Chemie GO!
©
N
IN
GENI VA
3.2
LEER SCHRIFT
VA
© N IN
IN
GENIE Chemie
©
VA
N
GO!
3.2
2
VA
© N IN
INHOUD STARTEN MET GENIE
9
GENIE EN DIDDIT
12
WAT IS CHEMIE? 13
CHECK IN
IN
THEMA 01: HOE WERK JE VEILIG IN EEN LABO? 18
VERKEN 19
` HOOFDSTUK 1: Waarmee moet je rekening houden in
een labo?
Het gebruikte veiligheidsmateriaal Het chemisch etiket Soorten labomateriaal Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef? De algemene veiligheidsregels binnen een labo
N
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
` HOOFDSTUK 2: Hoe pas je enkele vaak gebruikte
VA
labotechnieken toe? 2.1 2.2 2.3 2.4
De bunsenbrander De balans De trechter en het filtreerpapier Hoe lees je het vloeistofniveau in glaswerk af?
21
21 24 27 31 32
33 33 35 36 37
THEMASYNTHESE 38 CHECKLIST 39
©
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
40
AAN DE SLAG
41
OEFEN OP DIDDIT
3
THEMA 02: ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS CHECK IN
44
VERKEN 45
` HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? 47
IN
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’? 47 1.2 Stofeigenschap: massadichtheid 50 1.3 Stofeigenschappen: kook- en smeltpunt 53 1.4 Stofeigenschap: geleidbaarheid 54 1.5 Stofeigenschap: oplosbaarheid van stoffen (in water) 55 Hoofdstuksynthese 56
` HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel?
57
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels
57
N
2.2 Soorten mengsels 59 Hoofdstuksynthese 64
` HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel van stoffen
VA
scheiden? 65 3.1 Scheidingstechnieken 65 3.2 Scheidingsschema’s 77 Hoofdstuksynthese 78
` HOOFDSTUK 4: Kunnen we zuivere stoffen nog verder
onderverdelen? 79
THEMASYNTHESE 83
©
CHECKLIST 86 PORTFOLIO CHECK IT OUT
87
AAN DE SLAG
88
OEFEN OP DIDDIT
4
THEMA 03: DE ELEMENTAIRE DEELTJES CHECK IN
98
VERKEN 99
` HOOFDSTUK 1: Welke namen en symbolen krijgen de
elementen? 101 101 102
` HOOFDSTUK 2: Hoe evolueerde het atoommodel?
104
IN
1.1 Globale afspraken 1.2 De namen en symbolen van de elementen
2.1 Van voorwerp tot atoom 2.2 Nog kleiner dan het atoom
` HOOFDSTUK 3: Welke elementaire deeltjes kennen we?
N
3.1 De elementaire deeltjes en hun lading 3.2 De massa van het atoom
104 105
113 113 115
` HOOFDSTUK 4: Atomen en hun isotopen: wat is de
VA
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>? 117 4.1 Isotopen 117 4.2 De gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> 119
` HOOFDSTUK 5: Hoe zitten elektronen verdeeld in
een atoom?
©
5.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling 5.2 Elektronenconfiguratie 5.3 Lewisstructuren
123 123 130 131
THEMASYNTHESE 135 CHECKLIST 137
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
138
AAN DE SLAG
139
OEFEN OP DIDDIT
5
THEMA 04: HET PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN (PSE) CHECK IN
144
VERKEN 145
` HOOFDSTUK 1: Wat zijn groepen en perioden in
` HOOFDSTUK 2: Wat leren we uit de plaats van
een element in het PSE?
146
IN
het periodiek systeem?
2.1 De a-groepen en hun naam 2.2 Waarom lijken atomen graag op een edelgas? 2.3 Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen in het PSE?
150 150 153 159
N
` HOOFDSTUK 3: Welk belang en voorkomen
hebben enkelvoudige stoffen?
THEMASYNTHESE 165
VA
CHECKLIST 167 PORTFOLIO
CHECK IT OUT
168
AAN DE SLAG
169
OEFEN OP DIDDIT
©
THEMA 05: CHEMISCHE BINDINGEN
CHECK IN
172
VERKEN 173
` HOOFDSTUK 1: Zijn deeltjes in een verbinding altijd op
eenzelfde manier gebonden?
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding? 1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
6
175 175 176
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een ionbinding gevormd? 2.1 De ionbinding 2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen 2.3 De neutraliteitsregel
178 178 180 182
` HOOFDSTUK 3: Hoe wordt een atoombinding gevormd? 184 184 187
IN
3.1 De atoombinding 3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
` HOOFDSTUK 4: Hoe wordt een metaalbinding gevormd? 191 4.1 De metaalbinding 4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
191 193
THEMASYNTHESE 196
CHECKLIST 197
N
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
198
AAN DE SLAG
199
VA
OEFEN OP DIDDIT
THEMA 06: KENMERKEN VAN EEN CHEMISCHE REACTIE
CHECK IN
206
VERKEN 207
©
` HOOFDSTUK 1: Wat is een chemische reactie?
209
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een chemische reactie
genoteerd? 213 2.1 Reagentia en reactieproducten 2.2 Wet van behoud van atomen
213 214
` HOOFDSTUK 3: Welke types chemische reacties zijn er? 220 ` HOOFDSTUK 4: Wat gebeurt er met de massa’s voor
en na een chemische reactie?
224 7
` HOOFDSTUK 5: Welk nut hebben chemische reacties
als energiebron?
5.1 Chemische energie 5.2 Exo-energetische reacties 5.3 Endo-energetische reacties
228 228 230 234
THEMASYNTHESE 239
PORTFOLIO CHECK IT OUT AAN DE SLAG OEFEN OP DIDDIT
IN
CHECKLIST 241
242
243
N
LABO’S 250 STEM-VAARDIGHEDEN (VADEMECUM) METROLOGIE
Grootheden en eenheden Machten van 10 en voorvoegsels Eenheden omzetten Nauwkeurig meten Afrondingsregels Formularium
VA
•
CHEMISCHE CONVENTIES / HET PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
• • • • •
STAPPENPLANNEN
Grafieken tekenen
©
• •
NW stappenplan
•
Formules omvormen Vraagstukken oplossen Grafieken lezen
OPLOSSINGSSTRATEGIE • •
8
• • • •
Te kennen elementen/symbolen Groepsnamen en periodenummers Index en coëfficiënt Reagentia en reactieproducten
LABO’S • • • •
Labomaterialen Labotechnieken Veiligheidsvoorschriften H- en P-zinnen
SOORTEN BINDINGEN SCHEIDINGSTECHNIEKEN
STARTEN MET GENIE Opbouw van een thema CHECK IN
CHECK IN
Safety first!
In de CHECK IN maak je kennis
Wat op school gebeurt in een labo, doet de industrie op grote
schaal. Ze gebruiken en stockeren chemische stoffen volgens de
richtlijnen die vanuit de overheid worden opgelegd. Hoewel er heel wat veiligheidsmaatregelen zijn, loopt er toch
met het onderwerp van het thema.
soms iets mis. Zo ontplofte in 1976 in Italië een
chemische fabriek en kwamen er giftige dampen in het nabijgelegen stadje Seveso terecht.
BEKIJK DE VIDEO
In de video zie je hoe de ramp kon gebeuren en welke lessen eruit getrokken werden.
In het kadertje onderaan vind
De overheid houdt een overzicht bij van alle bedrijven in België die gevaarlijke stoffen produceren, behandelen of transformeren: de Sevesobedrijven. 1
je een aantal vragen die je op
Scan de QR-code en zoek via de website op welke Sevesobedrijven bij jou in de buurt liggen. Noteer ze hier. OPEN DE WEBSITE
2
veiligheidspictogrammen. Welke van de onderstaande pictogrammen zijn dat?
beantwoorden.
Ga op zoek op de website en kruis aan.
?
OPDRACHT 1
Welke gevaren loop jij bij je thuis?
Waarom wordt er in reclame over huishoudproducten vermeld dat je ze buiten het bereik van kinderen moet houden? Waarom zijn die producten zo gevaarlijk en hoe kunnen we dat gevaar beter inschatten?
In de verkenfase zul je
` Wie of wat moet je beschermen?
` Welke veiligheidspictogrammen kun je in een labo op school terugvinden? ` Welke veiligheidsmaatregelen moet je in een labo op school respecteren?
THEMA 01
Hoe gevaarlijk zijn huishoudproducten?
VERKEN
In het labo is het ook belangrijk om op te letten tijdens het uitvoeren van een proef.
1
CHECK IN
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 18
etiketten aandachtig. 2
Beantwoord de vragen. a
hebt over het onderwerp
20/05/2021 12:58
Je leerkracht laat vijf chemische producten zien die je ook thuis kunt terugvinden, bijvoorbeeld producten om te poetsen, om te wassen of af te wassen, te koken, te tuinieren of jezelf te verzorgen. Bekijk de producten en de
merken dat je al wat kennis
N
18
VERKEN
het einde van het thema kunt
De vier grootste gevaren voor de bevolking in de directe omgeving van een Sevesobedrijf zijn vastgelegd in vier
IN
1
Welke pictogrammen vind je terug op de verpakkingen? Zet telkens een kruisje onder het pictogram per keer dat je het tegenkomt op een verpakking.
dat in het thema aan bod komt. Jouw voorkennis
andere
wordt hier geactiveerd.
HOOFDSTUK 1
THEMA 01
VERKEN
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 19
VA
Waarmee moet je rekening houden in een labo?
producteigen
pictogrammen
19
20/05/2021 12:58
LEERDOELEN Je kunt al:
DE HOOFDSTUKKEN
de gevaren inschatten bij het werken met chemische producten; jezelf en je omgeving beschermen voor gevaren;
bewust omgaan met stoffen en hun gevaren en zo een veilige omgeving creëren.
Na het activeren van de voorkennis volgen een aantal hoofdstukken.
Je leert nu:
de veiligheidsmaatregelen in een labo kennen en juist toepassen; de meest gebruikte labomaterialen benoemen en hun functie beschrijven;
In het labo kun je heel wat
extra (veiligheids)materialen
Een thema bestaat uit meerdere hoofdstukken. Doorheen de hoofdstukken
of voorwerpen terugvinden die
een chemisch etiket lezen en naar de betekenis handelen;
je niet in een ander klaslokaal
ziet. Ze zorgen ervoor dat je kunt
de veiligheidspictogrammen interpreteren en bespreken;
werken in een veilige omgeving.
de werking en het nut van H- en P-zinnen interpreteren en
verwerf je de nodige kennis en vaardigheden om uiteindelijk een antwoord
Raadpleeg zeker altijd het
bespreken;
reglement vóór het uitvoeren van
de onderdelen van een verslag begrijpen en toepassen.
een labo, zodat je altijd veilig te werk kunt gaan.
te geven op de centrale vraag of het probleem uit de CHECK IN.
1.1 Het gebruikte veiligheidsmateriaal
OPDRACHT 2
Hoe ziet mijn labolokaal eruit? 1
Loop rond in het labolokaal en kruis aan welke materialen je ziet. Ontbreekt er iets? Vul dan gerust het lijstje aan. EHBO-kistje
beschermende kledij:
gaskranen
brandblusser met
branddeken
handblusser
nooddouche oogdouche trekkast
aparte eilanden
labojas, labobril, handschoenen
label: A/B/C/D/E/F
waterkranen noodstop aangepast tafelblad
THEMASYNTHESE SYNTHESE
©
de algemene regels CONTRACT
THEMA 01
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 21
HOOFDSTUK 1
Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
21
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig. Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
20/05/2021 12:58
SYNTHESE EN CHECKLIST We vatten de kern van het thema voor je samen in de hoofdstuksynthese en themasynthese.
Vervolgens willen we graag dat je vorderingen
maakt en dat je reflecteert op je taken en leert
uit feedback. De checklist is een hulpmiddel om
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
de betekenis van H- en P-zinnen
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig.
de naam en toepassingen van het labomateriaal
Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
CHECKLIST
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden.
JA
NOG OEFENEN
• •
•
• • • • • •
Datum,
H- EN P-ZINNEN
1 Begripskennis •
Naam en handtekening,
zie p. 32
Ik kan de algemene regels binnen een labo opsommen.
Ik kan de verschillende veiligheidsmaterialen in een lokaal benoemen en de
TOEPASSINGEN LABOMATERIAAL
functie bespreken.
Ik kan de verschillende onderdelen van een chemisch etiket herkennen en de informatie gebruiken om veilig te werken in een labo.
Ik herken de veiligheidspictogrammen en weet hoe ernaar te handelen.
om veilig in een labo te werken ken/kan ik:
Ik kan de H- en P-zinnen opzoeken, interpreteren en ernaar handelen. Ik weet hoe een labo verloopt.
Ik weet dat een labo afval met zich meebrengt en verwerk dat op een correcte
manier.
Ik kan de verschillende onderdelen van een bunsenbrander benoemen.
Ik kan de stappen om een bunsenbrander aan te steken in de juiste volgorde
de basishandelingen
opsommen.
Ik kan de verschillende vlammen van een bunsenbrander benoemen en de
de veiligheidspictogrammen
warmste plek aangeven.
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan een bunsenbrander aansteken.
•
Ik kan het vloeistofniveau in glaswerk correct aflezen.
• •
Ik kan een balans gebruiken.
Ik kan werken met trechter en filtreerpapier.
` Je kunt deze checklist ook op
invullen bij je Portfolio.
zelf zicht te krijgen of je de leerdoelen al dan niet onder de knie hebt.
BEKIJK DE KENNISCLIP
38
THEMA 01
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 38
THEMA 01
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 39
CHECKLIST
het laboverloop
het chemisch etiket lezen
THEMASYNTHESE
26/01/2022 10:36
39
26/01/2022 10:36
STARTEN MET GENIE
9
CHECK IT OUT
CHECK IT OUT
Safety first!
In CHECK IT OUT pas je de vergaarde kennis en vaardigheden
Bekijk de tekening en geef aan wat er misloopt in het labo. Waarom is dat gevaarlijk?
toe om terug te koppelen naar de vragen uit de CHECK IN.
AAN DE SLAG
AAN DE SLAG
1
Tot welke brandklassen behoren de voorbeelden van branden die in een chemisch labo kunnen ontstaan? Welke brandblusser zou je gebruiken?
In het onderdeel Aan de slag kun je verder oefenen.
!
jezelf, je klasgenoten, de leerkracht, het klaslokaal, de school ... Het is dan ook belangrijk dat je je bewust bent van de gevaren. Door het stellen van regels en wetten, zoals de overheid doet voor Sevesobedrijven, blijven we mogelijke ongevallen een stapje voor. CHECK IT OUT
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 40
2
Geef aan of de zinnen H- of P-zinnen zijn.
van het thema maakt of
In het labo moet je niet enkel rekening houden met de wijde omgeving, maar ook met gevaren voor
THEMA 01
IN
milieu. In het labo houden we rekening met alle veiligheidspictogrammen.
20/05/2021 12:59
Brandblusser
olie in een oliebad
de oefeningen op het einde
de mogelijkheid tot ontploffing en brand, het vrijkomen van giftige dampen en de gevaren voor het
Brandklasse
alcohol
Je leerkracht beslist of je
In Sevesobedrijven houdt de regering vooral toezicht op de gevaren voor de wijde omgeving:
40
Soort brand
natrium het gas dat je gebruikt om je bunsenbrander aan te steken (aardgas)
Zin
H- of P-zin
Gevaar voor massa-explosie bij brand. Beschermende kledij dragen.
In contact met water komen ontvlambare gassen vrij die spontaan kunnen ontbranden.
doorheen de lessen.
Schadelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing. Koel bewaren.
Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/... apparatuur gebruiken.
3
Welke veiligheidspictogrammen kun je linken aan de H- en P-zinnen? Zin
Bijbehorend pictogram
Giftig bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing.
` Per thema vind je op
Kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden. Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.
adaptieve
Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
Verwijderd houden van warmte/vonken/open vuur/ hete oppervlakken en andere ontstekingsbronnen. Niet roken.
oefenreeksen om te leerstof
Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsels.
verder in te oefenen.
THEMA 01
AAN DE SLAG
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
LABO’S
4
De geleidbaarheid van stoffen 1
Onderzoeksvraag Welke stoffen geleiden elektrische stroom?
2
Hypothese
Ga zelf op onderzoek! Op het einde van het leerschrift staan een aantal labo’s om verder experimenten uit te voeren.
Kijk voor het stellen van je hypothese naar de stoffen die je gaat gebruiken in dit labo. Je kunt ze vinden bij benodigdheden.
Ik denk dat de volgende stoffen/oplossingen de stroom geleiden:
•
Ik denk dat de volgende stoffen/oplossingen de stroom niet geleiden:
VA
•
3
41
20/05/2021 12:59
N
597489-Genie-Ch3-Th1.indd 41
Benodigdheden
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
twee maatbekers drie weegschuitjes spatel stroomkring met ledlamp en elektroden of geleidsbaarheidsmeter
maatcilinder pipetzuiger
4
Stoffen
20 ml gedestilleerd water 20 ml kraantjeswater grafiet
(koolstof van potloodkern) ijzer (Fe)
koper (Cu)
suiker (sacharose)
H- en P-ZINNEN
keukenzout (NaCl) krijt (CaCO3)
Werkwijze
1 2
2.4 Hoe lees je het vloeistofniveau in glaswerk af?
Neem twee maatbekers. Meet de vloeistoffen
(kraantjeswater en gedestilleerd water) met een
Het vloeistofniveau lees je af via de meniscus. Dat is de naam van het
maatcilinder af en voeg ze toe aan de maatbekers.
grensvlak tussen de vloeistof en de lucht. Op afbeelding 9 zie je een
Herbekijk de instructievideo indien nodig.
GEBRUIK MAATCILINDER
20 ml gedestilleerd water
voorbeeld.
Het vloeistofpeil is vaak geen rechte lijn. Afhankelijk van de krachten die
20 ml kraantjeswater
ONDERZOEK 4
spelen in de vloeistof, zal het vloeistofoppervlak een kromming naar boven
of beneden maken. Je moet het vloeistofniveau steeds aflezen op de bodem van het kommetje of op de top van het bolletje. Daarbij is het belangrijk om
het glaswerk op ooghoogte te brengen. Doe je dat niet, dan maak je een fout
261
bij het aflezen.
aflees
10
•
•
10
In de linkermarge naast de theorie is er plaats om zelf
Afb. 9 Aflezen vloeistofniveau in glaswerk via de meniscus
notities te maken. Noteren tijdens de les helpt je om de leerstof actief te verwerken. Op
vind je alternatieve versies van de
Op
vind je per themasynthese een kennisclip
themasynthese.
waarin we alles voor jou nog eens op een rijtje zetten.
STARTEN MET GENIE
B
hoogte
LEREN LEREN •
A
20
©
LABO
Je kunt het vloeistofniveau in glaswerk op een correcte manier aflezen door steeds op ooghoogte te werken en rekening te houden met de meniscus. Maak oefening 5.
OPDRACHT 12 ONDERZOEK
Ontdek nu zelf enkele labotechnieken. Voer het labo uit op p. 250.
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
37
2
Handig voor onderweg
In elk thema word je ondersteund met een aantal hulpmiddelen.
Kenniskader We zetten doorheen het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
IN
deze rode kaders.
Met GENIE ga je zelf experimenteren en op onderzoek. Daarbij moet je natuurlijk een aantal veiligheidsvoorschriften respecteren. Die vind je terug in dit kader. WEETJE
TIP
Een weetjeskader geeft extra verduidelijking of
OPDRACHT 11
In de tipkaders vind je handige tips terug bij het uitvoeren van de onderzoeken of opdrachten.
N
illustreert de leerstof met een extra voorbeeld. DOORDENKER
Nood aan meer uitdaging? Doorheen een thema zijn er verschillende doordenkers.
VA
Niet altijd even makkelijk om op te lossen, maar het proberen waard!
WOORDENLIJST Moeilijke woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op
.
Die woorden springen extra in het oog door de stippellijn.
Bij het onlinelesmateriaal vind je een vademecum.
Dat vademecum ̒een GENIE in STEM-vaardigheden ̓ omvat: •
stappenplannen om een grafiek te maken, opstellingen correct te bouwen, metingen uit te voeren …;
•
een overzicht van grootheden en eenheden;
stappenplannen om een goede onderzoeksvraag op te stellen, een hypothese te formuleren …;
©
• • • •
een overzicht van gevarensymbolen en P- en H-zinnen; een overzicht van labomateriaal en labotechnieken; …
STARTEN MET GENIE
11
GENIE EN DIDDIT
IN
HET ONLINELEERPLATFORM BIJ GENIE
Een e-book is de digitale versie van het leerschrift. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen ... •
Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
N
•
De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht
VA
voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Meer info over diddit vind je op https://www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
Benieuwd hoever je al staat met oefenen en
opdrachten? Hier vind je een helder overzicht
©
van je resultaten.
• •
Hier vind je het lesmateriaal per thema. Alle instructiefilmpjes, kennisclips en demovideo’s zijn ook hier verzameld.
In de uitgave bieden we bovenop het beeldmateriaal verschillende 3D-beelden aan.
Denk maar aan een 3D-voorstelling van een deeltje glucose. Zo ervaar je wetenschappen op een heel nieuwe manier! 12
GENIE EN DIDDIT
DOWNLOAD 3D-APP
INLEIDING
WAT IS CHEMIE? De begrippen ‘chemie’ en ‘scheikunde’ worden weleens door elkaar gebruikt. In huis vind je heel wat ‘chemische’ producten. Maar wat betekent ‘chemie’ nu eigenlijk?
Wanneer je Wikipedia raadpleegt, vind je voor de term chemie de volgende definitie:
IN
‘Scheikunde of chemie is een natuurwetenschap die zich richt op de studie
van de samenstelling en bouw van stoffen, de chemische veranderingen die plaatsvinden onder bepaalde omstandigheden en de wetmatigheden die daaruit zijn af te leiden.’
Die definitie leert ons dat chemie en scheikunde eigenlijk synoniemen zijn. Al denk je bij de term scheikunde misschien eerder aan ‘de kunst van het scheiden’.
Chemie is sterk verwant met biologie en fysica. De takken van wetenschap die
biofysica
natuurwetenschappen
fysicochemie
biologie
N
deze domeinen verbinden, zijn respectievelijk biochemie en fysicochemie.
fysica
chemie
•
Biochemie onderzoekt onze stofwisselingsprocessen,
voornamelijk bij moleculen van levende organismen.
Fysicochemie verklaart verschillende mechanismen door onder andere de atoombouw te bestuderen.
VA
biochemie
•
Het is dus belangrijk dat je niet te veel in termen van aparte (school)vakken denkt, maar steeds de linken tussen wetenschappen legt. natuurwetenschappen
levende materie
chemie
fysica
©
biologie
levenloze materie
OPDRACHT 1
Waar denk jij aan bij het woord chemie? Vul de mindmap aan.
chemie
INLEIDING
13
OPDRACHT 2
Welke van deze afbeeldingen sluit(en) het dichtst aan bij jouw beeld van chemie? a Zet een kruisje bij de afbeelding(en). b Bespreek je keuze daarna met je buur en tracht samen te bepalen wie gelijk heeft. 2
5
6
8
14
INLEIDING
11
©
10
9
VA
7
N
4
3
IN
1
12
OPDRACHT 3
Scan de code en laat je meenemen in de wereld van chemie. In het filmpje kwamen in een razendsnel tempo een aantal sectoren aan bod waarbij chemie een belangrijke rol speelt. We zetten ze even op een rijtje. BEKIJK DE VIDEO
Geneeskunde De geneesmiddelen- of farmaceutische industrie heeft een grote
IN
impact op ons dagelijks leven. Op zonnige dagen smeer je bijvoorbeeld
zonnecrème om je huid te beschermen, je neemt een aspirine bij hevige hoofdpijn of je bent misschien gevaccineerd tegen COVID-19. Landbouw en voeding
Onze voeding doorloopt heel wat processen voor ze op ons bord ligt. De opbrengst van een oogst hangt namelijk meestal voor een groot stuk af van chemische producten die de gewassen beschermen,
Bouwsector
N
het rijpingsproces controleren enzovoort.
Iedereen wil het tijdens de koude wintermaanden lekker warm hebben
binnen. En dat kan! De chemische industrie levert niet alleen brandstoffen om je huis te verwarmen, maar ontwikkelt ook isolatiematerialen om de
VA
warmte binnen te houden. Energie
Wist je dat het zoeken naar hernieuwbare energiebronnen ook onderdeel is van chemisch onderzoek? Misschien rijden we straks met zijn allen op waterstof, geproduceerd via elektrolyse en gebruikt in brandstofcellen.
Verzorging en hygiëne
©
De cosmetica- en parfumindustrie genereert wereldwijd een enorme
omzet. Ongetwijfeld gebruik je regelmatig shampoo, zeep, tandpasta, deodorant … Ook dat zijn creaties van de chemische sector. Met de
nieuwste ‘nanotechnologie’ worden producten voortdurend verbeterd. Textiel
Draag je een jeans of een T-shirt? De kans is groot dat je in feite
kunststoffen draagt, door de mens vervaardigd uit polymeren. Polymeren zijn lange moleculen opgebouwd uit kleine bouwsteentjes. Nylon is
bijvoorbeeld een polymeer en bestaat al sinds 1938. Ook het kleuren van textiel is een chemisch proces.
INLEIDING
15
Kunststoffen Naast polymeren (zoals nylon of polyester) gebruiken we nog honderden andere kunststoffen voor alledaagse voorwerpen. Het recycleren van die kunststoffen is een belangrijke sector in de chemie. Vele soorten kunststoffen zijn moeilijk afbreekbaar in de natuur. Gooi flesjes en
dergelijke dus nooit zomaar weg in de natuur. Bij correcte inzameling
Milieubeheer
IN
maakt de chemiesector er misschien nog een zitbank van.
Vandaag staat de chemiesector voor zijn grootste uitdaging: duurzame en hernieuwbare materialen ontwikkelen en zoeken naar alternatieve
bronnen van energie. Naast hernieuwbare en niet-vervuilende energie is ook zuiver water van het grootste belang voor de toekomst.
Chemie of scheikunde bracht dankzij onderzoek en ontdekkingen doorheen de tijd veel welvaart. De homo sapiens wist al dat hij met vuur voedsel kon
N
garen. De Egyptenaren leerden ons de kunst van het metaal bewerken. Eeuwen later zou de kunststoffenindustrie zorgen voor kwalitatieve
en goedkope oplossingen, door zeldzame materialen te vervangen en
materialen te maken met verbeterde eigenschappen: denk maar aan de
composietmaterialen die de tandarts nu gebruikt; gouden tanden zijn niet
VA
meer van deze tijd.
Chemische bedrijven hebben soms een slechte reputatie. Toch blijven we
gretig allerlei producten van de chemiesector gebruiken voor ons comfort:
auto’s, tv’s, computers, huishoudapparaten, wegwerpartikelen … We willen
het mooiste fruit uit alle streken van de wereld, maar hebben tegelijkertijd ook een afkeer van insecticiden en bewaarmiddelen.
We worden inderdaad geconfronteerd met grote milieuproblemen. Niet alle
chemische bedrijven evolueren tot schone, duurzame ondernemingen. Maar
©
alleen door chemie te bestuderen, zullen we deze kwesties beter begrijpen. De wetenschap kan ons helpen om onze problemen aan te pakken en welvarend te blijven leven.
Scheikunde en chemie zijn synoniemen. Chemie speelt een belangrijke rol in ons leven en onze maatschappij. Geneeskunde, landbouw en voeding, bouw,
energie, verzorging en hygiëne, kunststoffen en milieubeheer zijn allemaal in mindere of meerdere mate chemische sectoren.
