Chemie
©
N
IN
GENI VA
3.1
LEER SCHRIFT
VA
© N IN
IN
GENIE
©
VA
N
Chemie
3.1
2
VA
© N IN
INHOUD STARTEN MET GENIE
11
GENIE EN DIDDIT
14
WAT IS CHEMIE?
15
THEMA 01: HOE WERK JE VEILIG IN EEN LABO?
VERKEN
20
IN
CHECK IN
21
` HOOFDSTUK 1: Waarmee moet je rekening houden
in een labo?
Het gebruikte veiligheidsmateriaal Het chemisch etiket Soorten labomateriaal Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef? De algemene veiligheidsregels binnen een labo
N
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
23 23 26 29 33 34
` HOOFDSTUK 2: Hoe pas je enkele vaak gebruikte
VA
labotechnieken toe?
THEMASYNTHESE
35
CHECKLIST
36
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
37
AAN DE SLAG
38
©
OEFEN OP DIDDIT
3
THEMA 02: ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS CHECK IN
42
VERKEN
43
` HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? 45 45 48 51 52
IN
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’? 1.2 Stofeigenschap: massadichtheid 1.3 Stofeigenschappen: kook - en smeltpunt Hoofdstuksynthese
` HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel?
53
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels
53
2.2 Soorten mengsels
55
Hoofdstuksynthese
60
N
` HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel van stoffen
scheiden?
VA
3.1 Scheidingstechnieken 3.2 Sorteren, zeven en filteren 3.3 Decanteren 3.4 Centrifugeren 3.5 Indampen 3.6 Destilleren Hoofdstuksynthese
61 61 62 64 65 66 67 70
THEMASYNTHESE
71
CHECKLIST
73
©
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
74
AAN DE SLAG
75
OEFEN OP DIDDIT
4
THEMA 03: VERDERE STUDIE VAN EEN CHEMISCHE STOF CHECK IN
82
VERKEN
83
` HOOFDSTUK 1: Hoe kunnen we een chemische stof
voorstellen?
84 84 87 90
IN
1.1 Namen en symbolen van elementen 1.2 Symbolische voorstelling van een chemische stof 1.3 Bolstaaf- en bolschilmodellen van een chemische stof
` HOOFDSTUK 2: Kunnen we zuivere stoffen nog verder
indelen?
92
` HOOFDSTUK 3: Welke naam krijgen de enkelvoudige
N
stoffen?
3.1 Onderverdeling binnen de enkelvoudige stoffen 3.2 Niet-metalen 3.3 Metalen
96 96 97 101 102
CHECKLIST
104
VA
THEMASYNTHESE
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
105
AAN DE SLAG
106
©
OEFEN OP DIDDIT
5
THEMA 04: KENMERKEN VAN EEN CHEMISCHE REACTIE CHECK IN
112
VERKEN
113
` HOOFDSTUK 1: Wat is een chemische reactie?
115
genoteerd?
IN
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een chemische reactie 2.1 Reagentia en reactieproducten 2.2 Wet van behoud van atomen 2.3 Wet van behoud van massa
119
119 120 124
` HOOFDSTUK 3: Welk nut hebben chemische reacties als
energiebron?
126 128 131
THEMASYNTHESE
135
VA
N
3.1 Chemische energie 3.2 Exo-energetische reacties 3.3 Endo-energetische reacties
126
137
CHECKLIST
PORTFOLIO CHECK IT OUT
138
AAN DE SLAG
139
©
OEFEN OP DIDDIT
6
THEMA 05: BOUW, EIGENSCHAPPEN EN RANGSCHIKKING VAN ATOMEN CHECK IN
147
VERKEN
148
` HOOFDSTUK 1: Hoe evolueerde het atoommodel?
150 151
IN
1.1 Van voorwerp tot atoom 1.2 Nog kleiner dan het atoom
150
` HOOFDSTUK 2: Wat weten we al over het atoom? 2.1 De elementaire deeltjes en hun lading 2.2 De massa van het atoom
157 157 159
` HOOFDSTUK 3: Hoe zitten elektronen verdeeld
N
in een atoom?
3.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling 3.2 Elektronenconfiguratie 3.3 Lewisstructuren
163 163 170 171
VA
` HOOFDSTUK 4: Wat leren we uit de plaats van
een element in het PSE? 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Perioden en groepen De a-groepen en hun naam Waarom lijken atomen graag op een edelgas? Elektronegativiteit Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen op het PSE?
175 176 179 181 184 187 191
CHECKLIST
194
©
THEMASYNTHESE
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
195
AAN DE SLAG
196
OEFEN OP DIDDIT
7
THEMA 06: CHEMISCHE BINDINGEN EN HUN ROOSTERS CHECK IN
200
VERKEN
201
` HOOFDSTUK 1: Zijn deeltjes in een verbinding altijd op
eenzelfde manier gebonden?
203 204
IN
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding? 1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
203
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een ionbinding gevormd? 2.1 De ionbinding 2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen 2.3 De neutraliteitsregel
N
` HOOFDSTUK 3: Hoe wordt een atoombinding gevormd? 3.1 De atoombinding 3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
206 206 208 209 211 211 214
` HOOFDSTUK 4: Hoe wordt een metaalbinding gevormd? 218
VA
4.1 De metaalbinding 4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
218 220
` HOOFDSTUK 5: Welk belang en voorkomen hebben
enkelvoudige stoffen?
222
5.1 Niet-metalen 5.2 Metalen
222 226 229
CHECKLIST
230
©
THEMASYNTHESE
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
231
AAN DE SLAG
232
OEFEN OP DIDDIT
LABO’S
8
236
STEM-VAARDIGHEDEN (VADEMECUM) METROLOGIE • • • • •
Grootheden en eenheden Machten van 10 en voorvoegsels Eenheden omzetten Nauwkeurig meten Afrondingsregels Formularium
STAPPENPLANNEN •
Grafieken tekenen
•
NW-stappenplan
•
Formules omvormen Vraagstukken oplossen Grafieken lezen
• •
N
OPLOSSINGSSTRATEGIE
IN
•
CHEMISCHE CONVENTIES / HET PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN •
VA
•
Te kennen elementen/symbolen Groepsnamen en periodenummers Index en coëfficiënt Reagentia en reactieproducten
• •
LABO’S • • • •
Labomaterialen Labotechnieken Veiligheidsvoorschriften H- en P-zinnen
©
SOORTEN BINDINGEN
SCHEIDINGSTECHNIEKEN
9
Notities
VA
N
IN
©
10
STARTEN MET GENIE Opbouw van een thema CHECK IN
CHECK IN
Safety first!
In de CHECK IN maak je kennis
Wat op school gebeurt in een labo, doet de industrie op grote
schaal. Ze gebruiken en stockeren chemische stoffen volgens de
richtlijnen die vanuit de overheid worden opgelegd. Hoewel er heel wat veiligheidsmaatregelen zijn, loopt er toch
met het onderwerp van het thema.
soms iets mis. Zo ontplofte in 1976 in Italië een
chemische fabriek en kwamen er giftige dampen in het nabijgelegen stadje Seveso terecht.
BEKIJK DE VIDEO
In de video zie je hoe de ramp kon gebeuren en welke lessen eruit getrokken werden.
In het kadertje onderaan vind
De overheid houdt een overzicht bij van alle bedrijven in België die gevaarlijke stoffen produceren, behandelen of transformeren: de Sevesobedrijven. 1
je een aantal vragen die je op
Scan de QR-code en zoek via de website op welke Sevesobedrijven bij jou in de buurt liggen. Noteer ze hier. OPEN DE WEBSITE
2
veiligheidspictogrammen. Welke van de onderstaande pictogrammen zijn dat?
beantwoorden.
Ga op zoek op de website en kruis aan.
?
OPDRACHT 1
Welke gevaren loop jij bij je thuis?
Waarom wordt er in reclame over huishoudproducten vermeld dat je ze buiten het bereik van kinderen moet houden? Waarom zijn die producten zo gevaarlijk en hoe kunnen we dat gevaar beter inschatten?
In de verkenfase zul je
` Wie of wat moet je beschermen?
` Welke veiligheidspictogrammen kun je in een labo op school terugvinden? ` Welke veiligheidsmaatregelen moet je in een labo op school respecteren?
THEMA 01
Hoe gevaarlijk zijn huishoudproducten?
VERKEN
In het labo is het ook belangrijk om op te letten tijdens het uitvoeren van een proef.
1
CHECK IN
597485_GENIE CHEMIE KOV 3_1_THEMA 1.indd 20
etiketten aandachtig. 2
hebt over het onderwerp
23/06/2021 12:43
Je leerkracht laat vijf chemische producten zien die je ook thuis kunt terugvinden, bijvoorbeeld producten om te poetsen, om te wassen of af te wassen, te koken, te tuinieren of jezelf te verzorgen. Bekijk de producten en de
merken dat je al wat kennis
N
20
VERKEN
het einde van het thema kunt
De vier grootste gevaren voor de bevolking in de directe omgeving van een Sevesobedrijf zijn vastgelegd in vier
IN
1
Beantwoord de vragen. a
Welke pictogrammen vind je terug op de verpakkingen? Zet telkens een kruisje onder het pictogram per keer dat je het tegenkomt op een verpakking.
dat in het thema aan bod komt. Jouw voorkennis
andere
wordt hier geactiveerd.
HOOFDSTUK 1
VA
Waarmee moet je rekening houden in een labo?
producteigen
pictogrammen
THEMA 01
VERKEN
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 19
19
20/05/2021 12:58
LEERDOELEN Je kunt al:
DE HOOFDSTUKKEN
de gevaren inschatten bij het werken met chemische producten; jezelf en je omgeving beschermen voor gevaren;
bewust omgaan met stoffen en hun gevaren en zo een veilige omgeving creëren.
Na het activeren van de voorkennis volgen een aantal hoofdstukken.
Je leert nu:
de veiligheidsmaatregelen in een labo kennen en juist toepassen; de meest gebruikte labomaterialen benoemen en hun functie beschrijven;
In het labo kun je heel wat
extra (veiligheids)materialen
Een thema bestaat uit meerdere hoofdstukken. Doorheen de hoofdstukken
of voorwerpen terugvinden die
een chemisch etiket lezen en naar de betekenis handelen;
je niet in een ander klaslokaal
ziet. Ze zorgen ervoor dat je kunt
de veiligheidspictogrammen interpreteren en bespreken;
werken in een veilige omgeving.
de werking en het nut van H- en P-zinnen interpreteren en
verwerf je de nodige kennis en vaardigheden om uiteindelijk een antwoord
Raadpleeg zeker altijd het
bespreken;
reglement vóór het uitvoeren van
de onderdelen van een verslag begrijpen en toepassen.
een labo, zodat je altijd veilig te werk kunt gaan.
te geven op de centrale vraag of het probleem uit de CHECK IN.
1.1 Het gebruikte veiligheidsmateriaal
OPDRACHT 2
Hoe ziet mijn labolokaal eruit? 1
Loop rond in het labolokaal en kruis aan welke materialen je ziet. Ontbreekt er iets? Vul dan gerust het lijstje aan. EHBO-kistje
beschermende kledij:
gaskranen
brandblusser met
branddeken
handblusser
nooddouche oogdouche trekkast
aparte eilanden
labojas, labobril, handschoenen
label: A/B/C/D/E/F
waterkranen noodstop aangepast tafelblad
THEMASYNTHESE
©
de algemene regels CONTRACT
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 21
Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
21
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig. Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
20/05/2021 12:58
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
de betekenis van H- en P-zinnen
SYNTHESE EN CHECKLIST
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig.
de naam en toepassingen van het labomateriaal
Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
CHECKLIST
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden.
JA
1 Begripskennis •
We vatten de kern van het thema voor je samen
• •
•
in de hoofdstuksynthese en themasynthese.
• •
NOG OEFENEN
H- EN P-ZINNEN
Datum,
Naam en handtekening,
Ik kan de verschillende veiligheidsmaterialen in een lokaal benoemen en de functie bespreken.
Ik kan de verschillende onderdelen van een chemisch etiket herkennen en de
informatie gebruiken om veilig te werken in een labo.
Ik herken de veiligheidspictogrammen en weet hoe ernaar te handelen.
om veilig in een labo te werken ken/kan ik:
Ik kan de H- en P-zinnen opzoeken, interpreteren en ernaar handelen. Ik weet hoe een labo veilig verloopt.
` Je kunt deze checklist ook op
invullen bij je Portfolio.
de basishandelingen
Vervolgens willen we graag dat je vorderingen
LABOMATERIALEN
zie p. 34
Ik kan de algemene regels binnen een labo opsommen.
de veiligheidspictogrammen
maakt en dat je reflecteert op je taken en leert
uit feedback. De checklist is een hulpmiddel om zelf zicht te krijgen of je de leerdoelen al dan niet onder de knie hebt.
BEKIJK DE KENNISCLIP
het laboverloop
het chemisch etiket lezen
THEMA 01
36
THEMA 01
THEMASYNTHESE
35
CHECKLIST
STARTEN MET GENIE
11
CHECK IT OUT
CHECK IT OUT
Safety first!
In CHECK IT OUT pas je de vergaarde kennis en vaardigheden
Bekijk de tekening en bespreek wat er misloopt in het labo. Waarom is dat gevaarlijk?
toe om terug te koppelen naar de vragen uit de CHECK IN.
AAN DE SLAG
AAN DE SLAG
1
Tot welke brandklassen behoren de voorbeelden van branden die in een chemisch labo kunnen ontstaan? Welke brandblusser zou je gebruiken?
In het onderdeel Aan de slag kun je verder oefenen.
!
IN
milieu. In het labo houden we rekening met alle veiligheidspictogrammen.
2
Geef aan of de zinnen H- of P-zinnen zijn.
van het thema maakt of
In het labo moet je niet enkel rekening houden met de wijde omgeving, maar ook met gevaren voor jezelf, je klasgenoten, de leerkracht, het klaslokaal, de school ... Het is dan ook belangrijk dat je je bewust bent van de gevaren. Door het stellen van regels en wetten, zoals de overheid doet voor Sevesobedrijven, blijven we mogelijke ongevallen een stapje voor.
597485_GENIE CHEMIE KOV 3_1_THEMA 1.indd 37
Brandblusser
olie in een oliebad
de oefeningen op het einde
de mogelijkheid tot ontploffing en brand, het vrijkomen van giftige dampen en de gevaren voor het
CHECK IT OUT
Brandklasse
alcohol
Je leerkracht beslist of je
In Sevesobedrijven houdt de regering vooral toezicht op de gevaren voor de wijde omgeving:
THEMA 01
Soort brand
natrium het gas dat je gebruikt om je bunsenbrander aan te steken (aardgas)
23/06/2021 12:45
H- of P-zin
Beschermende kledij dragen.
In contact met water komen ontvlambare gassen vrij die spontaan kunnen ontbranden.
doorheen de lessen.
37
Zin
Gevaar voor massa-explosie bij brand.
Schadelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing. Koel bewaren.
Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/... apparatuur gebruiken.
3
Welke veiligheidspictogrammen kun je linken aan de H- en P-zinnen? Zin
Bijbehorend pictogram
Giftig bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing.
` Per thema vind je op
Kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden. Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.
adaptieve
Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
Verwijderd houden van warmte/vonken/open vuur/ hete oppervlakken en andere ontstekingsbronnen. Niet roken.
oefenreeksen om te leerstof
Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsels.
verder in te oefenen.
THEMA 01
AAN DE SLAG
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
LABO’S
8
Metalen herkennen 1
Ga zelf op onderzoek! Op het einde van het leerschrift staan
Onderzoeksvraag Op basis van welke eigenschappen kun je metalen van elkaar onderscheiden?
2
Hypothese
TIP
Ik denk dat …
Scan de QR-code om je te helpen bij de hypothese.
een aantal labo’s om verder experimenten uit te voeren.
EIGENSCHAPPEN METALEN
VA 3
41
20/05/2021 12:59
N
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 41
Benodigdheden
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
Stoffen
magneet
ijzer (Fe)
maatbeker
lood (Pb)
bunsenbrander kroestang
magnesiumlint (Mg) koper (Cu) zink (Zn)
inox staal (legering van Fe) aluminium (Al)
H- en P-ZINNEN
2 onbekende metalen kraantjeswater
4
WEETJE
Werkwijze
1
a
b c
d e f
2
In de lessen aardrijkskunde heb je
Onderzoek welke metalen uit de lijst:
zinken in een maatbeker met water; roest vertonen;
aangetrokken worden door een magneet; buigzaam zijn;
metaal
een bepaalde kleur hebben; Noteer je waarnemingen.
soorten bodems: kleibodems,
zandbodems, leembodems, of een
GEBRUIK BUNSENBRANDER
kroestang
snel ontvlammmen in de bunsenbrander.
het vast al gehad over verschillende combinatie daarvan. Om de
bodemsamenstelling te bepalen, maakt een bodemkundige onder
bunsenbrander
andere gebruik van een set zeven met een verschillende zeefopening.
Houd de stukjes metaal een voor een in de vlam van de bunsenbrander. Noteer je waarnemingen.
LABO
597485_Genie CHEMIE KOV 3_1_LABOS.indd 245
ONDERZOEK 8
245
23/06/2021 12:57
Zo zijn kleikorrels kleiner dan 2 µm, leem zit tussen 2 en 50 µm en zandkorrels zijn groter dan 50 µm.
Even terug naar je prille jeugdjaren! Je hebt als kind misschien wel met
zand en water gespeeld. Zonder dat je het besefte, was je als toekomstig scheikundige mengsels aan het scheiden op het strand. Je gebruikte eenvoudige methodes die de stoffen niet veranderden.
In veel gevallen moeten we echter componenten scheiden met een nog veel
en de schelpen naar de bodem en kon je het water al grotendeels afgieten.
component, het filtraat, wel door te laten en de andere component, het
kleiner verschil in deeltjesgrootte. We kiezen dan voor de techniek van
filtreren. Een goed gekozen filter heeft net de juiste structuur om de ene
Allereerst liet je het emmertje even staan; op die manier zonken het zand
©
Je liet het zand en de schelpen dus bezinken.
LEREN LEREN • •
•
12
residu, tegen te houden.
De schelpjes uit het zand halen kon je met je handen. Je kon ze opzij leggen en sorteren per soort, door het verschillend uitzicht. De schelpjes waren
ook merkelijk groter dan de rest en je maakte gebruik van dat verschil in deeltjesgrootte om ze er makkelijk uit te pikken.
Maar eens je alle schelpjes eruit gehaald had, merkte je ongetwijfeld dat er
staaf
nog onzuiverheden in het zand zaten. Omdat het verschil in deeltjesgrootte
tussen de componenten van je mengsel nu kleiner was, was het niet meer zo eenvoudig om die kleine dingetjes met de hand van het zand te scheiden. Je
speelgoedsetje zorgde waarschijnlijk voor de oplossing: door het mengsel te
filtreerpapier
zeven was je in staat om uiteindelijk zand in je emmertje te verkrijgen.
In de linkermarge naast de theorie is er plaats om zelf
trechter residu
notities te maken. Noteren tijdens de les helpt je om de leerstof actief te verwerken.
Door te sorteren kun je stoffen met gelijkaardige eigenschappen
onderverdelen. Zeven is een eenvoudige techniek om een heterogeen
mengsel te scheiden. Die techniek steunt op een verschil in deeltjesgrootte maar de kleinere component(en) wel.
vind je alternatieve versies van de
Op
vind je per themasynthese een kennisclip
themasynthese.
Afb. 15 Filtreren
WEETJE
Filtreren of filtratie is een eenvoudige scheidingstechniek om een heterogeen
Meer weten over grote zeven in de industrie?
mengsel te scheiden. Die techniek steunt op het verschil in deeltjesgrootte:
Bekijk dan de video.
waarin we alles voor jou nog eens op een rijtje zetten.
STARTEN MET GENIE
filtraat
tussen de twee componenten. De grotere korrels kunnen niet door de zeef,
Op
mengsel van een vaste stof en een vloeistof
vaste korrels zijn immers groter dan vloeistof- of gasdeeltjes. De vaste korrels kunnen niet door de poriën van de filter, maar de vloeistof of het gas wel. De
vaste deeltjes die achterblijven, worden het residu genoemd. Wat door de filter
BEKIJK DE VIDEO
gaat, is het filtraat.
THEMA 02
597485_GENIE CHEMIE KOV 3_1_THEMA 2.indd 63
HOOFDSTUK 3
63
22/06/2021 09:58
2
Handig voor onderweg
In elk thema word je ondersteund met een aantal hulpmiddelen.
Kenniskader We zetten doorheen het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in deze rode kaders.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
zijn niet voor alle leerlingen te kennen.
Dat duiden we aan met
Je leerkracht zal je laten weten of de leerstof te
.
studeren is of niet.
IN
!
Bepaalde delen van de leerstof
Met GENIE ga je zelf experimenteren en op onderzoek. Daarbij moet je natuurlijk een aantal veiligheidsvoorschriften respecteren. Die vind je terug in dit kader. WEETJE
TIP
Een weetjeskader geeft extra verduidelijking of
OPDRACHT 11
In de tipkaders vind je handige tips terug bij het uitvoeren van de onderzoeken of opdrachten.
N
illustreert de leerstof met een extra voorbeeld. DOORDENKER
Nood aan meer uitdaging? Doorheen een thema zijn er verschillende doordenkers.
VA
Niet altijd even makkelijk om op te lossen, maar het proberen waard!
WOORDENLIJST Moeilijke woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op
.
Die woorden springen extra in het oog door de stippellijn.
Bij het onlinelesmateriaal vind je een vademecum.
Dat vademecum ̒GENIE in STEM-vaardigheden ̓ omvat: •
stappenplannen om een grafiek te maken, opstellingen correct te bouwen, metingen uit te voeren …;
•
een overzicht van grootheden en eenheden;
stappenplannen om een goede onderzoeksvraag op te stellen, een hypothese te formuleren …;
©
• • • •
een overzicht van gevarensymbolen en P- en H-zinnen; een overzicht van labomateriaal en labotechnieken; …
STARTEN MET GENIE
13
GENIE EN DIDDIT
IN
HET ONLINELEERPLATFORM BIJ GENIE
Een e-book is de digitale versie van het leerschrift. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen ... •
Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
N
•
De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht
VA
voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Meer info over diddit vind je op https://www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
Benieuwd hoever je al staat met oefenen en
opdrachten? Hier vind je een helder overzicht
©
van je resultaten.
• •
Hier vind je het lesmateriaal per thema. Alle instructiefilmpjes, kennisclips en demovideo’s zijn ook hier verzameld.
In de uitgave bieden we bovenop het beeldmateriaal verschillende
3D-beelden aan.
Denk maar aan een 3D-voorstelling van een deeltje glucose. Zo ervaar je wetenschappen op een heel nieuwe manier!
14
GENIE EN DIDDIT
DOWNLOAD 3D-APP
INLEIDING
WAT IS CHEMIE? De begrippen ‘chemie’ en ‘scheikunde’ worden weleens door elkaar gebruikt. In huis vind je heel wat ‘chemische’ producten. Maar wat betekent ‘chemie’ nu eigenlijk?
Wanneer je Wikipedia raadpleegt, vind je voor de term chemie de volgende definitie:
IN
‘Scheikunde of chemie is een natuurwetenschap die zich richt op de studie
van de samenstelling en bouw van stoffen, de chemische veranderingen die plaatsvinden onder bepaalde omstandigheden en de wetmatigheden die daaruit zijn af te leiden.’
Die definitie leert ons dat chemie en scheikunde eigenlijk synoniemen zijn. Al denk je bij de term scheikunde misschien eerder aan ‘de kunst van het scheiden’.
Chemie is sterk verwant met biologie en fysica. De takken van wetenschap die
biofysica
natuurwetenschappen
fysicochemie
biologie
N
deze domeinen verbinden, zijn respectievelijk biochemie en fysicochemie.
fysica
chemie
•
Biochemie onderzoekt onze stofwisselingsprocessen,
voornamelijk bij moleculen van levende organismen.
Fysicochemie verklaart verschillende mechanismen door
onder andere de atoombouw te bestuderen.
VA
biochemie
•
Het is dus belangrijk dat je niet te veel in termen van aparte (school)vakken denkt, maar steeds de linken tussen wetenschappen legt. natuurwetenschappen
levende materie
chemie
fysica
©
biologie
levenloze materie
OPDRACHT 1
Waar denk jij aan bij het woord chemie? Vul de mindmap aan.
chemie
INLEIDING
15
OPDRACHT 2
Welke van deze afbeeldingen sluit(en) het dichtst aan bij jouw beeld van chemie? a Zet een kruisje bij de afbeelding(en). b Bespreek je keuze daarna met je buur en tracht samen te bepalen wie gelijk heeft. 2
5
6
8
16
INLEIDING
11
©
10
9
VA
7
N
4
3
IN
1
12
OPDRACHT 3
Scan de code en laat je meenemen in de wereld van chemie. In het filmpje kwamen in een razendsnel tempo een aantal sectoren aan bod waarbij chemie een belangrijke rol speelt. We zetten ze even op een rijtje. BEKIJK DE VIDEO
Geneeskunde De geneesmiddelen- of farmaceutische industrie heeft een grote
IN
impact op ons dagelijks leven. Op zonnige dagen smeer je bijvoorbeeld
zonnecrème om je huid te beschermen, je neemt een pijnstiller bij hevige hoofdpijn of je bent misschien gevaccineerd tegen COVID-19. Landbouw en voeding
Onze voeding doorloopt heel wat processen voor ze op ons bord ligt. De opbrengst van een oogst hangt namelijk meestal voor een groot stuk af van chemische producten die de gewassen beschermen,
Bouwsector
N
het rijpingsproces controleren enzovoort.
Iedereen wil het tijdens de koude wintermaanden lekker warm hebben
binnen. En dat kan! De chemische industrie levert niet alleen brandstoffen om je huis te verwarmen, maar ontwikkelt ook isolatiematerialen om de
VA
warmte binnen te houden. Energie
Wist je dat het zoeken naar hernieuwbare energiebronnen ook onderdeel is van chemisch onderzoek? Misschien rijden we straks met zijn allen op waterstof, geproduceerd via elektrolyse en gebruikt in brandstofcellen.
Verzorging en hygiëne
©
De cosmetica- en parfumindustrie genereert wereldwijd een enorme
omzet. Ongetwijfeld gebruik je regelmatig shampoo, zeep, tandpasta, deodorant … Ook dat zijn creaties van de chemische sector. Met de
nieuwste ‘nanotechnologie’ worden producten voortdurend verbeterd. Textiel
Draag je een jeans of een T-shirt? De kans is groot dat je in feite
kunststoffen draagt, door de mens vervaardigd uit polymeren. Polymeren zijn lange moleculen opgebouwd uit kleine bouwsteentjes. Nylon is
bijvoorbeeld een polymeer en bestaat al sinds 1938. Ook het kleuren van textiel is een chemisch proces.
INLEIDING
17
Kunststoffen Naast polymeren (zoals nylon of polyester) gebruiken we nog honderden andere kunststoffen voor alledaagse voorwerpen. Het recycleren van die kunststoffen is een belangrijke sector in de chemie. Vele soorten kunststoffen zijn moeilijk afbreekbaar in de natuur. Gooi flesjes en
dergelijke dus nooit zomaar weg in de natuur. Bij correcte inzameling
Milieubeheer
IN
maakt de chemiesector er misschien nog een zitbank van.
Vandaag staat de chemiesector voor zijn grootste uitdaging: duurzame en hernieuwbare materialen ontwikkelen en zoeken naar alternatieve
bronnen van energie. Naast hernieuwbare en niet-vervuilende energie is ook zuiver water van het grootste belang voor de toekomst.
Chemie of scheikunde bracht dankzij onderzoek en ontdekkingen doorheen de tijd veel welvaart. De homo sapiens wist al dat hij met vuur voedsel kon
N
garen. De Egyptenaren leerden ons de kunst van het metaal bewerken. Eeuwen later zou de kunststoffenindustrie zorgen voor kwalitatieve
en goedkope oplossingen, door zeldzame materialen te vervangen en
materialen te maken met verbeterde eigenschappen: denk maar aan de
composietmaterialen die de tandarts nu gebruikt; gouden tanden zijn niet
VA
meer van deze tijd.
Chemische bedrijven hebben soms een slechte reputatie. Toch blijven we
gretig allerlei producten van de chemiesector gebruiken voor ons comfort:
auto’s, tv’s, computers, huishoudapparaten, wegwerpartikelen … We willen
het mooiste fruit uit alle streken van de wereld, maar hebben tegelijkertijd ook een afkeer van insecticiden en bewaarmiddelen.
We worden inderdaad geconfronteerd met grote milieuproblemen. Niet alle
chemische bedrijven evolueren tot schone, duurzame ondernemingen. Maar
©
alleen door chemie te bestuderen, zullen we deze kwesties beter begrijpen. De wetenschap kan ons helpen om onze problemen aan te pakken en welvarend te blijven leven.
Scheikunde en chemie zijn synoniemen. Chemie speelt een belangrijke rol in ons leven en onze maatschappij. Geneeskunde, landbouw en voeding, bouw,
energie, verzorging en hygiëne, kunststoffen en milieubeheer zijn allemaal in mindere of meerdere mate chemische sectoren.
18
INLEIDING
HOE WERK JE VEILIG IN EEN LABO?
THEMA 01
CHECK IN
20
VERKEN
21
` HOOFDSTUK 1: Waarmee moet je rekening houden 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
23
IN
in een labo?
Het gebruikte veiligheidsmateriaal Het chemisch etiket Soorten labomateriaal Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef? De algemene veiligheidsregels binnen een labo
23 26 29 33 34
` HOOFDSTUK 2: Hoe pas je enkele vaak gebruikte
N
labotechnieken toe?
THEMASYNTHESE
35
CHECKLIST
36
VA
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
37
AAN DE SLAG
38
©
OEFEN OP DIDDIT
19
CHECK IN
Safety first! Wat op school gebeurt in een labo, doet de industrie op grote
schaal. Ze gebruiken en stockeren chemische stoffen volgens de
richtlijnen die vanuit de overheid worden opgelegd. Hoewel er heel wat veiligheidsmaatregelen zijn, loopt er toch
soms iets mis. Zo ontplofte in 1976 in Italië een
chemische fabriek en kwamen er giftige dampen in het nabijgelegen stadje Seveso terecht.
In de video zie je hoe de ramp kon gebeuren
IN
en welke lessen eruit getrokken werden.
BEKIJK DE VIDEO
De overheid houdt een overzicht bij van alle bedrijven in België die gevaarlijke stoffen produceren, behandelen of transformeren: de Sevesobedrijven. 1
Scan de QR-code en zoek via de website op welke Sevesobedrijven bij jou in de buurt liggen. Noteer ze hier.
De vier grootste gevaren voor de bevolking in de directe omgeving van een Sevesobedrijf zijn vastgelegd in vier
N
2
OPEN DE WEBSITE
veiligheidspictogrammen. Welke van de onderstaande pictogrammen zijn dat?
VA
Ga op zoek op de website en kruis aan.
©
In het labo is het ook belangrijk om op te letten tijdens het uitvoeren van een proef.
` Wie of wat moet je beschermen?
` Welke veiligheidspictogrammen kun je in een labo op school terugvinden? ` Welke veiligheidsmaatregelen moet je in een labo op school respecteren?
20
THEMA 01
CHECK IN
?
VERKEN
Hoe gevaarlijk zijn huishoudproducten? OPDRACHT 1
Welke gevaren loop jij bij je thuis? Waarom wordt er in reclame over huishoudproducten vermeld dat je ze buiten het bereik van kinderen moet
1
N
IN
houden? Waarom zijn die producten zo gevaarlijk en hoe kunnen we dat gevaar beter inschatten?
Je leerkracht laat vijf chemische producten zien die je ook thuis kunt terugvinden, bijvoorbeeld producten om te
VA
poetsen, om te wassen of af te wassen, te koken, te tuinieren of jezelf te verzorgen. Bekijk de producten en de etiketten aandachtig.
Beantwoord de vragen. a
Welke pictogrammen vind je terug op de verpakkingen? Zet telkens een kruisje onder het pictogram per keer dat je het tegenkomt op een verpakking.
©
2
andere
producteigen
pictogrammen
THEMA 01
VERKEN
21
b Op het etiket lees je niet alleen de ingrediënten van het product, je vindt er ook terug wat er mis kan lopen bij fout gebruik. Geef per product één voorbeeld van wat er mis kan gaan.
1
2
4
3 5
TIP
IN
Lees altijd goed de etiketten en veiligheidspictogrammen van een product. De producten die je in huis gebruikt, kunnen gevaarlijker zijn dan je denkt. Kijk maar wat er met de ontstopper gebeurt in de video.
Om het etiket leesbaar te houden, is het belangrijk om tijdens het gieten het etiket naar je handpalm te richten. Zo kunnen eventuele druppels niet op het etiket terechtkomen en het etiket onleesbaar maken.
Vaak zorgen de producenten ook voor een veilige sluiting, een kinderslot genoemd. Hoeveel van de producten die je bekijkt hebben een speciale dop of deksel?
WEETJE
N
c
BEKIJK DE VIDEO
VA
Dikwijls lees je op een verpakking ook iets over het Antigifcentrum. Dat is een dienst die je kunt bellen
als er iets misgelopen is met een product. Zij kunnen je vertellen hoe je dan het best reageert.
Het gratis nummer voor het Antigifcentrum is 070 245 245.
©
Je kunt ook steeds terecht op hun website.
22
THEMA 01
VERKEN
GA NAAR DE WEBSITE
HOOFDSTUK 1
Waarmee moet je rekening houden in een labo? LEERDOELEN Je kunt al:
L jezelf en je omgeving beschermen voor gevaren;
IN
L de gevaren inschatten bij het werken met chemische producten; L bewust omgaan met stoffen en hun gevaren en zo een veilige omgeving creëren.
Je leert nu:
L de veiligheidsmaatregelen in een labo kennen en juist toepassen;
In het labo kun je heel wat
L de meest gebruikte labomaterialen benoemen en hun functie beschrijven;
extra (veiligheids)materialen
of voorwerpen terugvinden die
L een chemisch etiket lezen en naar de betekenis handelen;
N
je niet in een ander klaslokaal
ziet. Ze zorgen ervoor dat je kunt
L de veiligheidspictogrammen interpreteren en bespreken;
werken in een veilige omgeving.
L de werking en het nut van H- en P-zinnen interpreteren en bespreken;
Raadpleeg zeker altijd het
reglement vóór het uitvoeren van
L de onderdelen van een verslag begrijpen en toepassen.
een labo, zodat je altijd veilig te
VA
werk kunt gaan.
1.1 Het gebruikte veiligheidsmateriaal
OPDRACHT 2
Hoe ziet mijn labolokaal eruit?
Loop rond in het labolokaal en kruis aan welke materialen je ziet.
©
1
Ontbreekt er iets? Vul dan gerust het lijstje aan. EHBO-kistje
beschermende kledij:
gaskranen
brandblusser met
branddeken
handblusser
nooddouche oogdouche trekkast
aparte eilanden
labojas, labobril, handschoenen
label: A/B/C/D/E/F waterkranen noodstop
aangepast tafelblad
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
23
Afb. 4 Branddeken en brandblusser
Afb. 5 Trekkast
Afb. 3 Nooddouche
IN
Afb. 2 Oogdouche
Afb. 6 Beschermende kledij
Overloop met je leerkracht de toepassingen of het gebruik van de materialen die je hebt teruggevonden.
OPDRACHT 3
N
2
Afb. 1 EHBO-kistje
Hoe blus je veilig een brand? 1
Aan welke drie voorwaarden moet voldaan zijn opdat een brand kan ontstaan?
©
VA
Overleg met je klasgenoten. Vul de branddriehoek aan.
24
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
VUUR
2
Bekijk het filmpje over de soorten brandblussers en hun toepassingen.
BEKIJK DE VIDEO
Vul de tabel aan. Brandklasse
Brandend materiaal
Te gebruiken brandblussers
IN
VA
N
3
Welke aspecten van de branddriehoek neem je weg als je een brandblusser gebruikt?
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Er zijn ook foute blusmethodes. Zo kan het blussen van een vetbrand met water resulteren in vuurspatten en steekvlammen.
©
!
Denk dus goed na voor je aan het blussen gaat. Een vetbrand moet je altijd blussen met een vochtige doek.
FOUTE BLUSMETHODE
JUISTE BLUSMETHODE
Er zijn verschillende materialen in een labolokaal, elk met hun eigen
gebruiksaanwijzing. Bij twijfel over correct gebruik spreek je de leerkracht aan.
` Maak oefening 1 op p. 38.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
25
1.2 Het chemisch etiket
Op een chemisch product zit een etiket, net als bij een voedingsproduct. Op
een fles cola vind je bijvoorbeeld de hoeveelheid suikers of vetten. Voor een chemisch product hebben we meer specifieke informatie nodig. Het etiket
geeft dan de richtlijnen weer die aangeven hoe je veilig kunt werken met de stof.
Bekijk op afbeelding 7 wat er allemaal op een chemisch etiket terug te
IN
vinden is.
Elke chemische stof heeft zowel een naam als een formule. Op het etiket kun je de beide terugvinden, evenals een referentienummer (CAS) waaronder je de stof in elke databank terugvindt.
N
Natriumhydroxide NaOH
Afb. 7 Chemisch etiket
Gevaar
H314 veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel P 280.1+3-301+330+331-305+338 Beschermende handschoenen en oogbescherming dragen. NA INSLIKKEN: de mond spoelen. GEEN braken opwekken. BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten; contactlenzen verwijderen indien mogelijk; blijven spoelen. WGK 1
Mr: 40
©
Op een etiket kun je ook de WGK-code terugvinden. Die geeft aan hoe gevaarlijk een stof is als je ze zou lozen in de gootsteen. ‘WGK’ is een Duitse afkorting die je in het Nederlands kunt vertalen als ‘watergevarenklassen’. In het labo moeten we gevaarlijke stoffen dus apart inzamelen.
26
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
CAS
1310-73-2
VA
Veiligheidspictogrammen zijn universeel, je vindt ze ook terug in andere landen. Dat kan omdat ze visueel zijn, je hoeft de taal niet te spreken om de symbolen te kunnen begrijpen.
Signaalwoorden geven in het kort aan wat het grootste gevaar van de stof is. H- en P-zinnen zijn zinnen die aangeven wat de gevaren zijn van het werken met een stof, of welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen.
OPDRACHT 4
Waarvoor staan de letters H en P op een chemisch etiket? 1
Zoek op het internet op waarvoor de letter H staat in H-zinnen. a
Noteer de Engelse term:
c
Welke van de volgende zinnen geeft een gevaar weer en zou dus een H-zin kunnen zijn?
b Vertaal die term naar het Nederlands: Kan irritatie aan de luchtwegen veroorzaken Niet in de buurt van een vlam brengen Op een koude plaats bewaren
Zoek op het internet op waarvoor de letter P staat in P-zinnen.
IN
2
a
Noteer de Engelse term:
c
Welke van de volgende zinnen geeft een veiligheidsmaatregel weer en zou dus een P-zin kunnen zijn?
b Vertaal die term naar het Nederlands: Kan irritatie aan de luchtwegen veroorzaken Niet in de buurt van een vlam brengen Op een koude plaats bewaren
Scan de QR-code en ontdek de betekenis van alle H- en P-zinnen.
OPDRACHT 5
H- EN P-ZINNEN
N
3
Wat betekenen de chemische veiligheidspictogrammen?
VA
Vul de tabel aan door de correcte benaming te linken aan het veiligheidspictogram en de verklaring. Kies uit:
corrosieve of bijtende stof – giftige stof – houder onder druk – lange termijn gezondheidsgevaarlijk – ontplofbare of explosieve stof – ontvlambare stof – oxiderende of brand bevorderende stof – schadelijke stof – schadelijk voor het (aquatische) milieu Betekenis
Verklaring
Dit zijn explosieve stoffen. Ze kunnen op verschillende manieren tot
©
1
Betekenis
2
Verklaring
ontploffing gebracht worden.
Deze stoffen worden onder een verhoogde druk opgeslagen.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen zijn giftig, de manier van opname kan verschillen. Zo
3
kun je de stof via de huid binnenkrijgen, via de neus ...
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
27
Betekenis 4 Verklaring
Deze stoffen bevorderen brand.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen zijn schadelijk voor het milieu en moeten na gebruik
Betekenis 6 Verklaring
Betekenis
op de correcte manier verwerkt worden.
IN
5
Deze bijtende stof kan ernstige brandwonden veroorzaken.
N
7
Verklaring
Betekenis
VA
8
Deze stoffen zullen in de nabijheid van een vlam snel ontbranden.
Verklaring
voor verduidelijking.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen veroorzaken schade op lange termijn
9
©
Deze stof brengt een gevaar met zich mee, bekijk de H- en P-zinnen
(kankerverwekkend, giftig, beïnvloeden de vruchtbaarheid ...).
Het is belangrijk om een chemisch etiket te kunnen lezen. Zo kun je ook veilig omgaan met de stof.
Op het etiket kun je de volgende onderdelen terugvinden: naam en formule van de stof, veiligheidspictogrammen, signaalwoorden, H- en P-zinnen, WGK-code.
` Maak oefening 2 en 3 op p. 38.
28
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
1.3 Soorten labomateriaal
In het labo vind je heel wat soorten materialen die je nodig hebt om proeven uit te voeren. Het is belangrijk dat je weet over welk materiaal er gesproken wordt tijdens een labo. Daarom moet je de namen van de labomaterialen goed kennen. OPDRACHT 6
1
IN
Wat zijn de namen van de meest gebruikte labomaterialen?
Hieronder zie je het meestgebruikte materialen in een chemielokaal. Noteer de juiste naam van het labomateriaal bij de afbeelding. Kies uit:
afzuigerlenmeyer – balans – büchnertrechter – bunsenbrander – buret – draadnet – driepikkel –
dubbele noot – erlenmeyer – gegradueerde pipet – horlogeglas – kookkolf – kroestang – liebigkoeler – maatbeker – maatcilinder – maatkolf – mortier en stamper – petrischaal – pijpaardendriehoek –
pipetzuiger – pipetteerballon – proefbuis – proefbuisborstel – proefbuisklem – scheitrechter – spatel – spuitfles – statief – statiefklem – statiefring – thermometer – toestel van Hoffman – trechter –
VA
N
verbrandingskroes – verbrandingslepel – vigreuxkolom – volpipet – weegschuit
©
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
29
©
VA
30
IN
N
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
IN
N
©
VA
2
Ontdek via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal de verschillende materialen en hun toepassing.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
31
Een olifant weeg je niet met een keukenweegschaal, een scheutje azijn
meet je niet af met een emmer. Om een zo precies mogelijke meting te
doen, neem je een meetinstrument dat zo nauw mogelijk aansluit bij de
hoeveelheid (kwantiteit) die je nodig hebt. Net daarom zijn er maatcilinders en maatkolven beschikbaar in verschillende groottes, die telkens zeer
precies gegradueerd zijn. Om een welbepaald volume vloeistof precies te
meten gebruiken we geen maatbekers of erlenmeyers, maar wel maatkolven. Maatkolven hebben slechts één maatstreepje, maar zijn het meest precieze
glaswerk om één bepaald volume vloeistof af te meten. Het is aan jou om de
IN
juiste maatkolf te kiezen (100 mL, 250 mL, 500 mL, 1 L …).
Om een labo correct en veilig uit te voeren, moet je de namen en de
toepassingen van labomaterialen kennen. Laat de keuze van het materiaal
afhangen van de hoeveelheid stof die je nodig hebt en kies het juiste materiaal.
©
VA
N
` Maak oefening 4 op p. 39.
32
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
1.4 Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef?
Om een labo correct uit te voeren, moet je je voldoende voorbereiden voor de start. Tijdens het labo moet je alles goed noteren, nadien schrijf je een duidelijk verslag. We zetten alles op een rijtje. Voor de start van het labo: •
Onderzoeksvraag formuleren
•
Nagaan of je alle materialen herkent
•
• • •
Hypothese stellen indien mogelijk
Veiligheid van de chemische producten bekijken/opzoeken Nalezen en de werkwijze begrijpen
Nagaan welke waarnemingen je zeker moet noteren
Tijdens het labo: •
Alle benodigdheden nemen
•
Uitvoeren werkwijze
N
2
IN
1
• •
Waarnemingen noteren Opruimen
©
VA
•
Proefopstelling maken indien nodig
3
Na het labo: •
Chemisch afval verwijderen volgens opgelegde richtlijnen
•
Besluiten trekken
• • • •
Berekeningen maken
Kijken of je besluit overeenstemt met je eventuele hypothese Reflecteren over je eigen labowerk, je resultaten en je voorbereiding
Verslag inleveren
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
33
1.5 De algemene veiligheidsregels binnen een labo
OPDRACHT 7
Hoe ga je veilig te werk? 1
Waarom is een laboreglement belangrijk en wat houdt het in? Bekijk het filmpje.
2
Om te werken in een labo moet je vertrekken van goede afspraken. Die maak je samen regels en onderteken het voor akkoord.
BEKIJK DE VIDEO
IN
met je leerkracht in een contract. Lees het contract. Vul aan met de schoolgebonden
CONTRACT
Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig.
N
Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
VA
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
©
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig. Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden. Datum,
34
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
Naam en handtekening,
THEMASYNTHESE
de algemene regels CONTRACT Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig. Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
de betekenis van H- en P-zinnen
IN
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig.
de naam en toepassingen van het labomateriaal
Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden.
