1 VULKANEN EN AARDBEVINGEN IN HET MODEL VAN DE PLATENTEKTONIEK
Fig. 6.35 De spreiding van vulkanen en aardbevingen in het model van platentektoniek
Vulkanen en aardbevingen hangen samen met plaatranden. Daarnaast zijn er ook vulkanen boven hotspots. Op deze doorsnede merk je het verband tussen de plaatranden en de diepte van de aardbevingen. De diepte van de aardbevingen geeft geologen een inzicht in de ligging van de plaatgrenzen. Op de plek waar de onderduikende plaat smelt, ontstaan vulkanen. Daar is er geen wrijving meer en vallen ook de aardbevingen weg.
2 VULKAANTYPES EN PLAATRANDEN 2.1 Schildvulkanen: rustige vulkanen op oceanische ruggen en boven hotspots onder oceanische korst (dunvloeibaar magma).
Fig. 6.36 a-b-c Schildvulkanen met dunvloeibaar magma
Boven divergerende oceanische ruggen en hotspots komt magma, aangevoerd uit de asthenosfeer, aan het oppervlak. Dat magma geeft lava die dunvloeibaar is en gemakkelijk en snel stroomt. Gassen kunnen gemakkelijk ontsnappen. Daardoor zijn deze vulkanen niet explosief. Schildvulkanen hebben vulkanen met een kleine helling. Bij het onlinelesmateriaal vind je een animatie over vulkanische activiteit.
38
THEMA 6 De geosfeer: ontstaan en evolutie van landschappen