16
INLEIDING
HOE WERK JE VEILIG IN EEN LABO?
THEMA 01
CHECK IN
18
VERKEN
19
een labo? 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Het gebruikte veiligheidsmateriaal Het chemisch etiket Soorten labomateriaal Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef? De algemene veiligheidsregels binnen een labo
` HOOFDSTUK 2: Hoe pas je enkele vaak gebruikte
N
labotechnieken toe?
De bunsenbrander De balans De trechter en het filtreerpapier Hoe lees je het vloeistofniveau in glaswerk af?
VA
2.1 2.2 2.3 2.4
21
IN
` HOOFDSTUK 1: Waarmee moet je rekening houden in
21 24 27 31 32
33 33 35 36 37
THEMASYNTHESE
38
CHECKLIST
39
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
40
AAN DE SLAG
41
©
OEFEN OP DIDDIT
17
CHECK IN
Safety first! Wat op school gebeurt in een labo, doet de industrie op grote
schaal. Ze gebruiken en stockeren chemische stoffen volgens de
richtlijnen die vanuit de overheid worden opgelegd. Hoewel er heel wat veiligheidsmaatregelen zijn, loopt er toch
soms iets mis. Zo ontplofte in 1976 in Italië een
chemische fabriek en kwamen er giftige dampen in het nabijgelegen stadje Seveso terecht.
In de video zie je hoe de ramp kon gebeuren
IN
en welke lessen eruit getrokken werden.
BEKIJK DE VIDEO
De overheid houdt een overzicht bij van alle bedrijven in België die gevaarlijke stoffen produceren, behandelen of transformeren: de Sevesobedrijven. 1
Scan de QR-code en zoek via de website op welke Sevesobedrijven bij jou in de buurt liggen. Noteer ze hier.
De vier grootste gevaren voor de bevolking in de directe omgeving van een Sevesobedrijf zijn vastgelegd in vier
N
2
OPEN DE WEBSITE
veiligheidspictogrammen. Welke van de onderstaande pictogrammen zijn dat?
VA
Ga op zoek op de website en kruis aan.
©
In het labo is het ook belangrijk om op te letten tijdens het uitvoeren van een proef.
` Wie of wat moet je beschermen?
` Welke veiligheidspictogrammen kun je in een labo op school terugvinden? ` Welke veiligheidsmaatregelen moet je in een labo op school respecteren?
18
THEMA 01
CHECK IN
?
VERKEN
Hoe gevaarlijk zijn huishoudproducten? OPDRACHT 1
Welke gevaren loop jij bij je thuis? Waarom wordt er in reclame over huishoudproducten vermeld dat je ze buiten het bereik van kinderen moet
1
N
IN
houden? Waarom zijn die producten zo gevaarlijk en hoe kunnen we dat gevaar beter inschatten?
Je leerkracht laat vijf chemische producten zien die je ook thuis kunt terugvinden, bijvoorbeeld producten om te
VA
poetsen, om te wassen of af te wassen, te koken, te tuinieren of jezelf te verzorgen. Bekijk de producten en de etiketten aandachtig.
Beantwoord de vragen. a
Welke pictogrammen vind je terug op de verpakkingen? Zet telkens een kruisje onder het pictogram per keer dat je het tegenkomt op een verpakking.
©
2
andere
producteigen
pictogrammen
THEMA 01
VERKEN
19
b Op het etiket lees je niet alleen de ingrediënten van het product, je vindt er ook terug wat er mis kan lopen bij fout gebruik. Geef per product één voorbeeld van wat er mis kan gaan.
1
2
4
3 5
TIP
IN
Lees altijd goed de etiketten en veiligheidspictogrammen van een product. De producten die je in huis gebruikt, kunnen gevaarlijker zijn dan je denkt. Kijk maar wat er met de ontstopper gebeurt in de video.
Om het etiket leesbaar te houden, is het belangrijk om tijdens het gieten het etiket naar je handpalm te richten. Zo kunnen eventuele druppels niet op het etiket terechtkomen en het etiket onleesbaar maken.
Vaak zorgen de producenten ook voor een veilige sluiting, een kinderslot genoemd. Hoeveel van de producten die je bekijkt hebben een speciale dop of deksel?
WEETJE
N
c
BEKIJK DE VIDEO
VA
Dikwijls lees je op een verpakking ook iets over het Antigifcentrum. Dat is een dienst die je kunt bellen
als er iets misgelopen is met een product. Zij kunnen je vertellen hoe je dan het best reageert.
Het gratis nummer voor het Antigifcentrum is 070 245 245.
©
Je kunt ook steeds terecht op hun website.
20
THEMA 01
VERKEN
GA NAAR DE WEBSITE
HOOFDSTUK 1
Waarmee moet je rekening houden in een labo? LEERDOELEN Je kunt al:
L jezelf en je omgeving beschermen voor gevaren;
IN
L de gevaren inschatten bij het werken met chemische producten; L bewust omgaan met stoffen en hun gevaren en zo een veilige omgeving creëren.
Je leert nu:
L de veiligheidsmaatregelen in een labo kennen en juist toepassen;
In het labo kun je heel wat
L de meest gebruikte labomaterialen benoemen en hun functie beschrijven;
extra (veiligheids)materialen
of voorwerpen terugvinden die
L een chemisch etiket lezen en naar de betekenis handelen;
N
je niet in een ander klaslokaal
ziet. Ze zorgen ervoor dat je kunt
L de veiligheidspictogrammen interpreteren en bespreken;
werken in een veilige omgeving.
L de werking en het nut van H- en P-zinnen interpreteren en bespreken;
Raadpleeg zeker altijd het
reglement vóór het uitvoeren van
L de onderdelen van een verslag begrijpen en toepassen.
een labo, zodat je altijd veilig te
VA
werk kunt gaan.
1.1 Het gebruikte veiligheidsmateriaal
OPDRACHT 2
Hoe ziet mijn labolokaal eruit?
Loop rond in het labolokaal en kruis aan welke materialen je ziet.
©
1
Ontbreekt er iets? Vul dan gerust het lijstje aan. EHBO-kistje
beschermende kledij:
gaskranen
brandblusser met
branddeken
handblusser
nooddouche oogdouche trekkast
aparte eilanden
labojas, labobril, handschoenen
label: A/B/C/D/E/F waterkranen noodstop
aangepast tafelblad
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
21
Afb. 4 Branddeken en brandblusser
Afb. 5 Trekkast
Afb. 3 Nooddouche
IN
Afb. 2 Oogdouche
Afb. 6 Beschermende kledij
Overloop met je leerkracht de toepassingen of het gebruik van de materialen die je hebt teruggevonden.
OPDRACHT 3
N
2
Afb. 1 EHBO-kistje
Hoe blus je veilig een brand? 1
Aan welke drie voorwaarden moet voldaan zijn opdat een brand kan ontstaan?
©
VA
Overleg met je klasgenoten. Vul de branddriehoek aan.
22
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
VUUR
2
Bekijk het filmpje over de soorten brandblussers en hun toepassingen.
BEKIJK DE VIDEO
Vul de tabel aan. Brandklasse
Brandend materiaal
Te gebruiken brandblussers
IN
VA
N
3
Welke aspecten van de branddriehoek neem je weg als je een brandblusser gebruikt?
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Er zijn ook foute blusmethodes. Zo kan het blussen van een vetbrand met water resulteren in vuurspatten en steekvlammen.
©
!
Denk dus goed na voor je aan het blussen gaat. Een vetbrand moet je altijd blussen met een vochtige doek.
FOUTE BLUSMETHODE
JUISTE BLUSMETHODE
Er zijn verschillende materialen in een labolokaal, elk met hun eigen
gebruiksaanwijzing. Bij twijfel over correct gebruik spreek je de leerkracht aan.
` Maak oefening 1 op p. 41.
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
23
1.2 Het chemisch etiket
Op een chemisch product zit een etiket, net als bij een voedingsproduct. Op
een fles cola vind je bijvoorbeeld de hoeveelheid suikers of vetten. Voor een chemisch product hebben we meer specifieke informatie nodig. Het etiket
geeft dan de richtlijnen weer die aangeven hoe je veilig kunt werken met de stof.
Bekijk op afbeelding 7 wat er allemaal op een chemisch etiket terug te
IN
vinden is.
Elke chemische stof heeft zowel een naam als een formule. Op het etiket kun je de beide terugvinden, evenals een referentienummer (CAS) waaronder je de stof in elke databank terugvindt.
N
Natriumhydroxide NaOH
Afb. 7 Chemisch etiket
Gevaar
H314 veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel P 280.1+3-301+330+331-305+338 Beschermende handschoenen en oogbescherming dragen. NA INSLIKKEN: de mond spoelen. GEEN braken opwekken. BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten; contactlenzen verwijderen indien mogelijk; blijven spoelen. WGK 1
Mr: 40
©
Op een etiket kun je ook de WGK-code terugvinden. Die geeft aan hoe gevaarlijk een stof is als je ze zou lozen in de gootsteen. ‘WGK’ is een Duitse afkorting die je in het Nederlands kunt vertalen met ‘watergevarenklassen’. In het labo moeten we gevaarlijke stoffen dus apart inzamelen.
24
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
CAS
1310-73-2
VA
Veiligheidspictogrammen zijn universeel, je vindt ze ook terug in andere landen. Dat kan omdat ze visueel zijn, je hoeft de taal niet te spreken om de symbolen te kunnen begrijpen.
Signaalwoorden geven in het kort aan wat het grootste gevaar van de stof is. H- en P-zinnen zijn zinnen die aangeven wat de gevaren zijn van het werken met een stof, of welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen.
OPDRACHT 4
Waarvoor staan de letters H en P op een chemisch etiket? 1
Zoek op het internet op waarvoor de letter H staat in H-zinnen. a
Noteer de Engelse term:
c
Welke van de volgende zinnen geeft een gevaar weer en zou dus een H-zin kunnen zijn?
b Vertaal die term naar het Nederlands: Kan irritatie aan de luchtwegen veroorzaken Niet in de buurt van een vlam brengen Op een koude plaats bewaren
Zoek op het internet op waarvoor de letter P staat in P-zinnen.
IN
2
a
Noteer de Engelse term:
c
Welke van de volgende zinnen geeft een veiligheidsmaatregel weer en zou dus een P-zin kunnen zijn?
b Vertaal die term naar het Nederlands: Kan irritatie aan de luchtwegen veroorzaken Niet in de buurt van een vlam brengen Op een koude plaats bewaren
Scan de QR-code en ontdek de betekenis van alle H- en P-zinnen.
OPDRACHT 5
H- EN P-ZINNEN
N
3
Wat betekenen de chemische veiligheidspictogrammen?
VA
Vul de tabel aan door de correcte benaming te linken aan het veiligheidspictogram en de verklaring. Kies uit:
corrosieve of bijtende stof – giftige stof – houder onder druk – lange termijn gezondheidsgevaarlijk – ontplofbare of explosieve stof – ontvlambare stof – oxiderende of brand bevorderende stof – schadelijke stof – schadelijk voor het (aquatische) milieu Betekenis
Verklaring
Dit zijn explosieve stoffen. Ze kunnen op verschillende manieren tot
©
1
Betekenis
2
Verklaring
ontploffing gebracht worden.
Deze stoffen worden onder een verhoogde druk opgeslagen.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen zijn giftig, de manier van opname kan verschillen. Zo
3
kun je de stof via de huid binnenkrijgen, via de neus ...
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
25
Betekenis 4 Verklaring
Deze stoffen bevorderen brand.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen zijn schadelijk voor het milieu en moeten na gebruik
Betekenis 6 Verklaring
Betekenis
op de correcte manier verwerkt worden.
IN
5
Deze bijtende stof kan ernstige brandwonden veroorzaken.
N
7
Verklaring
Betekenis
VA
8
Deze stoffen zullen in de nabijheid van een vlam snel ontbranden.
Verklaring
Deze stof brengt een gevaar met zich mee, bekijk de H- en P-zinnen voor verduidelijking.
Betekenis
Verklaring
Deze stoffen veroorzaken schade op lange termijn
(kankerverwekkend, giftig, beïnvloeden de vruchtbaarheid ...).
©
9
WEETJE
Let op met giftige stoffen! Het gif van sommige slangen kan je binnen een paar minuten doden, andere
gifstoffen hebben pas na maanden effect. Soms is het zelfs raadzaam om zeer kleine dosissen gif in te nemen; denk maar aan chemotherapie. Vandaar dat de graad van giftigheid vaak wordt aangeduid met afkortingen: •
•
•
26
N.E.L. L.D. T.I.
THEMA 01
No Effect Level: de dosis die eigenlijk geen effect heeft Lethal Dosis: de dosis die zeker dodelijk is
Therapeutische inname: de dosis die je mag innemen op voorschrift van de arts
HOOFDSTUK 1
Het is belangrijk om een chemisch etiket te kunnen lezen. Zo kun je ook veilig omgaan met de stof.
Op het etiket kun je de volgende onderdelen terugvinden: •
naam en formule van de stof,
•
H- en P-zinnen,
•
veiligheidspictogrammen, signaalwoorden,
• •
WGK-code.
De gevarenpictogrammen moet je kunnen herkennen en je moet weten hoe
IN
je ernaar moet handelen.
De H- en P-zinnen moet je kunnen opzoeken en ernaar handelen.
` Maak oefening 2 en 3 op p. 41.
N
1.3 Soorten labomateriaal
In het labo vind je heel wat soorten materialen die je nodig hebt om proeven uit te voeren. Het is belangrijk dat je weet over welk materiaal er gesproken wordt tijdens een labo. Daarom moet je de namen van de labomaterialen
VA
goed kennen.
OPDRACHT 6
Wat zijn de namen van de meest gebruikte labomaterialen? 1
Hieronder zie je het meestgebruikte materialen in een chemielokaal. Noteer de juiste naam van het labomateriaal bij de afbeelding.
afzuigerlenmeyer – balans – büchnertrechter – bunsenbrander – buret – draadnet – driepikkel –
dubbele noot – erlenmeyer – gegradueerde pipet – horlogeglas – kookkolf – kroestang – liebigkoeler – maatbeker – maatcilinder – maatkolf – mortier en stamper – petrischaaltje – pijpaardendriehoek –
pipetzuiger – pipetteerballon – proefbuis – proefbuisborstel – proefbuisklem – scheitrechter – spatel –
©
spuitfles – statief – statiefklem – statiefring – thermometer – toestel van Hoffman – trechter – verbrandingskroes – verbrandingslepel – vigreuxkolom – volpipet – weegschuitje
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
27
©
VA
28
IN
N
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
©
VA
IN
N
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
29
Ontdek via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal de verschillende materialen en hun toepassing.
N
2
IN
Een olifant weeg je niet met een keukenweegschaal, een scheutje azijn
meet je niet af met een emmer. Om een zo precies mogelijke meting te
doen, neem je een meetinstrument dat zo nauw mogelijk aansluit bij de
hoeveelheid (kwantiteit) die je nodig hebt. Net daarom zijn er maatcilinders en maatkolven beschikbaar in verschillende groottes, die telkens zeer
VA
precies gegradueerd zijn. Om een welbepaald volume vloeistof precies te
meten gebruiken we geen maatbekers of erlenmeyers, maar wel maatkolven. Maatkolven hebben slechts één maatstreepje, maar zijn het meest precieze
glaswerk om één bepaald volume vloeistof af te meten. Het is aan jou om de juiste maatkolf te kiezen (100 mL, 250 mL, 500 mL, 1 L …).
©
Om een labo correct en veilig uit te voeren, moet je de namen en de
30
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
toepassingen van labomaterialen kennen. Laat de keuze van het materiaal
afhangen van de hoeveelheid stof die je nodig hebt en kies het juiste materiaal.
` Maak oefening 4 op p. 42.
1.4 Waar moet je op letten bij het uitvoeren van een laboproef?
Om een labo correct uit te voeren, moet je je voldoende voorbereiden voor de start. Tijdens het labo moet je alles goed noteren, nadien schrijf je een duidelijk verslag. We zetten alles op een rijtje. Voor de start van het labo: •
Onderzoeksvraag formuleren
•
Nagaan of je alle materialen herkent
•
• • •
Hypothese stellen indien mogelijk
Veiligheid van de chemische producten bekijken/opzoeken Nalezen en de werkwijze begrijpen
Nagaan welke waarnemingen je zeker moet noteren
Tijdens het labo: •
Alle benodigdheden nemen
•
Uitvoeren werkwijze
N
2
IN
1
• •
Waarnemingen noteren Opruimen
©
VA
•
Proefopstelling maken indien nodig
3
Na het labo: •
Chemisch afval verwijderen volgens opgelegde richtlijnen
•
Besluiten trekken
• • • •
Berekeningen maken
Kijken of je besluit overeenstemt met je eventuele hypothese Reflecteren over je eigen labowerk, je resultaten en je voorbereiding
Verslag inleveren
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
31
1.5 De algemene veiligheidsregels binnen een labo
OPDRACHT 7
Hoe ga je veilig te werk? 1
Waarom is een laboreglement belangrijk en wat houdt het in? Bekijk het filmpje.
2
Om te werken in een labo moet je vertrekken van goede afspraken. Die maak je samen regels en onderteken het voor akkoord.
BEKIJK DE VIDEO
IN
met je leerkracht in een contract. Lees het contract na. Vul aan met de schoolgebonden
CONTRACT
Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig.
N
Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
VA
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
©
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig. Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden. Datum,
32
THEMA 01
HOOFDSTUK 1
Naam en handtekening,
HOOFDSTUK 2
Hoe pas je enkele vaak gebruikte labotechnieken toe? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L enkele toepassingen van labomaterialen in het dagelijks
leven geven; bv. een balans, een trechter , een maatkolf …
In dit hoofdstuk gaan we dieper
L het belang om veilig te werk te gaan in een labo begrijpen. Je leert nu:
L correct werken met een bunsenbrander; L correct werken met een balans;
in op enkele vaak gebruikte
labotechnieken. Die technieken ga je doorheen de jaren nodig hebben om proeven uit te voeren. Ben je tijdens het
uitvoeren vergeten hoe je een
L correct werken met een trechter en filtreerpapier;
bunsenbrander gebruikt of hoe je
L correct het vloeistofniveau in glaswerk aflezen.
een filter moet plooien? Dan kun
N
je dat hier terugvinden.
VA
2.1 De bunsenbrander
OPDRACHT 8
Welke onderdelen heeft een bunsenbrander?
Op afbeelding 8 zie je een bunsenbrander. Noteer de verschillende onderdelen op de juiste plaats. Kies uit:
©
gasregelaar – gasslang (gastoevoer) – inkomend gas – inkomende lucht – luchtinlaat – schouw – voet
Afb. 8 Bunsenbrander
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
33
OPDRACHT 9
Hoe steek je een bunsenbrander aan? De volgorde van het aansteken van een bunsenbrander is van groot belang voor de veiligheid. 1
Bekijk de instructievideo.
2
Rangschik de stappen in de juiste volgorde.
AANSTEKEN BUNSENBRANDER
Lucifer aansteken en bovenaan naast de schouw houden.
Hoogte van de vlam afstellen door aan de gastoevoer te draaien, of de gastoevoer volledig
IN
Gastoevoer en luchtinlaat sluiten. Gasregelaar openen (als die aanwezig is). openzetten (volgens instructie van de leerkracht).
De lucifer voldoende hoog boven de gasmond houden, zodat hij niet wordt uitgeblazen door
de gasstroom.
Gasslang aansluiten op de gastoevoer.
Gaskraan opendraaien.
Luchtinlaat opendraaien tot de gewenste vlam bekomen wordt.
N
OPDRACHT 10
Welke vorm en kleur heeft de vlam van een bunsenbrander? 1
In het filmpje uit opdracht 9 zie je dat de vlam uit meerdere kleurschakeringen en vormen bestaat, afhankelijk van de luchttoevoer. Teken de vlam die je kunt zien, houd rekening met de verschillende
VA
kleuren.
Luchttoevoer dicht
©
Hoe ziet de vlam eruit?
2
Luchttoevoer open
Hoe ziet de vlam eruit?
De ruisende vlam kun je gebruiken om stoffen te verwarmen. Wat is het warmste deel van de vlam?
Zet een kruisje op je tekening.
OPDRACHT 11
DOORDENKER
Waarom kun je een wapperende vlam het best niet gebruiken om een stof te verwarmen? Leg uit.
34
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT Veilig omgaan met een bunsenbrander: • • • • •
Draag een veiligheidsbril en bind losse haren samen, zo voorkom je dat ze in de vlam terechtkomen.
Verwarm niet onder aan een proefbuis, maar op de oppervlakte van de vloeistof. Zo kun je wegspatten voorkomen.
Richt de opening van de proefbuis weg van jezelf of anderen, zo komen eventuele spatten niet op jezelf of je buur terecht.
Neem het glaswerk steeds vast met een tang of klem en niet met je hand; glaswerk wordt geleidelijk warm tijdens het verwarmen. Ben je klaar met de proef? Opgelet, het glaswerk is nog warm! Laat een bunsenbrander nooit langer branden dan nodig.
IN
•
Je kunt de onderdelen van een bunsenbrander benoemen. Ook weet je welke
stappen je moet ondernemen om een bunsenbrander aan te steken, op welke
manier je de bunsenbrander voor welke toepassing kunt gebruiken en hoe je er
2.2 De balans WEETJE De termen ‘massa’ en
Een weegschaal kent veel toepassingen. Denk maar aan de weegschaal in
de badkamer om jezelf te wegen, of de weegschaal in de keuken waarmee
je bloem kunt afwegen. Je kunt die weegschalen natuurlijk niet zomaar door elkaar gebruiken.
VA
‘gewicht’ worden in het
N
veilig mee moet omgaan.
dagelijks leven door elkaar gehaald. •
Massa is een hoeveelheid
•
Gewicht is een maat voor
stof en heeft als eenheid kilogram.
de aantrekkingskracht op een massa en heeft als eenheid newton.
Om verwarring te vermijden,
©
gebruiken we in de wetenschap de term ‘balans’ in plaats van ‘weegschaal’.
Elke weegschaal heeft een zeker meetbereik. Personenweegschalen kunnen
tot op 0,1 kg meten, de keukenweegschaal kan tot wel 0,0001 kg (ofwel 0,1 g). In de wetenschappen gebruiken we de term ‘balans’ in plaats van
‘weegschaal’. In het labo moeten we heel kleine hoeveelheden afwegen.
Vaak zijn er balansen met verschillende gevoeligheden aanwezig. Je kiest de balans naargelang de massa die je nodig hebt. Hoe gebruik je een balans? •
Kijk na of de balans volledig schoon is. Is dat niet het geval, verwijder dan
•
Neem een weegschuitje en leg het op de balans.
• • • •
•
• •
eerst de resten met een borsteltje. Zet de balans aan.
Breng de geregistreerde massa op nul door het weegschuitje te tarreren. Breng de af te wegen stof in het weegschuitje.
Heb je naast het schuitje gemorst? Veeg op met het
borsteltje.
Wacht tot de balans aangeeft dat de weging compleet is. Noteer de massa.
Schakel de balans uit en zorg dat je ze schoon achterlaat.
Bekijk de instructievideo.
Je kunt de balans correct gebruiken.
THEMA 01
GEBRUIK BALANS
HOOFDSTUK 2
35
2.3 De trechter en het filtreerpapier
Om te filtreren met filtreerpapier moet je de filter op een correcte manier gebruiken. Bekijk de instructievideo. 2
IN
1
GEBRUIK FILTER
4
VA
N
3
5
6
©
7
TIP Om het papier beter te hechten aan de
trechter kun je hem een beetje nat maken. Je weet hoe je een filtreerpapier vouwt en hoe je het bevestigt in een trechter. 36
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
2.4 Hoe lees je het vloeistofniveau in glaswerk af?
Het vloeistofniveau lees je af via de meniscus. Dat is de naam van het grensvlak tussen de vloeistof en de lucht. Op afbeelding 9 zie je een voorbeeld.
Het vloeistofpeil is vaak geen rechte lijn. Afhankelijk van de krachten die
spelen in de vloeistof, zal het vloeistofoppervlak een kromming naar boven
of beneden maken. Je moet het vloeistofniveau steeds aflezen op de bodem
IN
van het kommetje of op de top van het bolletje. Daarbij is het belangrijk om
het glaswerk op ooghoogte te brengen. Doe je dat niet, dan maak je een fout bij het aflezen.
20
A
B
aflees
N
hoogte
VA
10
Afb. 9 Aflezen vloeistofniveau in glaswerk via de meniscus
Je kunt het vloeistofniveau in glaswerk op een correcte manier aflezen door steeds op ooghoogte te werken en rekening te houden met de meniscus.
©
` Maak oefening 5 op p. 42.
OPDRACHT 12 ONDERZOEK
Ontdek nu zelf enkele labotechnieken. Voer het labo uit op p. 251.
THEMA 01
HOOFDSTUK 2
37
THEMASYNTHESE SYNTHESE
de algemene regels CONTRACT Als leerling verbind ik mij ertoe om de volgende regels altijd toe te passen in het labo. Bij fouten tegen deze regels weet ik dat er gevolgen zijn voor mijn veiligheid en die van anderen rondom mij.
Ik draag steeds het juiste beschermingsmateriaal op de juiste manier: labojas dichtgeknoopt, veiligheidsbril op de neus, handschoenen indien nodig. Losse haren bind ik samen.
Mijn labotafel is altijd ordelijk.
In het labo houd ik de doorgang vrij en leg ik alle onnodige materialen, zoals mijn boekentas, op de daartoe voorziene plaats.
Ik gedraag me steeds rustig, blijf zo veel mogelijk aan mijn werkbank en speel niet in het labo. Ik neem geen materialen of stoffen mee uit het labo. Eten of drinken doe ik niet in een labolokaal.
de betekenis van H- en P-zinnen
IN
Als er iets misloopt, haal ik er meteen de leerkracht bij.
Ik giet een gebruikte stof nooit terug in de fles, maar verwerk ze als afval.
Wanneer ik aan een stof ruik, doe ik dat steeds op de correcte manier, door te wuiven.
Klaar met de proef? Dan maak ik alles schoon, berg alles correct op en was mijn handen grondig.
de naam en toepassingen van het labomateriaal
Ik kom steeds goed voorbereid naar het practicum.
Ik ken de brandprocedure en weet hoe ik moet reageren bij brand.
Als leerling van deze klas verklaar ik me tijdens een labo altijd te houden aan de bovenstaande regels. Ik respecteer de extra maatregelen die in mijn school genomen worden. Datum,
H- EN P-ZINNEN
Naam en handtekening,
N
zie p. 32
TOEPASSINGEN LABOMATERIAAL
VA
om veilig in een labo te werken ken/kan ik:
de veiligheidspictogrammen
©
de basishandelingen
BEKIJK DE KENNISCLIP
38
THEMA 01
het laboverloop
THEMASYNTHESE
het chemisch etiket lezen
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • •
•
• • • • •
•
Ik kan de algemene regels binnen een labo opsommen.
Ik kan de verschillende veiligheidsmaterialen in een lokaal benoemen en de functie bespreken.
Ik kan de verschillende onderdelen van een chemisch etiket herkennen en de informatie gebruiken om veilig te werken in een labo.
Ik herken de veiligheidspictogrammen en weet hoe ernaar te handelen.
Ik kan de H- en P-zinnen opzoeken, interpreteren en ernaar handelen. Ik weet hoe een labo verloopt.
Ik weet dat een labo afval met zich meebrengt en verwerk dat op een correcte
IN
•
manier.
Ik kan de verschillende onderdelen van een bunsenbrander benoemen.