Naam en handtekening,
LABOMATERIALEN
zie p. 34
N
H- EN P-ZINNEN
Datum,
VA
om veilig in een labo te werken ken/kan ik:
de veiligheidspictogrammen
©
de basishandelingen
BEKIJK DE KENNISCLIP
het laboverloop
het chemisch etiket lezen
THEMA 01
THEMASYNTHESE
35
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • •
Ik kan de algemene regels binnen een labo opsommen.
Ik kan de verschillende veiligheidsmaterialen in een lokaal benoemen en de functie bespreken.
•
Ik kan de verschillende onderdelen van een chemisch etiket herkennen en de
•
Ik kan de H- en P-zinnen opzoeken, interpreteren en ernaar handelen.
•
Ik herken de veiligheidspictogrammen en weet hoe ernaar te handelen.
Ik weet hoe een labo veilig verloopt.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
N
` Je kunt deze checklist ook op
IN
•
informatie gebruiken om veilig te werken in een labo.
36
THEMA 01
CHECKLIST
CHECK IT OUT
Safety first!
©
VA
N
IN
Bekijk de tekening en bespreek wat er misloopt in het labo. Waarom is dat gevaarlijk?
!
In Sevesobedrijven houdt de regering vooral toezicht op de gevaren voor de wijde omgeving:
de mogelijkheid tot ontploffing en brand, het vrijkomen van giftige dampen en de gevaren voor het milieu. In het labo houden we rekening met alle veiligheidspictogrammen.
In het labo moet je niet enkel rekening houden met de wijde omgeving, maar ook met gevaren voor jezelf, je klasgenoten, de leerkracht, het klaslokaal, de school ... Het is dan ook belangrijk dat je je bewust bent van de gevaren. Door het stellen van regels en wetten, zoals de overheid doet voor Sevesobedrijven, blijven we mogelijke ongevallen een stapje voor.
THEMA 01
CHECK IT OUT
37
AAN DE SLAG
1
Tot welke brandklassen behoren de voorbeelden van branden die in een chemisch labo kunnen ontstaan? Welke brandblusser zou je gebruiken? Soort brand
natrium het gas dat je gebruikt om je bunsenbrander aan te steken (aardgas) alcohol
Brandblusser
IN
olie in een oliebad
2
Brandklasse
Geef aan of de zinnen H- of P-zinnen zijn. Gevaar voor massa-explosie bij brand.
Zin
H- of P-zin
Beschermende kledij dragen.
N
In contact met water komen ontvlambare gassen vrij die spontaan kunnen ontbranden. Schadelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing. Koel bewaren.
VA
Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/... apparatuur gebruiken.
3
Welke veiligheidspictogrammen kun je linken aan de H- en P-zinnen? Zin
Giftig bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing.
Kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden.
©
Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.
Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
Verwijderd houden van warmte/vonken/open vuur/ hete oppervlakken en andere ontstekingsbronnen. Niet roken. Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsels.
38
THEMA 01
AAN DE SLAG
Bijbehorend pictogram
4
Welke labomaterialen zou je gebruiken om … a
te voorkomen dat je morst tijden het mengen van vloeistoffen?
b exact 10 mL van een vloeistof te nemen? c
damp te condenseren naar een vloeistof?
d vaste fosfor te verbranden boven een bunsenbrander?
g
IN
f
vloeistof te koken boven een bunsenbrander?
een verbrandingskroes boven een bunsenbrander te houden?
een proefbuis boven een bunsenbrander te houden?
.
©
VA
` Verder oefenen? Ga naar
N
e
THEMA 01
AAN DE SLAG
39
Notities
VA
N
IN
©
40
THEMA 01
ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS
THEMA 02
CHECK IN
42
VERKEN
43
` HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? 45 45 48 51 52
IN
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’? 1.2 Stofeigenschap: massadichtheid 1.3 Stofeigenschappen: kook- en smeltpunt Hoofdstuksynthese
` HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel?
53
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels 2.2 Soorten mengsels
53 55
N
A Homogeen versus heterogeen B Homogene mengsels of oplossingen C Heterogene mengsels
Hoofdstuksynthese
55 56 57
60
` HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel van
stoffen scheiden?
VA
3.1 Scheidingstechnieken 3.2 Sorteren, zeven en filteren 3.3 Decanteren 3.4 Centrifugeren 3.5 Indampen 3.6 Destilleren Hoofdstuksynthese
61 61 62 64 65 66 67 70 71
CHECKLIST
73
©
THEMASYNTHESE PORTFOLIO
CHECK IT OUT
74
AAN DE SLAG
75
OEFEN OP DIDDIT
41
CHECK IN
Kun jij ook toveren? Uitdaging! Houd met deze reeks van experimentjes je ouders, broer of zus voor de gek. WAT HEB JE NODIG?
een glas
een handvol kiezelsteentjes een pak keukenzout
IN
water
HOE GA JE TE WERK?
Stap 1
Neem een glas uit de kast en vul het tot aan de rand met kiezelsteentjes.
Is het glas helemaal vol? Als je die vraag stelt, krijg je als antwoord vast: ‘ja, hoor’.
N
Stap 2
Neem een pakje keukenzout uit de kast en probeer of je nog zout kunt toevoegen aan het glas.
Je zult merken dat er nog heel wat keukenzout in het glas kan toegevoegd worden. De zoutkorrels gaan de ruimte die er nog restte tussen de grotere kiezelsteentjes
VA
immers opvullen. In het glas zit nu een mengsel van keukenzout en kiezelsteentjes. Is het glas nu helemaal vol? Opnieuw zal je publiek waarschijnlijk ‘ja’ antwoorden. Stap 3
Probeer vervolgens om water toe te voegen aan het glas met de kiezelsteentjes en het keukenzout.
Gelukt? Dan was het glas dus toch niet vol. Een deel van het keukenzout is ook opgelost in het water. Je hebt nu het glas gevuld met verschillende soorten stoffen, een mengsel van
©
stoffen.
Alles gelukt? Prima!
Nu komt het moeilijke werk: zou je de stoffen terug van elkaar kunnen scheiden?
Met enige kennis van mengsels en de nodige scheidingstechnieken moet dat zeker lukken.
` Welke mengsels zijn er? ` Welke scheidingstechnieken gebruiken we om de stoffen terug van elkaar te scheiden? We zoeken het uit!
42
THEMA 02
CHECK IN
?
VERKEN
Materie, voorwerp of stof? Het woord stof speelt een centrale rol in de chemie. Een chemicus maakt
dan ook een duidelijk onderscheid tussen een voorwerp en een stof. Chemie
houdt zich namelijk niet bezig met het bestuderen van voorwerpen, maar wel met de studie van stoffen waaruit alles wat leeft (mens, dier, plant …) en alles wat niet leeft (aarde, water, lucht …) is opgebouwd. Ken jij het verschil tussen een stof en een voorwerp nog?
Vul de tabel aan.
IN
OPDRACHT 1
Het Van Dale-woordenboek geeft verschillende definities voor het woord ‘glas’. Is glas nu een stof of een voorwerp?
Betekenis 'glas' Je hebt gezocht op het woord: glas.
glas (het; o; meervoud: glazen; verkleinwoord: glaasje) doorzichtige harde stof
2
glazen plaat = ruit: zijn eigen glazen ingooien, zijn eigen zaak bederven
3
glazen beker: een glas wijn; te diep in het glaasje kijken, zich bedrinken
N
1
stof
voorwerp
stof
voorwerp
stof
voorwerp
Het woord ‘glas’ kan dus zowel verwijzen naar het voorwerp waaruit we drinken, als naar de stof waaruit dat
©
VA
voorwerp is gemaakt.
Wanneer ‘glas’ duidt op een voorwerp, wordt het meestal gebruikt als een
verzamelnaam van stoffen: een raam bevat niet alleen de stof glas, maar ook een aluminium kader. Voor chemici is het raam een voorwerp en zijn glas en aluminium de stoffen of de materialen waaruit het raam is opgebouwd.
THEMA 02
VERKEN
43
OPDRACHT 2
Herken het verschil tussen een stof en een voorwerp. Kijk eens rond in het klaslokaal en noteer enkele voorwerpen en stoffen. Voorwerp
Stof
IN
Een voorwerp is opgebouwd uit stoffen.
OPDRACHT 3
N
De verzameling van alle stoffen in de natuur wordt materie genoemd.
Wat is het verschil tussen materie, voorwerp en stof?
HUIS
Vul de begrippen in het schema aan.
VA
materie – voorwerp – stof
BAKSTENEN
©
44
THEMA 02
VERKEN
KLEI
WATER
HOOFDSTUK 1
Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? LEERDOELEN
L het verschil tussen materie,
IN
Je kunt al:
Je leert nu:
Stoffen kunnen verschillende eigenschappen hebben.
L uitleggen wat stofeigenschappen
Suiker en zout herken je misschien door de vorm en de grootte
voorwerp en stof toelichten. zijn (en ze onderscheiden van voorwerpeigenschappen);
L de begrippen aggregatietoestand, massadichtheid, smeltpunt, een stof kennen;
van elkaar onderscheiden door eraan te ruiken.
van de kristallen. In je eigen keuken kun je de stof zelfs proeven, als je zeker bent dat het om eetbare stoffen gaat.
Kortom, door je zintuigen te gebruiken, zijn er al heel wat
eigenschappen op basis waarvan je informatie kunt afleiden over de identiteit van de stof.
Maar wat als je je zintuigen niet mag gebruiken? Wat als het niet gaat over eetbare stoffen? In een chemisch labo is proeven niet
N
kookpunt, deeltjesgrootte van
Zo kun je thuis een glas met azijn en een glas gevuld met water
L stoffen onderscheiden op basis
toegestaan! Je zou een giftige stof kunnen aanraken of inslikken. Ook ruiken gebeurt op een veilige manier. Maar zo wordt het natuurlijk moeilijker om stoffen te onderscheiden.
VA
van stofeigenschappen.
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’?
Je kent het verschil tussen een voorwerp en een stof, maar
OPDRACHT 4
kunnen we stoffen ook onderling onderscheiden van elkaar?
Vergelijk olijfolie met water.
Op basis van welke eigenschappen maak je hier een onderscheid
©
tussen de olijfolie en het water? • •
Meng nu beide vloeistoffen en noteer je waarneming. •
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
45
Je hebt al enkele eigenschappen gebruikt om stoffen van elkaar te
onderscheiden. Zo kun je olijfolie van water onderscheiden op basis van
kleur, stroperigheid (viscositeit), oplosbaarheid in water ... Zoals hierboven beschreven, kon je azijn dan weer van water onderscheiden door zijn kenmerkende geur. OPDRACHT 5
Onderscheid de stoffen op basis van hun eigenschappen.
2
Noteer in de tweede kolom de stoffen die je in de eerste kolom ziet. Kies uit: bloem – goud – koper – olijfolie – plastic (pvc) – suiker – water
IN
1
Noteer in de derde kolom de eigenschappen die je tot dat besluit brachten. Afbeelding 1
Stof
2
N
Op basis van deze eigenschap(pen)
3
VA
4
5
©
6
7
46
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
Om stoffen te herkennen heb je gebruikgemaakt van eigenschappen: • •
•
Je hebt gekeken naar de aggregatietoestand van de stof. Zo zijn sommige stoffen immers vloeibaar bij kamertemperatuur en andere stoffen vast.
Lucht bestaat voornamelijk uit gasvormige stoffen bij kamertemperatuur.
Een metaal (zoals zilver, goud) onderscheid je van glas of plastic door zijn typische glans.
Maar je hebt misschien ook gebruikgemaakt van de verdelingsgraad (de fijnheid van de korrels) van bloem ten opzichte van de
verdelingsgraad van suiker om die van elkaar te onderscheiden.
We maken dan ook een onderscheid tussen twee soorten eigenschappen:
Afb. 8
2
Eigenschappen die afhangen van het voorwerp (en dus veranderlijk zijn)
IN
1
= voorwerpeigenschappen
Eigenschappen die typisch (eigen) zijn aan een welbepaalde stof = stofeigenschappen
Voorwerpen kunnen uit een of meerdere stoffen bestaan.
Stoffen hebben eigenschappen of kenmerken die bij de stof horen en niet veranderen. Dat noemen we onveranderlijke eigenschappen of
N
stofeigenschappen. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn glans, verdelingsgraad, aggregatietoestand.
OPDRACHT 6
VA
Gaat het om voorwerp- of stofeigenschappen? 1
Zet een kruisje bij het juiste type eigenschap.
Voorwerpeigenschap
Stofeigenschap
Er bestaan blauwe, groene, gele, rode, paarse … legoblokken.
Water is gasvormig boven 100 °C, vloeibaar bij kamertemperatuur en vast onder 0 °C.
Suiker lost goed op in water, maar olie blijft drijven op water.
©
Mijn bril heeft een ronde vorm, de zonnebril van mijn buur is eerder
2
hoekig.
Kun je de stofeigenschappen uit vraag 1 ook benoemen? Som op wat je weet.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
47
Voor een chemicus zijn het uiteraard de stofeigenschappen die van belang
WEETJE
zijn. Je maakte in de voorbije studiejaren, bij verschillende vakken, al kennis
Voor de drie aggregatie-
met stofeigenschappen zoals aggregatietoestand en glans.
toestanden worden de afkortingen v (vast), vl
(vloeistof) en g (gas) gebruikt. Vaak worden echter ook de
Engelse afkortingen gebruikt. AfAfkorting in het korting in het NederEngels lands
vast
v
vloeistof
vl
gas
g
welbepaalde temperatuur voorkomt: vast, vloeibaar of gasvormig.
De stofeigenschap glans geeft weer of een stof een zachte schittering heeft als
er licht op invalt. Zo hebben metalen (goud, zilver, koper …) een typische glans.
s (solid)
l (liquid) g (gas)
IN
Aggregatietoestand
De stofeigenschap aggregatietoestand is de vorm waarin een stof bij een
We bekijken nu nog enkele andere stofeigenschappen. Sommigen daarvan zul je ook nog in het vak fysica tegenkomen, of ben je misschien al eerder tegengekomen in de lessen natuurwetenschappen of STEM.
N
1.2 Stofeigenschap: massadichtheid
Twee voorwerpen met hetzelfde volume hebben niet noodzakelijk dezelfde massa: een liter water weegt immers meer dan een liter lucht. Twee
voorwerpen met dezelfde massa hebben ook niet noodzakelijk eenzelfde
volume: 1 kg pluimen en een 1 kg lood wegen evenveel, maar het volume
VA
pluimen zal natuurlijk groter zijn.
OPDRACHT 7
Ken je deze grootheden en eenheden nog?
Net als in fysica zijn er bij chemie grootheden en eenheden die je nodig hebt om berekeningen uit te voeren. Vul de tabel aan.
Grootheid
volume
©
massa
Symbool
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
Symbool
Massa en volume zijn twee voorwerpeigenschappen: ze verschillen immers naargelang het voorwerp. Een goudstaaf heeft een grotere massa en een
groter volume dan een gouden ring, hoewel het bij beide over de stof goud gaat.
48
SI-eenheid
Massadichtheid is niets anders dan de hoeveelheid massa per volume-
eenheid. Hoe meer deeltjes in hetzelfde volume voorkomen (hoe groter de massa), hoe groter de massadichtheid (zie afbeelding 9).
En dit is dan weer wél typisch voor een welbepaalde stof: het is een stofeigenschap.
kleine massadichtheid
IN
grote massadichtheid
Afb. 9 Demonstratie van verschil in massadichtheid tussen twee voorwerpen door de massa te vergelijken voor hetzelfde volume
N
Deze nieuwe grootheid, massadichtheid, heeft dus ook weer haar eigen symbool en eenheid: Grootheid
Symbool - formule
©
VA
massadichtheid
t=
m V
SI-eenheid
Symbool
kilogram per
kg m3
kubieke meter
TIP
Denk aan je omzettingen! Zo is de eenheid
g kg = 10-3 3 cm m3
en 1 liter = 1 dm3 en 1 m3 = 1 000 dm3 = 1000 L WEETJE
Wil je nog dieper ingaan op de formule? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Als je olijfolie en water samenbrengt in een proefbuis, merk je dat die stoffen niet mengen, maar twee laagjes vormen. De twee stoffen lossen immers niet
op in elkaar. Maar als gevolg van een verschil in massadichtheid zal één stof gaan bovendrijven, namelijk de stof met de kleinste massadichtheid. Een mooie cocktail maken steunt volledig op de eigenschap van
massadichtheid. Verschillende dranken hebben een verschillende massadichtheid en vormen dus mooie laagjes in je glas.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
49
OPDRACHT 8
Vergelijk twee stoffen (bij kamertemperatuur) binnen één rij en vul de tabel aan.
water
kg t .103 3 m
1,0
ethanol (drankalcohol)
water
0,789
1,03
glazen knikker
melk
glycerine
kg t .103 3 m
t1 ••• t2 (vul in: >, <, =)
2,70
2,2-2,6
0,75-0,95
1,03
1,26
N
13,55
zeewater
aluminium
olie
1,0
kwik
Stof 2
Massadichtheid
Gevolg (vink aan wat past) Aluminium zinkt in water.
Aluminium drijft in water.
De knikker zinkt in alcohol.
De knikker drijft in alcohol.
IN
Stof 1
Massadichtheid
De olielaag zit boven de waterlaag.
De olielaag zit onder de waterlaag.
De kwiklaag zit boven de melklaag.
De kwiklaag zit onder de melklaag.
De laag glycerine zit boven de laag zeewater.
De laag glycerine zit onder de laag zeewater.
VA
OPDRACHT 9 ONDERZOEK
Onderzoek nu zelf hoe je de massadichtheid van stoffen kunt bepalen. Voer het virtueel labo rond massadichtheid uit. Je vindt het op p. 237.
De stofeigenschap massadichtheid geeft de verhouding weer tussen de
massa van een stof en het volume dat die stof inneemt bij een bepaalde
©
temperatuur. Ook die stofeigenschap is specifiek en eigen aan de stof.
50
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
Afb. 10 Smeltpunt en kookpunt als scheidingslijn
OPDRACHT 10
Vul de tabel aan. Smeltpunt ƟS(°C)
aluminium goud ijzer kwik
1 064 1538
–38,83 1 084
van hun kookpunt en hun smeltpunt.
zilver
water
ethanol
(drankalcohol) keukenzout
2 467
2 750
2 808 357
2 570 2 155
–114
78
113
445
801
©
zwavel
962
Aggregatietoestand bij 1 000 °C
Aggregatietoestand bij 20 °C
Aggregatietoestand bij 0 °C
VA
koper
660
Kookpunt Ɵk(°C)
massadichtheid, je kunt ook gebruikmaken
N
Stof
onderscheiden op basis van hun
IN
condenseren stollen
vast onder het smeltpunt is een stof meestal in de vaste fase.
smelten
SMELTPUNT
vloeibaar tussen het smeltpunt en het kookpunt is een stof meestal in de vloeibare fase.
Je kunt stoffen niet alleen van elkaar sublimeren
KOOKPUNT
gasvormig boven het kookpunt is een stof meestal in de gasfase.
verdampen
desublimeren
1.3 Stofeigenschappen: kook- en smeltpunt
1 465
Het kookpunt van een stof is de temperatuur waarbij de stof overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase.
Het smeltpunt van een stof is de temperatuur waarbij de stof overgaat van de vaste fase naar de vloeibare fase.
` Maak oefening 1 op p. 75.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
51
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. We komen aan het einde van dit hoofdstuk, dus wordt het tijd dat je even samenvat wat je daaruit moet kennen. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast het basisbegrip uit dit thema: stofeigenschap.
N
IN
Probeer nu zelf een mindmap rond dat begrip te maken.
©
VA
STOFEIGENSCHAP
52
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
Is het een zuivere stof of een mengsel? LEERDOELEN Je kunt al: stofeigenschappen.
Je leert nu:
L een definitie geven voor het begrip zuivere stof; L een definitie geven voor het begrip mengsel;
L zuivere stoffen en mengsels van elkaar onderscheiden;
L het onderscheid maken tussen homogene en heterogene mengsels;
We hebben het in het vorige hoofdstuk
IN
L stoffen van elkaar onderscheiden op basis van
hoe je dus stoffen van elkaar kunt
onderscheiden. Maar eigenlijk hadden
we het daar steeds over hoe je zuivere
stoffen van elkaar kunt onderscheiden. In dit hoofdstuk gaan we nu ook mengsels van stoffen bekijken.
Sommige van die mengsels hebben
een specifieke naam, en heb je vast al horen waaien: ‘rook’, ‘schuim’ …
N
L mengsels classificeren als homogeen of heterogeen mengsel;
gehad over stofeigenschappen en
L mengsels benoemen als rook, nevel, oplossing, schuim,
tussen zuivere stoffen en mengsels en bekijken vervolgens elk type mengsel eens van dichterbij.
VA
suspensie, emulsie, aerosol of legering.
We onderzoeken eerst het onderscheid
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels
OPDRACHT 11
Markeer wat volgens een chemicus een zuivere stof is. ijzer
leidingwater
©
goud
lucht
zuurstofgas
Lucht bestaat eigenlijk uit een verzameling van stoffen, zoals N2 (stikstofgas), O2 (zuurstofgas), CO2 (koolstofdioxide), waterdamp, roetdeeltjes …
Ook in het leidingwater dat wij drinken, zit meer dan alleen maar (zuiver) water. Net zoals in flessenwater trouwens: kijk maar eens op het etiket (afbeelding 11). Als we het in de lessen chemie over water hebben, bedoelen we dus de zuivere stof water!
Afb. 11 Etiket flessenwater
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
53
WEETJE Is het je al opgevallen dat je leerkracht tijdens een proef geen
leidingwater, maar gedemineraliseerd water gebruikt? Zoals de term al aangeeft, zijn verschillende mineralen uit het water verwijderd,
waardoor de graad van zuiverheid verhoogt. Op die manier verkleint je leerkracht het risico dat andere stoffen in het water een invloed hebben op de reactie.
Je leerkracht kan ook kiezen voor gedestilleerd water. Dat water is nog zuiverder; dankzij de scheidingstechniek destillatie zijn nog meer onzuiverheden uit het water verwijderd. Het wordt vaak
IN
gebruikt in het dagelijks leven, bv. voor het navullen van loodaccu’s of in strijkijzers om kalkvrij stoom te produceren (alhoewel dat met gedemineraliseerd water ook prima werkt).
Wil je meer weten over het verschil tussen zuiver water en kraantjeswater? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Zoals je hebt geleerd in de eerste graad, wordt een verzameling van
verschillende stoffen een mengsel genoemd. Een mengsel bevat dus twee of
N
meer stoffen, die we bestanddelen of componenten noemen.
Een (zuivere) stof wordt gekenmerkt door welbepaalde waarden voor een hele reeks stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, massadichtheid …) Bij een zuivere stof zijn die waarden constant en karakteristiek (typisch voor de stof).
VA
Bij een mengsel van zuivere stoffen zullen de eigenschappen zoals kookpunt, smeltpunt, massadichtheid ... afhankelijk zijn van de samenstelling van het mengsel.
` Maak oefening 2.
WEETJE
©
Kookpunt versus kooktraject Een zuivere stof heeft een constant, vast kookpunt: tijdens het koken blijft de temperatuur constant.
Een mengsel wordt gekenmerkt door een kooktraject: tijdens het koken verandert de temperatuur. temperatuur (°C)
g vl + g kookpunt vl
Grafiek 1 Zuivere stof met vast kookpunt
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
g kooktraject
vl + g
vl zuivere stof (bv. demiwater)
54
temperatuur (°C)
mengsel (bv. zout + water) tijd (s)
Grafiek 2 Mengsel met kooktraject
tijd (s)
2.2 Soorten mengsels
Soms zie je aan een mengsel dat het bestaat uit meerdere componenten: we spreken dan over een heterogeen mengsel. Soms kun je de componenten niet meer onderscheiden: we spreken dan over een homogeen mengsel.
Homogeen versus heterogeen
A
Welke soorten mengsels worden gevormd?
IN
OPDRACHT 12 DEMO
Je leerkracht plaatst vier erlenmeyers op tafel. In elke erlenmeyer zit 20 mL zuiver water.
Aan erlenmeyer 1 wordt zand toegevoegd, aan erlenmeyer 2 zout, aan erlenmeyer 3 olijfolie en aan
erlenmeyer 4 alcohol. De twee stoffen worden lichtjes gemengd, waarna ze op de tafel geplaatst worden. 1
Noteer je waarnemingen. Schrap wat niet past. Erlenmeyer 1: water + zand Lost op / Lost niet op
Erlenmeyer 3: water + olijfolie
Lost op / Lost niet op
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
Breng de vier mengsels onder in de juiste groep.
Erlenmeyer 4: water + alcohol
Lost op / Lost niet op
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
VA
2
Lost op / Lost niet op
N
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
Erlenmeyer 2: water + zout
Homogeen mengsel
©
Voorbeeld
Heterogeen mengsel
Uit opdracht 12 kunnen we besluiten dat je na het mengen soms nog steeds de verschillende componenten van het mengsel ziet, maar soms ook niet.
Op basis van je waarnemingen kun je de mengsels in twee groepen indelen: homogene mengsels: slechts één soort component te zien; heterogene mengsels: verschillende soorten componenten te zien.
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
55
B
Homogene mengsels of oplossingen
OPDRACHT 13
Geef enkele voorbeelden van homogene mengsels Vul de tabel aan. Homogene mengsels kunnen onderverdeeld worden naar de aggregatietoestand van hun componenten. Probeer van elke combinatie een voorbeeld te geven. Aggregatietoestand component 1
Aggregatietoestand component 2
v
v
brons (een mengsel van koper en tin)
vl
vl
vl
g
vl
g
N
g
IN
v
Voorbeeld
Een ander woord voor homogene mengsels is oplossingen (waarbij nog het
onderscheid vaste, vloeibare en gasvormige oplossingen wordt gemaakt). Een homogeen mengsel van twee metalen heeft nog een specifiekere naam: dat
©
VA
noemen we een legering.
Afb. 12 Het beeld van Manneke Pis is uit brons vervaardigd. Brons is een legering van koper en tin.
Homogene mengsels of oplossingen zijn mengsels waarin je de verschillende componenten niet meer van elkaar kunt onderscheiden met het blote oog. Een homogeen mengsel van twee vaste metalen wordt een legering genoemd.
56
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
C
Heterogene mengsels
Heterogene mengsels zijn mengsels waarin je de verschillende componenten met het blote oog kunt onderscheiden. In tegenstelling tot homogene
mengsels, hebben de heterogene mengsels allemaal een specifieke naam.
Bij die naamgeving hangt de indeling samen met de aggregatietoestand van de opgeloste stof in het oplosmiddel (= stof die overheerst). OPDRACHT 14
Voorbeeld
Specifieke naam van het heterogene mengsel rook
1
IN
Vul de tabel aan. Aggregatietoestand opgeloste stof
schuim
©
suspensie
emulsie
N
roetdeeltjes boven een kampvuur 2
mist
VA
nevel
Aggregatietoestand oplosmiddel (= stof die overheerst)
3
opgeklopt eiwit 4
een aardbeiensmoothie 5
een vinaigrette (van olie en azijn) voor op een slaatje
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
57
In opdracht 14 merk je dat verschillende soorten heterogene mengsels bestaan die we in een volgend schema kunnen weergeven:
nevel
schuim
suspensie
emulsie
Oplosmiddel
v
g
vl g
g
in:
vl
v
vl
vl
vl
IN
rook
Opgeloste stof
Heterogene mengsels zijn mengsels waarin je de verschillende componenten kunt onderscheiden met het blote oog. • •
uit vaste deeltjes, verdeeld in een oplosmiddel in de gasfase.
Nevel is de specifieke naam voor een heterogeen mengsel van
vloeistofdeeltjes in een gasfase. Net als bij rook is de gasfase hier het oplosmiddel.
Schuim is de naam voor een heterogeen mengsel van gasdeeltjes in een
vloeistoffase. We zien hier het tegenovergestelde van een nevel: bij schuim is de vloeistoffase het oplosmiddel, terwijl bij een nevel de gasfase het
N
•
Rook is een heterogeen mengsel dat ontstaat bij verbranding. Rook bestaat
•
Je spreekt van een suspensie als vaste deeltjes te onderscheiden zijn in
een vloeistof.
Een emulsie ten slotte, is een combinatie van twee te onderscheiden vloeistoffen.
VA
•
oplosmiddel is.
WEETJE
Om een heterogeen mengsel van
vloeistoffen (die moeilijk in elkaar oplossen) om te zetten in een
meer homogeen geheel, wordt
©
een emulgator toegevoegd. Zonder emulgator gaat het
mengsel spontaan ontmengen. Zo wordt bijvoorbeeld eigeel
toegevoegd als emulgator voor de
bereiding van mayonaise (water in olie).
Meer weten over emulsies? Bekijk dan de video. BEKIJK DE VIDEO
58
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
Nu wordt het moeilijker: je hebt vast al weleens het woord aerosol horen
vallen. Was je als kind vaak verkouden of moest je vaak hoesten? Dan zou het kunnen dat je ‘aan de aerosol’ moest. Ook mensen met astma moeten vaak hun puffer bovenhalen.
Een aerosol is een heterogeen mengsel waarin de opgeloste fase een vaste stof, vloeistof of combinatie van beide is en het oplosmiddel een gas (meestal lucht).
Afb. 13 Aerosol
OPDRACHT 15
DOORDENKER
Opgeloste stof
nevel
schuim
suspensie
emulsie
WEETJE
v
vl g v
vl
Oplosmiddel
in:
g g
vl
vl
vl
N
rook
IN
Bekijk opnieuw het schema op p. 58 en markeer wat onder de noemer ‘aerosol’ valt.
Smog in India en het effect van de maatregelen tegen
VA
COVID-19 in maart 2020
Door de grote hoeveelheid voertuigen (die vaak nog erg vervuilend zijn) in
India, zitten er ongelooflijk veel microscopisch
kleine deeltjes fijn stof
Afb. 14 oktober 2019 vs. april 2020, New Delhi
in de lucht. Men noemt dat ‘smog’ (smoke + fog = rook + nevel). Dat is niet alleen heel vervelend als je de monumenten in New Delhi wilt bekijken, maar vooral erg schadelijk voor de gezondheid. De stofdeeltjes
©
kunnen zich immers in de longen en andere organen nestelen en schade toebrengen.
De maatregelen die India in maart 2020 invoerde om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan (sluiten van markten, fabrieken en winkels; stilleggen van het openbaar vervoer), hadden een enorme
positieve impact op de luchtkwaliteit van het land. Uit metingen bleek dat de hoeveelheid fijn stof in de lucht met maar liefst 71 % was gedaald.
Het begrip aerosol is een verzamelnaam voor heterogene mengsels van vaste stoffen of vloeistoffen in een gas. De begrippen rook en nevel zijn dus beide voorbeelden van aerosols.
` Maak oefening 3 t/m 6 op p. 75-77.
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
59
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast enkele begrippen uit dit thema. Probeer nu zelf een mindmap rond die begrippen aan te vullen.
MATERIE
MENGSEL
IN
ZUIVERE STOF
©
VA
N
homogeen mengsel
60
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 2
heterogeen mengsel
HOOFDSTUK 3
Hoe kunnen we een mengsel van stoffen scheiden? LEERDOELEN
L mengsels onderscheiden van zuivere stoffen;
IN
Je kunt al:
L mengsels onderverdelen in heterogeen/homogeen;
L een verdere onderverdeling maken binnen de homogene en heterogene mengsels.
Je leert nu:
L voor een mengsel een geschikte scheidingstechniek voorstellen;
L voor de geschikte scheidingstechniek verklaren op welke
in een oudere benaming: scheikunde. Dat betekent letterlijk: ‘de kunst
om te scheiden’. De leerstof voor
dit vak omvat uiteraard veel meer,
N
eigenschap de scheiding gebaseerd is;
Het vak dat je nu volgt is chemie, of
L uitleggen wat een scheidingstechniek is;
L de principes zeven, filtreren, decanteren, centrifugeren,
VA
indampen en destilleren beschrijven.
maar we beginnen met inzoomen
op het scheiden. We bekijken welke
scheidingstechnieken er zijn, waarop ze gebaseerd zijn en wanneer je ze kunt toepassen.
©
3.1 Scheidingstechnieken
Elk soort mengsel heeft een eigen scheidingstechniek. Als je thuis pasta hebt gekookt en die afgiet door een vergiet, dan ben je aan het scheiden: via het
vergiet scheid je pasta van het water. Je baseert je daarbij op het verschil in aggregatietoestand tussen de pasta en het water.
Scheiden is het tegenovergestelde van mengen. De methodes die we gebruiken om mengsels te scheiden in hun afzonderlijke componenten steunen op verschillen in stofeigenschappen.
We gaan dieper in op enkele scheidingstechnieken: sorteren, zeven, filtreren, decanteren, centrifugeren, indampen en destilleren.
Uiteraard bestaan er nog meer scheidingstechnieken, die mogelijk tijdens een ander labo met je leerkracht verder aan bod komen.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
61
OPDRACHT 16 ONDERZOEK Voer het labo rond scheidingstechnieken uit. Je vindt het op p. 241.
3.2 Sorteren, zeven en filteren
IN
Even terug naar je prille jeugdjaren! Je hebt als kind misschien wel met
zand en water gespeeld. Zonder dat je het besefte, was je als toekomstig scheikundige mengsels aan het scheiden op het strand. Je gebruikte eenvoudige methodes die de stoffen niet veranderden.
Allereerst liet je het emmertje even staan; op die manier zonken het zand
en de schelpen naar de bodem en kon je het water al grotendeels afgieten. Je liet het zand en de schelpen dus bezinken.
De schelpjes uit het zand halen kon je met je handen. Je kon ze opzij leggen en sorteren per soort, door het verschillend uitzicht. De schelpjes waren
ook merkelijk groter dan de rest en je maakte gebruik van dat verschil in
N
deeltjesgrootte om ze er makkelijk uit te pikken.
Maar eens je alle schelpjes eruit gehaald had, merkte je ongetwijfeld dat er
nog onzuiverheden in het zand zaten. Omdat het verschil in deeltjesgrootte
tussen de componenten van je mengsel nu kleiner was, was het niet meer zo eenvoudig om die kleine dingetjes met de hand van het zand te scheiden. Je
VA
speelgoedsetje zorgde waarschijnlijk voor de oplossing: door het mengsel te zeven was je in staat om uiteindelijk zand in je emmertje te verkrijgen. Door te sorteren kun je stoffen met gelijkaardige eigenschappen
onderverdelen. Zeven is een eenvoudige techniek om een heterogeen
mengsel te scheiden. Die techniek steunt op een verschil in deeltjesgrootte tussen de twee componenten. De grotere korrels kunnen niet door de zeef,
©
maar de kleinere component(en) wel.
WEETJE Meer weten over grote zeven in de industrie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
62
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
WEETJE In de lessen aardrijkskunde heb je
het vast al gehad over verschillende soorten bodems: kleibodems,
zandbodems, leembodems, of een combinatie daarvan. Om de
bodemsamenstelling te bepalen, maakt een bodemkundige onder
andere gebruik van een set zeven met een verschillende zeefopening. Zo zijn kleikorrels kleiner dan 2 µm, leem zit tussen 2 en 50 µm en
IN
zandkorrels zijn groter dan 50 µm.
In veel gevallen moeten we echter componenten scheiden met een nog veel kleiner verschil in deeltjesgrootte. We kiezen dan voor de techniek van
filtreren. Een goed gekozen filter heeft net de juiste structuur om de ene component, het filtraat, wel door te laten en de andere component, het
mengsel van een vaste stof en een vloeistof
©
VA
N
residu, tegen te houden.
staaf
filtreerpapier trechter residu
filtraat
Afb. 15 Filtreren
Filtreren of filtratie is een eenvoudige scheidingstechniek om een heterogeen mengsel te scheiden. Die techniek steunt op het verschil in deeltjesgrootte:
vaste korrels zijn immers groter dan vloeistof- of gasdeeltjes. De vaste korrels kunnen niet door de poriën van de filter, maar de vloeistof of het gas wel. De
vaste deeltjes die achterblijven, worden het residu genoemd. Wat door de filter gaat, is het filtraat.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
63
WEETJE Filtreren met mondmaskers (vl-g) Filtreren of filteren gebeurt met vaste stoffen en vloeistoffen, maar ook met gassen. Denk maar aan het dragen van mondmaskers om
vochtdeeltjes die mogelijke virussen meedragen, te
scheiden van de ingeademde lucht. Tegen het zeer besmettelijke coronavirus beschermden mensen overal ter wereld
IN
zich met een dergelijk ‘filtermasker’.
VOORFILTER Afb. 16
KOOLSTOFFILTER
HEPA-FILTER
Ook het regelmatig reinigen van bv. de filters in
N
je huis (dampkap, droogkast, ventilatiesysteem ...)
is uiteraard erg belangrijk; zo blijven de filters hun
werk doen en ongewenste deeltjes scheiden van de rest.
Meer weten over filtratie in de industrie?
VA
Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
©
3.3 Decanteren
Tijdens een filtratie bekom je zowel de vloeistof als de vaste stof uit het
heterogene mengsel. Een variant daarop is het decanteren (of afschenken). Bij die techniek gebruik je geen filter. Door de vloeistof voorzichtig af te
gieten, worden beide fasen van elkaar gescheiden. Dat er twee (of meer)
lagen gevormd worden, die je van elkaar kunt scheiden door af te gieten, komt door het verschil in massadichtheid van de componenten.
De afzonderlijke componenten (of fasen) zullen niet even zuiver zijn als bij Afb. 17 Decanteren van wijn
64
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
een filtratie, maar misschien volstaat het resultaat wel voor jou. Een extra filtratie achteraf is nog altijd een mogelijkheid.
Misschien heb je al van deze techniek gehoord bij het schenken van rode
wijn? De vaste deeltjes zinken naar de bodem en door de wijn voorzichtig te schenken (decanteren) blijven de vaste deeltjes achter in de wijnfles. Decanteren is een scheidingstechniek om een heterogeen mengsel
(vast-vloeibaar of vloeibaar-vloeibaar) te scheiden. De techniek steunt op het feit dat elke stof zijn eigen massadichtheid heeft en daardoor afzonderlijke
lagen zal vormen (eventueel na verloop van tijd). Die lagen kunnen, min of meer,
3.4 Centrifugeren
IN
van elkaar gescheiden worden door het afgieten van de bovenste laag.
Decanteren hangt onder andere af van de handigheid van de gebruiker (de fles rode wijn niet te snel uitgieten en onder de juiste hoek ...).
Maar ook het geduld van de wetenschapper wordt soms op de proef gesteld:
je mengsel moet immers lang genoeg in rust blijven om voldoende scheiding
N
van de verschillende componenten te krijgen. De zwaartekracht moet zijn werk kunnen doen.
Het is daarom soms interessant om de scheiding van de componenten te
versnellen. We helpen de zwaartekracht dan een beetje door het mengsel snelle cirkelvormige bewegingen te laten maken. Bij een slazwierder
©
VA
scheiden we zo de sla van het waswater. Ook de droogkast bij je thuis gaat de inhoud van de machine zeer snel ronddraaien, zodat het linnen wordt gedroogd doordat het water uit je kleren wordt gezwierd.
Die speciale techniek om componenten te scheiden op basis van
massadichtheid noemen we centrifugeren. De deeltjes met de grootste
massadichtheid worden bij de draaibeweging tegen de buitenwand geduwd. Met speciale apparaten, centrifuges, kan men zo in een labo componenten met een gering verschil in dichtheid scheiden. Die techniek wordt onder
andere gebruikt om bloedcellen en bloedplasma van elkaar te scheiden. plasma
bloedplaatjes + witte bloedcellen rode bloedcellen
Afb. 18 Centrifugeren van bloed
Afb. 19 De componenten van bloed na centrifuge
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
65
WEETJE Wil je meer weten over centrifugatie in de industrie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
IN
Centrifugeren of centrifugatie is een scheidingstechniek om een heterogeen
mengsel (vast-vloeibaar of vloeibaar-vloeibaar) te scheiden in verschillende componenten (net zoals decanteren).
Ze steunt op het feit dat elke stof zijn eigen massadichtheid heeft en er daardoor afzonderlijke lagen gevormd zullen worden. Met behulp van
machines (die het effect van de zwaartekracht versterken) zullen die lagen
beter en sneller van elkaar gescheiden kunnen worden dan via decanteren
3.5 Indampen
N
alleen.
Het is mogelijk dat je door filtreren of decanteren een helder filtraat bekomt.
VA
Hoewel het lijkt alsof dat een zuivere stof is, kan dat filtraat nog steeds
andere opgeloste stoffen bevatten. Het filtraat kan immers zelf nog een
oplossing zijn (= homogeen mengsel van een vaste en vloeibare fase of twee vloeibare fasen). Als de opgeloste stof en het oplosmiddel een voldoende
groot verschil in kookpunt hebben, is dat echter geen probleem. Door op te warmen tot de temperatuur van de fase met het laagste kookpunt
(‘de meest vluchtige stof’), kun je beide fasen van elkaar scheiden.
Zo verdampt water veel sneller dan keukenzout. Door een zoutoplossing op te warmen tot 100 °C, zal enkel het water verdampen en het zout
©
(als kristallen) achterblijven. Op die manier kunnen oplossingen dus ook gescheiden worden in de opgeloste stof en het oplosmiddel.
Afb. 20 Opwarmen van zoutoplossing
66
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
WEETJE De techniek van indampen wordt onder meer gebruikt voor het
scheiden van zout uit zeewater. Daardoor ontstaan de bekende zoutbanken, die je vaak ziet in de Vendée-streek aan de
Franse kust, of in Bolivia.
Wil je de indamping van zout (NaCl) zien gebeuren
IN
onder een microscoop? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Indampen is een scheidingstechniek die gebruikt wordt om een homogeen
mengsel (vast-vloeistof of vloeistof-vloeistof) te scheiden. Door het opwarmen van het mengsel en het verschil in kookpunt, verdampt de vloeistof (met het
N
laagste kookpunt) en blijven enkel de vaste deeltjes of de vloeistof met het hogere kookpunt over.
©
VA
3.6 Destilleren
De techniek van indampen maakt gebruik van het verschil in kookpunt tussen de componenten om een oplossing te scheiden. De ene stof is veel vluchtiger dan de andere omdat ze een groot verschil in kookpunt hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een zoutoplossing in water.
Bovendien focus je bij indampen slechts op een van beide componenten.
Bij het indampen van zoutoplossing in water, houd je alleen het zout over. Daarnaast geldt een groot verschil in kookpunt niet voor alle oplossingen.
Als de kookpunten van de componenten dichter bij elkaar liggen, maar ook
als je beide componenten later apart wilt gebruiken, gaan we onze techniek moeten verfijnen. We maken opnieuw gebruik van het verschil in kookpunt van de componenten, maar gaan nu destilleren.
Destilleren is het mengsel verhitten tot boven het kookpunt van een van de componenten, maar we blijven onder het kookpunt van de andere
component. Het component dat uit het mengsel gekookt wordt en apart wordt opgevangen, wordt het destillaat genoemd.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
67
OPDRACHT 17 DEMO
Wijn destilleren thermometer
Wijn is een mengsel van vele componenten.
uitlaat koelwater
Om het niet te moeilijk te maken, houden we het nu even op een mengsel van water (druivensap) en drinkalcohol
liebigkoeler
(ethanol C2H5OH). Je leerkracht bouwt de
proefopstelling zoals op de tekening.
80 °C. Dat is net boven het kookpunt van
ethanol (78 °C), maar onder het kookpunt van water (100 °C). De liebigkoeler wordt continu gekoeld met kraantjeswater. Wat neem je waar?
vigreuxkolom destilleerkolf met mengsel inlaat koelwater
erlenmeyer met destillaat
IN
De wijn wordt verwarmd tot ongeveer
klem
bunsenbrander
Afb. 21 Opstelling destillatieproces
Besluit
N
Uit de wijn verdampt enkel de alcohol, die vervolgens condenseert omdat het koude stromende water in de liebigkoeler de alcoholdampen afkoelt. De verkregen heldere vloeistof die we opnieuw opvangen, noemen
VA
we het destillaat.
Destilleren is een scheidingstechniek die gebruikt wordt om homogene
mengsels van vloeistoffen of vloeistof en vaste stof, van elkaar te scheiden. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het verschil in kookpunt tussen de
aanwezige stoffen. Wanneer het mengsel aan de kook wordt gebracht, zal
de component met het laagste kookpunt eerst verdampen. De gassen die zo ontstaan worden door een liebigkoeler geleid, zodat ze terug condenseren. Zo verkrijg je het destillaat.
©
` Maak oefening 7 t/m 12 op p. 78-79.
68
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
Je hebt nu meerdere scheidingstechnieken leren kennen en misschien zelfs enkele technieken uitgeprobeerd. De componenten werden gescheiden op
basis van verschillende stofeigenschappen maar de componenten zelf bleven onveranderd. We maakten gebruik van verschillen in fysische eigenschappen van de stoffen en spreken over fysische scheidingstechnieken.
OPDRACHT 18
Herhaal even. 1
Vul de tekst aan. Een eerste scheidingstechniek die we zagen, was zeven. Die techniek is gebaseerd op een verschil in . Een voorbeeld is schelpjes en zand scheiden. Een tweede
scheidingstechniek, ook gebaseerd op het verschil in , is .
Zo kun je bijvoorbeeld kalk uit kalkwater halen met behulp van .
IN
Daarnaast is er ook , gebaseerd op een verschil in massadichtheid.
Op die manier kun je olie van water scheiden. Indampen steunt dan weer op het verschil in
, waardoor je bijvoorbeeld zout uit zeewater haalt. Het water zelf
verdampt uiteraard. Wil je toch beide componenten behouden, dan maak je gebruik van de 2
scheidingstechniek . Op die manier kun je
uit wijn halen.
