Hoofdstuk 3
Transportstelsel
3.2.3 de bloedvaten onderzoeksvraag
Waaraan herken je de verschillende bloedvaten?
1
2
2
Afb. 14a
3
em
3
Afb. 14b
1
Afb. 14c
ex
2 3
1
pl
1
aa
- Lees de tekst. - Bekijk de afbeeldingen. - Vul de legende aan. Gebruik de vetgedrukte woorden uit de tekst.
r
opdracht
Je leerde al twee soorten bloedvaten kennen: de slagaders en de aders. Op afbeelding 14 zie je nog een derde soort: het haarvat.
In
ki
jk
Slagaders en aders zijn grote bloedvaten die uit meerdere weefsellagen bestaan. De vaatwand is dik. De binnenwand van die bloedvaten bestaat uit dekweefsel. Die laag is zeer dun en het oppervlak is zeer glad. Daardoor kan het bloed ongehinderd doorstromen. Rond de dekweefsellaag zit een laag die bestaat uit spierweefsel en elastisch bindweefsel. Bij de slagaders is die laag dikker en is de elasticiteit van het bindweefsel groter dan bij de aders. Daardoor kan een slagader, nadat hij eerst is opengesperd door het voorbijstuwende bloed, automatisch krachtig samentrekken. Daardoor stroomt het bloed nog beter vooruit. Bij aders is de middenlaag dunner en minder elastisch. De stuwkracht van het bloed is er kleiner. De buitenste laag van slagaders en aders bestaat uit bindweefsel. Die laag zorgt voor de binding met de omliggende weefsels. Door de dikke wand kan het bloed in die bloedvaten geen stoffen uitwisselen met de omgeving. Slagaders en aders zijn grote transportwegen die bloed aan- en afvoeren naar plaatsen waar wel stoffen uitgewisseld kunnen worden. De wand van één van de bloedvaten op afbeelding 14 bestaat enkel uit één laag dekcellen. Dat bloedvat is een haarvat. De dunne wand van een haarvat laat stoffen door van het bloed naar de omliggende weefsels en omgekeerd. Haarvaten vind je in alle delen van het lichaam. Ze maken stofwisseling mogelijk. Noteer onder elke afbeelding de juiste naam van het bloedvat. 67