Ik kan de stappen om een bunsenbrander aan te steken in de juiste volgorde opsommen.
Ik kan de verschillende vlammen van een bunsenbrander benoemen en de warmste plek aangeven.
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan een bunsenbrander aansteken.
•
Ik kan het vloeistofniveau in glaswerk correct aflezen.
•
Ik kan een balans gebruiken.
N
•
Ik kan werken met trechter en filtreerpapier.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 01
CHECKLIST
39
CHECK IT OUT
Safety first!
©
VA
N
IN
Bekijk de tekening en geef aan wat er misloopt in het labo. Waarom is dat gevaarlijk?
In Sevesobedrijven houdt de regering vooral toezicht op de gevaren voor de wijde omgeving:
de mogelijkheid tot ontploffing en brand, het vrijkomen van giftige dampen en de gevaren voor het milieu. In het labo houden we rekening met alle veiligheidspictogrammen.
In het labo moet je niet enkel rekening houden met de wijde omgeving, maar ook met gevaren voor jezelf, je klasgenoten, de leerkracht, het klaslokaal, de school ... Het is dan ook belangrijk dat je je bewust bent van de gevaren. Door het stellen van regels en wetten, zoals de overheid doet voor Sevesobedrijven, blijven we mogelijke ongevallen een stapje voor. 40
THEMA 01
CHECK IT OUT
!
AAN DE SLAG
1
Tot welke brandklassen behoren de voorbeelden van branden die in een chemisch labo kunnen ontstaan? Welke brandblusser zou je gebruiken? Soort brand
natrium het gas dat je gebruikt om je bunsenbrander aan te steken (aardgas) alcohol
IN
Geef aan of de zinnen H- of P-zinnen zijn.
Brandblusser
olie in een oliebad
2
Brandklasse
Zin
Gevaar voor massa-explosie bij brand.
H- of P-zin
N
Beschermende kledij dragen.
In contact met water komen ontvlambare gassen vrij die spontaan kunnen ontbranden. Schadelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing. Koel bewaren.
VA
Welke veiligheidspictogrammen kun je linken aan de H- en P-zinnen? Zin
Giftig bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing.
©
Kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden. Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken. Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
Verwijderd houden van warmte/vonken/open vuur/ hete oppervlakken en andere ontstekingsbronnen. Niet roken. Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsels.
Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/... apparatuur gebruiken.
3
Bijbehorend pictogram
THEMA 01
AAN DE SLAG
41
4
Welke labomaterialen zou je gebruiken om … a
te voorkomen dat je morst tijden het mengen van vloeistoffen?
b exact 10 ml van een vloeistof te nemen? c
damp te condenseren naar een vloeistof?
d vaste fosfor te verbranden boven een bunsenbrander?
g
5
IN
f
vloeistof te koken boven een bunsenbrander?
een verbrandingskroes boven een bunsenbrander te houden?
een proefbuis boven een bunsenbrander te houden?
N
e
Hoeveel water zit er in de maatcilinder? Bekijk de afbeelding, teken de stippellijn van de afleeshoogte en noteer het aantal mL in de maatcilinder.
©
VA
` Verder oefenen? Ga naar
42
THEMA 01
AAN DE SLAG
.
20
10
ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS
THEMA 02
CHECK IN
44
VERKEN
45
` HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? 47 47 50 53 54 55 56
IN
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’? 1.2 Stofeigenschap: massadichtheid 1.3 Stofeigenschappen: kook- en smeltpunt 1.4 Stofeigenschap: geleidbaarheid 1.5 Stofeigenschap: oplosbaarheid van stoffen (in water) Hoofdstuksynthese
` HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel?
57
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels 2.2 Soorten mengsels
57 59
N
A Homogeen versus heterogeen B Homogene mengsels of oplossingen C Heterogene mengsels
Hoofdstuksynthese
VA
` HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel van stoffen
scheiden?
3.1 Scheidingstechnieken
©
A B C D E F G
Sorteren, zeven en filtreren Decanteren Centrifugeren Indampen Destilleren Extraheren Andere scheidingstechnieken
3.2 Scheidingsschema’s Hoofdstuksynthese
` HOOFDSTUK 4: Kunnen we zuivere stoffen nog verder
onderverdelen?
59 60 61
64
65 65 66 69 70 71 72 74 76
77 78
79
THEMASYNTHESE
83
CHECKLIST
86
PORTFOLIO CHECK IT OUT
87
AAN DE SLAG
88
OEFEN OP DIDDIT 43
CHECK IN
Kun jij ook toveren? Uitdaging! Houd met deze reeks van experimentjes je ouders, broer of zus voor de gek. WAT HEB JE NODIG?
een glas
een handvol kiezelsteentjes een pak keukenzout
IN
water
HOE GA JE TE WERK?
Stap 1
Neem een glas uit de kast en vul het tot aan de rand met kiezelsteentjes.
Is het glas helemaal vol? Als je die vraag stelt, krijg je als antwoord vast: ‘ja, hoor’.
N
Stap 2
Neem een pakje keukenzout uit de kast en probeer of je alsnog zout kunt toevoegen aan het glas.
Je zult merken dat er nog heel wat keukenzout in het glas kan toegevoegd worden. De zoutkorrels gaan de ruimte die er nog restte tussen de grotere kiezelsteentjes
VA
immers opvullen. In het glas zit nu een mengsel van keukenzout en kiezelsteentjes. Is het glas nu helemaal vol? Opnieuw zal je publiek waarschijnlijk ‘ja’ antwoorden. Stap 3
Probeer vervolgens om water toe te voegen aan het glas met de kiezelsteentjes en het keukenzout.
Gelukt? Dan was het glas dus toch niet vol. Een deel van het keukenzout is ook opgelost in het water. Je hebt nu het glas gevuld met verschillende soorten stoffen, een mengsel van
©
stoffen.
Alles gelukt? Prima!
Nu komt het moeilijke werk: zou je de stoffen terug van elkaar kunnen scheiden?
Met enige kennis van mengsels en de nodige scheidingstechnieken moet dat zeker lukken.
` Welke mengsels zijn er? ` Welke scheidingstechnieken gebruiken we om de stoffen terug van elkaar te scheiden? We zoeken het uit!
44
THEMA 02
CHECK IN
?
VERKEN
Materie, voorwerp of stof? Het woord stof speelt een centrale rol in de chemie. Een chemicus maakt
dan ook een duidelijk onderscheid tussen een voorwerp en een stof. Chemie
houdt zich namelijk niet bezig met het bestuderen van voorwerpen, maar wel met de studie van stoffen waaruit alles wat leeft (mens, dier, plant …) en alles wat niet leeft (aarde, water, lucht …) is opgebouwd. Ken jij het verschil tussen een stof en een voorwerp nog?
Vul de tabel aan.
IN
OPDRACHT 1
Het Van Dale-woordenboek geeft verschillende definities voor het woord ‘glas’. Is glas nu een stof of een voorwerp?
Betekenis 'glas' Je hebt gezocht op het woord: glas.
glas (het; o; meervoud: glazen; verkleinwoord: glaasje) doorzichtige harde stof
2
glazen plaat = ruit: zijn eigen glazen ingooien, zijn eigen zaak bederven
3
glazen beker: een glas wijn; te diep in het glaasje kijken, zich bedrinken
N
1
stof
voorwerp
stof
voorwerp
stof
voorwerp
Het woord ‘glas’ kan dus zowel verwijzen naar het voorwerp waaruit we drinken, als naar de stof waaruit dat
©
VA
voorwerp is gemaakt.
Wanneer ‘glas’ duidt op een voorwerp, wordt het meestal gebruikt als een
verzamelnaam van stoffen: een raam bevat niet alleen de stof glas, maar ook een aluminium kader. Voor chemici is het raam een voorwerp en zijn glas en aluminium de stoffen of de materialen waaruit het raam is opgebouwd.
THEMA 02
VERKEN
45
OPDRACHT 2
Herken het verschil tussen een stof en een voorwerp. Kijk eens rond in het klaslokaal en noteer enkele voorwerpen en stoffen. Voorwerp
Stof
IN
Een voorwerp is opgebouwd uit stoffen.
OPDRACHT 3
N
De verzameling van alle stoffen in de natuur wordt materie genoemd.
Wat is het verschil tussen materie, voorwerp en stof?
HUIS
Vul de begrippen in het schema aan.
VA
materie – voorwerp – stof
BAKSTENEN
©
46
THEMA 02
VERKEN
KLEI
WATER
HOOFDSTUK 1
Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar? LEERDOELEN
L het verschil tussen materie,
voorwerp en stof toelichten.
Je leert nu:
L uitleggen wat stofeigenschappen zijn (en ze onderscheiden van voorwerpeigenschappen);
L de begrippen aggregatietoestand, massadichtheid, smeltpunt, kookpunt, deeltjesgrootte, een stof kennen;
Stoffen kunnen verschillende eigenschappen hebben.
Zo kun je thuis een glas met azijn en een glas gevuld met water van elkaar onderscheiden door eraan te ruiken.
Suiker en zout herken je misschien door de vorm en de grootte
van de kristallen. In je eigen keuken kun je de stof zelfs proeven, als je zeker bent dat het om eetbare stoffen gaat.
Kortom, door je zintuigen te gebruiken, zijn er al heel wat
eigenschappen op basis waarvan je informatie kunt afleiden over de identiteit van de stof.
Maar wat als je je zintuigen niet mag gebruiken? Wat als het niet
N
geleidbaarheid, oplosbaarheid van
IN
Je kunt al:
L stoffen onderscheiden op basis
toegestaan! Je zou een giftige stof kunnen aanraken of inslikken. Ook ruiken gebeurt op een veilige manier. Maar zo wordt het natuurlijk moeilijker om stoffen te onderscheiden.
VA
van stofeigenschappen.
gaat over eetbare stoffen? In een chemisch labo is proeven niet
1.1 Wat betekent de term ‘stofeigenschap’?
Je kent het verschil tussen een voorwerp en een stof, maar
OPDRACHT 4
kunnen we stoffen ook onderling onderscheiden van elkaar?
Vergelijk een fles olijfolie met een fles water.
©
Op basis van welke eigenschappen maak je hier een onderscheid tussen de fles met olijfolie en de fles met water? • •
Meng nu beide vloeistoffen en noteer je waarneming. •
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
47
Je hebt al enkele eigenschappen gebruikt om stoffen van elkaar te
onderscheiden. Zo kun je olijfolie van water onderscheiden op basis van
kleur, stroperigheid (viscositeit), oplosbaarheid in water ... Azijn onderscheidt
zich van water door zijn kenmerkende geur. OPDRACHT 5
Onderscheid de stoffen op basis van hun eigenschappen.
2
Noteer in de tweede kolom de stoffen die je in de eerste kolom ziet. Kies uit: bloem – goud – koper – olijfolie – plastic (pvc) – suiker – water
IN
1
Noteer in de derde kolom de eigenschappen die je tot dat besluit brachten. Afbeelding 1
Stof
2
N
Op basis van deze eigenschap(pen)
3
VA
4
5
©
6
7
48
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
Om stoffen te herkennen heb je gebruikgemaakt van eigenschappen: • •
Je hebt gekeken naar de aggregatietoestand van de stof. Zo zijn sommige stoffen immers vloeibaar bij kamertemperatuur en andere stoffen vast.
Lucht bestaat voornamelijk uit gasvormige stoffen bij kamertemperatuur.
Een metaal (zoals zilver, goud) onderscheid je van glas of plastic door zijn typische glans.
Maar je hebt misschien ook gebruikgemaakt van de verdelingsgraad
(de fijnheid van de korrels) van bloem ten opzichte van de verdelingsgraad van suiker om die van elkaar te onderscheiden. 1 Afb. 10
2
IN
We maken dan ook een onderscheid tussen twee soorten eigenschappen:
Eigenschappen die afhangen van het voorwerp (en dus veranderlijk zijn) = voorwerpeigenschappen
Eigenschappen die typisch (eigen) zijn aan een welbepaalde stof = stofeigenschappen
Voorwerpen kunnen uit een of meerdere stoffen bestaan.
Stoffen hebben eigenschappen of kenmerken die bij de stof horen en
N
niet veranderen. Dat noemen we onveranderlijke eigenschappen of stofeigenschappen. Bv. glans, verdelingsgraad, aggregatietoestand.
OPDRACHT 6
VA
Gaat het om voorwerp- of stofeigenschappen? 1
Zet een kruisje bij het juiste type eigenschap.
Voorwerpeigenschap
Stofeigenschap
Er bestaan blauwe, groene, gele, rode, paarse … legoblokken.
Water is gasvormig boven 100 °C, vloeibaar bij kamertemperatuur en vast onder 0 °C.
Suiker lost goed op in water, maar olie blijft drijven op water.
©
Mijn bril heeft een ronde vorm, de zonnebril van mijn buur is eerder
2
hoekig.
Kun je de stofeigenschappen uit vraag 1 ook benoemen? Som op wat je weet.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
49
Voor een chemicus zijn het uiteraard de stofeigenschappen die van belang
zijn. Je maakte in de voorbije studiejaren, bij verschillende vakken, al kennis met stofeigenschappen zoals aggregatietoestand en glans.
De stofeigenschap aggregatietoestand is de vorm waarin een stof bij een
welbepaalde temperatuur voorkomt: vast, vloeibaar of gasvormig. Zo is de
aggregatietoestand van water bij kamertemperatuur (21 °C) vloeibaar, maar die van goud vast.
De stofeigenschap glans geeft weer of een stof een zachte schittering heeft als
IN
er licht op invalt. Zo hebben metalen (goud, zilver, koper …) een typische glans. We bekijken nu nog enkele andere stofeigenschappen. Sommigen daarvan zul je ook nog in het vak fysica tegenkomen, of ben je misschien al eerder tegengekomen in de lessen natuurwetenschappen of STEM.
N
1.2 Stofeigenschap: massadichtheid
Twee voorwerpen met hetzelfde volume hebben niet noodzakelijk dezelfde massa: een liter water weegt immers meer dan een liter lucht. Twee
voorwerpen met dezelfde massa hebben ook niet noodzakelijk eenzelfde
VA
volume: 1 kg pluimen en een 1 kg lood wegen evenveel, maar het volume pluimen zal natuurlijk groter zijn.
OPDRACHT 7
Ken je deze grootheden en eenheden nog?
Net als in fysica zijn er bij chemie grootheden en eenheden die je nodig hebt om berekeningen uit te voeren. Vul de tabel aan.
©
Grootheid
volume massa
Symbool
SI-eenheid
Symbool
Massa en volume zijn twee voorwerpeigenschappen: ze verschillen immers naargelang het voorwerp. Een goudstaaf heeft een grotere massa en een
groter volume dan een gouden ring, hoewel het bij beide over de stof goud gaat.
50
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
Massadichtheid is niets anders dan de hoeveelheid massa per volume-
eenheid. Hoe meer deeltjes in hetzelfde volume voorkomen (hoe groter de massa), hoe groter de massadichtheid (zie afbeelding 11).
En dit is dan weer wél typisch voor een welbepaalde stof: het is een stofeigenschap.
kleine massadichtheid
IN
grote massadichtheid
Afb. 11 Demonstratie van verschil in massadichtheid tussen twee voorwerpen door de massa te vergelijken voor hetzelfde volume
N
Deze nieuwe grootheid, massadichtheid, heeft dus ook weer haar eigen symbool en eenheid: Grootheid
VA
massadichtheid
Symbool - formule t=
m v
SI-eenheid
Symbool
kilogram per
kg m3
kubieke meter
TIP
Denk aan je omzettingen! Zo is de eenheid
g kg = 10-3 3 cm m3
en 1 liter = 1 dm3 en 1 m3 = 1 000 dm3 = 1000 L
©
Wil je nog dieper ingaan op de formule? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
51
Als je olijfolie en water samenbrengt in een proefbuis, merk je dat die stoffen niet mengen, maar twee laagjes vormen. De twee stoffen lossen immers niet
op in elkaar. Maar als gevolg van een verschil in massadichtheid zal één stof gaan bovendrijven, namelijk de stof met de kleinste massadichtheid. Een mooie cocktail maken steunt volledig op de eigenschap van
massadichtheid. Verschillende dranken hebben een verschillende massadichtheid en vormen dus mooie laagjes in je glas. OPDRACHT 8
Vergelijk twee stoffen (bij kamertemperatuur) binnen één rij en vul de tabel aan.
Stof 1
t .103
water
1,0
(drankalcohol) water
0,789
1,0
kwik
13,55
1,03
aluminium
t .103
2,70
kg m3
Aluminium zinkt / drijft in water.
De knikker zinkt / drijft in
glazen knikker 2,2-2,6
olie
alcohol.
0,75-0,95
melk
glycerine
Gevolg (schrap wat niet past)
t1 ••• t2 (vul in: >, <, =)
1,03
1,260
VA
zeewater
Stof 2
N
ethanol
kg m3
Massadichtheid
IN
Massadichtheid
De olielaag zit boven / onder de waterlaag.
De kwiklaag zit boven / onder de melklaag.
De laag glycerine zit boven / onder de laag zeewater.
OPDRACHT 9 ONDERZOEK
Onderzoek nu zelf hoe je de massadichtheid van stoffen kunt bepalen.
©
Voer het virtueel practicum rond massadichtheid uit. Je vindt het op p. 253.
De stofeigenschap massadichtheid geeft de verhouding weer tussen de
massa van een stof en het volume dat die stof inneemt bij een bepaalde temperatuur. Ook die stofeigenschap is specifiek en eigen aan de stof. Voor de drie aggregatietoestanden worden de afkortingen v (vast),
vl (vloeistof) en g (gas) gebruikt. Vaak worden echter ook de Engelse afkortingen gebruikt.
Aggregatietoestand
Afkorting in het Nederlands
Afkorting in het Engels
vast
v
s (solid)
vloeistof gas
52
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
vl g
l (liquid) g (gas)
1.3 Stofeigenschappen: kook- en smeltpunt
Je kunt stoffen niet alleen van elkaar
OPDRACHT 10
Vul de tabel aan.
goud ijzer kwik
1 064 1538
–38,83 1 084
zilver
water
ethanol
(drankalcohol) keukenzout
2 467
2 750
2 808 357
2 570
2 155
–114
78
113
445
801
1 465
©
zwavel
962
Aggregatietoestand bij 1 000 °C
Aggregatietoestand bij 20 °C
Aggregatietoestand bij 0 °C
VA
koper
660
van hun kookpunt en hun smeltpunt.
N
aluminium
Kooktemperatuur Ɵk(°C)
Smelttemperatuur ƟS(°C)
Stof
massadichtheid, je kunt ook gebruikmaken
IN
stollen
vast onder het smeltpunt is een stof meestal in de vaste fase.
onderscheiden op basis van hun sublimeren
SMELTPUNT
vloeibaar tussen het smeltpunt en het kookpunt is een stof meestal in de vloeibare fase.
smelten
KOOKPUNT
gasvormig boven het kookpunt is een stof meestal in de gasfase.
verdampen
condenseren
Smeltpunt en kookpunt als scheidingslijn
OPDRACHT 11 ONDERZOEK
Onderzoek nu zelf het smeltpunt van paraffine. Je vindt het achteraan op p. 257.
Het kookpunt van een stof is de temperatuur waarbij de stof overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase.
Het smeltpunt van een stof is de temperatuur waarbij de stof overgaat van de vaste fase naar de vloeibare fase.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
53
1.4 Stofeigenschap: geleidbaarheid
Al ooit op kamp geweest en zelf een vuurtje moeten maken? Superleuk om dan je eten in een gamel op te warmen. Maar let op: het is geen goed idee
om de gamel vervolgens met je blote handen vast te nemen. Of een lekkere lasagne in de oven: oppassen met het aluminium bakje. We spreken hier doorgeven.
IN
over thermische geleidbaarheid, of hoe makkelijk een stof de warmte gaat
De thermische geleidbaarheid (of warmtegeleiding) geeft aan hoe vlot
warmte wordt doorgegeven doorheen de stof. Eigenlijk komt het hier neer op de vlotheid waarmee deeltjes kunnen bewegen door de stof.
(Elektrische) geleidbaarheid is de mogelijkheid van stoffen om, in gesmolten
of opgeloste toestand, de elektrische stroom te geleiden. Aangezien niet elke stof de stroom kan geleiden (en dus een lampje kan doen branden), kun je
VA
N
op basis van die stofeigenschap stoffen van elkaar onderscheiden.
Afb. 12 Test geleidbaarheid vloeistoffen
Afb. 13 Test geleidbaarheid vaste stoffen
©
OPDRACHT 12 ONDERZOEK
Onderzoek nu zelf de elektrische geleidbaarheid van enkele stoffen. Voer het labo rond geleidbaarheid uit. Je vindt het op p. 261.
De elektrische geleidbaarheid geeft aan hoe gemakkelijk geladen deeltjes
door de stof kunnen bewegen. Bij bepaalde stoffen gaat dat vlotter dan bij
andere. Bij sommige stoffen lukt het helemaal niet. Ook die stofeigenschap is, bij kamertemperatuur, een constante en dus een mogelijke manier om een stof verder te identificeren. 54
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
1.5 Stofeigenschap: oplosbaarheid van stoffen (in water)
Water is een belangrijk oplosmiddel, zowel in het dagelijks leven als in het
chemielabo. Kijk maar naar je eigen lichaam: dat bestaat voor meer dan de
helft uit water. Dat betekent dan ook dat er heel veel stoffen goed oplossen in het water in de cellen van je lichaam. Maar lossen alle stoffen even goed op in water?
Oplosbaarheid in water is een belangrijke stofeigenschap: je kijkt of de stof
IN
al dan niet oplost in water. Water dient dan als oplosmiddel, en de stof die
je oplost wordt de opgeloste stof genoemd. We noemen de combinatie van opgeloste stof in een oplosmiddel een oplossing. OPDRACHT 13 ONDERZOEK
Onderzoek nu zelf de oplosbaarheid van enkele stoffen.
WEETJE
N
Voer het labo rond oplosbaarheid uit. Je vindt het op p. 265.
Je kunt ondertussen stoffen al van elkaar onderscheiden op basis van verschillende stofeigenschappen. Zo leerde je over aggregatietoestand, glans, massadichtheid, kook- en smeltpunt, geleidbaarheid en
oplosbaarheid (in water). Er zijn echter nog enkele andere stofeigenschappen die je zou kunnen gebruiken: geur
•
brandbaarheid
VA
• • • •
smaak
giftigheid
magnetische eigenschappen
Let op: geur, smaak en giftigheid van onbekende stoffen testen in een chemielabo op school of thuis, is uiteraard geen optie. Maar brandbaarheid en magnetische eigenschappen van stoffen ga je zeker nog
©
tegenkomen in de lessen chemie en fysica.
Wanneer een stof oplost in een oplosmiddel, spreken we van de oplosbaarheid van die opgeloste stof. Niet alle stoffen lossen even goed op in water, hoewel het het meest gebruikte oplosmiddel is (zeker in een labo).
` Maak oefening 1 en 2 op p. 88.
THEMA 02
HOOFDSTUK 1
55
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. We komen aan het einde van dit hoofdstuk, dus wordt het tijd dat je even samenvat wat je daaruit moet kennen. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast het basisbegrip uit dit thema: stofeigenschap.
N
IN
Probeer nu zelf een mindmap rond dat begrip te maken.
©
VA
STOFEIGENSCHAP
56
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
Is het een zuivere stof of een mengsel? LEERDOELEN Je kunt al: stofeigenschappen.
Je leert nu:
L een definitie geven voor het begrip zuivere stof; L een definitie geven voor het begrip mengsel;
L zuivere stoffen en mengsels van elkaar onderscheiden;
L het onderscheid maken tussen homogene en heterogene mengsels;
gehad over stofeigenschappen en
hoe je dus stoffen van elkaar kunt
onderscheiden. Maar eigenlijk hadden
we het daar steeds over hoe je zuivere
stoffen van elkaar kunt onderscheiden. In dit hoofdstuk gaan we nu ook mengsels van stoffen bekijken.
Sommige van die mengsels hebben
een specifieke naam, en heb je vast al horen waaien: ‘rook’, ‘schuim’ …
N
L mengsels classificeren als homogeen of heterogeen mengsel; L mengsels onderverdelen in rook, nevel, oplossing, schuim,
We onderzoeken eerst het onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels en bekijken vervolgens elk type mengsel eens van dichterbij.
VA
suspensie of emulsie.
We hebben het in het vorige hoofdstuk
IN
L stoffen van elkaar onderscheiden op basis van
2.1 Onderscheid tussen zuivere stoffen en mengsels
OPDRACHT 14
Markeer wat volgens een chemicus een zuivere stof is. ijzer
leidingwater
©
goud
lucht
zuurstofgas
Lucht bestaat eigenlijk uit een verzameling van stoffen, zoals N2 (stikstofgas), O2 (zuurstofgas), CO2 (koolstofdioxide), waterdamp, roetdeeltjes …
Ook in het leidingwater dat wij drinken, zit meer dan alleen maar (zuiver) water. Net zoals in flessenwater trouwens: kijk maar eens op het etiket (afbeelding 14). Als we het in de lessen chemie over water hebben, bedoelen we dus de zuivere stof water!
Afb. 14 Etiket flessenwater
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
57
WEETJE Is het je al opgevallen dat je leerkracht tijdens een proef geen
leidingwater, maar gedemineraliseerd water gebruikt? Zoals de term al aangeeft, zijn verschillende mineralen uit het water verwijderd,
waardoor de graad van zuiverheid verhoogt. Op die manier verkleint je leerkracht het risico dat andere stoffen in het water een invloed hebben op de reactie.
Je leerkracht kan ook kiezen voor gedestilleerd water. Dat water is nog zuiverder; dankzij de scheidingstechniek destillatie zijn nog meer onzuiverheden uit het water verwijderd. Het wordt vaak gebruikt in het dagelijks leven, bv. voor het navullen
IN
van loodaccu’s of in strijkijzers om kalkvrij stoom te produceren (alhoewel dat met gedemineraliseerd water ook prima werkt).
Wil je meer weten over het verschil tussen zuiver water en kraantjeswater? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Zoals je hebt geleerd in de eerste graad, wordt een verzameling van
verschillende stoffen een mengsel genoemd. Een mengsel bevat dus twee of
N
meer stoffen, die we bestanddelen of componenten noemen.
Een (zuivere) stof wordt gekenmerkt door welbepaalde waarden voor een hele reeks stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, massadichtheid …) Bij een zuivere stof zijn die waarden constant en karakteristiek (typisch voor de stof).
Bij een mengsel van zuivere stoffen zullen de eigenschappen zoals kookpunt,
VA
smeltpunt, massadichtheid ... afhankelijk zijn van de samenstelling van het mengsel.
` Maak oefening 3 op p. 88.
WEETJE
Kookpunt versus kooktraject
©
Een zuivere stof heeft een constant, vast kookpunt: tijdens het koken blijft de temperatuur constant.
Een mengsel wordt gekenmerkt door een kooktraject: tijdens het koken verandert de temperatuur. temperatuur (°C)
g vl + g kookpunt vl
tijd (s)
HOOFDSTUK 2
kooktraject
vl + g
mengsel (bv. zout + water)
Grafiek 1 Zuivere stof met vaste kooktemperatuur
THEMA 02
g
vl zuivere stof (bv. demiwater)
58
temperatuur (°C)
Grafiek 2 Mengsel met kooktraject
tijd (s)
WEETJE Kook- of smeltpunt verhogen of verlagen? Van een witte kerst kunnen we in België niet elk jaar
genieten, maar een sneeuwbui tijdens het jaar komt weleens voor. Om dan veilig naar
school te komen, wordt er op
de wegen zout gestrooid. Daardoor verlaagt het smeltpunt van het ijs-zoutmengsel, waardoor
IN
de sneeuw en het ijs zelfs bij vriestemperaturen (= temperatuur onder 0 °C) zullen smelten.