Welke scheidingstechniek kun je gebruiken voor welk soort mengsel en hoe doen ze dat in de industrie?
©
VA
N
Ontdek het via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
69
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast het basisbegrip uit dit thema: scheidingstechniek.
IN
Probeer nu zelf een mindmap rond dat begrip te maken.
©
VA
N
Scheidingstechniek
70
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 3
THEMASYNTHESE
ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS Kernbegrippen
Notities
Kernvragen
HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar?
- massadichtheid
elkaar kunt onderscheiden, noemt men stofeigenschappen. -
- kookpunt
-
- smeltpunt
-
massadichtheid: geeft de verhouding weer tussen de massa van een stof en het volume dat die stof inneemt bij een bepaalde temperatuur.
IN
Soorten stofeigenschappen:
Eigenschappen, die specifiek zijn voor een stof en waarmee je stoffen van
Als gevolg van een verschil in massadichtheid zal één stof gaan bovendrijven.
kookpunt van een vloeistof: de temperatuur waarbij een vloeistof overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase
smeltpunt van een vaste stof: de temperatuur waarbij de stof overgaat van de vaste fase naar de vloeibare fase
(zuivere) stof
N
HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel? Een zuivere stof wordt gekenmerkt door welbepaalde waarden voor een
-
Een mengsel van stoffen bevat meerdere stoffen. Als we naar kookpunt
hele reeks stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, massadichtheid …).
Die waarden zijn constant en karakteristiek (typisch voor de stof).
VA
mengsel van zuivere stoffen
-
homogene mengsels
- legering
©
heterogene mengsels
- rook
- nevel
- schuim
- suspensie - emulsie - aerosol
-
enz. kijken, zijn de waarden voor die grootheden afhankelijk van de samenstelling van het mengsel.
Homogene mengsels = mengsels waarin je de verschillende componenten met het blote oog niet meer van elkaar kunt onderscheiden (oplossingen).
Een homogeen mengsel van twee metalen = legering -
Heterogene mengsels = mengsels waarin je ten minste een van de componenten kunt onderscheiden
Op basis van de aggregatietoestand van de twee componenten krijgen sommige heterogene mengsels nog een specifieke naam: vast in gasfase = rook
vloeistof in gasfase = nevel
gas in vloeistoffase = schuim
vast in vloeistoffase = suspensie
vloeistof in vloeistoffase = emulsie
Vast of vloeistof in gasfase = aerosol (bv. rook, nevel)
THEMA 02
THEMASYNTHESE
71
THEMASYNTHESE
HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel van stoffen scheiden?
Scheidingstechnieken op basis van: -
verschil in deeltjesgrootte
Zeven De grotere korrels kunnen niet door de zeef, maar de kleinere component(en) wel.
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + v, v + vl) Filteren, filtratie
Vaste korrels zijn groter dan vloeistof- of gasdeeltjes. De vaste korrels
kunnen niet door de poriën van de filter, maar de vloeistof of het gas wel.
IN
De vaste deeltjes die achterblijven, worden het residu genoemd. Wat door de filter gaat, is het filtraat. -
verschil in massadichtheid
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + g, v + g) Decanteren
Elke stof heeft zijn eigen massadichtheid, waardoor zich afzonderlijke
lagen zullen vormen (eventueel na verloop van tijd). Die lagen kunnen, min of meer, van elkaar gescheiden worden door het afgieten van de bovenste laag.
N
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + vl) Centrifugeren
Met behulp van machines (die het effect van de zwaartekracht versterken) zullen die lagen beter van elkaar gescheiden kunnen worden dan via decanteren.
VA
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + vl)
-
verschil in kookpunt
Indampen
Door het opwarmen van het mengsel en het verschil in kookpunt, verdampt de vloeistof en blijven enkel de vaste deeltjes (of de vloeistof met het hogere kookpunt) over.
Gebruikt voor: homogene mengsels (v + vl, vl + vl) Destilleren
Wanneer het mengsel aan de kook wordt gebracht, zal de component met
©
het laagste kookpunt eerst verdampen. De gassen die zo ontstaan worden door een liebigkoeler geleid, zodat ze terug condenseren. Zo verkrijg je
een destillaat. In tegenstelling tot indampen, worden beide componenten behouden.
Gebruikt voor: homogene mengsels (v + vl, vl + vl)
BEKIJK KENNISCLIP
72
THEMA 02
THEMASYNTHESE
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis Ik kan de volgende begrippen uitleggen: •
aerosol
•
destilleren
• • • • • • • • • • • • • • • • • • •
emulsie
filtreren
heterogeen mengsel homogeen mengsel indampen kookpunt legering
massadichtheid nevel
oplossing rook
scheidingstechniek schuim
smeltpunt stof
stofeigenschap suspensie voorwerp zeven
zuivere stof
VA
•
decanteren
IN
•
centrifugeren
N
•
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen.
•
Ik kan typische voorbeelden van homogene en heterogene mengsels herkennen
•
•
soorten deeltjes. en benoemen.
Ik kan voor een mengsel een geschikte scheidingstechniek voorstellen.
Ik kan voor de geschikte scheidingstechniek verklaren op welke eigenschap de
scheiding gebaseerd is.
©
•
Ik kan zuivere stoffen onderscheiden van mengsels op basis van het aantal
` Je kunt deze checklist ook op
invullen bij je Portfolio.
THEMA 02
CHECKLIST
73
CHECK IT OUT
Kun jij ook toveren? Je maakte tijdens de CHECK IN een mengsel van kiezelsteentjes, zout en water. Je hebt toen weliswaar niet echt getoverd, maar wel gebruikgemaakt van chemische mengsels en scheidingstechnieken.
Benoem de mengsels. Schrap wat niet past.
• •
•
2
Het mengsel kiezelsteentjes-zout is een homogeen / heterogeen mengsel.
Het mengsel kiezelsteentjes-water is een homogeen/ heterogeen mengsel. Het mengsel zout-water is een homogeen/ heterogeen mengsel. We noemen dat ook een oplossing.
IN
1
Bovendien ben je nu ook in staat om dit mengsel te scheiden in zijn
afzonderlijke (zuivere) stoffen volgens het juiste scheidingsschema.
Vul het scheidingsschema verder aan. Misschien vind je meer dan een oplossing?
KIEZELSTENEN + ZOUT + WATER Op basis van:
N
Scheidingstechniek:
©
VA
KIEZELSTENEN
Er zijn homogene en heterogene mengsels.
ZOUT + WATER
Op basis van:
Scheidingstechniek:
ZOUT
WATER
We gebruiken verschillende scheidingstechnieken om de stoffen terug van elkaar te scheiden: zeven, filtreren, decanteren, centrifugeren, indampen en destilleren.
74
THEMA 02
CHECK IT OUT
!
AAN DE SLAG
1
In de tabel vind je in elk vak twee stoffen. Geef voor elk duo: een stofeigenschap die ze gemeenschappelijk hebben;
• •
een stofeigenschap die verschillend is voor beide stoffen.
glas en diamant
goud en koper
- gemeenschappelijk:
- gemeenschappelijk:
- verschillend:
- verschillend:
bloemsuiker en kristalsuiker
water en ether
- gemeenschappelijk:
- gemeenschappelijk:
- verschillend:
- verschillend:
Gaat het hier om mengsels of zuivere stoffen? a
brons:
c
zandstorm:
e
gefilterd zeewater:
g
Zn + water:
b goud:
d zuurstofgas:
N
2
IN
VA
f gedestilleerd water:
Bekijk de voorstellingen van stoffen of mengsels. Omcirkel het juiste antwoord.
©
3
1
a
2
3
4
Welke voorstelling stelt een homogeen mengsel voor? 1-2-3-4
b Welke voorstelling stelt een heterogeen mengsel voor?
c
1-2-3-4
Welke voorstelling stelt een zuivere stof voor? 1-2-3-4
d Welke overgang stelt het oplossen van zout in water voor?
e
3 + 4 1
3+42
Welke overgang stelt het mengen van zand in water voor? 3 + 4 1
3+42
THEMA 02
AAN DE SLAG
75
4
Koppel het juiste mengsel aan de juiste naam. Vul de tabel aan. A
nevel
B
legering schuim
suspensie antibioticumoplossing: het
zeepbellen: lucht gevangen in
antibioticumpoeder wordt gemengd met het water C
D
een bronzen beeld: een mengsel
5
de stoom die ontstaat in een sauna als je water over hete stenen giet
N
van tin en koper
IN
zeepoplossing
Schrap in de tabel wat niet past en vul aan.
Aggregatietoestand overheersende stof
Homogeen of heterogeen?
1
Aggregatietoestand verdeelde stof
Specifieke naam
homogeen
vast
vast
homogeen
vast
vast
VA
Mengsel
heterogeen
vloeistof gas
vloeistof gas
graffitispray: vloeibare
verfdeeltjes in gas onder druk
©
2
schuimkraag op een frisse pint bier
76
THEMA 02
AAN DE SLAG
heterogeen
vloeistof gas
vloeistof gas
homogeen
3
vast
heterogeen
vloeistof gas
vast
vloeistof gas
een glas wijn: de
combinatie van water en drankalcohol
•
•
•
geldmunt – zilver – halsketting – oorring – bankbiljet
kwik – schroef – goud – koolstof – zink
volume – massa – vorm – kookpunt – grootte
geleidbaarheid – kookpunt – aggregatietoestand – massadichtheid – massa
VA
•
IN
Omcirkel de vreemde eend in de bijt en verklaar bondig.
N
6
•
zout – zink – zuurstofgas – brons – heliumgas
CO2- gas in water – leidingwater – modder – wijn – gedestilleerd water
©
•
•
•
suikerwater – soep – sangria – champagne – vinaigrette
zoutwater – water en alcohol – brons – lucht – mayonaise
THEMA 02
AAN DE SLAG
77
7
Op welke stofeigenschap steunen de volgende scheidingstechnieken? a
destillatie:
b filtratie:
8
Noteer een gepaste scheidingstechniek om de bestanddelen van deze mengsels te isoleren. a
olie en azijn:
c
goudklompje en zand:
d bier (alcohol en water):
9
IN
b bezinksel in wijn:
In het schema zie je verschillende soorten mengsels. Geef voor elk mengsel één voorbeeld.
Geef daarnaast ook weer met welke algemene scheidingsmethode de afzonderlijke componenten bekomen kunnen worden.
Vermeld in de laatste kolom aan de hand van welk kenmerk die scheiding gebeurt. Type mengsel
heterogeen homogeen vast-vloeibaar homogeen
Scheidingsmethode
N
vast-vloeibaar
Voorbeeld
VA
vloeibaar-vloeibaar
10
Scheidingsmethode
filtratie
©
destillatie
THEMA 02
Met welke scheidingsmethodes kunnen homogene en heterogene mengsels gescheiden worden?
Plaats telkens een kruisje in de juiste kolom.
78
Steunt op verschil in …
AAN DE SLAG
Homogeen
Soort mengsel Heterogeen
11
Markeer de juiste scheidingstechniek.
Welke techniek gebruik je om de volgende mengsels te scheiden? Kies telkens voor de meest eenvoudige techniek.
Scheidingstechniek (markeer)
Mengsel
Een mengsel van stof A (smeltpunt –10 °C; kookpunt 80 °C)
zeven – filtreren –
Een oplossing van kopersulfaat (smeltpunt: 200 °C; kookpunt: 650 °C)
zeven – filtreren –
en stof B (smeltpunt 420 °C; kookpunt 1 280 °C).
Stof B is goed oplosbaar in stof A. Je wilt stof B verder onderzoeken. heb je nodig voor verder onderzoek.
Een mengsel van looddichloride (smeltpunt: 501 °C; kookpunt: 950 °C) en water. Looddichloride lost niet op in water.
12
indampen – destilleren
decanteren – centrifugeren – indampen – destilleren
IN
in ethanol (smeltpunt: –117 °C ; kookpunt 78 °C). Beide vloeistoffen
decanteren – centrifugeren –
zeven – filtreren –
decanteren – centrifugeren – indampen – destilleren
Met welke methodes zijn de volgende mengsels te scheiden in hun bestanddelen? azijn en water – jenever – kleideeltjes die zweven in water – zand en water filtratie:
b destillatie:
.
©
VA
` Verder oefenen? Ga naar
N
a
THEMA 02
AAN DE SLAG
79
Notities
VA
N
IN
©
80
THEMA 02
VERDERE STUDIE VAN EEN CHEMISCHE STOF
THEMA 03
CHECK IN
82
VERKEN
83
` HOOFDSTUK 1: Hoe kunnen we een chemische stof 84
IN
voorstellen?
1.1 Namen en symbolen van elementen 1.2 Symbolische voorstelling van een chemische stof 1.3 Bolstaaf- en bolschilmodellen van een chemische stof
84 87 90
` HOOFDSTUK 2: Kunnen we zuivere stoffen nog
verder indelen?
92
` HOOFDSTUK 3: Welke naam krijgen de enkelvoudige
N
stoffen?
3.1 Onderverdeling binnen de enkelvoudige stoffen 3.2 Niet-metalen
VA
A Niet-metalen die als enkelvoudige stof voorkomen als ongebonden atomen B Niet-metalen die als enkelvoudige stof voorkomen als verbindingen van meerdere atomen
3.3 Metalen
96 96 97 97 98
101
THEMASYNTHESE
102
CHECKLIST
104
©
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
105
AAN DE SLAG
106
OEFEN OP DIDDIT
81
CHECK IN
Klein detail, groot verschil. H2O of H2O2? Vraag zeker niet naar H2O2 als je dorst hebt bij de tandarts. H2O2 wordt wel
eens zuurstofwater genoemd, maar die bijnaam is misleidend. Zo zal je
tandarts jou water (H2O) geven om je mond te spoelen, terwijl zuurstofwater
CO of CO2?
IN
(H2O2) wordt gebruikt om je tanden mooi wit te maken (‘bleachen’).
Dat bleekmiddel kun je beter niet inslikken!
Je hebt misschien al gehoord over koolstofmonoxidevergiftiging. De weerman waarschuwt er regelmatig voor in de winter. Als
koolstof (element C in hout, aardgas …) verbrand wordt, ontstaat er koolstofdioxide (CO2), tenminste als er voldoende zuurstof
(O2) beschikbaar is voor de reactie. Als dat niet zo is, ontstaat er
N
koolstofmonoxide (CO). Koolstofmonoxide is een giftig, geurloos gas. Die ene O extra in de formule maakt dus een groot verschil!
Iets verbranden moet dus altijd in een goed geventileerde ruimte
waar voldoende zuurstof aanwezig is. Een slecht afgestelde boiler in een kleine ruimte zoals een badkamer heeft al tot veel noodlottige
VA
gevolgen geleid.
O2 of O3?
Zuurstofgas (O2) ken je vast en zeker. We ademen zuurstof in om vervolgens onder andere koolstofdioxide (CO2) uit te ademen. O3 (ozon) inademen is
dan weer een slecht idee! Dat gas is erg schadelijk voor de gezondheid. Aan de andere kant beschermt ozon ons in de hogere atmosfeer wel tegen de
©
schadelijke uv-straling van de zon.
?
Wetenschappers proberen al eeuwen verschijnselen in de natuur te verklaren. Daarvoor is het belangrijk om de samenstelling van stoffen te kennen. Elke stof krijgt daarom een unieke formule en accuraatheid is daarbij erg belangrijk. ` Hoe noteert een chemicus een stof? ` Welke informatie wordt in de formule van een chemische stof weergegeven? We zoeken het uit!
82
THEMA 03
CHECK IN
VERKEN
Hoe noteren we een zuivere stof? OPDRACHT 1
Bekijk enkele voorstellingen van zuivere stoffen en mengsels in de tabel. Kruis bij elke voorstelling aan of het gaat om een zuivere stof of om een mengsel.
mengsel 2
zuivere stof
mengsel
zuivere stof
IN
1
mengsel
mengsel
zuivere stof
zuivere stof
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een zuivere stof en een mengsel.
N
OPDRACHT 2
Een chemicus geeft een (zuivere) stof weer met een formule. Beantwoord de vragen. 1
Elke formule bevat verschillende symbolen. Vul in de laatste kolom de volledige naam in die bij het symbool
VA
hoort.
Stof
Formule
Symbool element
zuurstofgas
O2
O
water
H2O
H
koolstofdioxide
CO2
©
waterstofgas
2
H2
H
O C
O
Naam element
In de formule van een stof vind je soms een getal in subscript. Bijvoorbeeld "2" in CO2.
a
Wat geeft dat getal volgens jou weer? Verklaar.
b Soms staat er geen getal, bijvoorbeeld bij C in CO2. Wat valt je op in de formule?
THEMA 03
VERKEN
83
HOOFDSTUK 1
Hoe kunnen we een chemische stof voorstellen? Je kunt al:
IN
LEERDOELEN
L zuivere stoffen en mengsels van elkaar onderscheiden. Je leert nu:
L de namen en symbolen van de elementen;
Misschien ben je onder de indruk van de
L de symbolische voorstelling van een chemische stof schrijven en interpreteren;
L wat een index en een coëfficiënt zijn;
voorstelling van de stof die hier staat?
Het is een voorstelling van azijnzuur, het
zuur dat opgelost in water azijn genoemd
L een bolstaaf- en bolschilmodel herkennen en
wordt. Zoals je merkt komen er in de
voorstelling verschillende bolletjes en
N
interpreteren.
kleuren voor. We zoeken uit waarom!
VA
1.1 Namen en symbolen van elementen
We maken een onderscheid tussen een element en een atoom. Een element is een type of een atoomsoort. Een atoom is een deeltje van dat type. Een element is dus een verzamelnaam voor alle atomen van dezelfde soort.
Stoffen kunnen uit verschillende atoomsoorten of elementen bestaan. Om
©
die te onderscheiden hebben we duidelijke afspraken nodig.
Elk bolletje in de voorstelling van bv. koolstofdioxide (afb. 22) wordt in de formule (CO2) weergegeven door een symbool dat identiek is in de hele
wereld. Zo wordt het gas dat we uitademen over de hele wereld voorgesteld als CO2 (koolstofdioxide).
Afb. 22 Voorstelling koolstofdioxide (CO2)
84
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
IIIa
IVa
Va
VIa
13
14
15
16
OPDRACHT 3
Vergelijk de webpagina’s.
17
18 2
He
Bekijk deze webpagina’s voor ‘koolstof’ in het Nederlands, Italiaans en Fins. helium
Koolstof/ Carbonium
B
C
IIb 12
1,6
nk
gallium
,38
69,72 1,7
dmium
2
Cn
germanium
arseen
seleen
50
1,8
81
1,8
74,92
Sn
Sb
82
1,9
Ar
chloor
argon
39,95
35,45 35
2,4
2,8
Br
diamante
121,8 1,8
83
Bi
36
Kr
grafite
Afb. 24 Pagina in het Italiaans
broom
2,1
1,2
lood
83,80
53
2,5
54
Xe
I
1,9
84
xenon
jood
telluur
127,6
131,3
126,9
2,0
85
2,2
86
Po
Rn
At
volgens de taal, maar is meestal afgeleid van de oorspronkelijke Latijnse
bismut
8,9
Bk
rkelium
benaming.
polonium
radon
astaat
209,0
(209)
(210)
(222)
113
114
115
116
117
118
ununpentium
ununhexium
C Uuo Uut Uuq Uup Uuh Uus
66
(1,2)
Dy
ununquadium
(289)
67
1,2
Ho
dysprosium
holmium
(288)
68
Er
erbium
162,5
164,9
167,3
98
99
100
Cf
Es
Fm
californium
(251)
einsteinium
(252)
fermium
(257)
Yleinen Nimi: hiili Tunnus: C Järjestysluku: 6 Luokka: epämetalli Lohko: p Jakso: 2 Ryhmä: 14 Kovuus: 0,5 (grafiitti), 10,0 (timantti) Väri: musta (grafiitti), väritön (timantti)
symbolen zijn in alle talen hetzelfde. De naam van het element verschilt
207,2
ununtrium
grafiitti
Elk element (of elke atoomsoort) heeft een naam en een symbool. Die
204,4
(284)
timantti
Afb. 25 Pagina in het Fins
krypton
79,90
52
Te
antimoon
tin
Pb
thallium
rbium
47)
Ne
Cl-
78,96
51
©
Tb
Se
118,7
Tl-
pernicium
85)
As
10
Nome: carbonio Symbolo: C Carbonio Numero: 6 fluor neon Serie: non metalli 20,18 19,00 Durezza: 0,5 (grafite), 10 (diamante) 17 p 3,0 18 Blocco: Serie: non metalli Colore: /
Wat valt je op als je de drie pagina’s vergelijkt?
indium
1,9
Ge 72,64
4,0
VA
0,6
2
1,7
2,5
S
Afb. 23 Pagina in het Nederlands
114,8
2,4
wik
1,6
In
Cd
Hg
49
16,00
P
9 Generale
F
zuurstof
14,01
Si
aluminium
Ga
3,5
2,1 1,8 14 15 16 Algemeen Naam: koolstof / carbonium Symbool: C Atoomnummer: 6 silicium koolstofgroep fosfor zwavel Groep: 28,09 30,972 32,07 Periode: periode Blok: 1,8 2,0 32 p-blok 33 34 Reeks: niet-metaal Kleur: kleurloos of zwart
1,5
26,98
Zn
8
O
stikstof
12,01
Al31
3,0
N
koolstof
boor
10,81 13
2,5 7
Hiili
IN
6
2,0
4,00 Carbonio
N
5
Periodiek systeem van de elementen
1
VIIa 0/VIIIa
1,2
ununseptium
(292) Nederlands ?
69
Frans 1,2
Engels
70
Tm Yb Duits
Spaans
thulium
168,9 Latijn 101
carbon 1,1 71
ytterbium
173,0
ununoctium
? koolstof
1,2
carbon
Lu
kohlenstoff carbono
lutetium
175,0 carbonium
Lr
Dat uniforme gebruik van dezelfde mendelevium nobelium lawrencium
Nederlands
chloor
Duits
chlor
Frans
Engels
Spaans Latijn
103 Afb. 26 102 De naam voor het element koolstof (C) in verschillende talen
Md No
Cl chlore
chlorine cloro
chlorum
Afb. 27 De naam voor het element chloor (Cl) in verschillende talen
symbolen maakt het uitwisselen van
(258)informatie (259) makkelijker.(262) De verschillende symbolen vind je trouwens terug in
het Periodiek Systeem van de Elementen (PSE).
De tabel op p. 86 bevat de voor ons belangrijkste elementen en hun
symbolen. Voor een goed begrip van de rest van de leerstof chemie is het
belangrijk dat je de namen en symbolische voorstelling van deze elementen onthoudt en kunt toepassen.
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
85
Symbool H
Naam waterstof
He
helium
Li
lithium
Be
beryllium
B
boor
C
koolstof
N
stikstof
O
zuurstof
fluor
Si
P
S
Cl
Ar
K
Ca
Fe
Cu
Naam silicium
fosfor
zwavel
chloor
argon
kalium
calcium
ijzer
koper
Symbool Hg
Naam kwik
Pb
lood
Co
cobalt
I
jood
Ni
nikkel
Pt
platina
Cd
cadmium
U
uraan
Sn
tin
IN
F
Symbool
Ne
neon
Na
natrium
Mg
magnesium
Al
aluminium
Zn
Br
Ag
Au
` Maak oefening 1 op p. 106.
zink
broom
zilver
goud
Cr
chroom
Mn
mangaan
As
arseen
Ba
barium
Je ziet dat:
sommige elementen één hoofdletter als symbool hebben;
N
•
•
sommige elementen twee letters als symbool hebben, bestaande uit een hoofdletter gevolgd door een kleine letter. WEETJE
VA
Sommige elementen zijn genoemd naar een land (polonium, francium), een stad (dubnium: Dubna in Rusland; strontium: Strontian in Schotland), een wetenschapper (einsteinium: Albert Einstein; curium: Marie Curie), Romeinse goden
(neptunium, plutonium) of een eigenschap (broom: Gr. bromos = stank; chloor: Gr. chloros = groen).
©
Meer weten? Bekijk het overzicht via de QR-code.
86
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
• • •
NAAMGEVING ELEMENTEN
Een element is synoniem voor een atoomsoort. Het is de verzamelnaam voor alle atomen die dezelfde chemische eigenschappen hebben.
Een atoom is het kleinste deeltje van een element dat nog steeds alle eigenschappen van het element heeft.
Elk element heeft een naam en symbool.
1.2 Symbolische voorstelling van een chemische stof
Wanneer we een chemische stof weergeven, gebruiken we een opeenvolging van de symbolen van de elementen. Zo een voorstelling noemen we een formule.
In de fotosynthesereactie zie je vier formules.
IN
Je herkent hier onder andere de formule van water (H2O) en glucose (C6H12O6).
C6H12O6 + 6 O2
VA
N
6 CO2 + 6 H2O
De formule van water (H2O) geeft weer dat één waterdeeltje bestaat uit 2
waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. Twee atomen waterstof en 1 atoom
©
zuurstof binden tot 1 verbinding: de stof of molecule water.
Afb. 28 Voorstelling water (H2O)
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
87
Het aantal van elk atoom binnen één deeltje wordt aangegeven door een index: • •
2 bij H;
1 bij O, maar die 1 moeten we niet als index in de formule noteren.
Een index wordt altijd rechts onder het symbool van het atoom vermeld.
H2O(1)
IN
Een deeltje water bevat 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom.
C6H12O6
Een deeltje glucose bevat 6 koolstofatomen, 12 waterstofatomen en 6 zuurstofatomen.
In de fotosynthesereactie zien we ook andere cijfers verschijnen: de coëfficiënt of het voorgetal.
N
6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2
Dat cijfer wordt vermeld voor een formule en geeft het aantal deeltjes van
VA
die stof weer.
6 CO2
Zes deeltjes koolstofdioxide bevatten elk 1 koolstofatoom en 2 zuurstofatomen.
Opgelet: CO2 is de formule van koolstofdioxide. Een coëfficiënt, hier het getal 6, is geen onderdeel van de formule. Het geeft enkel aan hoeveel deeltjes
©
van de stof reageren.
Laten we nu de fotosynthesereactie uit ons voorbeeld eens opnieuw bekijken.
6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2 index
coëfficiënt formule
Let op: het cijfer 1 wordt zowel bij de index als de coëfficiënt niet weergegeven.
88
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
Een formule geeft de samenstelling van een stof weer. Het bevat deze onderdelen: • •
het symbool van elke aanwezige atoomsoort of element;
de index: geeft het aantal atomen van elke soort weer en wordt rechts onder het symbool vermeld.
Een coëfficiënt geeft aan hoeveel deeltjes er aan de reactie deelnemen. Voorbeeld: 3 O2: 3 deeltjes zuurstofgas
met telkens 2 zuurstofatomen
IN
` Maak oefening 2 en 3 op p. 106-107.
OPDRACHT 4
Bekijk de tabel. In de eerste kolom vind je de coëfficiënten en indexen van een stof. Vul de tabel verder aan.
3 C6H12O6
3
Aantal atomen van elk element
©
VA
4 NH3
Aantal deeltjes
N
Coëfficiënten en indexen van de stof
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
89
1.3 Bolstaaf- en bolschilmodellen van een chemische stof
Je ziet hier twee mogelijke modellen om een deeltje water (H2O) voor te stellen: links het bolstaafmodel en rechts het bolschilmodel.
O H
H
Afb. 29 Bolstaafmodel van water
• •
H
IN
H
O
Afb. 30 Bolschilmodel van water
In het bolstaafmodel worden de bindingen visueel via een staafje weergegeven.
In het bolschilmodel worden de bindingen niet visueel weergegeven.
Je merkt dat in beide modellen de waterstofatomen (H) wit zijn en het
N
zuurstofatoom (O) rood is. De witte en rode kleur voor de waterstof- en
zuurstofatomen is geen vrije keuze. Bolvoorstellingen worden overal ter wereld op dezelfde manier weergegeven.
WEETJE
VA
Elk element heeft zijn eigen kleurcode. De meest voorkomende vind je hier. Element
waterstof (H)
koolstof (C)
zuurstof (O)
zwavel (S)
90
THEMA 03
Kleurcode
stikstof (N)
donkerblauw
rood
broom (Br)
roodbruin
fluor (F)
lichtblauw
paars
HOOFDSTUK 1
Element
wit
zwart (grijs)
©
jood (I)
Kleurcode
geel
chloor (Cl)
fosfor (P)
groen
oranje
OPDRACHT 5
Bekijk de bolstaaf- en bolschilmodellen. Vul de tabel verder aan. Model
Bolstaafmodel of bolschilmodel
Formule
Aantal atomen per element
1
bolschilmodel
2
bolstaafmodel 3
chloroform
bolschilmodel
bolstaafmodel
bolstaafmodel
bolschilmodel
VA zwaveltrioxide
C: 1
N
4
ammoniak
bolschilmodel
O: 2
CO2
IN
koolstofdioxide
bolstaafmodel
OPDRACHT 6 ONDERZOEK
Wat kunnen we leren uit de ruimtelijke structuur van enkele chemische stoffen? In dit onderzoek bouw je bolstaafmodellen van enkele chemische stoffen uit het dagelijks leven.
©
Ga met de bouwdozen aan de slag en voer het labo uit. Je vindt het op
.
Atomen kunnen met elkaar binden en moleculen vormen; moleculen worden
voorgesteld met bolvoorstellingen die aangeven uit welke atomen de molecule bestaat.
Een bolstaafmodel en een bolschilmodel zijn driedimensionale voorstellingen
van een deeltje. Beide modellen geven weer hoeveel atomen van alle elementen er voor komen.
` Maak oefening 4 en 5 op p. 107-108.
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
91
HOOFDSTUK 2
LEERDOELEN Je kunt al: L zuivere stoffen en mengsels onderscheiden; L de symbolische voorstelling van elementen weergeven;
L een chemische formule interpreteren. Je leert nu:
IN
Kunnen we zuivere stoffen nog verder indelen?
L het verschil tussen een enkelvoudige en
voorwerp en stof definiëren. Je weet dus dat een voorwerp is opgebouwd uit stoffen. Bovendien
is er een verschil tussen een zuivere stof en een mengsel. Mengsels heb je ondertussen verder
leren onderverdelen in homogene en heterogene mengsels. Vervolgens heb je geleerd hoe
mengsels in zuivere stoffen kunnen gescheiden
worden. Kunnen we ook de zuivere stoffen verder
onderverdelen? We zoeken het uit aan de hand van
VA
N
samengestelde stof kennen.
Vorig jaar leerde je het onderscheid tussen een
een experiment.
STOF
©
?
92
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
?
MENGSEL
HOMOGEEN
HETEROGEEN
OPDRACHT 7 DEMO
Ontleding van water (H2O) 1
2
Onderzoeksvraag Is water nog verder te ontleden in andere stoffen? Hypothese
3
Benodigdheden toestel van Hofmann + gelijkstroombron kraantjeswater
twee proefbuizen lucifers
vloeistoftrechter kabeltjes
4
Werkwijze
5
N
houtspaander (of satéstokje)
IN
Ik denk dat water wel / niet verder ontleed kan worden in andere stoffen, want ...
Waarnemingen
1
Je leerkracht vult het toestel van Hofmann met water
2
Er wordt gedurende enkele minuten een gelijkstroom
VA
met behulp van de vloeistoftrechter.
3
door de vloeistof gestuurd.
positieve pool
negatieve pool
Afb. 31 Opstelling proef van Hofmann
Aan beide polen wordt gas gevormd, maar hoe zit het met de hoeveelheid gas?
4
Je leerkracht vangt het gevormde gas aan de positieve pool op in een proefbuis. Hij/zij brengt een gloeiende houtspaander in die proefbuis.
©
5
6
7
9
Wat neem je waar?
Het gas ter hoogte van de positieve pool:
Je leerkracht vangt nu het gas aan de negatieve pool op in een proefbuis. Hij/zij brengt een brandende lucifer in die proefbuis.
10 Wat neem je waar?
Het gas ter hoogte van de negatieve pool:
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
93
6
Verwerking Het gas dat aan de positieve pool gevormd wordt, is zuurstofgas. Zuurstofgas bevordert de verbranding
en kan op die manier geïdentificeerd worden. Een smeulende houtspaander begint terug te branden als je er zuurstofgas aan toevoegt.
Het gas dat aan de negatieve pool gevormd wordt, is waterstofgas. In combinatie met zuurstofgas en een brandende lucifer geeft dat een luide knal. Vandaar dat waterstofgas ook wel knalgas genoemd wordt. Besluit
IN
7
Er wordt water gevormd.
Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.
8
Reflectie
N
Stoffen die nog verder ontleed kunnen worden, noemen we samengestelde stoffen. Samengestelde stoffen bevatten meerdere soorten atomen. Water is dus een voorbeeld van een samengestelde stof, het kan verder ontleed
worden in zuurstofgas en waterstofgas. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat waterstofgas en zuurstofgas niet meer verder ontleed kunnen worden. Stoffen die niet meer verder ontleed kunnen worden,
VA
noemen we enkelvoudige stoffen. Enkelvoudige stoffen bevatten één soort atomen.
Stoffen kunnen dus (naar analogie van homogene en heterogene mengsels)
©
verder opgedeeld worden in enkelvoudige en samengestelde stoffen.
94
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
OPDRACHT 8
Bij de ontleding van water, heb je ontdekt dat water een samengestelde stof is, terwijl waterstofgas en zuurstofgas enkelvoudige stoffen zijn. Hieronder zie je de symbolische en visuele voorstelling van deze stoffen. Symbolische voorstelling
water
H2O
zuurstofgas
O2
waterstofgas
H2
Visuele voorstelling
O H
H
O
O
H
H
IN
Naam
N
Het valt op dat een samengestelde stof bestaat uit één soort / meerdere soorten atomen, terwijl een
©
VA
enkelvoudige stof bestaat uit één soort / meerdere soorten atomen (schrap wat niet past).
STOF
ENKELVOUDIG
• •
SAMENGESTELD
MENGSEL
HOMOGEEN
HETEROGEEN
Stoffen die nog verder ontleed kunnen worden, noemen we samengestelde
stoffen. Ze bevatten meerdere soorten atomen.
Stoffen die niet meer verder ontleed kunnen worden, noemen we enkelvoudige stoffen. Ze bevatten één soort atomen.
` Maak oefening 6 t/m 8 op p. 108-109.
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
95
HOOFDSTUK 3
Welke naam krijgen de enkelvoudige stoffen? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L enkelvoudige en samengestelde stoffen onderscheiden;
Slechts enkele elementen komen op
L de symbolische voorstelling van elementen weergeven; L een chemische formule interpreteren. Je leert nu:
aarde voor als enkelvoudige stoffen; dat zijn voornamelijk gassen. Tot die gassen mogen we al zeker de
edelgassen rekenen. Maar er zijn nog
L de naam van enkele enkelvoudige stoffen kennen;
elementen die als enkelvoudige stof
L het verschil kennen tussen een wetenschappelijke naam
voorkomen. We geven in dit hoofdstuk een overzicht van de enkelvoudige stoffen en hun namen.
N
en een triviale naam.
3.1 Onderverdeling binnen de enkelvoudige stoffen
VA
We hebben al kort naar het Periodiek Systeem van de Elementen (PSE)
verwezen. Je vindt er alle symbolen terug van de al gekende elementen.
Je weet nu dat enkelvoudige stoffen slechts één soort atomen bevatten.
In het PSE maken we voor de enkelvoudige stoffen een onderscheid tussen: • •
H
metalen (M): in het rood ingekleurd op het PSE.
He
B
C
N
O
F
Ne
Al-
Si
P
S
Cl-
Ar
Na
Mg
K
Ca
Sc
Ti
V
Cr
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga
Ge
As
Se
Br
Kr
Rb
Sr
Y
Zr
Nb
Mo
Tc
Ru
Rh
Pd
Ag
Cd
In
Sn
Sb
Te
I
Xe
Cs
Ba
La
Hf
Ta
W
Re
Os
Ir
Pt
Au
Hg
Tl-
Pb
Bi
Po
At
Rn
Fr
Ra
Ac
Rf
Db
Sg
Bh
Hs
Mt
Ds
Rg
Cn
Nh
Fl-
Mc
Lv
Ts
Og
metaal 96
ook de edelgassen (laatste kolom);
Be
©
Li
niet-metalen (nM): in het geel ingekleurd op het PSE. Daartoe behoren
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
niet-metaal
OPDRACHT 9
Gebruik het PSE achteraan in je boek en vul de tabel aan. 1
Vul de eerste twee kolommen verder aan met het symbool of de naam van het element.
2
Is het element een metaal (M) of niet-metaal (nM)? Omcirkel in de laatste kolom.
3
Markeer het edelgas (E).
Fe
P
S
Sn
Ag
M / nM
M / nM
argon
M / nM
magnesium broom
M / nM M / nM
M / nM
M / nM
M / nM
M / nM
VA
3.2 Niet-metalen
M / nM
stikstof
N
Naam
IN
Symbool
A
Niet-metalen die als enkelvoudige stof voorkomen als ongebonden atomen
Edelgassen komen altijd apart voor in de natuur: ze bestaan uit één atoom. Ze zijn met andere woorden monoatomair.
©
TIP
Wil je al meer ontdekken over de edelgassen? Scan de QR-code
en bekijk het filmpje.
Bij edelgassen draagt de stof dan ook gewoon de naam van het element. Voorbeeld: wat kan He betekenen? • • •
het element helium de stof helium
een atoom helium
BEKIJK VIDEO
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
97
Opmerking: Ook koolstof wordt voorgesteld door het symbool van het element (C) en draagt gewoon de naam van het element.
Nochtans verbindt koolstof als enkelvoudige stof vaak met andere
koolstofatomen. Het koolstofatoom doet dat echter op meerdere manieren: de afbeeldingen tonen het voorkomen van grafiet en diamant. Die twee
IN
stoffen bevatten enkel koolstofatomen.
Afb. 33 Diamant
Afb. 32 Grafiet
Niet-metalen die als enkelvoudige stof voorkomen als verbindingen van meerdere atomen
N
B
Zoals je al weet, wordt het aantal atomen in een verbinding weergegeven door een index.
Voor de niet-metalen die uit meerdere atomen in een verbinding voorkomen, gelden deze regels:
de formule wordt gevormd door het symbool van het atoom te gebruiken,
•
de stof draagt de naam van het element, maar de naam van het element
VA
•
vergezeld van een index die aangeeft hoeveel atomen er in de verbinding zitten;
wordt voorafgegaan door een Grieks telwoord dat het aantal atomen in de molecule weergeeft.
We sommen die bewuste Griekse telwoorden even op. De gemarkeerde moet je kennen, de andere komen later aan bod.
samenstelling van de ATMOSFEER
zuurstofgas
©
O2
O2
20.95%
zuurstofgas
N2
0.93% Argon
Ar
0.000009 % 0.0018 % 0.0005 % 0.0001 % 0.038 %
xenon neon waterstofgas krypton koolstofdioxide
78.08%
stikstofgas
98
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
CO2
1
2
3
4
5
mono 6
di 7
tri 8
tetra 9
penta
hexa
hepta
octa
nona
deca
Voorbeeld: •
•
O2 of dizuurstof N2 of distikstof
10
Let op! Van sommige enkelvoudige niet-metalen bestaan er meerdere
verbindingen. Naast dizuurstof of O2 bevat de hogere atmosfeer bijvoorbeeld ook trizuurstof of O3.
De meeste niet-metalen zullen echter verbindingen van 2 atomen vormen (O2, N2, I2, Cl2 …). We spreken daarom ook over diatomaire moleculen. TIP
•
Het woord BrINClHOF bevat alle niet-metalen die in een enkelvoudige stof diatomair voorkomen.
Om de niet-metalen S8, P4 en O3 te onthouden, zul je je geheugen moeten gebruiken!
IN
•
Naast de wetenschappelijke naam wordt vaak een triviale naam voor de stof gebruikt, een soort bijnaam voor de stof zeg maar.
De enkelvoudige niet-metalen die bij kamertemperatuur gasvormig
zijn, krijgen vaak een triviale naam waarbij het Griekse telwoord wordt weggelaten en het woordje ‘gas’ aan de naam wordt toegevoegd.
N
In deze tabel vind je enkele voorbeelden: Enkelvoudige stof
Wetenschappelijke naam
Triviale naam
O2
dizuurstof
zuurstofgas
H2
diwaterstof
waterstofgas
Cl2
dichloor
chloorgas
©
VA
N2
distikstof
Afb. 34 Wetenschappelijke en triviale naam van stoffen
stikstofgas
Let op: het Griekse telwoord wordt weggelaten in de triviale naam.
Zo is distikstofgas een foute benaming voor N2. Je zegt ofwel distikstof (wetenschappelijke naam) of stikstofgas (triviale naam), maar geen combinatie.
Afb. 35 Stikstofgas of distikstof (N2)
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
99
OPDRACHT 10
Bekijk het bolschil- of bolstaafmodel van een aantal niet-metalen. Vul de bijbehorende formule, wetenschappelijke naam én triviale naam in (als die laatste bestaat). TIP De stoffen in deze tabel moet je goed kennen! Die zul je later nog veel gebruiken. Chemische formule
Wetenschappelijke naam
1 H2
Triviale naam
IN
Bolschil- of bolstaafmodel
diwaterstof
2
waterstofgas of knalgas
N2
O2
O3
N
3
VA
4
5
F2
Cl2
chloorgas
P4
witte fosfor
S8
-
6
©
7
8
100
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
3.3 Metalen
Van alle bekende metalen wordt ijzer het meest gebruikt. Omdat ijzer
goedkoop, sterk en makkelijk bewerkbaar is, kent het veel toepassingen in vervoermiddelen, schepen en voor het bouwen van grote constructies.
Zuivere metalen bestaan in enkelvoudige vorm uit slechts één atoomsoort.
•
De stof krijgt de naam van het element, soms gevolgd door het achtervoegsel ‘-metaal’.
IN
•
Als formule wordt het symbool van het betreffende metaal gebruikt. Voorbeeld
Fe kan dus verschillende betekenissen hebben: •
•
de stof ijzermetaal een atoom ijzer
Afb. 36 Een smid bewerkt de stof ijzermetaal om een hoefijzer voor een paard te maken.
N
•
het element ijzer
©
VA
Enkelvoudige stoffen krijgen een wetenschappelijke naam: Niet-metalen •
•
•
•
•
•
De wetenschappelijke naam wordt gevormd door de index te lezen als Grieks voorvoegsel, gevolgd door de naam van het element.
Voorbeeld: O2 = dizuurstof.
De meeste niet-metalen zijn diatomair, bv. O2.
Uitzonderingen zijn C, S8 en P4 en de edelgassen.
Voor edelgassen wordt de naam van het element gebruikt om de stof te benoemen; zij zijn monoatomair.
Sommige niet-metalen krijgen een triviale naam. Daarbij wordt de naam van het element meestal gevolgd door ‘gas’. De index wordt daarbij niet gelezen. Voorbeeld: O2= zuurstofgas Ozon is de triviale naam voor O3.
Metalen
Bij metaal wordt het achtervoegsel ‘metaal’ soms toegevoegd aan de naam van het element. Voorbeeld: Fe = de stof ijzermetaal. ` Maak oefening 9 op p. 109.
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
101
THEMASYNTHESE SYNTHESE
1 Hoe kunnen we een chemische stof voorstellen?
Namen en symbolen van elementen
• •
element of atoomsoort = de verschillende atomen of deeltjes atoom = deeltje dat tot bepaalde atoomsoort behoort
Elk element heeft universeel hetzelfde symbool. Die universele symbolentaal zorgt ervoor dat wetenschappers over de hele wereld met elkaar kunnen communiceren. •
Het aantal atomen in een molecule wordt weergegeven door een index. De index 1 wordt niet vermeld.
Een coëfficiënt geeft weer wat het aantal moleculen is.
3 SO2
IN
•
•
Symbolische voorstelling van een chemische stof
3 SO2 staat voor 3 moleculen SO2.
N
•
•
•
• •
3 moleculen bestaande uit telkens 1 zwavelatoom
en 2 zuurstofatomen
Met een specifieke kleurcode worden de elementen weergegeven. Het aantal atomen wordt duidelijk weergegeven.
In het bolstaafmodel worden de bindingen tussen de atomen visueel
VA
•
SO2 is de formule.
getoond.
Bolstaaf- en bolschilmodellen van een chemische stof
©
Afb. 37 Het bolstaafmodel (L) en het bolschilmodel (R) van water
102
THEMA 03
THEMASYNTHESE
2 Kunnen we zuivere stoffen nog verder indelen? Zuivere stoffen worden verder onderverdeeld in:
enkelvoudige stof
-
samengestelde stof
-
enkelvoudige stoffen kunnen niet meer verder ontleed worden, ze bestaan uit één soort atomen;
samengestelde stoffen kunnen meestal verder ontleed worden, ze bestaan uit meerdere soorten atomen.
3 Welke naam krijgen de enkelvoudige stoffen? Metalen
IN
Niet-metalen
Niet-metalen bestaan uit 1 of meerdere atomen.
De meeste niet-metalen zijn diatomair.
Edelgassen zijn monoatomair.
Metalen hebben als formule het
De wetenschappelijke naam wordt
De wetenschappelijke naam wordt
De wetenschappelijke naam wordt
gevormd door de index te lezen als Grieks voorvoegsel, gecombineerd Bv.: O2 = de stof dizuurstof
element.
Bv.: He = de stof helium
gevormd door achter de naam van
het element ‘metaal’ toe te voegen. Bv.: Fe = ijzermetaal
N
met de naam van het element.
gevormd door de naam van het
symbool van het betrokken metaal.
