeleeuwen nu op de tijdlijn. We delen ze op in drie periodes: vroege, hoge en late middeleeuwen. We gebruiken die indeling om continuïteit en verandering te kunnen onderzoeken. In de volgende hoofdstukken leer je periodiseringen vanuit andere samenlevingen. Omcirkel één of meerdere periodes waarin we de man van Milaan kunnen situeren.
©VANIN
HOOFDSTUK 2
De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000)
Het West-Romeinse rijk maakte plaats voor de Germaanse koninkrijken.
Het christendom verspreidde zich naar alle uithoeken van Europa.
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 5
De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250)
De agrarische en stedelijke samenleving: voor het eerst sinds de klassieke oudheid ontstonden er grote stedelijke centra in West-Europa.
HOOFDSTUK 6
De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500)
De heilige strijd: West-Europese christenen botsten met niet-westerse culturen.
Het Byzantijnse rijk, erfgenaam van de klassieke oudheid (ca. 400 - ca. 1450)
Het Oost-Romeinse rijk hield veel langer stand dan het West-Romeinse rijk.
HOOFDSTUK 4
Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250)
De islam ontstond in Arabië en verspreidde zich naar Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa.
3
HOOFDSTUK 7
De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500)
De tijd van crisis en bloei: de pest veroorzaakte chaos in Europa terwijl vorsten hun rijken probeerden uit te breiden.
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 24.
Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan?
In de eerste graad leerde je al situeren in de ruimte. Dat doen we ook in het derde jaar. In deze oefening situeren we de man van Milaan op een kaart van Europa. In je Histokit vind je een Europese kaart die je daarbij kan helpen.
Regio’s in het hedendaagse Europa
← Middeleeuwse kaart van Milaan uit de 15e eeuw.
Historisch denken: West-Europees en westers
We gebruiken in Sapiens het structuurbegrip West-Europees om de regio te omschrijven waartoe ook het huidige België behoort. Op de kaart op p. 14 zie je de hedendaagse landen die tot West-Europa behoren. De territoriale invulling en grenzen veranderen vaak doorheen de geschiedenis. Je kunt daarom geen vaste grens rond een regio bepalen. Van West-Europees is ook het begrip westers afgeleid. Dat is geen geografisch begrip, maar het verwijst wel naar de cultuur of politiek van een aantal (West-)Europese landen. In de volgende hoofdstukken vergelijken we twee niet-westerse samenlevingen met de samenleving in West-Europa: de Byzantijnse en de Arabische samenleving.
1
Zoek in een atlas of online op waar Milaan ligt en verbind de middeleeuwse plattegrond op p. 14 met de juiste plaats op de kaart van Europa.
2 Vul de tekst aan met structuurbegrippen.
In Europa gebruiken we meestal de christelijke
De zeven worden volgens de juiste op de tijdlijn geplaatst. De man van Milaan leefde in de 13e, 14e of 15e , dus in het 2e
Op de middeleeuwse plattegrond zien we de stad Milaan, herkenbaar aan de stadsmuur en de grote stenen gebouwen. De man van Milaan leefde dus in een omgeving op de grens tussen en Zuid-Europa.
3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 24.
← Hedendaagse reconstructie van een middeleeuws dorp in het openluchtmuseum Archeon in Nederland. Tijdens de middeleeuwen waren alle regio’s in Europa agrarische samenlevingen. De meeste mensen woonden in kleine dorpen en leefden van de landbouw. In de vroege middeleeuwen waren er nauwelijks steden. De bevolking in steden uit de klassieke oudheid zoals Milaan nam af. Pas vanaf de hoge middeleeuwen ontstonden nieuwe stedelijke samenlevingen. Daarover leer je meer in hoofdstuk 5.
Historische
vraag 3:
Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?
Op p. 10 begon je een bronnenstudie over de man van Milaan. De kans is groot dat je daar een historische vraag hebt gesteld die lijkt op historische vraag 3. We vergelijken het skelet nu met informatie uit een krantenartikel om die vraag op te lossen.
Historisch denken: historische bronnen onderzoeken
In Sapiens onderzoek je historische bronnen en stel je er kritische vragen over.
Je leerde vorig jaar al dat je dat stapsgewijs doet. Eerst verzamel je informatie over een bron en daarna bekijk of lees je ze aandachtig. In de derde stap denk je na over de bron. We noemen die stap de interpretatie. In de eerste graad leerde je al dat je bijvoorbeeld de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van de bron evalueert.
In Sapiens 3 leer je nog andere denkvragen bij het interpreteren van bronnen. In de Histokit vind je de vragen die je helpen om bronnen te interpreteren.
1
Bekijk en bespreek klassikaal het stroomschema historische beeldvorming uit je Histokit.
historische vraag stellen verleden
bronnenstudie
stap 2: observeren stap 1: verzamelen
historische vragen
bronnen identificeren
lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren bronnen contextualiseren
representativiteit evalueren 02j stap 3: interpreteren
constructie beeldvorming beargumenteren
geschiedenis
stap 4: vraag beantwoorden
2
Herneem de bronnenstudie van p. 10. Stap 1 en 2 zijn al voltooid, dus ga verder met stap 3.
a Lees het krantenartikel. Gebruik de juiste leesstrategie.
b Onder zoek waarom de man van Milaan de doodstraf kreeg. Vul de antwoorden aan in de bronnenstudie op p. 18.
©VANIN
Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking
Symmetrische breuken in armen en benen van een
Italiaans skelet wijzen erop dat het slachtoffer is geradbraakt.
Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken.
Hier is een vakkundige beul aan het werk geweest.
De botten in de linker- en rechteronderarm en het linker- en rechteronderbeen van het skelet zijn op precies dezelfde plek gebroken.
Deze ongelukkige, concluderen onderzoekers van de universiteit van Milaan in het Journal of Archaeological Science, is waarschijnlijk om het leven gekomen door radbraken.
Hij is in het middeleeuwse Milaan op een wiel gelegd, waarna zijn botten zijn gebroken met een zwaar voorwerp. Schade aan een ruggenwervel en zijn hoofd laat zien dat hij uiteindelijk stierf door steken in de buik en een - mislukte - poging tot onthoofding. De man is het vroegste tot nu toe aangetroffen slachtoffer van het rad in Italië, aldus de auteurs.
1,57 meter groot
Het skelet dat het Italiaanse team onderzocht, is gevonden op een kerkhof onder de Piazza
Sant’Ambrogio in Milaan, nabij de gelijknamige kerk. In totaal lagen er lichaamsresten van 56 mensen, teruggaand tot de 1e eeuw na Christus.
De stoffelijke resten van het slachtoffer zijn, zo blijkt uit koolstofdatering, van tussen 1290 en 1430 - de late middeleeuwen dus. Onderzoek van de botten wees verder uit dat het ging om een man van tussen 17 en 20 jaar oud, die 1,57 meter lang was.
Geen veldslag
De verwondingen komen overeen, stellen de auteurs, met de gevolgen van radbraken zoals die in historische documenten zijn omschreven. Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken. Zijn armen en benen werden vervolgens tussen de spaken van het wiel gevouwen, waarna martelwerktuig en gemartelde boven op een paal werden bevestigd, om aan de menigte getoond te worden. Hierna maakte de beul met een zwaard of bijl een eind aan het lijden.
Volgens de onderzoekers lijkt het er niet op dat de jongeman tijdens een gevecht of een veldslag om het leven is gekomen. Daarvoor zijn de wonden te zorgvuldig toegebracht op zeer specifieke plekken. Daarenboven zijn bij de andere middeleeuwse skeletten in het graf geen verwondingen aangetroffen, iets wat je zou verwachten als er slachtoffers van een militair treffen waren begraven.
Het radbraken kent een lange geschiedenis, die in Europa in ieder geval teruggaat tot de oude Grieken. Aristophanes schreef erover in zijn komedie Ploutos. In de jaren van het
vroege christendom stierven nogal wat (latere) heiligen de martelaarsdood op het rad. In de middeleeuwen werd het radbraken een straf voor de ergste misdaden: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Bij dit skelet is sprake geweest van het laatste, vermoeden de onderzoekers.
Freak
In de laatste alinea van het artikel speculeren de auteurs waarom de ‘mensenrechten’ van het
slachtoffer ‘geschonden’ zijn. Uit zijn geringe lengte (11 centimeter minder dan normaal voor die tijd), afwijkingen aan zijn gebit en verdikkingen van sommige delen van het skelet leiden de onderzoekers af dat zijn bijzondere voorkomen van hem mogelijk een ‘freak’ maakte die door een woedende menigte was ‘geofferd’ als een verspreider van de pest. ‘Vanuit dit standpunt bekeken is deze zaak niet alleen een eenvoudige kwestie van interpersoonlijk geweld, maar is het misschien ook een tragisch geval van discriminatie.’
Uit: B. Funnekotter, ‘Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking’, De Standaard, 19 september 2019.
search Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ Wetenschappers hebben het skelet geïnterpreteerd. Welke hypothese geven zij voor de manier waarop de man van Milaan om het leven kwam?
✓ Geef minstens twee argumenten die aantonen dat de hypothese van de wetenschappers betrouwbaar is.
✓ In het artikel staat dat in de middeleeuwen radbraken een straf voor de ergste misdaden was: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Welke twee maatschappelijke domeinen beïnvloeden elkaar hier? Leg ook uit hoe ze elkaar beïnvloeden.
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
02e MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN
✓ Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf? Noteer de hypothese die de onderzoekers in het artikel naar voren schuiven bij de conclusie op p. 24.
Historische vraag 4:
Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?
Historisch denken: beeld- en mythevorming
Het filmpje van Monthy Python geeft geen correct beeld van de middeleeuwen: het is een karikatuur. De middeleeuwen worden als periode heel vaak negatief benaderd. Men brengt ze in beeld als een gewelddadige periode van onwetendheid waarin mensen honger leden, wegkwijnden door ziektes of omkwamen in zinloze oorlogen. Het bijvoegelijk naamwoord ‘middeleeuws’ staat vandaag volgens het woordenboek Van Dale zelfs synoniem voor ‘heel erg ouderwets en achterlijk’. Vorige jaren bestudeerde je de beeld- en mythevorming over het verleden en daar ga je dit jaar mee door. Als bijvoorbeeld leraren, ouders of politici een verkeerd beeld vaak genoeg herhalen, dan kan een mythe ontstaan: een foutief beeld over het verleden. Het beeld van de duistere middeleeuwen is zo’n mythe.
1
Lees de bronnen en beantwoord de vragen. Maak gebruik van het stappenplan bronnenstudie uit je Histokit.
a Omcirkel bij elke bron de situering in de tijd.
b In welke twee periodes kun je de bronnen situeren?
c Markeer in elke bron alle woorden die wijzen op een negatieve ondertoon.
Bron 1:
‘Het is mijn lot om te leven in deze verwarrende tijd. Maar voor jou, beste lezer, hoop ik dat je lang na mij zult leven, in een beter tijdperk. Deze slaap van vergeetachtigheid zal niet eeuwig blijven duren. Wanneer deze duisternis wegtrekt, kunnen onze nakomelingen terugkomen in een stralende tijd.’
15e-eeuws portret van de humanist Petrarca, door de Italiaan Giovanni Bellini.
↑
Vrije vertaling van Africa van Francesco Petrarca, 1343, Avignon. De Italiaanse geleerde Petrarca (1304 1374) geloofde dat de geschiedenis kan worden opgedeeld in twee grote periodes. De eerste periode was de klassieke tijd, met de Griekse en Romeinse beschaving. In de 15e eeuw werd het idee gangbaar van de middeleeuwen als een lange duistere periode vanaf het einde van het Romeinse rijk.
Bron 2:
‘Het nieuwe tijdperk dat toen begon, kon vanwege zijn hardheid, laagheid en overvloedige kwaad, ook wel de ‘donkere eeuwen’ worden genoemd, te meer vanwege het gebrek aan geschreven bronnen.’
17e-eeuws schilderij van kardinaal Caesar Baronius, schilder onbekend.
Vrije vertaling van Annales Ecclesiastici van kardinaal Caesar Baronius, 1607, Rome. De Italiaanse kardinaal en kerkhistoricus Baronius (1538 - 1607) was de eerste die de term ‘donkere eeuwen’ gebruikte om de periode na Karel de Grote tijdens de vroege middeleeuwen te beschrijven. Later ging men de term zelfs voor de hele periode van de middeleeuwen gebruiken. Daarop kwam kritiek van geschiedschrijvers. Eerst bewezen die dat de hoge en late middeleeuwen heel anders waren dan de vroege middeleeuwen. En volgens hedendaagse historici is de term ook niet van toepassing voor de vroege middeleeuwen.
2
In dit hedendaags krantenartikel associeert de schrijver middeleeuws opnieuw met iets negatiefs. Wat bedoelt de schrijver hier met middeleeuws?
ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis
Omdat de lijst met herstellingswerken blijft aandikken in de gevangenis van Brugge en de problemen niet worden aangepakt, wordt er amper
nog voldaan aan de basisbehoeften van de gedetineerden. Dat hekelt ACV in een mededeling. De vakbond spreekt van ‘middeleeuwse toestanden’.
Uit: ‘ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis’, 16 januari 2019, www.knack.be. Bron: Belga (Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden.)
3
©VANIN
Vul het schema aan op basis van de bronnen en het kader historisch denken.
schrijvers einde middeleeuwen + vroegmoderne tijd
mythe van vaak herhaald
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 24.
Uitbreiding 1:
Waarin
verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?
Als je vandaag een misdrijf zoals een diefstal of een moord pleegt, dan wordt er een onderzoek of proces ingesteld door een onafhankelijke rechtbank en rechters. Die bepalen niet alleen of je schuldig bent, maar ook welke straf je krijgt. Je hebt als dader ook altijd recht op een raadsheer, een advocaat die jou verdedigt en dus opkomt voor jouw rechten. In een rechtstaat als België moet jouw schuld immers bewezen worden. In ons land maakt men vooral gebruik van straffen als geldboetes of gevangenisstraffen. Omdat mensenrechten belangrijk zijn, wordt de doodstraf in België niet meer toegepast. In de middeleeuwen verliep rechtspraak heel anders. In het boek Pilaren van de aarde krijg je een beeld van die middeleeuwse rechtspraak.
↑ Middeleeuwse voorstelling van een ophanging, Frankrijk, 14e eeuw, uit Grandes Chroniques de France.
1
Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 22-23. Bespreek klassikaal welke zoekstrategie je het best gebruikt.
02f
LEESSTRATEGIEËN
©VANIN
Ze waren allemaal aanwezig geweest bij de rechtszitting, die de vorige dag gehouden was in het schip van de kerk. De priester had de dief op heterdaad betrapt, de monnik wist dat de zilveren miskelk eigendom van het klooster was, de ridder was de heer van deze dief, en hij had verklaard dat de man zonder toestemming weggelopen was. De sheriff had de misdadiger ter dood veroordeeld. Toen ze langzaam de heuvel afkwamen, verzamelden de andere stadsbewoners zich rond de galg. De laatsten die op het marktplein verschenen waren de belangrijke burgers: de slager, de bakker, twee leerlooiers, twee smeden, de messenmaker en de pijlenmaker, allemaal vergezeld van hun vrouwen. De stemming onder de menigte was vreemd. Gewoonlijk werd er genoten van een ophanging. De terdoodveroordeelde was meestal een dief, en de mensen hadden een grondige hekel aan dieven, omdat ze hun bezittingen met veel moeite verworven hadden. Maar bij deze dief lag het anders. Niemand kende de man en niemand wist waar hij vandaan
kwam. Hij had zijn misdaad niet hier gepleegd, maar in het klooster dat twintig mijl hiervandaan lag. En hij had een met juwelen bezette miskelk ontvreemd, een zo kostbaar voorwerp dat het vrijwel onmogelijk te verkopen was - dat was toch anders dan de diefstal van een gerookte ham, een nieuw mes of een gordel, waardoor iemand persoonlijk schade leed. Ze konden deze man niet haten, omdat ze niet betrokken waren bij zijn misdaad. Er werd wel gejoeld en gescholden toen hij het marktplein opgereden werd, maar het klonk niet erg overtuigend, en alleen de kleine jongens bespotten hem met overgave. (…)
De ossenkar hield stil onder de galg. De baljuw van de sheriff klom op de kar en greep de strop vast. De gevangene probeerde zich los te worstelen. De jongens juichten - ze zouden teleurgesteld zijn als de veroordeelde kalm bleef. De bewegingen van de man werden belemmerd door de touwen waarmee hij aan polsen en enkels geboeid was, maar hij bewoog zijn hoofd heftig heen en weer om de strop te ontwijken.
De baljuw, een zwaargebouwde man, deed een stap achteruit en gaf de veroordeelde een harde stomp in zijn maag. De man sloeg dubbel en nu kon de baljuw de strop over zijn hoofd doen en de knoop controleren. (…)
Op dat moment begon de veroordeelde te zingen. (…)
Terwijl de veroordeelde zong, keek hij strak naar iemand in het publiek. Geleidelijk weken de mensen opzij, zodat degene die aangekeken werd voor iedereen te zien was. Ze was een meisje van ongeveer vijftien jaar. (…)
Toen het zingen verstomde, keek de sheriff naar de baljuw en knikte. De baljuw riep: ‘Vort!’ en met een eindtouw geselde hij de flank van de os. De voerman liet zijn zweep knallen. De os stapte naar voren, en de man op de kar wankelde. De os trok de kar weg. Het touw werd strak getrokken en met een droge knal brak de nek van de veroordeelde. (…)
Er weerklonk een schrille kreet en iedereen keek naar het meisje. Zij had geen kreet geslaakt, maar de vrouw van de messenmaker naast haar. Het meisje was wel de oorzaak van de schreeuw. Ze was voor de galg op haar knieën gevallen, met haar armen naar voren gestrekt, alsof ze een vervloeking zou uitspreken. De omstaanders weken angstig achteruit,
want iedereen wist dat vervloekingen van iemand die onrecht wordt aangedaan veel kracht hebben, en iedereen had het vage vermoeden dat er iets niet in de haak was met de ophanging. De kleine jongens werden doodsbang. Het meisje richtte haar hypnotische blik op de drie vreemdelingen, de ridder, de monnik en de priester, en toen sprak ze haar vervloeking uit, zo luid dat de woorden leken te galmen: ‘Ik vervloek jullie met ziekte en zorgen, met honger en pijn, jullie huizen zullen verteerd worden door het vuur, jullie kinderen zullen aan de galg sterven, jullie vijanden zal het goed gaan, en jullie zullen oud worden in droefheid en spijt, en jullie zullen een vreselijke doodstrijd hebben ...’ Terwijl ze de laatste woorden uitsprak, reikte het meisje naar een zak die naast haar op de grond stond en ze haalde daar een levende haan uit. Een mes leek uit het niets in haar hand te verschijnen, en met een snelle beweging sneed ze de kop van het dier af. Het bloed spoot uit het lijf van de haan die ze met een felle beweging naar de zwartharige priester smeet. De haan viel voor hem op de grond, maar de priester werd bespat door het bloed, evenals de monnik en de ridder die naast hem stonden. De mannen wendden zich vol walging af, maar tevergeefs, want het bloed besmeurde hun gezicht en kleding. Het meisje kwam overeind en vluchtte weg.
Uit: K. Follet, Pilaren van de aarde. Amsterdam, Uitgeverij Unieboek, 2009.
Pilaren van de aarde is een populaire historische roman over de bouw van een kathedraal in een fictieve Engelse stad.
Vergelijk het middeleeuwse proces in dit verhaal met een hedendaagse rechtszitting. 2
In dit verhaal Vandaag
Waar wordt de rechtszitting gehouden?
Wie verdedigt de verdachte?
Welke straf krijgt de verdachte?
3
Beargumenteer of het verhaal bijdraagt aan de positieve dan wel aan de negatieve beeldvorming van de middeleeuwen.
Het draagt bij aan de positieve / negatieve beeldvorming van de middeleeuwen, want
4
Trevor Dean beschrijft de middeleeuwse rechtspraak heel anders dan het verhaal dat je net las.
a Markeer met blauw de straffen die middeleeuwers meestal kregen.
b Markeer met groen wie tijdens de middeleeuwen de doodstraf kreeg en waarom.
De meeste misdaden werden bestraft door een geldboete of een verbanning uit de gemeenschap. De doodstraf werd maar uitzonderlijk uitgesproken en was voorbehouden voor mensen die hardnekkig misdaden bleven plegen of voor moordenaars en verraders. Een openbare terechtstelling diende in de eerste plaats als waarschuwing. Het beeld van de middeleeuwen waarbij mensen aan de lopende band voor het minste vergrijp werden opgehangen of verbrand klopt niet.
Naar: T. Dean, Misdaad in de middeleeuwen. Amsterdam, Pearson Benelux, 2004.
Trevor Dean, de schrijver van dit werk, is professor middeleeuwse geschiedenis in Londen.
5
Zoek online informatie over de hedendaagse toepassing van de doodstraf. Kijk zeker ook op de website van Amnesty International.
a Geef drie voorbeelden van landen waar de doodstraf nog wordt uitgevoerd.
b Geef twee voorbeelden van straffen van heel lang geleden die vandaag nog altijd worden uitgevoerd.
Hedendaagse gaskamer uit Missouri, een van de staten in de VS die de doodstraf nog uitvoert.
6
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 24.
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Antwoord met volzinnen.
Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?
Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan?
Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?
Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?
Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
De middeleeuwen duurden ongeveer een millennium, van ca. 500 tot ca. 1500. Die periodisering is vooral voor West-Europa belangrijk.
476: einde WestRomeinse rijk
1492: aankomst Colombus op de Caraïben
©VANIN
KLASSIEKE OUDHEID
NABIJE OOSTENVROEGE
Regio’s in het hedendaagse Europa
GESCHIEDENIS
Schema
Historisch redeneren: beeldvorming over de middeleeuwen
schrijvers einde middeleeuwen + vroegmoderne tijd
negatief beeld over periode na 500
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
mythe van duistere middeleeuwen vaak herhaald
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting: Maak kennis met de man van Milaan
Wanneer je het verleden onderzoekt, situeer je bronnen steeds in de tijd en in de ruimte. Je onderzoekt die bronnen om er een historische vraag mee te beantwoorden. In dit hoofdstuk onderzocht je een skelet dat in 2019 werd opgegraven in Milaan. Het ging om een jonge man met ernstige botbreuken. Je onderzocht onder andere waarom hij vermoord werd. Het skelet bleek te dateren uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men twee metalen gespen om iets mee vast te maken. Onderzoek wees uit dat de man, die wij de man van Milaan noemen, gestorven was nadat hij werd geradbraakt. Die straf was ook voor de middeleeuwse rechtspraak eerder uitzonderlijk. Vermoedelijk kreeg hij de doodstraf omdat de mensen hem als een ‘freak’ zagen en dachten dat hij de pest verspreid had.
Historisch denken: beeld- en mythevorming
De middeleeuwen worden als periode vaak negatief in beeld gebracht. Het lijkt dan een periode van onwetendheid waarin mensen voortdurend honger leden, wegkwijnden door ziektes of omkwamen in zinloze oorlogen. Als bijvoorbeeld leraren, ouders of politici een verkeerd beeld vaak genoeg herhalen, dan kan de beeldvorming resulteren in een mythe. Het beeld van de achterlijke middeleeuwen is zo’n mythe: ze ontstond omdat geschiedschrijvers in de vroegmoderne tijd wilden tonen hoe anders ze waren dan de middeleeuwers.
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—economisch: landbouw
—politiek: rechtspraak (rechtbank, rechtstaat), territoriale invulling (grens)
—sociaal: agrarische samenleving, geweld, mensenrechten, oorlog, stedelijke samenleving
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—chronologie
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je over de man van Milaan. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
Dit kan ik … goed onvoldoende
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt de drie periodes van de middeleeuwen op een tijdlijn plaatsen.
Je kunt de periode van de middeleeuwen met de scharnierdata aanduiden op een tijdlijn.
Je kunt een symbolische begin- en einddatum gebruiken bij het afbakenen van de middeleeuwen.
Je kunt verklaren waarom we scharnierdata gebruiken en waarom we ze het best afronden.
Je kunt de regio West-Europa aanduiden op de kaart van Europa.
Je kunt de structuurbegrippen in verband met de man van Milaan correct gebruiken: chronologie, eeuw, millennium, periode, stedelijk, tijdrekening, westers en West-Europees.
Je kunt bij de man van Milaan uitleggen welke wisselwerking er is tussen twee maatschappelijke domeinen.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt de stappen onderscheiden die je hanteert bij het bestuderen van historische bronnen (verzamelen, observeren, interpreteren, beantwoorden).
Je kunt met behulp van richtvragen uit de Histokit de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van een bron bepalen.
Je kunt een historische bron met een historisch werk vergelijken om zo de bron te interpreteren.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt verklaren waar het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan komt.
Je kunt verschillen beschrijven tussen hedendaagse en middeleeuwse rechtspraak.
En je kunt daarbij de begrippen mensenrechten en rechtstaat gebruiken.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Hoofdstuk
2De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) ©VANIN
© Granger↑
Miniatuur met het doopsel van Chlodovech, illustratie uit het manuscript Vie de Saint Denys, 1317, Parijs. De Germaan Chlodovech (466 - 511), ook wel Clovis genoemd, was koning van de Franken. In een veldslag met de Alamannen leed hij zware verliezen. Zijn leger werd in de pan gehakt. Hij bad volgens geschiedschrijvers uit wanhoop tot de christelijke God van zijn vrouw Clothilde: ‘God van mijn vrouw, als je echt zo sterk bent als mijn vrouw beweert, kom me dan helpen! Als ik win, zal ik me bekeren tot het christendom!’ Waarna de Franken de veldslag wonnen. Rond het jaar 496 liet hij zich dopen in Reims. Later trokken alle Franse koningen naar Reims om daar gekroond te worden omdat Chlodovech er het doopsel ontvangen had en ze zichzelf als zijn opvolger zagen.
Wat weet je al? I
1
Herinner je je nog de les van vorig jaar over het einde van het Romeinse rijk? Vul de tekst aan met de begrippen.
©VANIN
Kies uit: migratie - burgeroorlogen - staatsgodsdienst - gesplitst - slaven - godsdienstvrijheid
© www.biblelandpictures.com / Alamy
← Gouden munt met weergave van Keizer Theodosius die regeerde van 379 tot 395. Gemunt in Rome, ca. 390.
Het Romeinse rijk kwam ten einde door een reeks oorzaken binnen en buiten het rijk. Op politiek vlak kregen de Romeinen te maken met druk op de grenzen door van Germanen. Daardoor waren er extra soldaten nodig om die grenzen te helpen verdedigen. De generaals van die legers werden machtig en eisten politieke macht op in Rome. Dat leidde tot verschillende waardoor de macht van de Romeinse keizers afnam. Dat had ook economische gevolgen, want de handel werd erdoor bemoeilijkt, waardoor er minder konden worden gebruikt. In de 4e eeuw stond keizer Theodosius een deel van de Germanen toe om zich binnen het Romeinse rijk te vestigen. Ook maakte hij in 380 van het christendom de officiële Romeinse , nadat de christenen al in 313 hadden gekregen. Na de dood van Theodosius in 395 werd het Romeinse rijk definitief in een oostelijk en een westelijk deel. Wat
weet je nog niet?
In dit hoofdstuk maak je kennis met de samenleving tijdens de vroege middeleeuwen in West-Europa.
✓ Eerst situeer je de vroege middeleeuwen op de tijdlijn (HV1).
✓ Daarna leer je over de verschillen en gelijkenissen tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. Je ontdekt daarbij hoe je historische bronnen beter kunt leren gebruiken door ze in hun historische context te plaatsen (HV2 en HV3).
✓ Vervolgens maak je verschillende bronnenstudies over de verspreiding van het christendom (U1), over keizer Karel de Grote (HV4) en over de Vikingen (U2).
✓ Tot slot bestudeer je de kenmerken van vroegmiddeleeuwse kunst- en cultuuruitingen (HV5).
Op onderzoek III
©VANIN
Uitbreiding 1: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?
Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?
Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen?
Uitbreiding 2: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?
Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa van de Romeinse samenleving?
Historische vraag 4: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?
Historische vraag 5: In hoeverre verschilde de vroegmiddeleeuwse van de Romeinse kunst in onze regio?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1:
Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?
Historici proberen het verleden begrijpelijk te maken door het op te delen in duidelijke periodes. Historici ‘kiezen’ een symbolische datum als scharniermoment tussen twee periodes. Rond zo’n datum verandert de samenleving sterk. In Sapiens wordt het jaar 500 gebruikt als scharniermoment voor het begin van de middeleeuwen, maar zoals je in hoofdstuk 1 al zag, had ook het jaar 476 als symbolische datum gebruikt kunnen worden. Het jaar 500 is vooral gemakkelijk te onthouden. Maar wat gebeurde er rond die tijd?
Bestudeer de kaart en maak de oefeningen op p. 33. Vorig jaar gebruikte je een stappenplan om historische kaarten te onderzoeken. Ondertussen weet je al welke stappen je moet zetten bij het bestuderen van historische kaarten. Heb je daar toch nog hulp bij nodig? Gebruik dan de kijkstrategieën in je Histokit.
Germaanse migratie (4e - 5e eeuw)
a De Hunnen waren een nomadische samenleving uit het Oosten die zich in de 5e eeuw in Europa vestigden. Rond 450, na eerdere mislukte missies in het Oost-Romeinse rijk, viel Hunnenkoning Attila het West-Romeinse rijk aan. Welke Germaanse stam werd volgens de kaart als eerste aangevallen waarna die werd opgenomen in het Hunnenleger?
☐ de Saksen
☐ de Goten (Oost- en West-Goten)
☐ de Franken
☐ de Vandalen
b De Germaanse stammen werden eerst aangetrokken door de landbouwgronden en later werden ze opgejaagd door de Hunnen. Daarom migreerden ze vanaf de 4e eeuw naar het Romeinse rijk. In welk deel van het Romeinse rijk ontstonden vervolgens Germaanse koninkrijken?
☐ Oost-Romeinse rijk
☐ West-Romeinse rijk
c Welke Germaanse stam migreerde volgens de kaart het verst weg van zijn oorspronkelijke woonplaats?
☐ de Franken
☐ de Goten
☐ de Vandalen
☐ de Angelen
d Welke Germaanse stammen kwamen volgens de kaart uiteindelijk aan in Rome, de hoofdstad van het West-Romeinse rijk?
☐ de Goten
☐ de Vandalen
☐ de Alamannen
☐ de Saksen
e Welke symbolische datum wordt op de kaart gebruikt om het einde van het West-Romeinse rijk aan te duiden?
☐ 395
☐ 5e eeuw
☐ 500
☐ 476
f Lees de vragen hierboven opnieuw. Waarvan is de situatie op de kaart een goed voorbeeld?
☐ continuïteit
☐ verandering
2
De Fransen noemen Duitsland l’Allemagne. Die Franse benaming komt van de Alamannen, een stam die ook op de kaart staat. Bespreek klassikaal andere namen die terug te leiden zijn naar de Germaanse migratie.
3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54.
Historische vraag 2:
Hoe Romeins waren de Germanen?
In de vorige historische vraag zag je dat de migratie van de Germanen voor grote veranderingen zorgde in het Romeinse rijk. De Germanen waren niet één specifiek volk, maar bestonden uit verschillende groepen die een paar overeenkomsten hadden. Binnen het Romeinse rijk leefde niet één volk, maar waren er veel culturen. Het was een multiculturele samenleving die sommige elementen van dezelfde ‘Romeinse’ cultuur deelde. In hoeverre gingen de verschillende Germaanse groepen daarin mee?
Historisch denken: bronnen contextualiseren
Om je een beeld te kunnen vormen van het verleden is het niet voldoende om de bronnen te lezen. Je weet al uit Sapiens 2 dat je een bron steeds moet beoordelen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid.
Je moet ook de context kennen om de bron te kunnen interpreteren. Daarom stel je vragen zoals: Waarom werd de bron gemaakt? Wat wou de maker daarmee bereiken? Zo begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. In je Histokit vind je richtvragen die je helpen om historische bronnen te contextualiseren. Het bijschrift bij een bron of bij het werk van hedendaagse historici is vaak een dankbaar hulpmiddel om de bronnen juist te contextualiseren. De ring hieronder vertelt je op het eerste zicht heel weinig. Pas als je het bijschrift leest, ontdek je wat een waardevolle historische bron het is. Het fragment van historicus István Bejczy helpt je om de bron nog beter te contextualiseren.
©VANIN
1
Hoe Romeins waren de Germanen? Bestudeer de zegelring van Childerik en de tekst van István Bejczy. Gebruik je Histokit indien nodig.
← Replica van de gouden zegelring van Childerik I, in 1653 gevonden in een Frankisch grafveld in Doornik. De Germaanse koning van de Franken (436 - 482) is hier voorgesteld met een Romeinse uitrusting en lang haar, een typisch kenmerk voor de Germaanse samenleving. Boven de afbeelding staat in het Latijn: CHILDIRICI REGIS (Koning Childerik). De unieke zegelring geeft de status van Childerik aan. Met de ring kon hij documenten ‘ondertekenen’ door er zijn beeltenis in was op te zetten. Daarmee gaf hij gezag aan de documenten, zoals ook de Romeinen deden.
Bron 2:
De ‘volksverhuizingen’ en de val van het West-Romeinse rijk zijn dikwijls voorgesteld als dramatische gebeurtenissen die een einde maakten aan de antieke beschaving en de westerse wereld onderdompelden in uitzichtloze barbarij. Hedendaagse historici zien het anders en leggen juist de nadruk op de continuïteit van de geschiedenis. Germaanse heersers probeerden aan te sluiten bij de Romeinse beschaving waarmee zij al vertrouwd waren geraakt toen zij aan de rijksgrenzen leefden en die zij hadden gadegeslagen met een mengeling van bewondering en afgunst. Zij kwamen niet om de beschaving te vernietigen, maar om zich die toe te eigenen. (…)
Op het gebied van politiek, godsdienst, literatuur en economie werden de Romeinse tradities zo veel mogelijk voortgezet (…) wat leidde tot een meer of minder vergaande versmelting van Romeinse en Germaanse elementen.
Uit: I. Bejczy, Een kennismaking met de middeleeuwse wereld. Bussum, Coutinho, 2009.
2
Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie voor de zegelring van Childerik.
search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Wie is de maker van de bron?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
✓ Welk(e) domein(en) link je aan de bron?
search Stap 2: Ik observeer de bron aandachtig.
✓ Bekijk de zegelring aandachtig en beschrijf wat je ziet.
search Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ Onder zoek of de zegelring van Childerik een beeld geeft van hoe Romeins de Germanen waren. Lees ook bron 2 en bekijk het filmpje. Evalueer op p. 36 de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van de ring van Childerik.
Bekijk het filmpje.
✓ Kruis aan hoe bruikbaar de zegelring is om de historische vraag mee te beantwoorden.
niet bruikbaar bruikbaar
Geef een argument voor je keuze. Als dat niet meteen lukt, kun je in de Histokit terugvinden welke argumenten je kunt gebruiken en hoe je die kunt verwoorden.
©VANIN
BRONNEN EVALUEREN
✓ Kruis aan hoe betrouwbaar de zegelring is om de historische vraag mee te beantwoorden.
niet betrouwbaar betrouwbaar
Geef een argument voor je keuze. Ook hier kun je gebruikmaken van de Histokit als het niet meteen lukt.
✓ Vertoont de ring typische kenmerken van de Romeinse samenleving?
Ja / Nee, want
✓ Vertoont de ring typische kenmerken van de Germaanse samenleving?
Ja / Nee, want search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54. 02i
↑
Bekijk het uitgewerkte voorbeeld.
Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa van de Romeinse samenleving?
1
Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 39-40. Gebruik de strategie voor intensief lezen in je Histokit.
©VANIN
Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Toch betekende dat niet dat de Romeinse samenleving op alle vlakken ophield te bestaan in West-Europa. Op sociaal en cultureel vlak bleef de invloed van de Romeinse manier van leven doorwerken. Op politiek en economisch vlak deden er zich grotere veranderingen voor.
De kenmerken van het christendom uit de klassieke oudheid bleven in de middeleeuwen grotendeels bestaan. Je leerde vorig jaar al dat keizer Theodosius in 380 van het monotheïstische christendom de Romeinse staatsgodsdienst maakte. Toch bleef in de Romeinse tijd het christendom vooral beperkt tot sommige grote steden. In de middeleeuwen werd Europa grondiger bekeerd: missionarissen verspreidden het geloof ook naar gebieden waar mensen tot dan polytheïstisch waren. In gebieden waar er christenen waren, nam een bisschop de religieuze leiding op zich. Geleidelijk groeide de bisschop van Rome uit tot de leider van de christelijke levensbeschouwelijke organisatie: de Katholieke Kerk. Je kent die bisschop als de paus. De taal van de Kerk was de taal van Rome, het Latijn. Die taal bleef nog eeuwenlang de belangrijkste bestuurstaal in Europa.