Meer weten over het verlagen van het smeltpunt? Bekijk dan de video.
N
2.2 Soorten mengsels
BEKIJK DE VIDEO
Soms zie je aan een mengsel dat het bestaat uit meerdere componenten:
we spreken dan over een heterogeen mengsel. Soms kun je de componenten niet meer onderscheiden: we spreken dan over een homogeen mengsel.
A
VA
Homogeen versus heterogeen
OPDRACHT 15 DEMO
Welke soorten mengsels worden gevormd?
Je leerkracht plaatst vier erlenmeyers op tafel. In elke erlenmeyer zit 20 mL zuiver water. Aan erlenmeyer 1 wordt zand toegevoegd, aan erlenmeyer 2 zout, aan erlenmeyer 3 olijfolie en aan erlenmeyer 4 alcohol. De twee stoffen worden lichtjes gemengd, waarna ze op de tafel geplaatst worden. 1
Noteer je waarnemingen. Schrap wat niet past. Erlenmeyer 1: water + zand
Erlenmeyer 2: water + zout
Lost op / Lost niet op
Lost op / Lost niet op
Lost op / Lost niet op
©
Lost op / Lost niet op
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee Erlenmeyer 3: water + olijfolie
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
2
Breng de vier mengsels onder in de juiste groep.
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee Erlenmeyer 4: water + alcohol
Ik kan de twee stoffen onderscheiden: Ja / Nee
Homogeen mengsel Voorbeeld
Heterogeen mengsel
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
59
Uit opdracht 15 kunnen we besluiten dat je na het mengen soms nog steeds de verschillende componenten van het mengsel ziet, maar soms ook niet.
Op basis van je waarnemingen kun je de mengsels in twee groepen indelen: homogene mengsels: slechts één soort component te zien; heterogene mengsels: verschillende soorten componenten te zien.
B
Homogene mengsels of oplossingen
IN
OPDRACHT 16
Geef enkele voorbeelden van homogene mengsels Vul de tabel aan.
Homogene mengsels kunnen onderverdeeld worden naar de aggregatietoestand van hun componenten. Probeer van elke combinatie een voorbeeld te geven. Aggregatietoestand component 1
Aggregatietoestand component 2
v
v
brons (een mengsel van koper en tin)
vl
vl vl
vl g
g
VA
g
N
v
Voorbeeld
Een ander woord voor homogene mengsels is oplossingen (waarbij nog het
onderscheid vaste, vloeibare en gasvormige oplossingen wordt gemaakt). Een homogeen mengsel van twee metalen heeft nog een specifiekere naam: dat
©
noemen we een legering.
60
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
Homogene mengsels of oplossingen zijn mengsels waarin je de verschillende componenten niet meer van elkaar kunt onderscheiden met het blote oog. Een homogeen mengsel van twee vaste metalen wordt een legering genoemd.
C
Heterogene mengsels
Heterogene mengsels zijn mengsels waarin je de verschillende componenten met het blote oog kunt onderscheiden. In tegenstelling tot homogene
mengsels, hebben de heterogene mengsels allemaal een specifieke naam.
Bij die naamgeving hangt de indeling samen met de aggregatietoestand van de opgeloste stof in het oplosmiddel (= stof die overheerst). OPDRACHT 17
Voorbeeld
Specifieke naam van het heterogene mengsel rook
IN
Vul de tabel aan. Aggregatietoestand opgeloste stof
roetdeeltjes boven een kampvuur 1
mist boven een weide
N
nevel
Aggregatietoestand oplosmiddel (= stof die overheerst)
2
opgeklopt eiwit om chocomousse
VA
schuim
te maken 3
suspensie
een aardbeiensmoothie
©
4
emulsie
een lekkere vinaigrette (van olie en azijn) voor op een slaatje 5
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
61
In opdracht 17 merk je dat verschillende soorten heterogene mengsels bestaan die we in een volgend schema kunnen weergeven:
nevel
schuim
suspensie
emulsie
Oplosmiddel
v
g
vl g
g
in:
vl
v
vl
vl
vl
IN
rook
Opgeloste stof
Heterogene mengsels zijn mengsels waarin je de verschillende componenten kunt onderscheiden met het blote oog. • •
uit vaste deeltjes, verdeeld in een oplosmiddel in de gasfase.
Nevel is de specifieke naam voor een heterogeen mengsel van
vloeistofdeeltjes in een gasfase. Net als bij rook is de gasfase hier het oplosmiddel.
Schuim is de naam voor een heterogeen mengsel van gasdeeltjes in een
vloeistoffase. We zien hier het tegenovergestelde van een nevel: bij schuim is de vloeistoffase het oplosmiddel, terwijl bij een nevel de gasfase het
N
•
Rook is een heterogeen mengsel dat ontstaat bij verbranding. Rook bestaat
•
Je spreekt van een suspensie als vaste deeltjes te onderscheiden zijn in
een vloeistof.
Een emulsie ten slotte, is een combinatie van twee te onderscheiden vloeistoffen.
VA
•
oplosmiddel is.
` Maak oefening 4 t/m 7 op p. 89-90.
WEETJE
Om een mengsel van vloeistoffen (die moeilijk in elkaar oplossen)
©
om te zetten in een meer
homogeen geheel, wordt een emulgator toegevoegd.
Zonder emulgator gaat het
mengsel spontaan ontmengen. Zo wordt bijvoorbeeld eigeel
toegevoegd als emulgator voor de bereiding van mayonaise (water in olie).
Meer weten over emulsies? Bekijk dan de video. BEKIJK DE VIDEO
62
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
Nu wordt het moeilijker: je hebt vast al weleens het woord aerosol horen
vallen. Was je als kind vaak verkouden of moest je vaak hoesten? Dan zou het kunnen dat je ‘aan de aerosol’ moest. Ook mensen met astma moeten vaak hun puffer bovenhalen.
Een aerosol is een heterogeen mengsel waarin de opgeloste fase een vaste stof, vloeistof of combinatie van beide is en het oplosmiddel een gas (meestal lucht).
Afb. 15 Aerosol
OPDRACHT 18
DOORDENKER
Opgeloste stof
nevel
schuim
suspensie
emulsie
WEETJE
v of vl vl g
vl
vl
Oplosmiddel
in:
g g
vl vl
vl
N
rook
IN
Bekijk opnieuw het schema op p. 62 en markeer wat onder de noemer ‘aerosol’ valt.
Smog in India en het effect van de maatregelen tegen
VA
COVID-19 in maart 2020
Door de grote hoeveelheid voertuigen (die vaak nog erg vervuilend zijn) in
India, zitten er ongelooflijk veel microscopisch
kleine deeltjes fijn stof
Afb. 16 oktober 2019 vs. april 2020, New Delhi
in de lucht. Men noemt dat ‘smog’ (smoke + fog), wat voor ons valt onder de noemer ‘rook’ (vaste deeltjes of
vloeistofdeeltjes in een gasfase als resultaat van verbrandingsreacties). Dat is niet alleen heel vervelend als
je de monumenten in New Delhi wilt bekijken, maar vooral erg schadelijk voor de gezondheid. De stofdeeltjes
©
kunnen zich immers in de longen en andere organen nestelen en schade toebrengen.
De maatregelen die India in maart 2020 invoerde om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan (sluiten van markten, fabrieken en winkels; stilleggen van het openbaar vervoer), hadden een enorme
positieve impact op de luchtkwaliteit van het land. Uit metingen bleek dat de hoeveelheid fijn stof in de lucht met maar liefst 71 % was gedaald.
Het begrip aerosol is een verzamelnaam voor heterogene mengsels van vaste stoffen of vloeistoffen in een gas. De begrippen rook en nevel zijn dus beide voorbeelden van aerosols.
THEMA 02
HOOFDSTUK 2
63
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast enkele begrippen uit dit thema. Probeer nu zelf een mindmap rond die begrippen aan te vullen.
MATERIE
MENGSEL
IN
ZUIVERE STOF
©
VA
N
homogeen mengsel
64
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 2
heterogeen mengsel
HOOFDSTUK 3
Hoe kunnen we een mengsel van stoffen scheiden? LEERDOELEN
L mengsels onderscheiden van zuivere stoffen;
IN
Je kunt al:
L mengsels onderverdelen in heterogeen/homogeen;
L een verdere onderverdeling maken binnen de homogene en heterogene mengsels.
Je leert nu:
L voor een mengsel een geschikte scheidingstechniek voorstellen;
L voor de geschikte scheidingstechniek verklaren op welke
N
eigenschap de scheiding gebaseerd is;
L een scheidingsschema voorstellen voor een mengsel;
Het vak dat je nu volgt is chemie, of
L uitleggen op welke stofeigenschap de scheidingstechniek
om te scheiden’. De leerstof voor
L uitleggen wat een scheidingstechniek is; gebaseerd is;
VA
L de principes zeven, filtreren, decanteren, centrifugeren, indampen en destilleren beschrijven;
L een geschikte scheidingstechniek kiezen om twee stoffen van elkaar te scheiden;
L een geschikt scheidingsschema opstellen om een mengsel te scheiden.
in een oudere benaming: scheikunde. Dat betekent letterlijk: ‘de kunst
dit vak omvat uiteraard veel meer, maar we beginnen met inzoomen
op het scheiden. We bekijken welke
scheidingstechnieken er zijn, waarop ze gebaseerd zijn en wanneer je ze kunt toepassen. We eindigen dit
hoofdstuk met het opstellen van
scheidingsschema’s voor mengsels van meer dan twee stoffen.
©
3.1. Scheidingstechnieken
Elk soort mengsel heeft een eigen scheidingstechniek. Als je thuis pasta hebt gekookt en die afgiet door een vergiet, dan ben je aan het scheiden: via het vergiet scheid je de pasta van het water.
Scheiden is het tegenovergestelde van mengen. De methodes die we gebruiken om mengsels te scheiden in hun afzonderlijke componenten steunen op verschillen in stofeigenschappen.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
65
We gaan dieper in op enkele scheidingstechnieken: sorteren, zeven, filtreren, decanteren, indampen, destilleren, centrifugeren en extraheren.
Uiteraard bestaan er nog meer scheidingstechnieken, die mogelijk tijdens een ander labo met je leerkracht verder aan bod komen. OPDRACHT 19 ONDERZOEK Voer het labo rond scheidingstechnieken uit. Je vindt het op p. 269.
Sorteren, zeven en filtreren
IN
A
Even terug naar je prille jeugdjaren! Je hebt als kind vermoedelijk wel met zand en water gespeeld. Zonder dat je het besefte, was je als toekomstig scheikundige mengsels aan het scheiden op het strand. Je gebruikte eenvoudige methodes die de stoffen niet veranderden.
Allereerst liet je het emmertje even staan; op die manier zonken het zand
en de schelpen naar de bodem en kon je het water al grotendeels afgieten. Je liet het zand en de schelpen dus bezinken.
De schelpjes uit het zand halen kon je met je handen. Je kon ze opzij leggen
N
en sorteren per soort, door het verschillend uitzicht. De schelpjes waren
ook merkelijk groter dan de rest en je maakte gebruik van dat verschil in deeltjesgrootte om ze er makkelijk uit te pikken.
Maar eens je alle schelpjes eruit gehaald had, merkte je ongetwijfeld dat er
nog onzuiverheden in het zand zaten. Omdat het verschil in deeltjesgrootte
VA
tussen de componenten van je mengsel nu kleiner was, was het niet meer zo eenvoudig om die kleine dingetjes met de hand van het zand te scheiden. Je
speelgoedsetje zorgde waarschijnlijk voor de oplossing: door het mengsel te zeven was je in staat om uiteindelijk zand in je emmertje te verkrijgen.
Zeven is een eenvoudige techniek om een heterogeen mengsel te scheiden. Die techniek steunt op een verschil in deeltjesgrootte tussen de twee
©
componenten. De grotere korrels kunnen niet door de zeef, maar de kleinere
66
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
component(en) wel.
WEETJE Meer weten over grote zeven in de industrie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
WEETJE In de lessen aardrijkskunde heb je het vast al gehad over verschillende soorten bodems: kleibodems, zandbodems, leembodems, of een
combinatie daarvan. Om de bodemsamenstelling te bepalen, maakt
een bodemkundige onder andere gebruik van een set zeven met een
verschillende zeefopening. Zo zijn kleikorrels kleiner dan 2 µm, leem zit tussen 2 en 50 µm en zandkorrels zijn groter dan 50 µm.
In veel gevallen moeten we echter componenten scheiden met een nog veel
IN
kleiner verschil in deeltjesgrootte. We kiezen dan voor de techniek van
filtreren. Een goed gekozen filter heeft net de juiste structuur om de ene component, het filtraat, wel door te laten en de andere component, het residu, tegen te houden.
mengsel van een vaste stof en een vloeistof
©
VA
N
staaf
filtreerpapier trechter residu
filtraat
Afb. 17 Filtreren
Filtreren of filtratie is een eenvoudige scheidingstechniek om een heterogeen mengsel te scheiden. Die techniek steunt op het verschil in deeltjesgrootte:
vaste korrels zijn immers groter dan vloeistof- of gasdeeltjes. De vaste korrels kunnen niet door de poriën van de filter, maar de vloeistof of het gas wel. De
vaste deeltjes die achterblijven, worden het residu genoemd. Wat door de filter gaat, is het filtraat.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
67
WEETJE Filtreren met mondmaskers (vl-g) Filtreren of filteren gebeurt met vaste stoffen en vloeistoffen, maar ook met gassen. Denk maar aan het dragen van mondmaskers om
vochtdeeltjes die mogelijke virussen meedragen, te
scheiden van de ingeademde lucht. Tegen het zeer besmettelijke coronavirus beschermden mensen overal ter wereld
IN
zich met een dergelijk ‘filtermasker’.
VOORFILTER Afb. 18
KOOLSTOFFILTER
HEPA-FILTER
Ook het regelmatig reinigen van bv. de filters in
N
je huis (dampkap, droogkast, ventilatiesysteem ...)
is uiteraard erg belangrijk; zo blijven de filters hun werk doen en ongewenste deeltjes scheiden van
VA
de rest.
Meer weten over filtratie in de industrie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
©
Als de deeltjes in je suspensie erg fijn verdeeld zijn, merk je dat het filtreren al snel moeizamer gaat: het filtreerpapier wordt bedekt met een laagje van het residu (een filterkoek). In dat geval maakt men gebruik van een büchnertrechter. Die trechter wordt aangesloten op een
waterstraalpomp, waardoor een vacuüm gecreëerd wordt in de afzuigerlenmeyer.
Wil je weten hoe dat werkt? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Afb. 19 Filteren met een büchnertrechter
68
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
B
Decanteren
Tijdens een filtratie bekom je zowel de vloeistof als de vaste stof uit het
heterogene mengsel. Een variant daarop is het decanteren (of afschenken). Bij die techniek gebruik je geen filter. Door de vloeistof voorzichtig af te
gieten, worden beide fasen van elkaar gescheiden. Dat er twee (of meer)
lagen gevormd worden, die je van elkaar kunt scheiden door af te gieten, komt door het verschil in massadichtheid van de componenten.
De afzonderlijke componenten (of fasen) zullen niet even zuiver zijn als bij filtratie achteraf is nog altijd een mogelijkheid.
IN
Afb. 20 Decanteren van wijn
een filtratie, maar misschien volstaat het resultaat wel voor jou. Een extra Misschien heb je al van deze techniek gehoord bij het schenken van rode
wijn? De vaste deeltjes zinken naar de bodem en door de wijn voorzichtig te schenken (decanteren) blijven de vaste deeltjes achter in de wijnfles. Decanteren is een scheidingstechniek om een heterogeen mengsel
(vast-vloeibaar of vloeibaar-vloeibaar) te scheiden. De techniek steunt op het feit dat elke stof zijn eigen massadichtheid heeft en daardoor afzonderlijke
lagen zal vormen (eventueel na verloop van tijd). Die lagen kunnen, min of meer,
N
van elkaar gescheiden worden door het afgieten van de bovenste laag. WEETJE
©
VA
Wanneer men twee vloeistoffen met
een verschillende massadichtheid van
elkaar wil scheiden (in een heterogeen mengsel), maakt men gebruik van een scheitrechter. Door tijdig het kraantje te sluiten na het doorlopen van een
van de vloeistoffen van het heterogene mengsel, kun je betere resultaten
verkrijgen dan door gewoon afgieten of decanteren.
Wil je weten hoe dat werkt? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Afb. 21 Decanteren met een scheitrechter
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
69
C
Centrifugeren
Decanteren hangt onder andere af van de handigheid van de gebruiker
(snel genoeg de kraan van de scheitrechter dichtdraaien, de fles rode wijn niet te snel uitgieten en onder de juiste hoek ...). Maar ook het geduld van
de wetenschapper wordt soms op de proef gesteld: je mengsel moet immers lang genoeg in rust blijven om voldoende scheiding van de verschillende componenten te krijgen. De zwaartekracht moet zijn werk kunnen doen.
Het is daarom soms interessant om de scheiding van de componenten te
versnellen. We helpen de zwaartekracht dan een beetje door het mengsel snelle cirkelvormige bewegingen te laten maken. Bij een slazwierder
IN
scheiden we zo de sla van het waswater. Ook de droogkast bij je thuis gaat de inhoud van de machine zeer snel ronddraaien, zodat het linnen wordt gedroogd doordat het water uit je kleren wordt gezwierd.
Die speciale techniek om componenten te scheiden op basis van
massadichtheid noemen we centrifugeren. De deeltjes met de grootste massadichtheid worden bij de draaibeweging naar de bodem geduwd.
Met speciale apparaten, centrifuges, kan men zo in een labo componenten met een gering verschil in dichtheid scheiden. Die techniek wordt onder
VA
N
andere gebruikt om bloedcellen en bloedplasma van elkaar te scheiden.
Afb. 22
plasma bloedplaatjes + witte bloedcellen rode bloedcellen
Afb. 23
WEETJE
Wil je meer weten over deze scheidingstechniek in
©
de industrie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Centrifugeren of centrifugatie is een scheidingstechniek om een heterogeen mengsel (vast-vloeibaar of vloeibaar-vloeibaar) te scheiden (net zoals decanteren).
Ze steunt op het feit dat elke stof zijn eigen massadichtheid heeft en er daardoor afzonderlijke lagen gevormd zullen worden. Met behulp van
machines (die het effect van de zwaartekracht versterken) zullen die lagen
beter en sneller van elkaar gescheiden kunnen worden dan via decanteren alleen. 70
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
D
Indampen
Het is mogelijk dat je door filtreren of decanteren een helder filtraat bekomt. Hoewel het lijkt alsof dat een zuivere stof is, kan dat filtraat nog steeds
andere opgeloste stoffen bevatten. Het filtraat kan immers zelf nog een
oplossing zijn (= homogeen mengsel van een vaste en vloeibare fase of twee vloeibare fasen). Als de opgeloste stof en het oplosmiddel een voldoende
groot verschil in kookpunt hebben, is dat echter geen probleem. Door op te warmen tot de temperatuur van de fase met het laagste kookpunt
(‘de meest vluchtige stof’), kun je beide fasen van elkaar scheiden.
Zo verdampt water veel sneller dan keukenzout. Door een zoutoplossing op te warmen tot 100 °C, zal enkel het water verdampen en het zout
IN
Afb. 24 Opwarmen van zoutoplossing
(als kristallen) achterblijven. Op die manier kunnen oplossingen dus ook gescheiden worden in de opgeloste stof en het oplosmiddel. WEETJE
De techniek van indampen wordt onder meer gebruikt voor het
scheiden van zout uit zeewater. Daardoor ontstaan de bekende zoutbanken, die je vaak ziet in
N
de Vendée-streek aan de
Franse kust, of in Bolivia.
Wil je de indamping van zout (NaCl) zien gebeuren
©
VA
onder een microscoop? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
Indampen is een scheidingstechniek die gebruikt wordt om een mengsel
(vast-vloeistof of vloeistof-vloeistof) te scheiden. Door het opwarmen van het mengsel en het verschil in kookpunt, verdampt de vloeistof (met het laagste kookpunt) en blijven enkel de vaste deeltjes of de vloeistof met het hogere kookpunt over.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
71
E
Destilleren
De techniek van indampen maakt gebruik van het verschil in kookpunt tussen de componenten om een oplossing te scheiden. De ene stof is veel vluchtiger dan de andere omdat ze een groot verschil in kookpunt hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een zoutoplossing in water.
Bovendien focus je bij indampen slechts op een van beide componenten.
Bij het indampen van zoutoplossing in water, houd je alleen de zoutoplossing over. Daarnaast geldt een groot verschil in kookpunt niet voor alle
oplossingen. Als de kookpunten van de componenten dichter bij elkaar
liggen, maar ook als je beide componenten later apart wilt gebruiken, gaan we onze techniek moeten verfijnen. We maken opnieuw gebruik van het
IN
verschil in kookpunt van de componenten, maar gaan nu destilleren.
Destilleren is het mengsel verhitten tot boven het kookpunt van een van de componenten, maar we blijven onder het kookpunt van de andere
component. Het component dat uit het mengsel gekookt wordt en apart OPDRACHT 20 DEMO
wordt opgevangen, wordt het destillaat genoemd.
Wijn destilleren
thermometer
Wijn is een mengsel van vele componenten.
uitlaat koelwater
N
Om het niet te moeilijk te maken, houden we het nu even op een mengsel van water (druivensap) en drinkalcohol
(ethanol C2H5OH). Je leerkracht bouwt de
proefopstelling zoals op de tekening.
VA
80 °C. Dat is net boven het kookpunt van
ethanol (78 °C), maar onder het kookpunt continu gekoeld met kraantjeswater.
liebigkoeler
vigreuxkolom
De wijn wordt verwarmd tot ongeveer
van water (100 °C). De liebigkoeler wordt
klem
destilleerkolf met mengsel
bunsenbrander
inlaat koelwater
erlenmeyer met destillaat
Afb. 25
Wat neem je waar?
Besluit
©
Uit de wijn verdampt enkel de alcohol, die vervolgens condenseert omdat het koude stromende water in de liebigkoeler de alcoholdampen afkoelt. De verkregen heldere vloeistof die we opnieuw opvangen, noemen we het destillaat.
Destilleren is een scheidingstechniek die gebruikt wordt om homogene
mengsels van vloeistoffen of vloeistof en vaste stof, van elkaar te scheiden. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het verschil in kookpunt tussen de
aanwezige stoffen. Wanneer het mengsel aan de kook wordt gebracht, zal
de component met het laagste kookpunt eerst verdampen. De gassen die zo ontstaan worden door een liebigkoeler geleid, zodat ze terug condenseren. 72
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
Zo verkrijg je het destillaat.
OPDRACHT 21
DOORDENKER
Gefractioneerde destillatie van aardolie: wat is dat precies? 1
Bekijk de video over gefractioneerde destillatie van aardolie.
2
Aardolie wordt ook wel het ‘zwarte goud’ genoemd.
BEKIJK DE VIDEO
Het is een mengsel dat bestaat uit vele componenten, die allemaal een nuttige toepassing hebben. De meeste componenten gebruiken we als brandstoffen. Na de destillatie worden verschillende
dalende dichtheid en kookpunt
chemicaliën 70 °C
3
Waarom spreken we hier van fracties?
diesel 270 °C
smeerolie, glansen boenproducten
brandstof voor schepen, industrie en centrale verwarming 600 °C
N
4
kerosine voor vliegtuigen paraffine voor verlichting en verwarming 170 °C
ruwe olie
petroleum voor auto’s 120 °C
oplopende dichtheid en kookpunt
IN
‘fracties’ gevormd.
Vul de tekst aan. Schrap wat niet past.
De ruwe aardolie wordt verhit tot ongeveer 400 °C,
Afb. 26
.
VA
zodat een groot gedeelte
asfaltfractie voor wegen
De dampen stijgen op in de toren, koelen daarbij geleidelijk af en
opnieuw.
Fracties met een laag / hoog kookpunt worden al snel gasvormig en stijgen hoog in de toren op alvorens te condenseren. Fracties met een laag / hoog kookpunt condenseren al onderaan in de toren. Om de
verschillende fracties op te vangen, zijn op verschillende hoogten in de toren borrelkappen aangebracht. De bouw ervan zorgt ervoor dat opstijgende dampen door de openingen kunnen en de neerstromende vloeistof opgevangen wordt. Op verschillende plaatsen in de toren kan men dan de gewenste fracties aftappen.
Hoe lager / hoger een fractie in de toren wordt afgetapt, hoe lager het kookpunt van de verbindingen
©
is en hoe korter / langer de koolstofketens zijn. Hoe lager / hoger in de toren afgetapt, hoe hoger het kookpunt van de verbindingen is en hoe korter / langer de koolstofketens zijn.
WEETJE
Wil je meer weten over de destillatie van aardolie en het principe van gefractioneerde destillatie? Bekijk dan de video.
BEKIJK DE VIDEO
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
73
F
Extraheren
Een andere veelgebruikte scheidingstechniek is extraheren of extractie: geur-, kleur- en smaakstoffen (het extract) kunnen worden onttrokken
(geëxtraheerd) met behulp van een oplosmiddel (het extractiemiddel) waarin ze beter oplossen. We maken gebruik van het verschil in oplosbaarheid in verschillende oplosmiddelen.
Je hebt vast en zeker al op het etiket van een yoghurt- of frisdrankverpakking of andere voedingswaren deze zin gelezen: ‘met natuurlijke extracten’.
De producent heeft dan een natuurlijke kleur-, geur- of smaakstof aan het product toegevoegd.
IN
Maar hoe krijgt bv. Fanta die mooie oranje kleur? De producent voegt
caroteen als kleurstof toe. Caroteen is een oranje kleurstof die in veel
natuurlijke producten voorkomt, zoals in wortelen. Kunnen we dergelijke kleurstoffen dan uit die producten halen? Zeker en vast!
OPDRACHT 22
Extraheer de geur- en kleurstoffen uit een sinaasappel.
Neem de schil van een sinaasappel en snijd ze in stukjes in een mortier.
2
Voeg nog wat sap van de sinaasappel toe en stamp alles verder fijn met de vijzel.
3
Voeg nu de alcohol toe die je destilleerde uit wijn in de vorige opdracht.
N
1
Wat neem je waar?
Door extractie met alcohol van de geur-, smaak en kleurstoffen uit de sinaasappel heb je nu een basis
VA
voor likeur gemaakt.
Ook bij het koffiezetten worden op die manier met behulp van heet water
geur, kleur en smaak uit de koffiebonen in je koffie gebracht. Je past hier dus
©
twee scheidingstechnieken tegelijkertijd toe: extractie en filtratie.
Afb. 27 Koffiezetten: extractie en filtratie
Geur-, kleur- en smaakstoffen (het extract) kunnen worden onttrokken
(geëxtraheerd) met behulp van een oplosmiddel (het extractiemiddel) waarin ze beter oplossen. We maken gebruik van het verschil in oplosbaarheid in verschillende oplosmiddelen.
` Maak oefening 8 t/m 13 op p. 91-92.
74
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
WEETJE De techniek van extractie wordt vaak ook
gebruikt in de parfumindustrie, waarbij de geur van bloemen zoals rozen als extract
wordt toegevoegd aan het parfum. Let op! Niet alle kleurstoffen zijn van natuurlijke
oorsprong. Waar Fanta bijvoorbeeld wel met het natuurlijke caroteen wordt gekleurd, is dat voor Coca-Cola niet het geval. Cola dankt zijn zwarte kleur aan karamellisatie. De gebruikte kleurstof wordt bij
voedingsmiddelen aangegeven op het etiket met een zogenaamde
E-code. Op het etiket van een fles Fanta zul je zo E160a terugvinden,
IN
de code voor caroteen.