Sommige niet-metalen krijgen
een triviale naam. Daarbij wordt
de naam van het element gevolgd
VA
door ‘gas’. Griekse voorvoegsels worden dan weggelaten. Bv.: O2 = zuurstofgas
Koolstof komt als enkelvoudige stof in meerdere vormen voor;
het wordt voorgesteld door het symbool C en de naam van het
©
element: koolstof.
BEKIJK KENNISCLIP
THEMA 03
THEMASYNTHESE
103
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik ken de symbolen van de elementen.
•
Ik ken het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde stof.
• • •
Ik ken de namen van enkelvoudige stoffen (metalen, niet-metalen). Ik ken de betekenis van een index en een coëfficiënt.
Ik kan zuivere stoffen verder onderverdelen in enkelvoudige en samengestelde stoffen.
Ik ken het verschil tussen een wetenschappelijke naam en een triviale naam.
2 Onderzoeksvaardigheden • • •
Ik kan een chemische formule interpreteren.
IN
•
Ik kan een bolstaaf- en bolschilmodel herkennen en interpreteren.
Ik kan de symbolische voorstelling van een chemische stof schrijven en interpreteren.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
N
` Je kunt deze checklist ook op
104
THEMA 03
CHECKLIST
CHECK IT OUT
Klein detail, groot verschil. 1
De twee kinderen van de tandarts hebben dorst. Ze lopen naar binnen en zien in de koelkast twee glazen staan.
2
IN
Van welk glas drinken ze best niet?
Een koppel is aan het barbecuen wanneer het plots begint te regenen. Ze zetten de barbecue binnen. Na een tijdje vallen ze beiden flauw. Door zuurstofgebrek is er een gevaarlijk gas gevormd.
N
a Welk van de onderstaande voorstellingen zou dat gas kunnen zijn? b Ken je de naam van het gevaarlijke gas, dat ook wel de stille moordenaar genoemd wordt?
VA
Jouw leerkracht werd getroffen door het coronavirus en komt terecht in het ziekenhuis met ademhalingsproblemen. Welke fles gas moet de verpleegster toedienen?
©
3
!
Kleine fouten in formules kunnen grote gevolgen hebben.
Een stof wordt genoteerd in een formule. Ze geeft informatie over het soort atomen dat in de stof voorkomt en het exacte aantal waarin dat gebeurt.
Een stof wordt driedimensionaal voorgesteld in een model waarbij elk element een specifieke kleur heeft.
THEMA 03
CHECK IT OUT
105
AAN DE SLAG
Vul de tabel aan met de juiste naam of het juiste symbool voor elk element. Universeel symbool
Au
Na
H
Cu
Fe
P
O
S
helium lood tin
fluor
stikstof
aluminium calcium
VA
zilver
N
Naam element
IN
1
2
K
Ne
chloor
Vul de tabel aan. In de eerste kolom vind je de coëfficiënten en indexen van een stof.
©
Coëfficiënten en indexen van de stof Cl2O7 3 HNO3 5 NH3 2 PCl3
106
THEMA 03
AAN DE SLAG
Totaal aantal atomen van elk element
3
Vul de tabel aan. a
Noteer in kolom 2 de formule.
b Noteer in kolom 3 de coëfficiënten en indexen van de stof. Omschrijving 1 molecule van een samengestelde stof,
bestaande uit 2 waterstofatomen, 1 zwavelatoom en 4 zuurstofatomen. elk bestaande uit 4 fosforatomen.
2 moleculen van een samengestelde stof, bestaande uit 1 stikstofatoom en 2 zuurstofatomen.
4 moleculen van een enkelvoudige stof, elk bestaande uit 3 zuurstofatomen.
IN
3 moleculen van een enkelvoudige stof,
4
Coëfficiënten en indexen van de stof
Formule
Bekijk de bolstaaf- of bolschilmodellen. Duid het juiste antwoord aan. Bolstaafmodel of bolschilmodel
N
Model
bolstaafmodel
©
VA
bolschilmodel
bolstaafmodel bolschilmodel
bolstaafmodel bolschilmodel
THEMA 03
AAN DE SLAG
107
5
Bekijk de bolstaaf- of bolschilmodellen. Vul de tabel verder aan. Bolstaafmodel of bolschilmodel
Model en chemische formule
bolstaafmodel
bolschilmodel
IN
bolstaafmodel
bolschilmodel
6
Chemische formule
Duid aan of het een enkelvoudige of samengestelde stof is. Chemische stof
enkelvoudige stof
N
CH3COOH
Enkelvoudige of samengestelde stof?
VA
(formule van azijn)
©
(modelstructuur van cholesterol)
108
THEMA 03
(bolstaafmodel van chloorgas)
AAN DE SLAG
S8
(formule van octazwavel)
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof
enkelvoudige stof
samengestelde stof
enkelvoudige stof
samengestelde stof
7
Duid aan: enkelvoudige stof of samengestelde stof. waterstofgas (H2)
enkelvoudige stof
samengestelde stof
zuiver water
enkelvoudige stof
samengestelde stof
Bij de verbranding van suiker wordt koolstof,
enkelvoudige stof
water en CO2 gevormd. Suiker is een …
samengestelde stof
Na een kampvuur blijft er van de houtblokken
enkelvoudige stof
samengestelde stof
8
Plaats in de juiste kolom:
IN
enkel nog roet over. Roet is een …
gedestilleerd water – kraantjeswater – koolstof – waterstofgas – zuurstofgas – wijn – zand in een glas water – zout in een glas water
Enkelvoudige stof
Samengestelde stof
9
Heterogeen mengsel
N
Homogeen mengsel
Vul de volgende tabel aan met de wetenschappelijke en triviale namen van enkelvoudige stoffen. Enkelvoudige stof
Wetenschappelijke naam
VA
O3
Cl2
argon
stikstofgas
.
©
` Verder oefenen? Ga naar
kopermetaal
Triviale naam
THEMA 03
AAN DE SLAG
109
Notities
VA
N
IN
©
110
THEMA 03
KENMERKEN VAN EEN CHEMISCHE REACTIE
THEMA 04
112
VERKEN
113
` HOOFDSTUK 1: Wat is een chemische reactie?
115
IN
CHECK IN
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een chemische reactie
genoteerd?
2.1 Reagentia en reactieproducten 2.2 Wet van behoud van atomen 2.3 Wet van behoud van massa
119
119 120 124
` HOOFDSTUK 3: Welk nut hebben chemische reacties
N
als energiebron?
3.1 Chemische energie 3.2 Exo-energetische reacties 3.3 Endo-energetische reacties
126 126 128 131 135
CHECKLIST
137
VA
THEMASYNTHESE
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
138
AAN DE SLAG
139
©
OEFEN OP DIDDIT
111
CHECK IN
Waarom rijst brood? Als je een brood bakt, is het rijzen van het deeg belangrijk om een luchtig brood te krijgen. Maar wat gebeurt er dan eigenlijk precies? We testen welke reactie/stof ervoor zorgt dat brood rijst. WAT HEB JE NODIG?
balans – erlenmeyer – proefbuis – ballon – maatcilinder – één koffielepel bakpoeder – 10 mL azijn HOE GA JE TE WERK?
Plaats de erlenmeyer, de proefbuis en de ballon (die je eerder al eens opblies) naast elkaar op de balans.
4
Breng met behulp van de maatcilinder 10 mL azijn in de proefbuis.
5 6 7
Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng een koffielepel bakpoeder in de erlenmeyer. Plaats de proefbuis in de erlenmeyer.
Plaats de ballon zoals op afbeelding 38 op de erlenmeyer.
Weeg het geheel en noteer de totale massa voor de reactie in de tabel, in de kolom ‘Eigen meting’. WAT VERWACHT JE?
Schrap wat niet past.
Afb. 38
N
2
3
IN
1
Nadat de stoffen bij elkaar zijn gebracht, zal de gemeten massa lager / gelijk / hoger zijn. WAT GEBEURT ER?
•
Kantel de erlenmeyer, waardoor de azijn in contact komt met het bakpoeder. Je merkt dat er een chemische
•
Verwijder de ballon en leg hem op de balans. Noteer de massa.
Bereken het verschil in massa voor en na de reactie.
VA
•
reactie optreedt. Weeg het geheel en noteer de totale massa na de reactie in de tabel.
•
Verzamel gegevens van twee andere klasgenoten in de derde en vierde kolom. Wat stel je vast?
Meting
massa voor de reactie (g)
massa na de reactie (g)
verschil in massa voor en na de reactie (g)
©
massa na verwijderen ballon (g) HOE ZIT DAT?
Eigen meting
Meting klasgenoot 1
Meting klasgenoot 2
Welk gas zorgt voor het rijzen van het brood? Misschien kan dit helpen: bakpoeder bevat een stof met formule NaHCO3.
Welke belangrijke wet geldt tijdens een chemische reactie en heb je nu bewezen tijdens deze proef?
` Wat gebeurt er tijdens een chemische reactie? ` Welke wetten zijn geldig tijdens een chemische reactie?
` Hoe kan een chemische reactie nuttig zijn voor ons? Wanneer vormt ze een probleem?
112
THEMA 04
CHECK IN
?
VERKEN
Energiebronnen in de natuur OPDRACHT 1
Wat weet je nog over energiebronnen uit de lessen natuurwetenschappen? 1
Welke energiebron herken je? Vul aan.
2
Komt de beschikbare energie rechtstreeks uit een chemische reactie? Kruis aan. Energiebron
De beschikbare energie …
2
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
N
IN
21
3
VA
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
4
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
©
5
3
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
Bekijk de applet waarin de verschillende energiebronnen eenvoudig worden voorgesteld.
BEKIJK DE APPLET
THEMA 04
VERKEN
113
OPDRACHT 2
Bekijk de energieomzettingen op de afbeeldingen. Duid aan welke energieomzetting er plaatsvindt bij de volgende afbeeldingen. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
stralingsenergie fotosynthese
C6H12O6 + O2
chemische energie stralingsenergie
thermische energie chemische energie stralingsenergie thermische energie
celademhaling chemische energie
ATP
thermische energie
VA
N
mitochondrium Afb. 39 De energiecyclus
stralingsenergie chemische energie
IN
chloroplast
CO2 + H2O
chemische energie elektrische energie chemische energie kinetische energie
thermische energie chemische energie chemische energie thermische energie
©
Afb. 40 Energieomzetting
114
THEMA 04
VERKEN
Stoffen bezitten chemische energie. Chemische energie kan omgezet worden in andere energievormen, en omgekeerd.
HOOFDSTUK 1
Wat is een chemische reactie? LEERDOELEN Je kunt al: en een samengestelde stof toelichten;
L de formule van zuurstofgas (O2) toelichten.
Je leert nu:
L het principe van een chemische reactie begrijpen;
L een chemische reactie duiden als
gemaakt? Misschien heb je tijdens een koude winteravond
marshmallows gekaramelliseerd of chocolademelk verwarmd? Wist je toen dat je twee verschillende wetenschappen beoefende: chemie en fysica? Je hebt met
andere woorden een chemisch of fysisch proces uitgevoerd. • •
Tijdens een chemisch proces worden nieuwe stoffen gevormd.
Tijdens een fysisch proces worden geen nieuwe stoffen gevormd maar veranderen stoffen eventueel van aggregatietoestand.
N
een herschikking van atomen.
Heb je met vrienden of familie al eens een kampvuur
IN
L het verschil tussen een enkelvoudige
OPDRACHT 3 DEMO
VA
IJzer en magnesium
Je leerkracht houdt achtereenvolgens een ijzeren spijker en een stukje magnesiumlint met behulp van een klem in de vlam van een bunsenbrander. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Kijk niet rechtstreeks in de vlam.
Wat neem je waar? Noteer in de tabel.
©
1
Waarneming
Afb. 41 Verbranden van magnesium
Soort proces?
ijzeren spijker
chemisch proces
magnesiumlint
chemisch proces
2
Is dit een chemisch of een fysisch proces? Kruis aan in de tabel.
fysisch proces fysisch proces
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
115
OPDRACHT 4
Beantwoord de vragen. 1
Voer je bij de volgende acties een fysisch of chemisch proces uit? Duid aan en verklaar je antwoord. Actie hout in een kampvuur verbranden
b chocolademelk verwarmen c
2
marshmallows karamelliseren
fysisch proces
chemisch proces fysisch proces
chemisch proces fysisch proces
Verklaring
IN
a
Soort proces chemisch proces
Waarom is ‘marshmallows smelten’ wetenschappelijk niet correct? Leg uit.
WEETJE
Je leerde een chemisch proces duidelijk onderscheiden van een fysisch proces. Maar net als andere wetenschappen, hebben
chemie en fysica ook verschillende raakvlakken. Zo leerde je in
de vorige thema’s begrippen kennen die ook bij fysica belangrijk
zijn, bv. de relatie elektronen – elektriciteit – geleidbaarheid en de
VA
fysica
N
biofysica
natuurwetenschappen
biologie
fysicochemie
coulombkracht.
chemie
biochemie
Ook chemie en biologie staan niet naast elkaar, maar ondersteunen elkaar. Zo is water het belangrijkste oplosmiddel in ons lichaam,
waarin bv. hormonen verplaatst worden naar de organen. Dat leidt
tot overkoepelende vakken in het hoger onderwijs, zoals biochemie, fysicochemie of biofysica.
Denk dus niet in vakjes, maar bundel de wetenschappen tot één geheel. Ook in de industrie werken verschillende wetenschappers samen. In het filmpje kun je zo’n samenwerking zien
©
bij ExxonMobil. Je zult merken dat STEM-vakken een centrale rol spelen in het bedrijf.
• •
Tijdens een chemisch proces ontstaan nieuwe stoffen.
Tijdens een fysisch proces worden geen nieuwe stoffen gevormd. De aanwezige stof verandert bv. van aggregatietoestand.
` Maak oefening 1 en 2 op p. 139.
116
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
BEKIJK DE VIDEO
De verandering die bij een chemisch proces plaatsvindt, noemen we een chemische reactie.
In opdracht 3 heb je bij magnesium een verbrandingsreactie uitgevoerd. Een verbranding is een reactie tussen een stof en zuurstofgas (O2). •
Bij de verbranding van een enkelvoudige stof ontstaat er een binding
tussen het atoom van de enkelvoudige stof en de zuurstofatomen van zuurstofgas. Die gevormde stof wordt een oxide genoemd. C
CO2
IN
•
O2
Afb. 42 De verbranding van koolstof
Bij de verbranding van een samengestelde stof zal met elk atoom van de samengestelde stof een oxide gevormd worden. Zo ontstaat bij de
volledige verbranding van methaangas (CH4) koolstofdioxide of CO2 en
water of H2O.
CH4
CO2
2 H2O
N
2 O2
Afb. 43 De verbranding van methaangas
Een verbrandingsreactie is een reactie tussen een stof en zuurstofgas
©
VA
waarbij oxiden gevormd worden. WEETJE
Tijdens een verbrandingsreactie van een brandstof wordt meestal koolstofdioxide (CO2) gevormd. We
spreken dan van een volledige verbranding. Tijdens een onvolledige verbranding wordt er koolstof-
monoxide (CO) gevormd. CO ontstaat door een tekort aan zuurstofgas (O2) in de ruimte: niet alle koolstofatomen kunnen binden met
voldoende zuurstofatomen, waardoor er naast koolstofdioxide (CO2)
ook koolstofmonoxide (CO) ontstaat. Een slecht functionerende
schoorsteen of boiler kan aan de basis liggen van de vorming van
koolstofmonoxide. In het weerbericht wordt vaak gewaarschuwd voor koolstofmonoxide- of CO-vergiftiging. Koolstof-monoxide is een
geurloos gas en wordt vaak ‘de stille doder’ genoemd. Om die reden
wordt het aangeraden om CO-melders aan te brengen in een woning. Tijdens een chemische reactie, zoals een verbrandingsreactie, worden de
aanwezige atomen herschikt. Er worden geen atomen extra gevormd en er verdwijnen geen atomen. Er ontstaan nieuwe stoffen met een specifieke formule.
Een chemische reactie wordt genoteerd in een reactievergelijking, waarbij
een eenrichtingspijl aanduidt welke stoffen worden omgezet en welke stoffen worden gevormd. Formules van stoffen mogen niet aangepast worden in een
reactievergelijking. In opdracht 5 leer je hoe je een chemische reactie noteert in een reactievergelijking.
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
117
OPDRACHT 5
Stel reactievergelijkingen op. 1
TIP
Denk nog eens terug aan de verbrandingsreactie
Een reactievergelijking wordt genoteerd als
van magnesium. Probeer stapsgewijs een
gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen).
reactievergelijking uit te schrijven. a
Het aantal stoffen voor en na de pijl kan
Noteer het symbool voor magnesium.
natuurlijk variëren.
b Welke chemische stof voeg je toe bij een verbranding? Noteer de formule.
2
IN
c
Het witte poeder dat gevormd is, heeft als formule MgO. Schrijf de reactievergelijking op. 2
+ → 2
Je leerkracht herhaalt de verbrandingsreactie van magnesium (demo-opdracht 3) en voegt water toe aan het witte poeder dat gevormd werd tijdens de verbrandingsreactie. a
Na de proef voegt je leerkracht fenolftaleïne toe aan het gevormde product. Noteer je waarneming.
c
N
b De kleur die je observeert, wijst op het ontstaan van een basisch milieu. Door het toevoegen van water is immers een nieuwe stof gevormd, magnesiumhydroxide met als formule Mg(OH)2. Schrijf de reactievergelijking op.
→
Noteer nog eens de twee reactievergelijkingen.
4
VA
3
Wat stel je vast met betrekking tot de atomen?
5
Bij de eerste reactievergelijking waren er al cijfers gegeven in de oplossing. Wat is daarvoor de reden,
denk je?
©
Tijdens een chemische reactie worden de aanwezige atomen herschikt om zo nieuwe stoffen met nieuwe stofeigenschappen te vormen.
Een chemische reactie wordt genoteerd in een reactievergelijking. gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen)
118
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
Hoe wordt een chemische reactie genoteerd? LEERDOELEN Je kunt al: herschikt worden ter vorming van nieuwe stoffen;
IN
L toelichten dat tijdens een chemische reactie atomen
L toelichten dat een index in een formule van een chemische stof het aantal atomen van dat element (of van de atoomgroep) in de verbinding weergeeft.
L een onderscheid maken tussen een index en een coëfficiënt. Je leert nu:
In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat de
verandering die plaatsvindt tijdens een
L de opbouw van een reactievergelijking begrijpen en de
chemisch proces een chemische reactie wordt genoemd. In de opdrachten
N
onderdelen aanduiden;
L een aflopende reactie herkennen;
L een reactievergelijking in evenwicht brengen door rekening
VA
te houden met behoud van atomen.
heb je telkens een bijhorende
reactievergelijking genoteerd.
Welke onderdelen kun je herkennen in een reactievergelijking?
2.1 Reagentia en reactieproducten
In een reactievergelijking worden de gebruikte stoffen, uitgangsstoffen of
reagentia (enkelvoud: reagens) omgezet en worden andere stoffen gevormd:
©
de reactieproducten.
WEETJE
In de toekomst zul je leren
In een reactievergelijking wordt gebruikgemaakt van een enkele
eenrichtingspijl (→) die de overgang aanduidt van de reagentia naar de reactieproducten. Zo wordt aangeduid dat zeker één reagens volledig
omgezet wordt in reactieproducten: we spreken van een aflopende reactie. Dat wordt benadrukt door de pijl die enkel van links naar rechts wijst. gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen)
dat sommige reacties
reagentia
reactieproducten
niet volledig aflopen. Je zult dan gebruikmaken
Let op:
en we spreken van een evenwichtsreactie.
Je mag als pijl niet ⇒ gebruiken. Gebruik ook niet het gelijkheidsteken (=), want de reactieproducten zijn andere stoffen dan de reagentia.
van een dubbele pijl ⇄
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
119
Een reactievergelijking wordt als volgt genoteerd:
gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen) reagentia
reactieproducten
OPDRACHT 6
1
Omcirkel de reagentia met rood.
2
Omcirkel de reactieproducten met blauw.
IN
Bekijk opnieuw de reactievergelijkingen uit opdracht 5.
2 Mg + O2 → 2 MgO MgO + H2O → Mg(OH)2
OPDRACHT 7
Leg uit.
N
2.2 Wet van behoud van atomen
VA
In een reactievergelijking staat soms een getal voor de formule van een reagens of reactieproduct, bv. 2 Al + 3 Cl2 → 2 AlCl3
Waarom? Verklaar.
©
In thema 3 leerde je al dat de getallen die voor de formules in een
reactievergelijking staan voorgetallen of coëfficiënten genoemd worden.
Door het toevoegen van de juiste coëfficiënten in een reactievergelijking
houd je rekening met een belangrijke wet: de wet van behoud van atomen. De wet van behoud van atomen In een reactievergelijking zijn links en rechts van de reactiepijl evenveel
atomen van elke soort aanwezig. Er worden geen nieuwe atomen gecreëerd, er gaan ook geen atomen verloren.
In deze applet leer je op een eenvoudige manier waarom je coëfficiënten plaatst in een reactievergelijking, bv. door het maken van een croque-monsieur. 120
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
OPEN DE APPLET
OPDRACHT 8
Noteer de volledige reactievergelijking van de verbranding van magnesium. 1
Pas de wet van behoud van atomen toe op de verbranding van magnesium. Wanneer we de reagentia en de reactieproducten in een reactievergelijking schrijven, krijgen we:
In de formule van zuurstofgas staat een 2. Wat is de wetenschappelijke term voor dat getal?
b Hoeveel O-atomen komen er voor: •
c 2
•
bij de reagentia?
bij de reactieproducten?
IN
a
Mg + O2 → MgO
Is de wet van behoud van atomen voor O gerespecteerd? Ja Nee
Opdat een reactievergelijking zou kloppen, worden de getallen voor de formules, de coëfficiënten, aangepast. Het getal 1 wordt niet vermeld. a
Pas de coëfficiënten aan zodat voor en na de pijl evenveel O-atomen voorkomen. Mg + O2 →
MgO
Ja Nee
c
Pas de coëfficiënten aan zodat voor en na de pijl evenveel Mg-atomen voorkomen.
Mg + O2 → MgO
Zo krijg je de finale reactievergelijking van de verbranding van magnesium.
VA
3
N
b Is de wet van behoud van atomen voor Mg gerespecteerd?
Scan de QR-code. Op deze website kun je een reactie tussen waterstofgas (H2) en zuurstofgas (O2) uitvoeren. Lukt het je om water (H2O) te vormen?
©
4
BEKIJK DE WEBSITE
In een reactievergelijking worden altijd de juiste formules van een chemische stof genoteerd. Je hebt in thema 3 geleerd dat een index aangeeft hoeveel atomen van een bepaald element voorkomen in een verbinding.
Een index mag je niet veranderen om het behoud van atomen toe te passen. Een formule is een vaste combinatie van atomen in een molecule.
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
121
•
Betekenis van de getallen in een reactievergelijking
Dit getal noem je de coëfficiënt. Het geeft aan hoeveel deeltjes er gaan reageren.
•
Dit getal noem je de index. Het
geeft aan hoeveel atomen van de
voorafgaande atoomsoort per molecule of formuleenheid aanwezig zijn.
Om de wet van behoud van atomen in orde te brengen, moet je in een reactievergelijking de coëfficiënten aanpassen.
De indices in een formule mag je niet veranderen.
IN
•
3 CO2
OPDRACHT 9
Stel de reactievergelijking van de chemische reactie op.
Waterstofchloride (HCl) reageert met calciumhydroxide (Ca(OH)2), waarbij calciumchloride (CaCl2) en
water (H2O) gevormd worden.
Welke stoffen zijn de reagentia?
2
3
4
N
1
Welke stoffen zijn de reactieproducten?
VA
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
Vul het aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten. Bij de reagentia
H
H
Ca
Ca
Cl
©
O
Cl O
TIP Bij het plaatsen van coëfficiënten
eindig je met het gelijkstellen van de O- en de H-atomen.
5
Je merkt dat het behoud van Ca in orde is. Plaats coëfficiënten zodat het behoud van Cl in orde is.
6
Vul het nieuwe aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten. Bij de reagentia
H
Ca
Ca
O THEMA 04
Bij de reactieproducten
H
Cl
122
Bij de reactieproducten
HOOFDSTUK 2
Cl O
7
Plaats de coëfficiënten zodat het behoud van O in orde is.
8
Vul het aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten.
H
H
Ca
Ca
Cl
9
Bij de reactieproducten
O
Cl
Wat merk je bij de H-atomen?
O
10 Noteer de finale reactievergelijking.
11 Maak nu de onderstaande reactie kloppend. O2
Fe2O3
N
Fe +
IN
Bij de reagentia
Je hebt in de vorige opdrachten enkele reactievergelijkingen opgesteld en de wet van behoud van atomen toegepast. Zo vond je bij opdracht 9,
©
VA
vraag 11: 4 Fe + 3 O2 → 2 Fe2O3.
Die coëfficiënten moeten zo laag mogelijk zijn. De reactievergelijking
8 Fe + 6 O2 → 4 Fe2O3 is fout. Alle coëfficiënten kunnen immers gedeeld worden door 2. Het kan dus dat je op het einde alle coëfficiënten nog moet delen door een gelijke factor.
Een chemische reactie wordt voorgesteld door een reactievergelijking: reagentia → reactieproducten
Het aantal atomen van elk element moet zowel links als rechts van de pijl gelijk zijn (wet van behoud van atomen). Daarom worden coëfficiënten geplaatst voor
de formules van de reagentia en reactieproducten. Die moeten zo laag mogelijk zijn.
` Maak oefening 3 t/m 9 op p. 140-142.
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
123
2.3 Wet van behoud van massa
OPDRACHT 10 DEMO
Je leerkracht voert de reactie tussen ijzer en zwavel uit. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
IN
7 g ijzer en 4 g zwavel worden afgewogen.
Fe
1
Observeer de eigenschappen van de stoffen en breng een magneet bij elk van de stoffen. Noteer je waarnemingen. Stof
Eigenschappen
ijzer
zwavel
Magnetisch
ja nee ja nee
N
2
S8
De stoffen worden samen in een kroesje gebracht en verwarmd met de bunsenbrander. Er ontstaat een nieuwe stof, ijzersulfide (FeS). Noteer je waarnemingen. Stof
Magnetisch ja nee
VA
reactieproduct (FeS)
Eigenschappen
3
Noteer je besluit.
4
Bepaal eens de massa van het reactieproduct. Wat stel je vast?
©
124
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
Atomen hebben een vaste atoommassa. Die kennis gecombineerd met de wet van behoud van atomen, leidt direct naar de wet van Lavoisier of de wet van het behoud van massa.
De totale massa voor en na een chemische reactie is gelijk. mreagentia = mreactieproducten
WEETJE Dat de wet van behoud van massa bijzonder belangrijk is, kun je
illustreren met tal van voorbeelden uit het dagelijks leven. Zo kunnen
er in de natuur noch atomen noch atoomsoorten ‘verdwijnen’ door
chemische processen. Het ontstaan van industrieel afval is dus een
onontkoombaar gevolg van de wet van massabehoud. De chemische industrie houdt zich dan ook steeds bezig met het recycleren van
IN
allerlei restmateriaal. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe processen om zo weinig mogelijk afval te produceren.
Bekijk de video’s over de rol van
BEKIJK VIDEO 2
N
BEKIJK VIDEO 1
chemie in de recyclage van stoffen.
De wet van Lavoisier
De totale massa voor en na een chemische reactie is gelijk. mreagentia = mreactieproducten
VA
` Maak oefening 10 t/m 12 op p. 142.
WEETJE
Tijdens een chemische reactie geldt behoud van
massa. Maar geldt ook behoud van volume als we
bijvoorbeeld water en ethanol mengen? Je kunt het
BEKIJK DE PROEF
©
testen in een simpel proefje.
WEETJE
Lavoisier is niet de enige wetenschapper die een wet definieerde voor een chemische reactie. Zo toonde Proust aan dat stoffen altijd in een vaste massaverhouding met elkaar reageren: de wet van de massaverhoudingen of de wet van Proust.
Die wet heb je toegepast bij opdracht 10: ijzer en zwavel zullen steeds in een
massaverhouding van 7 g : 4 g met elkaar reageren ter vorming van ijzersulfide.
Wanneer bijvoorbeeld 10 g ijzer bij 4 g zwavel wordt gebracht, zal er 3 g ijzer niet
wegreageren. IJzer is in overmaat aanwezig, terwijl zwavel te weinig aanwezig is. In chemie wordt zwavel dan het ‘limiterend reagens’ genoemd.
Louis Joseph Proust
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
125
HOOFDSTUK 3
Welk nut hebben chemische reacties als energiebron? LEERDOELEN
L toelichten dat chemische energie tijdens een
IN
Je kunt al: chemische reactie omgezet kan worden naar een andere energievorm.
Je leert nu:
L dat chemische reacties gebruikt kunnen worden als energiebron voor toepassingen in het dagelijks leven;
L het verschil duiden tussen exo- en endoenergetische reacties;
energie kan leiden tot gewenste of ongewenste
zeker opgevallen dat er een fel wit licht verschijnt tijdens de reactie.
Tijdens een chemische reactie kan dus een
energievorm (in dit geval licht- of stralingsenergie) vrijkomen, maar waar komt die energie vandaan? Welke energievormen zijn er nog?
Kan ook het omgekeerde gebeuren, met andere woorden kan er tijdens een chemische reactie energie opgenomen worden?
VA
chemische reacties.
naar de verbranding van magnesium. Het is je
N
L begrijpen dat de interactie tussen materie en
In dit thema werd al verschillende keren verwezen
3.1 Chemische energie
Energie kan niet ontstaan, noch gevormd worden. Dat is de wet van behoud van energie, waar je meer over zult leren in de lessen fysica. Die wet is ook
van toepassing op een chemische reactie. Wanneer we ons huis verwarmen door een open haard aan te steken, hebben we geen warmte ‘gemaakt’.
©
De energie is vrijgekomen vanuit de verbranding van het hout: hout is
126
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
een energiebron. De energie die een chemische stof bevat, noemen we de chemische energie (of inwendige energie) (E). Grootheid chemische energie
Symbool
Eenheid
Symbool
E
Joule
J
OPDRACHT 11
Vul de tabel aan. 1
Noteer enkele voorbeelden van energievormen.
2
Noteer een proces uit het dagelijks leven waarbij die energie beschikbaar wordt.
Voorbeeld uit het dagelijks leven
IN
Energievorm
Bij glowsticks of handwarmers worden stoffen gebruikt om een energievorm
N
te verkrijgen, respectievelijk licht en warmte.
Tijdens een chemische reactie is er meestal sprake van een verschil in chemische energie in de stoffen voor en na de reactie.
De reactieproducten bezitten minder chemische energie dan de
reagentia.
= er is energie vrijgekomen tijdens de chemische reactie.
©
VA
•
•
= exo-energetische reactie
De reactieproducten bezitten meer chemische energie dan de reagentia.
= er is energie opgenomen tijdens de chemische reactie. = endo-energetische reactie
Chemische stoffen bezitten een specifieke chemische energie-inhoud of inwendige energie (E).
Tijdens een chemische reactie geldt de wet van behoud van energie: energie
gaat niet verloren of wordt niet bijgemaakt. Energie kan wel worden omgezet
van de ene energievorm in de andere of overgedragen van het ene systeem naar het andere.
Tijdens een chemische reactie wordt dus meestal energie afgegeven
(exo-energetische reactie) of opgenomen (endo-energetische reactie).
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
127
3.2 Exo-energetische reacties
Soms is iets zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat: chemische reacties kunnen ons energie leveren. Enkele voorbeelden: • Afb. 44 De bunsenbrander bij een labo
Tijdens een labo gebruik je een bunsenbrander om een proef uit te voeren (aardgas verbranden).
Voor vuurwerk wordt gebruikgemaakt van verschillende metalen, zoals
aluminium, natrium, magnesium en koper. Die zorgen voor het licht- en knaleffect.
IN
•
Tijdens die chemische reacties komt er energie vrij: we spreken van een
exo-energetische reactie. Uit de wet van behoud van energie kun je dan concluderen dat de reagentia meer chemische energie hebben dan de reactieproducten (ER > EP, de reactie levert energie).
De reactie-energie (∆E) wordt gedefinieerd als het verschil tussen de
chemische energie-inhoud van de reactieproducten (EP) en de chemische
N
energie-inhoud van de reagentia (ER):
Afb. 45 Vuurwerk
∆E = EP – ER
Een exo-energetische reactie wordt bijgevolg gekenmerkt door een negatieve
VA
reactie-energie: er komt energie vrij tijdens de reactie.
exo-energetische reactie: ∆E < 0
Een exo-energetische chemische reactie kan worden weergegeven in een energiediagram.
©
E (J)
ER reactieenergie
ΔE < 0
EP t (s) Grafiek 3 Energiediagram van een exo-energetische reactie
Wanneer warmte vrijkomt, spreekt een chemicus van een exotherme reactie. Een bekende toepassing daarvan is de hotpack. Door het activeren van de 128
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
hotpack start een exotherme reactie: de omgevingstemperatuur stijgt.
TIP Valt het je op dat er altijd geredeneerd wordt vanuit de stoffen? De term ‘exo’ is afgeleid van het Latijn en betekent ‘uit’. Tijdens een exo-energetische reactie zal dus energie uit de stoffen komen. Kijk je naar de omgeving, dan zal de energie toenemen: bv. de omgevingstemperatuur stijgt. OPDRACHT 12 DEMO
Je leerkracht voert enkele exo-energetische reacties uit. Hij/zij voert de proeven uit.
2
Noteer je waarneming in de tabel. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
IN
42 °C
1
!
exotherme reactie
25 °C
zoutzuur
magnesium
HCl + NaOH
N
Afb. 46 Opstelling proef 2
Proef 1
•
•
Voeg bijtende soda-oplossing (NaOH) toe aan de zoutzuuroplossing (HCl).
Voel tijdens de hele proef aan de proefbuis.
•
©
Vul een proefbuis voor 1/3 met zoutzuur (HCl).
Rol het lintje Mg op en breng het in de oplossing. Voel tijdens de hele proef aan de proefbuis.
Waarneming:
VA
Waarneming:
•
•
Proef 2
Soms is een exo-energetische reactie net iets wat je níet wilt meemaken,
ze worden namelijk ook weleens gebruikt in een foute context. Denk maar
aan de grote hoeveelheid energie die vrijkomt bij de explosie van buskruit. Tijdens die reactie komt er niet alleen warmte vrij, maar ook kinetische energie die grote schade kan aanbrengen.
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
129
IN
WEETJE
In een bedrijf ontstaan soms explosies omdat
bepaalde stoffen niet (meer) goed gestockeerd worden. Twee bekende voorbeelden zijn de
vuurwerkramp in Enschede in 2000 en de ontploffing van ammoniumnitraat in Beiroet in 2020. Wil je de
indrukwekkende beelden van de explosie in Beiroet
N
zien? Scan dan de QR-code.
BEKIJK DE VIDEO
Een exo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm van energie vrijkomt.
VA
E (J)
ER
reactieenergie
ΔE < 0
EP
©
Grafiek 4 Energiediagram exotherme reactie
130
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
• •
t (s)
Een reactie waarbij warmte vrijkomt, is een exotherme reactie.
Een exo-energetische reactie kan voor grote schade zorgen bij verkeerd gebruik.
OPDRACHT 13 DOORDENKER
Wat gebeurt er als je Mentos-muntjes aan cola light toevoegt? Voer deze proef uit op de speelplaats! Je kunt de proef ook thuis uitvoeren en er een filmpje van maken. 1
Verzamel de benodigdheden. Mentos-muntjes blad papier kaartje
Ga aan de slag. 1 2 3
3
Maak met een blad papier een koker waarin de Mentos-muntjes gestapeld worden. Gebruik een kaartje als basis voor de snoepjestoren, of plaats je hand eronder.
Schroef de fles cola light open en plaats de koker boven de fles. Trek nu het kaartje (of je hand) weg, zodat de snoepjes in de fles vallen.
Noteer je waarneming.
Hoe verklaar je dat?
VA
N
4
IN
2
fles cola light
©
3.3 Endo-energetische reacties
We weten nu dat sommige chemische reacties energie leveren: ze zijn
exo-energetisch. Wanneer we die reacties omdraaien, zal er energie nodig zijn om de reactie uit te voeren. Tijdens zo’n reacties wordt er dus energie opgenomen: het zijn endo-energetische reacties.
Uit de wet van behoud van energie kun je concluderen dat de reagentia
minder chemische energie hebben dan de reactieproducten (ER< EP). In de eerste graad heb je al kennisgemaakt met zo’n reactie: de fotosynthese.
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
131
OPDRACHT 14
Bekijk de chemische reactie en los de vragen op. 6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2 1
Welk biologisch proces wordt hier weergegeven?
2
Kruis de juiste uitspraak aan.
IN
3
Welke energievorm wordt er gebruikt tijdens de reactie?
Fotosynthese is een exo-energetische reactie.
Fotosynthese is een endo-energetische reactie.
Een endo-energetische reactie wordt bijgevolg gekenmerkt door een
positieve reactie-energie: er wordt energie toegevoegd tijdens de reactie.
N
Endo-energetische reactie: ∆E = EP - ER > 0
Een endo-energetische chemische reactie kan worden weergegeven in een energiediagram.
VA
E (J)
EP
reactieenergie
©
ER
132
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
t (s)
Grafiek 5 Energiediagram van een endo-energetische reactie
ΔE > 0
OPDRACHT 15 DEMO
Je leerkracht voert een endo-energetische reactie uit. 1
Je leerkracht voert de proef uit.
2
Noteer je waarneming in de tabel. Gebruik een thermometer. Proef
• •
Meng enkele citroenzuurkristallen met een beetje bakpoeder in een proefbuis. Voeg eventueel een beetje water toe.
Monitor de temperatuursverandering tijdens de hele proef.
Waarneming:
IN
•
In opdracht 15 daalt de omgevingstemperatuur. De reactie heeft energie nodig om te kunnen plaatsvinden: ze neemt warmte op uit de omgeving.
We spreken dan van een endotherme reactie. Een bekende toepassing is het
N
coldpack.
WEETJE
Bij sporters wordt vaak een zakje ijs gebruikt om bij
een kwetsuur de zwelling tegen te gaan. Zulke zakjes sluiten echter niet goed af rond de kwetsuur en
werken minder efficiënt. Daarom werden coldpacks
©
VA
ontwikkeld. De meeste bevatten een gel die niet bevriest in een diepvries. Zogenaamde instant
coldpacks bestaan intern uit twee zakjes; in het ene zit water, in het andere ammoniumnitraat (NH4NO3). Wanneer de stoffen bij elkaar
komen, treedt er een endotherme reactie op waardoor de omgeving, in dit geval dus het gebied rond de kwetsuur, kouder wordt.
Net als bij een exo-energetische reactie kunnen bij een endo-energetische reactie niet alleen warmte-energie maar ook andere energievormen
opgenomen worden. Bij bijvoorbeeld een fotolyse start lichtenergie een reactie op.
WEETJE Sommige reacties hebben geen zichtbaar licht nodig, maar
maken gebruik van uv-straling.
Een bekende toepassing heb je misschien al ervaren bij de
tandarts. De uv-lamp die op
een pas behandelde tand wordt geplaatst, zorgt ervoor dat de
vulling uithardt. Dit is een endo-energetische reactie. THEMA 04
HOOFDSTUK 3
133
Naast licht- en warmte-energie kunnen ook andere energievormen een
chemische reactie doen ontstaan. Zo werd er in thema 3 elektrische energie gebruikt om water te splitsen in waterstofgas en zuurstofgas.
Het spontaan initiëren van een reactie door de opname van energie is niet altijd gewenst.
Lichtenergie kan reacties opstarten die nadelig zijn. Voorbeelden:
• •
Stoffen worden vaak bewaard in een bruine fles om te voorkomen dat
licht de chemische stof aantast. Wijn wordt bijvoorbeeld bewaard in een gekleurde fles omdat blootstelling aan zonlicht de wijn een azijnsmaak geeft.
IN
•
Krantenpapier wordt geel als het te lang in de zon ligt.
Lange blootstelling aan licht kan ervoor zorgen dat de lange moleculen in kunststoffen worden gebroken in steeds kleinere moleculen. In de
volksmond zegt men dat de kunststoffen ‘verduren’, een fenomeen dat vaak voorkomt bij oude pvc-dakgoten.
Afb. 47 Donkere wijnflessen zorgen voor een betere bewaring van de wijn.
Een endo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm van energie wordt opgenomen.
N
E (J)
VA
EP
reactieenergie
ΔE > 0
ER
Grafiek 6 Energiediagram endotherme reactie
©
• •
t (s)
Een reactie waarbij warmte wordt opgenomen, is een endotherme
reactie.
Een endo-energetische reactie kan voor grote schade zorgen bij verkeerd gebruik.
` Maak oefening 13 t/m 18 op p. 142-144.
TIP Bekijk de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal en ontdek verschillende reacties in het dagelijkse leven.
134
THEMA 04
HOOFDSTUK 3
THEMASYNTHESE
WAT IS EEN CHEMISCHE REACTIE? Tijdens een chemische reactie worden de aanwezige atomen herschikt ter vorming van nieuwe stoffen.
HOE WORDT EEN CHEMISCHE REACTIE GENOTEERD?
De reactievergelijking
Bij samenvoegen
Na de reactie
IN
Voor de reactie
Behoud van atomen
•
reactie gelijk.
Voor stoffen worden coëfficiënten geplaatst om het aantal atomen per soort gelijk te stellen.
N
•
Per atoomsoort is het aantal atomen voor en na de
reagentia → reactieproducten
•
•
de wet van Lavoisier
De totale massa voor en na een chemische reactie blijft gelijk:
VA
Een reactie waar alle reagentia worden omgezet in
Behoud van massa
reactieproduct(en) noemen we een aflopende reactie.
WELK NUT HEBBEN CHEMISCHE REACTIES ALS ENERGIEBRON?
•
•
Stoffen bevatten een specifieke hoeveelheid energie: de chemische of inwendige energie (E).
Chemische reacties kunnen nuttig zijn als energiebron in het dagelijks leven (bv. warmte, elektriciteit), maar kunnen ook nadelig zijn (bv. verduren van materialen). Er bestaan exo- en endo-energetische reacties.
©
•
mreagentia = mreactieproducten
THEMA 04
THEMASYNTHESE
135
THEMASYNTHESE
Exo-energetische reactie
Endo-energetische reactie
Een chemische reactie waarbij energie vrijkomt tijdens
Een chemische reactie waarbij energie opgenomen
De reagentia hebben meer chemische energie dan de
De reagentia hebben minder chemische energie dan de
de reactie.
E (J)
ER > Ep
reactieproducten.
E (J)
ER < Ep
IN
reactieproducten.
wordt tijdens de reactie.
EP
ER reactieenergie EP
ΔE < 0
reactieenergie
ER
N
t (s)
Voorbeeld: verbranden van magnesium
©
THEMA 04
THEMASYNTHESE
t (s)
Voorbeeld: elektrolyse van water
Mijn samenvatting
VA
136
ΔE > 0
BEKIJK KENNISCLIP
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik ken het verschil tussen een chemisch en een fysisch proces.
•
Ik ken de termen endotherm en exotherm.
• •
Ik ken het begrip chemische energie.
Ik ken het verschil tussen exo- en endo-energetische reacties.
2 Onderzoeksvaardigheden
Ik kan een reactievergelijking opstellen.
•
Ik kan de wet van behoud van massa uitleggen en toepassen.
• • • •
Ik kan reagentia en reactieproducten toelichten.
IN
•
Ik kan de wet van behoud van atomen uitleggen en toepassen.
Ik kan een exo- en endo-energetische reactie grafisch weergeven.
Ik kan een exo- en endo-energetische reactie herkennen en er voorbeelden van geven.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
N
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 04
CHECKLIST
137
CHECK IT OUT
Waarom rijst brood? CO2-vorming zorgt voor het rijzen van brood, maar er gebeurt zoveel meer. Bekijk de video en beantwoord de vragen. 1
BEKIJK DE VIDEO
Vul de tabel aan. Temperatuur
Wat gebeurt er?
fysisch proces
33 °C
chemisch proces fysisch proces
chemisch proces
IN
62 °C
fysisch proces
100 °C
chemisch proces fysisch proces
154 °C
Proces
2
Wat is de formule en de naam van het rijsmiddel in bakpoeder?
3
chemisch proces
a
N
Tijdens de Maillard-reacties ontstaan nieuwe biomoleculen. Waarvoor zorgen die nieuwe chemische stoffen?
b Kruis aan.
Dit is een exo-energetische reactie.
VA
Dit is een endo-energetische reactie.
c
Dit is een endo-energetische / exo-energetische reactie (schrap wat niet past).
d Op welke temperatuur moet je de oven instellen om dit proces te laten plaatsvinden? Bij het bakken van koekjes ontstaan tijdens de chemische reacties nieuwe stoffen zoals CO2 (door
herschikking van de atomen). CO2 zorgt voor het rijzen van het deeg. Er zijn tijdens het bakken geen nieuwe atomen gecreëerd: dat is de wet van behoud van atomen.
Tijdens een chemische reactie geldt ook de wet van behoud van massa. Omdat er gassen gevormd
©
worden tijdens het bakken van koekjes, zal er massa verloren gaan. De koekjes wegen minder.
Tijdens het bakken zullen eiwitten veranderen van structuur of omgezet worden. Die nieuwe stoffen
zorgen voor de specifieke smaken. Wanneer de koekjes te lang gebakken worden, zullen de eiwitten stukgaan en de koekjes verbranden. En nu maar echt koekjes bakken!