Het Romeinse rijk kende voor de grootste periode uit haar bestaan vaste grenzen. Het rijk werd ook eeuwenlang bestuurd door een autocratische keizer. In de middeleeuwen veranderde die bestuurlijke organisatie geleidelijk. Het rijk verbrokkelde toen tal van kleinere koninkrijken ontstonden. De koning kon bijvoorbeeld stukken grond, vrijstelling van belastingen en bescherming geven aan predikers en bisschoppen. De Kerk kon de koning dan erkennen als rechtmatige heerser en vanuit grote steden het openbare leven organiseren.
↑
Mozaïek met voorstelling van Petrus (midden), paus Leo III (links) en de Frankische koning Karel de Grote (rechts), 8e eeuw, Aken. Petrus was de belangrijkste apostel en was de eerste bisschop van Rome. Hij staat hier symbool voor de Kerk. Paus Leo III en Karel de Grote werkten nauw samen om nietchristelijke volken te bevechten. Als beloning kreeg Karel de keizerstitel van de paus.
De Germaanse stam van de Franken bekeerde zich in onze gewesten tot het christendom. Die stam migreerde al vanaf de 3e eeuw naar het Romeinse rijk. Ze woonden daar oorspronkelijk in een gebied ten oosten van de Schelde. Frankische krijgsheren namen geleidelijk de macht over van de plaatselijke Romeinse elite. Uiteindelijk kwam onze regio onder gezag van één Frankische familie. We noemen die familie de Merovingische dynastie, naar hun mythische stichter Merovech.
De Franken werden niet geregeerd door de Romeinse keizer maar door koningen en hadden dus de monarchie als bestuursvorm. In de loop van de 6e eeuw breidden de Merovingische koningen hun macht steeds verder uit over de vroegere Romeinse provincie Gallië. Toch regeerden die koningen niet altijd het volledige Frankische territorium. Ze beschouwden het gebied immers als hun persoonlijke bezit en verdeelden het bij een erfenis gelijk onder de mannelijke erfgenamen. Daardoor kende het Frankische rijk regelmatig periodes waarbij het grondgebied verbrokkelde en was er minder politieke eenheid in het Frankische rijk dan in het Romeinse rijk.
De aristocraten woonden niet meer in de stad, maar gingen op hun domein wonen. Zo konden ze hun landerijen besturen en beschermen. Dat was nodig omdat er geregeld plundertochten en invallen van vreemde volken waren. Op het domein leefden de mensen hoofdzakelijk van de landbouw en veeteelt. Rond het centrale hof lagen verschillende boerderijen die de boeren in opdracht van hun heer bewerkten. In tijden van nood stonden kleine, vrije boeren hun boerderij soms vrijwillig af aan een rijkere heer in ruil voor zijn bescherming. Veel boeren werden dan ook onvrij. Ze bewerkten land dat ze niet bezaten en hadden andere verplichtingen tegenover hun heer. In die gelaagde samenleving waren de mensen dus ongelijk.
In de loop van de vroege middeleeuwen ontstond er een vertrouwensrelatie tussen leden van de adel, waarbij de vorst vertrouwelingen aan zich bond door een eed van trouw. We noemen dat vazalliteit. De vertrouwelingen van de koning, vazallen genoemd, moesten de koning bijstaan in tijden van oorlog. In ruil voor hun trouw kregen de vazallen van hun leenheer soms een ambt of grond in leen.
↑
Houtsnede uit een Engels handschrift, ca. 1000. Een koning met vazallen die zich onderdanig opstellen.
Byzantijns manuscript, 11e eeuw. De afbeelding toont de economische activiteit in de middeleeuwen: veeteelt (boven), visvangst (midden) en akkerbouw (onder). Het land was erg belangrijk voor de middeleeuwers en ze leefden in een agrarische samenleving.
©VANIN
In de Romeinse tijd bestonden er in vruchtbare gebieden grote boerderijen. Romeinse grootgrondbezitters uit de aristocratie lieten die bewerken door slaven. Ook in het Frankische rijk was grondbezit zeer belangrijk. Net als in het Romeinse rijk was dat de basis van de rijkdom en macht van de aristocratische grootgrondbezitters. De Frankische samenleving was een agrarische samenleving. In West-Europa woonde het grootste deel van de bevolking verspreid over het platteland en ze leefden van de landbouw. In de weinige steden woonden slechts enkele duizenden mensen. De handel en het gebruik van geld namen af. In het Frankische rijk evolueerde men dus van een geldeconomie naar een ruileconomie. Mensen leefden in kleinere groepen bij elkaar en voorzagen daarbij in hun eigen levensonderhoud.
2
Oefen de historische begrippen. Welke begrippen horen bij welke verklaring? Vul in de tabel begrippen aan die vet groen of zwart staan in de leestekst.
Kernbegrip Hulpbegrip Verklaring
manier waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren
christelijke instelling van gelovigen, geleid door de paus, bisschoppen ...
iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten
geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat
geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat
manier waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt
territorium, bv. gebied waarover bestuurd wordt
afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden
het uit elkaar vallen van het grondgebied in kleinere stukken
staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid
koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert vertrouweling van een leenheer. De vazal kreeg een ambt of grond van de leenheer in ruil voor zijn trouw en diensten.
vertrouwensrelatie tussen een leenheer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen
verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats
samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn
samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij)
toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben
3
Vul het schema aan met begrippen uit de tekst. meestal de koning
ambt
Dit systeem noemen we: vazal
Wil je ook weten hoe België vandaag bestuurd wordt? Bekijk dan het filmpje.
trouw
4
Waren de vroege middeleeuwen een breuk met de klassieke oudheid? Zoek argumenten in de leestekst. 02l CONTINUÏTEIT EN VERANDERING
a Plaats je argumenten op de juiste plaats in de tabel.
b Formuleer je argumentatie voluit als antwoord op de historische vraag. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 53-54.
Continuïteit Verandering: evolutie Verandering: breuk
©VANIN
Uitbreiding 1:
Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?
West-Europa is heel geleidelijk op het christelijke geloof overgegaan. Dat gebeurde vanuit de steden die al in de Romeinse tijd bestonden. In die steden zetelden bisschoppen. Zij probeerden het volk te bekeren tot het christendom. Daarnaast waren er missionarissen actief die van plaats naar plaats trokken.
1
In deze opdracht onderzoek je een miniatuur met daarop een missionaris afgebeeld. Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie en focus op het gericht kijken naar bronnen. Maak gebruik van de kijkstrategieën in je Histokit.
search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
✓ Identificeer de bron mondeling. Gebruik zo nodig de hulpvragen in je Histokit.
search Stap 2: Ik observeer de bron.
Oriënterend kijken
✓ Bekijk de miniatuur aandachtig.
✓ Beschrijf bondig wat je ziet.
Gedetailleerd kijken
✓ Lees het bijschrift.
✓ Schrijf de juiste namen en begrippen bij de afbeelding. Kies uit: Bonifatius - bijbel - aureool
Miniatuur, Sint-Bonifatius, het Heilige Doopsel toedienend en zijn marteldood, uit het sacramentarium van Fulda, ca. 975. Een sacramentarium is een gebedenboek. De heilige Bonifatius (672 - 755) was een Britse missionaris. Missionarissen richtten zich eerst tot de koning of tot de lokale heerser. Ze probeerden de lokale bewoners te overtuigen om af te zien van hun heidense gewoonten. Bonifatius kreeg de steun van de Frankische koning om de Saksen (in het huidige Duitsland) te bekeren. Hij probeerde een christelijke toets te geven aan Germaanse gewoonten en ideeën. Bonifatius stichtte in 744 de abdij van Fulda en werd een jaar later aartsbisschop in Mainz. Tijdens een bekeringstocht in het Friese Dokkum werd hij vermoord.
search Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ O verloop mondeling de hulpvragen in je Histokit en vul het antwoord op de vragen aan.
✓ Welke boodschap had de tekenaar van de bron voor zijn doelpubliek?
02h CONTEXTUALISEREN
©VANIN
✓ Welke doel had de tekenaar van de bron?
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Welke rol speelden predikers in de bekering van onze regio?
Wil je meer te weten komen over het kloosterleven?
Maak dan zeker de oefeningen bij het onlinelesmateriaal.
← Miniatuur uit De Regel van H. Benedictus, klooster van St-Gilles, 1129. In de vroege middeleeuwen werden in West-Europa tal van abdijen gesticht. Slechts weinig mensen in de middeleeuwse samenleving konden lezen of schrijven. Monniken vaak wel. In abdijen hielden monniken zich onder andere bezig met het overschrijven van boeken.
Historisch denken: collectieve herinnering
Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit namen van plaatsen of standbeelden in het straatbeeld: dat zijn vaak uitingen van een collectieve herinnering en ze zorgen ook dat die herinnering blijft voortleven.
2
Onderzoek hoe missionarissen via hedendaagse plaatsnamen voortleven in de collectieve herinnering. Vul in Google Maps de namen ‘Willibrord(us)’ en ‘Bonifatius’ in. Bespreek mondeling het resultaat.
3
Onderzoek hoe abdijen en kloosters in Vlaanderen vandaag voortleven in de collectieve herinnering. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.
a Welke gelijkenissen zie je tussen de filmpjes?
↑ Bekijk de filmpjes.
b Met welk doel zouden reclamemakers de geschiedenis van het product betrekken in hun reclamespotje?
4
c Hoe leeft de geschiedenis van abdijen verder in onze collectieve herinnering?
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54.
Historische vraag 4:
Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?
De Franken breidden hun rijk steeds verder uit. Ze werden geregeerd door koningen die hun grondgebied als hun persoonlijk bezit zagen. Meestal bleef de koninklijke macht binnen dezelfde dynastie. Van de 5e tot de 8e eeuw was dat de Merovingische dynastie. Van de 8e tot de 10e eeuw regeerden dan weer de Karolingers. Beide dynastieën zorgden voor een expansie van het Frankische grondgebied. De bekendste koning van de Karolingische dynastie was Karel de Grote. Hij wordt ook wel de vader van Europa genoemd, maar klopt die eretitel wel?
1
©VANIN
Bestudeer de kaart, het werk van historicus Jansen en de stamboom om de oefeningen te maken.
a Bleef het rijk van Karel bestaan? Markeer argumenten in de tekst die de vraag beantwoorden. b Kruis in de tabel aan of de stellingen juist of fout zijn.
Het rijk van Karel de Grote na het verdrag van Verdun (843)
Het rijk van Lodewijk, de zoon van Karel de Grote, kreeg al snel te maken met enkele problemen. Zo was het bestuursapparaat ontoereikend om zo’n groot rijk in stand te houden. (…) Tot slot viel het rijk ook uit elkaar. (…) In 817 besloot Lodewijk zijn oudste zoon Lotharius tot enige erfgenaam en keizer uit te roepen. Zijn andere zonen zouden slechts kleine gebieden krijgen na Lodewijks dood. Daarop brak een strijd los tussen de zonen van Lodewijk. (…) Pas in 843 kwam er in Verdun een verdelingsverdrag. Het westelijke deel van het Frankische rijk ging naar Karel de Kale, het oostelijke deel naar Lodewijk de Duitser. Het middenrijk met Italië en de keizerskroon ging naar Lotharius. (…) Uit de verdeling blijkt wel dat de drie broers bij de verdeling van Verdun niet hebben geprobeerd om volkeren met dezelfde taal bij elkaar te houden. Ze wilden zich eerder een even grote portie grondgebied toe-eigenen. Andere overwegingen lijken ze niet te hebben gehad. Anders zouden ze niet het rare langgerekte middenrijk hebben geschapen dat onverdedigbaar was en gedoemd om de twistappel te worden tussen Oost- en West-Frankenland en de daaruit gegroeide staten Duitsland en Frankrijk.
Naar: H.P.H. Jansen, Geschiedenis van de middeleeuwen. Amsterdam, Uitgeverij Het Spectrum, 2008.
Arnulf bisschop van Metz (612 - 628)
Chlodulfus bisschop van Metz
Pippijn van Landen hofmeier (623 - 629)
Ansegisel Begga
Pippijn van Herstal hofmeier van Austrasië (680 - 714) hofmeier van Neustrië (687 - 714)
Radbod koning van Frisia
Theudesinda Grimoald de Jongere hofmeier van Neustrië (697 - 714)
Theudoald hofmeier van Austrasië (714 - 715)
Drogo hertog van Champagne (690 - 708) hofmeier van Bourgondië (695 - 708)
Odilo hertog van Beieren (736 - 748)
Grimoald de Oudere hofmeier (643 - 656)
Childebert de Geadopteerde koning (656 - 662)
Karel Martel hofmeier (717 - 741)
Chiltrudis Karloman hofmeier (741 - 747)
Tassilo hertog van Beieren (748 - 788)
Childebrand
Pippijn de Korte hofmeier (741 - 751)
Karel I de Grote koning (768 - 814) keizer (800 - 814)
Grifo
Karloman I koning (768 - 771)
getrouwd met regeerperiode (612 - 628)
Uit: L. van der Tuuk, De Franken in België en Nederland, Utrecht, Uitgeverij Omniboek, 2016.
Stamboom van de voorvaderen van Karel de Grote.
De noordelijke grens van het Frankische rijk was de Noordzee.
De Franken veroverden bijna het hele grondgebied van het huidige Frankrijk.
Door het verdrag van Verdun viel het Frankische rijk uiteen in twee delen.
Het gebied van Oost- en West-Frankenland komt overeen met het huidige België en Italië.
Het rijk van Karel de Grote omvatte delen van het huidige Duitsland en Italië.
Het grondgebied van het Frankische rijk komt overeen met dat van de huidige Europese Unie.
Historisch denken: presentisme
Een probleem bij het interpreteren van bronnen is dat we soms vanuit onze eigen leefwereld naar het verleden kijken. Door die denkfout denken we kenmerken van onze hedendaagse samenleving te herkennen in samenlevingen uit het verleden. Omdat we zo het verleden beoordelen vanuit onze hedendaagse waarden of gebruiken, noemen we die denkfout ‘presentisme’.
Juist Fout↑
Bekijk het instructiefilmpje.
Interpreteer de titel ‘vader van Europa’. Bestudeer de bronnen en beantwoord de vragen.
Bron 1:
Karel de Grote, mythische vader van Europa
Titel van een artikel uit de krant De Tijd van 22 juli 2014.
3
↑
Zilveren munt met afbeelding van Karel de Grote met het Duitse opschrift ‘Vader van Europa’, 1993. ↑
Boekcover van Karel de Grote: vader van Europa?,
P.J. Rietbergen, 2009.
a Wat bedoelen de makers van de bronnen met de uitdrukking ‘vader van’? Raadpleeg eventueel een woordenboek.
b Kijk naar de kaart van Europa in je Histokit. Wat denk je dat de makers van de bronnen bedoelen met de uitdrukking ‘van Europa’?
c Kijk terug naar de kaart bij voetstap 1: waarom kun je Karel de Grote al dan niet als de vader van Europa beschouwen? Markeer het juiste antwoord.
—De Europese Unie bestond wel al / nog niet. Karel de Grote kan dus wel / niet de vader van de Europese Unie zijn.
—K arel de Grote heeft wel / niet het hele continent Europa veroverd.
—K arel de Grote veroverde een rijk dat 1000 jaar bleef bestaan / dat uiteenviel na zijn dood. Je kunt hem daarom wel / niet als de vader van Europa beschouwen.
d Welke denkfout maken de makers van de bronnen? ☐ presentisme ☐ betrouwbaarheid
representativiteit
bruikbaarheid
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54.
Uitbreiding 2:
Hoe
correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?
In de vroege middeleeuwen migreerden bewoners van Noord-Europa naar verschillende plaatsen verspreid over het Europese continent. Ze staan bekend als de Vikingen.
1 a Wanneer in de tijd kun je de expedities van de Vikingen situeren?
Bekijk de kaart en beantwoord de vragen.
b Waar kun je de expedities van de Vikingen situeren?
c We zagen in dit hoofdstuk al heel wat migraties en invallen. Bekijk ook de kaart op p. 32. Zet het volk op de juiste plaats. Kies uit: Hunnen - Germanen - Vikingen maritieme migraties: continentale migraties:
De expedities van de Vikingen
2
← Vikingschip, Noorwegen, 9e eeuw. Het succes van de Vikingen lag in hun scheepsbouw. De Vikingen kenden verschillende types boten die ze in alle wateren in Europa konden gebruiken. Zo waren de Vikingen betrokken bij grootschalige rooftochten en handelsnetwerken.
Bekijk de fragmenten van de serie Vikings. Welke indruk krijg je van de Vikingen?
↑
Bekijk het filmpje.
3
In hoeverre is het beeld van de Vikingen in de serie historisch betrouwbaar? Lees de recensie op p. 50 en voer de opdrachten uit.
a Markeer met blauw de argumenten waardoor je Vikings als historisch correct kunt beschouwen.
b Markeer met groen de argumenten waardoor je Vikings als historisch niet correct kunt beschouwen.
c Oordeel zelf: is het beeld van de Vikingen in de serie historisch betrouwbaar? Gebruik de Histokit om een goed antwoord op de vraag te geven.
Enerzijds
©VANIN
Anderzijds
Daarom besluit ik dat
BRONNENSTUDIE: STAP 4
Vikings is gebaseerd op de Oudnoorse saga’s* van Ragnar Lothbrok, een legendarische held van weleer die de kusten afschuimde en steden leegroofde. In de succesvolle serie van zender History wordt Ragnar vertolkt door Australiër Travis Fimmel die zichzelf voor de gelegenheid een nep-Scandinavisch accent heeft aangemeten. In de eerste aflevering treffen we Ragnar aan in de Baltische Staten, waar hij samen met broer Rollo de lokale bevolking omlegt. Hij keert terug naar zijn eenvoudige leven als boer in het Noorse stadje Kattegat (niet vernoemd naar een achterwerk, maar naar een zeestraat zo nauw dat een kat er maar ternauwernood doorheen kan). Hij bewerkt het land samen met zijn vrouw Lagertha en hun twee kinderen. Zijn valse bescheidenheid kan zijn ambitieuze plannen echter niet verhullen: met behulp van een zonnewijzer wil hij met een eigen troep voor het eerst richting het westen varen. Het is het begin van een reeks plundertochten die leiden tot een bloederige strijd om faam, macht en een erezetel in Walhalla. Seriebedenker Michael Hirst heeft een voorliefde voor het historisch epos. (…)
De historische accuraatheid van Vikings is niet de hoofdzaak. Ragnar zou aan het einde van de 9e eeuw geleefd hebben, maar neemt deel aan plundertochten die voor zijn geboorte plaatsvonden en ontmoet koningen die pas een jaar of honderd later zouden regeren. Zijn vrouw Lagertha komt in de saga helemaal niet voor, maar juist zij blijkt het kloppende hart van de serie. Ook kun je je afvragen of de Vikingen wel zo bloeddorstig waren als ze in de serie worden voorgesteld. Ze dreven ook gewoon handel en leefden vaak in vrede samen op het Europese continent. Toch is het duidelijk dat de serie is gemaakt met de bedoeling om de tijdsgeest nauwkeurig weer te geven. Het is namelijk gebaseerd op onderzoek dat zich niet alleen tot de grote lijnen heeft beperkt (zoals kleding, gebruiken en godsdienst), maar ook oog heeft voor details. In het eerste seizoen zien we bijvoorbeeld hoe Ragnar gebruikmaakt van raven om de boten op open zee te navigeren, wat historisch correct is. Ook krijgt de kijker inzicht in de verschillende talen die er in de 8e eeuw circuleerden. De gangbare taal in de serie is modern Engels, maar, wanneer de Vikingen met personages uit andere culturen in contact komen, spreekt ieder personage zijn eigen taal, zoals Latijn, Oudnoors, Oudengels en Oudfrans. Zijn anachronismen** zijn Hirst dan ook vergeven; elke aanpassing staat in dienst van sterkere personages in een dynamischere achtergrond. (…) Verwacht dus veel folklore, modder, en vooral veel bloed.
* Een saga is een Scandinavische legende.
** Weet je nog wat een anachronisme is? Zoek het juiste antwoord op in de lijst met structuurbegrippen in je Histokit.
Naar: M. Tol, ‘Vikings: veel folklore, modder, en vooral veel bloed', een recensie van Vikings, www.delagarde.nl.
©VANIN
4
Wil je meer ontdekken over de Vikingen? Lees en onderzoek dan het verhaal Vikingbloed! dat je bij het onlinelesmateriaal vindt.
06
STRUCTUURBEGRIPPEN
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54.
Historische vraag 5:
In hoeverre verschilde de vroegmiddeleeuwse kunst van de Romeinse kunst in onze regio?
In historische vraag 4 onderzocht je al hoe Romeinse gewoonten doorleefden in de cultuur van de Germanen. Vooral in de kunst- en cultuuruitingen van de bouwkunst groeiden die gewoonten aan het einde van de vroege middeleeuwen uit tot een volwaardige artistieke stroming: de romaanse architectuur.
1 Vergelijk beide objecten mondeling met elkaar. Gebruik daarvoor de stappen van de bronnenstudie in je Histokit: besteed extra zorg aan het gedetailleerd kijken en zorg dat je het bijschrift bij de bronnen goed gebruikt om te contextualiseren.
02g
↑
Romeinse mantelspeld (fibula) uit Oost-Europa, 3e eeuw. De fibula bestaat uit vijf schijfjes in een kruisvorm die zijn ingelegd met oorspronkelijk blauw, wit en rood email. De speld werd wellicht in de 3e eeuw gemaakt in OostEuropa en door een Romeinse soldaat naar hier gebracht en samen met hem begraven. De mantelspeld heeft een diameter van 5,9 cm en is 1,1 cm dik.
↑
Gouden Merovingische mantelspeld (fibula) in de vorm van een schijf uit een vrouwengraf in Rosmeer (Limburg), 7e eeuw. De fibula bestaat uit goud, zilver, rode granaatstenen en gekleurd glas. Het kruisteken op de speld is één van de eerste getuigen van het christelijk geloof in onze streken na de Romeinen. De mantelspeld heeft een diameter van 6,4 cm.
2
In de bouwkunst is continuïteit zichtbaar tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. Bekijk en vergelijk beide gebouwen op p. 52 aandachtig. Gebruik daarvoor de juiste kijkstrategie in je Histokit.
a Verbind gelijkaardige kenmerken van de Romeinse basilica en de middeleeuwse kerk.
b Noteer de kenmerken bij de romaanse kerk. Gebruik de bijschriften als hulp.
02g
KIJKSTRATEGIEËN
Sint-Pieterskerk in Melle (Frankrijk), 12e eeuw. In grote delen van Europa bleven er geen grote stenen gebouwen uit de vroege middeleeuwen bewaard. Rond het jaar 1000 gebruikte men nog steeds bouwtechnieken uit de Romeinse architectuur zoals de rondboog. We noemen die bouwstijl daarom romaans. Ook de vorm van de gebouwen (basilica's) bleef herkenbaar: een langwerpig schip, met aan het uiteinde een absis. Toch zijn er ook verschillen. Het grondplan werd uitgebreid met een dwarsbeuk. De kerk werd daardoor groter en kreeg bovendien de symbolische vorm van een kruis. De buitenmuren werden versterkt met steunberen om het gebouw te helpen ondersteunen.
De Santa Sabina in Rome, ca. 422. De Santa Sabina is een van de oudste christelijke gebedshuizen. Het schip is opgetrokken uit één hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken.
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53-54.
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Antwoord met volzinnen of kruis het juiste antwoord aan.
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, U1, HV4, U2 en HV5.
Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?
Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen?
Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in WestEuropa van de Romeinse samenleving?
☐ De politieke organisatie van het Romeinse rijk verschilde van de vroegmiddeleeuwse samenleving.
☐ De religieuze organisatie van het Romeinse rijk verschilde van de vroegmiddeleeuwse samenleving.
☐ In de middeleeuwen waren de mensen gelijker dan in de klassieke oudheid.
☐ In de middeleeuwen waren de mensen rijker dan in de klassieke oudheid.
Uitbreiding 1: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?
Historische vraag 4: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?
Uitbreiding 2: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?
Historische vraag 5: In hoeverre verschilde de vroegmiddeleeuwse van de Romeinse kunst in onze regio?
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
We situeren de vroege middeleeuwen grofweg tussen het jaar 500 en het jaar 1000. Dat is de periode waarin het Frankische rijk bloeide.
©VANIN
PREHISTORIE
West-Europa na het verdrag van Verdun (9e eeuw)
Schema
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Historisch redeneren: continuïteit en verandering tussen de Romeinse periode en de middeleeuwen
Continuïteit
- bestuur door monarch (koning, keizer)
- godsdienst (christendom)
- gelaagde samenleving
- ongelijkheid
- agrarische samenleving
Verandering: evolutie Verandering: breuk
- migratie: Germanen
- bekering
- veranderende grenzen: expansie en verbrokkeling
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting: De vroege middeleeuwen in West-Europa
Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Germanen die migreerden uit Oost-Europa vestigden zich in onze regio, waardoor de territoriale eenheid van het Romeinse rijk verdween. Ze waren niet uit op het einde van het Romeinse rijk. Integendeel, veel Germanen hadden respect voor de Romeinen. Ze namen daarom deels de Romeinse cultuur over: dat blijkt bijvoorbeeld uit kunst- en cultuuruitingen zoals in de architectuur.
Maar er waren ook belangrijke verschillen tussen beide periodes. De Germanen vestigden hun eigen monarchie op hun grondgebied. Onder de dynastieën van de Merovingers en de Karolingers kende het rijk van de Franken eerst een grote territoriale expansie en dan weer een verbrokkeling. De Romeinse politieke stabiliteit zorgde voor een levendige economie waarin slavernij een grote rol speelde. Maar de handel nam stilaan af, waardoor tijdens de vroege middeleeuwen opnieuw een hoofdzakelijk agrarische samenleving ontstond.
De bekendste koning van die laatste dynastie was Karel de Grote. Hij breidde het Frankische rijk uit tot zijn maximale grootte. Hij was de leenheer die vertegenwoordigers uit de adel aanstelde die een bepaald gebied in zijn naam moesten besturen. Dat noemen we vazalliteit. De middeleeuwse samenleving was dus een gelaagde samenleving met grote ongelijkheid. De vazallen begonnen hun geleende grond als hun persoonlijke bezit te beschouwen. Zo verbrokkelde het rijk onder de opvolgers van Karel de Grote. Een van de oorzaken was de invallen van de Vikingen vanaf de 8e eeuw.
Het christendom was een belangrijke factor van continuïteit tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. De levensbeschouwelijke organisatie van het christendom speelde daarbij een belangrijke rol: bisschoppen bestuurden hun eigen bisdom en de paus in Rome streefde naar macht over de hele Katholieke Kerk. Het Latijn werd nog eeuwenlang gebruikt als bestuurstaal. Toch waren nog lang niet alle mensen bekeerd tot het christendom: de vroegmiddeleeuwse samenleving bleef nog eeuwenlang een multiculturele samenleving met zowel Germaanse, Romeinse als christelijke cultuuruitingen. De Frankische koningen hebben vanaf de bekering van Chlodovech gretig gebruikgemaakt van de kerkelijke bestuurservaring.
Historisch denken: bronnen contextualiseren
Om je een beeld te kunnen vormen van het verleden is het niet voldoende om de bronnen te lezen. Je weet al van vorig jaar dat je een bron steeds moet beoordelen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Je moet ook de context kennen om de bron te kunnen interpreteren. Daarom stel je vragen zoals: Waarom werd de bron gemaakt? Wat wou de maker daarmee bereiken? Zo begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. In je Histokit vind je richtvragen die je helpen om historische bronnen te contextualiseren. Het bijschrift bij een bron of het werk van hedendaagse historici is vaak een dankbaar hulpmiddel om de bronnen juist te contextualiseren.
Historisch denken: collectieve herinnering en presentisme
Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering.
Wanneer we het verleden beoordelen vanuit onze hedendaagse waarden of gewoonten, noemen we dat ‘presentisme’.
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultureel: artistieke stroming, gewoonte, kunst- en cultuuruitingen (absis, architectuur, mozaïek, rondboog, schip), levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, bisschop, christendom, katholiek, kerk, klooster, paus), multiculturele samenleving
—economisch: handel, landbouw
©VANIN
HISTORISCHE BEGRIPPEN
—politiek: bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, keizer, koning, leenheer, macht, vazal, vazalliteit, vorst), monarchie, veranderende territoriale invulling (eenheid, expansie, grens, grondgebied, koninkrijk, territorium, verbrokkeling, verovering)
—sociaal: agrarische samenleving, gelaagde samenleving (adel), migratie, nomadische samenleving (stam), (on)gelijkheid, (on)vrijheid, oorlog
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—breuk —collectieve herinnering —continuïteit —evolutie —presentisme
—scharniermoment —verandering
STRUCTUURBEGRIPPEN
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je over de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
Dit kan ik … goed
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt toelichten waarom historici rond 500 een nieuwe periode laten aanvangen en je kunt symbolische scharnierdata toelichten.
Je kunt de Germaanse migraties en het Frankische rijk in de ruimte situeren.
Je kunt voorbeelden van gelijkenissen en/of verschillen tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen geven.
Je kunt met behulp van een schematische voorstelling het begrip vazalliteit toelichten.
Je kunt kenmerken van de vroegmiddeleeuwse samenleving beschrijven. Je kunt daarbij volgende begrippen gebruiken: agrarische samenleving, bestuurlijke organisatie, gelaagde samenleving, handel, kunst- en cultuuruitingen, levensbeschouwelijke organisatie, migratie, monarchie, multiculturele samenleving, (on)gelijkheid, (on)vrijheid en veranderende territoriale invulling.
Je kunt voorbeelden van vroegmiddeleeuwse kunst- en cultuuruitingen geven.
Je kunt de rol van de Kerk bij de bekering tot het christendom van onze regio verklaren.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt met behulp van richtvragen de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van historische bronnen bij het beantwoorden van een historische vraag beoordelen.
Je kunt bij het bestuderen van historische bronnen verschillende kijkstrategieën toepassen, zoals oriënterend en gedetailleerd kijken.
Je kunt het bijschrift bij een bron gebruiken om vragen te beantwoorden over de context (van die bron).
Je kunt het belang van de context bij het interpreteren van bronnen toelichten.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt de structuurbegrippen breuk, continuïteit, evolutie, gevolg, oorzaak en verandering in een argumentatie over de vroege middeleeuwen gebruiken.
Je kunt uitleggen wat presentisme is en je kunt het herkennen in een historische redenering.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt uitleggen wat een collectieve herinnering is en hoe die tot stand komt.
Wat kan ik nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Het Byzantijnse rijk
(ca. 400 - ca. 1450)
© GrangerHoofdstuk
↑
Het Byzantijnse rijk is een andere benaming voor het OostRomeinse rijk. Onder keizer Justinianus (6e eeuw) kon het Byzantijnse rijk voor een korte periode grote delen van het Westen heroveren. De stad Constantinopel was het centrum van het rijk. Deze mozaïek van de keizer vind je vandaag terug in de basiliek van San Vitale in Ravenna, in het noorden van Italië. Was Byzantium erfgenaam van het Romeinse rijk? En bleef dat rijk echt nog een millennium bestaan?
Wat weet je al? I
1
Je leerde vorig jaar heel wat over het bestuur van het Romeinse rijk. Fris je geheugen op door in kernwoorden te noteren wat je je nog herinnert over keizer Augustus of over het keizerrijk in het algemeen.
©VANIN
II
2
Keizer Augustus liet zich nog tijdens zijn leven vereren als een god. Dat was niet abnormaal in de klassieke oudheid. Vul aan welke kenmerken van de religie tijdens de klassieke oudheid je je nog herinnert.
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk onderzoek je wat er met de oostelijke helft van het Romeinse rijk gebeurde na de klassieke oudheid. Vanaf de middeleeuwen noemen we dat gebied het Byzantijnse rijk.
✓ Eerst situeer je het Byzantijnse rijk in tijd en ruimte (HV1 en HV2).
✓ Daarna lees je een tekst met de belangrijkste politieke, sociale, economische en culturele kenmerken van de Byzantijnse samenleving. Met bronnen onderzoek je continuïteit en verandering tussen het Byzantijnse rijk en de klassieke oudheid (HV3).
✓ Nadien kun je leren om vanuit verschillende perspectieven naar de Hagia Sophia te kijken (U1) en kun je ontdekken welke verschillen er ontstonden tussen katholieken en oosters-orthodoxen (U2).
✓ Vervolgens maak je een bronnenstudie waarin je onderzoekt hoe de stad Constantinopel eruitzag tijdens de vroege middeleeuwen (HV4).
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk?
Uitbreiding 1:
Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?
Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?
Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?
Historische vraag 4: Hoe zag de stad Constantinopel eruit in de vroege middeleeuwen?
Uitbreiding 2:
Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1:
Waar situeer je het Byzantijnse rijk?
Het Byzantijnse keizerrijk is vernoemd naar de Griekse stadstaat Byzantium. Daar liet keizer Constantijn in het begin van de 4e eeuw een nieuwe hoofdstad bouwen voor het Romeinse rijk. Na zijn dood werd de stad naar hem genoemd: Constantinopel. Van een kleine vissershaven groeide de plaats dus uit tot het centrum van een enorm rijk. Vandaag heet de stad Istanbul en ligt ze in Turkije.
1
2
Bekijk de kaart en beantwoord de vragen. Gebruik eventueel je Histokit.
Het Byzantijnse rijk (6e eeuw)
a Omcirkel op de kaart de steden Constantinopel en Rome.
b Markeer het juiste antwoord. Het Byzantijnse rijk lag in het oosten / westen van het voormalige Romeinse rijk.
c Welke volken bedreigden in de 6e eeuw het Byzantijnse rijk? vanuit het noorden: vanuit het oosten:
d In de 6e eeuw was Constantinopel niet de enige belangrijke stad in het Byzantijnse rijk. Welke andere belangrijke Byzantijnse stad vind je op de kaart?
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 75-76.
Historische vraag 2:
Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?
Rond 1200 was het Byzantijnse rijk in verval. In 1204 werd de stad met geweld geplunderd tijdens de vierde kruistocht. Voordien waren de grenzen van het rijk al veranderd na enkele nederlagen. Het territorium van Byzantium verbrokkelde dus tijdens de hoge middeleeuwen. In 1453 werd de stad veroverd door Turkse moslims en kwam er een einde aan het Byzantijnse rijk. Voorlopig focussen we ons op de geschiedenis vóór 1200.
1 Bestudeer aandachtig de tijdlijnen. Gebruik eventueel je Histokit.
Tijdlijn 1: De Byzantijnse tijdrekening
jaar 1 = 5509 v.C. schepping van het universum volgens de Bijbel
©VANIN
5985 = 476 einde West-Romeinse rijk
6962 = 1453 inname van Constantinopel
Tijdlijn 2: De westerse tijdrekening
PREHISTORIE
ROMEINSE KEIZERRIJK
GERMAANSE KONINKRIJKEN BYZANTIJNSE RIJK
a Je zag in hoofdstuk 1 dat 1492 een symbolisch jaartal was om de middeleeuwen te laten eindigen. Welk jaartal kun je na het bestuderen van de tijdlijnen ook nog gebruiken als symbolisch eindpunt van de middeleeuwen? Noteer naast dat jaartal wat er toen gebeurde.
b Vul de tekst aan. In de 10e eeuw nam de Byzantijnse samenleving een eigen tijdrekening aan. Die jaartelling startte vanaf het ontstaan van het universum zoals uitgerekend in de Bijbel, namelijk in het jaar Ons huidige jaar zou in de Byzantijnse tijdrekening overeenkomen met het jaar
Historische vraag 3:
Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?
1
Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 65-66. Gebruik de juiste leesstrategie
uit je Histokit om de opdrachten te maken.
De erfgenaam van het Romeinse rijk
Het Byzantijnse rijk was de verderzetting van het Romeinse keizerrijk in het Oosten. Hun keizers waren Romeinse keizers. De Byzantijnen zagen zichzelf als rasechte Romeinen. Het rijk heette in het Grieks het Basileía Rhōmaíōn: het Romeinse rijk. In het Byzantijnse rijk was het Grieks de voertaal. Dat was in die regio ook tijdens de klassieke oudheid al zo. De gebieden in het oostelijke deel van de Middellandse Zee waren in handen van de opvolgers van Alexander de Grote tot ze veroverd werden door de Romeinen. De Griekse voertaal werd er ook tijdens het oude Romeinse keizerrijk gesproken. Toch duurde het nog meer dan honderd jaar voor een Byzantijnse keizer ingreep in de bestuurlijke organisatie en de bestuurstaal van het rijk van het Latijn veranderde naar het Grieks. Ook het Griekse alfabet werd gebruikt voor geschreven teksten.