Je hebt nu meerdere scheidingstechnieken leren kennen, en misschien zelfs enkele technieken uitgeprobeerd. De componenten werden
gescheiden op basis van verschillende stofeigenschappen, maar de
componenten zelf bleven onveranderd. We maakten gebruik van verschillen in fysische eigenschappen van de stoffen en spreken over fysische
OPDRACHT 23
Herhaal even. 1
Vul de tekst aan.
N
scheidingstechnieken.
VA
Een eerste scheidingstechniek die we zagen, was zeven. Die techniek is gebaseerd op een verschil in . Een voorbeeld is schelpjes en zand scheiden. Een tweede
scheidingstechniek, ook gebaseerd op het verschil in , is .
Zo kun je bijvoorbeeld kalk uit kalkwater halen met behulp van .
Daarnaast is er ook , gebaseerd op een verschil in massadichtheid.
Op die manier kun je olie van water scheiden. Indampen steunt dan weer op het verschil in
, waardoor je bijvoorbeeld zout uit zeewater haalt. Het water zelf
verdampt uiteraard. Wil je toch beide componenten behouden, dan maak je gebruik van de
©
scheidingstechniek . Op die manier kun je
Ten slotte weet je nu ook wat
is: het onttrekken van geur-,
en smaakstoffen met behulp van een techniek steunt dus op het verschil in
2
uit wijn halen.
waarin ze goed oplossen. Die
in verschillende oplosmiddelen.
Zo kun je bijvoorbeeld olie uit pindanoten halen, vetten uit chips of de lekkere geur uit bloemen.
Welke scheidingstechniek kun je gebruiken voor welk soort mengsel en hoe doen ze dat in de industrie?
Ontdek het via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
75
G
ANDERE SCHEIDINGSTECHNIEKEN
Uiteraard zijn er nog veel meer scheidingstechnieken. Zo is er adsorptie. Met die techniek kunnen bv. de blauwe inktmoleculen uit water gehaald
worden, doordat ze beter hechten aan de actieve kool (het adsorptiemiddel) dan watermoleculen. Bij die scheidingstechniek maken we gebruik van het verschil in hechting aan een oppervlak.
WEETJE Gasmaskers bestaan al sinds het einde van de negentiende eeuw. Ze sturen de ingeademde lucht eerst door een filter met actieve
IN
koolstof, die de giftige stoffen adsorbeert. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog gebruikten het Duitse leger en de geallieerden
mosterdgas, een giftig chloorgas dat door verontreinigingen in het
mengsel de kleur en geur van mosterd kreeg. Dat gas was ook bekend onder de naam yperiet (naar de stad Ieper). Gasmaskers redden toen de levens van duizenden soldaten.
N
moleculen
VA
actieve koolstof
Let op! Verwar de termen adsorptie en absorptie niet met elkaar. Absorptie is het opnemen van een stof in een andere stof. Zo kun je gemorst water
©
opkuisen met een spons. De spons kan heel wat water absorberen.
adsorptie
absorptie
Afb. 28
We vermelden ook nog chromatografie, waarbij we ons baseren op het
verschil in adsorptiesnelheid van componenten van een adsorptiemiddel enerzijds en anderzijds het verschil in oplosbaarheid in het oplosmiddel. Chromatografie wordt heel vaak toegepast in de industrie. De douane
en politie kan met de techniek drugs zoals cocaïne en heroïne opsporen.
Voedingsanalisten kunnen met die techniek dan weer de samenstelling van 76
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
voedingswaren analyseren.
3.2 Scheidingsschema’s
Je hebt nu kennisgemaakt met enkele belangrijke scheidingstechnieken.
In de industrie, maar ook in het dagelijkse leven, worden vaak meerdere
OPDRACHT 24
IN
scheidingstechnieken tegelijkertijd of na elkaar uitgevoerd.
Scheid het mengsel olie – water – krijt met behulp van een scheidingsschema. 1
Beantwoord de vragen. a
Welk soort mengsel ontstaat als je olie, water en krijt bij elkaar voegt en roert?
c
Wat gebeurt er met het water en de olie?
N
b Wat gebeurt er met het krijt?
d Welke scheidingstechniek zou je (op school) toepassen om de volgende mengsels te scheiden: •
krijt en water:
VA
•
olie en water:
Stel het scheidingsschema op.
©
2
OPDRACHT 25 ONDERZOEK We proberen eerst theoretisch een scheidingsschema op te stellen, waarna we het schema uittesten in een
labo. Je kunt kiezen uit deze scheidingstechnieken: zeven – filtreren – decanteren – indampen – destilleren. Voer het labo rond scheidingsschema's uit. Je vindt het op p 273.
THEMA 02
HOOFDSTUK 3
77
HOOFDSTUKSYNTHESE
Maak een mindmap over dit hoofdstuk. Om je op weg te helpen, noteerden we alvast het basisbegrip uit dit thema: scheidingstechniek.
IN
Probeer nu zelf een mindmap rond dat begrip te maken.
©
VA
N
Scheidingstechniek
` Maak oefening 14 op p. 93. 78
THEMA 02
SYNTHESE HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
Kunnen we zuivere stoffen nog verder onderverdelen? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L het verschil tussen materie, voorwerp en stof toelichten;
L aggregatietoestanden toelichten met behulp van het deeltjesmodel;
L het onderscheid maken tussen een zuivere stof (of kortweg stof) en een mengsel;
L mengsels onderverdelen in homogene en heterogene mengsels. Je leert nu:
stoffen.
N
L zuivere stoffen verder onderverdelen in enkelvoudige en samengestelde
Vorig jaar leerde je het onderscheid tussen een voorwerp en stof definiëren. Je
weet dus dat een voorwerp is opgebouwd uit stoffen. Bovendien is er een verschil tussen een zuivere stof en een mengsel. Mengsels hebben we ondertussen verder
©
VA
leren onderverdelen in homogene en heterogene mengsels. Vervolgens hebben we
geleerd hoe mengsels in zuivere stoffen kunnen gescheiden worden. Kunnen we ook de zuivere stoffen verder onderverdelen? STOF
?
?
MENGSEL
HOMOGEEN
HETEROGEEN
We zoeken het uit aan de hand van een experiment.
THEMA 02
HOOFDSTUK 4
79
OPDRACHT 26 DEMO
Ontleding van water (H2O) 1
2
Onderzoeksvraag Is water nog verder te ontleden in andere stoffen? Hypothese
3
Benodigdheden toestel van Hofmann + gelijkstroombron kraantjeswater
twee proefbuizen lucifers
houtspaander (of satéstokje) 4
Werkwijze
N
vloeistoftrechter
IN
Ik denk dat water wel / niet verder ontleed kan worden in andere stoffen, want ...
Waarnemingen
1
Je leerkracht vult het toestel van Hofmann met water
2
Er wordt gedurende enkele minuten een gelijkstroom
met behulp van de vloeistoftrechter.
VA
door de vloeistof gestuurd.
3
Aan beide polen wordt gas gevormd, maar hoe zit het
positieve pool Afb. 29 Opstelling proef van Hofmann
met de hoeveelheid gas?
4 5
Je leerkracht vangt het gevormde gas aan de positieve pool op in een proefbuis. Hij/zij brengt een gloeiende houtspaander in die proefbuis. Wat neem je waar?
©
6
7 9
Het gas ter hoogte van de positieve pool:
Je leerkracht vangt nu het gas aan de negatieve pool op in een proefbuis. Hij/zij brengt een brandende lucifer in die proefbuis.
10 Wat neem je waar?
Het gas ter hoogte van de negatieve pool:
80
THEMA 02
HOOFDSTUK 4
negatieve pool
5
Verwerking Het gas dat aan de positieve pool gevormd wordt, is zuurstofgas. Zuurstofgas bevordert de verbranding
en kan op die manier geïdentificeerd worden. Een smeulende houtspaander begint terug te branden als je er zuurstofgas aan toevoegt.
Het gas dat aan de negatieve pool gevormd wordt, is waterstofgas. In combinatie met zuurstofgas en een brandende lucifer geeft dat een luide knal. Vandaar dat waterstofgas ook wel knalgas genoemd wordt. Besluit
IN
6
Er wordt water gevormd.
Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.
Stoffen die nog verder ontleed kunnen worden, noemen we samengestelde stoffen. Water is dus een voorbeeld van een samengestelde stof.
N
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat waterstofgas en
zuurstofgas niet meer verder ontleed kunnen worden. Stoffen die niet meer verder ontleed kunnen worden, noemen we enkelvoudige stoffen. Een enkelvoudige stof bestaat uit één atoomsoort of element.
Een reactie waarbij een samengestelde stof wordt omgezet in meer
eenvoudige (al dan niet enkelvoudige) stoffen, heet een ontleding of analyse.
©
VA
In opdracht 26 heb je gebruikgemaakt van elektrische energie om water te splitsen in waterstofgas en zuurstofgas. Dat proces wordt elektrolyse genoemd (elektro: elektriciteit; lysis: stukmaken). Ook voor andere energiebronnen bestaan specifieke termen. • •
warmte: thermolyse (stukmaken met warmte) licht: fotolyse (stukmaken met licht)
Stoffen kunnen dus (naar analogie van homogene en heterogene mengsels) verder opgedeeld worden in enkelvoudige en samengestelde stoffen.
Om het verhaal volledig te maken: waterstofgas en zuurstofgas zijn niet meer te ontleden (omdat het enkelvoudige stoffen zijn), maar het is wel mogelijk om waterstofgas en zuurstofgas te combineren en zo opnieuw water te
bekomen. Daardoor heeft zich waterdamp in de proefbuis gevormd na de
knal bij het aansteken van het waterstofgas. Die chemische reactie waarbij
stoffen zich met elkaar verbinden tot een (complexere) samengestelde stof,
noemen we een synthese. Analyse en synthese zijn tegengestelde chemische
reacties. In thema 6 gaan we verder in op de analyse en synthese van stoffen.
THEMA 02
HOOFDSTUK 4
81
STOF
ENKELVOUDIG
•
• •
•
SAMENGESTELD
stoffen.
Stoffen die niet meer verder ontleed kunnen worden, noemen we enkelvoudige stoffen.
Een reactie waarbij een samengestelde stof wordt omgezet in meer
eenvoudige (al dan niet enkelvoudige) stoffen, heet een ontleding of analyse.
Een ontleding met behulp van elektrische energie, wordt een elektrolyse genoemd.
Een ontleding met warmte heeft de specifieke naam thermolyse, terwijl fotolyse een ontleding met behulp van licht is.
N VA
© THEMA 02
HOOFDSTUK 4
HETEROGEEN
Stoffen die nog verder ontleed kunnen worden, noemen we samengestelde
` Maak oefening 15, 16 en 17 op p. 93-95.
82
HOMOGEEN
IN
•
MENGSEL
THEMASYNTHESE
ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS Kernbegrippen
Notities
Kernvragen
HOOFDSTUK 1: Hoe onderscheiden we stoffen van elkaar?
- massadichtheid
elkaar kunt onderscheiden, noemt men stofeigenschappen. -
massadichtheid: geeft de verhouding weer tussen de massa van een stof en het volume dat die stof inneemt bij een bepaalde temperatuur.
IN
Soorten stofeigenschappen:
Eigenschappen, die specifiek zijn voor een stof en waarmee je stoffen van
Als gevolg van een verschil in massadichtheid zal één stof gaan bovendrijven.
kookpunt van een vloeistof: de temperatuur waarbij een vloeistof
- kookpunt
-
- smeltpunt
-
smeltpunt van een vaste stof: de temperatuur waarbij de stof overgaat
- geleidbaarheid
-
(elektrische) geleidbaarheid: de mogelijkheid van stoffen om, in
van de vaste fase naar de vloeibare fase
gesmolten of opgeloste toestand, de elektrische stroom te geleiden.
N -
thermische geleidbaarheid: de mogelijkheid van stoffen om warmte te transporteren
oplosbaarheid: je kijkt of de stof al dan niet oplost in water. Water dient dan als oplosmiddel en de stof die je oplost wordt de opgeloste stof
VA
- oplosbaarheid
overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase
genoemd. Samen vormen ze dan een oplossing.
HOOFDSTUK 2: Is het een zuivere stof of een mengsel?
(zuivere) stof
©
mengsel van zuivere stoffen
homogene mengsels
heterogene mengsels
-
Een zuivere stof wordt gekenmerkt door welbepaalde waarden voor een
-
Een mengsel van stoffen bevat meerdere stoffen. Als we naar kookpunt
-
-
hele reeks stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, massadichtheid …).
Die waarden zijn constant en karakteristiek (typisch voor de stof).
enz. kijken, zijn de waarden voor die grootheden afhankelijk van de samenstelling van het mengsel.
Homogene mengsels = mengsels waarin je de verschillende componenten met het blote oog niet meer van elkaar kunt onderscheiden (oplossingen).
Heterogene mengsels = mengsels waarin je ten minste een van de componenten kunt onderscheiden
THEMA 02
THEMASYNTHESE
83
THEMASYNTHESE
Op basis van de aggregatietoestand van de twee componenten krijgen sommige heterogene mengsels nog een specifieke naam:
- rook
vast in gasfase = rook
- nevel
vloeistof in gasfase = nevel
- schuim
gas in vloeistoffase = schuim
- suspensie
vast in vloeistoffase = suspensie
- emulsie
vloeistof in vloeistoffase = emulsie
aerosol
Vast of vloeistof in gasfase = aerosol (bv. rook, nevel)
op basis van: verschil in deeltjesgrootte
Zeven: scheiding op basis van deeltjesgrootte
zeven
De grotere korrels kunnen niet door de zeef, maar de kleinere
filtreren - filtratie
Filteren, filtratie: scheiding op basis van deeltjesgrootte
filtraat, residu
component(en) wel.
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + v, v + vl)
Vaste korrels zijn groter dan vloeistof- of gasdeeltjes. De vaste korrels
kunnen niet door de poriën van de filter, maar de vloeistof of het gas wel.
De vaste deeltjes die achterblijven, worden het residu genoemd. Wat door
N
-
IN
HOOFDSTUK 3: Hoe kunnen we een mengsel aan stoffen scheiden?
Scheidingstechnieken
de filter gaat, is het filtraat.
verschil in massadichtheid decanteren
Decanteren: scheiding op basis van verschil in massadichtheid Elke stof heeft zijn eigen massadichtheid, waardoor zich afzonderlijke
VA
-
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + g, v + g)
lagen zullen vormen (eventueel na verloop van tijd). Die lagen kunnen, min of meer, van elkaar gescheiden worden door het afgieten van de
bovenste laag. Decanteren kan ook met behulp van een scheitrechter.
centrifugeren - centrifugatie
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + vl)
Centrifugeren: scheiding op basis van verschil in massadichtheid Met behulp van machines (die het effect van de zwaartekracht versterken) zullen die lagen beter van elkaar gescheiden kunnen worden dan via
©
decanteren.
-
verschil in kookpunt indampen
destilleren - destillatie destillaat
Gebruikt voor: heterogene mengsels (v + vl, vl + vl)
Indampen: scheiding op basis van verschil in kookpunt Door het opwarmen van het mengsel en het verschil in kookpunt, verdampt de vloeistof en blijven enkel de vaste deeltjes (of de vloeistof met het hogere kookpunt) over.
Gebruikt voor: homogene mengsels (v + vl, vl + vl)
Destilleren: scheiding op basis van verschil in kookpunt Wanneer het mengsel aan de kook wordt gebracht, zal de component met
het laagste kookpunt eerst verdampen. De gassen die zo ontstaan worden door een liebigkoeler geleid, zodat ze terug condenseren. Zo verkrijg je
een destillaat. In tegenstelling tot indampen, worden beide componenten opgevangen. 84
THEMA 02
THEMASYNTHESE
Gebruikt voor: homogene mengsels (v + vl, vl + vl)
THEMASYNTHESE
extraheren - extractie
Extraheren scheiding op basis van verschil in oplosbaarheid
extract en extractiemiddel
Geur-, kleur- en/of smaakstoffen kunnen onttrokken worden aan een stof omdat ze beter oplossen in een ander oplosmiddel. Gebruikt voor: homogene mengsels (v + vl, vl + vl)
HOOFDSTUK 4: Kunnen we zuivere stoffen nog verder indelen?
thermolyse fotolyse
enkelvoudige stof samengestelde stof
omgezet in eenvoudigere stoffen -
met elektrische energie = elektrolyse met warmte = thermolyse
IN
elektrolyse
ontleding of analyse = chemische reactie waarbij een complexe stof wordt
met licht = fotolyse
Zuivere stoffen worden verder onderverdeeld in: -
enkelvoudige stoffen kunnen niet meer verder ontleed worden; samengestelde stoffen kunnen verder ontleed worden.
BEKIJK KENNISCLIP
N
analyse of ontleding
Mijn samenvatting
VA
©
THEMA 02
THEMASYNTHESE
85
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis Ik kan de volgende begrippen uitleggen: •
voorwerp
•
homogeen mengsel
• • • • • • • • • • • • • • •
•
• • •
heterogeen mengsel zuivere stof kookpunt
smeltpunt
massadichtheid
scheidingstechniek zeven
filtreren
decanteren
centrifugeren indampen
destilleren oplossing rook
nevel
schuim
suspensie emulsie aerosol
analyse
VA
•
stofeigenschap
IN
•
stof
N
•
• •
enkelvoudige stoffen
samengestelde stoffen
2 Onderzoeksvaardigheden •
Ik kan stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen.
•
Ik kan typische voorbeelden van homogene en heterogene mengsels herkennen
•
•
soorten deeltjes.
en benoemen als oplossing, emulsie of suspensie.
Ik kan specifieke soorten mengsels benoemen zoals rook, nevel, schuim, aerosol ... Ik kan voor een mengsel een geschikte scheidingstechniek voorstellen.
©
•
Ik kan zuivere stoffen onderscheiden van mengsels op basis van het aantal
•
•
•
Ik kan voor de geschikte scheidingstechniek verklaren op welke eigenschap de
scheiding gebaseerd is.
Ik kan een scheidingsschema voorstellen voor een mengsel.
Ik kan zuivere stoffen onderverdelen in enkelvoudige of samengestelde stoffen.
` Je kunt deze checklist ook op
86
THEMA 02
CHECKLIST
invullen bij je Portfolio.
CHECK IT OUT
Kun jij ook toveren? Je maakte tijdens de CHECK IN een mengsel van kiezelsteentjes, zout en water.
Je hebt in de CHECK IN weliswaar niet echt getoverd, maar wel gebruikgemaakt van chemische mengsels en scheidingstechnieken. Benoem de mengsels. Schrap wat niet past. • •
•
2
Het mengsel kiezelsteentjes-zout is een homogeen / heterogeen mengsel.
Het mengsel kiezelsteentjes-water is een homogeen/ heterogeen mengsel. Het mengsel zout-water is een homogeen/ heterogeen mengsel. We noemen dat ook een oplossing.
IN
1
Bovendien ben je nu ook in staat om dit mengsel te scheiden in zijn
afzonderlijke (zuivere) stoffen volgens het juiste scheidingsschema.
Vul het scheidingsschema verder aan. Misschien vind je meer dan een oplossing?
KIEZELSTENEN + ZOUT + WATER
Op basis van:
N
Scheidingstechniek:
VA
Op basis van:
Scheidingstechniek:
!
©
Er zijn homogene en heterogene mengsels.
We gebruiken verschillende scheidingstechnieken om de stoffen terug van elkaar te scheiden: zeven, filtreren, decanteren, centrifugeren, indampen en destilleren.
THEMA 02
CHECK IT OUT
87
AAN DE SLAG
1
In de tabel vind je in elk vak twee stoffen. Geef voor elk duo: een stofeigenschap die ze gemeenschappelijk hebben;
•
•
een stofeigenschap die verschillend is voor beide stoffen.
glas en diamant
goud en koper
- gemeenschappelijk:
- gemeenschappelijk:
- verschillend:
- verschillend:
bloemsuiker en kristalsuiker
water en ether
- gemeenschappelijk:
- verschillend:
2
IN
- gemeenschappelijk:
- verschillend:
Stel: je hebt een voorwerp dat gemaakt is van een voor jou onbekende stof. Je onderzoekt het voorwerp en stelt de volgende eigenschappen vast: Het voorwerp zinkt in water.
N
a
b Het voorwerp wordt niet aangetrokken door een magneet. c
Het voorwerp is 12 cm lang.
d De massa van het voorwerp is 150 g. e
Het voorwerp geleidt de stroom.
VA
Beantwoord nu de vragen. 1
Welke gegevens bieden geen nuttige informatie als je wilt weten uit welke stof het voorwerp is
2
Welke gegevens zijn stofeigenschappen?
3
Welke belangrijke stofeigenschap zouden we kunnen afleiden als we in plaats van de lengte van het voorwerp het volume hadden bepaald?
Gaat het hier om mengsels of zuivere stoffen? a
brons:
c
zandstorm:
e
gefilterd zeewater:
g
Zn + water:
©
3
vervaardigd?
b goud:
d zuurstofgas:
f gedestilleerd water:
88
THEMA 02
AAN DE SLAG
Bekijk de voorstellingen van stoffen of mengsels. Omcirkel het juiste antwoord.
1 a
2
3
4
IN
4
Welke voorstelling stelt een homogeen mengsel voor?
1-2-3-4
b Welke voorstelling stelt een heterogeen mengsel voor?
1-2-3-4
c
Welke voorstelling stelt een zuivere stof voor?
1-2-3-4
d Welke overgang stelt het oplossen van zout in water voor? 3 + 4 1
e
3+42
N
3 + 4 1
5
3+42
Welke overgang stelt het mengen van zand in water voor?
Koppel het juiste mengsel aan de juiste naam. Vul de tabel aan. B
VA
A
antibioticumoplossing: het antibioticumpoeder wordt gemengd met het water
©
C
een bronzen beeld: een mengsel van tin en koper
nevel
legering schuim
suspensie
zeepbellen: lucht gevangen in zeepoplossing D
de stoom die ontstaat in een sauna als je water over hete stenen giet
THEMA 02
AAN DE SLAG
89
Schrap in de tabel wat niet past en vul aan. Mengsel
homogeen
1
vast
heterogeen
graffitispray: vloeibare
verfdeeltjes in gas onder druk 2
heterogeen
gas
vast
vloeistof gas
homogeen
heterogeen
vast
vloeistof gas
VA
3
vloeistof
een goed glas wijn: de
combinatie van water en drankalcohol
7
Omcirkel de vreemde eend in de bijt en verklaar bondig. geldmunt – zilver – halsketting – oorring – bankbiljet
©
•
•
•
kwik – schroef – goud – koolstof – zink
volume – massa – vorm – kookpunt – grootte
90
THEMA 02
AAN DE SLAG
vast
vloeistof gas
vast
vloeistof gas
N
schuimkraag op een frisse pint bier
homogeen
Aggregatietoestand verdeelde stof
Aggregatietoestand overheersende stof
Homogeen of heterogeen?
Specifieke naam
IN
6
vast
vloeistof gas
•
•
•
•
zout – zink – zuurstofgas – brons – heliumgas
suikerwater – messing – mayonaise – vinaigrette – ethanol
CO2-gas in water – leidingwater – modder – wijn – gedestilleerd water
suikerwater – soep – sangria – champagne – vinaigrette
zoutwater – water en alcohol – brons – lucht – mayonaise
Op welke stofeigenschap steunen de volgende scheidingstechnieken?
VA
8
IN
•
geleidbaarheid – kookpunt – aggregatietoestand – massadichtheid – massa
N
•
a
destillatie:
b filtratie:
Noteer een gepaste scheidingstechniek om de bestanddelen van deze mengsels te isoleren. a
olie en azijn:
c
goud en zand:
b bezinksel in wijn:
d bier (alcohol en water):
©
9
THEMA 02
AAN DE SLAG
91
10
In het schema zie je verschillende soorten mengsels. Geef voor elk mengsel één voorbeeld.
Geef daarnaast ook weer met welke algemene scheidingsmethode de afzonderlijke componenten bekomen kunnen worden.
Vermeld in de laatste kolom aan de hand van welk kenmerk die scheiding gebeurt. Type mengsel
heterogeen
Scheidingsmethode
vast-vloeibaar homogeen
vloeibaar-vloeibaar
Met welke scheidingsmethodes kunnen homogene en heterogene mengsels gescheiden worden?
Plaats telkens een kruisje in de juiste kolom. Scheidingsmethode
Heterogeen
N
destillatie
Soort mengsel
Homogeen
filtratie
12
IN
homogeen
Steunt op verschil in …
vast-vloeibaar
11
Voorbeeld
Markeer de juiste scheidingstechniek.
Welke techniek gebruik je om de volgende mengsels te scheiden? Kies telkens voor de meest eenvoudige
VA
techniek.
Mengsel
Een mengsel van stof A (smeltpunt –10 °C; kookpunt 80 °C)
zeven – filtreren –
Een oplossing van kopersulfaat (smeltpunt: 200 °C; kookpunt: 650 °C)
zeven – filtreren –
en stof B (smeltpunt 420 °C; kookpunt 1 280 °C).
Stof B is goed oplosbaar in stof A. Je wilt stof B verder onderzoeken. in ethanol (smeltpunt: –117 °C ; kookpunt 78 °C). Beide vloeistoffen heb je nodig voor verder onderzoek.
Een mengsel van looddichloride (smeltpunt: 501 °C; kookpunt: 950 °C)
©
en water. Looddichloride lost niet op in water.
13
a
filtratie:
b destillatie:
THEMA 02
decanteren – centrifugeren – indampen – destilleren
decanteren – centrifugeren – indampen – destilleren zeven – filtreren –
decanteren – centrifugeren – indampen – destilleren
Met welke methodes zijn de volgende mengsels te scheiden in hun bestanddelen? azijn en water – jenever – kleideeltjes die zweven in water – zand en water
92
Scheidingstechniek (markeer)
AAN DE SLAG
14
Stel een logisch scheidingsschema op voor deze heterogene mengsels, zodat je de samenstellende
componenten overhoudt. Water moet je bekomen als een vloeistof! Vermeld bij elke techniek die je gebruikt het kenmerk (bv. deeltjesgrootte) dat gebruikt wordt om de bestanddelen te scheiden. een mengsel van water, zand, benzine en zout
IN
a
b een mengsel van water, een witte vaste stof en een groene vaste stof (geen van beide stoffen lost op
©
VA
N
in water en enkel de witte stof lost op in olie)
15
Duid aan: enkelvoudige stof of samengestelde stof. waterstofgas (H2) zuiver water
Bij de verbranding van suiker wordt koolstof, water en CO2 gevormd. Suiker is een …
Na een kampvuur blijft er van de houtblokken enkel nog as (koolstof) over. Koolstof is een …
enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof
THEMA 02
AAN DE SLAG
93
16
Plaats in de juiste kolom:
gedestilleerd water – kraantjeswater – koolstof – waterstofgas – zuurstofgas – wijn – zand in een glas water – zout in een glas water Enkelvoudige stof
Homogeen mengsel
Heterogeen mengsel
17
Samengestelde stof
Bij de elektrolyse van water, heb je ontdekt dat water een samengestelde stof is, terwijl waterstofgas en stoffen.
Symbolische voorstelling
Naam
H2O
zuurstofgas
O2 H2
VA a
H
H
O
O
H
H
enkelvoudige stof bestaat uit één soort / meerdere soorten deeltjes (schrap wat niet past).