138
THEMA 04
CHECK IT OUT
!
AAN DE SLAG
1
Zijn de verschijnselen fysisch of chemisch? Zet een kruisje in de juiste kolom. Verschijnsel
Fysisch
Chemisch
ijzer laten roesten fruit laten rotten
inkt verwijderen met een inktwisser potlood verwijderen met een gom ontkleuren met bleekwater linnen drogen
groenten gaarkoken voedsel verteren
IN
boter smelten boter bruinen
ijs smelten en water vormen een blok hout verbranden
een trui laten verkleuren door langdurige blootstelling aan zonlicht ijzer smelten
2
Zijn de modelvoorstellingen voorbeelden van fysische of chemische processen? Leg uit.
Fysisch of chemisch proces
N
Modelvoorstelling
T
©
VA
elektrische energie
T
THEMA 04
AAN DE SLAG
139
3
Lees de chemische reacties en beantwoord de vragen.
Het stappenplan kan je daarbij helpen. 1 a
IJzer reageert met zuurstofgas, waarbij di-ijzertrioxide (Fe2O3) gevormd wordt. Welke stoffen zijn de reagentia?
b Welke stoffen zijn de reactieproducten?
BEKIJK HET STAPPENPLAN
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
c
d Pas de wet van behoud van atomen toe.
a
Magnesium reageert met waterstofchloride (HCl of zoutzuur), waarbij magnesiumchloride (MgCl2) en
waterstofgas (H2) gevormd worden. Welke stoffen zijn de reagentia?
b Welke stoffen zijn de reactieproducten? c
IN
2
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
d Pas de wet van behoud van atomen toe.
4
Schrijf de chemische reactie.
De vorming van waterstofchloride (HCl) uit diwaterstof en dichloor.
5
N
Schrijf de chemische reactie.
De chemische reactie tussen salpeterzuur (HNO3) en soda (NaOH), waarbij natriumnitraat (NaNO3) en water gevormd worden.
VA
6
Schrijf de chemische reactie.
De ontleding van glucose (C6H12O6) in water en koolstof.
7
Vul de reactievergelijkingen aan.
©
Al + O2 → Al2O3
Al2O3 + Na → Na2O + Al H2S + O2 → H2O + SO2 NH3 → N2 + H2
CO2 + H2O → C6H12O6 + O2 Fe + O2 → Fe2O3 PCl5 → P + Cl2 Hg + l2 → Hgl
SnS2 → Sn + S 140
THEMA 04
AAN DE SLAG
Pb + O2 → PbO
HCl + O2 → Cl2 + H2O
C2H4 + O2 → CO2 + H2O Na2O + H2O → NaOH N2 + H2 → NH3
Al + PbO2 → Al2O3 + Pb NH3 + HCl → NH4Cl
NH3 + O2 + → NO + H2O Fe + S → FeS
Cr2O3 + Zn → ZnO + Cr
C12H22O11 → C + H2 + O2
IN
KClO3 → KCl + O2
C12H22O11 + O2 → CO2 + H2O
8
Vul de reactievergelijkingen aan en beantwoord de vragen.
N
a Bij een onvolledige verbranding van aardgas (bv. bij een gaskachel in een badkamer) wordt het giftige koolstofmonoxide gevormd.
CH4 + O2 → CO + H2O
b Bakpoeder reageert met azijn.
NaHCO3 + CH3COOH → CH3COONa + CO2 + H2O
VA
Hoe kun je visueel waarnemen dat het om een chemische reactie gaat?
c Met glucose kan drankalcohol (ethanol) gevormd worden. De zogenaamde ‘moonshiners’, mensen die illegaal alcohol stoken, maken gebruik van deze reactievergelijking.
C6H12O6 → C2H5OH + CO2
d In grotten worden langzaam druipstenen gevormd.
Regenwater dat de grotten binnensijpelt, bevat het
oplosbare Ca(HCO3)2. Door de lage concentratie aan CO2
in de grot treedt een reactie op. Naast CO2 en water
©
wordt daarbij ook het onoplosbare CaCO3 gevormd, waaruit de druipstenen zijn opgebouwd.
Ca(HCO3)2 → CaCO3 + CO2 + H2O
THEMA 04
AAN DE SLAG
141
9
Waarom mag je de indexen bij de formules niet wijzigen?
10
Een reepje magnesiumlint wordt verbrand. Bij die reactie ontstaat een wit poeder: magnesiumioxide.
De massa daarvan is groter dan die van het oorspronkelijke magnesium. Wil dat zeggen dat de wet van Lavoisier niet geldig is? Motiveer je antwoord.
11
Pas de chemische reacties aan indien nodig. P2O5 +
H2O
H3PO4
HClO2 H2 + Cl2 + 2 O2
IN
Welke wet pas je toe?
12
N
Hoe heten de getallen die je aanbrengt?
Waarom is een proef waarbij een gas ontstaat minder geschikt om de wet van Lavoisier aan te tonen? Waar moet je op letten? Verklaar.
VA
13
Vul bij elk verschijnsel het bijbehorende begrip in. Opgelet: een van de gegeven begrippen is niet van toepassing. Je mag elk begrip slechts één keer gebruiken.
endo-energetisch – endotherm – exo-energetisch – exotherm – fysische reactie een vijver die bevriest
c
het opnemen van warmte tijdens een reactie
©
a
b Mg + 2 HCl MgCl2 + H2 + warmte
d een Mg-lint verbranden (het vrijkomen van licht)
142
THEMA 04
AAN DE SLAG
14
Vul de reactievergelijkingen aan en beantwoord de vragen. Waterstofgas wordt gebruikt in brandstofcellen.
H2 + O2 → H2O
Is dit een endo-energetische of een exo-energetische reactie? Verklaar.
15
IN
Vervolledig de reactievergelijkingen en beantwoord de vragen. a
Planten voeren een fotosynthesereactie uit.
+ → C6H12O6 + O2
Is dit een endo-energetisch of een exo-energetisch proces? Verklaar.
Welke energie-omzettingen vinden hierbij plaats?
N
b Methaangas (CH4) wordt gebruikt om woningen te verwarmen.
CH4 + O2 → CO2 + H2O
Is dit een endo-energetisch of een exo-energetisch proces? Verklaar.
VA
Welke energie-omzettingen vinden hierbij plaats?
Beoordeel de stellingen. Duid aan met juist (J) of fout (F). Juist of fout?
©
16
Stelling
Tijdens een chemische reactie worden nieuwe stoffen gevormd. Verbetering:
Tijdens een exo-energetische reactie hebben de stoffen na de reactie de grootste energie-inhoud. Verbetering:
Als je een endotherme reactie uitvoert in een waterbad dan zal de temperatuur van het water rond de reactiebeker stijgen. Verbetering:
De stoffen verliezen energie tijdens een exotherme reactie. Verbetering:
THEMA 04
AAN DE SLAG
143
17
Wat hoort er bij elkaar? Noteer het juiste getal in de tweede tabel. 1
fotosynthese
3
De reactieproducten bevatten meer
2 4 5
18
smelten
chemische energie naar lichtenergie
endo-energetische reactie
energie dan de reagentia.
De stoffen verliezen energie.
glimwormen
exo-energetische reactie
lichtenergie naar chemische energie fysische reactie
Teken een energietijddiagram van een exo-energetische reactie. Vermeld de volgende gegevens:
VA
N
(teken een pijl). Benoem de assen.
IN
energieniveau van de reactieproducten (EP); energieniveau van de reagentia (ER); ΔE < 0 of ΔE > 0
©
` Verder oefenen? Ga naar
144
THEMA 04
AAN DE SLAG
.
BOUW, EIGENSCHAPPEN EN RANGSCHIKKING VAN ATOMEN
THEMA 05
147
VERKEN
148
IN
CHECK IN
` HOOFDSTUK 1: Hoe evolueerde het atoommodel? 1.1 Van voorwerp tot atoom 1.2 Nog kleiner dan het atoom
` HOOFDSTUK 2: Wat weten we al over het atoom?
N
2.1 De elementaire deeltjes en hun lading 2.2 De massa van het atoom
150 150 151 157
157 159
` HOOFDSTUK 3: Hoe zitten elektronen verdeeld in
een atoom?
3.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling
VA
A Schillen rond de nucleus B Elektronen op een schil
3.2 Elektronenconfiguratie 3.3 Lewisstructuren
163 163 163 164
170 171
` HOOFDSTUK 4: Wat leren we uit de plaats van
©
een element in het PSE? 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Perioden en groepen De a-groepen en hun naam Waarom lijken atomen graag op een edelgas? Elektronegativiteit Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen in het PSE?
175 176 179 181 184 187
145
THEMASYNTHESE
191
CHECKLIST
194
PORTFOLIO
AAN DE SLAG
©
VA
N
OEFEN OP DIDDIT
146
195
IN
CHECK IT OUT
196
CHECK IN
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet! De wetenschap is continu op zoek naar een ruimer beeld van het heelal. Sinds 2018 wordt ‘de planetenjager’ TESS (Transiting Exoplanet Survey Satellite) gebruikt om op zoek te gaan naar leven en bewoonbare planeten buiten ons zonnestelsel. Het is de
krachtigste telescoop tot nog toe. In januari 2020 werd voor het
eerst een bewoonbare planeet ontdekt buiten ons zonnestelsel. 100 lichtjaar van onze aarde verwijderd.
IN
De planeet kreeg voorlopig de naam ‘TOI700d’ en is meer dan
Met preciezere apparatuur slagen wetenschappers er ook in om steeds kleinere deeltjes te bekijken. In de lessen natuurwetenschappen heb je vast al gehoord of gebruikgemaakt van een microscoop.
N
Raad wat je hier uitvergroot ziet!
Afb. 49
Afb. 50
VA
Afb. 48
Atomen zijn voor de mens niet zichtbaar met het blote oog, maar ondertussen zijn we in staat steeds kleinere deeltjes te bekijken. Organismen, onderdelen van planten … die je normaal niet kunt zien met het blote oog, worden plots zichtbaar.
In 1931 werd de eerste elektronenmicroscoop gebouwd. We zijn daardoor nu in staat om kleine cellulaire onderdelen tot een paar miljoen keer of meer
©
groter te zien.
Afb. 51 De elektronenmicroscoop van de Vrije Universiteit Brussel
? ` Hoever hebben we stoffen al kunnen ontleden? ` Zijn we al beland bij het kleinste deeltje? We zoeken het uit!
THEMA 05
CHECK IN
147
VERKEN
Atoom of element? OPDRACHT 1
Wat weet je al over de elementen? Elementen worden voorgesteld door een symbool. Vul de volgende tabel verder aan. Element
Symbool
natrium
waterstof
N
koper
S
zuurstof
Symbool
tin
K
Element
IN
1
P
argon
Fe
Ag
Welke twee grote groepen van elementen kunnen we onderscheiden in het PSE?
3
4
N
2
Tot welke groep behoren de edelgassen?
Markeer op het volgende PSE de metalen in het rood, de niet-metalen in het groen. Omcirkel vervolgens
VA
specifiek de edelgassen.
He
H
Li
Be
B
C
N
O
F
Ne
Na
Mg
Al-
Si
P
S
Cl-
Ar
K
Ca
Ti
©
Sc
148
V
Cr
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga
Ge
As
Se
Br
Kr
Rb
Sr
Y
Zr
Nb
Mo
Tc
Ru
Rh
Pd
Ag
Cd
In
Sn
Sb
Te
I
Xe
Cs
Ba
La
Hf
Ta
W
Re
Os
Ir
Pt
Au
Hg
Tl-
Pb
Bi
Po
At
Rn
Fr
Ra
Ac
Rf
Db
Sg
Bh
Hs
Mt
Ds
Rg
Cn
Nh
Fl-
Mc
Lv
Ts
Og
THEMA 05
VERKEN
5
We gebruiken tijdens de lessen chemie de begrippen ‘atoom’ en ‘element’. Verklaar kort het verschil tussen die twee begrippen.
6
Staan er in de onderstaande figuur deeltjes waarvan jij misschien al gehoord hebt en waarvan je denkt dat ze in een atoom aanwezig zijn? Schrap de deeltjes waarvan je denkt dat ze niet in een atoom voorkomen.
IN
chips
molecule virus
quarks ozon neutrino
N
proton elektron zout
aerosol hemoglobine neten
VA
hadronen neutron
stuifmeel
Je hebt nu eigenlijk al kleinere deeltjes benoemd dan dat je met de microscoop kunt waarnemen.
©
In dit thema gaan de betekenis en het voorkomen van al die deeltjes duidelijk worden.
THEMA 05
VERKEN
149
HOOFDSTUK 1
Hoe evolueerde het atoommodel? LEERDOELEN Je kunt al: L begrijpen dat wetenschappelijke kennis het resultaat is van voortdurend onderzoek.
IN
Je leert nu:
L de historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr begrijpen en de evolutie chronologisch weergeven;
L de bouw van een atoom (volgens het
gecombineerde atoommodel van BohrRutherford) toelichten;
deeltjes ontleden. De kennis die we vandaag
hebben, is te danken aan eeuwen van voortbouwend onderzoek en wetenschappelijke proeven. Een
ontdekking is vaak het werk van één wetenschapper of één team, maar een wetenschappelijke theorie is het resultaat van vele bijdragen.
N
L het atoommodel met een tekening weergeven.
Net als wij willen wetenschappers steeds kleinere
1.1 Van voorwerp tot atoom
Elk mengsel bestaat uit een of meerdere soorten stoffen. In het voorbeeld van spuitwater (afbeelding 52) zien we dat stoffen – of materie – bestaan
VA
uit nog kleinere verbindingen. En ook die verbindingen kunnen nog verder opgedeeld worden tot we uiteindelijk bij atomen uitkomen.
CO2
C
CO2 O
©
spuitwater
mengsel
HOOFDSTUK 1
O verbindingen
Een voorwerp is opgebouwd uit een bepaalde materie.
atomen
•
Materie is een verzamelnaam voor alle soorten stoffen.
•
Een atoom is een deeltje van dat type.
•
THEMA 05
H2O
Afb. 52 Spuitwater
•
150
zuivere stof
H
Stoffen zijn verbindingen van deeltjes of atomen. Een element is een type of atoomsoort.
1.2 Nog kleiner dan het atoom
OPDRACHT 2
IN
Bekijk de afbeeldingen en vul de tabel aan.
Afb. 53
Begrip
Afb. 54
Afbeelding 53
voorwerp
materie stoffen
verbindingen van onder meer …
C12H22O11
N
Afbeelding 54
atoomsoorten of elementen
In thema 3 heb je geleerd dat er dus verschillende soorten elementen
VA
bestaan. Van een handvol daarvan ken je intussen het symbool en de naam.
OPDRACHT 3
Elke stof is opgebouwd uit bouwstenen: de atomen. Maar hoe is zo’n atoom zelf opgebouwd?
©
Teken hoe jij denkt dat een atoom eruitziet en beschrijf aan je buur.
Onze wetenschappelijke kennis is er in de loop der tijd sterk op
vooruitgegaan. Nieuwe technologieën zorgden ervoor dat onze inzichten in de bouw van het atoom veranderden doorheen de eeuwen. Bijgevolg moesten de modellen die we gebruiken om een atoom voor te stellen,
aangepast worden. Er is ondertussen al een hele weg afgelegd, waarbij
wetenschappers steeds verder bouwden op de kennis van hun voorgangers.
Bekijk de chemische tijdlijn waarbij de belangrijkste mijlpalen in de evolutie van het atoommodel worden aangestipt. Maar denk eraan: met nieuwe
technieken komen nieuwe inzichten. Deze tijdlijn kan dus in de toekomst (of in komende schooljaren) nog verder aangevuld worden. Scan de QR-code voor een meer uitgebreide versie van de tijdlijn.
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
151
410 V.C.
1869
De Griekse filosofen Democritus
De Rus Dimitri Mendelejev
de leer die stelt dat alle stoffen zijn
eigenschappen. Op basis
en Leucippus formuleren de
rangschikt de elementen in
grondbeginselen van het atomisme,
groepen met soortgelijke
opgebouwd uit ontelbare minuscule
van die gegevens plaatste
en ondeelbare
hij de elementen onder
blokjes: atomen
elkaar: het periodiek
(Grieks: atomos =
systeem der elementen.
ondeelbaar).
Ia 1 IIa 2
2,1
H
atoomnummer (Z) 12
waterstof
1,0
Li
4
1,5
beryllium
6,94
9,01
0,9
3 Na
12
24,31
0,8
20
K
0,8
5 Rb
1,0
Ca
kalium
calcium
39,10
IIIb 3
21
1,0
1,3
IVb 4
22
Sc
titaan
44,96
39
1,2
Vb 5
23
1,6
1,4
24
V
chroom
50,94
41
19,00
2,2
29
1,9
2,2
30
1,6
Cu
nikkel
1,9
1,7
2,1
16
2,5
neon
Si
fosfor
zwavel
chloor
argon
30,97
32,07
35,45
39,95
1,6
Ga gallium
32
1,8
1,7
1,8
2,0
34
As
1,9
35
85,47
87,62
88,91
91,22
92,91
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
0,7
137,3
88
0,9
Ra
1,1
138,9
89
1,1
Ac
72
1,3
73
Hf
1,5
Ta
hafnium
tantaal
178,5
104
actinium
rutherfordium
226,0
227
261
Ce
cerium
1,3
Pr
Th
Nd
neodymium
140,9
1,5
Pm Sm
promethium
samarium
(145)
93
1,3
1,3
Pu
Gd
gadolinium
151,9
95
1,3
Tb
terbium
157,3
96
66
(1,2)
Dy
dysprosium
158,9
97
Ho
holmium
164,9
99
Cf
68
Er
erbium
167,3
100
Es
radon
222
118
Ts
tennessine
Og
oganesson
289
1,2
Tm thulium
168,9
101
Fm
Rn
210
117
69
86
astaat
289
1,2
xenon
131,3
2,2
At
209
Lv
livermorium
288
1,2
85
70
289
1,1
Yb
ytterbium
173,0
102
Md
71
1,2
Lu
lutetium
175,0
103
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
1850
Bk
2,0
Po
polonium
116
Mc
moscovium
289
67
84
209,0
115
Fl-
162,5
98
1,9
Bi
bismut
207,2
flerovium
287
1,2
83
lood
114
Nh
nihonium
285
65
1,8
Pb
204,4
113
Cn
82
231,0
‘bollen’. Deze bollen, die nog alle eigenschappen van de
Np
Eu
europium
150,4
94
64
1,8
Tl-
thallium
200,6
copernicium
272
63
81
kwik
112
Rg
röntgenium
281
1,2
1,9
Hg
197,0
111
Ds
darmstadtium
80
goud
Xe
protactinium
filosofen uit de Oudheid dat een stof bestaat uit kleine
U
62
2,2
Au
195,1
110
Mt
meitnerium
79
54
I
232,0
PSE.indd 274
Pa
1,4
2,2
Pt
platina
268
61
144,2
92
78
192,2
109
Hs
hassium
277
1,2
2,2
Ir
iridium
Te
thorium
1840
De Engelsman John Dalton stelt in navolging van de
60
77
190,2
108
Bh
bohrium
264
1,1
praseodymium
91
2,2
Os
osmium
186,2
107
Sg
59
76
renium
266
1,1
1,9
Re
seaborgium
262
N
7
75
183,9
106
Db
dubnium
6
1,7
W
wolfraam
180,9
105
Rf
radium
74
krypton
83,80
2,5
jood
La
Kr
79,90
53
telluur
lanthaan
Sb
2,1
36
broom
78,96
52
2,8
Br
seleen
74,92
51
2,4
Se
arseen
72,64
50
Ar
antimoon
57
Cd
33
Ge
germanium
69,72
Cl-
tin
0,9
18
28,09
49
S
3,0
silicium
31
P
17
Al-
65,38
48
15
26,98
zink
63,55
47
1,8
aluminium
Zn
koper
58,69
46
14
Sn
barium
Rh
1,9
Ni
58,93
1,5
In
actiniden
VA
28
kobalt
Ru
fluor
16,00
indium
140,1
©
1,9
Co
45
zuurstof
14,01
cadmium
90
HOOFDSTUK 1
2,2
stikstof
12,01
zilver
Ba
Tc
27
ijzer
55,85
koolstof
Ag
lanthaniden
THEMA 05
1,8
Fe
44
20,18
boor
Pd
58
152
He
10
Ne
palladium
223
UITGEBREIDE TIJDLIJN
1,9
4,0
rhodium
132,9
John Dalton
2
F
ruthenium
francium
stof bezitten, noemt ook hij atomen.
26
54,94
9
technetium
56
Mo
1,5
Mn
mangaan
43
IIb 12
3,5
O
molybdeen
87
1808
1,8
Ib 11
8
niobium
7 Fr
1830
25
52,00
42
VIlIb 10
3,0
N
10,81
13
VIlIb VIlIb 8 9
7
zirkonium
0,7
Nb
VIIb 7
2,5
C
yttrium
Sr
Zr
1,6
1,6
Cr
vanadium
47,87
40
VIb 6
6
strontium
cesium
1820
VIIa 17
rubidium
55
Y
1,5
Ti
scandium
40,08
38
6 Cs
1810
VIa 16
4,00
2,0
B
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
Mg
magnesium
22,99
37
1800
Va 15
helium
5
magnesium
24,31
1,2
natrium
19
4
naam
Be
lithium
11
400 v.C.
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
3
2
Democritus, afgebeeld door Hendrik ter Brugghen
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
IN
1
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
1
No
Lr
1860
1870 28/01/2022 09:35
1902
1913
Joseph John Thomson is de
De Deen Niels Bohr stelt dat elektronen
een atoom als een licht
elektronenschillen bevinden, die groter
eerste om het elektron te
niet willekeurig rond de positieve kern
‘meten’. De Brit beschrijft
bewegen, maar dat ze zich op zogenaamde
positief geladen bol met
worden naarmate ze verder van de kern
binnenin zeer kleine
verwijderd zijn. En hoe verder van de kern,
elektronen. Voortbouwend
hoe meer elektronen de
op de experimenten van
schil kan bevatten. Het
Crookes en Goldstein heeft
aantal elektronen op de
hij het over vrij bewegende
buitenste schil bepaalt
elektronen.
IN
N
1900
1910
1920
1930
1932
1940
Sir James Chadwick ontdekt het
neutron, een elementair deeltje
VA
1890
het atoom.
Een schematische voorstelling van het atoommodel van Bohr
Het krentenbolmodel
1880
de eigenschappen van
zonder elektrische lading dat zich
1911
in de kernen van alle atomen
De Nieuw-Zeelander Ernest Rutherford
bevindt (uitgezonderd waterstof).
verenigt alle voorgaande theorieën in
De massa van een neutron is
het idee dat een atoom bestaat uit een
ongeveer gelijk aan de massa van
centrale positief geladen kern, omgeven
een proton. In tegenstelling tot
door een elektronenmantel met negatief
een proton, is een neutron echter
geladen elektronen. Hij komt tot dat
ongeladen.
besluit aan de hand van het beroemde
©
bladergoudexperiment.
Rutherfords experiment
James Chadwick
Zing je deze tijdlijn graag uit volle borst mee? Scan dan de QR-code.
THEMA 05
ATOMOS ATOMOS HOOFDSTUK 1
153
IN
Zoals je ziet in de tijdlijn, komen wetenschappers steeds tot een besluit op basis van waarnemingen. Met behulp van proeven en opzoekwerk krijgen ze inzicht in hun onderzoeksvragen en hypotheses, om zo een denkbeeld of model te vormen. Een model is een voorstelling van de werkelijkheid, gebaseerd op wetenschappelijke waarnemingen. Het is geen letterlijke
weergave van de werkelijkheid. Zolang experimenten verklaard kunnen
N
worden met het bestaande model, blijft dat model gelden. Maar omdat er
steeds nieuwe inzichten ontstaan (en meer nauwkeurige meetapparatuur),
worden de bestaande modellen voortdurend aangepast en verfijnd. Modellen
VA
zijn dan ook dynamisch.
In de wetenschappen gebruiken we modellen die een voorstelling van de werkelijkheid bieden op basis van wetenschappelijke waarnemingen.
Een atoommodel is op die manier een voorstelling van een atoom, op basis van de wetenschappelijke waarnemingen van dat moment.
Omdat de wetenschappelijke kennis toeneemt, wordt het model aangepast
©
aan de nieuwe inzichten. Het atoommodel is dus dynamisch.
154
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
Laten we nu enkele belangrijke waarnemingen en experimenten nader
bekijken. Die waarnemingen zorgden er immers voor dat eerst Thomson, dan Rutherford en ten slotte Bohr met een nieuwe voorstelling van het atoommodel kwamen.
OPDRACHT 4
Vul de tabel aan op basis van de chemische tijdlijn. 1
Vul in de tweede kolom aan welke kennis de wetenschapper toevoegde aan het model van zijn voorganger Haal de gegevens eventueel uit de uitgebreide tijdlijn, die je terugvindt achter de QR-code op p. 152. Wetenschapper
Stoffen bestaan uit onzichtbaar kleine,
•
Een atoom is massief en ondeelbaar.
• •
Thomson
Voorstelling atoom
ondeelbare deeltjes: atomen. Een atoom is bolvormig.
IN
Dalton
Kennis •
Een atoom is een element met een massa en grootte die specifiek is voor elk deeltje.
elektron
positieve massa
Rutherford
N
VA
elektron kern
Bohr
©
Chadwick
elektronenmantel
elektronen
elektronenschillen
protonen en neutronen
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
155
TIP
3D
Je kunt het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford in 3D bekijken via de app.
Ga naar het onlinelesmateriaal en ontdek nog meer over de geschiedenis van het atoom.
IN
2
Een atoom bevat positief geladen protonen en ongeladen neutronen in de kern, elektronen zijn verdeeld op schillen rond die kern.
Een atoom bevat een gelijk aantal elektronen en protonen en is elektrisch neutraal.
©
VA
N
` Maak oefening 1 op p. 196.
156
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
Wat weten we al over het atoom?
LEERDOELEN
L toelichten dat wetenschappers van oudsher geïnteresseerd zijn in de samenstelling en opbouw van materie;
L uitleggen dat atomen bestaan uit protonen, neutronen en elektronen.
Je leert nu:
L de samenstelling van atomen afleiden uit het
IN
Je kunt al:
en proberen het atoom zelf te ontleden. Dat kan al lang niet meer met voor ons
beschikbaar materiaal, maar gelukkig zoeken wetenschappers voor ons uit hoe het zit!
N
atoomnummer en het massagetal.
We gaan op zoek naar nog kleinere deeltjes
©
VA
2.1 De elementaire deeltjes en hun lading
Het atoom is de bouwsteen van materie. Het is niet meer deelbaar via
chemische processen. Toch is een atoom opgebouwd uit nog kleinere deeltjes. In de negentiende eeuw maakt de kennis over het atoom en zijn structuur
grote sprongen. We bouwen hierbij verder op het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford.
De kern of nucleus van een atoom is opgebouwd uit protonen en neutronen. De protonen en neutronen worden samen de nucleonen genoemd: •
•
de protonen zijn positief geladen deeltjes, ze hebben een eenheidslading +1;
de neutronen hebben geen lading: ze hebben een eenheidslading -1.
Rond de nucleus bevinden zich negatief geladen elektronen. De elektronen bewegen zich op
vaste afstanden rond de atoomkern of nucleus. Op afbeelding 55 zie je dat ze zich voortbewegen op zogenaamde schillen.
Een atoom bevat trouwens evenveel elektronen rond de kern als
protonen in de kern. Een atoom is bijgevolg ongeladen.
proton
neutron schil nucleus elektron Afb. 55
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
157
Protonen, elektronen en neutronen
neutron
vormen samen een atoom. Een
atoom in zijn geheel heeft geen lading.
0 Vermits een atoom ongeladen is, 18 moet het evenveel negatieve als
6
2,5
Va 15 7
3,0
C
N
8
He
3,5
9
O
F
4,00 Z. Je vindt het atoomnummer Z links bovenaan bij elk element in atoomnummer
4,0 10 het periodiek systeem van de elementen (PSE).
zuurstof
fluor
16,00
19,00
2,1
16
2,5
P
S
fosfor
zwavel
28,09
30,97
32,07
33
34
As
20,18
zuurstofatomen.
3,0
18
Aangezien het aantal elektronen rond de kern gelijk moet zijn aan het
•
Ar
aantal protonen in de kern, is het aantal elektronen bijgevolg ook gelijk aan het atoomnummer Z. In ons voorbeeld heeft zuurstof dus ook 8 elektronen.
chloor
argon
35,45
2,4Ia
Se
neon
Anderzijds zijn atomen met 8 protonen in de atoomkern altijd
35
1
39,95
2,8
36
Br
Kr
VA
Ge
2,0
8 protonen.
•
Cl-
silicium
1,8
17
Een element met bijvoorbeeld atoomnummer Z = 8 heeft enerzijds dus altijd
N
15
Ne
•
stikstof
1,8
germanium
72,64
1,8
Sn
51
1,9
78,96
118,7
121,8
1,9
Pb
Bi
Te
telluur
164,9
53
K
rubidium
0,7
21
Ca
I
39
1,2
Y
Sr
strontium
yttrium
0,9
57
Ti
titaan
23
1,4
V
barium
132,9
84
72,0Fr
Po
0,7
francium
223
lanthaan
137,3
88
niobium
91,22
89
1,1
85 Ac Ra radium
25
1,5
VIlIb VIlIb 8 9
26
1,8
Xe
Cr
Mn
chroom
43
Mo
technetium
95,94
xenon
2,2
Ru
75
1,9
Rh
ruthenium
98
1,7
rhodium
101,1
76
2,2
renium
183,9
2,2
rutherfordium
227
261
lanthaniden
dubnium
astaat 7
210
266 1,1
Ce
6
actiniden
seaborgium
262 58
cerium
59
1,3
Th
Rn
Pr
thorium
protactinium
232,0
231,0
1,4
U
radon
samarium
(145) 1,3
Np
1,3
Pu
Eu
europium
VIa 16
VIIa 17
2
He
Cn
Gd
gadolinium
1,3
tin
114,8 1,8
1,8
Tl-
Nh
nihonium
Tb
terbium
66
(1,2)
Dy
dysprosium
158,9 97
Fl-
Ho
holmium
164,9 99
Er
erbium
167,3 100
jood
Rn
astaat
radon
210
222
117
Lv
livermorium
69
86
At
209
118
Ts
tennessine
Og
oganesson
289 1,2
Tm thulium
168,9 101
70
289 1,1
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0 102
175,0 103
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
247
251
252
257
258
259
262
americium
244
243
Md
71
247
plutonium
237
Fm
xenon
131,3
2,2
curium
neptunium
Es
Xe
126,9 85
289 1,2
54
Cm
uraan
Cf
Mc
moscovium
68
krypton
83,80
2,5
I
Po
116
288 1,2
Kr
79,90
polonium
209,0
289 67
162,5 98
Bk
bismut
115
flerovium
287 1,2
Bi
lood
207,2 114
Br
127,6 2,0
36
broom
53
telluur
84
argon
39,95
2,8
Te
121,8 1,9
2,1
Ar
chloor
78,96
antimoon
83
18
35,45 35
seleen
52
Sb
Pb
204,4
1,9
2,4
Se
74,92 51
118,7 82
thallium
285
157,3 96
Sn
indium
113
copernicium
1,8
neon
20,18 3,0
Cl-
zwavel
arseen
72,64
fluor
17
32,07 34
As
germanium
In
kwik
65
Ge
2,0
Ne
19,00 2,5
S
fosfor
10
F
zuurstof
16
30,97 33
4,0
O
P 1,8
9
16,00 2,1
Si 28,09
50
3,5
Am
238,0
222
Rg
1,7
81
stikstof
8
14,01 15
silicium
32
69,72
200,6 112
röntgenium
gallium
Hg
goud
151,9 95
1,9
197,0
64
Ga 49
112,4
Au 111
1,6
cadmium
80
1,8
Al-
Cd
272
63
150,4 94
2,2
281 1,2
Pm Sm
93
zilver
1,7
N
12,01
26,98
zink
3,0
koolstof
14
aluminium
65,38 48
107,9 79
195,1
darmstadtium
268 62
promethium
144,2
92
meitnerium
277
61
Nd
1,5
Pa
1,2
neodymium
140,9 91
hassium
264
60
praseodymium
140,1 90
bohrium
1,1
Ag
Pt
2,2 Db 86 Rf Sg Bh Hs Mt Ds
actinium
1,9
7
C 1,5
31
Zn
koper
platina
110
1,6
63,55 47
106,4 2,2
IIb 12 30
Cu
nikkel
58,69
palladium
192,2
109
1,9
Ni
78
iridium
190,2
108
Ib 11 29
Pd
Ir
osmium
186,2
107
2,2
1,9
46
102,9
77
W 131,3 Re Os
wolfraam
106
2,2
2,5
boor
VIlIb 10
58,93
45
6
10,81 13
28
kobalt
55,85
44
Tc
molybdeen
74
1,9
1,9
Co
ijzer
54,94
1,8
27
Fe
mangaan
52,00
180,9
105
At
226,0
Ta
tantaal
178,5
104
1,5
VIIb 7
1,6
42
92,91
73
hafnium
138,9
0,9
1,6
Nb
zirkonium
1,3
24
50,94
41
Zr
72
1,6
vanadium
47,87
jood 1,1
83,80
40
88,91
87,62
2,0
B
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,5
44,96
1,0
5
magnesium
VIb 2,5 Vb5 54 6
Va 15
4,00
krypton
IVb 4
IVa 14
helium
Mg 24,31
22
scandium
40,08
56
1,3
Sc
calcium
38
85,47
55
IIIb 3
24,31
1,0
naam
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
1,2
No
Lr
•
In een periodiek systeem zijn alle gekende atoomsoorten weergegeven door hun symbool.
•
Het aantal elektronen rond de kern van een atoom moet gelijk zijn aan het aantal protonen in de kern.
115
holmium 158
Mg
kalium
0,8
1,2
magnesium
20
39,10
37
symbool
79,90
beryllium
12
cesium
209
Ho
0,8
87
209,0
1,2
19
12
broom Be 9,01
0,9
atoomnummer (Z)
La Hf 127,66 Cs Ba 126,9
207,2
289
1,5
6,94
5 Rb
polonium
flerovium
lithium
11
4
bismut
Fl-
Li
4
22,99
lood
114
1,0
natrium
©
83
1,01
32,1Na
52
Sb
antimoon
waterstof
2
74,92
tin
1,8
seleen
IIa 2
2,1
H
3
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
1
1
arseen
Afb. 56
helium Om te weten hoeveel protonen er in de atoomkern zitten, kijken we naar het
14,01
32
67
de kern gelijk moet zijn aan VIIarond 2 het aantal protonen in de kern. 17
12,01
Si
82
VIa 16 Z
elektron
betekent dat het aantal elektronen
koolstof
14
50
positieve ladingen hebben. Dat
IN
IVa 14
proton
•
116
Mc •
117
118
De eenheidslading van protonen is +1, de eenheidslading van elektronen is -1, neutronen zijn ongeladen.
Lv
Ts
Og
Atomen met hetzelfde aantal protonen zijn atomen van hetzelfde chemische element.
moscovium livermorium tennessine ganesson • Elk element heeft een uniek atoomnummer (Z). Dat getal geeft het aantal protonen weer in de kern.
68
289 289 ook gelijk 289aan het atoomnummer Z, het getal linksboven in elk vakje van • 288 Het aantal elektronen is bijgevolg het PSE. 69 1,2
Er
erbium THEMA 05
167,3
1,2
Tm
thulium 2 HOOFDSTUK
168,9
70
1,1
71
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0
175,0
2.2 De massa van het atoom
De weegschaal op de foto geeft 130 kg aan. We noemen dat de absolute
massa van die persoon (uitgedrukt in de eenheid kilogram). Maar stel nu dat een andere persoon 65 kg weegt. De persoon op de weegschaal weegt dan twee keer zoveel als de tweede persoon: '2' is dan de relatieve massa van persoon 1 ten opzichte van persoon 2. Omdat je de verhouding tussen de
twee massa's genomen hebt, is deze relatieve massa een onbenoemd getal:
IN
je vergelijkt de massa van persoon 1 met die van persoon 2.
Ook in de chemie spreken we over de absolute atoommassa (Aa) en relatieve
atoommassa (Ar) van een atoom. Hoe klein een atoom ook is, het heeft
immers wel degelijk een massa. Zo is de absolute atoommassa van één C-atoom 1,992 . 10-23 g of
Aa(C) = 0,000 000 000 000 000 000 000 019 92 g.
Met zo’n kleine getallen werken is bijzonder onhandig. Daarom wordt
de massa van elk atoom vergeleken met een gelijk referentiepunt: de eenheidsmassa of atomaire massaeenheid.
N
Die eenheidsmassa is bepaald als 1/12de van de absolute atoommassa van
1,992 . 10-23 g of 1,66 . 10-24 g). 12 Dat getal wordt gedefinieerd als 1 unit (1 u). een koolstofatoom (=
©
VA
eenheidsmassa = 1/12 van Aa(C) = 1 u
Zowel protonen als neutronen hebben een massa van 1 unit. De massa van 1 een elektron is verwaarloosbaar klein (slechts van de massa van een 2 000 proton). proton
neutron
elektron
proton
Atoomdeeltjes
Lading
protonen
+1
neutronen
0
elektronen
–1
nucleonen
elektron
neutron
Massa 1u 1u
verwaarloosbaar
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
159
De (absolute) massa van een atoom wordt dus bepaald door de massa van de protonen en de neutronen. De verhouding tussen die massa van een atoom en de eenheidsmassa noemen we de relatieve atoommassa Ar. Dat is een onbenoemd getal. Bv.:
Ar (C) = 12,0 ⇒ één koolstofatoom heeft een Ar van 12,0 (12,0 x 1/12 van Aa(C)).
Symbool
Grootheid
Eenheid
Symbool
Aa
gram
g
relatieve atoommassa
Ar
-
-
IN
absolute atoommassa
De absolute atoommassa Aa van een atoom is de massa van het atoom en
wordt uitgedrukt in gram.
De eenheidsmassa is 1/12de van de massa van een C-atoom = 1,66.10-24 g.
De verhouding tussen de absolute atoommassa van een atoom en de
eenheidsmassa, is de relatieve atoommassa Ar van een atoom. Dat is een
N
onbenoemd getal.
Wanneer we het aantal elementaire deeltjes in een atoom bepalen,
maken we gebruik van het massagetal A. Het massagetal en de relatieve atoommassa zijn dus synoniemen, afgerond tot 1 cijfer na de komma.
Dat getal wordt samen met het atoomnummer Z vermeld bij een atoom. Het
massagetal geeft het aantal deeltjes in de kern weer (de nucleonen = aantal
VA
protonen (Z) + aantal neutronen (N)). A Z
X
A = # nucleonen = # protonen + # neutronen Z = # protonen = # elektronen
We kunnen dus stellen dat:
A (massagetal) = Z (aantal protonen) + N (aantal neutronen)
©
Als we de formule omvormen, kunnen we ook steeds het aantal neutronen in de kern berekenen als A gekend is. N = A – ZOPDRAC
OPDRACHT 5
Ga met het periodiek systeem aan de slag. Je vindt het achteraan in je boek. 1
Zoek het juiste atoomnummer op voor de volgende elementen.
•
•
natrium:
•
magnesium:
•
160
broom:
THEMA 05
helium:
HOOFDSTUK 2
Bereken het aantal neutronen in de kern van de atomen met het gegeven massagetal. • • • •
3
een broomatoom met massagetal 79
een natriumatoom met massagetal 23
een heliumatoom met massagetal 4
een magnesiumatoom met massagetal 24
Vul de zinnen aan.
IN
2
a
Een atoom met Z = 6 is altijd een .
c
Een atoom met 7 protonen is een
b Een chlooratoom heeft altijd
protonen in de kern.
met als symbool .
OPDRACHT 6
N
d Een atoom met 11 elektronen is een atoom van het element .
VA
Oefen met behulp van het periodiek systeem op de samenstelling van een element. Vul de tabel aan.
Symbool van het element Mg Al
Type van dat element 25
Aantal elektronen
Cl
Al
27
37
Cl
35
©
Aantal neutronen
Mg
Cl F
Aantal protonen
Naam van het element
F
19
Cl
Is het je in opdracht 6 opgevallen dat van het element chloor twee
types voorkomen, elk met zijn eigen massagetal (en dus ook relatieve
atoommassa)? In de natuur komen er zo voor elk element meerdere types voor. Die verschillen altijd in het aantal neutronen. Het aantal protonen en elektronen blijft gelijk omdat ze gelinkt zijn aan het element. Als het atoomnummer stijgt of daalt, hebben we immers een ander element.
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
161
Li
2
lithium
Be
beryllium
6,94 11
3 Na
12
natrium
magnesium
22,99
24,31
0,8
20
OPDRACHT 39,107
0,8
relatieve atoommassa <Ar>: die massa wordt berekend op basis van het
1,0
procentueel voorkomen van elk type en zijn relatieve atoommassa.
IIIb IVb 3 TIP 4 21
Ca
kalium
37
In het PSE vind je daarom niet de Ar van één type, maar de gemiddelde
1,2
Mg
K
4
relatieve atoommassa (Ar)
9,01 0,9
19
24,31
Vb 5
VIb 6
VIIb 7
1,3 getal 22zul je 1,5 23 1,6 24 1,6 25 berekeningen. 1,5 26 Dat in de toekomst vaak gebruiken tijdens
Sc
Ti
V
Cr
Fe
Co
55,85
58,9
titaan
vanadium
chroom
mangaan
40,08
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
39
1,2
40
1,4
41
1,6
42
1,8
43
1,9
ijzer
44
IN
Y
Sr
koba
2,2
Magnesium komt onder de volgende vormen voor: 24Mg ,25Mg en 26Mg. Welk type zul je het vaakst aantreffen
5 Rb
Zr
Nb
Mo
27
Mn
scandium
1,0
1,8
Daarbij zullen we <Ar> altijd afronden op één cijfer na de komma.
calcium
38
VIlIb VIlI 8 9
Tc
45
Ru
Rh
als je weet dat de gemiddelde relatieve atoommassa van magnesium 24,305 bedraagt? Verklaar je antwoord.
rubidium
85,47 55
0,7
strontium
yttrium
zirkonium
niobium
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodiu
87,62
88,91
91,22
92,91
95,94
98
101,1
102,
56
0,9
6 Cs
Ba
132,9
137,3
cesium
0,7
7 Fr
francium
0,9
72
1,3
74
1,7
89
betreffende element. 1,1 104
105
106
Ac
Rf
atoomnummer (Z)
actinium
rutherfordium
226,0
227
261
6
Grootheid
lanthaniden
Db Sg 1 H
2,2
actiniden
262
266
waterstof 1,1 59 1,01
264
1,0
atoommassa <Ar>
4
1,5
praseodymium
<Ar>140,9
1,3lithium 91
90
Eenheid
-
neodymium
12
1,4
Pm Sm
93 A
1,2
thorium
protactinium
uraan
232,0
231,0
238,0
62
samari
(145)
Daarbij geldt: A = Z (aantal protonen) + N (aantal neutronen) Z = aantal protonen = aantal elektronen
268
promethium
144,2 -
beryllium 1,5 92
0,9
meitner
Symbool
Th Pa U 3 Na Mg 11
M
1,1 gemiddelde 60 1,2relatieve 61
Symbool
cerium
192, PERI 109
277
Ce Pr Nd 2 Li Be 3
iridiu
hassium
A = massagetal (links bovenaan bij een notitie van een 6,94 9,01element: bv. Z X)
7
77
Ir
Hs
2,1
dubnium
58
108
IIa Bh seaborgium 2 bohrium
1
gemiddelde relatieve atoommassa 140,1
HOOFDSTUK 2
76
107
150,
1,3
94
Np
Pu
neptunium
plutoni
IIIb 237 IVb 3 4 22,99 24,31 <A > = gemiddelde relatieve atoommassa (in het PSE, onder het element) Ar = relatieve atoommassa van een specifiek natrium atoom magnesium r
0,8 van 20 alle atoomtypes. 1,0 21 = gewogen gemiddelde relatieve 19 atoommassa
4
` Maak oefening 2 t/m 5 op p. 196.
K
Ca
1,3
22
Sc
Ti
calcium
scandium
titaan
39,10
40,08
44,96
47,87
0,8
38
1,0
39
1,2
Y
Sr
40
1,4
Zr
rubidium
strontium
yttrium
zirkonium
85,47
87,62
88,91
91,22
55
0,7
Cs
56
0,9
Ba
57
1,1
La
244
1,5
kalium
5 Rb THEMA 05
1,9
Ta
37
162
75
Re Os Ia W lanthaan hafnium tantaal wolfraam renium osmium 1<A > vind 138,9 178,5 180,9 183,9je in het PSE 186,2 De gemiddelde relatieve atoommassa onder het 190,2
radium
{
1,5
r
Ra
©
groepen
73
Hf
VA
223
La
barium
88
1,1
N
87
57
72
1,3
Hf
HOOFDSTUK 3
Hoe zitten elektronen verdeeld in een atoom? LEERDOELEN Je kunt al: L toelichten dat een atoom ongeladen is, het heeft evenveel
IN
elektronen als protonen;
L toelichten dat het aantal elektronen dus ook wordt gegeven door het atoomnummer Z;
L toelichten dat elektronen niet in de kern zitten, maar errond; L toelichten dat de massa van de elektronen verwaarloosbaar klein is;
L toelichten dat elektronen een negatieve lading hebben. Je leert nu:
In hoofdstuk 2 leerde je al hoeveel elektronen een specifiek atoom
L het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford tekenen; L de elektronenconfiguratie van de eerste twintig elementen
VA
schrijven.
heeft. Maar waar zitten die
elektronen nu precies? Zit er een
N
L de regels voor elektronenverdeling toepassen;
patroon achter, of mogen ze gaan en staan waar ze willen? Ook dat
namen wetenschappers al onder de loep.