Politieke kenmerken
Het christendom was al tot staatsgodsdienst uitgeroepen toen het Romeinse rijk nog verenigd was. In het Byzantijnse rijk regeerde de keizer als de plaatsvervanger van God. De staatsvorm van het Byzantijnse rijk was een monarchie. De Byzantijnse keizer streefde naar alleenheerschappij waarbij hij de macht volledig in handen had. We noemen dat streven naar volledige macht absolutisme. Hij stelde ambtenaren aan om de centralisatie van zijn rijk te bevorderen: de keizerlijke ambtenaren moesten zo veel mogelijk macht naar zich toe trekken. Dat ging ten koste van de macht van lokale ambtenaren in de provincies. Ambtenaren en een professioneel leger werden betaald met goed georganiseerde belastinginkomsten op handel. Dankzij de bestaande geldeconomie en de uitstekende ligging van het Byzantijnse rijk om handel te drijven met het Oosten waren er heel wat inkomsten. Om de rechtspraak efficiënter te laten verlopen liet keizer Justinianus alle bestaande wetgeving samenbrengen in één wetboek, de Codex Justinianus.
Culturele kenmerken
De keizer hield naast de politieke macht ook de levensbeschouwelijke organisatie zelf strak in handen. Hij benoemde de bisschoppen binnen zijn rijk. Onder leiding van de keizer werden er concilies, vergaderingen van kerkleiders zoals bisschoppen, gehouden waar ze belangrijke beslissingen namen over het geloof. De vereniging van wereldlijk en geestelijk gezag in één persoon heet cesaropapie. Het christelijke geloof was in het Byzantijnse rijk een belangrijke inspiratiebron voor de kunst. Een goed voorbeeld van een Byzantijnse kunstuiting is het icoon, een religieuze afbeelding geschilderd op een houten paneel. De keizers lieten zich graag afbeelden in het bijzijn van christelijke figuren zoals Jezus of Maria. In Constantinopel werd een gigantische kathedraal, de Hagia Sophia, gebouwd.
↑
Mozaïek in de Hagia Sophia van keizers Justinianus I en Constantijn met Maria en Jezus, late 10e of vroege 11e eeuw. Net als voor het Romeinse rijk was de mozaïekkunst typisch voor het Byzantijnse rijk.
Byzantijns icoon van Christus Pantokrator (alleenheerser) in het Katarinaklooster in Sinaï, 6e eeuw. Iconen zijn een voorbeeld van christelijke religieuze beeldkunst die typisch is voor het Oosten. De schilders hanteerden strikte regels voor afbeeldingen van Jezus, Maria of de heiligen.
In de 11e eeuw veroorzaakte het Oosters Schisma een religieuze breuk binnen het christendom: voortaan ontstonden er verschillende kerken. Aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk vestigde de paus steeds meer zijn macht, vooral in West-Europa. In het Byzantijnse rijk bleef de keizer hoofd van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Later ontstonden nog meer verschillende kerken binnen de oosters-orthodoxe traditie. Het woord kerk gebruiken we dus niet alleen voor het gebouw waarin christenen hun geloof vieren, maar ook om de organisatie aan te duiden van de verschillende strekkingen binnen de christelijke religie: de Katholieke Kerk en de verschillende oosters-orthodoxe kerken. Die oosterse kerken noemen zich orthodox, dat is afgeleid van het Grieks: orthodoxia betekent juiste mening. Ze benadrukken zo dat zij vinden dat ze de juiste weg volgen.
2
Lees de bron. Vul aan welke vetgedrukte kenmerken uit de tekst over de Byzantijnse samenleving je herkent.
God heeft u op de keizerstroon gezet en heeft u door zijn goddelijke toestemming tot god op aarde gemaakt zodat u zou kunnen doen en laten wat u goed vindt. Al uw daden zijn dus vol wijsheid en waarheid.
↑
Strategikon, geschreven door de Byzantijnse generaal Kekaumenos. Dat 11e-eeuwse boek geeft lezers advies over politiek en oorlogsvoering.
De bron is een voorbeeld van Byzantijns en van de Byzantijnse
3
Plaats de begrippen in de twee schema’s. Gebruik de leestekst om je keuze te maken. Bespreek mondeling het verband tussen de begrippen.
Kies uit: keizer - cesaropapie - concilie - rechtspraak - handel - alleenheerschappij
monarchie:
levensbeschouwelijke organisatie
centralisatie absolutisme
religieuze breuk: schisma
bisschoppen
4
Vat in het schema samen waarin de Romeinse samenleving en het Byzantijnse rijk verschilden.
Romeinse rijk verandering: continuïteit: verderzetting in het Oosten =
5
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 75-76.
Uitbreiding 1:
Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?
In de 6e eeuw liet de Byzantijnse keizer Justinianus in zijn hoofdstad een reusachtige kerk bouwen: de Hagia Sophia. Constantinopel werd in 1453 veroverd door de Osmanen, een Turkse dynastie. De stad werd vanaf dan de hoofdstad van het Osmaanse rijk. De islamitische veroveraars hergebruikten veel Byzantijnse symbolen. Verschillende Byzantijnse christelijke gebouwen kregen vanaf dat moment een nieuwe islamitische bestemming. Het filmpje leert je meer over de Hagia Sophia. Je ontdekt ook welke rol het gebouw kreeg na de verovering van Constantinopel door de Osmaanse Turken.
1
a Duid op de foto’s elementen aan die verwijzen naar de functie die het gebouw kreeg na het einde van het Byzantijnse rijk.
Hedendaagse afbeeldingen van de Hagia Sophia in Istanbul. Het gebouw was tijdens de middeleeuwen een van de grootste gebouwen ter wereld.
b Noem minstens één verandering die aan de binnenkant van het gebouw werd doorgevoerd na de Osmaanse verovering.
c Vul op basis van het filmpje de functies aan die het gebouw door de eeuwen heen had.
middeleeuwen:
vroegmoderne tijd:
hedendaagse tijd (20e eeuw):
hedendaagse tijd (sinds 2020): moskee
Historisch denken: standplaatsgebondenheid
Je leerde vorig jaar al dat je een historische gebeurtenis vanuit verschillende perspectieven kunt bekijken. Vrouwen of slaven keken bijvoorbeeld anders naar het democratische gehalte van Athene dan de mannelijke burgers van de stad. Ook verschilt het hedendaagse perspectief vaak van het middeleeuwse perspectief. We noemen dat standplaatsgebondenheid: de context (tijd, plaats en situatie) waarin mensen zich bevinden, beïnvloedt hun denken en handelen. Dat merk je ook in de volgende bronnen. De standplaatsgebondenheid van de mensen die aan het woord komen, beïnvloedt hun mening over de functie van de Hagia Sophia.
©VANIN
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Nadat het Osmaanse rijk ophield te bestaan in de vroege 20e eeuw, werd de Hagia Sophia een museum. In 2020 besliste de Turkse regering dat de Hagia Sophia weer een moskee moest worden zoals in de vroegmoderne tijd. Die beslissing kreeg heel wat tegenkanting van tegenstanders van de Turkse regering, zowel in eigen land als in het buitenland.
a Lees de nieuwsberichten over de kwestie.
b Markeer de argumenten die mensen geven voor of tegen de verandering van functie.
c Bespreek mondeling de standplaatsgebondenheid van de mensen die aan het woord komen.
Conservatieve Turken wilden al langer de Hagia Sophia omvormen tot een moskee, zoals het vroeger was. De regering van president Erdogan vindt dat Turkije zelf kan beslissen wat er met het gebouw gebeurt en kant zich tegen ‘buitenlandse inmenging’. Turkije is dan wel overwegend een islamitisch land, toch vonden ook veel Turken dat de Hagia Sophia beter een museum blijft. (…) Istanbul mag dan in Turkije liggen, de zaak krijgt meteen ook internationale gevolgen. Orthodoxe landen zoals Griekenland en Rusland, maar ook de
Verenigde Staten, hadden Turkije gewaarschuwd om de Hagia Sophia te laten zoals die is. De Griekse minister van cultuur Lina Mendoni vindt dat de Hagia Sophia ‘een monument voor de hele mensheid is’. De omvorming tot een moskee vindt ze ‘een provocatie voor de beschaafde wereld’. Turkije laat zich dan wel niet echt gelegen aan wat Griekenland en andere kleine landen in Oost-Europa denken, maar de relaties met Rusland zouden nu wel onder druk kunnen komen te staan.
Uit: J. De Greef, ‘Turkse president Erdogan vormt Hagia Sophia in Istanbul om tot moskee na goedkeuring Hooggerechtshof’, 10 juli 2020, www.vrt.be.
De directeur-generaal van UNESCO betreurt ten zeerste het besluit van de Turkse autoriteiten, genomen zonder voorafgaande discussie, om de status van de Hagia Sophia te wijzigen. Hagia Sophia maakt deel uit van de historische gebieden van Istanbul, een pand dat op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. ‘Hagia
Naar: www.en.unesco.org
Sophia is een architectonisch meesterwerk en een unieke getuigenis van de interacties tussen Europa en Azië door de eeuwen heen. Zijn status als museum weerspiegelt het universele karakter van zijn erfgoed en maakt het een krachtig symbool voor dialoog,’ aldus directeur-generaal Audrey Azoulay.
UNESCO-verklaring op 10 juli 2020 in Parijs over de Hagia Sophia. De UNESCO is een organisatie die de bescherming van internationaal bekend erfgoed stimuleert.
3
Hoewel de standpunten over de Hagia Sophia vaak tegengesteld zijn, zijn alle partijen het eens over het belang van het gebouw. Lees het kader historisch denken op p. 68.
a Vul het perspectief van de drie mensen die aan het woord kwamen aan in het schema. b Denk klassikaal of in groepjes na over de verschillende standpunten. Wat weegt volgens jullie (klas)groep het zwaarste door? Moet de Turkse regering over haar eigen erfgoed kunnen beschikken? Of behoort belangrijk erfgoed de hele wereld toe?
Turkse president:
Griekse minister van cultuur: directeur-generaal van UNESCO:
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 75-76.
Historische vraag 4: Hoe zag de stad Constantinopel eruit in de vroege middeleeuwen?
Constantinopel was eeuwenlang de grootste stad van Europa. Terwijl klassieke monumenten in de stad Rome tijdens de vroege middeleeuwen stilaan tot puin vervielen, bleef Constantinopel uitgroeien tot een machtige wereldstad. In deze historische vraag onderzoek je aan de hand van historische bronnen en met behulp van het werk van historici hoe de stad eruitzag in de vroege middeleeuwen.
©VANIN
1
Maak een vergelijkende bronnenstudie om een beeld te krijgen van Constantinopel in de vroege middeleeuwen.
a Vul op basis van de drie bronnen het schema aan.
b Vul met behulp van het filmpje de vergelijkende bronnenstudie verder aan.
Bron 2:
↑
Tekening van de stad Constantinopel vanuit vogelperspectief door de Italiaan Christoforo Buondelmonte, 1422. De kaart is van groot historisch belang omdat ze een zeldzame primaire bron is die een beeld geeft van de middeleeuwse gebouwen in de stad.
↑
Hedendaags zicht op de schaarse restanten van de hippodroom van Constantijn. De twee obelisken op de afbeelding stonden in de vroege middeleeuwen in een groot stadion waar wagenrennen gehouden werden. In de stad zijn ook andere archeologische resten bewaard naast die van de Hagia Sophia, bv. een aquaduct en dikke stadsmuren.
search Stap 1: Ik onderzoek de context.
Bron 1
← Reconstructie van een deel van de stad Byzantium, 21e eeuw. Het beeld werd gemaakt op basis van wetenschappelijk advies van archeoloog Jan Pastenec. De tekenaars probeerden op de kaart alle gebouwen uit de vroege en hoge middeleeuwen in de stad af te beelden. Ze hielden er geen rekening mee dat sommige van de oudste gebouwen in de hoge middeleeuwen al afgetakeld waren.
Bron 2
Is het een historische bron of een historisch werk?
Wanneer is de bron gemaakt?
search Stap 2: Ik observeer de bron.
Beschrijf in grote lijnen de kenmerken die je observeert.
Bron 3
Beschrijf details van de kenmerken die je observeert.
search Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ Welke reden is er om de bronnen minder bruikbaar te vinden om de historische vraag te beantwoorden? Je vindt het antwoord in het bijschrift bij bron 3.
✓ Op welke manier ging de tekenaar van bron 3 te werk om zijn reconstructietekening te maken?
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Gebruik eventueel de schrijfkaders in je Histokit. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 75-76.
Uitbreiding 2:
Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?
Al sinds de splitsing van het Romeinse rijk ontstonden er spanningen tussen de paus in Rome en de kerkleiders in het Byzantijnse rijk. Verschillende Byzantijnse bisschoppen vonden dat de paus geen gezag had. En dat vinden ze vandaag nog altijd. De grote meningsverschillen leidden in 1054 tot een religieuze breuk tussen beide Kerken die we het Oosters Schisma noemen. Beide religieuze organisaties zien zichzelf als de enige juiste erfgenaam van de leer van Jezus Christus. Mensen die het gezag van de paus in Rome erkennen, noemen we vandaag katholiek. Mensen die de oosterse gewoonten en tradities verderzetten, zijn vandaag verenigd in verschillende oosters-orthodoxe kerken.
Je ziet vijf hedendaagse afbeeldingen. Ze horen telkens bij de oosters-orthodoxe of de katholieke traditie. Zet de letter van de afbeelding bij het juiste bijschrift.
Bijschrift Letter
Het oosters-orthodoxe kruis heeft twee bijkomende dwarsbalken: bovenaan een extra kleine balk en onderaan een schuine balk.
De dagelijkse kledij van de katholieke paus is voornamelijk wit.
In de Oosters-Orthodoxe Kerk gebeurt het dopen door volledige onderdompeling in gewijd water.
In de Katholieke Kerk gebeurt het dopen door het hoofd te besprenkelen met gewijd water.
De dagelijkse kledij van een patriarch van de Oosters-Orthodoxe Kerk is voornamelijk zwart.
Zowel de Oosters-Orthodoxe als de Katholieke Kerk beschouwt de Bijbel als het heilige boek.
©VANIN
2
Bekijk de volgende kenmerken van de oosters-orthodoxe en de katholieke tradities. Je hebt die kenmerken nodig om het schema in voetstap 4 aan te vullen.
Datum van religieuze feestdagen in 2035 KatholiekOosters-orthodox
Kerstmis 25 december 7 januari
Pasen 25 maart 29 april
Hemelvaartsdag 3 mei 7 juni
Pinksteren 13 mei 17 juni
↑
Sinds de scheuring stemmen katholieken en oosters-orthodoxen de organisatie en geloofsleer van hun Kerk niet meer met elkaar af. Zo verschillen ze niet enkel van mening over het gezag van de paus. Ook over de rol van de bisschoppen, het uitvoeren van de rituelen en het celibaat van priesters beslissen beide Kerken afzonderlijk. Bovendien gebruiken ze ook een andere tijdrekening. De katholieke beslissingen om wijzigingen aan te brengen in de religieuze kalender werden niet door de Oosters-Orthodoxe Kerk gevolgd. In 1582 besliste de paus om schrikkeljaren in te voeren. Landen waar de Oosters-Orthodoxe Kerk sterk stond, deden dat pas in het begin van de 20e eeuw.
← Cyrillus en Methodius, fresco uit de 11e eeuw in de Sint-Sophiakerk in Ohrid in Noord-Macedonië. De Byzantijnse keizer stuurde in de 9e eeuw monniken om de Slavische volken te kerstenen. Omdat in de Slavische talen heel wat klanken bestonden die niet door Griekse lettertekens opgeschreven konden worden, ontwikkelden de monniken en hun latere opvolgers een nieuw alfabet. Daaruit groeide het zogenaamde cyrillische alfabet dat vandaag door heel wat Centraal- en Oost-Europese volken gebruikt wordt. Het bekendste is het Russisch, maar ook het Bulgaars, het modern Macedonisch, het Oekraïens, het Servisch en het Wit-Russisch gebruiken de cyrillische lettertekens. Door het groot schisma in de 11e eeuw vielen veel gebieden van het voormalige Byzantijnse rijk binnen de invloedssfeer van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Zij zijn dat schrift blijven gebruiken.
Gebruik de website Lexilogos om je naam van het Latijnse naar het Russische alfabet te vertalen.
3 ↑ Ga naar de website.
4
Vul het schema aan met wat je leerde in de inleiding en voetstap 1 om een antwoord te vormen op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 75-76.
11e eeuw: religieuze breuk tussen : gezag van de paus enkel over katholieken ontstaan
kalender: schrift: rituelen en symbolen:
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Kruis het juiste antwoord aan of antwoord met volzinnen.
Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk?
☐ Het Byzantijnse rijk omvatte de oostelijke gebieden van het Romeinse rijk rond de Middellandse Zee.
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV2, HV4 en U2.
☐ Het politieke en economische centrum van het Byzantijnse rijk was Constantinopel.
☐ Op haar hoogtepunt was het Byzantijnse rijk uitgestrekt over Europa, Azië en Afrika.
Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?
Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?
Er was continuïteit tussen het Byzantijnse rijk en het Romeinse rijk:
Toch waren er ook elementen van ten opzichte van het Romeinse rijk:
Uitbreiding 1: Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?
☐ De functies van het gebouw veranderden doorheen de tijd.
☐ Het perspectief op de functie verschilt van persoon tot persoon: de standplaatsgebondenheid van iemands mening over de Hagia Sophia bepaalt dat perspectief.
☐ Sinds 2020 is de Hagia Sophia opnieuw een moskee.
Historische vraag 4: Hoe zag de stad Constantinopel eruit in de vroege middeleeuwen?
Uitbreiding 2: Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
Het Byzantijnse rijk ontstond in de 4e eeuw bij de splitsing van het Romeinse rijk in een oostelijk en een westelijk deel. Vanaf de hoge middeleeuwen verbrokkelde het grondgebied. Het rijk bleef wel de hele middeleeuwen lang bestaan, tot de verovering van Constantinopel in 1453.
©VANIN
PREHISTORIE
Het Byzantijnse rijk (6e eeuw)
Byzantijnse jaartelling: 6962
Schema
↑
Bekijk het instructiefilmpje.
Historisch redeneren: continuïteit en verandering tussen het Romeinse rijk en Byzantium
Romeinse rijk
verderzetting in het Oosten = Byzantijnse rijk
continuïteit:
- zagen zichzelf als Romeinen
- keizerrijk
- handel met geldeconomie
verandering:
- christelijk: schisma
- Grieks als officiële taal
- kunst- en cultuuruitingen
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting: Het Byzantijnse rijk
Het grondgebied van het Byzantijnse rijk veranderde sterk tijdens de middeleeuwen. In de vroege middeleeuwen veroverde keizer Justinianus een groot territorium, maar nadien verbrokkelde dat opnieuw en werden de grenzen van het rijk stilaan beperkt tot de regio rond de stad Byzantium zelf. Tal van kenmerken van de Byzantijnse cultuur zijn gelijkaardig aan de klassieke oudheid. De Byzantijnse kunstuitingen zoals iconen en mozaïeken werden geïnspireerd door het christendom
Het Byzantijnse rijk was een monarchie: aan het hoofd van de samenleving stond een alleenheerser die de titel van keizer droeg. Het rijk werd centraal gestuurd met behulp van ambtenaren. Het christendom was een staatsgodsdienst en de keizer stond zelfs aan het hoofd van de levensbeschouwelijke organisatie. We noemen die verbinding van religieuze en bestuurlijke macht cesaropapie.
In de 11e eeuw veroorzaakte het Oosters Schisma een religieuze breuk binnen het christendom: vanaf toen bestonden er verschillende kerken. Aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk vestigde de paus steeds meer zijn macht, en dan vooral in West-Europa. In het Byzantijnse rijk bleef de keizer het hoofd van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Later ontstonden nog meer verschillende kerken binnen de oosters-orthodoxe traditie.
De hoofdstad Constantinopel was een reusachtige stad die het knooppunt van centralisatie vormde in het Byzantijnse rijk. Dankzij haar ligging was ze goed verdedigbaar en voorzien van goede handelsroutes over land en zee tussen Azië en Europa. Het Byzantijnse rijk kon een groot beroepsleger op de been houden dat betaald werd met belastingen uit gronden en handel.
Historisch denken: standplaatsgebondenheid
Een historische gebeurtenis kun je bekijken vanuit verschillende perspectieven. Dat is zo voor de verschillende sociale groepen uit het verleden en vanuit een hedendaags perspectief vergeleken met het perspectief van het verleden. We noemen dat standplaatsgebondenheid: de context (tijd, plaats en situatie) waarin mensen zich bevinden beïnvloedt hun denken en handelen. In dit hoofdstuk leerde je bijvoorbeeld dat de standplaatsgebondenheid van mensen hun mening over de functie van Hagia Sophia beïnvloedt.
©VANIN
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultureel: gewoonte, kunst- en cultuuruiting (icoon, mozaïek), levensbeschouwelijke organisatie (bisschop, christendom, concilie, islam, katholiek, kerk, oosters-orthodox, paus, religie), religieuze breuk (schisma), traditie
—economisch: handel
HISTORISCHE
©VANIN
—politiek: absolutisme (alleenheerschappij, alleenheerser), bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, cesaropapie, keizer, macht, voertaal), centralisatie, monarchie, rechtspraak (codex), staatsvorm, stadstaat, territoriale invulling (grens, territorium, verbrokkeling, verovering)
—sociaal: geweld (kruistocht)
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—breuk
—continuïteit —gevolg —oorzaak —standplaatsgebondenheid —tijdrekening —verandering
STRUCTUUR
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je over het Byzantijnse rijk. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
©VANIN
Dit kan ik … goed onvoldoende
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt het Byzantijnse rijk in de tijd situeren.
Je kunt het Byzantijnse rijk in de ruimte situeren.
Je kunt de kenmerken van het Byzantijnse bestuur en de Byzantijnse kunst- en cultuuruitingen toelichten.
Je kunt de organisatie van verschillende strekkingen binnen het christendom met behulp van het begrip Kerk omschrijven.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt de betekenis van het begrip standplaatsgebondenheid uitleggen.
Je kunt de standplaatsgebondenheid van meningen over historisch erfgoed zoals de Hagia Sophia benoemen.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt voorbeelden van continuïteit tussen de Byzantijnse samenleving en de klassieke oudheid geven.
Je kunt voorbeelden van verandering tussen de Byzantijnse samenleving en de klassieke oudheid geven.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt verklaren waarom mensen belang hechten aan de Hagia Sophia.
Je kunt uitleggen wat de gevolgen van het Oosters Schisma waren.
Je kunt hedendaagse tradities en gewoonten van de Katholieke en de OostersOrthodoxe Kerk herkennen in een afbeelding.
Wat kan ik nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Het Arabische rijk
(ca. 600 - ca. 1250)
Hoofdstuk
©VANIN
© Bridgeman ImagesIllustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Tijdens de middeleeuwen raakte de kennis van wetenschappers en filosofen uit de oudheid vergeten in de westerse wereld. Maar in het Arabische rijk bezaten ze die kennis nog wel.
I
Wat weet je al?
In Sapiens 2 leerde je dat een groot deel van het Nabije Oosten in contact kwam met de Griekse wereld als gevolg van de veroveringen van Alexander de Grote. De periode van het hellenisme was een bloeiperiode voor de filosofie en de wetenschappen. Op p. 81 zie je een afbeelding van Aristoteles. Die filosoof was ook in de middeleeuwen een bron van inspiratie. Wat herinner je je verder nog over de Griekse filosofie en wetenschappen? Bespreek mondeling.
©VANIN
II
↑
19e-eeuwse reconstructietekening, Frankrijk. Wetenschappers discussiëren in het museion in Alexandrië over wiskunde.
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk maak je kennis met de Arabische samenleving. In de 7e eeuw ontstond daar een nieuwe religie: de islam. Die beïnvloedde de geschiedenis van het uitgestrekte Arabische rijk.
✓ Eerst situeer je het Arabische rijk en het ontstaan van de islam in tijd en ruimte (HV1 en HV2).
✓ Daarna gebruik je bronnen om te onderzoeken welke rol de islam speelde in de vroege Arabische samenleving (HV3).
✓ In de leestekst (HV4) maak je kennis met de politieke, economische, sociale en culturele kenmerken van het Arabische rijk. Je vergelijkt die met de kenmerken van de samenleving in West-Europa op dat moment.
✓ Tot slot maak je bronnenstudies over de Arabische wetenschappen (HV5) en over de kunst (U1).
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Wanneer zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?
Uitbreiding 1:
Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?
Historische vraag 2: Waar situeer je het Arabische rijk?
Historische vraag 3: Welke rol speelde de islam bij het ontstaan van het Arabische rijk?
Historische vraag 4:
Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?
Historische vraag 5: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen voor Europa?
Uitbreiding 2:
Welke rol speelden de Arabieren in de internationale handel tijdens de vroege middeleeuwen?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1: Wanneer zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?
Terwijl in de vroege middeleeuwen het christendom zich stilaan verder verspreidde in Europa, ontstond in het Midden-Oosten, op het Arabisch Schiereiland, een nieuwe godsdienst: de islam. Dat zette grote veranderingen in de regio in gang. Arabische heersers brachten de stammen bij elkaar en stimuleerden de vorming van een Arabisch rijk. Op korte tijd veroverden ze gebieden van India tot Spanje.
©VANIN
Beantwoord de vragen aan de hand van de tijdlijnen. Gebruik zo nodig de structuurbegrippen in je Histokit.
Tijdlijn 1: Arabische tijdlijn
van de islamitische tijdrekening
Tijdlijn 2: West-Europese tijdlijn
a In welke eeuw(en) leefde de islamitische profeet Mohammed?
b Omcirkel op tijdlijn 1 de periode waarin de islam is ontstaan.
c In welk jaar van de christelijke tijdrekening startte de islamitische tijdrekening?
d Onder de eerste kaliefen (Arabische vorsten) en de Omajjadendynastie breidde het Arabische rijk sterk uit. In welke periode was dat?
e Waarom is 750 van belang voor de Arabische tijdlijn?
f Vanaf welke eeuw viel het rijk uit elkaar?
2
g In welke eeuwen situeer je de bloei van de Arabische cultuur?
©VANIN
3
Vergelijk de tijdlijn van het Arabische rijk met die van de middeleeuwen in West-Europa. Noem twee gelijkenissen en/of verschillen met de westerse periodisering die je vindt in de synthese van hoofdstuk 2 op p. 56-57.
Vergelijk de geschiedenis van het Arabische rijk met gebeurtenissen in andere regio's.
a Duid aan of de gebeurtenissen gelijktijdig (G) of ongelijktijdig (OG) verliepen.
b Verklaar je keuze in de rechterkolom. Gebruik het structuurbegrip eeuw(en) in je antwoord.
Gebeurtenissen Gelijktijdig of ongelijktijdig?
het ontstaan van het christendom 1 het ontstaan van de islam
het leven van de Byzantijnse keizer Justinianus 1 het leven van de islamitische profeet Mohammed
het bestuur van de Merovingische dynastie over het Frankische rijk 1 het bestuur van de eerste kaliefen
G / OG
G / OG
Waarom?
G / OG
4
Om de historische vraag te beantwoorden vul je de structuurbegrippen rond tijd aan bij de conclusie op p. 104-105. Gebruik eventueel de Histokit. Gebruik daarbij de situering in een eeuw, de aanduiding van een periode en een jaartal.
Historische vraag 2:
Waar situeer je het Arabische rijk?
1
Bestudeer de ruimte waarin het Arabische rijk ontstond en onderzoek hoe de grenzen van het rijk veranderden.
a Duid de plaatsnamen die op de kaart ontbreken in de tabel aan. Gebruik een atlas of de animatiekaart bij het onlinelesmateriaal.
b Plaats een kruisje bij de plaatsnamen die verwijzen naar een stedelijke ruimte.
Gebruik eventueel de structuurbegrippen rond ruimte in je Histokit.
c Plaats een vinkje bij de plaatsnamen die verwijzen naar een regio.
d Bestudeer de geografische kaart van het Arabisch Schiereiland. Is dat volgens jou een continentale regio, een maritieme regio of beide? Geef een argument voor je keuze.
Letter
Fostat (Caïro)
Indische Oceaan
Bagdad
Arabië
Middellandse Zee
Byzantijnse rijk
Medina
Cordoba
Mekka
Soort ruimte
↑ D e Arabische woestijn strekt zich uit over bijna heel het Arabisch Schiereiland.
2
Interpreteer de historische kaart. Pas de strategie voor oriënterend en gedetailleerd kijken toe.
a Duid de vragen aan waarop de kaart een antwoord geeft.
☐ Welk deel van het Arabisch Schiereiland hoorde bij het Arabische rijk bij de dood van Mohammed?
☐ In hoeveel fasen verliep de uitbreiding van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?
☐ O ver welke continenten lag het Arabische rijk verspreid in de vroege middeleeuwen?
☐ Viel het Arabische rijk in de 10e eeuw uit elkaar in drie kalifaten?
☐ Wie waren de eerste kaliefen?
b Het territorium van het Arabische rijk kreeg geregeld een andere invulling tijdens de vroege middeleeuwen. Duid de manieren aan waarop je dat van de historische kaart kunt aflezen.
☐ aan de hand van de verschillende tinten groen die overeenkomen met de verschillende uitbreidingen van het Arabische rijk
☐ aan de hand van pijlen die de veroveringen van de islam aangeven
☐ aan de hand van de zeeroutes die op de kaart zijn aangegeven
c De islam en het Arabische rijk kregen vorm in Mekka en Medina en waren aanvankelijk enkel van lokaal belang. Later breidden ze zich uit over het hele schiereiland. Rond 750 besloegen ze al drie continenten. Welke structuurbegrippen gebruiken we om het Arabische rijk in de ruimte te situeren? Schrijf telkens een structuurbegrip bij de plaatsnamen. Gebruik zo nodig je Histokit.
Mekka en Medina:
Arabisch Schiereiland:
West-Azië, Noord-Afrika, Zuid-Europa:
©VANIN
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 104-105.
← Miniatuur uit de Siyer i- Nabi, Istanbul, 16e eeuw. Mohammed trekt met zijn volgelingen vanuit Medina terug naar Mekka.
Historische vraag 3:
Welke rol speelde de islam bij het ontstaan van het Arabische rijk?
Ongeveer zes eeuwen na de prediking van Jezus in Palestina, predikte Mohammed in dezelfde regio van het Midden-Oosten een gelijkaardige boodschap. Dat had grote gevolgen voor het Arabisch Schiereiland en ver daarbuiten.
©VANIN
Bekijk het filmpje. Vat de rol van de islam bij het ontstaan van een Arabische samenleving samen.
a Lees de opdracht zodat je gericht kunt kijken en luisteren.
b Bekijk de vijf bronnen en lees het bijschrift.
Bekijk de filmpjes.
c Selecteer de stelling die het best de boodschap van de video en de bronnen weergeeft.
☐ De nomaden van het Arabisch Schiereiland werden met de komst van Mohammed sedentair.
☐ Mohammed predikte een boodschap van gelijkheid en verzoening tussen de stammen.
☐ Met de komst van Mohammed veranderden een aantal kenmerken van de Arabische nomadische samenleving.
Hedendaagse foto van nomaden op het Arabisch Schiereiland. Nomaden op het Arabisch Schiereiland dreven handel naar alle windstreken. Ze vervoerden hun koopwaar op kamelen. De stammen kwamen vaak in conflict met elkaar, maar waren ook verbonden door hun gemeenschappelijke taal: het Arabisch.
Stèle van een Oud-Arabische godheid, 1e eeuw v.C., Bardomuseum, Tunis. De islamitische oemma (gemeenschap) verving de oude stammentegenstellingen in de Arabische samenleving.
Bron 3:
↑
Illustratie van een predikende Mohammed, door Al-Biruni, 10e eeuw. Dit is een Ottomaanse kopie uit de 17e eeuw van een vroeg 14e-eeuws manuscript uit Noordwest-Iran. De islamitische samenleving vertaalde en bewaarde de kennis van de filosofie en wetenschappen uit de klassieke oudheid.
Bron 5:
Bron 4: ↑
Hedendaagse foto van een man die een historische koran restaureert. De Arabische taal en het Arabische schrift raakten door de veroveringen verspreid over het hele rijk. Aanvankelijk sprak en schreef slechts een kleine elite die taal, maar stilaan nam dat aantal toe.
De Ka’aba in Mekka, Saudi-Arabië. De Ka'aba, het heiligdom van moslims in Mekka, bevat een zwarte steen. Gemeenschappelijke tradities en gewoonten in de islam waren deels gebaseerd op het oude polytheïstische geloof.
©VANIN
2
Vergelijk aan de hand van de video en de bronnen de Arabische samenleving in de tijd van Mohammed met de Frankische samenleving die je eerder al bestudeerde.
a Vul de kenmerken van de Arabische samenleving aan.
b Vul het maatschappelijk domein in.
Frankische samenleving
De meeste Germaanse stammen waren seminomadisch voor ze zich in de laat-Romeinse tijd vestigden in het West-Romeinse rijk.
Arabische samenleving Domein
In de begintijd van de islam leefden de meeste mensen van het Arabisch Schiereiland als in stamverband.
Karel de Grote was een belangrijke Frankische monarch die een rol speelde in de verspreiding van het christendom en de staatsvorming van West-Europa in de 7e eeuw. was een belangrijke Arabische religieuze en politieke leider die een rol speelde in de verspreiding van de en de staatsvorming in de
3
Vul de invloed van de islam op de verschillende maatschappelijke domeinen aan in het schema. Gebruik in je antwoord de termen eenheid en gelijkheid.
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 104-105.
Historische vraag 4:
Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?
©VANIN
Lees de tekst. Overleg indien nodig met een klasgenoot of met je leraar welke leesstrategie je het best gebruikt.
Bestuurlijke organisatie
Volgens de islamitische overlevering werd het Arabische rijk na de dood van Mohammed bestuurd door de eerste kaliefen. Een kalief was een vorst die door moslims als de directe opvolger van de profeet Mohammed werd gezien. De kalief stond aan het hoofd van het Arabische rijk. Het grondgebied waar hij macht uitoefende, noemt men een ‘kalifaat’. Hij had politieke macht, maar kreeg ook een religieuze taak: hij moest de islam en de gelovigen beschermen. Op dat vlak was de levensbeschouwelijke organisatie dus vergelijkbaar met die in Byzantium. De eerste kaliefen werden verkozen door de verschillende stammen.
De twee buurrijken van het Arabische rijk, het Byzantijnse en het Perzische rijk, waren erg verzwakt. De inname van belangrijke steden van het Byzantijnse rijk, zoals Jeruzalem en Damascus, betekende de start van het Arabische imperialisme. Omdat men het niet eens raakte over wie juist kalief kon worden, ontstond er een religieuze breuk of schisma binnen de islamgemeenschap. Zij die enkel de bloedverwanten van Mohammed als zijn opvolger erkenden, waren de sjiieten. Daartegenover stonden de soennieten, die ook volgelingen uit de ruimere kring van de profeet als zijn opvolger aanvaardden. Beide groepen hebben sindsdien verschillende gewoonten en tradities ontwikkeld.
Vanaf de vijfde kalief bestuurde de dynastie van de Omajjaden (661): voortaan werden de kaliefen niet meer verkozen, maar werden ze erfelijke vorsten of monarchen. De hoofdstad van het Arabische rijk verhuisde van Mekka naar Damascus. Aan het eind van de 7e eeuw gedroegen de kaliefen zich als alleenheersers of absolute vorsten. Ze oefenden vanuit hun luxueuze hoven de absolute macht uit. Een efficiënt belastingsysteem liet hen toe om hun ambtenaren en het leger te betalen. Het imperialisme, de oorlog en het geweld van het Arabische kalifaat hielden aan. Het grondgebied van het rijk werd verder uitgebreid van Spanje tot India.
Vloermozaïek in het kaliefenpaleis Khirbat al-Mafjar, Palestina, tweede helft 8e eeuw. Boven dit mozaïek stond de kalief afgebeeld. Het mozaïek symboliseert de taak van de kalief: hij moest zorgen voor welvaart (boom vol vruchten) en hij besliste over vrede (huppelende gazellen links) en oorlog (vechtende gazellen rechts).
Vanaf het jaar 750 nam de dynastie van de Abbasiden de politieke macht over. Zij verhuisden de hoofdstad naar een volledig nieuwe stad: Bagdad. Die stad werd het kloppend hart van het rijk. De alleenheerschappij of het absolutisme bleef behouden. De dynastie van de Abbasiden focuste niet meer op oorlog en verdere expansie, maar op cultuur en wetenschappen, en in het bijzonder op de islam. Ondanks de culturele bloei in de 9e en 10e eeuw kende het Arabische wereldrijk politiek verval. Het grote Abbasidische kalifaat verbrokkelde in de 10e eeuw tot drie kalifaten: het kalifaat van Bagdad in Azië, het kalifaat van Fostat (Caïro) in Noord-Afrika en het kalifaat van Cordoba in Zuid-Europa. Daarnaast bestonden er een aantal zelfstandige tijdelijke koninkrijkjes
©VANIN
Economische en sociale kenmerken
Handel was een belangrijke economische sector van de Arabieren. Door hun veroveringen kregen ze controle over de grote handelsroutes van oost naar west en van noord naar zuid. Bagdad werd onder de Abbasiden hét centrum van internationale handel. Via de vertakte zijderoute over land en over zee vervoerden ze producten tot in India en China. Hun handelscontacten reikten tot diep in Afrika, waar ze goud en slaven vonden. In het noorden reikten hun contacten tot aan de Baltische Zee.