CH4 of methaangas is het gas in de scheetjes
©
van koeien en mensen. Omdat dat gas zorgt
voor opwarming van de aarde, wordt er al eens inventief mee omgegaan. Zo vangen
Nederlandse boeren het gas van de koeien op om later de stallen mee te verwarmen.
Jaarlijks sterven honderd Belgen aan CO-vergiftiging THEMA 02
O
Het valt op dat een samengestelde stof bestaat uit één soort / meerdere soorten deeltjes, terwijl een
b Vul nu de tabel verder aan.
94
Visuele voorstelling
N
water
waterstofgas
IN
zuurstofgas enkelvoudige stoffen zijn. Hieronder zie je de symbolische en visuele voorstelling van deze
AAN DE SLAG
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
samengestelde stof enkelvoudige stof
Cl
samengestelde stof
Cl
Chloorgas of Cl2 is een geel gas dat tijdens de
enkelvoudige stof
Eerste Wereldoorlog werd ingezet als giftig wapen: het tastte de slijmvliezen aan, waardoor
verstikking optrad. Omdat het zwaarder is dan lucht, bleef het in de loopgraven hangen.
Zwavel (S8) herken je aan zijn specifieke geur. Je treft het vooral aan in
samengestelde stof
verjaardagsfeestje, vul je hem best met helium
enkelvoudige stof
Als je graag een ballon laat zweven op je (He).
.
samengestelde stof
©
VA
N
` Verder oefenen? Ga naar
enkelvoudige stof
IN
actieve vulkanische gebieden.
THEMA 02
AAN DE SLAG
95
Notities
VA
N
IN
©
96
THEMA 02
DE ELEMENTAIRE DEELTJES
THEMA 03
CHECK IN
98
VERKEN
99
elementen?
101
IN
` HOOFDSTUK 1: Welke namen en symbolen krijgen de 1.1 Globale afspraken 1.2 De namen en symbolen van de elementen
101 102
` HOOFDSTUK 2: Hoe evolueerde het atoommodel?
104
2.1 Van voorwerp tot atoom 2.2 Nog kleiner dan het atoom
N
` HOOFDSTUK 3: Welke elementaire deeltjes kennen we? 3.1 De elementaire deeltjes en hun lading 3.2 De massa van het atoom
` HOOFDSTUK 4: Atomen en hun isotopen: wat is de
VA
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>?
4.1 Isotopen 4.2 De gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>
` HOOFDSTUK 5: Hoe zitten elektronen verdeeld in
een atoom?
5.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling
©
A Schillen rond de nucleus B Elektronen op een schil
5.2 Elektronenconfiguratie 5.3 Lewisstructuren
104 105
113 113 115
117 117 119
123 123 123 124
130 131
THEMASYNTHESE
135
CHECKLIST
137
PORTFOLIO CHECK IT OUT
138
AAN DE SLAG
139
OEFEN OP DIDDIT 97
CHECK IN
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet! De wetenschap is continu op zoek naar een ruimer beeld van het heelal. Sinds 2018 wordt ‘de planetenjager’ TESS (Transiting Exoplanet Survey Satellite) gebruikt om op zoek te gaan naar leven en bewoonbare planeten buiten ons zonnestelsel. Het is de
krachtigste telescoop tot nog toe. In januari 2020 werd voor het
eerst een bewoonbare planeet ontdekt buiten ons zonnestelsel. 100 lichtjaar van onze aarde verwijderd.
IN
De planeet kreeg voorlopig de naam ‘TOI700d’ en is meer dan
Met preciezere apparatuur slagen wetenschappers er ook in om steeds kleinere deeltjes te bekijken. In de lessen natuurwetenschappen heb je vast al gehoord of gebruikgemaakt van een microscoop.
N
Raad wat je hier uitvergroot ziet!
Afb. 31
Afb. 32
VA
Afb. 30
Atomen zijn voor de mens niet zichtbaar met het blote oog, maar ondertussen zijn we in staat steeds kleinere deeltjes te bekijken. Organismen, onderdelen van planten … die je normaal niet kunt zien met het blote oog, worden plots zichtbaar.
In 1931 werd de eerste elektronenmicroscoop gebouwd. We zijn daardoor nu in staat om kleine cellulaire onderdelen tot een paar miljoen keer of meer
©
groter te zien.
Afb. 33 De elektronenmicroscoop bij de Vrije Universiteit Brussel
? ` Hoever hebben we stoffen al kunnen ontleden? ` Zijn we al beland bij het kleinste deeltje? We zoeken het uit!
98
THEMA 03
CHECK IN
VERKEN
Zuivere stof of mengsel? OPDRACHT 1
Bekijk enkele voorstellingen van zuivere stoffen en mengsels in de tabel. Kruis bij elke voorstelling aan of het gaat om een zuivere stof of om een mengsel.
mengsel 2
zuivere stof
mengsel
zuivere stof
IN
1
mengsel
zuivere stof
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een zuivere stof en een mengsel.
OPDRACHT 2
zuivere stof
N
mengsel
Maak bij zuivere stoffen het onderscheid tussen enkelvoudige en samengestelde stoffen. Kruis bij elke voorstelling aan of het gaat om een enkelvoudige of een samengestelde stof.
VA
1
enkelvoudige stof
2
samengestelde stof
enkelvoudige stof
samengestelde stof
enkelvoudige stof
samengestelde stof
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een enkelvoudige stof en een samengestelde stof.
©
3
Een deeltje water bestaat uit waterstof en zuurstof. Teken zelf een voorstelling van de stof water.
THEMA 03
VERKEN
99
Teken twee voorstellingen die je buurman of buurvrouw maakte.
5
Wat stel je vast op basis van de antwoorden bij vraag 3 en 4?
IN
4
6
Staan er in de onderstaande figuur deeltjes waarvan jij misschien al gehoord hebt en waarvan je denkt dat ze in
N
een atoom aanwezig zijn? Schrap de deeltjes waarvan je denkt dat ze niet in een atoom voorkomen.
chips
VA
molecule virus
quarks ozon neutrino
proton elektron zout
©
aerosol hemoglobine neten
hadronen neutron
stuifmeel
Je hebt nu eigenlijk al kleinere deeltjes getekend dan dat je met de microscoop kunt waarnemen. Vanuit je
algemene kennis heb je een molecule water getekend, zuurstofatomen en waterstofatomen. Gaandeweg zullen we de betekenis van al die deeltjes verduidelijken en op zoek gaan naar nog kleinere deeltjes.
100
THEMA 03
VERKEN
HOOFDSTUK 1
Welke namen en symbolen krijgen de elementen? LEERDOELEN
IN
Je kunt al: L toelichten dat mengsels gescheiden kunnen worden in zuivere stoffen;
Tenzij je hebt samengewerkt met je buurman
L zuivere stoffen indelen in enkelvoudige en
of buurvrouw, zijn er verschillen in jullie
samengestelde stoffen;
voorstellingen van de stof water bij opdracht 2. Dat maakt het natuurlijk een beetje moeilijk:
L toelichten dat een enkelvoudige stof bestaat uit
hoe kan iemand anders jouw voorstellingen
één atoomsoort of element.
Je leert nu:
probleemloos interpreteren? Daar moeten we dus afspraken over maken. Wetenschappers over de hele wereld moeten namelijk met
L de namen en de symbolen van veelvoorkomende
elkaar communiceren op een eenduidige,
N
elementen.
ondubbelzinnige manier.
1.1 Globale afspraken
IVa
Va
VIa
13
14
15
16
VIIa 0/VIIIa
VA
IIIa
OPDRACHT 3
Vergelijk de webpagina’s.
2
He
Bekijk deze webpagina’s voor ‘koolstof’ in het Nederlands, Italiaans en Fins. helium
Koolstof/ Carbonium
5
2,0
6
2,5 7
3,0
C
N
O
koolstof
stikstof
zuurstof
© 12
1,6
31
gallium
1,6
49
2,1 14 1,8 15 16 Algemeen Naam: koolstof / carbonium Symbool: C Atoomnummer: 6 silicium koolstofgroep fosfor zwavel Groep: 28,09 30,972 32,07 Periode: periode Blok: 32 p-blok 1,8 2,0 33 34 Reeks: niet-metaal Kleur: kleurloos of zwart
P
As
Se
germanium
arseen
seleen
1,7
50
1,8
74,92
51
2,5
52
4,0
Ne Ar
chloor
argon
39,95
35,45 2,4
10
Nome: carbonio Symbolo: C Carbonio Numero: 6 fluor neon Serie: non metalli 20,18 19,00 Durezza: 0,5 (grafite), 10 (diamante) 17 p 3,0 18 Blocco: Serie: non metalli Colore: /
Cl-
35
2,8
36
Br
Kr
broom
krypton
diamante
grafite
Afb. 35 Pagina in het Italiaans
78,96
1,9
9 Generale
F
S
Ge 72,64
3,5
16,00
Afb. 34 Pagina in het Nederlands
69,72 1,7
14,01
Si
aluminium
nk
dmium
1,5
26,98
Ga
Cd
12,01
Al-
Zn
,38
8
boor
13
IIb
4,00 Carbonio
B
10,81
18
Periodiek systeem van
1
17
83,80
79,90 2,1
53
2,5
54
In
Sn
Sb
Te
I
Xe
indium
tin
antimoon
telluur
jood
xenon
Hiili
timantti
grafiitti
Yleinen Nimi: hiili Tunnus: C Järjestysluku: 6 Luokka: epämetalli Lohko: p Jakso: 2 Ryhmä: 14 Kovuus: 0,5 (grafiitti), 10,0 (timantti) Väri: musta (grafiitti), väritön (timantti)
Afb. 36 Pagina in het Fins
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
101
2
0 18
Wat valt je op als je de drie pagina’s vergelijkt?
EMENTEN
IIIa IVa Va VIa VIIa 2 0 13 Het symbool 14voor een element 15 is in de16 17 hele wereld identiek. Het 18 uniforme
aarde
He
MENTEN
gebruik van dezelfde symbolen voor eenzelfde element maakt uitwisseling van informatie makkelijker.
IIIa 2,0 IVa 6 2,5 7Va 13 14 15
rde
C
B
3,0
N
1.2 De namen en symbolen van de elementen 5 13
28
1,9
Ni VIlIb nikkel 1058,69
46
Ib 11 29
1,9
Cu Ib koper 11 63,55
1,92,2 2947
IIb 12
Zn IIb zink 12 65,38
1,91,9 3048
12,01
2,01,5 6 14
BAl-
boor aluminium
CSi
koolstof silicium
fluor
16,00
19,00
3,02,1 8 16
NP
3,52,5 9 17
OS
gallium aluminium
germanium silicium
Spaans 72,64 28,09
69,72 26,98
1,61,7 3149
Latijn
1,61,7 3250
Afb. 37a
neon helium
4,03,0 1018
Ar FCl- Ne
stikstof fosfor
zuurstof zwavel
fluor chloor
neon argon
30,97 14,01
32,07 16,00
35,45 19,00
39,95 20,18
AlGa SiGe PAs Duits
4,00 20,18
zuurstof
carbon
Engels
He Ne
stikstof
1,51,6Nederlands 1432 1,81,8 koolstof 1533 2,12,0 1634 Frans
2 10
F
14,01
2,51,8 7 15
12,01 28,09
26,98 10,81
1,6 1331
30
koolstof
O
35 3,02,8 18chloor 36 2,52,4 17 Nederlands
N
VIlIb 10
boor
10,81
4,00
VIa 8 3,5 VIIa 9 4,0 16 17
IN
5
helium
carbon
kohlenstoff
arseen fosfor
carbono 74,92 30,97 carbonium
1,81,8 3351
SSe ClBr ArKr -
seleen zwavel
78,96 32,07
2,01,9 3452
Frans
chlore
Engels
chlorine
Duits
chlor
broom chloor
krypton argon
Spaans 79,90 35,45 Latijn
2,42,1 3553
Afb. 37b
cloro 83,80 39,95 chlorum
2,82,5 3654
VA
Ag Zn Cd GaIn Ge Sn As Sb Se Te BrI NiPd Cu palladium nikkel
zilver koper
106,4 58,69
107,9 63,55
78
2,22,2 4779
cadmium zink
112,4 65,38
1,92,2 4880
indium dat germanium tin element antimoon telluurheeft een jood en een xenon gallium arseen seleen broom krypton type. Elk (of elke atoomsoort) naam symbool.
114,8 Die symbolen 118,7 zijn in 74,92 121,8 127,6 126,9 131,3 69,72 72,64 78,96 83,80 alle talen hetzelfde. De naam 79,90 van het element verschilt 1,8 83 1,9 84 2,0 85 2,2 86 1,71,9 4981 1,71,8volgens 5082 de1,8 51 1,9 52 2,1 53 2,5 54 taal, maar is meestal afgeleid van de oorspronkelijke Latijnse benaming.
Pt Ag Au Cd Hg InTl- Sn Pb SbBi Pd goud zilver
195,1 106,4
197,0 107,9
kwik cadmium
200,6 112,4
thallium indium
110 2,2
79 111 2,2
80 112 1,9
©
platina alladium
Rg Hg Cn PtDs Au
darmstadtium platina
röntgenium goud
copernicium kwik
281 195,1
272 197,0
285 200,6
063
11164
Xe Kr
Een element is een type of een atoomsoort. Een atoom is een deeltje van
204,4 • 114,8
81113 1,8
•
tinlood
bismut antimoon
polonium telluur
Rn IAt Xe
astaat jood
sommige elementen één hoofdletter als symbool hebben;
207,2 118,7
209,0 121,8
82114 1,8
83115 1,9
209 127,6
210 126,9
sommige elementen twee letters als symbool hebben.
TlNh PbFl-
84116 2,0
85117 2,2
radon xenon
222 131,3 86118
Mc Po Lv AtTs Rn Og Bi
In het tweede geval, hier op afbeelding 8b, bestaat het symbool uit een
nihonium thallium
287 204,4
1,2 11366
112 65
Po Te
Bekijk afbeelding 37a en 37b in de tabel. Je ziet dat:
hoofdletter gevolgd door een kleine letter. flerovium lood
•
289 207,2
moscovium bismut
288 209,0
livermorium polonium
209289
tennessine astaat
210289
ganesson radon
222289
Een element is synoniem voor een atoomsoort. Het is de verzamelnaam
11568die dezelfde 117 118 voor atomen chemische (1,2) 114 67 alle 1,2 1,2 116 69 1,2eigenschappen 70 1,1hebben. 71
1,2
Mc DsEu Rg Yb OgLu Gd CnTb Nh Dy FlHo Er Lv Tm Ts
mstadtium europium
281 151,9
95
röntgenium gadolinium
272 157,3
1,3 6496
copernicium terbium
285 158,9
65 97
1,2
•
nihonium dysprosium
287 162,5
66 98 (1,2)
Een atoom is het kleinste deeltje van een element dat nog steeds alle eigenschappen van het element heeft. flerovium holmium
289 164,9
67 99
1,2
Am Gd Cm Tb Bk Dy Cf Ho Es Eu
americium uropium 102
243 151,9
curium03 gadolinium THEMA
247 157,3
berkelium 1 dysprosium californium terbium HOOFDSTUK
247 158,9
251 162,5
einsteinium holmium
252 164,9
moscovium erbium
livermorium thulium
68 100 1,2
69 101 1,2
288 167,3
289 168,9
tennessine ytterbium
289 173,0
70 102
1,1
ganesson lutetium
289 175,0
71 103
1,2
Fm Tm Md Yb No LuLr Er
fermium erbium
257 167,3
mendelevium thulium
258 168,9
nobelium ytterbium
173,0 259
lawrencium lutetium
175,0 262
WEETJE Sommige elementen zijn genoemd naar een land (polonium, francium), een stad (dubnium: Dubna in Rusland; strontium: Strontian in Schotland), een wetenschapper (einsteinium: Albert Einstein; curium: Marie Curie), Romeinse goden
(neptunium, plutonium) of een eigenschap (broom: Gr. bromos = stank; chloor: Gr. chloros = groen).
NAAMGEVING ELEMENTEN
Meer weten? Bekijk het overzicht via de QR-code.
De onderstaande tabel bevat de voor ons belangrijkste elementen en hun
IN
symbolen. Voor een goed begrip van de rest van de leerstof chemie is het
belangrijk dat je de namen en symbolische voorstelling van deze elementen onthoudt en kunt toepassen. Symbool H
He
Li
Be
waterstof
helium
lithium
beryllium
boor
Symbool
Si
P
S
Cl
Ar
Naam
silicium
fosfor
zwavel
chloor
argon
N
B
Naam
C
N
O
F
stikstof
zuurstof
fluor
neon
VA
Ne
koolstof
Na
Mg
Al
natrium
magnesium
aluminium
K
Ca
Fe
Cu
Zn
Br
Ag
Au
` Maak oefening 1 op p. 139.
kalium
calcium
ijzer
koper
zink
broom
zilver
goud
Symbool
Hg
Pb
Co
I
Ni
Pt
Cd
U
Sn
Cr
Mn
As
Ba
Naam
kwik
lood
cobalt
jood
nikkel
platina
cadmium
uraan
tin
chroom
mangaan
arseen
barium
Met elk nieuw element dat ontdekt werd, begonnen wetenschappers te
©
beseffen dat er verbanden waren tussen de elementen. Zo kwam het idee om ze allemaal in een tabel te plaatsen (de tabel van Mendelejev). Welke verbanden dat precies zijn, kom je te weten in thema 4.
OPDRACHT 4
Oefen je kennis van de symbolen. Oefen met behulp van flashcards de namen van de elementen en hun symbolen. OEFEN MET FLASHCARDS
TIP Je kunt ook ezelsbruggetjes maken om de elementen te onthouden, bv. ‘Au’ hoor je in ‘goud’. Verzin er zelf nog een paar!
THEMA 03
HOOFDSTUK 1
103
HOOFDSTUK 2
Hoe evolueerde het atoommodel? LEERDOELEN Je kunt al: L begrijpen dat wetenschappelijke kennis het resultaat is van voortdurend onderzoek.
IN
Je leert nu:
L de historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr begrijpen en de evolutie chronologisch weergeven;
L de bouw van een atoom (volgens het
gecombineerde atoommodel van BohrRutherford) toelichten;
deeltjes ontleden. De kennis die we vandaag
hebben, is te danken aan eeuwen van voortbouwend onderzoek en wetenschappelijke proeven. Een
ontdekking is vaak het werk van één wetenschapper of één team, maar een wetenschappelijke theorie is het resultaat van vele bijdragen.
N
L het atoommodel met een tekening weergeven.
Net als wij willen wetenschappers steeds kleinere
2.1 Van voorwerp tot atoom
Elk mengsel bestaat uit een of meerdere soorten stoffen. In het voorbeeld van spuitwater (afbeelding 38) zien we dat stoffen – of materie – bestaan
VA
uit nog kleinere verbindingen. En ook die verbindingen kunnen nog verder opgedeeld worden tot we uiteindelijk bij atomen uitkomen.
CO2
C
CO2 O
©
spuitwater
mengsel
zuivere stof
H H2O O verbindingen
atomen
Afb. 38 Spuitwater
We maken een onderscheid tussen een voorwerp, materie, stof, verbinding en elementen.
Een voorwerp is opgebouwd uit een bepaalde materie. Materie is opgebouwd uit stoffen.
Stoffen zijn verbindingen van deeltjes of atomen.
Atoomsoorten of elementen zijn de verschillende atomen waaruit een verbinding bestaat. 104
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
2.2 Nog kleiner dan het atoom
OPDRACHT 5
IN
Bekijk de afbeeldingen en vul de tabel aan.
Afb. 39
Begrip
Afb. 40
Afbeelding 39
voorwerp
materie
stoffen
C12H22O11
N
verbindingen van onder meer …
Afbeelding 40
atoomsoorten of elementen
Er bestaan dus verschillende soorten elementen. Van een handvol daarvan
VA
ken je intussen het symbool en de naam. Elke verbinding is opgebouwd uit
OPDRACHT 6
bouwstenen: de atomen. Maar hoe is zo’n atoom zelf opgebouwd?
©
Teken hoe jij denkt dat een atoom eruitziet en beschrijf aan je buur.
Onze wetenschappelijke kennis is er in de loop der tijd sterk op
vooruitgegaan. Nieuwe technologieën zorgden ervoor dat onze inzichten in de bouw van het atoom veranderden doorheen de eeuwen. Bijgevolg moesten de modellen die we gebruiken om een atoom voor te stellen,
aangepast worden. Er is ondertussen al een hele weg afgelegd, waarbij
wetenschappers steeds verder bouwden op de kennis van hun voorgangers.
Bekijk de chemische tijdlijn waarbij de belangrijkste mijlpalen in de evolutie van het atoommodel worden aangestipt. Maar denk eraan: met nieuwe
technieken komen nieuwe inzichten. Deze tijdlijn kan dus in de toekomst (of in komende schooljaren) nog verder aangevuld worden. Scan de QR-code voor een meer uitgebreide versie van de tijdlijn.
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
105
1869 410 V.C.
Ia 1 1
De Griekse filosofen
IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
3
1,0
4
Li
2
Democritus en
1,5
12
natrium
24,31
0,8
20
21
1,3
22
Vb 5
1,5
23
VIb 6
1,6
24
25
1,5
26
1,8
27
VIlIb 10
1,9
28
1,9
Ib 11 29
1,9
IIb 12 30
1,6
14
1,8
3,0
N
stikstof
32
16
1,8
2,0
2,4
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
Ge
As
Se seleen
broom
Br
Kr
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
74,92
78,96
79,90
83,80
38
0,8
39
1,2
57
cesium
88
89
223
1,1
Ac
radium
261
59
actiniden
Th
7
91
1,5
Pa
iridium
62
U
1,3
Np
1,3
kwik
tin
1,8
thallium
287 1,2
66
Bk
67
2,1
164,9 99
2,0
167,3
69
70
168,9
Md
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
Ia 1
Ia 1
11
1
3
1,0
24,31
4
Li
2
Be
lithium
De Belg
12
magnesium
22,99
21
1,3
Sc
scandium
44,96 39
1,2
Y
1,5
Ti
titaan
23
V
vanadium
47,87
40
1,4
1,6
50,94
41
Zr
1,6
Nb
zirkonium
niobium
91,22
92,91
IVb 4
Vb 5
88,91
57
1,1
La
lanthaan
138,9
89
1,1
Ac
1,3
73
Hf
1,5
Ta
hafnium
tantaal
178,5
104
Rf
rutherfordium
noemt 1,6
Cr
227
261
Db
24,31
0,8
20
1,0
21
1,3
22
1,5
23
1,6
24
Ce
6
cerium
7
1,3
Th
26
1,8
titaan
vanadium
chroom
mangaan
ijzer
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
Mo
38
0,8
1,0
strontium
85,47
87,62
54,94
56
0,7
39
1,2
0,9
88,91
57
barium
lanthaan
132,9
137,3 ijzer
138,9
0,7
88
0,9
55,85
89
1,4
Zr
zirkonium
91,22
72
1,1
41
1,6
42
Nb
1,9 niobium28
Hf Co
1,1
La
cesium
87
40
Y
1,8 yttrium27
1,3
92,91
73
tantaal
180,9
104
58,93
Tc
technetium
98
1,7
75
W
francium
radium
actinium
rutherfordium
223
226,0
227
261
Ru {
Rh6
lanthaniden
ruthenium groepen
rhodium
101,1 actiniden
102,9
Sg
106
58,69
dubnium
bohrium
Pr
praseodymium
60
1,5
Pa
1,2
Nd
neodymium
140,9
2,2
Ru
ruthenium
101,1
76
renium
186,2
107
VIlIb 10
1,9
28
Co
2,2
46
2,2
102,9
77
iridium
192,2
108
63,55
106,4
78
47
Pr Pd
59
Ce
144,2 92
1,4
2,2
65,38
277
268
U
Pm Sm 1,3
Np
darmstadtium
268
1,9
1,6
48
1,7
26,98
107,9
79
Cd
cadmium
Nd
62
promethium
samarium
(145) zilver
144,2
1,4
93
1,3
107,9
1,2
europium
151,9 cadmium
150,4
94
63
1,3
95
1,3
112,4
31
thorium
protactinium
uraan
232,0
Pt
231,0
238,0
samarium
1,3
Pu
plutonium
237
244
Au
platina
112,4
80
goud
111
1,9
1,7
Ds
darmstadtium
285
1,2
terbium
158,9 indium
157,3
1,8
Sn tin
Rg
281
97
114,8
64
Eu
europium
1,3
curium
243
247
Gd
Cn
copernicium
118,7
82
1,8
114
72,64
Fl-
flerovium
287
66
289
67
Dy
dysprosium
1,2
Tb
terbium
6,94
9,01
0,9
1,0 12
3 Na
californium
247
251
einsteinium
Nh
(1,2)
Dy
dysprosium
Bk
Li
natrium
0,8
4
24,31
20
1,0
6,94
kalium
0,8
9,01
40,08
44,96
39 0,9 1,0 12
Sr
strontium
87,62
56
0,9
57
35
127,6
84
53
2,0
116
74,92
Mc
32,07
126,9
Tm Sb
69
Er
erbium
167,3
1,2
radon
78,96
289
70
121,8
Og
ganesson
289
71
Yb
ytterbium
mendelevium
nobelium
258
259
257
Bi
lood
bismut
207,2
Fl-
Mc
moscovium
Ho
holmium
164,9
Er
erbium
167,3 100
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
Es
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
69
Tm thulium
168,9 101
47
1,9
1,7
Ag zilver
cadmium
indium
106,4
107,9
112,4
114,8
72
1,3
137,3
138,9
Ac
178,5
1,1
1,0
104
Ca
Rf
IIIb
73
Hf
1,5
74
1,7
75
Ta3 W
tantaal
180,9
105 21
183,9
1,3
106
Db
Sg
Sc
IVb 1,9
76
2,2
renium
190,2
1,5
108
Bh
Ti
Hs
2,2
78
2,2
iridium
2,2
195,1
1,9
111 24
Ds
200,6
1,6
112
Rg
Cn
Ts
tennessine
Og
ganesson
70
289 1,1
71
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0
175,0 103
No
Lr
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
257
258
259
262
19,00
20,18
2,1
silicium
32
1,8
16
2,5
P fosfor
34
2,4
Cr
72,64
50
1,8
Sn
1,9
2,1
83,80
2,5
jood
127,6
126,9
xenon
VIIb VIlIb VIlIb Tl 7 Pb Bi 8 Po At9 Rn 1,8
82
1,8
83
1,9
84
2,0
85
131,3
2,2
lood
204,4
bismut
207,2
113 25
1,5
114
Nh
209,0
209
26
116
Mc
Fe
astaat
radon
210
1,8
115
Fl-
Mn
polonium
222
27
117
Lv
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
{ 5 Rb
0,8
1850
38
actiniden
1,1
1,0
Sr
59
1,1
scandium Ce Pr 44,96
1,2
61
62
1,2
63
64
titaan vanadium Nd47,87 Pm Sm Eu 50,94
65
1,2
chroom Gd Tb 52,00
1860
66
(1,2)
67
1,2
mangaan Dy Ho 54,94
68
1,2
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
1,3
92 1,2 1,5 40
91
Th
Pa
1,4
94 1,4 1,3 41
93
U
Np
1,3
96 1,6 1,3 42
95
1,8
1,9
99
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
237
244
243
247
247
251
252
257
Tc
Es
1,2
Fm
70
1,1
1870 168,9
173,0
2,2
Md
289
71
102 45
No
175,0
2,2
103
Lr
Rh
mendelevium
nobelium
lawrencium
258
259
262
rubidium
strontium
yttrium
zirkonium
niobium
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
85,47
87,62
88,91
91,22
92,91
95,94
98
101,1
102,9
55
0,7
56
6 Cs
cesium
0,7
7 Fr 223
57
lanthaan
137,3 88
0,9
1,1
La
barium
132,9 87
0,9
Ba
138,9 89
Ra
1,1
Ac
72
1,3
73
Hf
hafnium
Rf
1,7
75
W
Db
76
2,2
Sg
Bh
Hs
actinium
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
226,0
227
261
262
266
264
277
{
lanthaniden
59
Ce
6
Pr
cerium
praseodymium
140,1
actiniden
90
7
1,1
91
Th
1,5
Pa
1,2
Nd
neodymium
140,9
1,3
1,4
U
268
61
62
1,2
Pm Sm
promethium
144,2 92
Mt
meitnerium
samarium
(145) 93
1,3
Np
150,4 94
1,3
Pu
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
232,0
231,0
238,0
237
244
1886 In navolging van de Engelsman
Crookes gebruikt de Duitser Eugen
Goldstein fluorescerende lampen om negatief geladen en positief geladen deeltjes te onderscheiden. Met de Crookes-buis bewijst hij dat de
positief geladen deeltjes vastzitten in een kern, terwijl de negatief geladen deeltjes vrij kunnen bewegen.