©
3.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling
A
Schillen rond de nucleus
We zagen dat Niels Bohr, een Deense fysicus, de theorie van Rutherford
uitdiepte door te stellen dat elektronen op cirkelvormige schillen rond de atoomkern of nucleus bewegen. Elektronen bewegen dus niet willekeurig rond de kern.
Afhankelijk van het aantal elektronen, kan een atoom tot 7 schillen bevatten. Die schillen worden aangeduid met een letter.
nucleus
K L M N O P Q
Afb. 57 De benaming van de schillen
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
163
De eerste schil, die zich dus het dichtst bij de kern bevindt, wordt aangeduid met de letter K. De tweede schil met de letter L, de derde met de letter M enzovoort.
WEETJE
Bohr duidde zijn eerste schil niet aan met de letter A, omdat een logische volgorde verloren zou gaan als later nog extra schillen dichter bij de
kern zouden worden ontdekt. Door te beginnen met de letter K, kon hij
eventuele nieuwe schillen dichter bij de kern aanduiden met J, L enzovoort, waarbij een logische volgorde van opeenvolgende letters behouden blijft.
IN
Uiteindelijk bleek dat er geen schillen dichter bij de kern bestaan.
Elektronen bevinden zich op schillen, maar het maximale aantal elektronen per schil is beperkt. Dat maximumaantal vind je in deze tabel: Schilnummer n
Letter
Maximumaantal elektronen op de schil
1
K
2
2 3 4
N
O
N
5
L
M
6 7
P
Q
8
18 32
� 2n2
32 18 8
TIP
VA
Je kunt het aantal elektronen voor de eerste 4 schillen onthouden aan de hand van de formule 2n² (waarbij n het schilnummer is).
B
Elektronen op een schil
Elektronen verspreiden zich niet willekeurig over bepaalde schillen.
©
De opvulling van de schillen volgt een bepaald patroon.
Met de onderstaande ‘regels’ kun je de opvulling van de schillen voor heel wat elementen opstellen. Later zul je zien dat er afwijkingen of uitzonderingen op bestaan. 1 2 3 4
164
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
Elektronen plaatsen zich zo veel mogelijk op de schillen het dichtst bij de
nucleus. Dus eerst de K-schil, pas daarna de L-schil enzovoort. Op de buitenste schil bevinden zich maximaal 8 elektronen.
Op de voorlaatste schil bevinden zich maximaal 18 elektronen.
Bij de andere schillen gaan de eerste 4 elektronen zich zo ver mogelijk
van elkaar plaatsen. De volgende 4 elektronen vormen steeds met een ander elektron een elektronenpaar.
schil 7, n = 7 schil 6, n = 6
schil 5, n = 5
schil 4, n = 4
sc
1
schil 3, n = 3 il 2, n = 2 sch hil 1, n =
L
M
N
O
P
Q
IN
K
Als de buitenste schil volledig is opgevuld, bevat ze twee (voor de eerste
schil) of acht elektronen. Wanneer een atoom een volledig gevulde buitenste
N
OPDRACHT 8
schil heeft, spreken we van de edelgasconfiguratie.
Oefen de plaatsing van elektronen.
Teken het schillenmodel voor de eerste twintig elementen uit het PSE, oefen nog eens de juiste symbolen en vul de tekst aan. Element: waterstof
Symbool: Z =
VA
•
Aantal elektronen = , het elektron bevindt zich op de .
Element: helium
•
Symbool: Z =
©
•
Element: lithium
Aantal elektronen = , de elektronen bevinden zich op de .
Merk op dat er een elektronenpaar gevormd wordt. Helium heeft een volledig gevulde buitenste schil: het bezit de . Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , het derde elektron bevindt zich op de .
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
165
•
Element: beryllium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de andere elektronen bevinden zich op de .
Element: boor
Symbool: Z =
IN
•
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de andere elektronen bevinden zich op de .
•
Element: koolstof
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de
N
andere elektronen bevinden zich op de . Ze vormen geen paren en
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar (als het ware elk kwartier van een klok).
Element: stikstof
Symbool: Z =
VA
•
Stikstof heeft 5 elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen plaatsen zich
zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zal er een elektronenpaar gevormd worden. Stikstof heeft nog
Element: zuurstof
166
THEMA 05
Symbool: Z =
©
•
HOOFDSTUK 3
ongepaarde elektronen.
Zuurstof heeft
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Zuurstof heeft op de L-schil
elektronenparen en nog
ongepaarde elektronen.
•
Element: fluor
Symbool: Z =
Fluor heeft
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Fluor heeft nog
Element: neon
Symbool: Z =
Neon heeft
IN
•
ongepaard elektron.
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Neon heeft
enkel Element: natrium
elektronenparen of doubletten op de L-schil. Elementen met een
volledig gevulde buitenste schil bezitten .
Symbool: Z =
N
•
ongepaarde elektronen,
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. Het laatste elektron bevindt zich op de .
Element: magnesium Symbool:
VA
•
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 2 elektronen bevinden zich op de , zij vormen geen elektronpaar.
Element: aluminium
©
•
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 3 elektronen bevinden zich op de . Het zijn 3 ongepaarde elektronen.
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
167
•
Element: silicium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 4 elektronen bevinden
zich op de , er zijn geen elektronenparen gevormd op de buitenste
Element: fosfor
Symbool: Z =
IN
•
schil.
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 5 elektronen bevinden
zich op de , er wordt nu opnieuw een elektronenpaar gevormd op
•
Element: zwavel
de buitenste schil. Fosfor heeft nog
Symbool: Z =
ongepaarde elektronen.
N
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 6 elektronen bevinden zich op de , er worden
Element: chloor
Symbool:
VA
•
buitenste schil. Zwavel heeft nog
elektronenparen gevormd op de
ongepaarde elektronen.
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 7 elektronen bevinden zich op de , er worden
Element: argon
©
•
168
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
buitenste schil. Chloor heeft nog
Symbool:
elektronenparen gevormd op de
ongepaard elektron.
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. Ook de derde schil (M) is nu volledig en bevat 8 elektronen. Argon heeft opnieuw
.
•
Element: kalium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De derde schil (M) is
eveneens volledig en bevat 8 elektronen. Het laatste elektron komt terecht op Element: calcium
Symbool:
Z =
ongepaard elektron.
IN
•
de . Kalium heeft
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De derde schil (M) is eveneens
OPDRACHT 9
ongepaarde elektronen.
N
volledig en bevat 8 elektronen. Calcium bevat
Bekijk de elementen van opdracht 8 opnieuw aandachtig en beantwoord de vragen. 1
In het periodiek systeem staan de elementen H, Li, Na en K onder elkaar. Ook C en Si staan onder elkaar. Wat stel je vast als je de verdeling van de elektronen van H-Li-Na-K met elkaar vergelijkt?
VA
a
b En C en Si? c
Geldt dat ook voor N en P?
De elementen Li-Be-B-C-N-O-F-Ne staan naast elkaar op de tweede rij van het periodiek systeem. a
Wat stel je vast als je de verdeling van de elektronen van die elementen met elkaar vergelijkt?
©
2
b Geldt dat ook voor Na-Mg-Al-Si-P-S-Cl-Ar?
Uit opdracht 9 blijkt dat er een duidelijk verband bestaat tussen: • •
de verdeling van de elektronen op de schillen,
de plaats van de elementen in het periodiek systeem.
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
169
Elementen naast elkaar in het PSE vormen een periode en hebben hetzelfde aantal schillen.
Elementen onder elkaar in het PSE vormen een groep en hebben evenveel elektronen op de buitenste schil. Dat noemen we valentie-elektronen.
groep Ia 1
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN IIIa 13
IIa 2
1
2,1
3
1,0
4
1,5
11
0,9
12
1,2
1
IVa 14
Va 15
VIa 16
VIIa 17
2
5
2,0
6
2,5
7
3,0
8
3,5
9
4,0
10
13
1,5
14
1,8
15
2,1
16
2,5
17
3,0
18
3
IIIb 3
IVb 4
Vb 5
VIb 6
VIIlb 7
19
0,8
20
1,0
21
1,3
22
1,5
23
1,6
24
1,6
25
1,5
37
0,8
38
1,0
39
1,2
40
1,4
41
1,6
42
1,8
43
1,9
55
0,7
56
0,9
57
1,1
72
1,3
73
1,5
74
1,7
75
1,9
87
0,7
88
0,9
89
1,1
104
4 5
periode
6 105
106
107
IN
2 VIlIb VIlIb 8 9
VIlIb 10
Ib 11
IIb 12
26
1,8
27
1,9
28
1,9
29
1,9
30
1,6
31
1,6
32
1,8
33
2,0
34
2,4
35
2,8
36
44
2,2
45
2,2
46
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
50
1,8
51
1,9
52
2,1
53
2,5
54
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
83
1,9
84
2,0
85
2,2
86
108
109
61
62
110
111
112
63
64
65
113
114
115
116
117
118
7 1,1
1,1
6
lanthaniden
90
1,3
91
1,5
7
actiniden
60
1,2
0 18
1,2
1,2
Va VIa VIIa 3.2 Elektronenconfiguratie 15 16 17
92
1,4
66
(1,2)
67
1,2
68
1,2
69
1,2
70
1,1
71
(
93
1,3
94
1,3
95
1,3
96
97
98
99
100
101
102
103
VA
IVa 14
59
N
58
2
He helium
6
2,5
7
3,0
C
8
N
3,5
9
O
4,00 een schillenmodel tekenen om de elektronenverdeling Moeten we altijd 4,0 de 10 over schillen weer te geven? Gelukkig niet. Vaak noteren we het
F
Ne 20,18
eenvoudiger door het aantal elektronen per schil in volgorde achter
het elementensymbool te zetten. We spreken dan simpelweg van de elektronenconfiguratie.
stikstof
zuurstof
fluor
12,01
14,01
16,00
19,00
©
koolstof
14
1,8
15
Si
2,1
16
P
2,5
17
S
neon
Bekijk het voorbeeld van zwavel met: •
3,0
Cl-
Ar
•
silicium
fosfor
zwavel
chloor
28,09
30,97
32,07
35,45
32
1,8
33
2,0
34
2,4
35
As
Se seleen
broom
72,64
74,92
78,96
79,90
50
1,8
Sn 170
tin
arseen
51
1,9
Sb
THEMA 05
antimoon
52
2,1
Te
HOOFDSTUK 3
telluur
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> (afgerond op één cijfer na de
komma) <Ar> = 32,1. argon
39,95
2,8 TIP36
Ge
germanium
18
atoomnummer Z = 16,
Br
53
2,5
I
jood
Kr
Niet vergeten: het aantal elektronen is gelijk aan het atoomnummer Z. krypton
83,80 54
Xe xenon
1,2
Een zwavelatoom heeft dus ook 16 elektronen.
Als we de regels respecteren, weten we dat de elektronen als volgt verdeeld zijn over de schillen:
K-schil: 2 elektronen L-schil: 8 elektronen
M-schil: 6 elektronen
In plaats van het schillenmodel te tekenen, noteert men de
elektronenconfiguratie als volgt: 16S 2 8 6. Die notatie geeft uiteindelijk
evenveel informatie als een schillenmodel.
IN
TIP
Wil je de regels nog even opfrissen? Scan dan de QR-code.
OPVULLING SCHILLEN
OPDRACHT 10
Naam element
N
Noteer de elektronenconfiguratie.
Magnesium
Calcium
Argon
VA
Elektronenconfiguratie
Aluminium
©
3.3 Lewisstructuren
Is het altijd nodig om het uitgebreide schillenmodel of een volledige
elektronenconfiguratie weer te geven, of kunnen we onszelf heel wat werk besparen?
Chemici hebben al vroeg ontdekt dat wanneer atomen zich binden met andere atomen, vooral de valentie-elektronen (de elektronen op de
buitenste schil) een rol spelen. Gilbert Newton Lewis kwam zo met een
verkorte schrijfwijze door enkel die elektronen in een aparte notatie op te nemen: de lewisstructuur.
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
171
OPDRACHT 11
Herhaal het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford.
2 3
Teken de elektronen op de schillen van helium, neon en argon. Helium
Neon
Argon
He
Ne
Ar
IN
1
Markeer de elektronen die je zowel bij helium, neon als argon kunt terugvinden met groen.
Markeer vervolgens de elektronen die je zowel bij neon als argon, maar niet bij helium kunt terugvinden met rood.
Als laatste markeer je de elektronen die je enkel bij argon kunt terugvinden met geel.
N
4
Beantwoord de vragen. 5
Hoeveel elektronen per schil hebben deze elementen? Vul de tabel aan. Element
L-schil
neon
argon
6
Vergelijk helium en neon. Wat stel je vast?
•
•
7
De -schil wijkt af.
De elektronen die aanwezig zijn bij is omgekeerd niet zo.
zijn ook aanwezig bij , maar dat
Vergelijk neon en argon. Wat stel je vast?
•
De -schil en de -schil zijn gelijkend
•
De elektronen die aanwezig zijn bij
•
172
De -schil is gelijkend.
©
•
M-schil
VA
helium
K-schil
THEMA 05
De -schil wijkt af.
is omgekeerd niet zo.
HOOFDSTUK 3
zijn ook aanwezig bij , maar dat
We kunnen dus besluiten dat de elektronenverdeling van elementen die
in een periode op een lagere positie in het PSE staan, identiek blijft voor
onderliggende schillen. Als het atoomnummer (en dus het aantal protonen
in de kern en het aantal elektronen op de schillen) stijgt, komt er telkens een elektron bij op de buitenste schil. Deze valentie-elektronen zullen belangrijk zijn bij het vormen van bindingen tussen atomen. We kunnen daarom de
afspraak maken dat we de onderliggende elektronen niet meer tekenen; we nemen enkel de elektronen van de buitenste schil in beschouwing.
Noteer het juiste antwoord. 1
Vul in de tabel het aantal elektronen per schil aan. Element
K-schil
beryllium stikstof
•
3
•
Voor alle drie de atomen is de buitenste schil de -schil.
De valentie-elektronen verschillen wel. Beryllium heeft er , stikstof
en fluor .
Teken de valentie-elektronen op de buitenste schil van de atomen. Laat dus de onderliggende K-schil
VA
weg.
Be
N
F
Vergelijk de tekeningen nu. Wat kun je nog als overbodig beschouwen?
©
4
M-schil
N
Vul de zinnen aan.
L-schil
fluor 2
IN
OPDRACHT 12
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
173
5
Teken de valentie-elektronen rond de elementen zonder de schillen te tekenen.
Be N F Bij stikstof en fluor zien we dat de puntjes die de elektronen voorstellen bij
IN
een elektronenpaar al snel in elkaar kunnen overlopen als we de schil zelf niet tekenen. Ook daar had Lewis een oplossing voor. Een elektronenpaar,
2 elektronen dus, wordt dan voorgesteld met een streepje of twee bolletjes naast elkaar. Dat wordt voor het voorbeeld uit opdracht 12, vraag 5 dan:
Be N F
N
In de lewisstructuur tekenen we enkel de elektronen van de buitenste schil: de valentie-elektronen. Ongepaarde elektronen stellen we voor met een bolletje, gepaarde elektronen (elektronenparen) met een streepje.
©
VA
` Maak oefening 6 en 7 op p. 197.
174
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
Wat leren we uit de plaats van een element in het PSE? LEERDOELEN Je kunt al: een uniek symbool;
IN
L toelichten dat elementen worden voorgesteld met L toelichten dat elektronen zich op schillen rond de kern bevinden;
L toelichten dat we in de lewisstructuur enkel de elektronen van de buitenste schil voorstellen;
L toelichten dat elektronen negatief geladen zijn en protonen positief geladen;
L toelichten dat een atoom evenveel elektronen als Je leert nu:
L de opbouw van het PSE gebruiken om eigenschappen van atomen en ionen af te leiden.
VA
L een verband leggen tussen de plaats van een element in het PSE en de eigenschappen ervan;
L elementen ordenen en plaatsen op de tabel volgens metalen en niet-metalen (classificatie);
L toelichten dat elk element een specifieke plaats heeft in het PSE;
L toelichten dat de periode waarin het element voorkomt het aantal schillen weergeeft;
L toelichten dat de groep waarin het element staat de elektronenconfiguratie van de buitenste schil
©
verraadt.
Je hoort vaak spreken over ‘de tabel van
N
protonen bevat en dus elektrisch neutraal is.
Mendelejev’ in plaats van ‘het periodiek systeem van de elementen’.
Nochtans klopt de naam ‘tabel van
Mendelejev’ niet helemaal, want ook andere wetenschappers zoals Henry Mosely, Lothar
Meyer, William Ramsey en Niels Bohr hebben hun steentje bijgedragen. Maar goed, ere
wie ere toekomt, Mendelejev is en blijft de grondlegger van het PSE.
Het PSE en de plaats van de elementen
bevatten heel wat nuttige informatie voor de chemicus. Heb je die kennis onder de knie,
dan start je met een flinke basis om later de verbindingen tussen atomen te verklaren.
Atomen binden immers tot verbindingen. Er
bestaan zeer eenvoudige verbindingen, maar ook heel complexe.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
175
4.1 Perioden en groepen
OPDRACHT 13
Bekijk het PSE achteraan in je leerschrift en los de vragen op. •
Hoeveel rijen tel je?
•
Hoeveel kolommen met elementen tel je?
•
Hoeveel vakjes telt het periodiek systeem?
•
•
Zijn er verschillende kleuren gebruikt in het periodiek systeem?
IN
•
Hoe wijzigt het atoomnummer Z als je van links naar rechts vordert in het periodiek systeem?
Hoe wijzigt de gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> als het atoomnummer Z toeneemt?
N
De elementen zijn gerangschikt volgens oplopende atoommassa.
VA
Omdat het atoomnummer steeds toeneemt, kon Mendelejev destijds alle elementen op één lange rij plaatsen, waarbij de gemiddelde relatieve atoommassa telkens toeneemt. Toch plaatste hij de elementen op
verschillende rijen. De zeven rijen die zo gevormd werden, worden perioden genoemd.
Hij had toen immers al ontdekt dat bijvoorbeeld lithium en natrium
gelijkaardige chemische eigenschappen vertonen in reacties, net als bv. fluor en chloor.
©
Die gelijkaardige chemische eigenschappen zijn een rechtstreeks gevolg
176
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
van hun elektronenconfiguratie, die je leerde kennen in hoofdstuk 3. Door elementen met gelijkaardige chemische eigenschappen onder elkaar te plaatsen, werden er ook groepen gevormd: de verticale kolommen. Die
elementen worden gekenmerkt door een gelijk aantal elektronen op de buitenste schil, de valentie-elektronen.
OPDRACHT 14
Vul de tabellen aan door gebruik te maken van je kennis van het atoommodel.
1
TIP Fris je kennis van de regels voor
elektronenverdeling op.
Vul de tabel aan met de elektronenverdeling per schil voor waterstof, lithium, natrium en kalium; stuk voor
ELEKTRONEN VERDELING
stuk elementen uit de eerste kolom van het PSE.
Na
K
Wat hebben deze elementen gemeen?
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
N
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
H
Li
2
Atoom nummer
IN
Symbool element
Merk op dat lithium onder waterstof werd geplaatst. Natrium werd ook weer op een volgende rij geplaatst,
in dezelfde kolom en onder lithium. Kalium werd om dezelfde reden onder natrium geplaatst. Per periode in het PSE komt er telkens een extra schil bij.
Maak dezelfde oefening voor de elementen fluor en chloor, uit kolom VIIa.
VA
3
Symbool element F
4
Cl
Atoom nummer
Wat hebben deze elementen gemeen?
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
©
Chloor kwam zo onder fluor terecht. 5
Herhaal nogmaals de oefening, maar nu met elementen die in kolom IVa staan. Symbool element C
Si
Atoom nummer
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
177
6
Wat hebben deze elementen gemeen?
7
Welk gevolg heeft dat voor de plaats van silicium in het PSE?
IN
De rijen in het PSE worden perioden genoemd. Bij elke nieuwe periode komt er een extra schil bij de atomen.
De kolommen worden groepen genoemd. Het zijn groepen elementen met
hetzelfde aantal elektronen op de buitenste schil (de valentie-elektronen), en daarom met dezelfde chemische eigenschappen.
` Maak oefening 8 op p. 197. Ia 1 1
2,1
H
IIIa
IIa
(Z) elektronegatieve waarde op 2een probleem na hetatoomnummer element calcium. Tussen het element calcium (met 13
N
1
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN Bij de rangschikking van de elementen in perioden en groepen stuitte men
waterstof
1,01
3
1,0
Li
2
lithium
6,94
11
12 1,2 twee elektronen in de buitenste schil) en gallium, (met drie elektronen in
Mg 4 1,5 de buitenste schil) moesten nog tien elementen hun plaats vinden, met 5een2,0
0,9
naam
relatieve atoommassa (Ar)
12
1,2
Mg 24,31
IIIb 3
IVb 4
Vb 5
VA
magnesium
22,99
0,8
22
1,5
23
1,6
24
1,6
25
1,5
26
1,8
27
1,9
28
14,01
1,9
29
1,9
IIb 12 30
1,6
1,5
14
1,8
Al-
1,8
titaan
vanadium
chroom
mangaan
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
38
0,8
85,47
0,7
6 Cs
cesium
132,9
87
0,7
7 Fr
francium
223
1,0
Sc
39
1,2
Ti
40
Y
Sr
1,4
V
41
Zr
1,6
Cr
42
Nb
1,8
43
Mo
1,9
ijzer
44
2,2
Tc
kobalt
45
Ru
2,2
nikkel
46
Rh
2,2
88,91
91,22
92,91
95,94
98
101,1
47
1,9
Pd
strontium yttriumvolgende zirkonium niobium molybdeen technetium rhodium worden. palladium Ook bij de perioden moest datruthenium opgelost
87,62
koper
102,9
Ag zilver
106,4
zink
48
1,7
49
Cd
0,9
57
1,1
72
1,3
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
1,8
barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
renium
osmium
iridium
platina
goud
kwik
thallium
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
cijfer met lettertje b.105We noemen ze de b-groepen. De110 elementen uit de 113 88 0,9 89 1,1 104 106 107 108 109 111 112
b-groepen kregen de verzamelnaam overgangselementen; ook de termen
Ra
Ac
Rf
Db
Sg
Bh
Hs
Mt
Ds
Rg
Cn
58
{
1,1
59
1,1
60
1,2
61
62
1,2
63
64
65
1,2
cerium
praseodymium
neodymium
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
Nh
7
Th
Pa
U
Np
Pu
Bk
tin
arseen
74,92 51
1,8
1,9
antimoon
121,8 83
Pb
1,9
bismut
209,0 115
Fl-
1
Mc
flerovium
moscovium
289
288
66
(1,2)
dysprosium
Cf
67
1,2
Ho
68
1,2
erbium
164,9
167,3 100
Es
l
6
Er
holmium
99
8
Bi
lood
207,2 114
5
Sb
118,7 82
3
As
287
140,1 140,9 144,2 (145) 150,4 151,9 157,3 158,9 162,5 en tien b-groepen. Die indeling verwatert stilaan, tegenwoordig worden de 90 1,3 91 1,5 92 1,4 93 1,3 94 1,3 95 1,3 96 97 98
actiniden kolommen vaak gewoon doorlopend genummerd van 1 tot en met 18.
Sn
2,0
nihonium
Pr totNd Pm SmEr zijn Eudus Gd Tb Dy De lanthaniden overige elementen behoren de a-groepen. acht a-groepen 6 Ce
groepen
1,8
114,8
81
Ba teLaplaatsen. Hf DieTagroepen W elementen Re Oskrijgen Ir doorgaans Pt Aueen Romeins Hg Tltussen radium actinium rutherfordium dubnium seaborgium bohrium hassium meitnerium darmstadtium röntgenium copernicium transitie-elementen of nevenelementen worden weleens gebruikt. 226,0 227 261 262 266 264 277 268 281 272 285
50
indium
112,4
De tabel moest dus worden opengetrokken om er telkens tien elementen 56
30,97 33
Ge
In
cadmium
107,9
1,7
1
fosfor
28,09 32
scandium
Ca
2,1
P
silicium
26,98 1,6
15
Si
aluminium
31
8
N
stikstof
12,01
40,08
rubidium
©
1,3
Ib 11
C koolstof
13
VIlIb 10
3,0
boor
calcium
55
HOOFDSTUK 4
21
VIlIb VIlIb 8 9
7
10,81
kalium
5 Rb
THEMA 05
1,0
VIIb 7
2,5
39,10
37
178
20
VIb 6
6
B
beryllium
K
4
magnesium
24,31 atoommassa die tussen die van calcium en gallium ligt: Be
natrium
19
Va 15
symbool
9,01
3 Na
IVa 14
1
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
Fm 257
m
6,94 11
9,01 0,9
3 Na
12
Mg
natrium
magnesium
22,99
24,31
19
0,8
20
K
4
1,0
Ca
IIIb 3 21
1,3
IVb 4 22
1,5
Sc
Ti
Vb 5 23
1,6
VIb 6 24
V
1,6
Cr
calcium
scandium
titaan
vanadium
chroom
40,08
44,96
47,87
50,94
52,00
0,8
5 Rb
38
1,0
39
1,2
1,4
41
1,8
Mn
27
Fe
1,9
28
Co
1,9
Ib 11 29
1,9
Ni
IIb 12 30
1,6
Cu
1,8
14,01 15
16,00 2,1
16
19,00 2,5
Al-
Si silicium
fosfor
zwavel
chloor
26,98
28,09
30,97
32,07
35,45
1,6
Ga
Zn
32
1,8
33
Ge
S
20,18 3,0
aluminium
31
P
17
2,0
34
42
mangaan
ijzer
kobalt
nikkel
koper
zink
gallium
As
germanium
2,4
35
Se
arseen
Ar
1,7
86
2,2
45
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
1,8
51
1,9
52
53
2,5
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn tin
antimoon
telluur
jood
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
Sb
2,1
98
1,9
Cd
50
technetium
75
Rh
46
95,94 74
Ru
2,2
molybdeen
1,5
Tc
44
92,91 73
Mo
1,9
niobium
1,3
83,80
elementen na lanthaan, in periode zes, en actinium, in periode zeven. 43
91,22 72
83
1,9
Te
84
2,0
I
85
2,2
6 Cs
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
W
Re renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
polonium
Po
At
132,9
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
209
210
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
La
89
1,1
Ac
Hf
104
Ta
105
Rf
106
Db
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
114
Nh
Bi
115
Fl-
116
Mc
Ts
actinium
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
227
261
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
lanthaniden
90
actiniden
7
1,1
60
1,2
61
62
1,2
63
64
65
1,2
66
(1,2)
67
1,2
68
1,2
69
1,2
70
Og
oganesson
289 1,1
71
1,2
neodymium
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
Tm
Lu
praseodymium
Er
Yb
cerium
thulium
ytterbium
lutetium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
168,9
173,0
Ce
6
59
radon
222
226,0
1,1
Rn 118
radium
58
xenon
131,3
astaat
117
Lv
Xe
1,3
Th
Pr
91
1,5
Pa
Nd
92
1,4
U
Pm Sm
93
1,3
Np
94
1,3
Pu
Eu
95
1,3
Gd
96
Tb
97
Dy
98
Bk
Ho
99
Cf
100
Es
101
Fm
102
Md
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
No 259
Lr 262
IN
cesium
krypton
54
1,8
zirkonium
1,1
Kr
broom
88,91 57
36
Br
seleen
yttrium
0,9
argon
39,95
2,8
87,62 56
18
Cl-
strontium
0,7
Nb
26
VIlIb 10
14
85,47
Sr
Zr
1,6
1,5
VIlIb VIlIb 8 9
1,5
rubidium
55
Y
40
25
13
Een gelijkaardig probleem in de rangschikking deed zich voor78,96met de 69,72 72,64 74,92 79,90 54,94 55,85 58,93 58,69 63,55 65,38
kalium
39,10 37
VIIb 7
12,01
10,81
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,2
De 28 (of 2 keer 14) afgezonderde elementen onderaan zijn de elementen die in periode zes volgen op het element lanthaan en in periode zeven op het
element actinium. Zo verkregen ze de naam lanthaniden en actiniden. Samen worden ze ook wel ‘zeldzame aarden’ genoemd. WEETJE
Men kiest er vaak voor om de zeldzame aarden onderaan de tabel te
N
plaatsen met een verwijzing. Dat is handiger omdat het beter past in de verhoudingen van een pagina of poster.
VA
4.2 De a-groepen en hun naam
©
.indd 274
Sommige groepen hebben een specifieke naam, andere groepen worden genoemd naar het bovenste element uit de groep. •
Ia: de alkalimetalen (Li, Na, K …)
•
IIIa: de aardmetalen (B, Al, Ga …)
• • • • • •
28/01/2022 0
IIa: de aardalkalimetalen (Be, Mg, Ca …) IVa: de koolstofgroep (C, Si, Ge …) Va: de stikstofgroep (N, P, As …)
VIa: de zuurstofgroep (O, S, Se …) VIIa: de halogenen (F, Cl, Br, I …)
VIIIa: de edelgassen (He, Ne, Ar …)
De laatste kolom, de edelgassen, wordt ook aangeduid als de nulgroep.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
179
OPDRACHT 15 Vul de tabel aan met behulp van het PSE. Symbool
2
Naam element
Mg
S
Cl
Si
Al
neon fosfor lithium ijzer
Behoort tot welke groep
IN
1
Ontdek via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal enkele nuttige toepassingen van elk element in het
N
dagelijks leven.
WEETJE
Wil je op het volgende feestje uitpakken met een origineel nummer?
©
VA
Scan de QR-code en ontdek het lied The Elements.
180
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
THE ELEMENTS
4.3 Waarom lijken atomen graag op een edelgas?
OPDRACHT 16
Bekijk de lewisstructuur en vul de tabel aan. 1
Bekijk het PSE. Boven elke kolom van de a-groepen staat de lewisstructuur van de elementen uit die kolom (groep) weergegeven. Ia 1
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
3
1,0
Li
2
4
1,5
beryllium
6,94
9,01
11
0,9
3 Na
12
24,31
0,8
20
K
4
1,0
21
IVb 4
1,3
22
1,6
24
1,5
26
1,8
scandium
titaan
vanadium
chroom
mangaan
Mn
Fe
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
1,2
1,4
41
1,8
1,9
44
2,2
28
29
1,9
30
1,6
9
4,0
O
stikstof
zuurstof
fluor
12,01
14,01
16,00
19,00
1,5
14
1,8
15
2,1
16
2,5
Al-
Si
silicium
fosfor
zwavel
chloor
28,09
30,97
32,07
35,45
32
1,8
33
S
neon
26,98
1,6
2,0
34
2,4
35
Ar
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
Ge
As
Se seleen
broom
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
74,92
78,96
79,90
45
2,2
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
Cd
50
1,8
arseen
51
1,9
52
53
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn tin
antimoon
telluur
jood
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
83
1,9
Te
84
2,0
85
Xe xenon
131,3
2,2
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
W
Re renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
polonium
Po
At
132,9
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
209
210
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
89
Hf
1,1
Ac
104
Ta
105
Rf
106
Db
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
Nh
114
Bi
115
Fl-
116
Mc
Ts
actinium
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
227
261
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
1,1
60
1,2
61
62
1,2
63
VA
59
Ce
6
lanthaniden
90
7
actiniden
Pr
Nd
Pm Sm
64
Eu
65
Gd
1,2
Tb
66
(1,2)
Dy
67
1,2
68
Ho
1,2
Er
cerium
praseodymium
neodymium
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
1,3
Th
91
1,5
Pa
92
1,4
U
93
1,3
Np
94
1,3
Pu
95
1,3
96
97
98
Bk
99
Cf
100
Es
69
1,2
Tm thulium
Fm
70
Yb ytterbium
173,0 102
Md
Og
oganesson
289 1,1
168,9 101
radon
222
226,0
1,1
Rn 118
radium
58
86
astaat
117
Lv
krypton
54
I
6 Cs
La
Kr 83,80
2,5
92,91
1,3
Sb
2,1
36
Br
niobium
72
Rh
46
zink
argon
39,95
2,8
Ni
koper
18
Cl-
58,93
nikkel
10
20,18
3,0
aluminium
31
P
17
91,22
1,1
He
Ne
zirkonium
57
2
F
koolstof
Co kobalt
Ru
1,9
IIb 12
N
3,5
88,91
cesium
2
C
8
yttrium
0,9
Tc
ijzer
1,9
Ib 11
3,0
87,62 56
Mo
43
27
VIlIb 10
7
strontium
0,7
Nb
42
2,5
85,47
Sr
Zr
1,6
6
rubidium
55
Y
40
VIIa 17
boor
N
5 Rb
39
Cr
25
VIa 16
10,81
13
VIlIb VIlIb 8 9
40,08 1,0
V
1,6
VIIb 7
calcium
38
Ti
23
VIb 6
kalium
0,8
Sc
1,5
Vb 5
2,0
B
39,10 37
Ca
IIIb 3
Va 15
4,00
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
Mg magnesium
22,99
IVa 14
helium
5
magnesium
24,31
1,2
natrium
19
naam
Be
lithium
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN) 12
waterstof
IN
1
0 18
71
1,2
Lu lutetium
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
No 259
Lr 262
Leid daaruit het antwoord af om de tabel verder aan te vullen. Nummer en naam a-groep
Aantal valentie-elektronen
Ia alkalimetalen
IIIa aardmetalen
Va stikstofgroep
VIIa halogenen
©
2 4 6 8 (2 voor periode 1)
PSE.indd 274
28/01/2022 09:35
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
181
Je merkt dat Mendelejev het belangrijk vond om elementen met hetzelfde
aantal elektronen in de buitenste schil onder elkaar in groepen te plaatsen. TIP Niet vergeten: elk atoom is elektrisch neutraal
(aantal negatief geladen
elektronen = aantal positief geladen protonen).
Atomen zijn het meest stabiel als hun buitenste schil volledig gevuld is met
acht elektronen (of twee als er maar één schil is). Ze streven er dan ook naar om die buitenste schil volledig te maken, de zogenaamde edelgasconfiguratie.
De edelgasconfiguratie wordt daarom ook wel de octetstructuur genoemd, al zou voor helium ‘duetstructuur’ een beter gekozen term zijn.
De edelgasconfiguratie kan bekomen worden door extra elektronen aan te trekken of elektronen af te staan.
Door elektronen (negatief geladen deeltjes) op te nemen of af te staan,
Afb. 58 Elektrisch neutraal atoom
IN
krijgt het atoom zelf een lading. Het atoom is niet langer elektrisch neutraal, want het aantal protonen is niet langer gelijk aan het aantal elektronen. We spreken nu niet langer over een atoom maar over een ion. Een geladen atoom wordt een ion genoemd.
Negatief geladen ionen worden anionen genoemd en bevatten meer
elektronen dan protonen. De atomen hebben elektronen opgenomen.
N
•
Dit anion draagt als lading 2–
Afb. 59 Ladingsverhouding bij anionen
Positief geladen ionen worden kationen genoemd en bevatten meer
VA
•
protonen dan elektronen. De atomen hebben elektronen afgegeven.
Dit kanion draagt als lading 2+
©
Afb. 60 Ladingsverhouding bij kationen
Een atoom zal altijd de makkelijkste weg kiezen om de edelgasconfiguratie te bekomen, zoals het voorbeeld van natrium en chloor aantoont:
Natrium heeft één elektron in de buitenste schil en kan een octetstructuur bereiken door: •
•
één elektron af te staan;
zeven elektronen op te nemen.
Het natriumatoom kiest de gemakkelijkste weg: met één elektron minder wordt de voorlaatste schil nu de buitenste schil en bereikt het atoom de edelgasconfiguratie. 182
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
Z = 11 N = 12
Z = 11 N = 12
Na
Na+
Afb. 61 Natrium: van atoom tot ion
Ion
11
11
neutraal
positief
IN
aantal protonen
Atoom aantal elektronen lading
elektronenconfiguratie
11
10
2, 8, 1
2, 8
Met dat ene elektron (negatief geladen deeltje) minder wordt tegelijkertijd het positieve natriumion gevormd: Na+.
Merk op dat het natriumion, dat we nu noteren als Na+, dezelfde elektronenconfiguratie krijgt als het edelgas neon. Na+
281 28
N
Ne
Chloor heeft zeven elektronen in de buitenste schil, om een volledige buitenste schil te bekomen kan het: •
zeven elektronen afstaan.
©
VA
•
één elektron opnemen;
Ook chloor kiest voor de makkelijkste oplossing en zal één elektron (negatief geladen deeltje) opnemen.
Z = 17 N = 18
Z = 17 N = 18
Afb. 62 Chloor: vanCl atoom tot ion
aantal protonen aantal elektronen lading elektronenconfiguratie
Cl–
Atoom
Ion
17
17
neutraal
negatief
17
2, 8, 7
18
2, 8, 8
Chloor zal daarom het negatieve chloride-ion vormen, of kortweg Cl–. THEMA 05
HOOFDSTUK 4
183
Het chloride-ion, dat we nu noteren als Cl–, krijgt door de opname van een
extra elektron de configuratie van het edelgas argon. Cl–
Ar
2878
288
4.4 Elektronegativiteit
Metalen zijn dus geneigd om elektronen af te staan: ze zijn elektropositief,
IN
terwijl de niet-metalen, met uitzondering van de edelgassen, er heel graag extra elektronen zouden bij willen: ze zijn elektronegatief. De mate waarin
een atoom er naar streeft om extra elektronen op te nemen noemen we de
elektronegativiteit van een element. De elektronegativiteit of EN-waarde is
een getal tussen 0,7 en 4, dat we ook bij elk element op het PSE terugvinden, in de rechterbovenhoek. Merk op dat de EN-waarde ontbreekt bij de
edelgassen. Zij hebben de edelgasconfiguratie al bereikt en zijn niet geneigd extra elektronen aan te trekken.
elektronegatieve waarde (EN)
atoomnummer (Z)
12
1,2
Mg
N symbool naam
magnesium
24,31
VA
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>
Door het streven naar een volledige buitenste schil gaat een atoom
elektronen afstaan of opnemen, het atoom wordt zo een ion. Positieve ionen noemen we kationen, negatieve ionen noemen we anionen. Het atoom
bereikt zo de configuratie van het dichtstbijzijnde edelgas in het periodiek systeem. Daarom spreken we van een edelgasconfiguratie. Elementen die elektronen afstaan om tot de edelgasconfiguratie te komen, noemen we elektropositief; ze vormen kationen. Doorgaans zijn dat metalen.
©
Elementen die elektronen opnemen om tot de edelgasconfiguratie te
184
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
komen, noemen we elektronegatief; ze vormen anionen. Doorgaans zijn dat niet-metalen.
De mate waarin een atoom ernaar streeft om extra elektronen op te nemen, noemen we de elektronegativiteit (EN) van een element.
OPDRACHT 17
Vergelijk de EN-waarde van elk element in het PSE. 1
Hoe verandert de EN-waarde binnen één periode?
2
3
4
Hoe verandert de EN-waarde binnen één groep?
Waar staan dan de meest elektronegatieve elementen op het PSE?
WEETJE De Amerikaan Linus Carl Pauling (1901-1994) was de
IN
Waar staan de minst elektronegatieve (of elektropositieve) elementen?
allereerste scheikundige die de term elektronegativiteit gebruikte. Aan
het element dat het hardst elektronen naar zich toe kan trekken (fluor)
N
kende Pauling een EN-waarde van 4,0 toe. De overige elementen werden vergeleken met fluor en kregen een overeenkomstige
elektronegativiteit, tussen 0,7 en 4,0. De elektronegativiteit is dus
VA
specifiek voor elke atoomsoort.
OPDRACHT 18
Vul de juiste gegevens aan en schrap wat niet past. Welke ionen vormen de atomen om de edelgasconfiguratie te bereiken? •
Magnesium zal
•
Stikstof zal
•
Aluminium zal
•
Neon zal
Zuurstof zal
©
•
•
•
Zwavel zal
Lithium zal
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en
ion vormen.
ion vormen.
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en een
TIP
ion vormen.
ion vormen.
ion vormen.
ion vormen.
elektron opnemen / afstaan en een
ion vormen.
Denk eraan dat je het aantal
elektronen in de buitenste schil van elk atoom kunt afleiden
uit de plaats in het periodiek systeem.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
185
Elementen uit groep
Verschil in elektronen met atoom
Ionlading
Ia
geven 1 af
1+
Va
nemen 3 op
3-
IIa
geven 2 af
IIIa
2+
geven 3 af
VIa
3+
nemen 2 op
VIIa
2-
nemen 1 op geen
Ze vormen geen
ionen; ze hebben al de edelgasconfiguratie.
IN
VIIIa
1-
Dit overzicht vormt een zeer belangrijke basis om later chemische formules te schrijven.
` Maak oefening 9 t/m 13 op p. 198.
Opgelet, er worden twee belangrijke afspraken gemaakt: Ia 1
N 1
IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
1,0
Li
2
lithium
4
1,5
Be
3 Na
natrium
12
Mg
0,8
24,31
20
K
1,0
Ca
21
1,3
IVb 4
22
Sc
1,5
Ti
Vb 5
23
1,6
VIb 6
24
V
VA
4
IIIb 3
magnesium
22,99
19
kalium
calcium
39,10
37
0,8
5 Rb
rubidium
0,7
Ba barium
132,9
7 Fr
francium
223
yttrium
0,9
Ra
1,1
La
lanthaan
138,9
89
1,1
Ac
1,4
Zr
niobium
91,22
1,3
Hf
Ta
tantaal
178,5
Rf
actinium
rutherfordium
226,0
227
261
Db
dubnium
molybdeen
1,1
Ce
6
cerium
actiniden
7
1,3
Th
1,7
©
2
Tc
technetium
2,2
Ru
Re
2,2
Bh
bohrium
266
Hs
hassium
264 1,1
Pr
praseodymium
60
Nd
neodymium
140,9 1,5
Pa
1,4
U
samarium
(145) 93
1,3
Np
2,2
darmstadtium
1,3
röntgenium
Eu
europium
Pu
Gd
151,9 1,3
VIIa 17
2
He
copernicium
1,8
Sn tin
114,8 1,8
1,8
Tl-
Pb
thallium
nihonium
1,2
Tb
terbium
66
(1,2)
flerovium
Dy
dysprosium
158,9 97
Bk
Ho
holmium
164,9 99
Cf
moscovium
68
Er
erbium
167,3 100
Es
jood
xenon
131,3
2,2
Rn
astaat
radon
210
222
117
Lv
livermorium
69
86
At
209
118
Ts
Og
tennessine
oganesson
289 1,2
Tm thulium
70
289 1,1
1,2
Yb
Lu lutetium
173,0 102
Md
71
ytterbium
168,9 101
Fm
Xe
126,9 85
289 1,2
54
I
Po
288 1,2
162,5 98
Mc
krypton
83,80
2,5
polonium
116
289 67
2,0
Kr
79,90
127,6 84
209,0 115
Fl-
287
285
bismut
207,2 114
Nh
Bi
lood
204,4
1,9
Br
telluur
121,8
36
broom
53
Te
antimoon
83
argon
39,95
2,8
78,96 2,1
Ar
chloor
35,45 35
seleen
52
Sb
118,7 82
1,9
neon
20,18 18
Cl2,4
Se
74,92
Ne 3,0
zwavel
arseen
51
F
fluor
17
32,07 34
As
72,64
indium
81
113
Cn
Ge
2,0
10
19,00 2,5
S
fosfor
germanium
4,0
O
30,97 33
9
zuurstof
16
P 1,8
50
3,5
16,00 2,1
Si 28,09
In
kwik
157,3 96
1,7
8
14,01 15
silicium
32
69,72
200,6
65
gadolinium
gallium
Hg 112
64
95
1,9
272
63
Ga 49
112,4
goud
Rg
1,6
cadmium
80
197,0 111
Al-
Cd
Au
195,1
150,4 94
zilver
1,7
1,8
26,98
zink
N
stikstof
12,01 14
aluminium
65,38 48
107,9 79
281 1,2
Pm Sm
promethium
144,2 92
62
Ag
Pt
268
61
1,9
3,0
koolstof
1,5
31
Zn
koper
platina
Ds
1,6
63,55
106,4 2,2
IIb 12 30
Cu 47
palladium
110
meitnerium
277 1,2
2,2
78
Ir
Mt
1,9
Pd
192,2 109
Ib 11 29
nikkel
iridium
190,2 108
2,2
1,9
7
C
boor
58,69 46
102,9
osmium
186,2
seaborgium
rhodium
77
Os
renium
Sg
Rh
ruthenium
76
2,2
2,5
B
Ni
58,93
6
10,81 13
VIlIb 10
28
kobalt
45
101,1 1,9
1,9
Co
ijzer
55,85 44
98 75
107
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
1
1
1,9
27
Fe
54,94
183,9
91
1,8
Mn
W
59
VIlIb VIlIb 8 9
26
mangaan
43
wolfraam
106
140,1
90
1,5
95,94
74
262
58
1,8
Mo
180,9
105
radium
lanthaniden
1,5
VIIb 7
25
52,00
42
92,91
73
hafnium
104
1,6
Nb
zirkonium
72
chroom
50,94
41
1,6
Cr
vanadium
47,87
40
88,91
57
137,3
88
1,2
Y
87,62
0,9
titaan
44,96
39
strontium
56
cesium
0,7
1,0
Sr
6 Cs 87
scandium
40,08
38
85,47
55
magnesium
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,2
VIa 16
4,00 2,0
24,31
9,01
0,9
Va 15
helium
5
beryllium
6,94
11
naam
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
12
waterstof
3
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
No
Lr
2
De overgangselementen laten we nog even links liggen, voorlopig
onthouden we dat deze elementen uit de b-groepen bijna allemaal een 2+ ion gaan vormen.