Van de sociale gelijkheid uit de begindagen van de islam was nog weinig te merken. Er was een grote sociale gelaagdheid en zo ontstond er ook een gelaagde samenleving. In het Midden-Oosten woonden nog steeds minderheden van joden, christenen of andere levensbeschouwingen of religies. In de veroverde gebieden leefde een minderheid van Arabische migranten met de oorspronkelijke bewoners samen. Er ontstond een culturele uitwisseling tussen verschillende culturen in de multiculturele Arabische samenleving. Vooral in de grote stedelijke samenlevingen kregen de verschillende wijken een eigen karakter. Zo waren er in één stad verschillende religieuze wijken en werden er kerken, synagogen en moskeeën gebouwd.
Culturele kenmerken
Monotheïstische gelovigen zoals joden en christenen konden hun geloof behouden. In ruil daarvoor betaalden ze extra belastingen. Maar de Abbasidische kaliefen mengden zich meer dan hun voorgangers actief in godsdienst. Het Arabisch werd de verplichte bestuurstaal én de taal voor intellectuelen. De bekering tot de islam werd vanaf toen sterk aangemoedigd.
Het Abbasidische hof in Bagdad trok geleerden uit het hele rijk aan. De enorme schat aan oude Griekse, Perzische en Indiase filosofie en wetenschappen werd vertaald naar het Arabisch. Die kennis verwerkten en verrijkten de Arabieren tot een hoog niveau.
← Een van de vele Abbasidische munten met Arabische inscriptie, opgegraven in het Oostzeegebied, Gotland, 751 - 752. De munt bevindt zich nu in het Nationaal Museum van de Economie in Stockholm.
2
Onderzoek hoe en door wie het Arabische rijk bestuurd werd. Wat is de betekenis van het begrip kalief? Kruis de juiste stellingen aan.
☐ De macht van een kalief kun je vergelijken met die van een Egyptische farao: beiden hadden zowel religieuze als politieke macht.
☐ De eerste kaliefen waren geen echte monarchen omdat ze verkozen werden door de stammen.
☐ In de Griekse stadsstaat en in de Romeinse republiek bestond er al een vorm van vertegenwoordiging. In de Arabische staat werd het volk ook vertegenwoordigd.
☐ Onder de Omajjaden werd de titel van kalief erfelijk en ontstonden er dynastieën. Vanaf dan kun je de kaliefen monarchen noemen.
3
Je kwam het begrip imperialisme al tegen bij de Grieken, de Romeinen en de Byzantijnen, maar ook in West-Europa in de vroege middeleeuwen. Waarom is het begrip imperialisme vooral van toepassing op de periode van de eerste kaliefen en op het kalifaat van de Omajjaden?
©VANIN
4
Met het ontstaan van de sjiitische strekking kun je spreken over een religieuze breuk of schisma binnen de islam.
a Leid uit de tekst af waarom het structuurbegrip breuk hier van toepassing is.
b Vul de tekst aan om de oorzaak van die religieuze breuk te formuleren.
De breuk binnen de islam ontstond omdat men het niet eens raakte over wie kon worden. De aanvaardden enkel de als zijn opvolger, terwijl de ook volgelingen als kalief erkenden.
c Vandaag bestaat die breuk nog steeds. De meeste moslims zijn soennieten. Leid uit de kaart af welke twee hedendaagse landen een meerderheid van sjiieten hebben.
5 Bagdad was een knooppunt van internationale handel. Vanuit alle windrichtingen kwamen er handelswegen samen. Blader terug naar de kaart op p. 87. Markeer op de kaart Bagdad en de handelswegen die in de leestekst vermeld staan.
©VANIN
6
Het begrip multiculturele samenleving is een modern begrip. Het wordt gebruikt om de hedendaagse samenleving waarin diverse culturen samenleven te typeren. Toch bestonden er al kenmerken van de multiculturele samenleving in de Arabische samenleving onder de Abbasiden. Kruis aan waarom en bespreek je argumenten mondeling.
☐ Mensen met verschillende religies en culturele tradities leefden elk in hun eigen stadswijken.
☐ Mensen met verschillende religies en culturele tradities wisselden ideeën uit.
☐ Culturele minderheden werden door de culturele meerderheid onderdrukt.
7
Formuleer, op basis van de vier maatschappelijke domeinen, een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 104-105.
Eeuwenlang was de Arabische wereld een knooppunt van handel tussen Azië en Europa. Wil je er meer over weten? Neem dan een kijkje bij het onlinelesmateriaal.
Historische vraag 5:
Wat was
het
belang van de Arabische wetenschappen voor Europa?
De vroege islam stimuleerde wetenschappelijk onderzoek. Mohammed zou zelf gezegd hebben: 'Ga op zoek naar de wetenschap, zelfs tot in China.' Volgens een aantal Koranverzen is de mens in staat om Gods schepping beter te begrijpen. Door de veroveringen en handelscontacten maakten Arabische wetenschappers kennis met het erfgoed van verschillende culturen. In deze historische vraag bestudeer je het belang van de Arabische wetenschappen tijdens de middeleeuwen.
1
Onderzoek welke historische vragen je kunt beantwoorden met behulp van de historische bronnen.
a Bestudeer de zes tekst- en beeldbronnen en lees het bijschrift. Ze handelen allemaal over filosofie en wetenschap in de Arabische wereld. Markeer de belangrijkste termen.
b Lees de zes historische vragen.
c Welke bronnen bieden een antwoord op de historische vragen? Noteer het nummer van de bron bij de juiste historische vraag.
Historische vragen
Hoe was de relatie tussen geloof en wetenschap in de Arabische denkwereld? Was er sprake van conflict of eerder van verzoening tussen beide?
Wat was het belang van de klassieke, Perzische en Indiase wetenschap voor de Arabische wetenschappers?
Wat was het belang van de Arabische wetenschap voor de ontwikkeling van de West-Europese wetenschappen?
Welke continenten behoorden tot het wereldbeeld van de Arabische cartografen in de middeleeuwen?
Was de filosofie van de oude Grieken inspirerend voor de Arabieren?
Namen de Arabische wetenschappers de Griekse, Perzische en andere oude kennis klakkeloos over of voegden ze ook eigen inzichten toe?
Bronnen
Bron 1:
Ibn Rushd (in Europa bekend onder de naam Averroes) was een invloedrijke jurist, arts, astronoom en filosoof afkomstig uit Marokko. Hij werkte in de 12e eeuw aan belangrijke hoven in al-Andalus (Spanje). Volgens hem moeten we ons bij de goddelijke wet vervoegen voor alles wat de menselijke rede niet bevatten kan.
Uit: M. Leezenberg, Islamitische filosofie, een geschiedenis. Amsterdam, Stichting Uitgeverij Bulaaq, 2002.
Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Hij legt aan wetenschapsstudenten het gebruik van het astrolabium uit. Dat is een instrument waarmee zeevaarders en astrologen de afstand tussen de horizon en hemellichamen kunnen meten. Die uitvinding van de Grieken werd verder verfijnd door de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Heb je het anachronisme in de afbeelding ook opgemerkt?
©VANIN
Bron 3:
← Titelpagina uit een medisch handboek en cursus geneeskunde geschreven in de 11e eeuw door Ibn Sina. Ibn Sina (in Europa bekend als Avicenna) was een invloedrijke wetenschapper, arts en filosoof van Perzische afkomst. Hij schreef in het Arabisch, inspireerde zich op de klassieke arts Galenus, deed onderzoek en zorgde voor een enorme vooruitgang op het vlak van de geneeskunde. Zijn medisch handboek was ruim vijfhonderd jaar lang het voornaamste basiswerk voor geneeskunde in West-Europa. Een pientere kijker herkent zes hoofdstukken van de cursus geneeskunde.
Bron 4:
Figuur 1: Ptolemaeus
epicyclus planeet
Figuur 2: Al-Bitroedji / Ibn Roesjd
Figuur 3: Het Toesikoppel
©VANIN
↑
Arabische astronomen uit de 11e eeuw baseerden zich op Ptolemaeus (figuur 1), de beroemdste astronoom uit de oudheid. Ze ontdekten dat de aarde geen stilstaand middelpunt van de kosmos is, maar dat de hemellichamen in spiralen of rotaties om een aparte as bewegen (figuur 2).
De Arabische wetenschapper Nasir al-Din al-Toesi uit de 13e eeuw ontdekte onder meer dat de planeten in cirkels rond een eigen middelpunt draaien en ook in een grotere cirkel rond de aarde als middelpunt, en dat de twee cirkelbewegingen in tegenovergestelde richting gaan. Men noemt dat het Toesikoppel (figuur 3). Het observatorium van al-Din al-Toesi in Maragha bleef een intellectueel centrum met zowel uitstraling naar China als naar Europa.
Bron 5:
← Kaart van al-Idrisi uit de 12e eeuw (in een 15e-eeuwse kopie) van de toen gekende wereld. De Arabische geograaf en dichter al-Idrisi (midden 12e eeuw) kreeg van de Siciliaanse christelijke koning Rogier II de uitnodiging om zich in Palermo te vestigen en een wereldkaart te ontwerpen. Hij maakte met een staf van vooral Arabische en Joodse wetenschappers een uitgebreide atlas en baseerde zich daarbij op de oudere Arabische kaarten van al-Mamum en op alles wat in het Huis der Wijsheid in Bagdad vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied. De kaarten van al-Idrisi hebben ongetwijfeld de West-Europese cartografen en de grote ontdekkers van de 15e eeuw geïnspireerd. Valt het je op dat de wereld hier letterlijk op zijn kop staat?
← Miniatuur, Abu Zayd in de bibliotheek, 11e eeuw, uit de Maqamat, een verhalenbundel van alHariri, latere kopie. Die bibliotheek uit de 8e eeuw bevond zich in het Huis der Wijsheid in de gloednieuwe hoofdstad Bagdad. Die academie voor wetenschappelijk onderzoek en vertalingen was eeuwenlang het centrum van het intellectuele leven van het Arabische rijk. Er was een school of madrassa, die gericht was op hoger onderwijs, en een bibliotheek, een schatkamer vol boeken. De grote klassieke werken van onder meer de Grieken en Perzen werden er gekopieerd en er werd gediscussieerd en gefilosofeerd.
©VANIN
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 104-105.
a Vul het oorzaak-gevolgschema aan.
Kies uit: Arabische - geneeskunde - uitwisseling kennis - filosofie - West-Europeseastronomie
b L icht je redenering mondeling toe aan een klasgenoot. Gebruik waar mogelijk structuurbegrippen om het verband tussen de verschillende vakken in het schema duidelijk te maken.
STRUCTUUR
c Alle pijlen in het schema duiden een verband aan. Verduidelijk dat verband door de begrippen in te vullen in de pijlen.
Kies uit: stimuleerde(n) - leidde(n) tot - had(den) als gevolg - beïnvloedde(n)beïnvloedde(n)
Koranverzen
veroveringen handelsnetwerk
wetenschappen
bv. , wiskunde, geografie, en ontwikkeling
filosofie en wetenschappen
Uitbreiding 1:
Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?
Kunst- en cultuuruitingen leren begrijpen vraagt heel wat toewijding. Je oefent er op school in verschillende vakken op. In deze uitbreiding onderzoek je kunst- en cultuuruitingen die typisch zijn voor de Arabische samenleving. Je kiest de uiting die je het meest aanspreekt en onderzoekt die aan de hand van een stappenplan.
Historisch denken: kunst- en cultuuruitingen begrijpen en waarderen
Kunst- en cultuuruitingen zijn waardevolle historische bronnen die ons helpen om het verleden te begrijpen. Toch is cultureel erfgoed meer dan alleen maar een historische bron. Je kunt ervan leren genieten. Kunst en cultuur uit het verleden kunnen ons ook helpen om na te denken over onze hedendaagse samenleving. Kunst- en cultuuruitingen kunnen ons zelfs inspireren om zelf kunst te maken. Om kunst- en cultuuruitingen te leren begrijpen en waarderen gebruik je een aangepast stappenplan dat je in je Histokit vindt.
©VANIN
1
De Arabische kunst is heel veelzijdig en verspreid over drie continenten. Toch vertoont ze een aantal specifieke kenmerken die representatief zijn voor de hele Arabische wereld. De afbeeldingen zijn daarvan typische voorbeelden. Probeer aan de hand van de afbeeldingen de Arabische kunsten cultuuruitingen te begrijpen.
a Kies per groep één kunst- of cultuuruiting.
b Onder zoek de kenmerken van de Arabische kunst. Gebruik het stappenplan uit je Histokit om het voorbeeld te onderzoeken.
c Vul het stappenplan aan.
Uiting 1: Arabische architectuur
↑
Hedendaagse foto van de Rotskoepel in Jeruzalem, gebouwd in 691 - 692 Dat islamitisch heiligdom is gebouwd op de plaats waar volgens de islamitische overlevering de rots was waarop Abraham, de stamvader van het monotheïsme, zijn zoon Ismaël aan God moest offeren.
↑
De Grote Moskee of Mezquita in Cordoba (al-Andalus, Spanje) is werelderfgoed. De bouw ervan startte in de 8e eeuw. De moskee is wereldberoemd om zijn gedurfde Arabische architectuur met honderden bogen en zuilen.
Uiting 2: Sierkunsten
Inscriptie in kalligrafisch schrift op de wand van het paleis van de sultan in het Alhambra in Granada (al-Andalus), 13e eeuw. Kalligrafie (de kunst van het schoonschrift) komt voor in verschillende artistieke uitingen: in handschriften, op aardewerk, op gebouwen … Het goddelijk woord uit de Koran moest van een ‘hemelse schoonheid’ zijn. Het nabootsen van de mens en de natuur die God geschapen heeft, is voor veel moslims een daad van hoogmoed. Daarom vind je in de islamitische kunst nauwelijks herkenbare figuren of natuurelementen. Kunstenaars kopieerden de schepping niet, maar verwezen naar de eeuwige en volmaakte schoonheid ervan.
Uiting 3: De Arabische tuin
Arabesk in het Alhambra, Granada (al-Andalus,) 13e - 14e eeuw. De arabesk is een versiering geïnspireerd op plantaardige vormen (takken en ranken). Maar de elementen worden sterk vereenvoudigd of gestileerd. Het zijn abstracte vormen.
©VANIN
← Arabische tuin in Generalife, aangelegd in de 13e - 14e eeuw, Granada (al-Andalus). Sinds het begin van de islam hebben tuinen een centrale plaats ingenomen in de islamitische cultuur. In het droge woestijnklimaat waren planten en water een luxeproduct. In de tuinen vond men rust en bezinning. Hun weelderigheid, schaduwrijke plekken en koele waterpartijen symboliseren de genade van God. Ze zijn een plek om aan de beloftes van het eeuwige paradijs herinnerd te worden.
Stap 1: Ik identificeer de kunst- of cultuuruiting.
✓ Situeer in de tijd, in de ruimte en in het maatschappelijk domein.
©VANIN
✓ Bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat je onderzoekt (beeld, schilderij, decoratie …).
Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.
✓ Beschrijf de vormgeving (kleur, symmetrie …).
✓ Beschrijf de uiterlijke kenmerken.
Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).
✓ Onder zoek het onderwerp.
✓ Onder zoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is.
✓ Is de kunstenaar erin geslaagd om zijn doel te bereiken? Heeft het kunstwerk genoeg impact op de toeschouwer?
Stap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.
✓ Wat doet dit kunstwerk met jou? Omschrijf je ervaring in eigen woorden of omcirkel het juiste gevoel.
Kies uit: mooi - interessant - prikkelend - indrukwekkend - afstotelijk
✓ Heeft de analyse van het werk je kijkervaring veranderd of verdiept?
✓ Hoe heeft de analyse van het kunstwerk jouw beeldvorming over de islam veranderd of verdiept?
✓ Vergelijk de ervaring die jij had bij dit kunstwerk met die van je klasgenoten.
2
Presenteer per groep mondeling de belangrijkste resultaten van je onderzoek en je ervaring bij de kunst- of cultuuruiting die je koos.
3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Kruis aan wat van toepassing is. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 104-105.
☐ De islam was een belangrijke inspiratiebron voor de Arabische kunst.
☐ In de Arabische kunst werden vooral mens en natuur afgebeeld.
☐ In de Arabische architectuur waren de meeste gebouwen burgerlijke gebouwen.
☐ De Arabische sierkunst viel grotendeels samen met het islamitische geloof.
☐ K alligrafie was heel belangrijk in de Arabische kunst omdat de harmonie van het woord van God dat in de Koran geopenbaard werd, alle schoonheid verdiende.
☐ De Arabische tuinen waren al een voorsmaakje van het eeuwige paradijs.
☐ De arabesk was als een rank zonder begin of einde en verwees naar het eeuwige goddelijke.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Antwoord met volzinnen of vul de zinnen aan.
Historische vraag 1: Wanneer zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?
De islam en het Arabische rijk kregen vorm in de
Onder de eerste kaliefen en de Omajjaden-dynastie breidde het rijk zich in één tijd uit tot een groot Arabisch rijk (tot ca. ).
Historische vraag 2: Waar situeer je het Arabische rijk?
Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV3 en HV5.
De islam en de Arabische staat ontwikkelden zich vanuit Mekka (lokaal) en verspreidden zich over het hele Arabische Schiereiland (regionaal).
Van daaruit werd de Arabische staat uitgebreid tot op drie , namelijk Azië, Noord-Afrika en Het rijk viel in de 10e eeuw uiteen in
Historische vraag 3: Welke rol speelde de islam bij het ontstaan van het Arabische rijk?
Historische vraag 4: Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?
Op politiek vlak
Op economisch vlak
Op sociaal vlak
Op cultureel vlak
ERFGOED
Historische vraag 5: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen voor Europa?
Uitbreiding 1: Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?
De Arabische kunst stond in dienst van de islam. Op het vlak van lieten kaliefen reusachtige moskeeën en heiligdommen bouwen. In de werden mens en natuur doorgaans niet afgebeeld. Veelvoorkomende kunstuitingen zoals waren eerder abstract.
De waren een rustplaats voor de gelovigen, een plek om te dromen van het eeuwige paradijs.
↑ Bekijk het filmpje.
Het Museum voor Kunst en Geschiedenis in Brussel bewaart een bijzondere helm uit de middeleeuwen. De helm werd echter niet in onze regio gebruikt, maar komt uit Egypte. Daar heerste vanaf ca. 1250 een dynastie met een bijzonder verhaal: de Mammelukken. Je leert er meer over in het onlinelesmateriaal.
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
Het Arabische rijk vormde zich tijdens de vroege middeleeuwen op het Arabisch Schiereiland. Het vormde een uitgestrekt rijk tot het in de hoge middeleeuwen uiteenviel.
Op de Arabische tijdlijn zijn de belangrijkste data voor de Arabische geschiedenis aangeduid: 622, 750, 900 en 1200.
start van de islamitische tijdrekening 900 ca.800 750 BLOEIPERIODE ARABISCHE CULTUUR ca.1200ca.1250
VROEGE MIDDELEEUWEN
Het Arabische wereldrijk
Schema
1 Chronologie van de vorming van het Arabische rijk
Arabische stammen
Waar? Arabisch Schiereiland
Wanneer? oudheid en begin middeleeuwen
ontstaan islam
Waar? Mekka
Wanneer? begin 7e eeuw
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
©VANIN
evolutie
islamitische oemma
Waar? Medina
Wanneer? ca. 622
ontstaan Arabische rijk
Waar? vanuit Mekka op het Arabisch Schiereiland
Wanneer? 7e eeuw
expansie tot uitgestrekt Arabisch rijk
Waar? eerste kaliefen vanuit Mekka en Omajjaden
vanuit Damascus over drie continenten
Wanneer? 7e eeuw - ca. 750
Arabische rijk wordt islamrijk
Waar? vanuit Bagdad onder de Abbasiden over drie continenten
Wanneer? ca. 750 - begin 10e eeuw
uiteenvallen islamrijk in drie kalifaten
Waar? Bagdad in Azië, Fostat (Caïro) in Noord-Afrika, Cordoba in Zuid-Europa
Wanneer? vanaf begin 10e eeuw
2 Belang Arabische wetenschappen
stimulans Koran veroveringen
antieke kennis van de Grieken, Perzen, Chinezen en Indiërs
bloei Arabische wetenschappen West-Europa
internationale handel steun kaliefen Abbasiden
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting: Het Arabische rijk
Van oudsher was het Arabisch Schiereiland bewoond door nomadische stammen. Velen van hen doorkruisten de woestijn in handelskaravanen. In de 7e eeuw ontwikkelde zich vanuit Mekka een nieuwe religie, de islam. Op het Arabisch Schiereiland, meer bepaald in Mekka en Medina, predikte Mohammed het monotheïsme. De Arabische stammen werden verenigd in een islamitische gemeenschap of oemma onder één bestuurlijke organisatie. Ze waren onderworpen aan de islamitische wet. Het ontstaan van de islam beïnvloedde dus de Arabische staatsvorming. Onder het bestuur van de eerste kaliefen en de Omajjaden (7e eeuw - ca. 750) onderging het Arabische rijk een enorme expansie. Dat Arabische imperialisme leidde tot een rijk met een grondgebied dat zich uitstrekte over West-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa. De Arabische vorsten of kaliefen werden erfelijke monarchen. Ze hadden politieke én religieuze macht. De kaliefen waren alleenheersers die absolute macht hadden. Ze waren verantwoordelijk voor de welvaart en beslisten over oorlog en vrede.
Onder de Abbasiden (vanaf ca. 750) werd het Arabische rijk een islamrijk: zij legden het Arabisch als bestuurstaal op en spoorden de burgers aan zich tot de islam te bekeren. Monotheïstische gelovigen zoals joden en christenen konden hun geloof behouden. In ruil daarvoor betaalden ze extra belastingen. In het begin van de 10e eeuw viel het Arabische rijk uiteen in verschillende kalifaten (Bagdad, Fostat en Cordoba) en wisselende koninkrijkjes.
Bagdad, de hoofdstad van het kalifaat onder de Abbasiden, groeide uit tot een centrum van internationale handel. Vanuit de stad vertrokken handelsroutes, onder meer de zijderoute oostwaarts tot in India en China. Ook elders in het Arabische rijk bloeide de stedelijke samenleving, bijvoorbeeld in Cordoba en Fostat. Op de Arabische markten waren producten uit de hele wereld te koop, maar ook slaven uit onder meer Centraal- en Oost-Afrika.
De oorspronkelijke gelijkheid in de oemma verwaterde. De Arabische samenleving werd een gelaagde samenleving: niet alle bewoners genoten evenveel welvaart. Er ontstond een klasse van rijke islamitische handelaars. Ook de eenheid verdween: het kwam tot een religieuze breuk tussen sjiieten en soennieten. En er kwam diversiteit in de samenleving, vooral in de steden. Er leefden tal van minderheden en er bestonden verschillende levensbeschouwingen naast elkaar.
De Arabische veroveringen en de veelvuldige handelscontacten leidden tot een uitwisseling van ideeën, technieken en kennis. De Abbasidische kaliefen stimuleerden het wetenschappelijk onderzoek. De Arabieren inspireerden zich op de wetenschappelijke kennis uit de oudheid en die uit onder meer Perzië, China en India. Ze voegden hun eigen inzichten toe en gaven die dan door aan andere samenlevingen. Zo ontstond een culturele uitwisseling tussen verschillende culturen in de multiculturele Arabische samenleving. De bloeiperiode van de Arabische cultuur situeerde zich van ca. 800 tot ca. 1200. Vooral op het vlak van filosofie en wetenschappen (astronomie, geografie, wiskunde en geneeskunde) was de Arabische bijdrage voor het Westen van groot belang.
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultuur: filosofie, gewoonte, kunst- en cultuuruitingen (architectuur, mozaïek), levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, christendom, islam, kerk, religie), multiculturele samenleving, onderwijs, religieuze breuk (schisma, sjiieten, soennieten), traditie, wetenschappen (astronomie, geneeskunde, geografie, wiskunde)
—economisch: handel (zijderoute)
—politiek: absolutisme (absolute macht, alleenheerschappij, alleenheerser), bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, kalief, keizer, koning, vorst), imperialisme, monarchie, staatsvorming, territoriale invulling (eenheid, expansie, grens, grondgebied, territorium, verbrokkeling, verovering)
—sociaal: gelaagde samenleving, geweld, minderheid, nomadische samenleving (stam), (on)gelijkheid, oorlog, stedelijke samenleving, vrede
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—breuk
—continentaal
—eeuw —gevolg —lokaal —millennium
—(on)gelijktijdigheid —oorzaak —regionaal 05
HISTORISCHE BEGRIPPEN
STRUCTUURBEGRIPPEN
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je over het ontstaan van het Arabische rijk en de invloed van de islam. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
Dit kan ik … goed
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt het ontstaan van de islam en de bloeitijd van het Arabische wereldrijk op de tijdlijn situeren.
Je kunt structuurbegrippen gebruiken om de invloed van de islam in tijd en ruimte te situeren.
Je kunt het belang van Bagdad voor de internationale wereldhandel toelichten aan de hand van een historische kaart.
Je kunt de periodisering van de Arabische geschiedenis met die van de westerse geschiedenis vergelijken.
Je kunt met behulp van begrippen het belang van de islam voor het ontstaan van de Arabische staat illustreren.
Je kunt de kenmerken van politieke macht in het Arabische rijk toelichten.
Je kunt toelichten waarom de Arabische samenleving een gelaagde samenleving was en hoe minderheden er behandeld werden.
Je kunt voorbeelden van het belang van de Arabische wetenschappen geven.
Je kunt aangeven op welke manier de begrippen imperialisme en multiculturele samenleving van toepassing zijn op de islamitische samenleving.
Je kunt gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid van gebeurtenissen in verschillende culturen aantonen.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt de juiste bron selecteren om een historische vraag te beantwoorden.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt met behulp van structuurbegrippen de invloed van de islam op de Arabische samenleving verklaren.
Je kunt met behulp van structuurbegrippen de invloed van de wetenschappen op de Arabische samenleving verklaren.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca.
1000 - ca. 1250)
©akgimages ↑
Hoofdstuk
Detail van een illustratie uit een manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw. Kooplui drijven handel langs een rivier en voor de poorten van een stad. Tijdens de hoge middeleeuwen ontstonden op verschillende plaatsen in West-Europa steden. De macht van de kooplui nam snel toe dankzij de opbloeiende handel. 5
Wat weet je al? I
Je leerde al veel over de economie tijdens de vroege middeleeuwen. Noteer de begrippen in de juiste kolom. Kies begrippen uit de lijst en vul andere kernbegrippen uit hoofdstuk 2, 3 en 4 aan.
©VANIN
Kies uit: landbouweconomie - centrale ligging - draaischijf van internationale handelzelfvoorzienend
West-Europa Byzantium Arabische rijk
II
2
In hoofdstuk 1 bestudeerde je de vroege middeleeuwen in West-Europa. Weet je nog welke periodes je bestudeerde in hoofdstuk 3 en 4? Fris je geheugen op door even terug te bladeren en bespreek je antwoord mondeling.
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk bestuderen we opnieuw de geschiedenis van West-Europa. Vanaf het jaar 1000 kende onze regio een bloeiperiode die we de hoge middeleeuwen noemen. We focussen in dit hoofdstuk vooral op de economische en sociale kenmerken van die periode.
✓ Eerst onderzoek je de betekenis van het begrip Vlaanderen. De hedendaagse betekenis daarvan verschilt van de middeleeuwse betekenis (HV1).
✓ Daarna situeer je de rol van onze regio in de wereldeconomie (HV2).
✓ Je ontdekt welke kenmerken van de West-Europese samenleving veranderden tegenover de vroege middeleeuwen (HV3) en je zoekt naar verklaringen voor de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen (HV4).
✓ Na het lezen van een fragment uit het liefdesverhaal van Abélard en Héloïse zoek je online op hoe dat verhaal afliep (U1).
✓ Aan het einde van dit hoofdstuk maak je verschillende bronnenstudies om te begrijpen hoe en waarom joden gediscrimineerd werden in deze periode (HV5 en HV6).
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?
Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?
Uitbreiding 1: Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard?
Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie?
Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?
Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?
Historische vraag 5: Wat dachten mensen in de hoge middeleeuwen over woekeraars?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?
Het territorium van Vlaanderen veranderde sterk door de eeuwen heen. Vandaag is Vlaanderen een gewest dat deel uitmaakt van het koninkrijk België. Dat was in de middeleeuwen nog niet het geval.
1 Je ziet op de kaart de regio waar wij vandaag wonen. Bestudeer de kaart aandachtig en beantwoord de vragen.
Onze gewesten tijdens de hoge middeleeuwen (ca. 1000 - 1300)
a Noem twee steden die vandaag in Frankrijk liggen, maar in de hoge middeleeuwen bij het graafschap Vlaanderen hoorden.
b Vergelijk het middeleeuwse Vlaanderen met het grondgebied van het Vlaamse Gewest vandaag. Noem twee steden die vandaag in het Vlaamse Gewest liggen, maar die in de hoge middeleeuwen in het hertogdom Brabant lagen.
c Het gebied van de hedendaagse (Belgische) provincie Limburg heette in de middeleeuwen het graafschap Loon. Wat is de huidige naam van het gebied dat toen het hertogdom Limburg was?
©VANIN
d Het grootste deel van het hedendaagse België hoorde tijdens de hoge middeleeuwen bij het Duitse rijk. Welk gebied hoorde daar niet bij, maar wel bij Frankrijk?
2
Beantwoord de historische vraag. Interpreteer daarvoor de informatie uit de historische kaart. Maak in je antwoord een onderscheid tussen het hedendaagse en het middeleeuwse Vlaanderen. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 134-135.
Historische vraag 2:
Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in
de
wereldeconomie?
1 In de animatie zie je de vijf grootste steden ter wereld in de tijd van de middeleeuwen. Bekijk het filmpje aandachtig. Focus je op Europa, Centraal-Azië (Nabije Oosten) of Oost-Azië (China).
Bekijk het filmpje.
a Kruis in de tabel per periode aan in welke regio er steden liggen die tot de vijf grootste ter wereld behoren.
Vroege middeleeuwenHoge middeleeuwenLate middeleeuwen
West-Europa
Centraal-Azië
China
b Geef twee voorbeelden van steden die tijdens de middeleeuwen tot de top vijf behoorden.
2
Bestudeer de grafiek. Gebruik de richtvragen in je Histokit.
Grootte van de regionale economie tijdens de middeleeuwen
grootte economie in internationale dollars
Naar: A. Maddison, The World Economy: Volume 1: A Millennial Perspective and Volume 2: Historical Statistics. Parijs, Development Centre Studies, OECD Publishing, 2006. https://doi.org/10.1787/9789264022621-en jaartal
a Vergelijk de cijfers voor West-Europa in het jaar 1, 1000 en 1500. Wat valt op?
India
China
West-Europa
Centraal-Azië
Afrika
Oost-Europa
b Vergelijk de cijfers met de andere regio’s. Wat zie je?
c Welke informatie geeft de grafiek je om de historische vraag te beantwoorden?
3
Beantwoord de vragen met behulp van de kaart op p. 117. Gebruik eventueel de kijkstrategieën in je Histokit.
a Welke producten kon een handelaar kopen als hij in Brugge aankwam?
b Geef één regio waar een Brugse handelaar zijde kon kopen.
c Markeer op de kaart een internationale en een maritieme route waarlangs zijde tot in Brugge kon geraken.
De economie van het middeleeuwse Europa (ca. 12501500) 4 Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 134-135.
Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?
©VANIN
1
Bestudeer welke veranderingen er plaatsvonden in West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen. Gebruik de juiste leesstrategie om de leestekst te begrijpen.
Vanaf ca. 1000 brak er een tijd van voorspoed aan in West-Europa. De 11e en 12e eeuw waren een periode van grote veranderingen in de samenleving. Die veranderingen uitten zich vooral in het sociale, het economische en het culturele domein van de samenleving.
Economische veranderingen
Reconstructie van temperatuurgegevens tijdens het 2e millennium door verschillende onderzoeksteams. Elk onderzoek leverde verschillende gegevens op. Dat komt doordat er soms verschillende bronnen gebruikt worden, zoals ijskernen of boomringen. Alle resultaten wijzen wel in dezelfde richting: in de warmere periode tijdens de middeleeuwen was het opmerkelijk warmer en droger dan in de vroegmoderne tijd. In tegenstelling tot de huidige klimaatverandering werd de middeleeuwse warme periode niet door de mens veroorzaakt.
middeleeuwse warme periode
Een tijdelijke klimaatverandering had grote gevolgen voor de samenleving in West-Europa. Vooral het economische domein werd er sterk door beïnvloed: de landbouwopbrengsten stegen door de lange, milde zomers. Landbouwers hadden minder vaak af te rekenen met mislukte oogsten en konden bij rijke oogsten investeren in betere werktuigen. Ook de koopkracht nam dus toe: mensen hadden meer geld om te besteden. Er was voldoende opbrengst om producten te verhandelen. De warmere temperaturen leidden ook tot een rijkere visvangst: grote vangsten van haring en kabeljauw uit de Noordzee zorgden ervoor dat mensen beter gevoed waren. Er was zelfs zo veel overschot dat de vis werd gezouten en uitgevoerd naar Zuid- en OostEuropa. Daardoor kende West-Europa tussen ca. 800 en 1300 een grote bevolkingstoename.
In dit hoofdstuk leer je weinig over het politieke domein. Toch werd er strijd geleverd tussen de West-Europese staten. Bekijk het filmpje over de strijd van Normandische ridders om Engeland.
Sociale veranderingen
In onze regio ontstonden in deze periode de eerste echte steden. Langs de grote rivieren van Vlaanderen en Brabant groeiden enkele kleine nederzettingen zoals Gent, Kortrijk en Ieper uit tot handelsknooppunten. De stedelijke samenleving verschilde van het omliggende platteland doordat er veel plaats was voor handel en nijverheid. Naast landbouwproducten voerden Vlaamse steden vooral laken uit: dat zijn kostbare stoffen die gebruikt werden voor dure kledij. Er was vraag naar dat luxeproduct bij rijke mensen in heel Europa. Vanuit Engeland voerden kooplui wol in omdat er al gauw niet meer genoeg aanbod was in de eigen regio. In de steden organiseerden kooplui en ambachtslui zich in gildes. Ze konden regels opleggen over wie wat mocht maken. Door samen te werken hadden ze meer macht.
©VANIN
Merkteken van een vishandelaar, Rome, 1555. Gezouten, gedroogde of gerookte vis uit Scandinavië werd in heel Europa verhandeld omdat het aanbod groter was dan de vraag in Scandinavië zelf. De handelaars drukten een merkteken op het houten vat waarin ze de vis vervoerden.
Bestuurders streefden naar een duidelijke sociale orde in de samenleving. Ze dachten in de 10e en 11e eeuw hard na over hoe de ideale samenleving er moest uitzien. Er ontstond een gelaagde samenleving die opgedeeld was volgens drie standen: clerus (zij die bidden), adel (zij die vechten) en de rest van het volk (zij die werken). De laatste groep was uiteraard de grootste groep. De clerus, zowel bisschoppen en priesters als abten van kloosters en abdijen, had er alle belang bij om zijn bevoorrechte plaats in de samenleving te behouden. De bestuurlijke organisatie van koninkrijken bleef in handen van een beperkt aantal adellijke families. Om hun voorrechten te behouden lieten adel en clerus uitschijnen dat de standenmaatschappij door God gewild was. Zo zorgden zij ervoor dat de sociale ongelijkheid in de samenleving bleef bestaan. Toch was er ook verzet tegen die ongelijkheid. Burgers die rijk geworden waren in de ambachtelijke nijverheid of door handel te drijven, behoorden nog steeds tot de laagste stand. Ondanks hun rijkdom stonden ze dus eerder laag op de sociale ladder. Zij verzetten zich daartegen door meer macht op te eisen. Daardoor ontstonden regelmatig conflicten tussen rijke stedelingen en de adel.