60
192,2 109
radium
1,1
iridium
190,2 108
2,2
Ir
osmium
186,2 107
77
Os
renium
183,9 106
1,9
Re
wolfraam
180,9 105
58
groepen
74
tantaal
178,5 104
1,5
Ta
1,
58,93lutetium
ytterbium
Ru
ganesson
Ybkobalt Lu
thulium
101
neptunium
238,0
Mo
Cf
100 44
uraan
231,0
Nb
Bk
98 43
protactinium
232,0
Zr
Pu
97
thorium
Y
69
ijzer Er55,85 Tm
neodymium
90 39
7
60
praseodymium
Og
Co
dubnium
cerium
1,9
118
Ts
261 58
86
-
thallium
rutherfordium
6
54
Xe
telluur
121,8
227
40,08
krypton
I
antimoon
actinium
calcium
Kr
79,90 53
Te
tin
118,7
226,0
lanthaniden
36
broom
78,96
52
Sb
argon
39,95
2,8
Br
seleen
74,92
51
Ar
35,45 35
Se
arseen
18
chloor
32,07
2,0
As
neon
3,0
Cl-
zwavel
30,97 33
Ge
17
S
radium
xenon
222
81
kwik
197,0
1,6
V
80
goud
110
Mt
16,00
In
Au6 Hg
platina
192,2
109 23
Cd
VIb
79
Ir 5 Pt
osmium
186,2
107 22
Vb
77
Re4 Os
wolfraam
14,01
germanium
1,7
Pd
86
radon
49
palladium
102,9
1,1
12,01
69,72
65,38
48
rhodium
101,1
24,31 hafnium
Ne
15
O
10
F
28,09
ruthenium
4,0
fluor
26,98
1,6
9
zuurstof
1,8
N
3,5
stikstof
Si 24,31
gallium
98
La
2
koolstof
14
Ga
technetium
Xe Rn
aluminium
31
zink
83,80
118
102
Crookesbuis Fm Md
63,55
2,2
1,6
Zn
8
relatieve atoommassa (Ar)
krypton
289 1,2
58,69
46
Rh
30
54
210
289 1,2
koper
argon
astaat
117
Lv
2,2
1,9
Cu
95,94
Mg
VIIa
He
3,0
magnesium
molybdeen
lanthaan
VIa
elektronegatieve 16 17 4,00
1,27
2,5
C
1,5
Al-
92,91
131,3
2,2
209
livermorium
58,93
45
Ru
29
nikkel
39,95
At
polonium
288 68
85
262
116
289 1,2
2,0
2,2
1,9
Ni
36
126,9
Po
209,0 115
flerovium
lawrencium
55,85
44
28
kobalt
van waterstof. 2,5
jood
127,6
1,9
Tc
1,9
Co
Bratoommassa Kr
lutetium
103
54,94
43
27
ijzer
dan de 2,8
175,0 telluur
173,0
102
1,8
Mo
1,8
Fe
Cl-groter Ar is I
1,2
52,00
42
26
18
79,90
53
Lu Te
1,1
Fm Md 1,9No84 Lr 1,8 83 fermium
2,1
3,0
broom
118
Ts
1,6
Nb
1,5
Mn
mangaan
IIb 12
niobium
neon
35,45
35
222 seleen
117
thulium
101
131,3
2,4
86
210
168,9 antimoon
100
xenon
Rn Se
2,2
astaat
289
1,2
Xe
50,94
41
Zr
25
Ib 11
20,18
chloor
54
At
Lv
288
68
252
67
krypton
1,6
Cr
chroom
13
naam
VIlIb 10
91,22
kalium
groepen
47,87
1,2 1,4
40
24
VIlIb VIlIb 8 9
zirkonium
Ra
39,10
37
1,2
Y
1,6
V
vanadium
VIIb 7
10,81
twaalfmaal
17
Kr
2,5
85
polonium
fluor
83,80 zwavel
I
10
19,00
S
36
2,0 jood 34
209 arseen
115
2,8
79,90
4,00
F vanNe koolstof
20,18 zuurstof 18
helium
K
23
VIb 6
6
Mg
boor
88,91
89 0,8 0,9 20
223
B
symbool
yttrium
88
francium
1,5
Ti
titaan
magnesium
barium
7 Fr
22
scandium
38
85,47
0,7
1,3
Sc
Vb 5
beryllium
calcium
rubidium
0,7
Be
21
Klithium Ca
4
IVb 4
Va 15
helium
2,0 12
5
relatieve atoommassa (Ar)
1,5
IIIb 3
IVa 14
1,2
Mg
magnesium
24,31
magnesium
22,99
19
1,2
francium
ontdekt
atoommassa
4,0
neon
3,0
Br
2,1
Te
telluur
9
Ne O
fluor
broom
Po As
1,9
Bi
99
Cf
2,4
30,97
209,0
Pb
162,5 98
PSe
52
bismut
114
nihonium
Stas,
4
12
naam
Mg
39,10
1840
datHe de
10
19,00
17
seleen
121,8
83
protactinium
HOOFDSTUK 2
helium
F
2,5
78,96 fosfor
1,9
tin
118,7
berkelium
34
Sb
164,9
99
204,4
158,9 97
51
holmium
162,5
98
thallium
66
2,0
74,92
thorium
THEMA 03
He 3,5
4,0
zuurstof
16
2
1,8moscovium51 livermorium 1,9tennessine52
Ho Sn
(1,2)
287 1,2
33
lood
Nh
Tl-
285
157,3 96
9
16,00 stikstof
2,1
207,2 germanium
113
113
65
gadolinium
151,9 95
americium
200,6
272
63
stikstof
14,01
15
1,8antimoon33
Pb Ge
1,8
Tl-
1,7nihonium50
Tb In
Gd
gadolinium
96
112
röntgenium
beryllium
55
VIIaProut, 2 17
4,00
3,5
arseen
28,09
114,8
81
204,4
65
50
In
thallium
69,72
kwik
197,0 111
lithium
elektronegatieve waarde
symbool
1,5
3 Na
0 Jean-Servais 18
VIa 0 16 18
VIIa 17 3,0 8
NO
8
As
72,64 silicium
kwik
272
1,8
germanium
69,72
49
copernicium
64
32
gallium
200,6 gallium 112
röntgenium
Hg
goud
195,1
150,4
94
neptunium
3,0
N
1,8
Ge Si
1,6
Ga
1,6 indium 32
Hg Ga
2,2
Au
281
Pm Sm Cd Eu Ag 61
14
VIa 16
7
7
koolstof
12,01 koolstof
1,5
zink
197,0
110
meitnerium
277
1,2
neodymium
92
110
Mt
(145)
1,5
106,4
192,2
61 62 1,2 John Dalton 93
91
hassium
264
60
140,9 palladium
1,3
iridium
meitnerium
promethium
1,1
praseodymium
140,1
109
Hs
bohrium
boor
65,38 aluminium
Ag
platina
195,1 zink
109
30
koper
63,55
1,6 zilver 31
Pt Zn
2,2
Ir
osmium
2,2
Pd
palladium
2,5
B
10,81
Zn Al
1,9
Cu
58,69
Rh
190,2 koper
29
nikkel
58,93
45
1,9
Ni IIb 12
kobalt
1,9rhodium30
Os Cu
1,9
Re
266
1,1
cerium
90
hassium
264
1,1
44
98
75
seaborgium
262
58
Ir
190,2
108
Bh
seaborgium
1,7
wolfraam
183,9 nikkel
105
1,9
Tc
27
CC
6
2,0
13
Va 15
2,5
72,2 Th78 Pa 2,2 U 79 Np 2,2 Pu80 Am 1,9Cm81 Bk 1,8 Cf 82 Es
77
osmium
186,2
107
2,2
Os
renium
183,9
91
76
Re
wolfraam
59
1,9
Va 15
12,01 10,81 14,01 16,00 Ib 13 IIb 1,5 Al- 14 Si 1,8 P 15 S 2,1 Cl- 16 Ar 2,5 aluminium silicium fosfor zwavel chloor argon 11 12 26,98 28,09 30,97 32,07 35,45 39,95
71,9 Fr 44 Ra 2,2 Ac45 Rf 2,2 Db46 Sg 2,2 Bh47 Hs 1,9 Mt48 Ds 1,7 Rg 49 Cn
43
95,94
74
95,94
74
43
1,9technetium29
W Ni
1,5
Ta
hafnium
178,5 kobalt
1,8
Mo
molybdeen
UITGEBREIDE TIJDLIJN 106
1,5
scandium
55
molybdeen
140,1 90
25
VIlIb VIlIb 8 9
40,08
Ba Mn6 Cs Fe
atomen. 1,8
266
1,1
1,6
VIIb 7
calcium
rubidium
mangaan
52,00
42
262
58
VIb 6
6
5
boor
kalium
51,5 Rb26 Sr
25
ook hij chroom
106
dubnium
24,31
39,10
37
24
180,9
105
actinium
niden
den
72
B
magnesium
Ca Sc VIlIb Ti V VIlIb Cr Mn Ib Fe 4 K VIlIb VIb VIIb van bezitten, 6 de stof 7 8 9 10 11
©
yttrium
22
IIIb 3
nog alle eigenschappen 19
Vb 5
1,2
Mgr
4
Li1,01 Be
2
37 11
steunend op het werk van
IVa 14
2,0
relatieve atoommassa (Ar)
9,01
0,9
natrium
IVb 4
5
1,2
beryllium
6,94
3 Na
IIIb 3
naam
‘bollen’. Deze bollen, die relatieve atoommassa (A ) 11
IIIa 13
Mg
symbool
1,5
1,0
5 Rb
1830
IVa 14
elektronegatieve waarde
12
H
3
N 1820
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN atoomnummer (Z)
H
1,01
IIIa 13
atoomnummer (Z)
atoomnummer (Z)
waterstof
11
2
IIa 2
waterstof
3
18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
IIa 2,1 2
132,9
IIIa 13
elektronegatieve van de filosofen uit waarde
1
0 PERIODIEK SYSTEEM VAN DE EL
28/01/2022 09:35
2,1
87 19
Dalton stelt in navolging 1,01 magnesium
Lr
cesium
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
naam bestaat uit kleine stof
No
natrium Ba 6 Cs 22,99
VA
De Engelsman John
elementen.
175,0
232,0
1840
1808
waterstof
1,2
Lu lutetium
103
thorium
het de naam ‘protyle’ mee.
1810
IIa 2
71
173,0
De Engelsman William Prout stelt dat waterstof
Democritus, afgebeeld door Hendrik ter Brugghen
2,1
289 1,1
Yb ytterbium
het lichtste element is en dat de
1800
het periodiek systeem der
Og
oganesson
102
het elementaire deeltje is en geeft
1
222 118
289 1,2
thulium
waterstof is. Hij stelt dat waterstof
Mg 1 H
radon
210
Ts
tennessine
Tm
de elementen onder elkaar:
xenon
131,3
Rn
117
101
Fm
Xe 86
astaat
209
Lv
livermorium
289 1,2
Er
erbium
54
2,2
At
polonium
116
100
Es
2,5
I
126,9 85
die gegevens plaatste hij
krypton
jood
127,6
Po
209,0
68
53
Te
telluur
84
288 1,2
Ho
holmium
162,5
Cf
bismut
Mc
moscovium
289
(1,2)
Dy
dysprosium
98
1,9
Bi
115
Fl-
flerovium
52
121,8
207,2 114
1,9
Sb
antimoon
83
lood
204,4
Nh
158,9
51
118,7 82
nihonium
285
Tb
terbium
97
arseen
Pb
113
65
1,8
Sn
1,8
Tl-
Cn
157,3
50
114,8
200,6
Gd
96
1,7
In
indium
81
copernicium
gadolinium
151,9
Pu
1,9
112
64
Eu
europium
95
49
112,4
Hg
272
63
1,3
1,7
Cd
cadmium
80
goud
Rg
röntgenium
281 1,2
150,4
48
197,0 111
Ds
darmstadtium
samarium
94
2,2
Au
195,1 110
Pm Sm
promethium
93
1,9
zilver
107,9 79
platina
192,2
Mt
(145)
1,4
2,2
zink
Ag
106,4
Pt
268
61
144,2
47
Pd
78
meitnerium
277 1,2
Nd
2,2
koper
palladium
2,2
Ir
109
Hs
hassium
neodymium
92
46
102,9
190,2 108
60
2,2
Rh
rhodium
77
osmium
186,2
Bh
nikkel
IN
1815
renium
140,9
1,3
2,2
Os
264 1,1
Pr
praseodymium
140,1
45
Ru
ruthenium
76
bohrium
266 1,1
Ce
2,2
kobalt
101,1 1,9
107
Sg
cerium
90
44
98
seaborgium
262 58
6
1,9
Tc
Re
183,9 106
Db
dubnium
ijzer
technetium
75
wolfraam
180,9
227
lanthaniden
1,7
W
105
Rf
43
95,94 74
tantaal
178,5 104
rutherfordium
1,8
Mo
molybdeen
1,5
Ta
actinium
226,0
42
92,91 73
hafnium
138,9
0,9
Ra
1,6
Nb
niobium
1,3
Hf
lanthaan
137,3
0,7
francium
41
91,22 72
La
barium
132,9
1,1
1,4
Zr
zirkonium
88,91
0,9
Ba
7 Fr
40
Y
yttrium
87,62 56
0,7
87
1,0
Sr
strontium
85,47
Cr
een veelvoud van de massa van
12
36
Mn
PSE.indd 274
de Oudheid dat een symbool
39,95
2,8
mangaan
52,00
massa van alle andere elementen
Ia 1 1,2
argon
35,45 35
chroom
50,94
V
eigenschappen. Op basis van
Ar
vanadium
opgebouwd uit ontelbare
atoomnummer (Z)
neon
20,18
chloor
32,07 34
Ne 18
titaan
Ti
groepen met soortgelijke
10
3,0
Cl-
47,87
Sc
stelt dat alle stoffen zijn
400 v.C.
4,0
F
fluor
17
zwavel
30,97 33
9
19,00 2,5
S
fosfor
28,09
1,6
3,5
O
zuurstof
16,00 2,1
P
silicium
26,98
8
14,01 15
Si
aluminium
31
7
12,01 1,5
Al-
44,96
Ca
rubidium
atomos = ondeelbaar).
2,5
C koolstof
10,81 13
VIlIb VIlIb 8 9
scandium
55
blokjes: atomen (Grieks:
VIIb 7
40,08
37
minuscule en ondeelbare
1,6
He
calcium
K
rangschikt de elementen in
2
kalium
6 Cs
atomisme, de leer die
1,0
IVb 4
VIIa 17
39,10
5 Rb
grondbeginselen van het
6
2,0
B
boor
IIIb 3
magnesium
22,99 19
4
5
magnesium
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,2
Mg
VIa 16
4,00
24,31
9,01 0,9
Va 15
helium
beryllium
6,94
Leucippus formuleren de
naam
Be
lithium
11
3 Na
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN) 12
waterstof
De Rus Dimitri Mendelejev
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
1898
1902 Joseph John Thomson is de eerste om
Pierre en Marie Curie
het elektron te ‘meten’. De Brit beschrijft
zetten het werk van
een atoom als een licht positief geladen
Becquerel verder. Ze
bol met binnenin zeer kleine elektronen.
bestuderen uranium
Voortbouwend op de experimenten van
en ontdekken
Crookes en Goldstein heeft hij het over vrij
polonium en radium.
bewegende elektronen.
Bovendien stellen ze vast dat dergelijke
Het krentenbolmodel
1913
zware atomen
in staat zijn om
De Deen Niels Bohr stelt dat
zenden als straling.
maar dat ze zich op zogenaamde
positieve deeltjes
elektronen niet willekeurig rond
uit de kern weg te
IN
de positieve kern bewegen,
elektronenschillen bevinden,
die groter worden naarmate ze verder van de kern verwijderd
zijn. En hoe verder van de kern, hoe meer elektronen de schil
Een schematische voorstelling van het atoommodel van Bohr
kan bevatten. Het aantal elektronen op de
1890
van het atoom.
N
1880
Pierre en Marie Curie
buitenste schil bepaalt de eigenschappen 1900
1910
1920
1930
1911
De Nieuw-Zeelander
VA
1896
De Fransman Antoine Henri Becquerel
ontdekt dat sommige elementen een
zeer sterke straling
afgeven en spontaan vervallen in andere elementen. Hij is
een pionier in het
onderzoeksdomein
©
radioactiviteit. Tot op vandaag is de SI-eenheid voor
radioactiviteit nog
steeds de ‘becquerel’.
Ernest Rutherford
verenigt alle voorgaande theorieën in het idee
dat een atoom bestaat uit een centrale
positief geladen kern, omgeven door een elektronenmantel
met negatief geladen elektronen. Hij komt
tot dat besluit aan de
hand van het beroemde
1932
1940
Sir James Chadwick ontdekt
het neutron, een elementair
deeltje zonder elektrische lading dat zich in de kernen van alle
atomen bevindt (uitgezonderd waterstof). De massa van een neutron is ongeveer gelijk aan de massa van een proton. In tegenstelling tot
een proton, is een neutron echter ongeladen.
bladergoudexperiment.
Rutherfords experiment Antoine Henri Becquerel
Zing je deze tijdlijn graag uit volle borst mee? Scan dan de QR-code.
THEMA 03
James Chadwick
ATOMOS ATOMOS HOOFDSTUK 2
107
IN
Zoals je ziet in de tijdlijn, komen wetenschappers steeds tot een besluit op basis van waarnemingen. Met behulp van proeven en opzoekwerk krijgen ze inzicht in hun onderzoeksvragen en hypotheses, om zo een denkbeeld of model te vormen. Een model is een voorstelling van de werkelijkheid, gebaseerd op wetenschappelijke waarnemingen. Het is geen letterlijke
weergave van de werkelijkheid. Zolang experimenten verklaard kunnen
N
worden met het bestaande model, blijft dat model gelden. Maar omdat er
steeds nieuwe inzichten ontstaan (en meer nauwkeurige meetapparatuur),
worden de bestaande modellen voortdurend aangepast en verfijnd. Modellen
VA
zijn dan ook dynamisch.
In de wetenschappen gebruiken we modellen die een voorstelling van de werkelijkheid bieden op basis van wetenschappelijke waarnemingen.
Een atoommodel is op die manier een voorstelling van een atoom, op basis van de wetenschappelijke waarnemingen van dat moment.
Omdat de wetenschappelijke kennis toeneemt, is er steeds nood aan nieuwe modellen. Het atoommodel is dus dynamisch: het wordt aangepast aan
©
nieuwe inzichten.
108
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
Laten we nu enkele belangrijke waarnemingen en experimenten nader
bekijken. Die waarnemingen zorgden er immers voor dat eerst Thomson, dan Rutherford en ten slotte Bohr met een nieuwe voorstelling van het atoommodel kwamen.
OPDRACHT 7 DEMO
Bekijk de proeven die tot de huidige voorstelling van het atoommodel hebben geleid. Proef 1 – Elektrostatica 1
Je leerkracht neemt een pvc-buis en brengt ze in de buurt van enkele materialen. Noteer wat je waarneemt in de tabel.
pvc-buis
2
Kersenpit aan een touw
Waterstraal
IN
Papier
Je leerkracht wrijft vervolgens snel met de pvc-buis over een wollen lap en brengt de buis opnieuw in de buurt van de materialen. Noteer opnieuw wat je waarneemt. Papier
wrijven Besluit
Waterstraal
N
pvc-buis na
Kersenpit aan een touw
Afb. 41 Elektrostatica
Op deze manier toon je zoals Thomson aan dat het atoommodel van Dalton moest aangepast worden. Je
kunt neutrale atomen immers opeens toch positief of negatief geladen maken: er komen deeltjes vrij uit de atomen. Met andere woorden: atomen zijn deelbaar. Die deeltjes die makkelijk vrijkomen, kregen de naam elektronen. Thomson herdefinieert zo het atoommodel: Atomen zijn massief en elektrisch neutraal.
VA 1 2 3
Aan de buitenzijde van het atoom bevinden zich negatief geladen elektronen.
Het atoom bevat een positieve, geleiachtige massa die het hele atoom omvat.
Proef 2 – Goudfolie-experiment van Rutherford 1
Bekijk het filmpje met de uitleg in verband met het goudfolie-experiment van Rutherford.
Beantwoord de vragen.
©
2
a
Wat verwachtte Rutherford op basis van het
atoommodel van Thomson dat er met de stralen
ging gebeuren?
BEKIJK VIDEO
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
109
b Waarom ketsen sommige stralen af en keren ze zelfs terug?
c
Bekijk nu de applet. De atoommodellen van Thomson en Rutherford worden daar vergeleken.
d Pas eventueel je antwoorden bij vraag a en b aan. Je kunt de aanpassingen hier noteren.
IN
a
b Besluit
OPEN APPLET
Rutherford toonde aan dat de geleiachtige positieve massa waarover Thomson het had, eigenlijk een rondzweefden).
N
centrale positieve, massieve kern was met daarrond een grote ijle ruimte (waarin de elektronen vrij
Proef 3 – Vlamproeven van Bohr 1
Je leerkracht brengt enkele zouten (in poedervorm) aan op een ijzeren nagel en houdt ze in de vlam van
VA
de bunsenbrander. 2
Noteer je waarnemingen in de tabel. NaCl
zout
vlamkleur
Besluit
LiCl
CuCl2
BaCl2
De vlam voegt aan de atomen extra energie toe waardoor de elektronen naar een hoger energieniveau springen. Wanneer ze terugvallen naar
©
hun oorspronkelijk energieniveau, sturen de elektronen lichtstralen (energie) uit met een welbepaalde kleur. Door het waarnemen van
verschillende kleuren, en dus verschillende energieniveaus, kon Bohr
besluiten dat elektronen zich op welbepaalde energieniveaus bevinden.
Je ontdekt hier, net zoals Bohr, dat die kleur specifiek is voor een welbepaalde stof. Daaruit besloot Bohr
dat elektronen niet zomaar willekeurig rondzweefden in de ijle ruimte rond de kern, maar op welbepaalde afstanden (energieniveaus) van de kern: de schillen.
110
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
OPDRACHT 8
Vul de tabel aan op basis van de chemische tijdlijn en de drie anker-experimenten. 1
Vul in de tweede kolom aan welke kennis de wetenschapper toevoegde aan het model van zijn voorganger. Haal de gegevens eventueel uit de uitgebreide tijdlijn, die je terugvindt achter de QR-code op p. 106. Wetenschapper •
Stoffen bestaan uit onzichtbaar kleine,
•
Een atoom is massief en ondeelbaar.
• •
Voorstelling atoom
ondeelbare deeltjes: atomen. Een atoom is bolvormig.
IN
Dalton
Kennis
Een atoom is een element met een massa en grootte die specifiek is voor elk deeltje.
Model aanpassen omdat uit experimenten bleek dat
N
Thomson
elektron positieve massa
VA
Model aanpassen omdat uit experimenten bleek dat
©
Rutherford
elektron kern
elektronenmantel
Model aanpassen omdat uit experimenten bleek dat
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
111
Wetenschapper Bohr
Kennis
Voorstelling atoom
3D
elektronenschillen
elektronen
IN
Het model van Bohr werd verder verfijnd door Chadwick, die
aantoonde dat de kern van een atoom niet alleen positieve deeltjes (protonen) bevat, maar ook ongeladen deeltjes (neutronen). Chadwick
TIP
3D
protonen en neutronen
Je kunt het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford in 3D 2
N
bekijken via de app.
Ga naar het onlinelesmateriaal en ontdek in de ontdekplaat nog meer over de geschiedenis van het
VA
atoom.
Een atoom bevat positief geladen protonen en ongeladen neutronen in de kern, elektronen zijn verdeeld op schillen rond die kern.
©
` Maak oefening 2 op p. 139.
112
THEMA 03
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
Welke elementaire deeltjes kennen we?
LEERDOELEN
L toelichten dat wetenschappers van oudsher geïnteresseerd zijn in de samenstelling en opbouw van materie;
L uitleggen dat atomen bestaan uit protonen, neutronen en elektronen.
Je leert nu:
L de samenstelling van atomen afleiden uit het
IN
Je kunt al:
en proberen het atoom zelf te ontleden. Dat kan al lang niet meer met voor ons
beschikbaar materiaal, maar gelukkig zoeken wetenschappers voor ons uit hoe het zit!
N
atoomnummer en het massagetal.
We gaan op zoek naar nog kleinere deeltjes
©
VA
3.1 De elementaire deeltjes en hun lading
Het atoom is de bouwsteen van materie. Het is niet meer deelbaar via
chemische processen. Toch is een atoom opgebouwd uit nog kleinere deeltjes. In de negentiende eeuw maakt de kennis over het atoom en zijn structuur
grote sprongen. We bouwen hierbij verder op het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford.
De kern of nucleus van een atoom is opgebouwd uit protonen en neutronen. De protonen en neutronen worden samen de nucleonen genoemd: • •
de protonen zijn positief geladen deeltjes; de neutronen hebben geen lading.
Rond de nucleus bevinden zich negatief geladen elektronen. De elektronen bewegen zich op
vaste afstanden rond de atoomkern of nucleus. Op afbeelding 42 zie je dat ze zich voortbewegen op zogenaamde schillen.
Een atoom bevat trouwens evenveel elektronen rond de kern als
protonen in de kern. Een atoom is bijgevolg ongeladen.
proton
neutron schil nucleus elektron Afb. 42
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
113
Protonen, elektronen en neutronen
neutron
vormen samen een atoom. Een
atoom in zijn geheel heeft geen lading.
0 Als een atoom ongeladen is, 18 moet het evenveel negatieve als
6
2,5
Va 15 7
3,0
C
N
8
de kern gelijk moet zijn aan VIIarond 2 het aantal protonen in de kern. 17
He
3,5
9
O
F
4,00 Z. Je vindt het atoomnummer Z links bovenaan bij elk element in atoomnummer
4,0 10 het periodiek systeem der elementen (PSE).
Ne
Op een periodiek systeem worden alle bekende atoomsoorten weergegeven
stikstof
zuurstof
fluor
14,01
16,00
19,00
15
2,1
16
2,5
P
S
fosfor
zwavel
28,09
30,97
32,07
1,8
33
34
As
Een element met bijvoorbeeld atoomnummer Z = 8 heeft enerzijds dus altijd
20,18
8 protonen.