De elementen uit kolom IVa (C: koolstof, Si: silicium, Ge: germanium,
Sn: tin en Pb: lood) worden ook overgeslagen. Die elementen kunnen immers twee kanten uit om tot een edelgasconfiguratie te komen: 4 elektronen opnemen en dus een 4– ion vormen, of 4 elektronen afstaan en een ion met lading 4+ vormen. Vaak zullen zij 4+ ionen vormen.
PSE.indd 274
186
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
28/01/2022 09:35
4.5 Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen in het PSE? In thema 3 leerde je dat het PSE kan worden onderverdeeld in metalen en niet-metalen. De edelgassen horen op hun beurt bij de niet-metalen. Als we over metalen spreken denk je vast aan ijzer, koper …
Of misschien heb je een wat duurdere smaak en denk je aan zilver, goud …
Er bestaan natuurlijk nog veel meer metalen die je regelmatig tegenkomt in
het dagelijks leven, denk maar aan aluminium en chroom in je fiets, en bij de
IN
auto van je ouders.
De indeling metalen en niet-metalen is vooral gebaseerd op hun
stofeigenschappen. We onderzoeken enkele van die stofeigenschappen, die je al leerde in thema 2. OPDRACHT 19
Sorteer de metalen en de niet-metalen.
N
Je leerkracht heeft een aantal stoffen klaargezet. 1
Van welke stoffen denk je dat het metalen zijn? Haal ze ertussenuit.
2
Noteer waarom jij denkt dat het om een metaal gaat.
Met andere woorden: van welke eigenschappen heb je gebruikgemaakt?
VA
©
Metalen onderscheiden zich nog op andere vlakken van andere stoffen door specifieke stofeigenschappen: ze geleiden goed de stroom. De elektrische
geleidbaarheid geeft aan hoe makkelijk geladen deeltjes doorheen een stof kunnen bewegen.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
187
OPDRACHT 20 DEMO
Je leerkracht onderzoekt welke stoffen stroom geleiden. 1
Werkwijze •
Verbind een testlamp met een stroombron.
•
Sluit de stroomkring door de connectoren
lampje
met de stof te verbinden.
Lampje brandt: stof geleidt stroom.
stof
Lampje brandt niet: stof geleidt
stroombron
IN
geen stroom.
Afb. 63
2
Wat neem je waar? Zet een kruisje in de juiste kolom. Stof
Lampje brandt
ijzer (Fe) lood (Pb)
Lampje brandt niet
N
octazwavel (S8) distikstof (N2, de lucht aanwezig) koper (Cu) grafiet (C) 3
Wat kun je hieruit besluiten?
VA
Metalen geleiden ook goed de warmte: thermische geleidbaarheid of
warmtegeleiding geeft aan hoe vlot warmte(energie) wordt doorgegeven in
©
een stof.
188
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
OPDRACHT 21 DEMO
Je leerkracht onderzoekt welke stoffen warmte geleiden door een metalen en een glazen staaf in de vlam van een bunsenbrander te houden.
Wat neem je waar?
Wat kun je hieruit besluiten?
VA
2
N
Afb. 64
1
glas
IN
metaal
We maken nu gebruik van de stofeigenschappen kookpunt en smelpunt om
©
metalen te onderscheiden van andere stoffen.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
189
OPDRACHT 22
Bekijk de tabel en los de vragen op. Metalen Smeltpunt (°C)
Kookpunt (°C)
ijzer
1 538
2 750
dijodium
octazwavel
113
–218
–183
koper
1 085
2 566
distikstof
–210
–196
–259
–253
chroom
839
1 860
1 485
3 550
4 827
–101
–35
platina
1 772
3 850
lood
327
natrium
357
98
kalium
884
64
calcium goud
1
1 740
–39
kwik
774
2 675
1 064
2 807
Smeltpunt (°C)
Kookpunt (°C)
113
184
dizuurstof
diwaterstof
koolstof - diamant
444
koolstof - grafiet
3 652
tetrafosfor
44
dichloor
4 827
–7
dibroom
276
59
Markeer de stoffen die bij kamertemperatuur vast zijn met rood, vloeibaar met groen en gasvormig met
geel. 2
Stof
IN
Stof
Niet-metalen
Vergelijk de verschillende stoffen in de tabel aan de hand van hun smelt- en kookpunten.
N
Wat valt er op bij de metalen?
3
Welke aggregatietoestand hebben ze bij kamertemperatuur?
VA
OPDRACHT 23 ONDERZOEK
©
Hoe kun je metalen herkennen? Voer het labo uit op p. 245.
Stofeigenschappen metalen
geleiden de elektrische stroom
geleiden de elektrische stroom niet
plooibaar, rekbaar, pletbaar,
niet plooibaar, niet rekbaar, niet
zacht
smeedbaar
goede warmtegeleiders glanzend uitzicht
vaste stoffen op kamertemperatuur (met uitzondering van kwik, een vloeibaar metaal)
` Maak oefening 14 t/m 17 op p. 198. 190
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
Stofeigenschappen niet-metalen (met uitzondering van grafiet) broos
pletbaar, niet smeedbaar slechte warmtegeleiders meestal dof uitzicht
meestal vloeibaar of gasvormig, maar kunnen ook vast zijn
THEMASYNTHESE
BOUW, EIGENSCHAPPEN EN RANGSCHIKKING VAN ATOMEN Kernbegrippen
Notities
Kernvragen
Hoofdstuk 1: Hoe evolueerde het atoommodel?
materie: stof of mengsel van stoffen
stof: verbinding van deeltjes of
•
•
Historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr: elke keer weer voortbouwen op de ontdekking van de voorganger.
Het schillenmodel van Bohr-Rutherford elektronenschillen
atomen
protonen en neutronen
CHEMISCHE TIJDLIJN
IN
voorwerp: opgebouwd uit materie
atoomkern = nucleus •
elementaire deeltjes:
protonen (+) en neutronen deze elementaire deeltjes
hebben een eenheidslading
•
• •
Het atoom bestaat uit een atoomkern en een elektronenmantel waarin protonen en neutronen voorkomen (behalve H: enkel 1 proton).
Protonen, elektronen en neutronen vormen samen een atoom. Een atoom in zijn geheel heeft geen lading. Protonen zijn positief geladen (+).
Elektronen zijn negatief geladen (–).
VA
•
bevat twee soorten
N
Hoofdstuk 2: Wat weten we al over een atoom?
•
rond atoomkern heb je elektronen (–)
atoomnummer Z
= aantal protonen
= aantal elektronen massagetal A
= Z (aantal protonen)
©
+ N (aantal neutronen)
absolute atoommassa Aa
eenheidsmassa
= 1/12 van Aa(C) = 1 unit
relatieve atoommassa Ar
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>
•
• • •
Neutronen zijn neutraal.
Rond de kern bewegen elektronen (–) op schillen.
Het aantal elektronen rond de kern is in een atoom gelijk aan het aantal protonen in de kern.
Atomen met hetzelfde aantal protonen zijn atomen van
hetzelfde chemische element. Uit het atoomnummer Z en
het massagetal A kunnen we de hoeveelheid van elk van de deeltjes in een atoom
•
•
•
•
berekenen.
proton
neutron schil nucleus elektron
De absolute atoommassa Aa van
een atoom is de massa van het atoom en wordt uitgedrukt in gram. De eenheidsmassa is 1/12de van de massa van een C-atoom
= 1,66.10-4 g.
De verhouding tussen de absolute atoommassa van een atoom en de
eenheidsmassa, is de relatieve atoommassa Ar van een atoom. Dat is een
onbenoemd getal.
In het PSE wordt onder elk element de gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> vermeld. Dat is de gewogen gemiddelde massa van alle atoomtypes
van eenzelfde element.
THEMA 05
THEMASYNTHESE
191
Hoofdstuk 3: Hoe zitten elektronen verdeeld in een atoom? elektronenconfiguratie
•
edelgasconfiguratie
• •
lewisstructuur
•
De verdeling van de elektronen op schillen gebeurt volgens een aantal regels.
Wanneer de buitenste schil volledig bezet is, dan spreken we over de edelgasconfiguratie.
Het schillenmodel kan eenvoudiger genoteerd worden als de elektronenconfiguratie.
Bij de lewisstructuur vereenvoudigen we die elektronenconfiguratie nog en worden enkel de elektronen van de buitenste schil weergegeven.
valentie-elektronen
•
groepen
•
= kolommen in het PSE perioden
•
= rijen in het PSE a- en b-groepen
Elementen met een gelijk aantal elektronen op de buitenste schil
(de valentie-elektronen) hebben gelijkaardige chemische eigenschappen.
Elementen met gelijke chemische eigenschappen worden in het PSE onder elkaar geplaatst, in een gelijke groep (# = 18).
In het PSE komen er 7 perioden voor. Binnen een periode heeft elk
element een gelijk aantal schillen in gebruik (periode 3 ⇒ 3 schillen in gebruik).
Het PSE wordt opgedeeld in a- en b-groepen. 8 a-groepen
10 b-groepen
elk een naam:
één verzamelnaam:
N
•
IN
Hoofdstuk 4: Wat leren we uit de plaats van een element op het PSE?
Ia:
alkalimetalen
IVa:
koolstofgroep
IIa:
IIIa:
aardmetalen
stikstofgroep
VA
Va:
aardalkalimetalen
overgangselementen
VIa:
VIIa:
zuurstofgroep halogenen
VIIIa/0: edelgassen (of nulgroep)
ion (+: kation; -: anion) = geladen atoom elektropositief
©
elektronegatief
elektronegativiteit (EN)
• • • • •
Atomen streven naar een stabiele edelgasconfiguratie.
Metalen geven elektronen af ter vorming van positieve ionen (kation): ⇒ metalen zijn elektropositief.
Niet-metalen nemen elektronen op ter vorming van negatieve ionen (anion):
⇒ niet-metalen zijn elektronegatief.
De mate waarin een atoom ernaar streeft om extra elektronen op te nemen, noemen we de elektronegativiteit (EN) van een element.
De groep waartoe een element behoort bepaalt welke lading het ion draagt:
Ia ⇒ 1+
IIa ⇒ 2+ IIIa ⇒ 3+
192
THEMA 05
THEMASYNTHESE
Va ⇒ 3-
VIa ⇒ 2-
VIIa ⇒ 1-
stofeigenschappen metalen en niet-metalen
Stofeigenschappen metalen
Stofeigenschappen niet-metalen
geleiden de elektrische stroom
geleiden de elektrische stroom niet
plooibaar, rekbaar, pletbaar,
niet plooibaar, niet rekbaar, niet
zacht
smeedbaar
goede warmtegeleiders glanzend uitzicht
(met uitzondering van grafiet) broos
pletbaar, niet smeedbaar slechte warmtegeleiders meestal dof uitzicht
vaste stoffen op kamertemperatuur meestal vloeibaar of gasvormig, (met uitzondering van kwik, een
IN
vloeibaar metaal)
maar kunnen ook vast zijn
BEKIJK KENNISCLIP
VA
N
Mijn samenvatting
©
THEMA 05
THEMASYNTHESE
193
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik ken de kernbegrippen (element, atoom, voorwerp, materie, stof, atoomsoort, nucleonen, atoomkern, atoomnummer, massagetal, gemiddelde relatieve
atoommassa, elektronenconfiguratie, lewisstructuur, eenheidslading, elementair deeltje) en kan ze toelichten.
•
Ik ken de historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met
•
Ik kan toelichten hoe en waarom een atoom een ion vormt.
• • •
Ik ken de lewisstructuur en kan die toepassen bij de eerste 20 elementen. Ik kan toelichten hoe een ion aan zijn lading komt.
IN
•
Chadwick.
Ik kan toelichten waarom metalen positieve ionen en niet-metalen negatieve ionen vormen.
Ik kan een verband leggen tussen de plaats van een element in het PSE en de eigenschappen (massa, elektronenconfiguratie, EN-waarde ...) ervan.
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan de bouw van een atoom toelichten (volgens het gecombineerd atoommodel
•
Ik kan de regels voor elektronenverdeling toepassen om het gecombineerd
•
massagetal.
atoommodel van Bohr-Rutherford te tekenen en de elektronenconfiguratie van de eerste 20 elementen te schrijven.
Ik kan toelichten hoe het schrijven van elektronenconfiguraties een vereenvoudigde weergave is van het schillenmodel.
Ik kan het PSE gebruiken om eigenschappen van atomen en ionen af te leiden, ook
VA
•
van Bohr-Rutherford).
Ik kan de samenstelling van atomen afleiden uit het atoomnummer en het
N
•
•
•
op basis van atoomnummer, massagetal en lewisformule. Ik kan elementen ordenen en plaatsen op de tabel.
Ik kan metalen herkennen aan de specifieke eigenschappen.
©
` Je kunt deze checklist ook op
194
THEMA 05
CHECKLIST
invullen bij je Portfolio.
CHECK IT OUT
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!
IN
Wat zie jij onder deze elektronenmicroscoop? Vul in.
N
VA
Zou je graag nog verder inzoomen? Je bent niet alleen.
Wetenschappers uit de hele wereld doen continu fundamenteel onderzoek naar elementaire deeltjes in het CERN
©
(Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire, of de Europese Raad voor Kernonderzoek).
Afb. 65 CERN
Afb. 66 François Englert
Heeft dit thema jouw interesse opgewekt? Ga naar
Onze landgenoot
François Englert kreeg in 2013 de Nobelprijs
voor Natuurkunde voor zijn onderzoek naar de allerkleinste deeltjes.
en bekijk de filmpjes over het onderzoek bij CERN.
! Stilaan zijn we in staat om na te gaan of het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford overeenstemt met de realiteit. Steeds sterkere microscopen stellen ons in staat het met het blote oog te checken. We ontdekken alsmaar meer.
THEMA 05
CHECK IT OUT
195
AAN DE SLAG
Uit welke deeltjes is een atoom opgebouwd, wat is hun lading en waar in het atoom bevinden die deeltjes zich?
Deeltje van het atoom
Lading
2
Hoeveel neutronen vind je in een lithiumkern?
Hoeveel elektronen heeft een loodatoom?
5
N
4
Een element heeft 20 neutronen in de kern en een atoommassa van 40 u. Over welk element gaat het?
3
Plaats in het atoom
IN
1
Vervolledig de tabel. Symbool
VA
Naam
Sn
a
lood
A
Aantal protonen
Aantal Aantal neutronen elektronen
2
4
65
138
119
51 12
23
16
16
Geef de samenstelling van de kern van een zwavelatoom (met atoomnummer 16 en massagetal 32).
THEMA 05
207
56
b Geef de samenstelling van het kwikatoom met A = 200.
196
1
©
zink
Z
AAN DE SLAG
7
Teken het schillenmodel voor aluminium.
IN
6
Schrijf de elektronenconfiguratie en teken ernaast de lewisstructuur voor de volgende elementen. koolstof:
magnesium:
chloor:
VA
N
zuurstof:
fosfor:
Vul de tabel aan.
Naam element
©
8
zwavel:
Symbool
chloor
zwavel
calcium
argon
Naam groep
Ionlading
Na
C
Al P
THEMA 05
AAN DE SLAG
197
9
Waarom vormen edelgassen geen ionen?
Vul aan. •
De overgangselementen vormen ionen met lading .
•
Positieve ionen worden ook
•
11
Negatieve ionen worden ook
genoemd.
genoemd.
IN
10
Vul aan.
Een element dat een ion vormt met lading 2– zal altijd behoren tot
.
Een element dat een ion vormt met lading 3– zal altijd behoren tot
.
Een element dat een ion vormt met lading 2+ zal altijd behoren tot Een element dat een ion vormt met lading 1+ zal altijd behoren tot
12 13
N
Een element dat geen ionen vormt, zal altijd behoren tot
Een 2+ geladen ion bevat nog 24 elektronen. Om welk element gaat het? Beantwoord de vragen.
Welk ion van een alkalimetaal heeft 4 schillen en 18 elektronen?
VA
a
b Welk ion van een aardalkalimetaal heeft 4 schillen en 18 elektronen?
14
Noem minstens vier stofeigenschappen van metalen.
15
Vul aan.
Metalen vormen altijd positieve ionen, ze zijn .
©
•
•
Niet-metalen vormen altijd negatieve ionen, ze zijn .
16
Welke zuivere stof is geen metaal maar geleidt toch de stroom?
17
Wat is het enige metaal dat vloeibaar is bij kamertemperatuur?
` Verder oefenen? Ga naar
198
THEMA 05
AAN DE SLAG
.
. .
CHEMISCHE BINDINGEN EN HUN ROOSTERS
THEMA 06
CHECK IN
201
VERKEN
202
` HOOFDSTUK 1: Zijn deeltjes in een verbinding altijd 204
IN
op eenzelfde manier gebonden?
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding? 1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een ionbinding gevormd?
N
2.1 De ionbinding 2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen 2.3 De neutraliteitsregel
` HOOFDSTUK 3: Hoe wordt een atoombinding gevormd? 3.1 De atoombinding 3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
VA
` HOOFDSTUK 4: Hoe wordt een metaalbinding gevormd? 4.1 De metaalbinding 4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
204 205 207
207 209 210 212 212 215 219 219 221
` HOOFDSTUK 5: Welk belang en voorkomen hebben 223
5.1 Niet-metalen
223
©
enkelvoudige stoffen? A B C D E F G
Koolstof Dichloor of chloorgas De hoofdbestanddelen van lucht: stikstofgas en zuurstofgas Diwaterstof of waterstofgas Zwavel Fosfor Edelgassen
5.2 Metalen
223 224 224 225 225 225 226
227
199
THEMASYNTHESE
229
CHECKLIST
230
PORTFOLIO
AAN DE SLAG
©
VA
N
OEFEN OP DIDDIT
200
231
IN
CHECK IT OUT
232
CHECK IN
Alle beetjes helpen! Deze situaties schetsen telkens een probleem. Hoe kun je ervoor zorgen dat de personen alsnog in een comfortabele situatie terechtkomen? Situatie 1
Situatie 1:
Wat kan Kalvin doen zodat zowel hij als Fleur het comfortabel krijgen?
Situatie 2
Kalvin en Fleur Situatie 2:
IN
Wat moeten Jody en Jodi doen om het beiden comfortabel te krijgen?
VA
Jody en Jodi
N
Situatie 3
Situatie 3:
Wat moeten Ali en Allison doen om het beiden comfortabel te krijgen?
©
Ali en Alisson
?
` Is er een gelijkenis tussen deze situaties en de vorming van bepaalde chemische bindingen?
We zoeken het uit!
THEMA 06
CHECK IN
201
VERKEN
De samenstelling van een stof OPDRACHT 1
Ken je alle termen nog? Vul in de tweede kolom het nummer van de juiste verklaring in. Term atoom edelgasconfiguratie
element negatief ion samengestelde stof positief ion
enkelvoudige stof
Verklaringen 1
atoomsoort
2
de buitenste schil van het atoom is volledig bezet
3
scheikundige vorm voor materie met een bepaalde chemische samenstelling
4
kleinste deeltje van een element dat nog alle eigenschappen van het element heeft
5
ontstaat door het afstaan van elektronen
6
ontstaat door het opnemen van elektronen
7
stof opgebouwd uit één element
8
stof opgebouwd uit meer dan één element
N
stof
2
Verklaring
IN
1
Zet in de afbeelding de juiste letters bij de pijlen.
©
VA
A de stof water – B het deeltje water – C een atoom waterstof – D een atoom zuurstof
202
THEMA 06
VERKEN
OPDRACHT 2
Hoe worden ionen gevormd? Vul de zinnen aan en schrap wat niet past. a
Metalen Ze vormen zo positieve / negatieve ionen.
om de edelgasconfiguratie te bereiken.
b Niet-metalen
Magnesium is een metaal / niet-metaal met 2 elektronen op de buitenste schil.
IN
c
Ze vormen zo positieve / negatieve ionen.
om de edelgasconfiguratie te bereiken.
Dat atoom zal dus
elektronen
Dat atoom zal dus
elektron
Dat atoom zal dus
elektronen
d Chloor is een metaal / niet-metaal met
elektronen op de buitenste schil.
Aluminium is een metaal / niet-metaal met
f
Zuurstof is een metaal / niet-metaal met
en zo het ion
Dat atoom zal dus
vormen.
vormen.
elektronen op de buitenste schil. en zo het ion
elektronen op de buitenste schil.
N
e
OPDRACHT 3
en zo het ion
elektronen
en zo het ion
vormen. vormen.
Onderstreep de enkelvoudige stoffen en omcirkel de samengestelde stoffen.
VA
H2O – (C) grafiet – N2O (lachgas) – HCl (waterstofchloride) – O2 (zuurstofgas) – CH4 (methaan) – O3 (ozon) –
©
CO2 (koolstofdioxide) – He – C6H12O6 (glucose) – Fe (ijzer)
THEMA 06
VERKEN
203
HOOFDSTUK 1
Zijn deeltjes in een verbinding altijd op eenzelfde manier gebonden? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L het verschil tussen een element en een atoom toelichten;
L toelichten dat atomen streven naar de edelgasconfiguratie; L begrijpen dat stoffen zijn opgebouwd uit één of meerdere atomen of elementen.
Je leert nu:
L dat de aard van de deeltjes bepaalt welke verbinding gevormd zal worden;
L wanneer een ionbinding tot stand komt;
voorwerpen die uit bepaalde stoffen
zijn gemaakt. Een balpen uit plastic, een kast uit hout, een schrift uit papier. Ook
N
L wanneer een atoombinding tot stand komt;
Als je om je heen kijkt, zie je allerhande
L wanneer een metaalbinding tot stand komt.
de lucht om je heen bevat allerhande
deeltjes. Al die stoffen zijn opgebouwd uit een of meerdere atoomsoorten.
VA
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding?
Je weet al dat een stof bestaat uit kleinere deeltjes (stofdeeltjes) die nog steeds de eigenschap van de stof bezitten. Zo bestaat de stof suiker bijvoorbeeld uit allemaal kleine suikerdeeltjes.
©
Bij edelgassen bestaan die stofdeeltjes uit vrije, losse atomen: het zijn
204
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
mono-atomische, enkelvoudige stoffen (bv. Ne). De atomen van edelgassen
hebben een volledig bezette buitenste schil, waardoor ze niet reageren met andere atomen.
Atomen van andere atoomsoorten zullen de stabiele edelgasconfiguratie
proberen te bereiken door met elkaar te binden. Zo ontstaan nieuwe stoffen die bestaan uit meerdere atomen of ionen: het zijn verbindingen.
Het kunnen polyatomische (meeratomige) enkelvoudige stoffen (bv. Cl2) of samengestelde stoffen (bv. H2O) zijn.
In thema 3 leerde je al dat enkelvoudige stoffen verbindingen zijn van
atomen of ionen van eenzelfde atoomsoort; samengestelde stoffen zijn verbindingen van atomen of ionen van verschillende atoomsoorten.
De atomen of ionen in een verbinding worden samengehouden door aantrekkingskrachten, die we een (chemische) binding noemen.
Een verbinding is een stof die bestaat uit meerdere atomen of ionen.
De binding is de aantrekkende kracht die de atomen of ionen in een verbinding samenhoudt.
OPDRACHT 4
IN
` Maak oefening 1 op p. 232.
Wat is het onderscheid tussen binding en verbinding? Bekijk afbeelding 67 en beantwoord de vragen. Hoeveel bindingen zie je op de afbeelding?
N
a
b Hoeveel unieke verbindingen zie je op de afbeelding?
Afb. 67
VA
1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
Atomen streven naar de edelgasconfiguratie. Om dat te bereiken moeten atomen (behalve de edelgassen) met elkaar binden ter vorming van een verbinding.
©
Naargelang de aard van de atoomsoort (metaal en/of niet-metaal) kunnen
metaal + niet-
metaal
+
niet-
metaal niet-
metaal
metaal + metaal
= ionbinding = atoombinding
= metaalbinding
verschillende soorten bindingen en verbindingen worden gevormd: •
•
•
In een verbinding opgebouwd uit metalen en niet-metalen worden
de gevormde ionen samengehouden door een ionbinding. Die stof noemen we een ionverbinding.
In een verbinding die bestaat uit een of meerdere soorten niet-metalen,
worden de atomen samengehouden door een atoombinding. Een stof met enkel atoombindingen noemen we een atoomverbinding.
Als de verbinding uitsluitend is opgebouwd uit één of meerdere soorten metalen, houdt een metaalbinding de gevormde metaalionen samen.
Een stof met enkel metaalbindingen noemen we een metaalverbinding.
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
205
OPDRACHT 5
Op welke manier zijn de deeltjes gebonden in een verbinding? Welk soort binding zal gevormd worden bij een verbinding die is opgebouwd uit de volgende elementen? Vul in de tabel eerst de symbolen van de elementen aan en duid daarna het soort binding aan. Zijn de samenstellende Symbolen elementen metalen (M) elementen of niet-metalen (nM)?
aluminium en fluor
calcium en jood
jood en jood kalium en broom
koolstof koolstof en waterstof koolstof en zuurstof
koper en zink (samen: messing)
magnesium en zuurstof natrium en chloor
VA
stikstof en zuurstof
tin en lood (samen: soldeertin) zink
©
ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding
N
koper en tin (samen: brons)
Soort binding
IN
Verbinding opgebouwd uit de volgende elementen
ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Het soort binding dat ontstaat, hangt af van de aard van de deeltjes: Stof is opgebouwd uit
Soort verbinding
Soort binding
metalen en niet-metalen
ionverbinding
ionbinding
uitsluitend niet-metalen uitsluitend metalen
atoomverbinding
metaalverbinding
` Maak oefening 2 t/m 5 op p. 232-233.
206
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
atoombinding
metaalbinding
HOOFDSTUK 2 H
Hoe wordt een ionbinding gevormd?
He
Li
Be
B
C
N
O
F
Ne
Na
Mg
Al-
Si
P
S
Cl-
Ar
K
Ca
Sc
Ti
V
Cr
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga
Ge
As
Se
Br
Kr
Rb
Sr
Y
Ze
Nb
Mo
Tc
Ru
Rh
Pd
Ag
Cd
In
Sn
Sb
Te
I
Xe
Cs
Ba
La
Hf
Ta
W
Re
Os
Ir
Pt
Au
Hg
Tl
Pb
Bi
Po
At
Rn
Fr
Ra
Ac
Rf
Db
Sg
Bh
Hs
Mt
Ce
Pr
Nd
Pm Sm
Eu
Gd
Tb
Dy
Ho
Er
Tm
Yb
Lu
Th
Pa
U
Np
Am Cm
Bk
Cf
Es
Fm
Md
No
Lr
LEERDOELEN
Pu
METALEN
Je kunt al:
NIET-METALEN
streven naar de edelgasconfiguratie;
IN
L beschrijven dat atomen verbindingen vormen omdat ze
L aanduiden dat tussen een metaal en een niet-metaal een ionbinding wordt gevormd;
L een chemische formule interpreteren m.b.v. de aangegeven indices;
L beschrijven hoe metalen en niet-metalen ionen vormen. Je leert nu:
sommige stoffen al formules zien staan zoals NaCl, CaCl2 of K2S.
Al die stoffen zijn ionverbindingen,
want ze zijn opgebouwd uit metalen
en niet-metalen. Zoals de naam doet
N
L wat een ionbinding is;
Je hebt misschien op het etiket van
L hoe een ionbinding wordt gevormd;
L hoe een ionverbinding wordt voorgesteld;
VA
L de formule-eenheid van een ionverbinding opstellen.
vermoeden, vormen de metalen en
niet-metalen ionen. Maar wat houdt
die ionen samen? Waarom draagt elk element een specifieke index? We zoeken het uit.
2.1 De ionbinding
OPDRACHT 6
Voer de proefjes uit en noteer je waarneming. 1
Blaas een ballon op en houd die boven het haar van een medeleerling.
©
Waarneming:
2
Wrijf met de ballon over het haar van een medeleerling (bij voorkeur iemand met lang haar). Verwijder de ballon dan langzaam van het haar. Waarneming:
3
Wrijf de ballon nogmaals over het haar van dezelfde leerling en houd hem boven het haar van een andere leerling. Waarneming:
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
207
Door een ballon over haren te wrijven, springen elektronen over van de haren naar de ballon. De ballon wordt zo negatief geladen en de haren
positief geladen. De ballon trekt de haren aan door de aantrekkingskracht
tussen tegengestelde ladingen. De haren stoten elkaar onderling af en klitten niet samen door de afstotingskracht tussen gelijke ladingen.
In het eerste en het derde deel van de proef zijn de haren of de ballon niet geladen, waardoor er geen aantrekking tussen beide is.
Wanneer een metaal met een niet-metaal een binding maakt, zal het metaal één of meerdere elektronen overdragen aan het niet-metaal. Zo ontstaan
positieve en negatieve ionen. Metalen en niet-metalen werken dus samen om de edelgasconfiguratie te bereiken. Metalen kunnen het makkelijkst
IN
één of meerdere elektronen ‘missen’, de niet-metalen willen die er graag bij.
Eens de ionen gevormd zijn, zorgen de elektrostatische aantrekkingskrachten tussen de tegengesteld geladen ionen voor een sterke ionbinding tussen de ionen.
Wanneer een ion gevormd wordt, krijgt een metaal het woord
ion achter zijn naam: natrium wordt zo bijvoorbeeld het natriumion.
Een niet-metaal krijgt de uitgang ‘ide’+ ‘ion’ achter zijn stamnaam: chloor wordt zo het chloride-ion. Bij de elementen stikstof, zuurstof en zwavel
krijgt het ion een aparte naam: we spreken dan respectievellijk over het
VA
N
nitride-ion, het oxide-ion en het sulfide-ion.
Afb. 68 Vorming van een ionbinding tussen natrium en chloor. Natrium staat een elektron af aan chloor. Daardoor ontstaat een positief natriumion en negatief chloride-ion, die beide de edelgasconfiguratie hebben.
©
WEETJE
Bekijk de video over de ionbinding tussen een natriumion en chloride-ion.
BEKIJK DE VIDEO
De ionbinding houdt positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen bij elkaar. Ze is het gevolg van de elektrostatische aantrekking tussen
tegengestelde ladingen. De naam van een ionverbinding wordt gevormd door de naam van het metaal, gevolgd door de stam van de naam van het niet-
metaal +ide. Bij zuurstof spreken we over oxiden en bij zwavel over sulfiden. 208
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen
We weten nu dat metalen en niet-metalen een ionbinding vormen. Maar in
welke verhouding gebeurt dat en wat bepaalt die verhouding? Hoe stellen we de stof dan voor?
Als gevolg van de elektrostatische aantrekkingskracht tussen positieve en negatieve ionen, rangschikken ionen zich op een regelmatige manier. Die
regelmatige rangschikking van positieve en negatieve ionen, samengehouden
IN
door ionbindingen, noemen we een ionrooster. Een zoutkristal is opgebouwd uit een ionrooster. Hoeveel positieve ionen en negatieve ionen aanwezig zijn in het ionrooster, hangt af van de grootte van het ionrooster, maar zelfs in
een klein ionrooster zijn het er snel vele miljarden. De kleinste verhouding
waarin de metaal- en niet-metaalionen voorkomen in het rooster, ligt echter vast.
De regelmatige rangschikking van de ionen in het rooster zorgt ervoor dat
het rooster gezien kan worden als een herhaling van een kleinere eenheid.
Die kleinste verhouding van de ionen die zich telkens herhaalt in het rooster,
N
noemen we de formule-eenheid of roostereenheid. neutraal Na atoom
11e-
11p
+
verlies van een elektron
©
VA
overdracht van een elektron
Na+ ion
10e-
11p
+
e-
18e-
17e-
17p+
neutraal Cl atoom
opname van een elektron
17p+ Cl- ion
vast natriumchloride of keukenzout NaCl
Afb. 69 Eén ionverbinding zoals keukenzout bestaat uit miljarden positieve en negatieve ionen in één keukenzoutkristal, gerangschikt in een ionrooster.
Als je het ionrooster van keukenzout of natriumchloride goed bekijkt, dan
zie je dat het is opgebouwd uit steeds wederkerende eenheden die bestaan uit 1 natriumion en 1 chloride-ion.
De formule-eenheid schrijven we door de symbolen van de elementen van de ionen, vergezeld van een index, die het aantal van elk van de ionen in
de kleinste herhalende eenheid weergeeft. Zoals je geleerd hebt in thema 3 schrijven we een index van 1 niet. Voor keukenzout wordt dat dus: NaCl. Stoffen die opgebouwd zijn uit positieve en negatieve ionen die in een ionrooster zijn gerangschikt, noemen we ionverbindingen.
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
209
Ionverbindingen zijn stoffen opgebouwd uit positieve en negatieve ionen die afwisselend gerangschikt zijn in een ionrooster.
De ionbinding is de kracht die de ionen samenhoudt. De kleinste herhalende eenheid in het rooster noemen we de formule-eenheid of roostereenheid. Ze wordt voorgesteld door de symbolen van de elementen van de ionen, samen met een index. De index geeft het aantal weer van dat element in
IN
de formule-eenheid.
2.3 De neutraliteitsregel
In keukenzout is het aantal positieve ionen gelijk aan het aantal negatieve ionen. Dat is echter niet in alle ionverbindingen het geval. OPDRACHT 7
N
Bekijk de figuur van de zouten natriumjodide en kaliumsulfide. Omcirkel een formule-eenheid in het rooster.
2
Schrijf de formule-eenheid van deze ionverbindingen.
VA
1
Na+ ion
K+ ion
S2– ion
I– ion
©
Formule-eenheid 1:
210
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
Formule-eenheid 2:
Hoeveel ionen van elke soort aanwezig zijn in de formule-eenheid is afhankelijk van de lading van de ionen.
De formule van een ionverbinding moet altijd neutraal zijn. We spreken
daarom ook van de neutraliteitsregel: de som van alle positieve en negatieve ladingen moet gelijk zijn aan nul.
Natriumjodide bestaat uit natriumionen en jodide-ionen. De natriumionen
K2S
dragen een lading 1+ en de jodide-ionen een lading 1–. De lading van 1 natriumion neutraliseert de lading van 1 jodide-ion, daarom is de formule-eenheid NaI.
Kaliumsulfide bestaat uit kaliumionen en sulfide-ionen. De kaliumionen dragen een lading 1+. Er zijn 2 kaliumionen nodig om de lading van het
index
sulfide-ion (2–) te ‘neutraliseren’. Daarom is de formule-eenheid K2S.
Opmerking: We zouden ook kunnen redeneren dat 4 kaliumionen nodig zijn
om de lading van 2 sulfide-ionen te ‘neutraliseren’, maar bij het schrijven van
OPDRACHT 8
IN
de formule-eenheid werken we steeds met de kleinst mogelijke verhouding.
Schrijf de formule-eenheid van een aantal ionverbindingen. Vul de tabel aan. Stof
zinksulfide natriumbromide kaliumoxide magnesiumsulfide
O
Zn
S
K
O
Na
Mg Al
Br S F
VA
aluminiumfluoride
Ca
Ionen
©
aluminiumoxide
Formule-eenheid
N
calciumoxide
Elementen
Al
O
Om te bepalen welke indexen geschreven worden in een formule-eenheid
gebruiken we de neutraliteitsregel: de som van de lading van de positieve ionen en negatieve ionen moet aan elkaar gelijk zijn. Die indexen worden in de kleinst mogelijke verhouding geplaatst. De index ‘1’ wordt niet geschreven.
` Maak oefening 6 op p. 233.
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
211
HOOFDSTUK 3
Hoe wordt een atoombinding gevormd? LEERDOELEN
L beschrijven dat atomen verbindingen vormen omdat ze streven naar de edelgasconfiguratie;
L aanduiden dat tussen twee niet-metalen atoombindingen worden gevormd;
L aangeven dat niet-metalen, met uitzondering van de edelgassen, elektronen willen opnemen.
IN
Je kunt al:
Onze atmosfeer bestaat uit 78 % stikstofgas (N2),
21 % zuurstofgas (O2) en 0,03 % koolstofdioxide (CO2).
Je leert nu:
Al die stoffen zijn opgebouwd uit niet-metalen. Stoffen die uitsluitend uit niet-metalen zijn
N
L hoe een atoombinding wordt gevormd;
opgebouwd, noemen we atoomverbindingen. Je hebt
L hoe we moleculen voorstellen door een structuurformule;
al geleerd dat niet-metalen elektronegatief zijn en de edelgasconfiguratie willen bereiken door extra
L hoe een molecule wordt voorgesteld door
elektronen op hun buitenste schil op te nemen. Maar
hoe kunnen twee niet-metalen, die allebei elektronen
een molecuulformule.
VA
willen opnemen, de edelgasconfiguratie bereiken?
3.1 De atoombinding
Om te begrijpen hoe niet-metalen elkaar helpen om de edelgasconfiguratie
©
te bereiken, kijken we even naar waterstofgas, dat opgebouwd is uit twee
waterstofatomen. Beide waterstofatomen hebben 1 elektron op de eerste (en tevens enige) schil en streven naar een volledig bezetting van de buitenste schil: 2 elektronen.
Beide waterstofatomen willen echter een elektron opnemen en geen van beide atomen is bereid om elektronen over te dragen. De twee
waterstofatomen kunnen de edelgasconfiguratie bereiken door een
gemeenschappelijk elektronenpaar te vormen. Deze twee elektronen worden gedeeld en kunnen nu bij beide atomen gerekend worden, waardoor de buitenste schil van de beide waterstofatomen volledig is gevuld.
H
H
H
H
H
H
Afb. 70 Vorming van een molecule H2: een atoombinding ontstaat door het gemeenschappelijk stellen van een elektronenpaar.
212
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
Dit gemeenschappelijk elektronenpaar wordt de atoombinding of de
covalente binding genoemd. Ze wordt voorgesteld door een streepje tussen beide atomen: het bindend elektronenpaar.
Deeltjes van een stof opgebouwd uit niet-metalen die door atoombindingen aan elkaar gebonden zijn, vormen samen een apart deeltje: het zijn
individuele moleculen. Bij een ionverbinding spreken we niet over moleculen, omdat de ionen niet uniek aan elkaar gelinkt zijn maar een steeds herhalende eenheid in een rooster vormen. WEETJE De naam ‘covalente binding’ komt van het Latijnse ‘co’ en ‘valere’:
IN
samen van tel zijn, gelijkwaardig zijn. Het slaat dus op het feit dat de twee gemeenschappelijke elektronen de atomen stevig aan
elkaar binden. In sommige boeken of bronnen gebruikt men vooral
de naam ‘covalente binding’, in andere hanteert men het synoniem ‘atoombinding’. Je zorgt er dus best voor dat je ze beide goed kent. Omdat er maar één atoombinding tussen twee waterstofatomen zit,
spreken we van een enkelvoudige atoombinding. De voorstelling van
de manier waarop de atomen aan elkaar gebonden zijn, noemen we de
N
structuurformule.
Andere elementen, zoals zuurstof, streven naar een edelgasconfiguratie met 8 elektronen op de buitenste schil. De molecule zuurstofgas is opgebouwd
uit 2 atomen O. Je zag al dat het element zuurstof 6 elektronen heeft op de buitenste schil, waarvan 2 ongepaarde elektronen. Je leerde al in thema 5
©
VA
hoe de elektronen verdeeld worden over het symbool van het element: eerst individueel, vanaf het vijfde elektron als een paar. Om aan 8 elektronen te geraken op de buitenste schil, zal elk ongepaard elektron van een
zuurstofatoom een bindend elektronenpaar vormen met een ongepaard
elektron van het andere zuurstofatoom. Zo ontstaat in de structuurformule een dubbele atoombinding tussen beide atomen.
Afb. 71 De vorming van een molecule zuurstofgas
Atomen van het element stikstof beschikken over 3 ongepaarde elektronen
en 1 vrij elektronenpaar op hun buitenste schil. In een molecule opgebouwd uit 2 stikstofatomen zal elk ongepaard elektron van een stikstofatoom
een bindend elektronenpaar vormen met een ongepaard elektron van het andere stikstofatoom. Zo ontstaat een drievoudige atoombinding in de structuurformule.
N
N
Afb. 72 De vorming van een molecule stikstofgas
N
N
N
THEMA 06
N
HOOFDSTUK 3
213
Koolstofdioxide (CO2), een belangrijk broeikasgas in de atmosfeer, bestaat uit
twee soorten niet-metalen: 2 zuurstofatomen en 1 koolstofatoom.
De zuurstofatomen hebben elk 6 elektronen op de buitenste schil, waarvan 2 ongepaard. Het koolstofatoom heeft 4 ongepaarde elektronen in de buitenste schil. Door het vormen van gemeenschappelijke bindende
elektronenparen kan elk atoom ook de edelgasconfiguratie bereiken.
In deze molecule heeft elk zuurstofatoom nog 2 vrije elektronenparen. Afb. 73 De vorming van een molecule CO2
IN
Merk op dat we gaandeweg een elektronenpaar voorstellen door een streepje in plaats van twee bolletjes naast elkaar te tekenen. Een stof enkel opgebouwd uit niet-metalen noemen we een
atoomverbinding. De bindingen die de niet-metalen aan elkaar binden, worden atoombindingen of covalente bindingen genoemd.
Een atoombinding ontstaat door de vorming van een gemeenschappelijk elektronenpaar. Tussen twee atomen kunnen enkelvoudige, dubbele of
drievoudige atoombindingen voorkomen. De structuurformule geeft aan op
OPDRACHT 9
N
welke manier de atomen in een molecule aan elkaar gebonden zijn.
Teken de structuurformule van de moleculen.
TIP
VA
Vul in de tabel aan hoeveel atoombindingen je in elk van de moleculen aantreft.
waterstofsulfide (H2S)
stof
Wil je de notatie met
de lewisstructuur opfrissen? Scan de QR-code.
BEKIJK DE PDF
chloorgas (Cl2)
water (H2O)
©
structuurformule
aantal atoombindingen stof
methaangas (CH4)
ammoniak (NH3)
structuurformule
aantal atoombindingen
214
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
waterstofchloride (HCl)
3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
Moleculen zijn opgebouwd uit meerdere atomen van niet-metalen
die verbonden zijn door een atoombinding. Maar hoe stellen we een atoomverbinding voor met een formule?
Bepaal de bouw van een atoomverbinding.
IN
OPDRACHT 10
Bekijk hieronder de voorstellingen van de stof mierenzuur (een kleurloze stof die zuur smaakt), glucose (een witte, vaste stof die zoet smaakt) en keukenzout. Beantwoord de vragen.
O
H Afb. 74 Mierenzuur
1
O H
C
H
H
C
C
O
C
C
C H
O
3
4
Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na
Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl
O
O H
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na
H
Afb. 75 Glucose
Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl Afb. 76 Keukenzout
Welke stof of welke stoffen zijn atoomverbindingen?
Welke stof is een ionverbinding?
VA
2
O
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na
H
N
C
H
O
H
H
Wat stel je vast als je de bouw van een atoomverbinding vergelijkt met een ionverbinding?
Vul in de tabel aan hoeveel atomen van elk element zich in een stofeenheid mierenzuur en glucose bevinden.
Mierenzuur
elementen
©
aantal atomen van elk element
Glucose
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
215
WEETJE Als mieren bedreigd worden, proberen ze een
wondje te bijten in hun belager, waar ze dan met
hun achterlijf mierenzuur in spuiten. Dat is pijnlijk,
want mierenzuur is een corrosieve stof. Ook andere organismen zoals bijen, wespen, hommels en
IN
brandnetels gebruiken dat zuur ter verdediging.
De moleculen van mierenzuur en glucose zijn beide opgebouwd uit de
elementen koolstof, waterstof en zuurstof, maar ze bevatten een verschillend aantal atomen. De samenstelling van een molecule wordt weergegeven door de molecuulformule. De molecuulformule geef je weer door de symbolen
van de elementen te noteren, samen met een index: zo krijgt de formule een
N
kwalitatief en een kwantitatief aspect.
De molecuulformule van een atoomverbinding ziet er gelijkaardig uit als
de formule-eenheid van een ionverbinding. De formule-eenheid geeft echter de verhouding tussen de elementen weer in het ionrooster (bv. NaCl), terwijl
de moleculeformule de werkelijke samenstelling weergeeft van één molecule
VA
van de stof (bv. H2O).
Een stof waarvan een molecule bestaat uit x atomen van element A, y atomen van element B en z atomen van element C, stellen we dus voor als AxByCz.
Atoomverbindingen zijn stoffen opgebouwd uit moleculen. Moleculen
bestaan uit een welbepaalde combinatie van twee of meer atomen die tot
©
verschillende atoomsoorten kunnen behoren. De molecuulformule bestaat
216
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
uit de symbolen van de atoomsoorten die ze bevat, vergezeld van een index die het aantal atomen van elke atoomsoort weergeeft.