Culturele veranderingen
Vanaf de 12e eeuw werden de steden ook de drijvende kracht achter culturele veranderingen. In kathedraalscholen werd de hogere clerus opgeleid. Na verloop van tijd lieten die scholen ook nietgeestelijken toe. Zo groeide een kathedraalschool in Parijs uit tot de Sorbonne-universiteit. Ook in het Engelse Oxford en Cambridge ontstond die nieuwe vorm van onderwijs. Wie rijk genoeg was, kreeg daar jarenlang een hoogstaande vorming om zich voor te bereiden op belangrijke maatschappelijke functies. Vooral in de 13e eeuw groeiden universiteiten uit tot plaatsen waar men vrij kon denken en waar wetenschappen zich konden ontwikkelen. De studenten vertaalden en bespraken manuscripten uit de klassieke oudheid, die dankzij de islamwereld bewaard waren gebleven. Dat zorgde er bijvoorbeeld voor dat ze de filosofie van Aristoteles opnieuw ontdekten. Er werd druk over gediscussieerd, vaak tot ongenoegen van de religieuze machthebbers.
Illustratie in manuscript, Parijs, 14e eeuw. De geestelijken op deze afbeelding zijn herkenbaar aan hun bijzondere kapsel: de tonsuur (waarbij de bovenkant van het hoofd kaalgeschoren werd zodat er een rand van haar overbleef). Hoewel de staf die de magister (meester) op deze afbeelding vasthoudt, wijst op gehoorzaamheid, werden kathedraalscholen plaatsen van denkwerk en debat.
2
©VANIN
Analyseer de middeleeuwse standenmaatschappij.
a Verbind de figuren op de afbeelding met de juiste plaats in de standenmaatschappij.
b Geef mondeling een argument bij elke keuze.
↑
Illustratie manuscript, Aldobrandino van Siena, Li Livres dou Santé, Noord-Frankrijk, ca. 1285.
clerus eerste stand adel tweede stand
volk (handelaars, boeren, ambachtslui …) derde stand
3
4
Analyseer de tekening.
a Vul bij elk deel van de tekening de juiste stand in. b Interpreteer de tekening en kruis de juiste stelling aan.
☐ Je positie in de standenmaatschappij werd bepaald door je afkomst (je familie). Of je rijk of arm was, deed er weinig toe.
☐ Het maakte niet uit in welke familie je geboren werd. Je positie in de standenmaatschappij werd bepaald door hoe rijk of arm je was.
← Illustratie manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw. Uit deze afbeelding kunnen we heel wat leren over de standenmaatschappij in de middeleeuwen.
Wetenschappers zoals we ze vandaag kennen, bestonden nog niet in de middeleeuwen.
Toch probeerden sommige mensen zo veel mogelijk kennis te verzamelen. Zij werden steeds beter opgeleid. Noem drie soorten scholen die ontstonden tijdens de hoge middeleeuwen. Eén voorbeeld is al gegeven, de andere twee vind je in de leestekst. Vul ze in de juiste chronologische volgorde aan in de vakken.
kloosterschool
ERFGOED
5
Welke veranderingen vonden er plaats in de West-Europese samenleving tussen de vroege en de hoge middeleeuwen? Gebruik argumenten uit de leestekst op p. 118-120. Markeer telkens het juiste antwoord. Gebruik zo nodig je Histokit.
Kenmerk hoge middeleeuwen (West-Europa)
stedelijke samenleving
gelaagde samenleving
landbouw
Vergelijking
Een stedelijke samenleving bestond niet / wel tijdens de vroege middeleeuwen.
Tijdens de hoge middeleeuwen was WestEuropa een standenmaatschappij. De adel en clerus zorgden ervoor dat die ongelijkheid bleef voortduren / groeide / afnam.
De productiviteit in de landbouw steeg wel / niet tijdens de hoge middeleeuwen. Mensen kregen daardoor meer / minder koopkracht.
Hedendaagse foto van de Brugse binnenstad. Als je Brugge bezoekt, waan je je terug in de middeleeuwen. De historische gebouwen, musea en monumenten maken van Brugge een vaste stopplaats voor toeristen wereldwijd. Maar hoe ‘middeleeuws’ is Brugge? Hoe wordt erfgoed er gebruikt? Je leert er meer over bij het onlinelesmateriaal. ↑
Structuurbegrip
verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)
verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)
verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)
Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de WestEuropese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?
De mens werd tijdens de middeleeuwen sterk beïnvloed door de natuur: de weersomstandigheden konden een oogst laten slagen of mislukken. Zo veroorzaakte de natuur welvaart of juist een diepe crisis. Het schema hieronder vat samen hoe de klimaatverandering de samenleving in West-Europa beïnvloedde. Je merkt dat er nog zaken ontbreken in het schema. In de bronnen vind je de nodige argumenten om het schema aan te vullen. Volg daarvoor de voetstappen.
Historisch denken: verband
Je onderzocht al vaak het verband tussen twee historische fenomenen. Er bestaan verschillende soorten oorzaken en gevolgen. Zo maken we bijvoorbeeld onderscheid tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen. Soms kan een verband ook toevallig zijn.
De middeleeuwse warme periode was een tijdelijke, toevallige klimaatverandering waar de mens geen invloed op had, maar die wel grote gevolgen had voor de samenleving. De bevolkingstoename was ook geen bewust plan, maar eerder het onbedoelde gevolg van andere veranderingen in de samenleving.
Het verband tussen klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen
legende:
onbedoeld gevolg
verband
landbouwoverschotten
bloeiperiode hoge middeleeuwen —sociaal: ontstaan steden —economisch: toename handel
1
Je ziet in het schema dat de hoge middeleeuwen een bloeiperiode waren in West-Europa. De economische welvaart nam toe en er ontstonden steden. Zoek in de bronnen naar verklaringen voor die veranderingen. Vul de oorzaken aan bij de juiste letter.
a Waarom steeg de landbouwproductie in Europa tijdens de middeleeuwen?
↑ Bekijk het filmpje.
Onderzoek bron 1 en bekijk het filmpje. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter A. b Op welke manier veranderde het Europese landschap tijdens de hoge middeleeuwen?
Onderzoek bron 2. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter B. c Op welke manier evolueerde de bevolking in West-Europa tijdens de middeleeuwse
warme periode? Onderzoek bron 3. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter C. Gebruik eventueel de kijkstrategieën uit je Histokit.
← Boekillustratie, Spanje, 13e eeuw. Een vader kijkt toe terwijl zijn zoon het land ploegt. Twee ossen trekken de ploeg. De ploeg bestond al duizenden jaren in Mesopotamië. Maar de verbeteringen die aan de ploeg werden gemaakt, zorgden ervoor dat de landbouwers ook zware landbouwgrond vruchtbaar konden maken. Dat was bijzonder nuttig in grote delen van WestEuropa. Dankzij die en andere nieuwe landbouwtechnologie vergrootte de voedselopbrengst.
In de eerste fase, typisch voor de 10e en 11e eeuw, werden bestaande gebieden gewoon vergroot. Mensen kapten stukken struikgewas of kleine bosjes, nog geen echte stukken woud. Dat kon gebeuren door individuele boeren. (…) In de tweede fase (12e eeuw) werden nieuwe gebieden en dorpen gesticht. Daarvoor moesten mensen samenwerken: zowel adel, boeren als geestelijken in abdijen speelden daarbij een belangrijke rol. (…) De ontbossing stopte op de meeste plaatsen in Europa vanaf het midden van de 13e eeuw. (…) De grote ontbossing van de middeleeuwen heeft de levensomstandigheden van de Europese boeren grondig veranderd. De uitbreiding van de beschikbare landbouwgrond heeft ervoor gezorgd dat hongersnoden teruggedrongen konden worden.
Naar: www.larousse.fr, De grote ontginningen
Bron 3:
Naar: J. Cox Russell, Population in Europe. Glasgow, Collins, 1972. Demografische
geschatte bevolking (miljoen inwoners)
Frankrijk en lage landen
Duitsland en Scandinavië
Britse eilanden
2
Lees twee fragmenten uit historische werken die de bloeiperiode van de hoge middeleeuwen proberen te verklaren. Allebei geven ze één factor die de overlevingskansen van mensen vergrootte in West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen.
a Markeer de oorzaak in elke bron.
b Vul de oorzaak aan bij de letter D in het schema op p. 123.
c Verwoord mondeling met behulp van bron 1 en 2 het verband tussen klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen.
d Waarom is het ontstaan van steden een onbedoeld gevolg van de landbouwoverschotten?
Denk zelf na over het verband.
Bron 1:
Men kan zeggen dat er een direct verband bestaat tussen de middeleeuwse warme periode, de bevolkingstoename en de vernieuwing in de landbouw. Toch waren er ook sociale factoren. (…) Land werd bij een erfenis niet langer verdeeld onder alle zonen, maar ging nu naar de oudste zoon. Toch hadden jongere zonen ook land nodig. Het kappen van bossen was daarom wat de kruistochten waren voor de adel: een veroveringsoorlog op zoek naar nieuw land.
Naar: B. Fagan, The Great Warming – Climate Change and the Rise and Fall of Civilisations. Londen, Bloomsbury Press, 2008.
©VANIN
Het klimaat was warm en droog: de boomgrens schoof op naar boven en gletsjers smolten. Die gunstige periode duurde ongeveer tot het jaar 1200; toen werd het klimaat geleidelijk aan weer kouder en vochtiger. Dat was het begin van wat de ‘kleine ijstijd’ genoemd wordt: die had zware gevolgen voor de landbouwsamenleving. In geologische en historische bronnen zijn veel bewijzen te vinden voor die verandering. De oorzaak-gevolgrelatie tussen de veranderingen in de samenleving en verandering van de landbouwproductie is complex. (…) Het is een redelijke hypothese om te veronderstellen dat de ontwikkeling in stappen gebeurde: er was beïnvloeding tussen het technologische en sociale domein, en de ecologische capaciteit. Klimaat speelde daarbij een heel belangrijke rol.
Naar: B.E. Berglund, Human Impact and Climate Changes – Synchronous Events and a Causal Link? Lund, 2003.
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 134-135.
a Vul in het antwoord de ontbrekende structuurbegrippen aan. b Vul minstens twee voorbeelden aan van onbedoelde gevolgen van de klimaatverandering.
Uitbreiding 1:
Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard?
De Franse filosoof Pierre Abélard (1079 - 1142) was een beroemde leraar (magister) in het Parijs van de 12e eeuw. Hij werd verliefd op Héloïse (1100 - 1164), een meisje van rijke afkomst. Héloïse is een mooi voorbeeld van een rijk meisje dat geen toegang had tot de kathedraalschool omdat ze een vrouw was. Daarom kreeg ze privéonderwijs van Abélard. Zijn liefde voor haar ontketende een schandaal in de Franse hoofdstad. We hebben een unieke primaire bron over hun leven: Abélard beschreef in zijn autobiografie heel gedetailleerd hun liefdesverhaal.
1
In dit verhaal lees je hoe Ed Franck, een hedendaagse romanschrijver, het verhaal van Abélard en Héloïse beschrijft. De auteur heeft zich goed geïnformeerd, maar toch verzint hij er elementen bij. Markeer elementen die al wijzen op de afloop van het verhaal.
©VANIN
‘Later heb ik vaak nagedacht over wat je toen bezielde. Je leven tot dan toe was een leven van onthouding en van studie. Je stond op het toppunt van je roem. (…) Het kan zijn dat je je in het begin vooral lichamelijk tot me aangesproken voelde, maar ik zag het veranderen in een diepe hartstocht. Of het liefde was, durf ik niet te zeggen, de feiten die volgden doen me twijfelen. Maar het is niet zo - zoals je vijanden later maar al te graag beweerden - dat je een naïef en onschuldig meisje in de val hebt gelokt. Ik wist wat er met me gebeurde en ik stemde ermee in. Op dat punt heb ik jou niets te verwijten, alleen mezelf. We hebben er allebei voor geboet, jij met je bloed, ik met mijn tranen. Maar daar wil ik nu niet aan denken. Ik wil denken aan die gelukkigste tijd van mijn leven.
We werden naar elkaar toe gedreven met een kracht die bij mij tot op de dag van vandaag nawerkt, ondanks alles wat er nadien is gebeurd. Ik ontdekte dat onze troubadours logen. Liefde zonder lichaam is niet van deze wereld. We voelden allebei de ontzaglijke behoefte om aan te raken en aangeraakt te worden en we kwamen handen tekort. De lessen werden een dekmantel waaronder we ons aan elkaar overgaven, want oom Fulbert durfde ons nooit te storen in onze afzondering. Soms, als je zijn voetstappen in de gang hoorde, gaf je me duidelijk hoorbare klappen, zoals hij je had aanbevolen. Ze deden geen pijn, ze wakkerden onze begeerte aan.
Ja, we hebben hem zonder wroeging misleid en zijn vertrouwen misbruikt. (…)
Ik heb nog altijd geen spijt van wat we deden. Wild en schaamteloos waren we, buiten de wereld waar mensen naar de kerk gingen, koetsen ratelden en kooplui riepen. Die wereld was gepantserd, wij waren naakt en rillend. We bestegen alle trappen van het genot, exploreerden alle wegen, nooit raakten we ervan verzadigd. Zelfs op de grote kerkelijke feestdagen, die toch onthouding voorschrijven, gaven we ons eraan over. Soms had je in het vuur
van je hartstocht mijn kleren zo beschadigd, dat ik na je vertrek tot diep in de nacht de scheuren moest herstellen. (…)
Weet je wat ik me nog goed herinner, Pierre? Dat je graag stil op mijn lichaam lag, als een hagedis op een warme steen. Dat je vaak met je hoofd in de boog van mijn arm lag, met je haardos vlak bij mijn neus, en dat ik voelde hoe de avond boven onze hoofden wijd open stond en op aarde neerdaalde met een vleugje warme wind. (…)
Weet je wat zo droevig is, Pierre? Dat ondanks alles een deel van jou me ontsnapte. Ik heb vaak geprobeerd meer uit te trekken dan je kleren alleen, op zoek naar de plek waar je niet alleen naakt was, maar ook bloot. Het is me nooit gelukt. Misschien had me dat moeten waarschuwen. Misschien zou dan … (…) Mijn hart bloedt. O God, wat bloedt mijn hart.’
Uit: E. Franck, Abélard en Héloïse. Averbode, Uitgeverij Averbode, 2003.
Afbeelding van Abélard en Héloïse uit de Roman de la Rose, Frankrijk, 13e eeuw.
2
Overleg met een klasgenoot. Verzin samen een mogelijk vervolg. Hoe denken jullie dat hun verhaal verder gelopen is?
a Noteer jullie verhaal in kernwoorden.
b Schrijf je verhaal uit zoals in een echte historische roman. Bespreek met je leraar aan welke kenmerken je schrijfopdracht moet voldoen.
3
Zoek op het internet hoe het verhaal echt afliep. Probeer daarbij de historische feiten en de mythevorming te onderscheiden.
a Zoek het Wikipedia-artikel over Pierre Abélard. Typ ‘Pierre Abélard + wiki’ in op Google en selecteer uit de zoekresultaten het juiste artikel. Lees het artikel oriënterend en noteer zaken die je kunt gebruiken voor de opdracht in kernwoorden.
b Zoek het Wikipedia-artikel over Héloïse. Gebruik dezelfde zoekstrategie.
c Zoek via Google een betrouwbare website die je meer leert over Abélard en Héloïse: gebruik in Google kernwoorden die je noteerde over Pierre Abélard en Héloïse.
d Noteer kort het vervolg van het verhaal van Abélard en Héloïse.
4
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 134-135.
Historische
vraag 5:
Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars?
De meeste mensen vinden het vak van bankier vandaag een normaal en gerespecteerd beroep. Echte bankiers zoals we ze vandaag kennen, bestonden nog niet in de middeleeuwen. Wel waren er geldwisselaars en mensen die leningen verstrekten.
©VANIN
1
Onderzoek wat middeleeuwse mensen dachten over hun tijdgenoten die geld uitleenden en wisselden: men omschreef ze meestal als woekeraars. Pas de vier stappen van de bronnenstudie toe op de historische bronnen.
Bron 1:
Veel leden van de clerus hebben toegegeven aan begeerte en winstbejag. Ze zijn vergeten wat er in de heilige schrift staat: ‘Geef niet toe aan de woeker’, ze lenen hun geld uit en vragen het honderdvoudige terug. De heilige vergadering denkt dat het rechtsvaardig is om iedereen die na dit besluit toch blijft woekeren uit de clerus te zetten. Dat geldt voor wie het geheel en nog eens de helft vraagt, of voor wie door misleiding uit is op gewin.
↑
Besluit van de bisschoppen op het Concilie van Nicea, 325.
Bron 2:
Het ontvangen van interest voor het gebruik van geleend geld is onrechtvaardig, want men laat betalen voor iets wat niet bestaat. Het is de ongelijkheid die niet rechtvaardig is, dat is waar de woeker in bestaat. En omdat men verplicht is om oneerlijk verkregen goederen terug te geven, moet men ook geld teruggeven dat men verkregen heeft als interest.
↑
Fragment uit de Summa theologica van Thomas van Aquino, ca. 1270.
Bron 3:
Bijna overal is de misdaad van het woekeren zo diep geworteld dat velen geen andere handel meer drijven, en woekeren alsof dat zou toegestaan zijn. Ze gehoorzamen niet aan het verbod uit het oude en het nieuwe testament. We verklaren hierbij dat de beruchte woekeraars in de kerk niet tot de communie mogen toegelaten worden, en dat ze geen christelijke begrafenis mogen krijgen als ze sterven.
↑
Besluit van de bisschoppen op het Derde Lateraans Concilie, Rome, 1179.
Bron 4:
Er was eens in een stad een zeer arm en schurftig jongetje dat vanwege zijn uiterlijk de bijnaam ‘de schurftige’ had gekregen. De jongen groeide op en werd bezorger van een slager om in zijn onderhoud te voorzien. Zo slaagde hij erin om wat geld te sparen en daarmee begon hij te woekeren. Zijn geld vermenigvuldigde zich en hij kocht iets nettere kleren. Vervolgens sloot hij her en der overeenkomsten af en dankzij het woekeren nam zijn rijkdom toe en steeg zijn aanzien. Men begon hem ‘Martin De Schurftige’ te noemen, de oude bijnaam werd een familienaam. Nadat hij nog rijker was geworden, werd hij ‘mijnheer Martin’ en toen hij een van de rijksten van de stad was geworden, werd hij ‘de edele heer Martin’. Ten slotte groeide hij dankzij zijn rijkdom uit tot de meest eerbiedwaardige stadsgenoot: ‘Monsieur Martin’. Als deze Martin niet alle treden die hij heeft beklommen afdaalt en als hij niet al zijn woekergeld teruggeeft, zal hij van het ene moment op het andere omlaag storten in de diepste diepten en ergste verschrikkingen van de hel.
Exemplum verteld door Stefanus van Bourbon, 12e eeuw. Geciteerd in J. Le Goff, De woekeraar en de hel, Parijs, 1986. Een exemplum (Latijn: ‘voorbeeld’) is een verhaal waarmee middeleeuwse predikers mensen probeerden te ontmoedigen om verkeerde dingen te doen.
search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
Maak gebruik van je Histokit als je de hulpvragen nog niet kent.
Bron 1
Bron 2
Bron 3
Bron 4 02a
search Stap 2: Ik observeer de bronnen.
Onderzoek wat een woekeraar is en welke straf er voor woekeraars dreigde.
✓ Welke bron(nen) kun je daarvoor gebruiken?
✓ Markeer zaken die je helpen te begrijpen wat een woekeraar is.
✓ Vat je antwoord in één zin samen.
Woekeren is
✓ Welke bron(nen) vertellen je welke straf er dreigde voor een woekeraar?
✓ Markeer de straf die werd opgelegd.
search Stap 3: Ik interpreteer de bronnen.
Gebruik de checklist in je Histokit.
✓ Welke bron of bronnen zijn bruikbaar om te onderzoeken hoe mensen dachten over woekeraars in de hoge middeleeuwen? Leg uit.
✓ Welke bron of bronnen zijn bruikbaar om te onderzoeken wat het beleid van de Kerk tegen woekeraars in de hoge middeleeuwen was? Leg uit.
✓ Welke bron of bronnen zijn bruikbaar om te onderzoeken wat gewone middeleeuwers vonden van woekeraars? Leg uit. BRONNEN
©VANIN
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 134-135.
← In 2013 werd het levensverhaal van Jordan Belfort verfilmd in The Wolf of Wall Street. De bankier werd daarin neergezet als een stereotiepe geldwolf met een egoïstische moraal. De film was een aanklacht tegen de mentaliteit van de bankiers in Wall Street. De middeleeuwse kijk op bankiers is dus zeker niet helemaal verdwenen.
Historische vraag 6:
Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?
Historisch denken: veralgemenen en stereotyperen
Een veralgemening is een redenering waarbij een aantal gegevens duidelijk maakt hoe iets in het algemeen is. Wanneer bijvoorbeeld de meeste mensen tijdens de hoge middeleeuwen in WestEuropa christelijk waren, dan veralgemenen we die stelling tot: West-Europa was toen christelijk. Die veralgemening helpt ons om de kenmerken van de cultuur te begrijpen. Een vaak herhaalde veralgemening is een stereotype. Soms zijn die stereotypes terecht, maar vaak zijn stereotypes onjuiste veralgemeningen. Stereotypes hoeven dus niet noodzakelijk een probleem te zijn. Stereotypes worden wel een probleem als ze ertoe leiden dat mensen buitengesloten worden.
©VANIN
1
Op de afbeelding zie je hedendaagse voorbeelden van stereotypes.
a Noem een reden waarom sommige van die stereotypes geen probleem hoeven te zijn.
b Bespreek wat mogelijke gevaren zijn van die stereotypes.
2
Joden hebben al eeuwen te maken met stereotypering. Al in de middeleeuwen hadden ze het imago van geldwolven. Toen werd de term ‘woekeraars’ gebruikt. In de bronnen lees je hoe dat komt. Gebruik de twee historische werken om het mechanisme van discriminatie tegenover de joodse minderheid in de middeleeuwen te leren begrijpen.
a Gebruik de bronnen om een voorbeeld van discriminatie tegenover joden aan te vullen bij de letter A.
b Vul op basis van de bronnen bij de letters B en C aan op welke manier veralgemening en stereotypering tegenover joden voorkwam in de middeleeuwen.
c Vul bij de letter D aan hoe de auteur van bron 1 het wij-zij-denken tegenover joden verklaart.
Bron 1:
Op het derde concilie van Lateranen in 1179 verbood de kerk het uitlenen van geld tegen rente aan medegelovigen. (…) Voor de joden gold dit verbod niet. Zij waren geen christenen en vielen dus buiten het kerkelijk recht. Bijgevolg kwam de geldhandel geleidelijk aan voor een belangrijk deel in joodse handen. De joden hadden overigens weinig keuze. Zowel de kerk als de wereldlijke overheden begonnen hen in die tijd steeds meer te isoleren met als argument dat ze een gevaar vormden voor de christelijke samenleving. Om die reden moest contact met hen zo veel mogelijk vermeden worden. Joden mochten niet langer publieke functies bekleden, grond bezitten of christenen in dienst hebben. Ook werd hun het toetreden tot een handels- of ambachtsgilde onthouden. Daarmee werd hun in feite het recht ontnomen om bepaalde vormen van handel te drijven of een ambacht uit te oefenen omdat de gilden het alleenrecht bezaten. Wat joden dus nog restte, was het verlenen van krediet, met als gevolg dat joden en geldverschaffers – ‘woekeraars’ zeiden de middeleeuwers – min of meer synoniem van elkaar werden. De joden hadden nochtans zeker niet het monopolie in de geldhandel. Joden en geldschieters uit Noord-Italië vulden elkaar aan en beconcurreerden elkaar.
Uit: B. Speet, De middeleeuwen. In: D. Wertheim, Geschiedenis van de joden in Nederland. 2017.
Bron 2:
Tot de 12e eeuw waren het voornamelijk joden die tegen interest leenden. De geleende bedragen waren echter niet groot en er werd vaak deels terugbetaald in natura: men leende graan, kleren, stoffen en voorwerpen, en betaalde in dezelfde vorm terug, maar dan in iets grotere hoeveelheden. Langzamerhand werd de joden elke vorm van productiviteit verboden. Ze mochten alleen nog enkele vrije beroepen uitoefenen, zoals het beroep van arts, waar lange tijd door christenen op werd neergekeken. De rijken raadpleegden joodse artsen. (…) Er bleef de joden dan ook niet veel anders over dan hun geld productief te maken. (…) De christenen dachten er niet aan een verbod dat bestemd was voor christenen ook op te leggen aan anderen.
Uit: J. Le Goff, De woekeraar en de hel. Economie en religie in de middeleeuwen. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1986.
C bv. jood =
discriminatie veralgemening en stereotypering wij-zij-denken
B bv. jood = christelijk 1 joods
Conclusie
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Kruis alle juiste antwoorden aan, antwoord met volzinnen of vul de zinnen aan.
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij U1 en HV6.
Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?
☐ Nee, Vlaanderen bestond niet in de middeleeuwen.
☐ Nee, Vlaanderen is vandaag een gewest in het koninkrijk België.
☐ Nee, Vlaanderen omvat vandaag bv. ook Brabant en Limburg.
☐ Nee, een stuk van het hedendaagse Frankrijk behoorde ook tot het graafschap Vlaanderen.
Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa in de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie?
☐ Europa speelde een kleine rol in de wereldhandel.
☐ A zië lag in het centrum van de wereldhandel en speelde dus een grotere rol dan Europa.
☐ Antwerpen was een centrum van de handel op het Europese continent.
☐ Er was meer handel in Oost-Europa dan in West-Europa.
Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?
Er veranderde veel, vooral op economisch en sociaal vlak.
De belangrijkste economische veranderingen waren:
De belangrijkste sociale veranderingen waren:
Tot slot ontstond in de steden ook een bloeiend cultureel leven, bv. in
©VANIN
Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?
Wetenschappers toonden aan tussen de middeleeuwse warme periode en de opbloei van de samenleving. Tot ca. 1200 kende West-Europa gedurende minstens twee een tijdelijke
klimaatverandering. Het was een warme en droge
Die klimaatverandering zorgde voor verschillende veranderingen zoals
Uitbreiding 1: Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard?
Historische vraag 5: Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars?
Het feit dat het verbod op woekeren meerdere keren werd uitgevaardigd, doet ons vermoeden dat
Het feit dat predikers gewone mensen bedreigden met de hel, wijst erop dat
We kunnen dus besluiten dat
Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
We situeren de hoge middeleeuwen van ca. 1000 tot ca. 1250 in West-Europa.
©VANIN
Schema
1 Het verband tussen klimaatverandering en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen
middeleeuwse warme periode
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
bloeiperiode sociaal, economisch en cultureel verbeterde landbouwtechnologie groei bevolking ontginning extra landbouwgrond landbouwoverschotten
2 Het mechanisme dat het ontstaan van joodse stereotypes verklaart
veralgemening en stereotypering discriminatie wij-zij-denken
jood = woekeraar ambacht en handel christelijk 1 joods
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting:
De hoge middeleeuwen in West-Europa
De West-Europese samenleving veranderde grondig tijdens de hoge middeleeuwen. De middeleeuwse warme periode had effecten voor het sociale, economische en culturele domein. Die tijdelijke klimaatverandering zorgde voor hogere landbouwopbrengsten. De verbeterde landbouwtechnologie, de ontginning van extra landbouwgrond en de bevolkingstoename zorgden voor een bloeiperiode waarin de koopkracht toenam. Tijdens de hoge middeleeuwen ontstond op verschillende plaatsen in West-Europa voor het eerst een echte stedelijke samenleving. Nederzettingen in onze regio zoals Brugge, Gent en Ieper groeiden uit tot echte steden. Ze verhandelden veel meer producten dan tijdens de vroege middeleeuwen. Er was veel vraag naar Vlaams laken, en dus werd het uitgevoerd naar elders in Europa. Ook andere producten werden over het hele continent verhandeld. Het grote aanbod aan vis uit Scandinavië bijvoorbeeld werd onder andere via het handelscentrum Brugge naar Zuid-Europa vervoerd. Verschillende beroepsgroepen organiseerden zich in gildes om handel en ambachtelijke nijverheid te bevorderen.
De middeleeuwse samenleving was een gelaagde samenleving waarin je geboorte je stand bepaalde. Er waren drie standen: adel, clerus en volk Wij-zij-denken zorgde voor discriminatie van de joodse minderheid zodat die uitgesloten werd van de meeste ambachten. De joden zorgden wel voor een belangrijk deel van de geldhandel in deze periode. Het was voor christenen namelijk verboden om geld uit te lenen in ruil voor rente.
Het culturele leven in de steden werd sterk beïnvloed door de betere kwaliteit van het onderwijs. Sommige kathedraalscholen werden echte universiteiten, zoals de Sorbonne in Parijs. Zij leidden de elite van de samenleving op. Ook de filosofie kende een bloeiperiode. Filosofen zoals Aristoteles uit de klassieke oudheid waren al langer bekend in de islamwereld, maar ze werden herontdekt tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa.
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultureel: filosofie, levensbeschouwelijke organisatie (abt, bisschop, concilie, islam, kerk, klooster), onderwijs (kathedraalschool, universiteit), technologie, wetenschappen
05
HISTORISCHE BEGRIPPEN
—economisch: aanbod, arbeidsorganisatie (ambacht), handel (ambachtslui, gilde, kooplui, laken), koopkracht, nijverheid, landbouw, vraag
—politiek: bestuurlijke organisatie (macht), territoriale invulling (graafschap, grondgebied, hertogdom, koninkrijk, territorium)
—sociaal: demografische processen, gelaagde samenleving (adel, clerus, stand, standenmaatschappij, volk), klimaatverandering, minderheid, (on)gelijkheid (voorrechten), stedelijke samenleving, wij-zij-denken (discriminatie)
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—bedoelde en onbedoelde handelingen en gevolgen
—stereotypering toeval —veralgemening —verband
06
STRUCTUURBEGRIPPEN
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je hoe de West-Europese samenleving veranderde tijdens de middeleeuwen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
©VANIN
Dit kan ik … goed
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt het onderscheid maken tussen het middeleeuwse graafschap Vlaanderen en het hedendaagse Vlaamse Gewest.
Je kunt onze regio situeren op een historische kaart over de hoge middeleeuwen.
Je kunt het centrum en de periferie van de wereldhandel tijdens de middeleeuwen op een kaart aanduiden.
Je kunt het belang toelichten van Vlaamse steden in Europa tijdens de hoge middeleeuwen met een historische kaart.
Je kunt toelichten waarom de middeleeuwse samenleving een gelaagde en ongelijke samenleving was.
Je kunt illustreren welke culturele bloei de westerse samenleving doormaakte tijdens de hoge middeleeuwen.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt veralgemeningen en stereotypen in bronnen herkennen, bv. over joodse mensen.
Je kunt een doelgerichte zoekstrategie hanteren bij het opzoeken van informatie op het internet.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt structuurbegrippen voor verband en verandering gebruiken om met behulp van bronnen een historische vraag te beantwoorden.
Je kunt de oorzaken en gevolgen van de middeleeuwse klimaatverandering benoemen met behulp van bronnen.
Je kunt de betekenis uitleggen van wij-zij-denken, discriminatie, veralgemenen en stereotypen en je kunt er voorbeelden van geven.
Je kunt het verband verklaren tussen wij-zij-denken, discriminatie en het ontstaan van stereotypen over joodse mensen.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
De kruistochten
(ca. 1000 - ca. 1500)
© The Protected Art Archive / Alamy
↑
Hoofdstuk
Een geschilderde plattegrond van Jeruzalem met de verschillende pelgrimsbestemmingen waaronder de joodse tempel van Salomo en Golgotha (plaats van de kruisiging van Jezus) linksonder. Frankrijk, ca. 1170. Onder de plattegrond zie je kruisvaarders die moslimruiters achternazitten. In 1095 had paus Urbanus II opgeroepen om Jeruzalem te veroveren op de moslims. Daarvoor moesten ze oorlog voeren. 6
Wat weet je al? I
1
In vorige hoofdstukken bestudeerde je verschillende monotheïstische godsdiensten. We situeren die geloofsovertuigingen nu in de ruimte en vergelijken ze kort met elkaar.
a Bestudeer de kaart en noteer in de tabel de naam van de meest verspreide godsdienst. Kies uit: Katholieke Kerk - islam - Oosters-Orthodoxe Kerk b Vul de typische kenmerken per godsdienst aan.
Monotheïstische godsdiensten in de hoge middeleeuwen
godsdienst
religieuze leider
heilig boek
II
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk onderzoek je hoe de West-Europese samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen gewelddadig in conflict kwam met andere samenlevingen. Die strijd tegen onder andere de islamitische samenleving noemen we de kruistochten.
✓ Eerst situeer je de verschillende kruistochten in de tijd en de ruimte (HV1).
✓ Daarna verklaar je hoe de kruistochten tot stand kwamen en hoe ze de contacten tussen oost en west beïnvloedden (HV2).
✓ Met behulp van historische bronnen leer je de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te bekijken (HV3) en onderzoek je waarom er in Brussel een standbeeld van kruisvaarder Godfried van Bouillon staat (HV4).
✓ Aan het einde van dit hoofdstuk kun je een verhaal over de kruistochten beoordelen (U1).
Op onderzoek III
Historische vraag 3: Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?
Historische vraag 1: Waar en wanneer vonden de kruistochten plaats?
Uitbreiding 1: Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten?
Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?
Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1: Waar en wanneer vonden de kruistochten plaats?
1
Bestudeer de kaart en de tijdlijn en gebruik daarbij eventueel je Histokit.
a Beoordeel op basis van de kaart en de tijdlijn of de stellingen op p. 144 juist of fout zijn.
b Als je denkt dat de stelling fout is, verbeter je ze. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit als je kaartlezen nog moeilijk vindt.
Kruistochten tijdens de hoge middeleeuwen (11e15e eeuw)
637: Jeruzalem kwam in handen van de Arabische moslims.
718: het Iberisch Schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) kwam in handen van de moslims.
1071: Turkse legers veroverden Klein-Azië (Seldsjoekse dynastie).
1187: Saladin veroverde Jeruzalem.
1244: de Egyptenaren veroverden Jeruzalem.
1453: Turkse legers veroverden Constantinopel (Osmaanse dynastie) = het einde van het Byzantijnse rijk.
1517: Turkse legers heroverden Jeruzalem (Osmaanse dynastie).
eind 11e eeuw: de paus riep op tot verovering van Jeruzalem en het Iberisch Schiereiland.
1099: Jeruzalem viel tijdens de eerste kruistocht in handen van de kruisvaarders.
12e eeuw: succesvolle kruistochten tegen WestEuropese ketters (christenen die weigeren de officiële leer van Rome te volgen) + tweede en derde kruistocht
12e - 13e eeuw: succesvolle kruistochten naar NoordoostEuropa waar het christendom werd ingevoerd
13e eeuw: vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste kruistocht richting Jeruzalem. Kruisvaarders slaagden er niet in om Jeruzalem te heroveren en vielen tijdens de vierde kruistocht Constantinopel aan.
1492: einde verovering van het Iberisch Schiereiland: die regio werd verplicht christelijk. Joden werden uitgewezen en moslims moesten zich bekeren.
De kruistochten vonden plaats in het 2e millennium.
De kruistochten tegen Jeruzalem duurden van de 11e tot de 14e eeuw
De kruistochten binnen West-Europa tegen de ketters situeren we in de vroege middeleeuwen.
In de 15e eeuw werd Frankrijk door de christenen veroverd op de moslims.
Kruisvaarders namen zowel continentale als maritieme routes vanuit Europa naar Jeruzalem.
2
Formuleer met behulp van de kaart en de tijdlijn drie doelen van de kruistochten. Kruis aan of ze eerder succesvol waren of niet. Er staat een voorbeeld ter inspiratie.
Doel: Ze wilden …
Eerder succesvolNiet succesvol ... Europse ketters bestrijden.
3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 159-160.
Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?
Lees de tekst. Bespreek klassikaal of je het best de zoekstrategie voor oriënterend, zoekend of intensief lezen gebruikt.
Een spiraal van geweld
Op de tijdlijn op p. 143 kun je aflezen dat Jeruzalem sinds de 7e eeuw tot het territorium van het Arabische rijk behoorde. Ook op het Iberisch Schiereiland, het huidige Spanje en Portugal, leefden verschillende religieuze gemeenschappen samen onder een islamitische bestuurlijke organisatie. Er waren bovendien handels- en diplomatieke contacten tussen de islamitische kaliefen en de West-Europese koningen.
Tijdens de 11e eeuw stegen de spanningen tussen de geloofsgemeenschappen. De Seldsjoeken, een Turks volk, waren tijdens de 11e eeuw vanuit hun oostelijk grondgebied tot in het hart van de moslimwereld doorgedrongen. Ze bekeerden zich tot de islam en breidden hun macht verder uit. Dat deden ze ook in de richting van Klein-Azië en Constantinopel, waar de Byzantijnse keizers al meer dan zeshonderd jaar de macht hadden. De Byzantijnse keizer Alexios I zag de Turken steeds meer grondgebied innemen en vroeg hulp aan de paus.
← Paus Urbanus II predikt de eerste kruistocht richting Jeruzalem, miniatuur van Jean Fouquet uit de Grandes Chroniques de France, Frankrijk, 15e eeuw.
In 1095 riep paus Urbanus II op tot een oorlog tegen de moslims in het Oosten. Hij vond dat Jeruzalem weer in handen van de christenen moest komen. De paus nam daarbij de leiding over een militaire expeditie en bracht een groot leger samen. Zo wou hij aantonen dat hij de leider was van de westelijke christelijke samenleving. Als dat leger het Oosten kon veroveren op de moslims, dan zou zijn macht zowel in het Oosten als het Westen vergroten. Ook latere politieke en religieuze leiders stimuleerden dat soort oorlogen. Ze misbruikten het wij-zij-denken tegenover minderheden en wakkerden daarbij de onverdraagzaamheid en het geweld tegenover moslims aan.
Na de oproep van de paus vonden pogroms plaats. Dat waren slachtpartijen gericht tegen de religieuze minderheden, waarbij bijvoorbeeld joodse mensen werden geviseerd. Veel christenen achtten de joden verantwoordelijk voor de kruisdood van Jezus. In een aantal Europese steden werden joodse mannen, vrouwen en kinderen uitgemoord.
De eerste kruistocht ging van start in 1096. Niet alleen ridders, maar ook mensen uit alle lagen van de standenmaatschappij trokken naar het Oosten. Onderweg plunderden ze steden en dorpen. Ze reisden via Constantinopel en kwamen pas in 1099 in Jeruzalem aan.
Onder leiding van onder andere Godfried van Bouillon veroverden ze de stad en richtten daarbij een enorm bloedbad aan onder de plaatselijke islamitische en joodse bewoners. De eerste kruisvaarders hadden hun doel bereikt. Jeruzalem en andere veroverde steden veranderden in monarchieën onder het bestuur van christelijke koningen.
↑ 14e- of 15e-eeuws manuscript uit Frankrijk met een afbeelding van Godfried van Bouillon, de hertog van Bouillon, die als kruisvaarder richting Jeruzalem trekt. Godfried van Bouillon werd de eerste christelijke vorst van het staatje Jeruzalem, al weigerde hij de titel van koning.
De moslims verenigden zich na de eerste kruistocht onder leiding van Salah ad-Din, in het Westen beter bekend als Saladin. Ze sloegen terug in 1178 en heroverden Jeruzalem. Er volgden nog een zevental kruistochten, maar allemaal zonder het beoogde effect: Jeruzalem bleef in handen van de moslims.
©VANIN
← Afbeelding van Saladin uit een islamitisch manuscript, 12e eeuw, Midden-Oosten. Saladin was een islamitische generaal van Koerdische afkomst. Hij slaagde erin Jeruzalem te heroveren op de kruisvaarders en sommige islamitische landen zien hem vandaag als een held.
Economische en culturele contacten
Naast de gewelddadige contacten waren er tijdens en na de kruistochten ook vreedzame economische en culturele contacten tussen moslims en christenen. Vanuit Italië dreven de handelssteden Genua, Pisa en Venetië al vóór de kruistochten handel met moslims uit Noord-Afrika, Spanje, Portugal en het MiddenOosten. Ondanks de oorlog tussen christenen en moslims hielden de handelsrelaties stand en werden ze zelfs uitgebreid. Er was in Europa veel vraag naar producten zoals geurstoffen en specerijen uit het Verre Oosten. De handel verliep via de moslims. Arabische producten zoals abrikozen, alcohol en geraffineerde suiker kwamen zo voor het eerst in Europa terecht.
Afbeelding van een kopij van een Arabisch manuscript (Sharh shudhur al-dhahab) uit de 12e eeuw. In Europa werd alcohol enkel verkregen door de gisting van graan of fruit. Zo werd bier of wijn gemaakt. Maar de Arabieren hadden een manier bedacht om zuivere alcohol te produceren: het distilleren. ↓
In hoofdstuk 4 leerde je al dat de moslims vanaf hun expansie een steeds grotere wetenschappelijke kennis hadden opgebouwd. De islamwereld had bij aanvang van de kruistochten een grote filosofische, wetenschappelijke en technologische voorsprong op het Westen. In Andalusië richtte de christelijke bisschop Raimundus van Toledo een vertaalschool op. Daar vertaalden ze Arabische wetenschappelijke werken, vaak van Grieks-Romeinse oorsprong. Via Zuid-Europa verspreidde die kennis over bijvoorbeeld astronomie, geografie en geneeskunde zich naar West-Europa. Zo leerden ze in Europa het fenomeen ‘ziekenhuis’ en andere medische inzichten kennen. Ze introduceerden de Arabische cijfers en het cijfer 0. Ook de wetenschappelijke studie van de aarde verbeterde aanzienlijk.
Nieuwe technologieën zoals windmolens en schepraderen deden hun intrede. Ook veel woorden die we vandaag gebruiken, zoals benzine, algebra, katoen, matras, mokka en tarief, komen uit het Arabisch.
©VANIN
Afbeelding uit een Spaans-Arabisch manuscript uit de 13e eeuw. Het scheprad dat water naar een hoger gelegen gebied kan brengen, werd door de Arabieren in Spanje ingevoerd. ↓
2
Tussen welke maatschappelijke domeinen bestaat er een wisselwerking bij de stellingen? Kruis telkens twee domeinen aan. Om je te helpen staan in elke stelling twee woorden vetgedrukt.
©VANIN
3
Paus Urbanus II riep op tot geweld om Jeruzalem te bevrijden van de moslims.
Tijdens de kruistochten werden de handelsrelaties tussen Italiaanse steden en de islamwereld niet verbroken maar uitgebreid.
Mensen uit alle lagen van de bevolking trokken op kruistocht Via de kruistochten werden veel Arabische wetenschappelijke inzichten in Europa in gebruik genomen.
Noem een middeleeuws en een hedendaags voorbeeld van onverdraagzaamheid dat leidt tot geweld tegen minderheden. Het middeleeuwse voorbeeld vind je in de tekst. Het hedendaagse voorbeeld moet je zelf bedenken of opzoeken op het internet.
Middeleeuws
Hedendaags
4
In hoofdstuk 1 vroegen we ons af of de middeleeuwen een duistere periode waren. De kruistochten lijken dat beeld wel te bevestigen. Toch hebben de kruistochten ook positief bijgedragen aan de culturele heropleving in Europa. Geef met behulp van de tekst minstens drie voorbeelden van culturele contacten tussen de moslims en de christenen.
Vul het kruiswoordraadsel in met de groene en zwarte begrippen uit de tekst.
Horizontaal
2 christelijke militaire expeditie
4 ontwikkeling van allerlei uitvindingen, zoals bv. de windmolen
5 ander woord voor koningschap
7 geheel van kennis waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen
Verticaal
1 kleine groepen met een andere cultuur, bv. joden
3 gebiedsuitbreiding
6 activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling
6
De westerse en islamitische samenlevingen kwamen op gewelddadige maar ook op vreedzame wijze met elkaar in contact. Vul aan hoe dat gebeurde bij de conclusie op p. 159-160.
Historische
vraag 3:
Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?
In de 19e en 20e eeuw leerden Belgische kinderen op school hoe dappere kruisvaarders meer dan 4 000 kilometer door vijandig gebied reisden om vervolgens de moslims te verjagen. Wij-zij-denken speelde daarbij een belangrijke rol: wij, de goeden, tegenover zij, de slechten.
Bron 1:
← J-L. Huens, ‘s Lands Glorie, België. Tussen 1949 en 1961 konden prentjes in een verzamelalbum geplakt worden. Dit was het bijschrijft bij de prent: ‘Op 15 juli 1099 slaagden de kruisvaarders erin Jeruzalem te overmeesteren. Zij waren nog slechts met veertigduizend, terwijl zij bij hun vertrek tienmaal talrijker waren. Godfried van Bouillon was een van de eersten om in de stad binnen te dringen.’
De prentjes vertelden de geschiedenis vanuit één perspectief: het christelijke. Dat Godfried en zijn kompanen de meeste inwoners uitmoordden, werd verzwegen.
In bron 1 maakte je kennis met een perspectief op de kruistochten. Zo werd het jarenlang onderwezen op Vlaamse scholen: wij, de goede christenen, vochten tegen zij, de slechte moslims. Onderzoek nu ook het perspectief van Raymond van Aguilers, de schrijver van bron 2.
©VANIN
Bron 2:
Sommige van onze soldaten hakten het hoofd van hun vijanden eraf; andere beschoten hen met pijlen zodat ze van de torens vielen; weer andere martelden hen langer door hen in de vlammen te werpen. In de straten van de stad lagen overal stapels hoofden, handen en voeten (…) In de tempel van Saolomo reden mannen tot op hun knieën en teugels in het bloed. Het was echt een rechtvaardig en schitterend oordeel van God om deze plaats te vullen met het bloed der ongelovigen.
← Kroniekschrijver, monnik en kruisvaarder Raymond van Aguilers, 11e eeuw, Frankrijk, was getuige van de verovering van Jeruzalem.
a Markeer met blauw zijn mening over de verovering van Jeruzalem.
b Markeer met groen het woord dat hij gebruikt om moslims aan te duiden.
c Deel jij zijn mening? Waarom wel/niet?
Ja / nee, want …
Historisch denken: multiperspectiviteit
Om een beeld van het verleden te krijgen is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, noemen we dat multiperspectiviteit. Hedendaagse historici kijken niet enkel vanuit het christelijke of westerse perspectief naar het verleden. Ze bekijken het verleden ook vanuit andere perspectieven zoals het Arabische, joodse en Byzantijnse. Dat helpt om een vollediger beeld van het verleden te krijgen. Het zorgt er ook voor dat we ons beter kunnen inleven in het verleden.
©VANIN
joods
islamitisch christelijk (katholiek)
christelijk (oosters-orthodox)
KRUISTOCHTEN
2
Onderzoek de beeldvorming over kruisvaarders vanuit meerdere perspectieven. Lees bron 3, 4 en 5 om de kruistochten vanuit niet-westerse perspectieven te bestuderen. Overleg met je leraar welke stappen je daarbij het best zet.
02
BRONNENSTUDIE
Bron 3:
In de ene hand hebben zij hun kelk en in de andere een zwaard of een speer. Dit ras is meer geïnteresseerd in oorlog dan in godsdienst.
↑
Anna Komnene, Constantinopel, 11e eeuw. Anna Komnene, de dochter van de Byzantijnse keizer, schreef over katholieke priesters op kruistocht.
Bron 5:
De kinderen van Israël weten wat de christenen hen hebben aangedaan. Daarom verheugen zij er zich over dat God hen straft door de moslims de overwinning daar te schenken.
Bron 4:
Dat zijn geen Franken, maar duivels. Het zijn beesten die triomferen in het gevecht, want net als beesten kennen ze geen andere eigenschap dan bruut geweld en wreedheid.
↑
Usama ibn Munqidh, Kitab al-I’tibar (Het boek van de levenslessen), Syrië, 12e eeuw (toen Saladin bijna aan de macht kwam). De gerenommeerde schrijver en dichter legde in zijn bekendste werk zijn kijk op de wereld en op de Franken uit.
←
Josef bin Joshua Meir al Sefardi, Midden-Oosten, 15e eeuw. De rabbijn (joodse geleerde) schreef in zijn kroniek over de kruistochten.
3 4
Noteer bij bronnen 2, 3, 4 en 5 op p. 150-151 vanuit welk perspectief ze geschreven zijn.
Kies uit: joods - katholiek - moslim - oosters-orthodox
a Welke beeldvorming wordt in de vier bronnen naar voren geschoven? Zet de bron bij het juiste beeld.
Beeldvorming Bron
Er was meer interesse in oorlog dan in godsdienst.
God straft de christenen.
Kruisvaarders zijn wrede duivels.
Het uitmoorden van gelovigen was een rechtvaardig oordeel van God.
b Wat zouden de oorzaken van die beeldvorming kunnen zijn? Zet de bron bij de juiste verklaring.
Oorzaken beeldvorming Bron
Joden werden tijdens de eerste kruistochten in verschillende steden uitgemoord.
In het Byzantijnse rijk passeerden vooral westerse christenen die uit waren op oorlog.
De paus had als hoogste religieuze leider opgeroepen tot een kruistocht.
De kruisvaarders vielen de moslimwereld aan en sloegen aan het plunderen en moorden.
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 159-160.
Historische
vraag 4:
Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?
In deze historische vraag bespreken we de functie van standbeelden op een kritische manier. Drie functies springen daarbij in het oog: zelfverheerlijking, een eerbetoon door de bevolking en het creëren van trots en versterking van de nationale of collectieve identiteit. Ruiterstandbeelden zijn van alle tijden. Het oudst gekende voorbeeld uit de klassieke oudheid is dat van de Romeinse keizer Marcus Aurelius. Het diende als model voor latere ruiterstandbeelden.
← Ruiterstandbeeld van de Romeinse keizer Marcus Aurelius, die regeerde tussen 161 en 180. Het standbeeld dateert waarschijnlijk van 176. Je kunt het vandaag bezoeken in het Palazzo dei Conservatori in Rome. Marcus Aurelius kreeg na een militaire overwinning tegen de Germanen een eerbetoon in de vorm van dit standbeeld.
Het zijn de verhalen. Verhalen over de geschiedenis van de stad of het land waar de beelden staan. Over veroveringen, over strijd, over onafhankelijkheid, burgeroorlogen, ideologieën. De beelden staan symbool voor een natie. Roepen emoties op. Al eeuwen lang en nog steeds. Vrijwel ieder ruiterstandbeeld heeft zijn verhaal. Niet alleen over de ruiter, maar ook over de kunstenaar die het beeld maakte en over de ontstaansgeschiedenis van het beeld. Ook de plek waar het beeld is neergezet, vertelt vaak een verhaal.
Uit: K. van Tilburg, ‘Helden’ op hengsten, verhalen over ruiterstandbeelden. Zutphen, Walburg Pers, 2019.
Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?
a Bekijk het schema op p. 206 in je Histokit en bespreek klassikaal hoe je dat kunt gebruiken.
b Noem minstens twee soorten bronnen die je kunt gebruiken om de historische vraag te beantwoorden. Gebruik zo nodig je Histokit.
Bestudeer nu het ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon.
↑
Ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon in Brussel, gecreëerd door de Belgische kunstenaar Eugène Simonis in 1848. Net na het ontstaan van België in 1830 creëerde Simonis het bekende ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon. De opdracht kwam van de nieuwe Belgische regering die overal in het land standbeelden liet plaatsen van grote figuren uit de ‘Belgische’ geschiedenis. Het beeld van Godfried bevindt zich op het Koningsplein in het centrum van Brussel en toont het moment waarop Godfried zwaaiend met zijn vaandel dapper op weg ging naar de eerste kruistocht. Godfried werd toen gezien als heldhaftige kruisvaarder, een volmaakte ridder en zeer christelijke koning van Jeruzalem. Een man waarop de Belgen van het pas gestichte België dus trots konden zijn en die als voorbeeld diende voor de moderne Belgische koningen. Vandaag krijgt Godfried kritiek voor het bloedbad dat hij in Jeruzalem aanrichtte. Op de sokkel waarop het standbeeld staat, zien we langs weerskanten twee reliëfs waarop aan de ene kant de verovering van Jeruzalem afgebeeld staat en op de andere de creatie van wetteksten die hij zou hebben opgesteld. Vooraan en achteraan op de sokkel lezen we: ‘Godfried van Bouillon, eerste koning van Jeruzalem, geboren in Baisy in Brabant en gestorven in Palestina 17 juli 1100.’ Zo wekt men de indruk dat Godfried een Belg was omdat hij in Brabant geboren was. Onderzoek wijst erop dat hij geboren was in Boulogne-sur-Mer in het huidige Frankrijk.
Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie. Gebruik indien nodig je Histokit.
search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Wanneer werd de bron gemaakt?
✓ Waar bevindt de bron zich?
✓ Uit welke periode stamt de bron?
search Stap 2: Ik observeer de bron.
Oriënterend kijken
✓ Kijk minstens dertig seconden naar het standbeeld en beschrijf het dan aan je buur.
Gedetailleerd kijken
✓ Op het standbeeld staan een aantal letters. Noteer wat er bij elke letter te zien is. In de tabel werd al een voorbeeld gegeven om je op weg te helpen.
Letter
Wat is er te zien?
A Hij heeft een op zijn hoofd.
B Hij draagt een speer waaraan een wappert.
C Op zijn borst staat een
DLangs beide zijden van de sokkel staat een reliëf met beelden.
E Hij zit op een
F Vooraan op de sokkel staat een
G Hij draagt een aan zijn gordel.
H Hij beschermt zich met een
Kritisch kijken
✓ Nadat je gedetailleerd hebt gekeken, kun je ook het imago bepalen dat kunstenaar Eugène Simonis aan het standbeeld van Godfried van Bouillon wou meegeven. Omcirkel de juiste woorden.
christelijklafstoerhulpeloos sterk moedig koninklijkonderdanig bang lief heldhaftigtwijfelendvastberaden
search Stap 3: Ik interpreteer de bron.
Als je een bron interpreteert, kun je het best op zoek gaan naar zo veel mogelijk context. Lees daarom in het bijschrift de extra contextinformatie. De tekst is een samenvatting van wat moderne historici over het standbeeld schrijven. Kruis het juiste antwoord aan.
Contextualiseren van de bron
✓ Welke boodschap zat er achter het standbeeld?
☐ Godfried moordde mensen uit in naam van God.
☐ Godfried was een mooie ridder die goed kon paardrijden.
☐ Godfried was een volmaakte ridder op wie de Belgen trots konden zijn.
✓ Waarom werd dit standbeeld in 1848 opgericht?
☐ Er was toen toevallig veel geld om standbeelden op te richten.
☐ De Belgen maakten na de onafhankelijkheid van hun land standbeelden van helden op wie ze trots waren.
☐ In 1848 werd Godfried van Bouillon herdacht omdat hij toen 700 jaar dood was.
✓ Kruis één of meerdere functies van het standbeeld aan.
☐ zelfverheerlijking
☐ eerbetoon door de bevolking
☐ creëren en versterken van de collectieve identiteit
☐ creëren van trots
Evaluatie van de bron
✓ Is het standbeeld van Godfried van Bouillon bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?
☐ Ja, eerder wel, want ik kan de vraag beantwoorden.
☐ Nee, eerder niet, want ik kan de vraag niet beantwoorden.
✓ Is het standbeeld van Godfried van Bouillon betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden?
☐ Ja, eerder wel, want het standbeeld toont aan hoe in de 19e eeuw over Godfried werd gedacht.
☐ Nee, want Godfried was helemaal geen Belg.
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 159-160.
4
Bij historische vraag 3 bestudeerde je bronnen vanuit verschillende perspectieven. Kijk nu vanuit je eigen perspectief naar het standbeeld van Godfried van Bouillon. Vind jij het beeld dat Eugène Simonis creëerde correct en betrouwbaar? Zou jij Godfried vandaag een standbeeld gunnen? Bespreek klassikaal.
Uitbreiding 1:
Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten?
1
Lees het fragment uit de historische roman Ridder van de Tempeliers. Het boek is fictie, maar is wel geïnspireerd op de kruistochten waarover we primaire bronnen hebben.
©VANIN
2
Ooit waren de Franken naar deze vlakte getogen om de Egyptische sultan Saladin uit te dagen met hun kruisen en zwaarden. Hun leger was omsingeld en hun aanvoerwegen waren afgesneden, maar ze hadden zich weten te handhaven door in de plassen naar voedsel te vissen en Saladin, die niet tot hun legerplaats kon doordringen, zag zich gedwongen de aftocht te blazen. Bijna twee eeuwen lang hadden de Franken hun voedsel gegeten, hun mensen afgeslacht en hun heiligdommen ontwijd. Waar ooit Allah werd aanbeden, wroeten nu varkens in drek. Maar toen Baibars daar stond, zijn blik gericht op de plassen, begon zijn rancune plaats te maken voor een gevoel van verachting. De woorden van Khadir knetterden als vuur in zijn gedachten. Hij had een lotsbestemming, een rol te spelen in de neergang van de Franken. Hij voelde het in zijn binnenste. ‘Als ik sultan was,’ mompelde hij in zichzelf, ‘zou ik de barbaarse Franken zo fel bestrijden dat zelfs de buizerds geen vlees meer aan hun beenderen zouden vinden.’ Omar kwam naast Baibars staan. ‘Ik weet dat je graag hun bloed zou vergieten, maar bega
niet de vergissing de Franken voor hersenloze wilden aan te zien. Het zijn door de wol geverfde strijders en geslepen strategen en het zal niet gemakkelijk zijn hen te vernietigen.’ Baibars draaide zich naar hem om. ‘Dat zie je verkeerd. Het zijn barbaren. De Franken in het Westen leven als zwijnen. Hun huizen zijn niet meer dan schamele hutjes, hun manieren zijn grof en onbehouwen. Maar op een gegeven moment hebben ze hun blik op het Oosten gericht en zagen ze welk een overvloed onze steden bieden. Hoe elegant onze mensen en onze grote wijsheidsscholen zijn. Ze lieten hun blikken op het Oosten rusten en wilden het voor zichzelf. Daarom zijn ze hun kruistochten begonnen. Niet omwille van hun God, maar om te plunderen.’ Baibars kneep zijn ogen dicht. ‘Iedere dag die zij in onze landen hebben doorgebracht, moet gewroken worden.’
‘Het zal niet lang duren voordat we hen verpletterd hebben.’
Uit: R. Young, Ridder van de Tempeliers. Amsterdam, Uitgeverij Unieboek, 2009.
Omar en Baibars spreken over de Franken. Kruis aan wie de Franken waren en waar ze woonden. Kijk zo nodig nog eens naar hoofdstuk 2.
☐ een stam uit het Verre Oosten die Europa had aangevallen
☐ moslims uit het Noord-Afrika die stukken van Europa hadden veroverd
☐ een Germaanse stam die zich in West-Europa had gevestigd
☐ Vikingen uit Noord-Europa
Vul de tabel aan met de meningen van Omar en Baibars over de Franken. 3
Vanuit welk perspectief spreekt hij?
☐ joods
☐ moslim
Omar
Baibars
4
☐ katholiek
☐ oosters-orthodox
☐ joods
☐ moslim
☐ katholiek
☐ oosters-orthodox
Is hij eerder positief of negatief over de Franken?
Noteer twee woorden uit de tekst om je keuze te beargumenteren.
©VANIN
Hij noemt de Franken en
Hij noemt de Franken en
Met welk doel zijn volgens Baibars de Franken ooit aan de kruistochten begonnen?
Welke twee persoonlijke doelen stelt Baibars in het verhaal voor zichzelf? 5
← Frans manuscript van de slag bij El-Mansoera, ca. 1330. In februari 1280 stonden de kruisvaarders voor de zoveelste keer tegenover een islamleger. Links zie je het gevecht, rechts wordt een koning weggeleid. Als je voetstap 6 oplost, kom je te weten wie meevocht in dit gevecht en wie het gevecht won.
Gebruik het internet en noteer bij de conclusie op p. 159-160 minstens twee elementen van dit verhaal die een historische basis hebben. Gebruik de zoekstrategie in je Histokit.
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Beantwoord de vragen, kruis het juiste antwoord aan of antwoord met volzinnen.
Historische vraag 1: Waar en wanneer vonden de kruistochten plaats?
Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?
Vul het schema aan met historische begrippen of structuurbegrippen.
Gewelddadige contacten
oproep tot kruistocht
Vreedzame contacten
tegenover joden en moslims contacten contacten tussen oost en west invloed van oosterse en op Europa
Historische vraag 3: Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?
Door de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen …
☐ krijg je een juist beeld van de kruistochten.
☐ leer je om je in te leven in andere perspectieven.
☐ krijg je een vollediger beeld van de kruistochten.
☐ versterk je het wij-zij-denken.
Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?
Uitbreiding 1: Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten?
Synthese
Situeren in de tijd en de ruimte
De kruistochten vonden plaats tijdens de hoge en late middeleeuwen.
1096: inname Jeruzalem door kruisvaarders
1492: verovering van Spanje en Portugal voltooid
622: start islamitische tijdrekening
1187: herovering Jeruzalem door moslims
1453: inname Constantinopel door Seldsjoeken
Middeleeuwse kruistochten (11e - 15e eeuw)
©VANIN
Schema
Historisch redeneren: contacten tussen de islam en het Westen tijdens de kruistochten
Gewelddadige contacten politieke oproep tot kruistocht
Vreedzame contacten
geweld tegenover joden en moslims economische contacten culturele contacten handel tussen oost en west invloed van oosterse wetenschap en technologie op Europa
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Samenvatting: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500)
Het territorium van het Arabische rijk was vanaf de 7e eeuw enorm uitgebreid. Ook Jeruzalem viel onder de bestuurlijke organisatie van de islam. Tijdens de hoge en late middeleeuwen stegen de spanningen tussen de geloofsgemeenschappen en werden vanuit het christelijke Westen verschillende kruistochten georganiseerd. Daarbij vielen ze minderheden zoals ketters en joden in West-Europa en moslims in Zuid-Europa aan. Ook werd het christendom met geweld in Noordoost-Europa opgedrongen. De bekendste kruistochten zijn die waarbij kruisvaarders het islamitische Oosten aanvielen. Nadat Alexios, de oosters-orthodoxe keizer van Byzantium, de hulp van de katholieke paus had ingeroepen in zijn strijd tegen de moslims, riep de paus in de 11e eeuw christenen op tot een oorlog met als doel Jeruzalem te veroveren. Het wij-zij-denken leidde tot onverdraagzaamheid tegen niet-christenen. Duizenden mensen, uit alle standen van de westerse samenleving, gaven gehoor aan de oproep van de paus en trokken gewapend naar het Oosten. In 1099 veroverden ze Jeruzalem en veranderden een aantal gebieden en steden in christelijke monarchieën. Maar niet veel later wisten de moslims die weer te heroveren. Terwijl de kruistochten binnen Europa succesvol waren, mislukte de expansie naar het Oosten keer op keer en moesten ze het veroverde grondgebied opgeven.
Ondanks al het geweld tussen west en oost was er wel sprake van vreedzame economische en culturele contacten. Er werd al handel gedreven tussen Europa en de moslimgebieden en die contacten werden nog uitgebreid tijdens de kruistochten. Via Italiaanse handelaars uit Venetië en Genua maakte Europa kennis met Arabische producten zoals abrikozen, alcohol en suiker. Arabische filosofie, technologie en wetenschappen zoals astronomie, geneeskunde en geografie waren goed ontwikkeld en werden daarom veel vertaald. Zo maakte Europa bijvoorbeeld kennis met het cijfer 0 en herontdekten ze ook Griekse teksten uit de klassieke oudheid.
Historisch denken: multiperspectiviteit
Je denken, handelen en kijk op de wereld worden bepaald door je standplaatsgebondenheid. Allerlei zaken bepalen het perspectief waarmee je naar iets kijkt: bv. je geslacht, woonplaats, opvoeding, waardepatroon, tradities en gewoontes, leeftijd … Om een zo betrouwbaar mogelijk beeld van het verleden te krijgen is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, wordt dat multiperspectiviteit genoemd.
©VANIN
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultureel: filosofie, levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, bisschop, christendom, islam, katholiek, oosters-orthodox, paus), technologie, wetenschappen (astronomie, geneeskunde, geografie)
—economisch: handel
—politiek: bestuurlijke organisatie (kalief, keizer, koning, vorst), monarchie, territoriale invulling (expansie, grondgebied, territorium, verovering)
—sociaal: gelaagde samenleving (standenmaatschappij), geweld (kruistocht, kruisvaarder, pogrom), minderheid, nomadische samenleving (stam), oorlog, wij-zij-denken (onverdraagzaamheid)
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
beoogd effect —continentaal —maritiem multiperspectiviteit —niet-westers —periode —perspectief —standplaatsgebondenheid
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je hoe de West-Europese samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen gewelddadig in conflict kwam met andere samenlevingen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
Dit kan ik … goed onvoldoende
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt de kruistochten in de tijd en de ruimte situeren.
Je kunt voorbeelden opsommen van wisselwerking tussen de maatschappelijke domeinen met betrekking tot de kruistochten.
Je kunt beschrijven hoe de West-Europese samenleving in contact kwam met de islamitische samenleving tijdens de hoge middeleeuwen. Je kunt daarbij volgende begrippen gebruiken: expansie, geweld, handel, minderheden, technologie, wetenschap en wij-zij-denken.
Je kunt voorbeelden geven van producten, inzichten of technieken die Europa overnam van de islamwereld.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt multiperspectiviteit toelichten.
Je kunt het perspectief van bronnen bepalen.
Je kunt een ruiterstandbeeld oriënterend, gedetailleerd en kritisch beschrijven.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt bronnen vanuit verschillende perspectieven vergelijken.
Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt toelichten wat de functie van een ruiterstandbeeld kan zijn met behulp van het voorbeeld van Godfried van Bouillon.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Hoofdstuk
De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) ©VANIN
↑
Miniatuur uit Grandes Chroniques de France, 14e eeuw, Frankrijk. De afbeelding toont Filips de Stoute en Margaretha van Male die in 1369 in het huwelijk traden. Margaretha was de enige wettelijke erfgename van Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen. Ze werd drie keer uitgehuwelijkt door haar vader, maar pas bij de derde keer kwam het tot een huwelijk. Haar eerste verloofde stierf vroegtijdig en haar tweede verloving mocht niet doorgaan van de koning van Frankrijk. Uiteindelijk trouwde ze met Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, waardoor het graafschap Vlaanderen, eerder per toeval, een onderdeel van Bourgondië werd.
I
Wat weet je al?
1 a Vul het schema aan. Ga enkel spieken in hoofdstuk 5 als je het echt niet meer weet.
Je leerde in hoofdstuk 5 hoe de eerste echte steden in onze gewesten ontstonden.
b Bespreek mondeling het verband tussen de verschillende tekstvakken. Gebruik daarbij de structuurbegrippen oorzaak, gevolg en/of toeval.
middeleeuwse
periode
legende:
bevolking
verbeterde
ontginning extra
landbouwoverschotten
bloeiperiode hoge middeleeuwen
—sociaal: ontstaan
—economisch: toename
onbedoeld gevolg
verband
II
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk maak je kennis met de samenleving in West-Europa en in het bijzonder in onze regio tijdens de late middeleeuwen.
✓ Je situeert de Bourgondische hertogen in tijd en ruimte door een kaart te vergelijken met een stamboom. Je ontdekt hoe onder hun bestuur in onze regio een nieuwe staat ontstond (HV1).
✓ Daarna bestudeer je de kenmerken van de laatmiddeleeuwse samenleving: je leert hoe er conflicten ontstonden tussen de Europese koningen, de Bourgondische hertogen en de steden in onze regio (HV2).
✓ In onze regio werd tijdens de late middeleeuwen veel kunst geproduceerd. Je analyseert de symboliek in een werk van kunstenaar Jan van Eyck (HV3).
✓ Door de vele handelscontacten tussen de laatmiddeleeuwse steden kreeg de pest vrij spel. Je leest een eigentijdse Antwerpse bron over de pest en gaat daarbij na of de informatie in de bron betrouwbaar is (HV4).
✓ Aan het einde van dit hoofdstuk kun je kennismaken met één van de bekendste verhalen uit de hoge middeleeuwen: de Goddelijke Komedie (U1).
Op onderzoek III
Historische vraag 3: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?
Historische vraag 1: Hoe evolueerde het hertogdom Bourgondië tot een grotere staat?
Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?
Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?
Historische vraag 4: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1:
Hoe evolueerde het hertogdom Bourgondië tot een grotere staat?
Tijdens de middeleeuwen trouwden leden van de adel niet uit liefde, maar om het grondgebied te kunnen uitbreiden. Dat soort staatsvorming noemen we huwelijkspolitiek. Een huwelijk tussen de enige erfgename van een Vlaamse graaf, Margaretha van Male, en een Bourgondische hertog, Filips de Stoute, was in de 14e eeuw het startsein voor de opbouw van een grotere staat tussen Frankrijk en het Duitse rijk waartoe onze regio dus ook behoorde. In deze historische vraag leer je hoe ze dat aanpakten en welke gebieden door de Bourgondiërs bestuurd werden.
1
Bekijk de tijdlijnen, de kaart en de stamboom op p. 169-170. Onderzoek aan de hand van de kaart en de stamboom hoe de Bourgondische hertogen hun territorium uitbreidden. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit om de gegevens te interpreteren. 02g
a Situeer de kaart en de stamboom in de tijd.
b Omcirkel op tijdlijn 2 de periode van de middeleeuwen waarin je de stamboom situeert.
c Analyseer en interpreteer de kaart. In de stamboom kreeg elke uitbreiding van het Bourgondische rijk een letter. Vul die letters aan op de kaart.
2
Maak de oefeningen met behulp van de kaart en de stamboom.
a Arceer Lotharingen op de kaart.
b Waarom wou Karel de Stoute Lotharingen veroveren?
c Markeer in de bijschriften bij de stamboom op welke manier de Bourgondische hertogen het territorium dat ze bestuurden uitbreidden.
3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 185.
Tijdlijn 1
©VANIN
PREHISTORIE
Tijdlijn 2
OUDE NABIJE OOSTENGESCHIEDENIS
Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363 - 1477)
Stamboom Bourgondische hertogen
Jan II koning van Frankrijk (1350 - 1364)
Karel V koning van Frankrijk (1364 - 1380)
Filips de Stoute hertog van Bourgondië (1363 - 1404)
Hij erfde het gebied van zijn ouders, maar breidde het zelf niet uit.
Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het zelf ook uit. Door een combinatie van erven, kopen en oorlog verkreeg hij Brabant, Henegouwen, Holland, Limburg, Luxemburg, Namen, Picardië en Zeeland.
Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het uit met Gelre en Utrecht. Hij voerde ook een mislukte oorlog met als doel het hertogdom Lotharingen te veroveren.
Zij verloor onder andere Bourgondië aan de Franse koning. Door haar huwelijk met Maximiliaan van Habsburg kwam onze regio in handen van het geslacht Habsburg, dat toen ook de keizer van het Duitse rijk leverde.
getrouwd met regeerperiode (1350 - 1364)
Lodewijk van Male graaf van Vlaanderen en Franche-Comté (na 1382) (1346 - 1384)
Margaretha van Male enig kind van de graaf (1384 - 1405)
Jan zonder Vrees hertog van Bourgondië (1404 - 1419)
Filips de Goede hertog van Bourgondië (1419 - 1464)
Karel de Stoute hertog van Bourgondië (1467 - 1477) ©
van Bourgondië (1477 - 1482)
Maximiliaan van Oostenrijk, uit het adellijke geslacht van Habsburg, eerst hertog, vanaf 1508 keizer van het Duitse rijk
Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?
1
Lees de tekst en gebruik de juiste leesstrategie. Maak de oefeningen op p. 174-175. 02f
LEESSTRATEGIEËN
Een netwerk van steden
In hoofdstuk 5 leerde je over de opbloei van de steden in Europa tijdens de hoge middeleeuwen.
Tijdens de late middeleeuwen groeiden de steden binnen onze regio, voornamelijk het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, verder uit tot belangrijke economische en culturele centra. In onze regio werden verfijnde goederen geproduceerd en verhandeld. Elke streek of stad had daarbij een eigen specialiteit. Zo produceerde Brugge wapens en kunst, terwijl Gent focuste op de productie van het bekende Vlaams laken.
De organisatie van de stedelijke samenleving
← Tapijt van de Dame en de Eenhoorn, 15e eeuw, graafschap Vlaanderen. Dit geweven tapijt werd waarschijnlijk gemaakt in opdracht van een Franse edelman. Wandtapijten waren kunst- en cultuuruitingen uit onze regio. Tijdens de late middeleeuwen was er veel vraag naar in een groot deel van Europa. Vandaag kun je het tapijt bewonderen in het Parijse Musée de Cluny.
In de middeleeuwse stad ontstond tijdens de hoge en late middeleeuwen geleidelijk een nieuw soort gelaagde samenleving. Je leerde in hoofdstuk 5 al dat machtshebbers streefden naar een samenleving met drie standen: zij die bidden (de clerus), zij die vechten (de adel) en zij die werken (het gewone volk). Iemands geboorte bepaalde daarbij zijn of haar status in samenleving. In de stedelijke samenleving speelden andere verhoudingen. De rijkste kooplui en ambachtslui waren degenen die de stedelijke politieke macht in handen hadden. Ze waren erin geslaagd om van hun graaf of hertog belangrijke voorrechten te krijgen op het vlak van bestuur en rechtspraak in de stad. Stedelingen probeerden steeds meer voorrechten te krijgen. Wanneer een koning of hertog de voorrechten aanpaste en bijvoorbeeld plotseling meer belastingen eiste, durfden de steden in opstand te komen.