OPDRACHT 11
Schrijf de molecuulformule van atoomverbindingen. 1
Noteer de molecuulformules van de stoffen in de tabel. Aantal atomen van verschillende atoomsoorten in de molecule
Molecuulformule
8 zwavelatomen
2 waterstofatomen, 1 zwavelatoom, 4 zuurstofatomen
1 waterstofatoom, 1 stikstofatoom, 3 zuurstofatomen
6 koolstofatomen, 8 waterstofatomen, 7 zuurstofatomen
IN
2 joodatomen
2
Schrijf met behulp van de gegeven structuren de molecuulformule van paracetamol (pijnstiller) en cafeïne (blauw = stikstof; rood = zuurstof; zwart = koolstof; wit = waterstof). Molecuulformule:
H
3D
H
C
H
C
C
C
C
O
C
H
H
H
H
©
C
C C
C N
H
C
H
H
N
O
H
Afb. 77 Paracetamol
H C
H
VA
O
3D
N
N
C
C
H
C H
N
C
H
N
H
Molecuulformule:
O
H
H Afb. 78 Cafeïne
De moleculen van een vaste stof, zoals glucose, kunnen zich ook ordenen in een rooster. Een dergelijk rooster noemen we een molecuulrooster.
Bij atoomverbindingen kunnen ook zogenaamde atoomroosters voorkomen, zoals bij koolstof. Doordat koolstof over 4 ongepaarde valentie-elektronen beschikt, kunnen miljarden koolstofatomen zich met elkaar verbinden tot
twee- of driedimensionale netwerken (op elk ‘knooppunt’ van het netwerk bevindt zich dan een koolstofatoom).
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
217
Koolstof komt in de natuur als vaste, enkelvoudige stof in twee
verschijningsvormen voor: grafiet en diamant. Grafiet bestaat uit een
opeenstapeling van tweedimensionale netwerken, waarin elk koolstofatoom gebonden is aan 3 andere. Diamant bestaat uit een driedimensionaal
IN
netwerk waarin elk koolstofatoom gebonden is aan 4 andere.
N
Afb. 79 Koolstof in verschijningsvorm grafiet
VA
Afb. 80 Koolstof in verschijningsvorm diamant
Bij vaste stoffen die uit moleculen zijn opgebouwd, zijn de moleculen op een regelmatige manier gerangschikt in een molecuulrooster.
Sommige elementen, zoals koolstof, vormen enkelvoudige stoffen en kunnen atoomroosters vormen. In een atoomrooster zijn een groot aantal atomen
met atoombindingen verbonden tot twee- of driedimensionale netwerken.
©
` Maak oefening 7 op p. 234.
218
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
Hoe wordt een metaalbinding gevormd? Je kunt al:
IN
LEERDOELEN
L beschrijven dat atomen streven naar de edelgasconfiguratie; L beschrijven hoe tussen een metaal en een niet-metaal een ionbinding wordt gevormd;
L beschrijven hoe tussen twee niet-metalen atoombindingen worden gevormd;
L aangeven dat metalen elektropositief zijn. Je leert nu:
In films zie je soms nog hoe een smid met een hamer en aambeeld een
gloeiend hete staaf tot een zwaard
klopt. Maar in tegenstelling tot een stuk glas, splijt het metaal niet.
N
L hoe metaalatomen in een metaal als stof gebonden zijn;
IJzer moet je smeden als het heet is.
L de eigenschappen van enkele metalen te verklaren aan de hand van hun bouw.
Hoe komt dat? En waarom draagt
een smid die metaal bewerkt altijd dikke handschoenen?
VA
4.1 De metaalbinding
Metaalatomen hebben maar een beperkt aantal elektronen op hun
buitenste schil. Metalen proberen de edelgasconfiguratie te bereiken door de elektronen van hun buitenste schil af te staan. Daarom zijn metalen elektropositief. Maar hoe kunnen meerdere metaalatomen met elkaar
©
binden, als alle atomen hun elektronen willen afstaan?
Bij kamertemperatuur hebben bijna alle metalen de vaste aggregatietoestand. In de vaste aggregatietoestand zijn metaalatomen op een
regelmatige manier gerangschikt in een metaalrooster en ze geven daarbij de
vrij bewegende elektronen die tot geen enkel metaalion behoren positieve metaalionen
Afb. 81 Een metaalrooster is opgebouwd uit positieve metaalionen en een zee van vrij bewegende elektronen.
elektronen van hun buitenste schil af. Het metaalrooster is dus opgebouwd uit positieve metaalionen met daartussen een zee van elektronen. Die
elektronen kunnen zich vrij tussen de positieve metaalionen bewegen en
vormen als het ware een lijm die alles in het metaalrooster stevig bij elkaar houdt. Er zijn sterke elektrostatische krachten tussen de negatieve en
positieve ladingen in het metaalrooster, de coulombkrachten, die het geheel bij elkaar houden: de metaalbinding. Die metaalbinding is een zeer sterke binding.
Vaste metalen als zuivere stof zijn opgebouwd uit miljarden ionen van
eenzelfde atoomsoort. De formule van een dergelijke stof stellen we voor door het symbool van de atoomsoort.
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
219
WEETJE
IN
Het Atomium is een van de gekendste monumenten in Brussel.
Het werd in 1958 gebouwd in het kader van de Wereldtentoonstelling in Brussel (Expo 58). De metalen constructie bestaat uit 9 bollen en stelt de herhalende eenheid van het metaalrooster van ijzer voor
(weliswaar 165 miljard keer vergroot). De bollen zijn van aluminium
gemaakt omdat aluminium beter bestand is tegen verwering (corrosie) dan staal. Hoewel het de bedoeling was om de constructie na zes
maanden af te breken, besloot men ze te laten staan omwille van haar
N
populariteit.
Metalen in vaste aggregatietoestand bestaan uit een metaalrooster.
In een metaalrooster bevinden zich positieve metaalionen en een zee
van vrij bewegende elektronen, afkomstig van de buitenste schil van de
VA
metaalatomen. De aantrekkingskrachten tussen de positieve ionen en de vrij bewegende elektronen vormen de metaalbinding. De metaalbinding is een sterke binding. De formule van een metaal als zuivere stof bestaat uit het symbool van het metaal.
©
` Maak oefening 8 op p. 234.
220
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
Veel specifieke eigenschappen van metalen die je in thema 5 zag, kunnen nu verklaard worden op basis van hun bouw.
Metalen zijn goede geleiders van elektriciteit. Elektriciteit is namelijk de beweging van geladen deeltjes, en in een metaalrooster kunnen elektronen vrij bewegen. WEETJE
IN
•
Alle metalen zijn goede geleiders van elektriciteit, maar in
elektrische leidingen gebruikt men vrijwel uitsluitend het
metaal koper. Dat heeft vooral te maken met een combinatie van gunstige eigenschappen.
Niet alleen geleidt koper de elektriciteit zeer goed, het kent ook een lage warmtevervorming en is vrij goed bestand tegen ongunstige
N
omgevingsinvloeden (vocht, industriële vervuiling …). Bovendien is
koper hard en tegelijkertijd plooibaar. Een gebroken of doorgesneden draad kan ook gemakkelijk hersteld worden door de uiteinden aan elkaar te solderen of smelten.
Nu weet je waarom een smid dikke handschoenen
©
VA
draagt! Bekijk de video over warmtegeleiding bij metalen.
•
BEKIJK DE VIDEO
Metalen zijn goede geleiders van warmte. Wanneer een stof opwarmt,
beginnen deeltjes (atomen, ionen of moleculen) harder te trillen. Door
botsingen wordt de warmte-energie doorgegeven aan naburige atomen
of ionen. Doordat in een metaalrooster de metaalionen zeer dicht opeen zitten, verspreidt de warmte zich snel. Maar doordat de elektronen – die ook warmte-energie kunnen opnemen – vrij kunnen bewegen tussen
de metaalionen, gebeurt de warmtegeleiding sneller dan bij de meeste • •
andere stoffen.
De hoge massadichtheid (massa per volume-eenheid) van metalen is een gevolg van de zeer dichte, compacte stapeling van de metaalionen in het rooster.
De meeste metalen hebben een hoog smeltpunt en kookpunt, omdat de
metaalbinding een sterke binding is. Het kost dus veel energie om de metaalbindingen in een rooster te verbreken.
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
221
WEETJE Bekijk deze boeiende video over metalen.
•
Metalen zijn gemakkelijk vervormbaar omdat ze allemaal zijn opgebouwd uit positieve ionen. De positieve ionen kunnen ten opzichte van elkaar
verschuiven en elkaars plaats innemen zonder dat ze elkaar afstoten, wat ervoor zou zorgen dat het rooster breekt of splijt.
BEKIJK DE VIDEO
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
IN
Afb. 82 Metaalbindingen: metalen zijn gemakkelijk vervormbaar omdat de ionen elkaars plaats kunnen innemen.
Doordat alle metalen opgebouwd zijn uit positieve metaalionen, kunnen
de metaalionen van de ene atoomsoort zich schikken in een metaalrooster van een andere atoomsoort. Zo ontstaan legeringen, zoals je al weet uit
thema 2. Brons is bijvoorbeeld een legering van tin en koper. Als de atomen van de atoomsoorten niet even groot zijn, zijn de ionen minder regelmatig
geordend. Daardoor is het moeilijker om lagen metaalionen te verschuiven, waardoor de legering sterker is dan de zuivere metalen (zie afbeelding 83).
N
Legeringen worden dus gemaakt om bepaalde minder goede eigenschappen te verbeteren.
©
VA
+
Afb. 83 Een legering is een mengsel van twee metalen. Als de ionen van de twee atoomsoorten niet even groot zijn, is de rangschikking van de ionen minder regelmatig. Zo kunnen lagen van ionen minder goed schuiven ten opzichte van elkaar.
Heel wat eigenschappen van metalen, zoals geleidbaarheid van elektriciteit en warmte, massadichtheid, hoog smelt- en kookpunt, vervormbaarheid en
de vorming van legeringen, kunnen verklaard worden op basis van de bouw van metalen.
222
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
HOOFDSTUK 5
Welk belang en voorkomen hebben enkelvoudige stoffen? LEERDOELEN
L de wetenschappelijke naam van enkelvoudige stoffen geven;
L de verschillende soorten bindingen van elkaar onderscheiden;
L metalen, niet-metalen en edelgassen linken aan hun plaats in het PSE.
Je leert nu:
IN
Je kunt al:
Vele dingen zijn vervaardigd uit ijzermetaal (fiets, bouwmateriaal, spijkers …). Ook zuurstofgas
moeten we je niet leren kennen: vanaf je eerste
levensdag is het een levensnoodzakelijk gas voor je
ademhalingssysteem. Als kleuter of op feestjes kreeg je misschien weleens een ballon die gevuld was met
L het belang en voorkomen van metalen,
het edelgas helium. Heel veel stoffen hebben een
niet-metalen en edelgassen kennen.
belangrijke functie. We doen enkele voorbeelden van
N
niet-metalen en metalen uit de doeken.
©
VA
5.1 Niet-metalen
Heel wat stoffen ken je uit het dagelijkse leven.
A
Koolstof
Het niet-metaal met de meeste toepassingen is koolstof (C). Afhankelijk van hoe de koolstofatomen verbinden, krijgen we totaal verschillende materialen, maar ze bestaan allemaal uit koolstof. •
Grafiet is uiterst zacht en wordt onder andere in potloden en als
•
Diamant, een andere verschijningsvorm van koolstof, is de hardste stof
•
smeermiddel gebruikt. Het is het enige niet-metaal dat de elektrische stroom geleidt.
die in de natuur voorkomt. Het is een gegeerde edelsteen, die ook in
boorkoppen en slijpschijven gebruikt wordt, precies omdat diamant zo hard is en niet slijt.
Koolstofvezel (carbon fiber) bestaat uit heel dunne vezels van koolstof
die tot matten worden geweven en met coatings worden versterkt en zo
een extreem licht en sterk materiaal vormen. Het materiaal kent meer en
meer toepassingen in de auto-industrie en de luchtvaart. Ook topsporters maken gebruik van de combinatie sterkte en lichtheid van het materiaal: van tennisrackets tot fietsframes en formule 1-wagens.
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
223
B
Dichloor of chloorgas
Chloorgas is een groengeel, giftig gas. Het wordt gebruikt voor de
ontsmetting van water in zwembaden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd OPDRACHT 12
het als wapen ingezet.
Lees aandachtig het artikel achter de QR-code en beantwoord de vragen. Geef de formule en de wetenschappelijke naam van chloorgas.
2
3
IN
1
LEES HET ARTIKEL
In welke omgeving en waarom wordt ‘chloor’ vaak gebruikt?
Mosterdgas dankt zijn naam aan zijn gele kleur. Het gas werd door Franse soldaten ook yperiet genoemd.
Waardoor is die naam ontstaan?
N
De hoofdbestanddelen van lucht: stikstofgas en zuurstofgas
C
OPDRACHT 13
VA
Bekijk het diagram van de samenstelling van lucht. Het rode staartstuk geeft het gehalte aan CO2, argon, water en andere gassen weer. 1
78 %
Welk gas wordt voorgesteld door de blauwe zone? Geef
de formule en de wetenschappelijke naam.
2
Welk gas wordt voorgesteld door de groene zone? Geef
de formule en de wetenschappelijke naam.
©
1%
21 %
Afb. 84 Samenstelling lucht
Je merkt dat lucht voornamelijk uit stikstofgas (distikstof of N2) bestaat.
Stikstofgas reageert moeilijk met andere stoffen en wordt daarom een inert gas genoemd. De 21 % zuurstofgas (dizuurstof of O2) in de lucht is voor ons mensen dan weer levensnoodzakelijk.
224
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
D
Diwaterstof of waterstofgas
Waterstof is het meest ‘eenvoudige’ element uit je PSE. Het atoom bevat 1 proton en 1 elektron. Omdat die eerste schil al volledig gevuld is met
2 elektronen kan het een elektronpaar delen met een ander waterstofatoom en zo moleculen H2 vormen. We zijn die moleculen al tegengekomen als
ontledingsproduct van water (thema 3). Dat waterstofgas, ook wel knalgas genoemd, is de brandstof voor de toekomst. Het zou het probleem van
broeikasgassen als CO2 meteen oplossen, want bij verbranding van H2 wordt
E
Zwavel
IN
gewoon water gevormd.
De gele vaste stof zwavel komt als enkelvoudige stof voor als ringvormige
©
VA
N
moleculen die uit 8 atomen zwavel bestaan: octazwavel of S8.
Afb. 85 Octazwavel (S8)
Zwavel kent heel wat toepassingen als grondstof in de chemische industrie, maar is ook een bestanddeel van belangrijke moleculen in ons lichaam, bv. in eiwitten. In verbindingen met andere elementen vormt het vaak
onaangenaam ruikende stoffen: zo is H2S (waterstofsulfide) de oorzaak van de geur van rotte eieren.
F
Fosfor
Het element fosfor komt als enkelvoudige stof voornamelijk voor als het zogenaamde witte fosfor (tetrafosfor of P4).
De stof kent voornamelijk toepassingen in de productie van kunstmeststoffen voor land- en tuinbouw. Een plant heeft het element fosfor immers nodig
als bouwstof voor de vorming van o.a. bepaalde eiwitten. Daarnaast speelt fosfor een belangrijke rol in de ademhaling van planten. Fosfor toevoegen aan meststoffen is dus van groot belang.
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
225
WEETJE Wil je weten welke functies de andere niet-metalen in ons dagelijks leven hebben? Scan dan de QR-code. Klik op het PSE en al de geheimen van de niet-metalen worden prijsgegeven!
OPEN DE WEBSITE
IN
Je begrijpt het belang en voorkomen van enkele belangrijke niet-metalen in ons dagelijks leven: •
koolstof (C): komt voor in verschillende gedaanten, van grafiet tot diamant en vezels;
chloorgas (Cl2): ontsmettend gifgas, dat niet altijd te goeder trouw werd
•
gebruikt;
stikstofgas (N2): inert hoofdbestanddeel van de atmosfeer;
•
zuurstofgas (O2): onontbeerlijk voor al het leven op aarde.
Edelgassen
N
•
G
Naast de hoofdbestanddelen van lucht bevat onze atmosfeer ook gassen die in veel mindere mate aanwezig zijn: sporenelementen zoals de edelgassen
helium, neon, argon. Precies omdat ze zo weinig in de atmosfeer voorkomen,
VA
zijn ze vaak erg duur. Je leerde al dat ze door hun octetstructuur geen bindingen aangaan; precies daardoor kennen ze specifieke toepassingen. Helium
wordt als beschermend gas bij laswerken gebruikt. Andere edelgassen zoals argon, xenon en neon worden vaak in hedendaagse verlichting gebruikt.
WEETJE
Wil je weten welke functies de andere edelgassen hebben in ons dagelijks leven,
scan dan de QR-code. Klik op het beschikbare PSE en al de geheimen van de edelgassen
©
worden prijsgegeven!
Edelgassen kennen duidelijk minder toepassingen in het dagelijkse leven dan metalen en vele andere niet-metalen. Toch kennen ze specifieke toepassingen, bijvoorbeeld verlichting.
226
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
OPEN DE WEBSITE
5.2 Metalen
Van alle metalen is ijzermetaal (Fe) zonder twijfel het meest belangrijke.
Het wordt veel gebruikt, omdat het zich heel goed laat bewerken (freesbaar, draaibaar, gietbaar enz.) en omdat het een relatief goedkope grondstof is.
Vooral in de vorm van de legering staal wordt het voor het bouwen van grote
constructies gebruikt. IJzer wordt vaak behandeld (gelegeerd, gegalvaniseerd) om de minder goede eigenschappen (makkelijk roesten, zacht metaal …) te compenseren. Vaak blijft die behandeling een goedkopere oplossing dan
WEETJE
IN
kiezen voor een alternatief materiaal.
IJzer speelt ook een belangrijke rol in ons lichaam: het maakt als
ijzerion (Fe2+) deel uit van het hemoglobinemolecule en staat in voor
het binden en transporteren van dizuurstof doorheen ons lichaam. Rood vlees zoals biefstuk is een belangrijke bron van ijzerionen.
Vegetariërs moeten daarom andere ijzerbronnen in hun dieet voorzien en bijvoorbeeld meer broccoli, vijgen … eten. Bloeddonoren bij het
N
Rode Kruis krijgen vaak ijzertabletten om het ijzergehalte opnieuw op peil te brengen.
Het klinkt misschien raar, maar je neemt dagelijks heel wat metalen op via je
©
VA
voeding, niet alleen ijzer. Gelukkig maar, want ze spelen een essentiële rol in de biologische processen in ons lichaam. Metaalion
Opname via ...
Mg2+
spinazie, andijvie …
Ca2+
melkproducten
K+
Na+
Rol in menselijk lichaam spiercontractie, zenuwstelsel botaangroei, spiercontractie, bloedstolling, zenuwstelsel
aardappelen, vis,
zenuwstelsel, bloeddruk,
noten …
waterhuishouding …
keukenzout, kaas …
zenuwstelsel, bloeddruk, waterhuishouding …
Tot slot staan we even stil bij de belangrijkste toepassingen van
veelgebruikte metalen. Gebruik je algemene kennis in de volgende opdracht.
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
227
OPDRACHT 14
Vul de zinnen verder aan. Geef van het metaal telkens zijn wetenschappelijke naam en het symbool.
herken je aan zijn oranje tot rode kleur.
Het wordt gebruikt als bovenleiding bij treinen en in elektrische leidingen omdat het heel goed elektriciteit geleidt.
is een heel
licht metaal dat net daarom in de luchtvaart
IN
en de auto-industrie gebruikt wordt. In folievorm wordt het gebruikt om voedingswaren vers te houden.
wordt vaak gebruikt voor de constructie van
dakgoten. Het is een erg duurzaam metaal, flexibel te vervormen en goed bestand tegen beschadiging. Het metaal verzwakt niet bij oxidatie zoals ijzer. Daarom wordt ijzer vaak bedekt met een laagje van dat metaal
N
(galvanisatie). WEETJE
Wil je weten welke functies andere metalen hebben in ons dagelijks leven, scan dan de QR-code. Klik op het beschikbare PSE en al de geheimen van
VA
metalen worden prijsgegeven!
OPEN DE WEBSITE
Je begrijpt het belang en voorkomen van veelgebruikte metalen in ons dagelijks leven, zoals: •
ijzer (Fe): constructiemateriaal,
•
zink (Zn): beschermend metaal tegen roest,
©
•
228
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
•
koper (Cu): elektrische leidingen,
aluminium (Al): lichtgewicht materialen, folie,
THEMASYNTHESE
OVERZICHT: SOORTEN BINDINGEN
metalen
Soort binding
metaalbinding
Soort verbinding
metaalverbinding
metaalrooster met
Bouw van de stof
positieve ionen en vrije elektronen
niet-metalen
atoombinding of
ionbinding
covalente binding
ionverbinding
atoomverbinding
moleculen met atomen
ionrooster met
verbonden door
positieve en
gemeenschappelijk
negatieve ionen
Na, K, Fe
elektronenpaar
NaCl, K2S
O2, H2O
N
Enkele voorbeelden
metalen en niet-metalen
IN
Soort element
TOEPASSINGEN IN HET DAGELIJKSE LEVEN
VA
Toepassingen in het dagelijkse leven
METALEN
koper (Cu): elektrische leidingen
aluminium (Al): aluminiumfolie, fietsen
zuurstofgas (O2): ademhaling, 21 % van de atmosfeer
ozon (O3): de ozonlaag
koolstof (C): grafiet in potloden
edelgassen zoals helium (He), neon (Ne) en argon (Ar): verlichting, bv. neonlampen
©
ijzer (Fe): smeedwerk, bv. tuinhekje
NIET-METALEN
BEKIJK KENNISCLIP
THEMA 06
THEMASYNTHESE
229
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik kan beschrijven wat het verschil is tussen een binding en een verbinding.
•
Ik kan aangeven dat een atoombinding bestaat uit een gemeenschappelijk
•
• •
• •
Ik kan bepalen in welke gevallen een ionbinding, atoombinding of metaalbinding wordt gevormd.
elektronenpaar.
Ik kan een onderscheid maken tussen enkelvoudige, dubbele of drievoudige binding.
Ik kan beschrijven wat een ionbinding, atoombinding en metaalbinding is.
Ik kan de bouw van een ionverbinding, atoomverbinding en metaalverbinding
beschrijven.
IN
•
Ik kan de bouw van een ionverbinding, atoomverbinding en metaalverbinding met
elkaar vergelijken.
Ik ken het onderscheid tussen een ionrooster, atoomrooster, molecuulrooster en
metaalrooster.
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan bepalen of een stof een ionverbinding, atoomverbinding of
•
Ik kan de neutraliteitsregel gebruiken om de formule-eenheid van een
•
ionverbinding te schrijven.
Ik kan de formule-eenheid van een ionverbinding en de molecuulformule van een atoomverbinding schrijven.
Ik kan metalen, niet-metalen en edelgassen in verband brengen met hun toepassing in het dagelijks leven.
VA
•
metaalverbinding is.
Ik kan de formule-eenheid in een ionrooster aanduiden.
N
•
©
` Je kunt deze checklist ook op
230
THEMA 06
CHECKLIST
invullen bij je Portfolio.
CHECK IT OUT
Alle beetjes helpen! Net zoals mensen elkaar kunnen helpen, doen atomen dat ook. Alle atomen streven een volledige bezette buitenste schil na.
Denk even terug aan de drie situaties in de CHECK IN. Over welk soort bindingen gaat het daar? Vul aan. Situatie 1
schil helpen atomen met een bijna volledige
bezette buitenste schil, door elektronen naar hen over te dragen. Zo gaf in het voorbeeld op p. 201 Kalvin zijn dekentje af aan Fleur, net zoals een kalium een elektron overdraagt aan fluor. Soort binding: Situatie 2
IN
Atomen met weinig elektronen op hun buitenste
N
Twee atomen die elk een bijna volledig bezette
buitenste schil hebben, zullen elkaar helpen door elektronen met elkaar te delen. Net zoals Jody en
Jodi een deken delen om het warm te krijgen, gaan twee jood-atomen elektronen delen.
VA
Soort binding: Situatie 3
Twee atomen met weinig elektronen op hun
buitenste schil, staan beide hun elektronen af.
Die elektronen bewegen vrij van het ene ion naar
het andere, en het ‘spel’ van de elektronen houdt alles samen.
©
Soort binding:
!
Een metaal en een niet-metaal vormen een ionbinding, waarbij het metaal één of meer elektronen
afstaat en een positief ion vormt; terwijl het niet-metaal die extra elektronen opneemt en een negatief ion vormt, zo konden ook Kalvin en Fleur elkaar helpen. Twee niet-metalen delen een elektronenpaar en gaan een atoombinding aan, net als Jodi en Jody. Metaalatomen kunnen ook onderling een
metaalbinding aangaan door alle positieve metaalionen te vormen, net als Ali en Allison deden.
THEMA 06
CHECK IT OUT
231
AAN DE SLAG
1
Vul de tabel aan om een overzicht te maken van de bouw van stoffen. Kies uit:
enkelvoudig – mono-atomisch – verbinding – samengesteld
Opgelet! sommige begrippen kun je meermaals gebruiken. Aantal atomen
1
Stof
1
>1
IN
>1
2
Aantal verschillende atomen
Stof
Welk soort binding zal gevormd worden tussen een verbinding die is opgebouwd uit de elementen in de tabel? Omcirkel het juiste antwoord.
Symbolen van de opbouwende elementen in de verbinding Mg S
Soort binding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
PH
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Cu Zn
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
N
H Cl Al F
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Ca S
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Cu Sn
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
VA
K Cl NH HF
Zn Al Mg Cu Au Ag
Ionbinding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
zwaveldioxide (SO2) – Cu – N2O – S8 – H2O – Zn Atoombinding
THEMA 06
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
KBr – Mg – Al2O3 – MgF2 – Fe – BaI2 – propaan (C3H8) – Na2S –
232
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Welke soort binding is aanwezig in de stoffen? Vul de juiste kolom aan.
©
3
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
AAN DE SLAG
Metaalbinding
4
Tussen welke atomen ontstaat een atoombinding? C&H
Na & Br C & Fe H&O
S & Cl
Zn & Cu Welke bindingen treffen we aan in een deeltje SO3? atoombindingen
metaalbindingen ionbindingen
6
IN
5
Schrijf de formule-eenheid van de ionverbindingen. Stof
Elementen
aluminiumsulfide
bariumoxide lithiumbromide kaliumsulfide calciumbromide
VA
natriumfluoride
lithiumjodide
magnesiumchloride
©
natriumoxide
Formule-eenheid
N
magnesiumjodide
Ionen
THEMA 06
AAN DE SLAG
233
7
Vul de tabel aan met de structuurformule en geef aan hoeveel atoombindingen er in elke verbinding of molecule zitten. stof
waterstofsulfide (H2S)
chloorgas (Cl2)
waterstofchloride (HCl)
structuurformule
stof
waterstoffluoride (HF)
zuurstofdifluoride (OF2)
methanal (H2CO)
IN
aantal atoombindingen
structuurformule
8
N
aantal atoombindingen
Welke formules stellen een structuurformule (= een molecuulformule die ook de structuur van de molecule weergeeft), molecuulformule of formule-eenheid voor? Noteer het nummer van de formule bij het juiste begrip. 1
2
H
VA
H
H
C
H
4
` Verder oefenen? Ga naar
234
THEMA 06
H
H
S
5
Structuurformule
©
H
H
C
AAN DE SLAG
Ca3N2 NH3
3
6
Molecuulformule
.
O3 C57 H120 O6 Formule-eenheid
Notities
VA
N
IN
©
235
LABO'S ` ONDERZOEK 1: Labotechnieken ` ONDERZOEK 2: Massadichtheid (virtueel)
237
IN
` ONDERZOEK 3: De geleidbaarheid van stoffen ` ONDERZOEK 4: Scheidingstechnieken
241
` ONDERZOEK 5: Bolstaafmodellen
` ONDERZOEK 6: De wet van Lavoisier
N
` ONDERZOEK 7: Exotherm of endotherm
©
VA
` ONDERZOEK 8: Metalen herkennen
236
245
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
2
Massadichtheid (virtueel) 1
Onderzoeksvraag Op welke manier kunnen we experimenteel de massadichtheid van een stof bepalen?
2
Open de applet met de QR-code.
IN
Hypothese
maatbeker en is
kg/m3.
Ik ken de formule voor massadichtheid, namelijk Benodigdheden
a
b
en
van mijn voorwerp ken, kan ik de massadichtheid berekenen.
Klik op ‘turn fluid into water’. De massadichtheid van water kun je aflezen naast de kg/L =
OPEN DE APPLET
N
3
Als ik
OPMERKING: In de applet heb je vervolgens twee opties:
•
(‘mass’) en volume (‘volume’);
VA
ofwel kies je voor een willekeurig voorwerp, waarvan je twee parameters kunt aanpassen: massa
•
ofwel kies je voor een voorwerp dat is opgebouwd uit een welbepaalde zuivere stof.
Wij gaan in dit labo verder met de tweede optie: een voorwerp dat is opgebouwd uit een zuivere stof. Zoek op het internet op wat de massadichtheid van goud is: massadichtheid goud = t (goud) =
©
c
We onderzoeken de stof goud ('gold').
kg/dm3 =
kg/m3, of met andere woorden
een kubus met een zijde van 1 dm (of 10 cm) heeft een massa van
4
Werkwijze + 5
kg.
Waarnemingen
We kennen de theoretische waarde van de massadichtheid van goud en we weten ook dat we de grootheden massa en volume nodig hebben. 1
2
Op welke manier kunnen we de massa van een voorwerp bepalen?
Gebruik dat toestel in de applet om de massa van het blok goud te bepalen. massa m (goud) =
LABO
ONDERZOEK 2
237
LABO Naam:
klas:
nummer:
Voor het volume ligt het wat moeilijker: het volume van een balk bepaal je immers met de formule
3
V(balk) = goud te bepalen.
4
. Maar we hebben nergens een meetlat om de afmetingen van onze blok
Wat we wel kunnen doen, is onze blok goud in de beker met water leggen. We zien dat het volume in de beker stijgt / daalt / constant blijft (schrap wat niet past).
→ Voor het blok goud gaat het volume in de beker van mL naar
mL.
Dat volumeverschil is gelijk aan het volume van het blok dat we in het water plaatsen.
5
We kunnen nu het volume van het blok goud berekenen:
6
Verwerking
IN
→ volumeverschil goud = volume blok goud =
We proberen nu de massadichtheid van goud te berekenen. We lossen dat op als een vraagstuk, dus met ‘gegeven’, ‘gevraagd’ en ‘oplossing’. TIP
‑
Denk aan de omzettingen naar SI-eenheden.
Houd rekening met de regels voor beduidende cijfers.
N
‑
STEM VADEMECUM
VA
Vraagstuk 1 Gegeven -
-
De massa van het blok goud: m = =
kg
Het volume van het blok goud: V = mL = L = dm3 = m3
Gevraagd
massadichtheid (goud) = t = ?
©
Oplossing
Antwoord
De berekende massadichtheid voor goud komt wel / niet (schrap wat niet past) overeen met de opgezochte
waarde.
De massadichtheid voor de zuivere stof goud is wel / niet constant en is dus wel een / geen stofeigenschap (schrap wat niet past).
238
LABO
ONDERZOEK 2
LABO Naam:
klas:
nummer:
Vraagstuk 2
We proberen opnieuw, maar nu voor het blok lood uit je applet. TIP
Net zoals in de fysica moet je rekening houden met het aantal beduidende cijfers van je meetresultaten als je berekeningen uitvoert!
De gegevens haal je uit de applet. -
-
IN
Gegeven
De massa van het blok lood: m = g =
Het volume van het blok lood: V = mL =
Gevraagd
massadichtheid (lood) = t = ?
7
Besluit
m3
N
Oplossing
kg
VA
De massadichtheid van een stof kan worden bepaald aan de hand van
.
Aangezien de massadichtheid voor een zuivere stof constant is / varieert, kan die eigenschap wel / niet
worden gebruikt om stoffen te identificeren (schrap wat niet past).
8
Reflectie
a
Tijdens dit labo heb ik correct gebruikgemaakt van de eenheden en grootheden.
©
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat
Gedreven
Goed op weg
Bij het noteren
Bij het noteren
ik steeds het correcte
bijna altijd het correcte
van eenheden en
grootheden bewaak gebruik ervan.
Ik help anderen om
de correcte eenheden en grootheden te gebruiken.
In ontwikkeling
Ik maak soms een fout
Ik maak fouten tegen
en grootheden omdat
grootheden.
van eenheden en
tegen het gebruik van
gebruik ervan.
ik onnauwkeurig of
grootheden bewaak ik
Onvoldoende
de juiste eenheden
Ik kan mezelf corrigeren. onoplettend te werk ga.
Ik kan mezelf corrigeren
als ik erop gewezen word.
het gebruik van de
juiste eenheden en Ik kan mezelf niet
corrigeren als ik erop gewezen word.
LABO
ONDERZOEK 2
239
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct gebruikgemaakt van beduidende cijfers. Gedreven
Goed op weg
In ontwikkeling
Bij het invullen van
Ik maak bij het invullen
Ik maak bij het
correcte gebruik van
gebruik van beduidende
gebruik van beduidende
tegen het gebruik van
bewaak ik steeds het beduidende cijfers. Ik help anderen om de correcte
beduidende cijfers te
vraagstukken bewaak ik bijna altijd het correcte cijfers.
van een vraagstuk soms een fout tegen het cijfers.
Ik kan mezelf corrigeren. Ik kan mezelf corrigeren
gebruiken.
Gedreven
Goed op weg
beduidende cijfers. Ik kan mezelf niet
gewezen word.
In ontwikkeling
Onvoldoende
Tijdens het uitvoeren
Tijdens het uitvoeren van
Tijdens het uitvoeren
enkel bezig met de
vooral bezig met de
Als ik erop gewezen
afgeleid.
Ik werk
van een online
practicum hou ik me opdracht.
Ik laat me niet afleiden
gestructureerd en laat door anderen. me niet afleiden door
ik soms afgeleid.
word pas ik mijn gedrag meteen aan.
VA
anderen.
een online practicum ben van een online
N
opdracht.
practicum ben ik vaak Ik bezoek andere
sites en/of stoor de leerlingen rondom mij.
Ik pas mijn gedrag na één opmerking niet aan.
Deze tip geef ik aan mezelf mee om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
LABO
vraagstuk fouten
Tijdens het uitvoeren practicum hou ik me
240
invullen van een
als ik erop gewezen word. corrigeren als ik erop
Tijdens dit labo heb ik gefocust kunnen werken. van een online
e
Onvoldoende
Bij het invullen
van vraagstukken
d
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 2
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
4
Scheidingstechnieken 1
Onderzoeksvraag •
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van zand en water scheiden?
•
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van water en olie scheiden?
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van zout en water scheiden?
2
IN
•
Hypothese
Omcirkel een mogelijke hypothese per deelonderzoeksvraag.
Proef 1: Een mengsel van zand en water kan gescheiden worden op basis van: massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte.
Proef 2: Een mengsel van water en olie kan gescheiden worden op basis van: massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte.
Proef 3: Een mengsel van zout en water kan gescheiden worden op basis van: 3
N
massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte. Benodigdheden
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
VA
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
proef 1
trechter
filtreerpapier
erlenmeyer (100 mL) maatbeker (50 mL)
©
proef 2
proef 3
glazen staaf spatel
scheitrechter
2 maatbekers (50 mL) statief
statiefklem of - ring lucifers
maatbeker
verbrandingskroes driepikkel
Stoffen 10 g zand
20 mL kraantjeswater
20 mL maïsolie
20 mL kraantjeswater keukenzout
20 mL kraantjeswater
draadnet of pijpaardendriehoek kroestang
bunsenbrander spatel
LABO
ONDERZOEK 4
241
LABO Naam:
4
klas:
nummer:
Werkwijze Proef 1 1
Neem een maatbeker.
4
Plaats een filtreerpapier in een trechter.
3
5
6
7
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
Voeg er twee spatels zand aan toe.
GEBRUIK FILTREERPAPIER
Herbekijk het instructiefilmpje indien nodig. Plaats de trechter op de erlenmeyer. Giet het mengsel langs een glazen staaf in de trechter.
glazen staaf
Noteer je waarnemingen.
IN
2
filtreerpapier
trechter
zand
maatbeker
N
erlenmeyer water + zand
Proef 2
Bevestig een scheitrechter aan een statief d.m.v. statiefklem of -ring.
4
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
VA
1
2 3
5 6
7
8
9
Plaats een maatbeker onder de scheitrechter. Neem een tweede maatbeker. Laat het mengsel even staan.
Breng het mengsel over in de scheitrechter.
Herbekijk het instructiefilmpje indien nodig. Noteer je waarnemingen.
Draai het kraantje van de scheitrechter open,
zodat de onderste component in de maatbeker loopt.
©
component volledig in de beker is gelopen.
11 Noteer je waarnemingen.
LABO
GEBRUIK SCHEITRECHTER
Voeg er 20 mL maïsolie aan toe.
10 Draai het kraantje dicht op het moment dat die
242
water
ONDERZOEK 4
scheitrechter statief
water + maisolie maatbeker
water + maisolie
LABO Naam:
klas:
nummer:
Proef 3 1
Neem een maatbeker.
4
Steek de bunsenbrander aan.
3 5 6
7
8
9
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
Voeg er twee spatels zout aan toe.
GEBRUIK BUNSENBRANDER
Herbekijk de instructievideo indien nodig.
Plaats de driepikkel met draadnet over de bunsenbrander. Giet wat zoutoplossing in een verbrandingskroes. Plaats de verbrandingskroes op het draadnet m.b.v. een kroestang.
Blijf de oplossing verhitten tot alle water is verdampt.
Noteer je waarnemingen.
5
Waarnemingen Proef 1
Proef 2
zoutoplossing
maatbeker
driepikkel
bunsenbrander
VA
draadnet
N
10 Verwerk het afval correct.
verbrandingskroesje
IN
2
Proef 3
7
Besluit
Proef 1: Een mengsel van zand en water werd gescheiden op basis van verschil in
.
Proef 3: Een mengsel van zout en water werd gescheiden op basis van verschil in
.
.
©
Proef 2: Een mengsel van water en olie werd gescheiden op basis van verschil in
8
Reflectie
a
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
Vergelijk je hypothese met je besluit.
LABO
ONDERZOEK 4
243
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct gefiltreerd. Gedreven
Goed op weg
Ik kan zonder
Ik kan zonder hulp
Ik kan meestal zonder
stappenplan om te
om te filtreren al goed.
om te filtreren nog niet
probleem filtreren. Ik ken het
filtreren heel goed.
Ik kan anderen vaak
helpen. d
filtreren.
Ik ken het stappenplan De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Gedreven
Goed op weg
volledig.
filtreren niet.
Ik ken het stappenplan De leerkracht moet me vaak aansporen om de
gebruiken.
om een scheitrechter te
Ik ken het stappenplan
Ik ken het stappenplan
gebruiken heel goed. Ik kan anderen vaak helpen.
gebruiken al goed.
De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Tijdens dit labo heb ik zelfstandig gewerkt.
Goed op weg
om een scheitrechter
stappenplan om
gebruiken.
te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
Ik ken het
de scheitrechter te gebruiken niet.
juiste stappen te volgen. In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik denk meestal zelf
Ik denk eerst na, maar als Ik vraag vrijwel altijd
oplossing.
mogelijke oplossing
hulp aan de leerkracht.
naar een mogelijke Ik zal de leerkracht
pas om hulp vragen
als ik alle mogelijke
denkstrategieën heb
©
toegepast.
goed na en zoek
zelfstandig naar een vooraleer ik hulp inschakel.
Ik geef niet snel op.
ik niet onmiddellijk een oplossing zie, vraag ik
heel snel hulp aan de leerkracht.
Ik ga zelf niet aan de slag om oplossingen te bedenken, maar wacht liever af.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
LABO
gebruiken.
Ik denk zelf goed na en zoek zelfstandig
244
Ik kan zonder hulp
de scheitrechter niet
VA
Gedreven
Onvoldoende
hulp een scheitrechter
N
een scheitrechter te
f
In ontwikkeling
Ik kan meestal zonder
scheitrechter gebruiken.
stappenplan om
Ik ken het
stappenplan om te
juiste stappen te volgen.
Ik kan zonder hulp een
Ik ken het
Ik kan zonder hulp
niet filtreren.
Ik kan zonder scheitrechter
Onvoldoende
hulp filtreren.
Tijdens dit labo heb ik de scheitrechter correct gebruikt. probleem een
e
In ontwikkeling
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 4
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
8
Metalen herkennen 1
Onderzoeksvraag Op basis van welke eigenschappen kun je metalen van elkaar onderscheiden?
2
Hypothese
TIP
IN
Ik denk dat …
Scan de QR-code om je te helpen bij
de hypothese.
Benodigdheden !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
N
3
EIGENSCHAPPEN METALEN
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
magneet
VA
bunsenbrander kroestang
maatbeker
4
Stoffen
ijzer (Fe)
magnesiumlint (Mg) koper (Cu) lood (Pb) zink (Zn)
inox staal (legering van Fe) aluminium (Al)
H- en P-ZINNEN
2 onbekende metalen kraantjeswater
Werkwijze
Onderzoek welke metalen uit de lijst:
©
1
a
zinken in een maatbeker met water;
d
buigzaam zijn;
b c
e f
2
roest vertonen;
aangetrokken worden door een magneet; een bepaalde kleur hebben;
metaal
GEBRUIK BUNSENBRANDER
kroestang
snel ontvlammmen in de bunsenbrander.
Noteer je waarnemingen.
bunsenbrander
Houd de stukjes metaal een voor een in de vlam van de bunsenbrander. Noteer je waarnemingen.
LABO
ONDERZOEK 8
245
LABO Naam:
!
klas:
nummer:
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT Houd altijd water of een zandbak ter beschikking als je metalen in de vlam houdt.
3
Verwerk het afval correct.
5
Waarnemingen Noteer voor elke stof een aantal typische kenmerken. Gebruik de eigenschappen kleur, massa, •
stukje ijzer:
•
stukje magnesiumlint:
• •
stukje koper:
plaatje lood:
stukje zink:
stukje aluminium:
•
6
stukje inox:
Verwerking
Je krijgt van je leerkracht twee onbekende metalen. Welke eigenschappen ga je gebruiken om ze van elkaar te onderscheiden? Stel een determineertabel op.
Metaal 1: Metaal 2:
© 7
Besluit
Je kunt metalen van elkaar onderscheiden op basis van
Er zijn nog andere manieren om metalen van elkaar te onderscheiden, bijvoorbeeld op basis van geleidbaarheid.
246
LABO
ONDERZOEK 8
VA
•
N
•
IN
ontvlambaarheid en magnetische aantrekking om de metalen van elkaar te onderscheiden.
LABO Naam:
8
klas:
nummer:
Reflectie a
Dit labo verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past). Indien niet, waarom niet?
b
Vergelijk je hypothese met je besluit.
c
IN
Tijdens dit labo heb ik over het algemeen veilig gewerkt. Gedreven
Ik ga altijd veilig te werk en zal nooit risico’s nemen gevaar breng.
Ik zal anderen ook
aansporen om veilig te werken.
De leerkracht moet
De leerkracht moet
anderen in gevaar
anderen (en mezelf) in
omdat ik anderen
nemen waardoor ik breng.
VA Tijdens dit labo heb ik zelfstandig gewerkt. Gedreven
me af en toe tot de
orde roepen omdat ik
Goed op weg
gevaar breng.
Ik kan de risico’s soms moeilijk inschatten.
In ontwikkeling
Ik denk zelf goed na
Ik denk meestal zelf
Ik denk eerst na, maar
oplossing.
mogelijke oplossing
vraag ik hulp aan de
en zoek zelfstandig naar een mogelijke Ik zal de leerkracht
pas om hulp vragen
als ik alle mogelijke
©
d
denkstrategieën heb toegepast.
Onvoldoende
Ik ga veilig te werk.
Ik zal nooit risico’s
Ik kan risico’s goed inschatten.
In ontwikkeling
N
waardoor ik anderen in
Goed op weg
goed na en zoek
zelfstandig naar een vooraleer ik hulp inschakel.
Ik geef niet snel op.
me regelmatig tot de orde roepen
(en mezelf) in gevaar breng.
Ik kan de risico’s
moeilijk inschatten.
Onvoldoende Ik vraag vrijwel altijd
als ik niet onmiddellijk
heel snel hulp aan de
leerkracht.
slag om oplossingen
een oplossing zie,
leerkracht.
Ik ga zelf niet aan de te bedenken, maar wacht liever af.
LABO
ONDERZOEK 8
247
LABO Naam:
e
Tijdens dit labo heb ik geconcentreerd gewerkt. Gedreven
Ik kan een uur
geconcentreerd bezig zijn met de opdracht.
Ik verlies de opdracht (bijna) nooit uit het oog.
Goed op weg
In ontwikkeling
Ik ben meestal met de
Regelmatig verlies ik
concentratie en ben ik
dingen (of leerlingen)
opdracht bezig.
Soms verlies ik mijn
met iets anders bezig.
Ik vind het erg lastig
om een heel lesuur
bezig te zijn.
Ik ben vaak afgeleid
durf ik met andere
Ik vind het moeilijk om een heel uur
geconcentreerd te
geconcentreerd te blijven.
en dikwijls met
andere dingen (of leerlingen) bezig.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
VA
N
LABO
Onvoldoende
mijn concentratie en
werken.
248
nummer:
IN
f
klas:
ONDERZOEK 8
WOORDENLIJSTEN
THEMA 02
THEMA 04
THEMA 05
THEMA 03
IN
THEMA 01
©
VA
N
THEMA 06
WOORDENLIJSTEN
249
Notities
VA
N
IN
©
250
VA
N
IN
©
251
VA
N
IN
©
252