© History and Art Collection / Alamy
Binnen die gelaagde samenleving in steden zoals Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen ontstonden nieuwe spanningen. Je zag al hoe handelaars en ambachtslui zich organiseerden in gildes, verenigingen van ambachtslui die hetzelfde beroep uitoefenden of van handelaars die hetzelfde product verhandelden. Ambachtslui met minder middelen, en dus minder politieke macht, wilden meer gelijkheid en eisten vertegenwoordiging en inspraak binnen de bestuurlijke organisatie van hun stad. Af en toe kwam het tot conflicten waarbij geweld werd gebruikt. In 1345 werden in Gent op ‘Kwade Maandag’ een paar honderd volders (ambachtslui in de lakennijverheid) vermoord door leden van een weversgilde.
Ambachtslui en kooplui waren niet de enige inwoners van een stad. Dagloners waren niet aangesloten bij een gilde en probeerden hier en daar wat bij te verdienen door hun diensten aan te bieden bij de ambachtslui en kooplui. Ze kregen werk voor een dag en hoopten de volgende dag weer aan de slag te kunnen. De onderste laag van de middeleeuwse stedelijke samenleving bestond uit diverse groepen zoals bedelaars, criminelen en prostituees.
← De vrijheden werden genoteerd op een document dat we een keure noemen. Dit is de Keure van Kortenberg, afgekondigd door Hertog Jan II van Brabant in 1312. Kortenberg had vanaf toen de macht om zelf beslissingen te nemen over een aantal zaken zoals het bestuur en de belastingen.
©VANIN
↑
Vleeshuis in Lier, gebouwd in 1418, als gildehuis voor de slagers van Lier.
↑
Kledingververs aan het werk. Detail van een afbeelding uit de Alexanderroman van Jehan de Grise uit Brugge, 1340. Ververs namen dagloners in dienst om de vuilste klusjes op te knappen.
De machtsstrijd in de late middeleeuwen
15e-eeuwse miniatuur van de Fransman Enguerrand de Monstrelet. De afbeelding toont een Engels-Franse veldslag in Azincourt uit 1415.
Onze regio lag op de grens van drie grote staten die tijdens de vroege en hoge middeleeuwen gevormd waren: Frankrijk, Engeland en het Duitse rijk. Middeleeuwse koningen of keizers waren opperste leenheer. In hoofdstuk 2 zag je hoe ze gebieden uitleenden aan onder andere hertogen en graven, die vazallen werden genoemd. De wisselwerking bestond erin dat de vazallen in tijden van oorlog hun koning bijstonden. De koningen of keizers probeerden hun macht te behouden of uit te breiden. Zo kwamen bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk door expansie en troonopvolging in Frankrijk met elkaar in conflict. Tussen 1337 en 1453 vochten zij de Honderdjarige Oorlog uit. In onze regio produceerde men laken met wol uit Engeland. Daarom koos het graafschap Vlaanderen in het conflict soms de kant van Engeland en ging zo tegen de Franse leenheer in. Op die manier rebelleerden ze tegen hun eigen opperste leenheer die daarop strafexpedities naar Vlaanderen stuurde.
©VANIN
↑
De Bourgondische hertogen slaagden er ondanks hun leenband in om hun macht uit te breiden ten nadele van de koning. Zij werden alsmaar rijker dankzij de steden en breidden hun grondgebied ook uit. Ze probeerden hun leenband met Frankrijk en het Duitse rijk te verbreken om vervolgens een eigen zelfstandige staat op te richten. De hertogen van Bourgondië probeerden zo veel mogelijk macht naar zich toe te trekken. Ze streefden centralisatie na: dat is het streven naar een bestuur dat zo veel mogelijk vanuit één punt of persoon wordt georganiseerd. Vertegenwoordigers uit alle gebieden werden uitgenodigd om samen te vergaderen met aan het hoofd de hertog die zijn wil probeerde op te dringen. De rechtspraak was bijvoorbeeld een plaatselijke aangelegenheid omdat elk gebied haar eigen wetten had. Toch richtten de Bourgondische hertogen een hoogste rechtbank op waar mensen uit alle gebieden heen konden als ze het niet eens waren met de uitspraak van een plaatselijke rechter. Ook organiseerden ze de financiën, waarbij ze een belastingsysteem uitwerkten. Alle Bourgondische gebieden moesten een bedrag betalen dat besproken was tijdens de vergaderingen. Ze lieten ook een gemeenschappelijke munt slaan die in het hele gebied werd gebruikt. Normaal had elk graafschap en hertogdom zijn eigen munt, maar de nieuwe gemeenschappelijke munt vergemakkelijkte de handel aanzienlijk. Door die centralisatie botsten ze niet alleen met hun leenheren, maar ook met afzonderlijke gebieden en steden die helemaal geen macht wilden afstaan. De hertogen hadden tot slot ook een enorme impact op het culturele leven en stimuleerden kunstuitingen. Zo konden bekende schilders in die tijd opklimmen tot hofschilder, wat betekende dat het bourgondische hof de schilders goed betaalde en persoonlijke opdrachten gaf.
Miniatuur uit 1448, Chroniques de Hainaut, onze regio. Op deze afbeelding zie je Jean Wauquelin die geknield zijn boek aanbiedt aan Filips de Goede. De schilder van de miniatuur is Rogier van der Weyden. Van Filips de Goede weten we dat hij 900 boeken bezat, wat in die tijd overeenkwam met een fortuin.
2
In de hoge en late middeleeuwen ontstond een nieuw soort gelaagde samenleving in de stad. Doorloop de opdrachten tot je begrijpt om welke verandering het ging.
a Vul schema 1 aan met de drie standen die in hoofdstuk 5 ook al voorkwamen.
b Omcirkel de hele piramide bij schema 2.
c Omcirkel in schema 1 de stand waartoe de stedelijke bevolking behoorde.
d Trek een pijl van de cirkel in schema 1 naar de cirkel rond schema 2.
e Vul in schema 2 de lagen aan van de bevolking van de middeleeuwse stad.
f Markeer in schema 2 wie de meeste politieke macht had in de middeleeuwse stad.
g Markeer onder beide schema’s wat bepalend was voor iemands plaats in samenleving.
h Markeer het juiste antwoord: Onze samenleving vandaag heeft de meeste gelijkenissen met schema 1 / schema 2.
Schema 1: De middeleeuwse standenmaatschappij
Schema 2: De nieuwe situatie in de stad
derde stand eerste stand tweede stand rijkste kooplui en en ambachtslui
Je status werd eerder bepaald door je afkomst via geboorte / rijkdom.
3
Je status werd eerder bepaald door je afkomst via geboorte / rijkdom. bedelaars,
De hertogen van Bourgondië pasten een centralisatiepolitiek toe binnen verschillende maatschappelijke domeinen. Kruis aan in welk domein ze zich mengden.
Ze stimuleerden de kunst en gaven schilders persoonlijke opdrachten.
Ze lieten in alle gebieden belastingen innen.
Ze lieten een gemeenschappelijke munt slaan die overal gebruikt werd.
Ze richtten een hoogste rechtbank op die boven de plaatselijke rechtbanken stond.
Doel:
4
Tijdens de late middeleeuwen ontstond er een machtsstrijd tussen drie groepen binnen de Bourgondische staat. Noteer één doel dat de afgebeelde personen voor zichzelf stelden.
machtsstrijd de koning
← Portret van Karel VII, Franse koning, door Jean Fouquet, ca. 1445 - 1450.
Doel: Doel:
Miniatuur in de Privilegiën en Statuten van Gent en Vlaanderen, 15e eeuw, Vlaanderen. De stedelingen van Gent kwamen in de 15e eeuw in opstand tegen de Bourgondische hertog Filips de Goede omdat hij de belastingen verhoogde en zich mengde in het stadsbestuur. Na de opstand wist de hertog Gent te bezetten. Hij liet de Gentenaars blootvoets en in hun hemd knielen en om vergeving smeken. de hertog van Bourgondië middeleeuwse steden
Historische vraag 3:
Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?
Jan van Eyck was een kunstschilder die vanaf 1430 actief was in Brugge. Hij wordt vandaag gezien als een van de belangrijkste schilders uit de late middeleeuwen. Van Eyck schilderde met een schitterend licht- en kleurenspel, gebruikte perspectief om ruimte te scheppen en werkte zo gedetailleerd en realistisch dat zijn werken bijna foto’s lijken.
1 Bestudeer het schilderij en doorloop het stappenplan.
↑
↑
Detail van de spiegel in het midden van het schilderij.
© FineArt / Alamy
In 1434 schilderde Jan van Eyck het Arnolfini-portret, een dubbelportret van Giovanni en Giovanna Arnolfini. Waarschijnlijk was het een huwelijksportret. De bankiers- en koopmansfamilie Arnolfini kwam uit de Italiaanse stad Lucca en vestigde zich in Brugge. Giovanni Arnolfini was een belangrijke financieel adviseur aan het Bourgondische hof van hertog Filips de Goede. Hij was rijk genoeg om de opdracht voor dit schilderij te geven.
Stap 1: Ik identificeer de kunst- of cultuuruiting.
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Wat is de titel van het schilderij?
✓ Waar werd het schilderij gemaakt?
✓ Wanneer werd het gemaakt?
✓ Wie heeft het gemaakt?
✓ Wie was de opdrachtgever?
Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.
Noteer je antwoorden en vergelijk ze met een klasgenoot.
Oriënterend kijken
Bestudeer de grote inhoud van het schilderij.
✓ Beschrijf wie en wat er afgebeeld staat op het kunstwerk en hoe het is opgebouwd.
Gedetailleerd kijken
Bestudeer de details op het schilderij.
✓ Omcirkel op het schilderij alle voorwerpen die hier staan opgesomd.
Letter Voorwerp
Aeen spiegel
Been kristallen paternoster (snoer met kralen dat je helpt te bidden)
Cverbonden handen
Deen brandende kaars
Eeen hoed
Feen groene jurk met dikke buik
G een rood bed
Htrippen (houten klompachtige schoenen)
Ieen sinaasappel of appel
Jeen hondje
Keen handtekening
Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting.
Vul jouw interpretatie aan en vergelijk die nadien met die van anderen.
✓ Vat in maximaal twee zinnen samen waarover het schilderij gaat. Focus daarbij vooral op de elementen die de aandacht trekken.
✓ Noteer de letter van elk element bij de juiste uitleg.
Uitleg Letter
Dit stond symbool voor de vruchtbaarheid van de vrouw die hopelijk binnenkort zwanger zou zijn.
De kleur symboliseert de passie die gelinkt wordt aan dit voorwerp. Mensen werden erin geboren en stierven er later ook in.
Dit kledingstuk was typisch voor de stad Brugge. Het werd daar vervaardigd uit wollen stof.
Dat deze niet gedragen worden, kan wijzen op de huwelijksnacht. Je kunt ze immers moeilijk in bed dragen.
Dit was een duur voorwerp in de middeleeuwen. Dankzij dit voorwerp kunnen we zien dat er ook anderen aanwezig waren in de kamer, misschien zelfs de schilder.
Deze lekkernij stond symbool voor de zonde. Volgens een Bijbelverhaal had de eerste vrouw Eva er immers van gebeten.
Dit geeft een speelse toets aan het verder statische schilderij. Het symboliseert de trouw en welstand.
Dit was een typisch verlovingsgeschenk: het materiaal wijst op zuiverheid, de kralen symboliseerden de deugden van de vrouw en haar plicht om trouw te blijven.
Dit heeft een sterke symboolwaarde voor het alziende oog van God. Hij was op die manier getuige van het huwelijk.
Dit stond symbool voor de eeuwige eenwording van twee mensen.
Hierdoor weten we perfect wie de schilder was en wanneer hij dit schilderde.
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
Kunstenaars kunnen bepaalde bedoelingen hebben: commercieel voordeel halen, mensen informeren, een probleem aankaarten, schoonheid creëren, revolteren (in opstand komen), zaken in vraag stellen, een bepaalde identiteit of imago vormgeven … Nu je de symboliek van het schilderij hebt bestudeerd, kun je bepalen welk imago de opdrachtgever voor zichzelf wou creëren.
✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 185.
Historische vraag 4:
Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?
In 1348 brak de pest uit in Europa. De ziekte kostte in Europa het leven aan naar schatting twintig tot dertig miljoen mensen, ofwel een derde van de bevolking. In de 21e eeuw kunnen we vertrouwen op goed geschoolde wetenschappers en artsen om de gevolgen van een epidemie te beperken. Vandaag weten we dat de pest wordt veroorzaakt door de pestbacterie Yersinia pestis die via vlooien en ratten ook de mens kon besmetten. In de middeleeuwen hadden ze die wetenschappelijk kennis niet. Toch zochten de mensen verklaringen voor de ziekte. We onderzoeken kritisch de verklaring voor de pest die Jan van Boendale in de 14e eeuw gaf.
← Onderdeel van het Wandtapijt van de Apocalyps uit de 14e eeuw, Frankrijk. Het maakt deel uit van een tapijt dat ongeveer 100 meter lang (= voetbalveld) en 4,5 meter hoog is. Je kunt het bewonderen in het kasteel van Angers in Frankrijk. Het is het grootste gekende wandtapijt ter wereld. Het tapijt werd gemaakt rond 1380 in opdracht van Louis d’Anjou, broer van de Franse koning. De apocalyps is een Bijbels verhaal over het einde van de wereld. Dat die apocalyps het thema is van dit tapijt, is geen toeval: Europa had met de pest net een zware periode achter de rug.
14e-eeuwse houtsnede van de Dans der Dood door Michael Wolgemut, Nuremberg, Duitsland. Men gebruikte vaak skeletten als symbool voor de dood, zeker als het ging over de pest.
14e-eeuwse miniatuur door Pierart dou Tielt, hertogdom Brabant. De afbeelding toont de jodenverbranding in Brussel in 1349. Joden kregen in sommige steden de schuld van de epidemie.
1
Lees de bron en doorloop het stappenplan van de bronnenstudie. Gebruik je Histokit om de bronnenstudie op te frissen als je niet meer zo goed weet hoe je het moet aanpakken.
Over vele rampen ten gevolge van grote epidemieën in menig land
Tussen 1340 en 1350 jaar na Christus’ geboorte stuurde God zonder dralen een besmettelijke ziekte die wijd en zijd verspreid raakte. Er stierven toen zo veel mensen dat men niet alles kan zeggen noch zou kunnen becijferen. Die ziekte begon in Babel, naar men mij verzekerde, en verspreidde zich aanstonds over de Middellandse Zee in Zuid-Italië, Calabrië, Sicilië, Cyprus, Toscane, Lombardije, in Roemenië, van daaruit naar Frankrijk en van Frankrijk naar Engeland. Weet dat men menige stad aantrof waar alle huizen met inboedel en al zonder heer of vrouw waren en volstrekt zonder bewaking, omdat alle mensen dood waren. Niemand oefende de rechtsmacht uit omdat er geen landsheer was die daar aanspraak op maakte. Dit zag men in menige stad. Het kwam voor, het is een groot wonder, dat in een huis in één nacht alle mensen stierven, heer, vrouw en dienstpersoneel. Er was in die stad niemand te vinden die hen begroef.
Ik hoorde vertellen hoe twee Utrechtse vrienden, die samen wilden rondreizen, in het land van Thabor [het Heilige Land] kwamen, waar ze direct bij hun aankomst een stad zonder inwoners aantroffen. Ze liepen heen en weer, straat in, straat uit, maar nergens troffen ze mannen, kinderen of vrouwen aan die nog in leven waren. Wel zagen ze lijken in de straten die door de honden werden aangevreten. Op den duur zijn ze, naar ik heb begrepen, een aanzienlijke woning binnengegaan waar alle mensen dood waren. Ze namen een kijkje op alle verdiepingen. Ze kwamen in de stal, waar ze de dieren dood aantroffen omdat men hun niets te eten of te drinken had gegeven. Uiteindelijk kwamen ze in een vertrek waar ze edelstenen, zilver en goud vonden en veel kostbare juwelen. Daar vonden ze een zak die een van hen geheel volstopte met die spullen. Hij meende dat hij daarmee van nu af aan als heer zou kunnen leven. De ander was zo verstandig dat hij er niet het minste van wilde hebben. Samen keerden ze die stad de rug toe en kwamen zo in het vrije veld. Daar viel degene die de zak op zijn hoofd droeg en was op slag dood. De ander reisde huiswaarts zo snel hij kon, en bracht daar het nieuws van wat hij had gehoord en gezien. Dit kreeg ik te horen van iemand die geloofwaardig is, wees daar maar zeker van. (…)
Hier zult u iets ongelooflijks te horen krijgen. Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zo veel mensen dat zo iets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds, alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord.
Uit: J. van Boendale, Boek van de wraak Gods (vert. Wim van Anrooij). Amsterdam, Querido, 1994.
Tijdens de Europese pestepidemie schreef de Antwerpenaar Jan van Boendale het Boek van de wraak Gods. Van Boendale stelde dat God straffend ingreep in de geschiedenis omdat de mens zondig was. Hij gaf in zijn werk advies hoe mensen zouden moeten leven en schreef dus moraliserend over de gebeurtenissen van zijn tijd.
Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Wie is de auteur?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
✓ Uit welke periode stamt de bron?
✓ Waar is de bron gemaakt?
Stap 2: Ik observeer de bron.
✓ Plaats het nummer van de alinea bij de juiste hoofdgedachte van die alinea.
Hoofdgedachte Alinea
Utrechtse vrienden troffen een stad aan waar iedereen was overleden.
God strafte tussen 1340 en 1350 de mensen in Europa met een vreselijke ziekte.
Joden waren de schuldigen van de pestepidemie en stierven daarom de vuurdood.
Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ Welk doel heeft de schrijver van deze tekst?
✓ Noteer één argument voor betrouwbaarheid en één argument voor onbetrouwbaarheid. Gebruik je Histokit.
Betrouwbaarheid:
Onbetrouwbaarheid:
©VANIN
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 185.
Uitbreiding 1:
Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?
In deze historische vraag bestuderen we het beeld over het leven na de dood dat tijdens de late middeleeuwen verspreid werd. In de Bijbel staat niet concreet uitgelegd hoe het leven na de dood er zou uitzien of wat hemel en hel juist zouden zijn. Mensen maakten er tijdens de middeleeuwen toch voorstellingen van: vage Bijbelse verhalen over ‘een eeuwig vuur’ prikkelden de fantasie van de mensen. Verzonnen verhalen over hemel en hel werden dan ook gretig doorverteld. De verhalen groeiden zo uit tot een concreet beeld van de hel. In de bronnen ontdek je welk beeld dat juist was.
©VANIN
1 In het portaal van de kerk kregen de middeleeuwers een glimp te zien van wat hen te wachten stond als ze de regels van de Kerk niet volgden. Noteer de letters uit het bijschrift op de juiste plaats op het portaal van de Notre-Dame van Parijs.
Bron 1:
Portaal of ingang van de Notre-Dame van Parijs, gebouwd vanaf de 12e eeuw. Onderaan zie je de doden (A) ontwaken, waarna Jezus (B) vanop zijn troon het Laatste Oordeel uitspreekt. Het Laatste Oordeel is volgens christenen de dag waarop Jezus als rechter zal oordelen wie naar de hemel of de hel moet. In het midden links kijken degenen die gunstig beoordeeld werden (C) naar boven, zij worden in de hemel verwacht. In het midden rechts zien we de verdoemden (D) die door de duivel (E) richting hel worden gestuurd. De weegschaal (F) in het midden staat symbool voor het Laatste Oordeel.
2
De Florentijn Dante Alighieri schreef tussen 1304 en 1321 de Goddelijke Komedie, een gedicht van honderd gezangen. Het gaat over de fictieve reis die Dante maakte doorheen de hel, over de louteringsberg (het vagevuur, de plek tussen hemel en hel waar mindere zondaars tijdelijk boete zouden doen) en uiteindelijk naar de hemel. Markeer in het fragment hoe Dante de hel omschrijft.
En zie, daar kwam per boot over het water een grijsaard naar ons toe, oud en met sneeuwwitte haren, die schreeuwde: ‘Wee gij zondige zielen! Geef de hoop maar op nog ooit de hemel te aanschouwen: ik kom hier om U over te zetten naar de andere oever, waar eeuwige duisternis heerst in hitte en kou.’
De Goddelijke Komedie van Dante Alighieri, 14e eeuw. Dante en Vergilius bereiken de poort die toegang geeft tot de hel. Zodra ze die gepasseerd zijn, komen ze de veerman Charon tegen die de zondige zielen via de rivier naar de hel brengt. Charon kent zijn oorsprong in de Griekse mythologie. ↑
De Florentijn Sandro Botticelli schilderde rond 1480 een kaart van de hel beschreven door Dante. Bovenaan bevindt zich het wereldse met daaronder de hel in negen kringen die steeds nauwer worden. Helemaal onderaan zie je Lucifer die vastzit in het ijs.
3
Welk beeld over het leven na de dood werd tijdens de middeleeuwen verspreid?
a Geef telkens één voorbeeld van een soort bron waarmee het beeld van het leven na de dood werd verspreid.
Mondelinge bron:
Materiële bron:
Geschreven bron:
Visuele bron:
b Volgens Dante’s Goddelijke Komedie kon je na je dood op drie verschillende plekken aankomen. Herken je ze op het fresco? Plaats de letters op de juiste plaats in de tabel.
4: A
Fresco uit de dom of kerk van Firenze, geschilderd door Domenico di Michelino in 1465. Rechts zie je Firenze en Dante zelf. Links zie je de plekken die Dante beschrijft in zijn Goddelijke Komedie.
Plaats Letter
hemel
louteringsberg of vagevuur
hel
Dante heeft vandaag nog altijd een invloed op de culturele wereld. Dat bewijzen de twee filmfragmenten. Het eerste komt uit de film Dante’s Inferno van regisseur Mike Disa, een tekenfilm in Japanse stijl geïnspireerd op het middeleeuws werk van Dante. Het tweede is een fragment uit de film Inferno van regisseur Ron Howard met Tom Hanks in de hoofdrol. Beantwoord de vragen.
a Met welke van de bronnen komt het eerste fragment overeen? ☐ bron 1 ☐ bron 2 ☐ bron 3 ☐ bron 4
b Professor Langdon krijgt in het tweede fragment visioenen. Waarover gaan die? ☐ de hemel ☐ het vagevuur ☐ de hel ☐ Rome
c Dante’s beeld van de hel leeft voort in een hedendaagse Hollywoodfilm. Welke twee historische redeneerwijzen herken je daarin? Gebruik eventueel de structuurbegrippen in je Histokit.
☐ verandering
☐ collectieve herinnering ☐ continuïteit ☐ bewijs
anachronisme ☐ multiperspectiviteit
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Antwoord met volzinnen of kruis het juiste antwoord aan.
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV3 en U1.
Historische vraag 1: Hoe evolueerde het hertogdom Bourgondië tot een grotere staat?
Noem vier manieren die de Bourgondische hertogen toepasten om hun grondgebied te vergroten tot een rijk.
Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?
☐ Tijdens de late middeleeuwen was er een machtsstrijd ontstaan tussen stedelingen, hertogen en koningen. Stedelingen hadden de hulp van de hertog van Bourgondië nodig.
☐ Tijdens de late middeleeuwen was er een machtsstrijd ontstaan tussen stedelingen, hertogen en koningen waarbij die drie groepen elk hun eigen doelstellingen hadden. Koningen wilden hun macht uitbreiden ten koste van de hertogen en steden. Stedelingen wilden hun vrijheid behouden.
Historische vraag 3: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?
Historische vraag 4: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?
Ja / Nee, want
Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?
Synthese V
Situeren in de tijd en de ruimte
De Bourgondische staatsvorming situeren we in de late middeleeuwen.
©VANIN
PREHISTORIE
Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363 - 1477)
Schema
Verandering in de middeleeuwse standenmaatschappij
Schema 1 : De middeleeuwse standenmaatschappij
derde stand volk eerste stand clerus tweede stand adel
Schema 2 : De stedelijke samenleving
bedelaars, criminelen, prostituees rijkste kooplui en ambachtslui kooplui en ambachtslui
dagloners
status eerder door afkomst via rijkdom status eerder door afkomst via geboorte
Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.
Samenvatting: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500)
Tijdens de late middeleeuwen groeiden de steden binnen onze regio, voornamelijk het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, verder uit tot belangrijke handelscentra. Vlaanderen voerde onder andere laken en wandtapijten uit naar andere regio’s. In die stedelijke samenlevingen was een nieuwe gelaagde samenleving ontstaan. De rijkste koop- en ambachtslui behoorden tot de standen die de stedelijke politieke macht in handen hadden. Ze waren erin geslaagd om de steden gedeeltelijk vrij te kopen van hun graaf of hertog. Zo konden de steden vaak zelf beslissen over de bestuurlijke organisatie, de rechtspraak en de verdediging. Ze probeerden hun vrijheid te behouden en eventueel te vergroten en lieten de verkregen vrijheden noteren op een document dat we een keure noemen. Uiteraard moesten ze een deel van de stedelijke inkomsten afstaan aan de graven en hertogen. Ambachtslui met minder middelen, en dus minder politieke macht, wilden meer gelijkheid en eisten vertegenwoordiging en inspraak in het bestuur van hun stad. Af en toe kwam het tot conflicten waarbij geweld werd gebruikt.
Ambachtslui en kooplui waren niet de enige inwoners van de stad. Dagloners waren niet aangesloten bij een gilde. Ze kregen werk voor een dag en hoopten de volgende dag weer aan de slag te kunnen gaan om wat geld te verdienen. De onderste laag van de middeleeuwse stedelijke samenleving bestond uit diverse groepen zoals bedelaars, criminelen en prostituees.
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
©VANIN
Aangezien onze regio tijdens de late middeleeuwen steeds rijker werd, vergrootte de interesse van de adel in de steden van onze regio. Koningen, keizers, hertogen en graven wilden graag de controle over de steden verkrijgen, ook al waren die grotendeels zelfstandig geworden. Onze regio bestond uit een aantal kleine graafschappen en hertogdommen op de grens van drie grote rijken die tijdens de hoge middeleeuwen vorm hadden gekregen: Frankrijk, Engeland en het Duitse
rijk. Ondanks de leenband met hun koning waren er ook vazallen die hun macht en territorium probeerden uit te breiden, ten nadele van hun koning. Sommige vazallen slaagden erin om machtiger dan de koning te worden. De Bourgondische hertogen zijn daar een voorbeeld van.
©VANIN
De huwelijkspolitiek van de Bourgondiërs zorgde voor het ontstaan van een grotere staat. Het huwelijk van Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, met Margaretha van Male, dochter van de graaf van Vlaanderen, zorgde voor een sterke expansie van hun macht en grondgebied. Die staatsvorming werd door oorlogen, aankopen en erfenissen verder uitgebreid tot een groot deel van de lage landen. De hertogen van Bourgondië voerden een centralisatiepolitiek waarbij ze systematisch de macht naar zich toe trokken. Zij mengden zich in het bestuur, de rechtspraak en de financiën en introduceerden een gemeenschappelijke munt. Ook op het culturele leven was hun invloed groot: ze gaven schilders persoonlijke opdrachten en betaalden hen goed.
Begrippen
Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—cultureel: kunst- en cultuuruiting (wandtapijt), levensbeschouwelijke organisatie (kerk)
—economisch: handel (ambachtslui, gilde, kooplui, laken), nijverheid, vraag
—politiek: bestuurlijke organisatie (keizer, keure, koning, leenheer, macht, vazal), centralisatie, rechtspraak (rechtbank), staatsvorming (huwelijkspolitiek), territoriale invulling (expansie, graafschap, grens, grondgebied, hertogdom, territorium, verovering)
—sociaal: gelaagde samenleving (adel, clerus, stand, standenmaatschappij, volk), geweld, (on)gelijkheid (voorrechten), (on)vrijheid, oorlog, stedelijke samenleving
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.
—evolutie —verandering
← Van over de hele wereld komen mensen het Lam Gods in de Sint-Baafs-kathedraal in Gent bezoeken. In 1432 voltooide van Eyck het werk dat uit twaalf panelen bestaat. Ga naar het onlinelesmateriaal om meer te ontdekken over dit stuk erfgoed.
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk leerde je hoe het hertogdom Bourgondië uitgroeide tot een grotere staat. Je bestudeerde de laatmiddeleeuwse stedelijke samenleving in onze regio en leerde hoe een rijke Italiaan in Brugge zich liet portretteren door een bekend kunstenaar. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
©VANIN
kan ik … goed
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt de vorming van de Bourgondische staat en de stedelijke samenleving in de tijd en de ruimte situeren.
Je kunt kenmerken van de gelaagde samenleving in de late middeleeuwen toelichten.
Je kunt toelichten welke doelen van de Bourgondische hertogen, van de koningen of keizers en van de middeleeuwse stedelingen tot een machtsstrijd konden leiden.
Je kunt uitleggen op welke manier de Bourgondische hertogen hun staat vormden en bestuurden. Je kunt daarbij de volgende begrippen gebruiken: centralisatie, oorlog en rechtspraak.
Je kunt de kenmerken beschrijven van het leven in de stad tijdens de hoge middeleeuwen. Je kunt daarbij de volgende begrippen gebruiken: bestuurlijke organisatie, gelaagde samenleving, gelijkheid, geweld, handel en rechtspraak.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Je kunt het stappenplan voor kunst- en cultuuruitingen toepassen bij het bestuderen van het Arnolfini-portret.
Je kunt de betrouwbaarheid beoordelen bij bronnen zoals die van Jan van Boendale over de pest.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt toelichten welke sociale veranderingen er plaatsvonden in de stedelijke samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen.
Je kunt de betrouwbaarheid beoordelen van verklaringen voor het ontstaan van de pest in bronnenmateriaal.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt toelichten hoe het beeld van de hel tijdens de middeleeuwen ontstond en verspreid werd.
Je kunt herkennen hoe de verhalen van Dante voortleven in de collectieve herinnering.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Hoofdstuk
Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? ©VANIN
© Granger↑
De abdij in het Eikenwoud, Caspar David Friedrich, 1810, Dresden (Duitsland). Dit schilderij in romantische stijl toont de ruïne van een gotische abdij. Toch heeft het werk weinig met ons hedendaagse begrip van ‘romantiek’ te maken. De romantici zochten inspiratie in het verleden, waaronder de middeleeuwen, en creëerden er een eigen beeld van. Vandaag staan de middeleeuwen daardoor soms bekend als een donkere tijd.
1 Tijdlijn 1: West-Europese tijdlijnen
Vergelijk de tijdlijnen en beantwoord de vragen op p. 193.
©VANIN
PREHISTORIE
OUDE NABIJE OOSTENTijdlijn 2: De Byzantijnse tijdrekening
jaar 1 = 5509 v.C. schepping van het universum volgens de Bijbel
5985 = 476 einde West-Romeinse rijk
6962 = 1453 inname van Constantinopel 30 v.C. 476 1453
KONINKRIJKEN
Tijdlijn 3: Arabische tijdlijn
a Wat zijn de scharnierpunten van de middeleeuwen?
b Welke betekenis heeft de scharnierdatum 500 voor de andere samenlevingen?
©VANIN
c Geef een verschil en een gelijkenis tussen de begindata van de verschillende tijdrekeningen.
Gelijkenis:
Verschil:
d Op basis van welk domein zijn de tijdlijnen ingedeeld? Kruis het juiste antwoord aan.
☐ politieke domein
☐ economische domein
☐ culturele domein
☐ sociale domein
e Noem twee verschillen tussen de tijdlijnen van de verschillende samenlevingen.
f Waarom zouden de tijdlijnen verschillend zijn? Bespreek mondeling in de klas en noteer je conclusie.
Wat weet je nog niet?
In dit hoofdstuk zie je geen nieuwe leerstof, maar fris je de leerstof op die eerder aan bod kwam in Sapiens 3.
✓ Eerst maak je een aantal opdrachten waarmee je kunt inschatten of je de belangrijkste kenmerken kent van de samenlevingen die je dit jaar bestudeerde (HV1).
✓ Daarna beoordeel je zelf, met alle kennis die je dit jaar opdeed, hoe donker de middeleeuwen waren (HV2).
✓ Tot slot zoek je gelijkenissen en verschillen tussen de middeleeuwen en onze hedendaagse samenleving (HV3).
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?
Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?
Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?
Conclusie: Beantwoord de historische vragen.
Historische vraag 1:
Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?
Je ziet hier de titelafbeeldingen van zes hoofdstukken uit Sapiens 3. De schrijvers van dit boek kozen die afbeeldingen omdat ze representatief zijn voor de inhoud van het hoofdstuk.
©VANIN
Ga na of je de kenmerken van de middeleeuwen kent. Bij elke afbeelding staan twee begrippen. Vul aan met begrippen uit de reeks.
Kies uit: cesaropapie - islam - huwelijkspolitiek - bekering tot christendom - kruistochtenfilosofie - koopkracht - Oosters-Orthodoxe Kerk - standenmaatschappij - koning - hertogdom - geografie
Hoofdstuk 2
monarchie:
levensbeschouwelijke organisatie:
Hoofdstuk 5
gelaagde samenleving:
Hoofdstuk 3
bestuurlijke organisatie:
Hoofdstuk 4
levensbeschouwelijke organisatie: wetenschappen:
levensbeschouwelijke organisatie:
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
handel: oorlog en geweld: wetenschappen: staatsvorming: centralisatie:
3
Je stelde al vast dat kenmerken in de loop van de tijd konden doorlopen (continuïteit) of veranderen (verandering, breuk). Het is nu tijd voor een grote synthese van de hele middeleeuwen. Kies de begrippen uit de lijst die je dit jaar verder hebt opgebouwd.
a Neem de overzichtstabel van de middeleeuwen erbij. Die vind je bij het onlinelesmateriaal. Vul de kolom van de vroege middeleeuwen in. Gebruik kernwoorden en werk in potlood.
b Kies begrippen en feiten uit hoofdstuk 2 (p. 55-57), 3 (p. 77-79) en 4 (p. 106-109).
c Vergelijk je antwoord met dat van je klasgenoten. Overleg wat de beste opties zijn en vul de kolom dan definitief in.
d Doe hetzelfde voor de hoge middeleeuwen in West-Europa. Gebruik hoofdstuk 5 (p. 136-137) en 6 (160-163). Voor de late middeleeuwen gebruik je hoofdstuk 7 (p. 186-188).
Leidraad: Gebruik de richtvragen om je synthese te maken.
Politiek
Sociaal
Spits je aandacht op de veranderende territoriale invulling van de drie rijken gedurende de middeleeuwen: welke begrippen gebruikten we als kenmerk daarvoor? Denk bv. aan de staatsvorming, expansie, inkrimping, verbrokkeling, verovering en/of het verdwijnen van het rijk.
Vul de overheersende staatsvorm met typische kenmerken in. Is er een erfelijke monarchie of niet? Zo ja, in welke vorm of met welke titel? Was het een alleenheerschappij of was er inspraak?
Wat was de bestuurstaal?
Leefde men overwegend in een nomadische, agrarische of stedelijke samenleving?
Waren er opvallende migraties? Hoe was het bevolkingsverloop?
Was de samenleving gelaagd en op welke manier? Was er gelijkheid?
Welke levensbeschouwing overheerste?
Cultureel
Economisch
Was er religieuze eenheid of eerder een religieuze breuk?
Waren onderwijs en wetenschap belangrijk?
Was er een culturele bloeiperiode of verval?
Wat waren de belangrijke kunst- en cultuuruitingen?
Overheerste de landbouw, de nijverheid of de handel?
Was er een economisch centrum?
Was er een bloeiperiode of verval? Steeg de koopkracht of nam ze af?
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 202-203. Bekijk je schema en hou het algemeen. Beperk je tot twee zinnen per domein.
Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?
Je leerde in hoofdstuk 1 al dat er een mythe ontstond over de donkere middeleeuwen. In deze historische vraag nuanceer je die mythe.
1
In hoofdstuk 1 maakte je kennis met een stereotiepe beeldvorming over de middeleeuwen.
a Wat is een stereotype? Zoek de betekenis eventueel op in je Histokit.
02n
VERALGEMENEN EN STEREOTYPEREN
b Kijk terug naar hoofdstuk 1. Bespreek mondeling welk stereotype over de middeleeuwen al eeuwenlang verspreid wordt. Bekijk ook de titelafbeelding van dit hoofdstuk. Wat heeft die afbeelding met dat stereotype te maken?
c Waar komt de mythe over de donkere middeleeuwen vandaan? Als je dat niet meer weet, kun je terugbladeren naar hoofdstuk 1.
2
Waren de middeleeuwen een donkere periode of net niet? Geef per hoofdstuk een argument.
Hoofdstuk Donker of niet donker? Argument
Hoofdstuk 2 De vroege middeleeuwen in West-Europa donker / niet donker
Hoofdstuk 3
Het Byzantijnse rijk donker / niet donker
©VANIN
Hoofdstuk 4
Het Arabische rijk donker / niet donker
Hoofdstuk 5
De hoge middeleeuwen in West-Europa
donker / niet donker
Hoofdstuk 6
De kruistochten donker / niet donker
Hoofdstuk 7
De late middeleeuwen in West-Europa
donker / niet donker 3
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 202-203. Geef minstens één argument voor of één argument tegen de bewering dat de middeleeuwen een donkere tijd waren.
Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd?
Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?
In de vorige historische vraag leerde je dat er stereotypes bestaan over de middeleeuwen. We kijken vaak naar het verleden door de bril van onze eigen tijd: de plaats waar we wonen, onze maatschappelijke positie en onze persoonlijke kenmerken. We noemen dat onze standplaatsgebondenheid. Daar moeten we rekening mee houden als we het verleden onderzoeken. Hoe anders is onze tijd dan die van de middeleeuwen?
1
Analyseer de stellingen.
a Kruis aan of het om continuïteit of verandering tussen nu en de middeleeuwen gaat. Kijk terug naar de vorige hoofdstukken als je het antwoord niet weet.
b Vergelijk telkens met de hedendaagse tijd. Hoe is de situatie volgens jou vandaag?
Stelling: Zo was het in de middeleeuwen. ContinuïteitVerandering
Kerk en geloof waren innig verweven met alle domeinen van de westerse samenleving.
Hoe is dat vandaag?
In de middeleeuwse standenmaatschappij waren de mensen van bij hun geboorte ongelijk. Sommige mensen hadden privileges dankzij hun afkomst.
Hoe is dat vandaag?
Monarchen zoals koningen en keizers hadden in WestEuropa politieke en soms ook religieuze macht.
Hoe is dat vandaag?
In West-Europa werden zowel Germaanse als Romaanse talen gesproken.
Hoe is dat vandaag?
Latijn was de bestuurstaal in Europa.
Hoe is dat vandaag?
Het onderwijs en de scholen werden vooral door de Kerk georganiseerd. Vooral de clerus was geletterd en gaf er les.
Hoe is dat vandaag?
Vooral tijdens de vroege middeleeuwen vertoonde de samenleving in West-Europa kenmerken van een multiculturele samenleving.
Hoe is dat vandaag?
Historisch denken: actualiseren en historiseren
Voorbeelden uit het heden helpen soms om het verleden beter te begrijpen. Zo kunnen beelden of getuigenissen over een hedendaagse hongersnood ons beter doen begrijpen welke invloed een hongersnood in de middeleeuwen had. Je noemt dat actualiseren. Ook het omgekeerde geldt: voorbeelden uit het verleden helpen ons om hedendaagse gebeurtenissen beter te begrijpen. Als je de redenen kent waarom er in het verleden oorlog uitbrak tussen twee gebieden, dan kun je die gebruiken om de spanning tussen twee hedendaagse landen te onderzoeken. Je noemt dat historiseren.
2
Historiseer: zoek gelijkenissen tussen onze hedendaagse samenleving en de middeleeuwen. Denk aan voorbeelden die je in dit boek tegenkwam.
Hedendaagse samenleving Middeleeuwse samenleving
Bestuurlijke organisatie: in de Europese Unie wonen veel mensen met verschillende gewoonten en tradities samen onder één bestuur.
Handel: via de bank kunnen we geld lenen.
Onze regio is een dichtbevolkte streek met een dicht netwerk van steden.
3
Actualiseer: zoek argumenten om te beoordelen of de stellingen vandaag nog altijd van toepassing zijn.
Nummer
Stelling
1 De pausen wilden hun positie versterken. Daarom gebruikten ze wij-zij-denken om de moslims in een slecht daglicht te plaatsen.
2 Door de klimaatopwarming tijdens de middeleeuwse warme periode stegen de landbouwoverschotten. Daardoor was er ruimte voor handel en op termijn groeide de welvaart.
3 De angst dat joden de christelijke samenleving bedreigden, leidde tot discriminatie van die minderheid in de middeleeuwse steden.
4 Byzantijnse christenen keken anders naar het gezag van de paus dan WestEuropese christenen. Die verschillende standpunten leidden tot een religieuze breuk in de 11e eeuw.
a Kies samen met een klasgenoot één stelling en duid aan of die nog altijd van toepassing is of niet.
Stelling nummer 1 / 2 / 3 / 4 over de middeleeuwen is vandaag niet meer / nog altijd van toepassing.
b Beargumenteer je keuze.
Vandaag
4
Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 202-203. Zoek meerdere argumenten om de vraag te beantwoorden of de middeleeuwen al dan niet blijven doorwerken in onze tijd. Noteer je argumenten in een doorlopende tekst.
Conclusie IV
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Vul de zinnen aan of antwoord met volzinnen.
Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?
In de drie rijken rond de Middellandse Zee voltrokken zich tijdens de middeleeuwen verschillende historische processen.
Op politiek vlak
Op economisch vlak
Op sociaal vlak
Op cutureel vlak
Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?
Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?
De middeleeuwen waren op heel wat domeinen anders dan vandaag.
Een politiek argument is
Een cultureel argument is
Een sociaal argument is
Toch zijn er ook gelijkenissen tussen de middeleeuwen en nu. Een voorbeeld daarvan is dat
Zelfevaluatie
In dit hoofdstuk bestudeerde je hoe correct het beeld van de middeleeuwen is. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.
Dit kan ik … goed onvoldoende
HISTORISCH REFERENTIEKADER
Je kunt de scharnierdata tussen de verschillende periodes opsommen. Je kunt daarbij ontbrekende gegevens op een tijdlijn aanvullen.
Je kunt verschillen en gelijkenissen tussen de westerse periodisering en die van andere samenlevingen benoemen.
Je kunt gelijkende kenmerken en verschillen benoemen wanneer je de West-Europese, Byzantijnse en Arabische samenlevingen vergelijkt.
Je kunt gelijkenissen en verschillen tussen de kenmerken van de bestudeerde samenlevingen geven.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Je kunt verklaren hoe de mythe van de donkere middeleeuwen ontstond.
Je kunt argumenten geven die het beeld van de donkere middeleeuwen bevestigen en ontkrachten.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Je kunt onderscheid maken tussen het heden, het verleden en het beeld dat we vandaag hebben over het verleden.
Je kunt voorbeelden opsommen van continuïteit en verandering tussen de middeleeuwen en het heden.
Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?
Histokit: Hulpmiddelen om historisch te leren denken
Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.
Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook hulpmiddelen zoals begrippenregisters. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren.
Ik leer historisch denken: strategiefiches 206 00 Stroomschema historische beeldvorming
02a Bronnen identificeren
02b Soorten bronnen
02c Tijdlijn
02d K aarten
02e Maatschappelijke domeinen
02f Leesstrategieën 212
02g Kijkstrategieën 213
02h Bronnen contextualiseren 214
02i Bronnen evalueren: bruikbaarheid en betrouwbaarheid 214
02j Bronnen evalueren: representativiteit 216
02k Historische redeneerwijzen: verband 21 7
02l Historische redeneerwijzen: continuïteit en verandering 218
02m Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit 219
02n Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen 219
Ik leer historisch denken: strategiefiches
©VANIN
Stroomschema: historische beeldvorming
Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?
historische vraag stellen verleden
bronnenstudie
stap 2: observeren stap 1: verzamelen
stap 3: interpreteren
lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren bronnen contextualiseren historische vragen
constructie beeldvorming beargumenteren
stap 4: vraag beantwoorden bronnen identificeren
geschiedenis
Historische vragen
Hoe stel en onderzoek ik historische vragen? Welke soorten historische vragen bestaan er?
Een historische vraag is gericht op het menselijk verleden. Er bestaan historische vragen over:
✓ het verleden;
✓ de relatie tussen heden en verleden;
✓ de totstandkoming van historische kennis;
✓ representaties (beeldvorming) van het verleden.
Bronnenstudie
Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over bronnen?
search search search search
Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.
✓ Ik identificeer de bron. Ik bepaal zo nodig ook welke contextgegevens er ontbreken.
✓ Ik bepaal welke soort bron ik onderzoek.
✓ Ik situeer de bron in het maatschappelijk domein.
Stap 2: Ik observeer de bron.
✓ Ik gebruik de juiste kijk- of leesstrategie om de bron te onderzoeken.
Stap 3: Ik interpreteer de bron.
✓ Ik stel de juiste vragen om: —de context van de bron te begrijpen; —te evalueren hoe bruikbaar en betrouwbaar de bron is voor de historische vraag; —de representativiteit van de bron te evalueren.
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bron?
✓ Ik gebruik de bron om mijn beeld van het verleden te construeren.
Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context. search
1 02a
Bronnen identificeren
Ik begin een bronnenstudie altijd door contextgegevens over de bron te verzamelen. Vaak staan die in het bijschrift. Soms kan ik niet alle identificerende vragen beantwoorden. Als ik geen antwoord heb of vind op die vragen, gebruik ik dat in stap 3 bij de beoordeling van de bron.
✓ Ik bepaal wie de auteur of maker van de bron is. Ik maak zo nodig het onderscheid tussen de originele maker en een uitgever of iemand die de bron bewerkt heeft.
✓ Ik bepaal welke soort bron ik bestudeer. 02b
✓ Ik situeer de bron in het referentiekader:
—Ik situeer de bron in de tijd: wanneer werd de bron gemaakt, ontdekt en/of uitgegeven?
—Ik situeer de bron in de ruimte: waar werd de bron gemaakt, ontdekt of bewaard?
—Ik bepaal over welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) de bron gaat.
Soorten bronnen: bronnen en werken onderscheiden
Hoe maak ik het onderscheid tussen soorten historische bronnen en werken van historici?
IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …
HISTORISCHE BRON
= een overblijfsel uit het verleden directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron
Geschreven bron
bv. brief, cijfergegevens, contract, kroniek, reisverslag, register, testament, verdrag
Mondelinge bron bv. een ooggetuige vertelt (Zulke bronnen hebben we niet uit de middeleeuwen.)
Materiële bron
bv. afvalput, gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, ruïne, skelet
(Audio)visuele bron bv. fresco, gravure, kaart, mozaïek, schilderij, tekening
HISTORISCH WERK
= een werk dat gebaseerd is op historische bronnen
Geschreven werk
bv. boek of tekst van een historicus, historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel
Mondeling werk bv. audiogids, podcast
Materieel werk
bv. maquette, reconstructie van een standbeeld
(Audio)visueel werk bv. historische film, kaart, re-enactment
Tijdlijn
Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?
↑
Bekijk het instructiefilmpje.
1 02b1 02d
Kaarten
Waar in de ruimte kan ik dit situeren?
De wereld vandaag: staatkundig
©VANIN
Europa vandaag: staatkundig
Maatschappelijke domeinen
In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?
Historische vragen zoals:
Hoe werden gebieden bestuurd?
Wie had macht?
Wie had welke rechten?
Waar werd oorlog gevoerd?
Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...
POLITIEK
Historische vragen zoals:
Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?
Wie had veel of weinig aanzien?
Hoe waren de verhoudingen
tussen mannen en vrouwen in de samenleving?
Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …
ECONOMISCH
Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...
Historische vragen zoals:
Hoe verplaatsten mensen zich?
Welke producten werden verhandeld?
Wat voor beroepen voerden mensen uit?
Wie verdiende veel of weinig?
SOCIAAL CULTUREEL
Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...
Historische vragen zoals:
Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?
In welke goden geloofden mensen?
Wat deden mensen in hun vrije tijd?
Wanneer werden dingen uitgevonden?
search
Stap 2: Ik observeer de bron.
Leesstrategieën
Hoe lees ik een tekstbron of een geschreven historisch werk? Wat kan ik doen om een tekst of bron grondig te begrijpen?
Oriënterend lezen: Ik lees de tekst scannend.
✓ Ik let op signaalwoorden en/of structuurbegrippen.
✓ Ik let op tussentitels en/of vetgedrukte begrippen en op basis daarvan voorspel ik de inhoud.
✓ Ik vat tussentijds samen en bepaal de hoofdgedachte per alinea.
✓ Ik behoud het overzicht door een rode draad doorheen de tekst te zoeken.
Intensief lezen: Ik lees de tekst volledig en grondig.
✓ Ik denk na welke begrippen of zinnen ik onvoldoende begrijp.
✓ Ik zoek moeilijke woorden op:
—Ik leid de betekenis af uit de context.
—Ik zoek historische begrippen op in de Histokit.
—Ik gebruik een woordenboek of het internet.
✓ Ik analyseer in lange zinnen wat de kerngedachte is: ik onderscheid hoofdzin en bijzin(nen).
✓ Ik herlees zinnen waarin de auteur iets moeilijks beschrijft. Ik zoek naar concrete voorbeelden om de betekenis van de zin te interpreteren.
✓ Ik ontcijfer beeldspraak:
—Ik bespreek het met een klasgenoot.
—Ik gebruik het internet.
—Ik vraag hulp aan mijn leraar.
Kritisch lezen: Ik denk na over de tekst.
✓ Ik zoek of de auteur trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).
✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:
—Is de bron volledig weergegeven?
—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?
—Is de bron vertaald, overgeschreven, samengevat of geparafraseerd?
Kijkstrategieën
Hoe kijk ik naar een visuele bron? Hoe lees ik een tabel of grafiek in een historisch werk? Hoe bestudeer ik een historische kaart?
Oriënterend kijken: Ik bekijk de bron scannend.
✓ Ik zoek een titel en/of een legende. Ik bekijk de schaal.
✓ Ik lees een bijschrift.
✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding? Wat is het thema?
✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.
✓ Ik zoek naar compositie: is er een schikking of een lijn?
Gedetailleerd kijken: Ik bekijk de bron grondig en in detail.
✓ Ik neem een blad en dek een deel van de afbeelding af (bv. de boven-, onder-, linker- of rechterkant). Ik kijk opnieuw en let op details.
✓ Ik zoek symbolen. Wanneer ik me de betekenis van de symbolen niet herinner, zoek ik die op.
Kritisch kijken: Ik denk na over wat ik zie.
✓ Ik zoek of de maker trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).
✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken.
✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:
—Op welke schaal is de bron weergegeven?
—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?
—Is de bron bewerkt?
Stap 3: Ik interpreteer de bron. search
02h
1
Bronnen contextualiseren
Om bronnen te kunnen interpreteren moet ik ze in hun historische context plaatsen. Als ik interpreteer in welke historische context de bron is gemaakt, begrijp ik beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek.
Deze hulpvragen kunnen me daarbij helpen:
✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?
1 02i
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?
✓ Wat kan ik bewijzen met de bron?
✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?
✓ Welk perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn er mogelijk?
Bronnen evalueren: hoe bruikbaar en betrouwbaar is een bron?
1 HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?
Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Een historische vraag kan ik maar goed beantwoorden als ik bruikbare bronnen heb.
✓ Een bron kan bruikbaar zijn als ik er een (deel van het) antwoord op een (historische) vraag in vind.
✓ Een bron kan minder bruikbaar zijn als ze …
—slechts gedeeltelijk bewaard is (bv. er is een deel verloren gegaan);
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
—niet vertaald of gelezen kan worden (bv. we weten niet wat de oorspronkelijke woorden betekenen);
—niet goed of volledig bewaard is;
—mythologisch is;
—niet in de juiste periode gesitueerd is;
—geen antwoord geeft op de historische vraag;
Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:
De bron is wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over …
De bron gaat over … Ik kan ze daarom wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.
De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op de historische vraag.
De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden.
2 HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?
Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Hoe betrouwbaarder het bronnenmateriaal is, hoe beter ik een historische vraag kan beantwoorden.
✓ Een bron is pas betrouwbaar als ik na zorgvuldig onderzoek besluit dat er geen redenen zijn om de bron te wantrouwen.
✓ Een bron kan minder betrouwbaar zijn als ... —bovennatuurlijke aspecten zoals goden er een rol in spelen; —andere bronnen de bron tegenspreken; —de maker niet gekend is; —de maker niet goed geïnformeerd was; —de maker niet eerlijk was en het doelpubliek wou misleiden; —de maker over een veel oudere periode schreef; —de maker het doelpubliek slechts één kant van het verhaal vertelde; —de maker zelf toegaf dat de inhoud niet betrouwbaar is;
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
©VANIN
Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:
De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over …, en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.
De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.
De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft partijdige en dus onbetrouwbare informatie.
De maker van de bron wil het publiek misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft niet betrouwbaar.
De maker van de bron wil … bereiken. Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.
De bron is niet betrouwbaar, er zijn immers andere bronnen die de bron tegenspreken, nl. …
Bronnen evalueren: hoe representatief is een bron?
Ik gebruik historische bronnen om historische vragen te beantwoorden. Als ik de kenmerken van een samenleving tijdens een bepaalde periode ken, kan ik onderzoeken hoe typisch (representatief) een bron is voor die samenleving of periode.
✓ Een bron kan representatief zijn als … —ook andere bronnen gelijkaardige zaken tonen of schrijven; —de bron kenmerken heeft die kenmerken zijn van de hele samenleving; —anderen in de samenleving gelijkaardige dingen zouden kunnen schrijven of maken.
↑ Bekijk het uitgewerkte voorbeeld.
✓ Een bron kan minder representatief zijn als … —er slechts één van bestaat of bewaard is; —de bron een uitzondering is op de regel; —de maker een uniek idee of standpunt weergeeft; —andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt hebben; —wat ik ontdek in de bron niet overeenkomt met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer.
Om de representativiteit van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:
Als … zegt dat …, dan geldt dat enkel voor … Andere mensen denken er anders over, bv. …
Het standpunt van … over … wordt waarschijnlijk (niet) gedeeld door … … is kenmerkend voor de periode van … tot … In de periode van … is dat niet kenmerkend voor die samenleving.
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag. search
Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren.
✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar hoe bruikbaar en betrouwbaar de bron is.
✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.
1 02k
Historische redeneerwijzen: verband
1 OORZAKEN EN GEVOLGEN
Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.
INCIDENTELE
OORZAAK
STRUCTURELE
OORZAAK
BEDOELD GEVOLG
ONBEDOELD GEVOLG
Om een oorzaak-gevolgrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:
De oorzaak of het gevolg van … is dat …
De gebeurtenis werd veroorzaakt door …
Er zijn verschillende oorzaken voor …, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …
Het (on)bedoelde gevolg van … is dat … veranderde.
Toen … gebeurde, had dat (on)bedoelde gevolgen voor …
… had verschillende gevolgen, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …
Er is geen oorzakelijk verband tussen … en … De gebeurtenis is daarom toeval.
2 DOEL, FUNCTIE EN EFFECT
FUNCTIE
ONBEOOGD EFFECT
BEOOGD EFFECT
Om een doel-effectrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:
Het doel van … is dat … De maker wil op die manier bereiken dat …
De functie van … is dat …
Dat was de bedoeling: het (beoogde) effect dat hij daarmee nastreefde was dat …
Dat was niet de bedoeling: het (onbeoogde) effect van … was dat … gebeurde.
1 02l
Historische redeneerwijzen: continuïteit en verandering analyseren
geen verandering
geleidelijke verandering plotse verandering verandering in schokken
Om verandering te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:
CONTINUÏTEIT
REVOLUTIE/BREUK
EVOLUTIE
Tijdens de periode van … tot … bleef … onveranderd. Het is dus een voorbeeld van continuïteit in het … domein.
Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: na … hebben we plots bronnen die wijzen op …
Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: de kenmerken van het … domein veranderden.
In de periode … was … kenmerkend voor de … samenleving. Later werd … kenmerkend voor die samenleving.
1 02m
Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit
Door een fenomeen vanuit verschillende perspectieven te bestuderen krijg ik meer begrip voor hoe en waarom mensen iets doen: voor hun standplaatsgebondenheid dus. Bij elk maatschappelijk domein horen verschillende deelperspectieven die me helpen om te redeneren vanuit meerdere perspectieven.
DOMEIN
CULTUREEL
(normen, religie, ethiek, wetenschap …)
SOCIAAL
(stand, klasse, gender …)
ECONOMISCH
(financiën …)
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
©VANIN
POLITIEK
(macht, recht, nationaal, internationaal …)
RUIMTE
(regionaal, nationaal, westers, niet-westers …)
1 02n
TIJD
(hedendaags, historisch)
Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen
Historici veralgemenen graag om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Een veralgemening kan helpen om structuur aan te brengen in de chaos. Toch kunnen veralgemeningen ook onterecht of overdreven zijn. Je moet dan ook voorzichtig zijn als je veralgemeent. Stereotypes zijn onterechte of overdreven veralgemeningen. Als ik bronnen onderzoek, moet ik dus kritisch nagaan of de veralgemeningen terecht zijn. Als ik kritisch nadenk over bronnen, kan ik veralgemening en stereotypering van elkaar onderscheiden.
Kunst en cultuur
Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over kunst- en cultuuruitingen? 1 03
STAP 1
identificeren
STAP 2 waarnemen
STAP 3
interpreteren (analyseren en contextualiseren)
Stap 1: Ik verzamel info over de kunst- of cultuuruiting.
STAP 4
interesse toelichten
Ik verzamel de beschikbare contextgegevens over de kunst- of cultuuruiting die ik onderzoek.
✓ Ik situeer in de tijd, de ruimte en het maatschappelijke domein.
✓ Ik bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat ik onderzoek.
Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.
Ik neem de tijd om de kunst- of cultuuruiting waar te nemen. Daarvoor gebruik ik al mijn zintuigen.
✓ Ik beschrijf de vormgeving (bv. materialen, technieken).
✓ Ik beschrijf de uiterlijke kenmerken. Ik gebruik de kijk- en/of leesstrategieën om mijn observaties van de kunst- of cultuuruiting te noteren.
✓ Ik vergelijk mijn waarneming van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.
Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).
Ik denk na over de kunst- en cultuuruiting zodat ik ze beter begrijp.
✓ Ik onderzoek het onderwerp.
✓ Ik onderzoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is (bv. decoreren, informeren, in vraag stellen, schoonheid creëren, identiteit vormgeven, commercieel belang, praktisch gebruik …).
✓ Ik gebruik de checklist voor het contextualiseren van bronnen om kunst- en cultuuruitingen te interpreteren.
✓ Ik vergelijk mijn interpretatie van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.
02hStap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.
✓ Ik beschrijf mijn ervaring bij de kunst- of cultuuruiting.
✓ Ik vergelijk mijn ervaring nadat ik de kunst- of cultuuruiting onderzocht met wat ik er eerst van vond. Heeft mijn onderzoek iets veranderd aan de manier waarop ik ernaar kijk?
✓ Ik vergelijk mijn esthetische ervaring met die van anderen (bv. klasgenoten, andere toeschouwers, huisgenoten …)
Online opzoeken
Hoe zoek ik informatie op het internet?
Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind. 1 04
Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.
✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).
✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.
Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.
✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.
✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.
Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.
✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?
✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?
✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?
✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?
Ik leer historisch
denken: hulpmiddelen
Kernbegrip
Hulpbegrip
05
Historische begrippen 1
De groene begrippen zijn kernbegrippen waarbij verschillende voorbeeldbegrippen horen. In de derde kolom vind je het hoofdstuk waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt. Cursieve begrippen zou je al uit de eerste graad moeten kennen.
Politiek
Begrip
absolutisme
Betekenis
Hoofdstuk
staatsvorm geleid door een onbeperkte alleenheerschappij 3, 4 absolute macht volledige macht over alle domeinen van de samenleving 4
alleenheerschappij autocratie, bestuursvorm waarbij één persoon zo veel mogelijk macht in handen heeft 3, 4, 8
alleenheerser
staatsman die alle macht naar zich toe trekt en zo onbeperkte macht verwerft 3, 4
bestuurlijke organisatiewijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt
bestuurstaal
cesaropapie
officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers. Die is niet altijd dezelfde als de voertaal.
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
2, 3, 4, 8
staatsvorm waarbij de wereldlijke leider (caesar of keizer) ook de kerkelijke leider (papa of paus) is 3, 8
kalief religieus en politiek leider in de Arabische wereld 4, 6
keizer
keure
hoogste titel voor het hoofd van een monarchie, bv. Romeinse keizer, Byzantijnse keizer, Chinese keizer
2, 3, 4, 6, 7, 8
overeenkomst op perkament waarin een heer rechten en vrijheden verleende aan de burgers van de stad die op zijn grondgebied lag 7 koning titel voor het hoofd van een monarchie, bv. de Franse koning2, 4, 6, 7, 8 leenheer koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert 2, 7 macht de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken
vazal
vazalliteit
2, 3, 5, 7, 8
vertrouweling van een leenheer. De vazal kreeg een ambt of grond van de leenheer in ruil voor zijn trouw en diensten. 2, 7
vertrouwensrelatie tussen een leenheer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen 2
Politiek
Begrip Betekenis
voertaal
Hoofdstuk
taal die in een bepaald gebied in het dagelijks leven wordt gebruikt. Die is niet altijd dezelfde als de bestuurstaal. 3
vorst edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning, keizer, kalief 2, 4, 6
centralisatie
proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt 3, 7, 8
imperialisme streven naar gebiedsuitbreiding 4
monarchie staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid2, 3, 4, 6, 8 rechtspraak beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen1, 3, 7
rechtstaat gebied waarin er regels zijn die zowel voor de burgers als voor de machtshebbers gelden 1
codex bundel wetteksten, bv. de codex van keizer Justinianus 3
rechtbank instelling waar rechters schuld en straf bepalen bij een misdrijf en geschillen oplossen 1, 7
staatsvorm manier waarop de staat ingericht is en geleid wordt, bv. monarchie, republiek, democratie 3
staatsvorming proces waarbij een bestuur over een afgebakend grondgebied en zijn inwoners vorm krijgt 4, 7, 8
huwelijkspolitiek het systematisch uithuwelijken van kinderen aan een geschikte partner om meer grondgebied of macht te vergaren 7, 8
stadstaat staatsvorm waarin een stad en de omgeving eromheen een eigen bestuur hebben 3 (veranderende) territoriale invulling wijze waarop het grondgebied en de grenzen veranderen doorheen de tijd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 eenheid samenhorigheid in een bepaald gebied of tussen gebieden2, 4, 8 expansie uitbreiding, bv. van grondgebied 2, 4, 6, 7, 8 graafschap grondgebied bestuurd door een graaf, een vazal van de Franse koning met een adellijke titel 5, 7 grens afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden 1, 2, 3, 4, 7 grondgebied territorium, bv. een gebied waarover bestuurd wordt 2, 4, 5, 6, 7 hertogdom grondgebied bestuurd door een hertog, een vazal van de Franse koning 5, 7, 8 koninkrijk gebied waarvan een koning het staatshoofd is 2, 5 territorium grondgebied, bv. een gebied waarover bestuurd wordt 2, 3, 4, 5, 6, 7 verbrokkeling uit elkaar vallen van het grondgebied in kleinere stukken 2, 3, 4, 8 verovering met geweld in bezit nemen, bv. van een grondgebied of territorium 2, 3, 4, 6, 7, 8
Begrip
agrarische samenleving
Sociaal
Betekenis
Hoofdstuk
samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn 1, 2, 8
demografische processenveranderingen in het aantal of de samenstelling van de bevolking5
gelaagde samenleving
adel
clerus
samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij)
middeleeuwse stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen. Ze hadden bv. recht op grondbezit.
middeleeuwse stand waarvan de leden (geestelijken zoals bisschoppen, monniken, kloosterzusters …) een bevoorrechte positie innamen. Ze hoefden bv. geen belastingen te betalen.
2, 4, 5, 6, 7, 8
2, 5, 7
5, 7, 8
klimaatveranderingwijziging die optreedt in het klimaat, bv. opwarming of afkoeling5 stand laag van de bevolking waarin je door geboorte terechtkomt 5, 7
standenmaatschappij samenleving waarbij je sociale en economische positie bepaald wordt door het gezin waarin je geboren bent 5, 6, 7, 8 volk
meerderheid mensen in de middeleeuwse samenleving die weinig rechten en vooral plichten had 5, 7
geweld uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend
kruistocht
1, 3, 4, 6, 7, 8
gewapende expedities van westerse christenen, vooral tegen moslims, tijdens de hoge middeleeuwen 3, 6, 8
kruisvaarder christelijke strijder tijdens de kruistochten 6 pogrom vervolging en gewelddadige aanval op een bevolkingsgroep, in het bijzonder de joden 6
mensenrechten
basisrechten die elk mens ter wereld zou moeten hebben, zoals recht op leven, arbeid, onderwijs 1 migratie verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats 2, 8 minderheid
sociale groep die zich door een eigen cultuur en/of religie onderscheidt en slechts een beperkt deel van een bevolking uitmaakt 4, 5, 6, 8
nomadische samenlevingsamenleving waarbij mensen in groepen rondtrekken 2, 4, 6, 8 stam groep mensen die samenleeft zonder of met heel beperkte ongelijkheid, eigen aan nomadische samenlevingen
(on)gelijkheid toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben
2, 4, 6
2, 4, 5, 7, 8
voorrechten rechten waarvan slechts een beperkte groep kan genieten zoals bv. het recht op grondbezit 5, 7
Begrip
(on)vrijheid
Sociaal
Betekenis
Hoofdstuk
toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn 2, 7
oorlog gewapend conflict 1, 2, 4, 6, 7, 8
stedelijke samenleving
samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten 1, 4, 5, 7, 8
vrede afwezigheid van gewapende conflicten 4 wij-zij-denken
denken in groepen en tegenstellingen, zwart-witdenken over groepen in de samenleving 5, 6, 8
discriminatie
het onderscheid maken tussen of buitensluiten van mensen en hen niet gelijk behandelen 5, 8 onverdraagzaamheid het niet aanvaarden van afwijkende ideeën of gewoonten wat kan leiden tot afkeer of geweld 6
Cultureel
Begrip
Betekenis
Hoofdstuk
artistieke stroming kenmerken van een kunstuiting uit een bepaalde tijd en plaats (bv. romaanse bouwkunst) 2
filosofie wijsbegeerte, (wetenschappelijke) activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid over levensvragen 2, 5, 6, 8
gewoonte gebruik dat van generatie op generatie wordt doorgegeven2, 3, 4, 8 kunst- en cultuuruitingproduct van menselijke creativiteit en culturele identiteit 2, 3, 4, 7, 8
absis
halfronde ruimte van een basilica of een kerk. In een kerk stond het altaar in de absis. 2 architectuur bouwkunst 2, 4 icoon
beschilderd paneel waarop Christus of heiligen zijn afgebeeld in de Byzantijnse kunst 3 mozaïek wandversiering waarin de figuren worden gevormd door kleine ingelegde stukjes glas en steen 2, 3, 4
rondboog architecturale vorm waarbij stenen in een halve cirkel worden gemetst 2
schip (van een kerk) langgerekte ruimte van een kerk die zich voor het koor en/of de absis bevindt 2
wandtapijt handgeweven tapijt dat aan de muur hangt en waarop een voorstelling staat 7 levensbeschouwelijke organisatie
wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Cultureel
Begrip Betekenis
Hoofdstuk abt
geestelijke die aan het hoofd staat van een abdij of klooster5 bekeren iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten 2, 4, 6, 8
bisschop
christendom
concilie
geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat 2, 3, 5, 6
monotheïstische religie gebaseerd op de gedachte dat Jezus van Nazareth de menselijke zoon van God is 2, 3, 4, 6, 8
belangrijke vergadering van christelijke leiders waarin kerkelijke aangelegenheden worden besproken 3, 5 islam
katholiek
kerk
monotheïstische religie gebaseerd op de openbaringen van de profeet Mohammed, opgetekend in de Koran 3, 4, 5, 6, 8
gebonden aan de christelijke leer zoals de kerk van Rome onder leiding van de paus ze voorschrijft
instelling van christelijke gelovigen, zoals bijvoorbeeld de RoomsKatholieke Kerk. Kerk is ook de term voor het gebedsgebouw van christenen.
2, 3, 6
2, 3, 4, 5, 7, 8
klooster gebouw waarin een christelijke gemeenschap van geestelijken in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden 2, 5
Oosters-Orthodoxe Kerk
christelijke kerk in het Byzantijnse rijk die zich vanaf het groot schisma afscheurde van de Rooms-Katholieke Kerk
3, 6, 8
paus geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat2, 3, 6, 8 religie godsdienst
3, 4 multiculturele samenleving
gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven
2, 4, 8
onderwijs het bewust doorgeven van kennis en vaardigheden 4, 5, 8 kahtedraalschool onderwijs gegeven door een bisschop of een van zijn vervangers 5 universiteit onderwijsinstelling voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek 5
religieuze breuk het uiteenvallen van een religie in verschillende strekkingen3, 4, 8 schisma scheuring, bv. binnen een religieuze gemeenschap 3, 4
sjiieten
soennieten
moslims die de islamitische strekking van het sjiisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze enkel zijn familieleden als wettige kaliefen. 4
moslims die de islamitische strekking van het soennisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze ook niet-familieleden als wettige kaliefen. 4
technologie toepassing van de wetenschappen in een techniek 5, 6
traditie gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven3, 4, 8
Cultureel
Begrip Betekenis
wetenschappen
astronomie
Hoofdstuk
geheel van kennis over mens, samenleving, natuur, wereld en heelal waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen 4, 5, 6, 8
wetenschap die het zonnestelsel en de sterrenstelsels in het heelal bestudeert 4, 6 geneeskunde wetenschap die ziektes en de behandeling ervan bestudeert4, 6
geografie
aardrijkskunde, wetenschap die het aardoppervlak en de invloed ervan op mens, dier, plant en milieu bestudeert 4, 6, 8 wiskunde wetenschap die getallen en abstracte structuren bestudeert4
Economisch
Begrip Betekenis
(economisch) aanbod
arbeidsorganisatie
Hoofdstuk
hoeveelheid producten en diensten die te koop zijn. Soms is het aanbod producten en diensten groter of kleiner dan de vraag. 5
wijze waarop in een bedrijf de economische taken verdeeld worden tussen de werkgevers en werknemers en tussen de werknemers onderling 5
ambacht vak of beroep van handwerkslui gespecialiseerd in een bepaald product, bv. het ambacht van mandenmaker, pottenbakker 5
handel
ambachtslui
gilde
kooplui
economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
handwerkslui gespecialiseerd in één vak. Ze verenigden zich per vak in een ambacht. 5, 7
beroepsvereniging van kooplui of van ambachtslui 5, 7
handelaars die producten kopen en verkopen op de lokale of internationale markt 5, 7
laken wollen stof die geweven en daarna vervilt is waardoor ze warm en sterk wordt 5, 7
zijderoute
koopkracht
landbouw
nijverheid
(economische) vraag
verbindingsweg over land en zee tussen China en de Middellandse Zee in de oudheid en de middeleeuwen 4
de hoeveelheid producten en diensten die met een inkomen gekocht kan worden. De koopkracht hangt dus af van het inkomen en van de prijzen. 5, 8
economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om dieren of planten te kweken 1, 2, 5, 8
economische activiteit waarbij een grondstof tot een afgewerkt product wordt verwerkt 5, 7, 8
de hoeveelheid producten en diensten die mensen willen kopen. Soms is de vraag naar producten of diensten groter of kleiner dan het aanbod. 5, 7
Structuurbegrippen:
begrippen om over het verleden te praten
Duur
anachronismepersoon of zaak die niet in een bepaald tijdvak thuishoort chronologie ordening in de tijd eeuw periode van 100 jaar historische periodetijdvak. We verdelen het verleden in zeven tijdvakken met een verschillende duur. jaar periode waarin een planeet rond haar ster draait. De aarde heeft 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden nodig om rond de zon te draaien. millennium periode van 1 000 jaar periode afbakening in de tijd
symbolische datum datum of jaartal dat verwijst naar een verandering die eigenlijk langer duurde, verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen
tijdrekening manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.
Verandering
breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert)
evolutie periode van geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen ongelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie periode van plotse en/of grote verandering scharniermoment moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes verandering wijziging, het anders worden
©VANIN
Verband
doel reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorbijdrage van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen
©VANIN
structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is direct.
structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is indirect.
toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is
Bewijs
aanwijzing bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen argument motief of reden waarmee je iets aantoont
argumentatie redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont bewijs datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt drogredeneringargumenten en/of redeneringen die niet juist zijn, maar wel juist lijken feit iets waarvan de waarheid vaststaat hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving veralgemeningsamenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie stereotypering beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening
Plaats
centrum voornaamste gebied, plaats waar macht van uitgaat
continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landmassa’s is verbonden (bv. Europa, Afrika …)
Europees uit Europa
West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen continentaal van het vasteland lokaal plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorend tot het platteland regio streek
regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent
gesloten ruimte geïsoleerde regio of geïsoleerd continent, zonder of met minimaal contact met andere regio’s
open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorend tot de stad
(niet-)westers wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.
Standplaatsgebondenheid
analogie overeenkomst
beeldvorming
Wanneer we het verleden bestuderen vormen we ons een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moeten we kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.
contextualiseringhet analyseren van kennis (over het verleden) vanuit verschillende perspectieven geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt
verleden dat wat voorbij is