3,0
18
•
Anderzijds zijn atomen met 8 protonen in de atoomkern altijd
chloor
Ar
zuurstofatomen.
Aangezien het aantal elektronen rond de kern gelijk moet zijn aan het
•
aantal argon protonen in de kern, is het aantal elektronen bijgevolg ook gelijk aan het atoomnummer Z. In ons voorbeeld heeft zuurstof dus ook 8 elektronen. 39,95
35,45
2,4
Se
35
2,8
36
Br
Kr
VA
Ge
2,0
neon
•
Cl-
silicium
32
17
door hun symbool:
N
1,8
germanium
arseen
72,64
1,8
Sn tin
51
1,9
78,96
Bi
84
Mg
K
Ca
kalium
0,8
0,7
Po
0,7
7 Fr
francium
223
39
1,5
1,2
Ti
titaan
Vb 5
23
1,4
V
57
1,1
85 La Ba barium
137,3 0,9
Ra 226,0
1,3
niobium
1,5
2,2 Ta Hf
hafnium
tantaal
138,9
178,5
180,9
At
89
1,1
104
Rf
actinium
rutherfordium
227
261
105
Db
astaat 6
lanthaniden
cerium
1,9
2,2
technetium
95,94
75
86 W
2,2
Os
Rn
Sg
Bh
seaborgium
bohrium
Hs
hassium
264
1,1
Pr
60
praseodymium
140,9
1,2
Nd
radon neodymium
90
1,3
91
1,5
92
1,4
93
1,3
Cn
copernicium
europium
Gd
gadolinium
94
1,3
151,9
95
1,3
tin
114,8 1,8
1,8
Tl-
Nh
nihonium
Tb
terbium
66
(1,2)
Dy
dysprosium
158,9
97
Fl-
Ho
holmium
164,9 99
Cf
Mc
moscovium
68
Er
erbium
167,3 100
Es
Po
xenon
131,3
2,2
Rn
astaat
radon
210
222
117
Lv
livermorium
69
86
At
209
118
Ts
tennessine
Og
oganesson
289 1,2
Tm thulium
168,9 101
Fm
Xe
jood
289 1,2
54
126,9 85
polonium
116
288 1,2
krypton
83,80
2,5
I
127,6
209,0
289 67
162,5 98
bismut
115
flerovium
287 1,2
Bi
lood
207,2 114
Kr
79,90
telluur
2,0
36
Br
53
Te
84
argon
39,95
2,8
broom
78,96 2,1
Ar
chloor
seleen
121,8
18
35,45 35
Se
antimoon
1,9
2,4
52
Sb
Pb
204,4
1,9
neon
20,18 3,0
Cl-
zwavel
74,92
83
17
32,07 34
arseen
51
118,7 82
thallium
285
157,3
96
Sn
indium
81
113
65
1,8
2,0
As
72,64
In
kwik
272
Ge
fluor
19,00 2,5
S
fosfor
Ne
70
289 1,1
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0 102
Md
71
175,0 103
No
Lr
uraan
neptunium
plutonium
americium
curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
In een periodiek systeem zijn alle bekende atoomsoorten weergegeven door hun symbool.
Lv
Ts
Og
Atomen met hetzelfde aantal protonen zijn atomen van hetzelfde chemische element.
Het aantal elektronen rond de kern van een atoom moet gelijk zijn aan het aantal protonen in de kern. tennessine
ganesson
289
289
164,9
He 10
F
zuurstof
16
30,97 33
germanium
50
O
P 1,8
4,0
16,00 2,1
Si 28,09
9
238,0
289
holmium 114
Rg
1,7
3,5
14,01 15
silicium
32
69,72
200,6 112
röntgenium
gallium
Hg
goud
197,0
64
Eu
150,4
1,9
stikstof
8
231,0
livermorium
Ho
2
protactinium
288
68
VIIa 17
232,0
moscovium
1,2
VIa 16
thorium
289 67
Ds
darmstadtium
63
Ga 49
112,4
Au 111
1,6
cadmium
80
actiniden
flerovium
•
samarium
(145)
Pt
281 1,2
Pm Sm
144,2
2,2
Al-
Cd
107,9 79
195,1
268
promethium
zilver
1,7
1,8
26,98
zink
N
12,01 14
aluminium
65,38 48
210 7 Th Pa 222 U Np Pu Am Cm Bk 117 118
116
Mc •
Mt
meitnerium
Ag
platina
110
62
1,9
3,0
koolstof
1,5
31
Zn
koper
106,4 2,2
1,6
63,55 47
palladium
Ir
277
61
2,2
IIb 12 30
Cu
nikkel
58,69
78
192,2 109
1,9
Pd
iridium
190,2
108
2,2
Ib 11 29
Ni
46
102,9
77
osmium
186,2
107
59
140,1
76
renium
183,9
rhodium
101,1
1,9
Re
wolfraam
Rh
ruthenium
98
1,7
2,2
1,9
7
C
boor
VIlIb 10
58,93
45
2,5
10,81 13
28
kobalt
55,85
44
1,9
Co
ijzer
54,94
43
27
Fe
xenon
molybdeen
74
266
Ce
1,8
Mo 131,3 Tc Ru
262 1,1
VIlIb VIlIb 8 9
26
Mn
1,8
106
dubnium
58
1,5
mangaan
52,00
42
92,91
73
lanthaan
Ac
radium
Nb
91,22
72
Cr
chroom
50,94
1,6
Xe VIIb 7
25
6
B
24,31
1,6
Va 15
4,00 2,0
magnesium
VIb 6
24
vanadium
41
zirkonium
88,91
0,9
1,6
IVa 14
helium
5
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
47,87
40
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
1,2
83,80 Mg
54
IVb 4
jood
yttrium
87,62
88
naam
Y Zr 126,9
strontium
132,9
symbool
22
44,96
1,0
Sr
56
1,3
scandium
40,08
cesium
87
21
Sc
calcium
38
I
IIIb 3
24,31
1,0
12
2,5
1,2
magnesium
20
39,10
37
62,0Cs
209
•
0,8
85,47
209,0
Fl-
53
beryllium
22,99
rubidium
207,2
•
natrium
19
55
polonium
•
Be
12
krypton
atoomnummer (Z)
79,90
1,5
9,01
0,9
127,65 Rb
bismut
115
11
4
lood
114
4
6,94
© Pb
1,0
lithium
telluur
broom
1,01
3
22,1
Te
121,8
IIa 2
2,1
H
waterstof
3 Na
antimoon
1,9
1
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
Li
52
Sb
83
Ia 1
1
74,92
118,7
1,8
seleen
Afb. 43
helium Om te weten hoeveel protonen er in de atoomkern zitten, kijken we naar het
12,01
Si
82
VIa 16 Z
elektron
betekent dat het aantal elektronen
koolstof
14
50
positieve ladingen hebben. Dat
IN
IVa 14
proton
Elk element heeft een uniek atoomnummer (Z). Dat getal geeft het aantal protonen weer in de kern.
Het aantal elektronen is bijgevolg ook gelijk aan het atoomnummer Z, het getal linksboven in elk vakje van
1,2 het PSE. 69
Er
erbium THEMA 03
167,3
1,2
Tm
thulium 3 HOOFDSTUK
168,9
70
1,1
71
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0
175,0
3.2 De massa van het atoom
Hoe klein een atoom ook is, het heeft wel degelijk een massa. Om het
rekenen te vergemakkelijken werd de unit gedefinieerd: 1/12 van de massa
van het koolstofatoom. De eenheidsmassa of atomaire massa eenheid wordt uitgedrukt als 1 unit.
Zowel protonen als neutronen hebben een massa van 1 unit (1 u).
De massa van een elektron is verwaarloosbaar klein (slechts 1/2 000 van de
IN
massa van een proton).
De massa van het atoom (massagetal A) is dus de som van het aantal protonen (Z) en van het aantal neutronen (N).
We vergelijken de totale massa van een atoom steeds met de eenheidsmassa.
De verhouding tussen de massa van een atoom en die eenheidsmassa
N
noemen we de relatieve atoommassa Ar, een getal zonder eenheid. Als 1 unit gelijk is aan 1/12 van de massa van het koolstofatoom; en als het massagetal A van koolstof 12 is;
©
VA
dan is 1 unit gelijk aan de massa van 1 waterstofatoom of 1 proton. proton
neutron
elektron
proton
elektron
neutron
We kunnen dus stellen dat:
A (massagetal) = Z (aantal protonen) + N (aantal neutronen) Als we de formule omvormen, kunnen we ook steeds het aantal neutronen in de kern berekenen als A gekend is. N=A–Z
Atoomdeeltjes nucleonen �
Lading
Massa
protonen
+1
1u
elektronen
–1
verwaarloosbaar
neutronen
0
` Maak oefening 3, 4 en 5 op p. 139-140.
1u
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
115
OPDRACHT 9
Ga met het periodiek systeem aan de slag. Zoek het juiste atoomnummer op voor de volgende elementen. •
•
natrium:
•
magnesium:
•
Bereken het aantal neutronen in de kern van de atomen met het gegeven massagetal.
• • • •
een broomatoom met massagetal 79
een natriumatoom met massagetal 23
een heliumatoom met massagetal 4
een magnesiumatoom met massagetal 24
Vul de zinnen aan. a
Een atoom met Z = 6 is altijd een .
c
Een atoom met 7 protonen is een
VA
3
helium:
IN
2
broom:
N
1
b Een chlooratoom heeft altijd
protonen in de kern.
met als symbool .
©
d Een atoom met 11 elektronen is een atoom van het element .
116
THEMA 03
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
Atomen en hun isotopen: wat is de gemiddelde relatieve atoommassa 0 <Ar>? Je kunt al:
Va 15
VIa VIIa 2 element hetzelfde aantal protonen en elektronen hebben; 16 17
L toelichten dat atomen van eenzelfde
He
L toelichten dat protonen en neutronen helium
zich in de kern bevinden en samen
4,00
3,0
N
stikstof
zorgen voor de massa van het atoom.
8
3,5
Je leert nu:
2,1
P
O
Ne
isotopen afleiden uit het atoomnummer
zuurstof
fluor
16,00
19,00
en het massagetal.
16
2,5
17
S
4.1 Isotopen
neon
20,18
3,0
Cl-
Ar
fosfor
zwavel
chloor
argon
32,07
35,45
39,95
2,0
34
2,4
As
Se
74,92
1,9
is net iets zwaarder dan Alessandra, want de wip blijft niet goed in evenwicht. Waar dat verschil in massa
tussen de meisjes precies zit, weten we niet. Anouck weegt 38,9 kg, Alessandra 38,1 kg. Hun gemiddelde massa is dan 38,5 kg.
Als je het massagetal bij elk element in het periodiek
systeem (PSE) bekijkt, zie je dat het geen gehele getallen zijn. Hoe kunnen we dat verklaren? Zijn atomen van
hetzelfde element dan ook niet allemaal even zwaar?
35
2,8
seleen
broom
78,96
79,90
83,80 kern (N = A – Z). Deze twee broomatomen met verschillende massa worden
2,1
53
2,5
121,8
127,6
126,9
Bi
2,0
35 protonen hebben. Er bestaan echter ook broomatomen met A = 81. Die
54
85
krypton broomatomen hebben eveneens 35 protonen, maar dus 46 neutronen in hun
isotopen genoemd.
Xe
jood
84
Je berekende dat broomatomen met A = 79, in de kern 44 neutronen en
I
©
Te
telluur
1,9
staat een relatieve massa van 79,9 aangeduid. Hoe zit dat?
Kr
antimoon
83
In opdracht 9 rekenen we met massagetal A = 79 voor broom, maar in het PSE
36
Br
52
Sb
Atomen van hetzelfde chemische element, dus met hetzelfde aantal protonen,
2,2
86
xenon kunnen een verschillend aantal neutronen in de kern hebben.
131,3 We spreken dan over isotopen.
bismut
Po
polonium
At
Rn
209,0
209
210
222
115
116
Mc
117
Lv
Ts
livermorium
tennessine
289
289
69
1,2
vaak op de volgende manier voor:
70
radon
118
288 1,2
Om duidelijk te maken over welke isotoop het gaat, stelt men een atoom
astaat
moscovium
68
18
30,97
arseen
51
F
10
identieke tweeling. Maar zijn ze wel zo identiek? Anouck
VA
33
4,0
L de samenstelling van atomen en hun
14,01 15
9
Dit zijn Alessandra (links) en Anouck (rechts), een vrolijke
N
7
IN
18
LEERDOELEN
X
Og Z
het symbool voor het element
X
A Z
het atoomnummer dat het aantal protonen en elektronen weergeeft
A het massagetal waaruit het aantal neutronen afgeleid kan worden
ganesson (N = A – Z)
289 1,1
71
1,2
THEMA 03
HOOFDSTUK 4
117
Voor broom bestaan er twee veelvoorkomende isotopen:
Br 81 35Br
79 35
OPDRACHT 10
Geef voor de beide isotopen van een element het aantal elementaire deeltjes. Vul de tabel aan voor de isotopen van broom. Naam elementair deeltje
Aantal voor 79Br
b Vul de tabel aan voor de isotopen van chloor. Naam elementair deeltje
Aantal voor 37Cl
N
OPDRACHT 11
Aantal voor 35Cl
Aantal voor 81Br
IN
a
VA
Oefen het verschil tussen isotopen. a
Geef aan wat het verschil is tussen een chlooratoom met relatieve atoommassa 35 en een chlooratoom
met relatieve atoommassa 37.
b Geef aan wat het verschil is tussen een broomatoom met relatieve atoommassa 79 en een broomatoom met relatieve atoommassa 81.
c
Heel uitzonderlijk krijgen isotopen van hetzelfde element een andere naam. Dat is het geval voor tritium,
©
een isotoop van waterstof met twee neutronen in de kern. Hoe zou je dat isotoop voorstellen?
WEETJE
Wil je meer weten over de zeldzame isotopen van waterstof? Scan dan snel de QR-code. ISOTOPEN WATERSTOF
118
THEMA 03
HOOFDSTUK 4
4.2 De gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> Om het begrip ‘gemiddelde relatieve atoommassa’ te begrijpen, maken we de vergelijking met een zak knikkers.
Als je de massa van een zak knikkers hebt, kun je ook de massa van één
knikker berekenen. Dat doe je door de totale massa van de zak te delen door het aantal knikkers. massa 1 knikker =
massa zak knikkers aantal knikkers
IN
Afb. 44
Wat doe je als niet alle knikkers dezelfde massa hebben? Wat als er een
aantal grote, zware knikkers in de zak zitten? Je kunt dan niet zomaar de
massa van één knikker bepalen door de totale massa van de zak te delen door het aantal knikkers.
Afb. 45
OPDRACHT 12
massa zak knikkers aantal knikkers
N
massa 1 knikker ≠
VA
Reken mee aan de hand van het voorbeeld met de knikkers. Stel: je hebt een zak met ... •
10 kleine knikkers met massa 5 g,
a
Wat is de totale massa van de zak knikkers?
•
10 grote knikkers met massa 8 g.
b Hoeveel knikkers zitten er in de zak?
©
c
Wat is de gemiddelde massa van 1 knikker?
THEMA 03
HOOFDSTUK 4
119
Laat ons dat even doortrekken naar de elementaire deeltjes. Je weet dat voor eenzelfde atoomsoort het aantal neutronen kan verschillen. We spreken dan over isotopen. Heel veel elementen komen voor met verschillende isotopen. De massa van een atoom van eenzelfde element kan variëren door het verschil in aantal neutronen.
Als er meerdere isotopen bestaan van eenzelfde element, kunnen we de atoommassa van een element niet zomaar gelijkstellen aan die van één bepaalde isotoop.
We moeten de atoommassa van een element dan bepalen door rekening te houden met het procentueel voorkomen van elke isotoop. We spreken dan
IN
over de gemiddelde relatieve atoommassa (symbool <Ar>).
De gemiddelde relatieve atoommassa is dan het ‘gewogen gemiddelde’ van
alle relatieve atoommassa’s van de voorkomende isotopen. In het PSE wordt bij elk element <Ar> vermeld. We ronden in berekeningen de gemiddelde
Ia 1
relatieve atoommassa <Ar> steeds af op één cijfer na de komma.
N
` Maak oefening 6 en 7 op p. 140.
1
VA
IIa 2
2,1
H
1
waterstof
<Ar>
1,01
3
1,0
PERIO
4
1,5
Elk element heeft meerdere isotopen. Gelukkig komt 1 isotoop vaak
2
Li
Be
6,94
9,01
uitsluitend voor en zijn de andere eerder zeldzaam. Daarom kan de
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> vaak afgerond worden naar een
afronden op één cijfer na geheel getal. In berekeningen zullenlithium we <Ar> steeds beryllium de komma.
11
0,9
12
1,2
In het voorbeeld met het element broom is het voorkomen van beide
3 Na
Mg
©
isotopen bijna gelijk. De gemiddelde relatieve atoommassa van broom ligt
HOOFDSTUK 4
magnesium
22,99
24,31
19
0,8
20
1,0
Ca
5 Rb
Sr
55 %
K
4
81 35
kalium
45 % calcium
39,10
0,8
38
21
22
Sc
1,5
Ti
scandium
titaan
44,96
47,87
40,08 1,0
1,3
IVb 4
39
1,2
Y
40
1,4
Zr
rubidium
strontium
yttrium
zirkonium
85,47
87,62
88,91
91,22
55 THEMA 03
natrium
Br Br
79 35
37
120
IIIb 3
dus mooi tussen de twee massagetallen 79 en 81, in dit geval 79,9.
0,7
6 Cs
cesium
56
0,9
Ba barium
57
1,1
La
lanthaan
72
1,3
Hf
hafnium
OPDRACHT 13
Oefen met behulp van het periodiek systeem op de samenstelling van een isotoop. Vul de tabel aan. <Ar>
Isotoop
Mg
25
Cl
37
Al
OPDRACHT 14
Aantal elektronen
Cl
Al F
19
DOORDENKER
Wat kunnen we nog meer afleiden uit <Ar>? Beantwoord de vragen.
Welke van de beide isotopen van chloor (35Cl en 37Cl) denk je dat het meest voorkomt? Verklaar.
N
a
Aantal neutronen
Mg
27
F
Aantal protonen
Naam van het element
IN
Symbool van het element
VA
b Kruis de juiste antwoorden aan.
De gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> van broom zal groter zijn dan 80.
De gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> van broom zal kleiner zijn dan 80. De 79Br isotoop heeft 44 neutronen in de kern.
©
De 81Br isotoop heeft 46 elektronen rond de kern.
THEMA 03
HOOFDSTUK 4
121
OPDRACHT 15
DOORDENKER
Bereken het voorkomen van elke isotoop. Laten we nog eens kijken naar het element chloor: het atoomnummer Z leert ons dat een chlooratoom altijd 17 protonen in zijn kern heeft. De gemiddelde relatieve atoommassa is 35,5. Je zou dus kunnen denken dat er 18,5 neutronen in de kern zitten, maar halve neutronen bestaan niet. Net zoals bij broom, bestaan er 2 isotopen van chloor: •
een isotoop met 18 neutronen in de kern (75 %), een isotoop met 20 neutronen in de kern (25 %). 18 neutronen
Cl 37 17Cl
35 17
75 %
IN
•
25 %
20 neutronen
Kun je nu zelf berekenen hoe men weet dat het voorkomen van de 37Cl isotoop slechts 25 % is?
We helpen je op weg.
Stap 1: De beide isotopen samen vormen 100 % of 1 (100 % = 100/100 = 1). Als je het voorkomen van de
N
ene isotoop X noemt, wat is dan het voorkomen van de andere isotoop?
Stap 2: We tellen nu het voorkomen van elke isotoop samen; dan moet dat 100 % of 1 vormen.
VA
Stap 3: Los de wiskundige vergelijking op naar X en leid nu het voorkomen van de beide isotopen af.
©
122
THEMA 03
HOOFDSTUK 4
HOOFDSTUK 5
Hoe zitten elektronen verdeeld in een atoom? LEERDOELEN Je kunt al: L toelichten dat een atoom ongeladen is, het heeft evenveel
IN
elektronen als protonen;
L toelichten dat het aantal elektronen dus ook wordt gegeven door het atoomnummer Z;
L toelichten dat elektronen niet in de kern zitten, maar errond; L toelichten dat de massa van de elektronen verwaarloosbaar klein is;
L toelichten dat elektronen een negatieve lading hebben. Je leert nu:
L het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford tekenen; L de elektronenconfiguratie van de eerste twintig elementen
VA
schrijven.
elektronen een specifiek atoom heeft. Maar waar zitten die
elektronen nu precies? Zit er een
N
L de regels voor elektronenverdeling toepassen;
In hoofdstuk 4 leerde je al hoeveel
patroon achter, of mogen ze gaan en staan waar ze willen? Ook dat
namen wetenschappers al onder de loep.
©
5.1 De Bohr-Rutherford elektronenverdeling
A
Schillen rond de nucleus
We zagen dat Niels Bohr, een Deense fysicus, de theorie van Rutherford
uitdiepte door te stellen dat elektronen op cirkelvormige schillen rond de atoomkern of nucleus bewegen. Elektronen bewegen dus niet willekeurig rond de kern.
Afhankelijk van het aantal elektronen, kan een atoom tot 7 schillen bevatten. Die schillen worden aangeduid met een letter.
nucleus
K L M N O P Q
Afb. 46
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
123
De eerste schil, die zich dus het dichtst bij de kern bevindt, wordt aangeduid met de letter K. De tweede schil met de letter L, de derde met de letter M enzovoort.
WEETJE
Bohr duidde zijn eerste schil niet aan met de letter A, omdat een logische volgorde verloren zou gaan als later nog extra schillen dichter bij de
kern zouden worden ontdekt. Door te beginnen met de letter K, kon hij
eventuele nieuwe schillen dichter bij de kern aanduiden met J, L enzovoort, waarbij een logische volgorde van opeenvolgende letters behouden blijft.
IN
Uiteindelijk bleek dat er geen schillen dichter bij de kern bestaan.
Elektronen bevinden zich op schillen, maar het maximale aantal elektronen per schil is beperkt. Dat maximumaantal vind je in deze tabel: Schilnummer n
Letter
Maximumaantal elektronen op de schil
1
K
2
2 3 4
N
O
N
5
L
M
6 7
P
Q
8
18 32
� 2n2
32 18 8
TIP
VA
Je kunt het aantal elektronen voor de eerste 4 schillen onthouden aan de hand van de formule 2n² (waarbij n het schilnummer is).
B
Elektronen op een schil
Elektronen verspreiden zich niet willekeurig over bepaalde schillen.
©
De opvulling van de schillen volgt een bepaald patroon.
Met de onderstaande ‘regels’ kun je de opvulling van de schillen voor heel wat elementen opstellen. Later zul je zien dat er afwijkingen of uitzonderingen op bestaan. 1
Elektronen plaatsen zich zo veel mogelijk op de schillen het dichtst bij de
3
Op de voorlaatste schil bevinden zich maximaal 18 elektronen.
2 4
124
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
nucleus. Dus eerst de K-schil, pas daarna de L-schil enzovoort. Op de buitenste schil bevinden zich maximaal 8 elektronen.
Bij de andere schillen gaan de eerste 4 elektronen zich zo ver mogelijk van elkaar plaatsen. De volgende 4 elektronen vormen steeds met een ander elektron een elektronenpaar.
schil 7, n = 7 schil 6, n = 6
schil 5, n = 5
schil 4, n = 4
sc
1
schil 3, n = 3 il 2, n = 2 sch hil 1, n =
L
M
N
O
P
Q
IN
K
Als de buitenste schil volledig is opgevuld, bevat ze twee (voor de eerste
schil) of acht elektronen. Wanneer een atoom een volledig gevulde buitenste
N
OPDRACHT 16
schil heeft, spreken we van de edelgasconfiguratie.
Oefen de plaatsing van elektronen.
Teken het schillenmodel voor de eerste twintig elementen uit het PSE, oefen nog eens de juiste symbolen en vul de tekst aan. Element: waterstof
Symbool: Z =
VA
•
Aantal elektronen = , het elektron bevindt zich op de .
Element: helium
•
Symbool: Z =
©
•
Element: lithium
Aantal elektronen = , de elektronen bevinden zich op de .
Merk op dat er een elektronenpaar gevormd wordt. Helium heeft een volledig gevulde buitenste schil: het bezit de . Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , het derde elektron bevindt zich op de .
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
125
•
Element: beryllium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de andere elektronen bevinden zich op de .
Element: boor Symbool:
Z =
IN
•
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de andere elektronen bevinden zich op de .
•
Element: koolstof
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat , de
N
andere elektronen bevinden zich op de . Ze vormen geen paren en
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar (als het ware elk kwartier van een klok).
Element: stikstof
Symbool: Z =
VA
•
Stikstof heeft 5 elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen plaatsen zich
zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zal er een elektronenpaar gevormd worden. Stikstof heeft nog
Element: zuurstof
126
THEMA 03
Symbool: Z =
©
•
HOOFDSTUK 5
ongepaarde elektronen.
Zuurstof heeft
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Zuurstof heeft op de L-schil
elektronenparen en nog
ongepaarde elektronen.
•
Element: fluor
Symbool: Z =
Fluor heeft
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Fluor heeft nog
Element: neon
Symbool: Z =
Neon heeft
IN
•
ongepaard elektron.
elektronen op de L-schil. De eerste 4 elektronen
plaatsen zich zo ver mogelijk van elkaar, vanaf het vijfde elektron zullen er elektronenparen gevormd worden. Neon heeft
enkel Element: natrium
elektronenparen of doubletten op de L-schil. Elementen met een
volledig gevulde buitenste schil bezitten .
Symbool: Z =
N
•
ongepaarde elektronen,
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. Het laatste elektron bevindt zich op de .
Element: magnesium Symbool:
VA
•
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 2 elektronen bevinden zich op de , zij vormen geen elektronpaar.
Element: aluminium
©
•
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 3 elektronen bevinden zich op de . Het zijn 3 ongepaarde elektronen.
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
127
•
Element: silicium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 4 elektronen bevinden
zich op de , er zijn geen elektronenparen gevormd op de buitenste
Element: fosfor
Symbool: Z =
IN
•
schil.
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 5 elektronen bevinden
zich op de , er wordt nu opnieuw een elektronenpaar gevormd op
•
Element: zwavel
de buitenste schil. Fosfor heeft nog
Symbool: Z =
ongepaarde elektronen.
N
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 6 elektronen bevinden zich op de , er worden
Element: chloor
Symbool:
VA
•
buitenste schil. Zwavel heeft nog
elektronenparen gevormd op de
ongepaarde elektronen.
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De laatste 7 elektronen bevinden zich op de , er worden
Element: argon
©
•
128
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
buitenste schil. Chloor heeft nog
Symbool:
elektronenparen gevormd op de
ongepaard elektron.
Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. Ook de derde schil (M) is nu volledig en bevat 8 elektronen. Argon heeft opnieuw
.
•
Element: kalium
Symbool: Z =
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De derde schil (M) is
eveneens volledig en bevat 8 elektronen. Het laatste elektron komt terecht op Element: calcium
Symbool:
Z =
ongepaard elektron.
IN
•
de . Kalium heeft
Aantal elektronen = . De eerste schil (K) bevat 2 elektronen, ook de
tweede schil is volledig en bevat 8 elektronen. De derde schil (M) is eveneens
OPDRACHT 17
ongepaarde elektronen.
N
volledig en bevat 8 elektronen. Calcium bevat
Bekijk de elementen van opdracht 16 opnieuw aandachtig en beantwoord de vragen. 1
In het periodiek systeem staan de elementen H, Li, Na en K onder elkaar. Ook C en Si staan onder elkaar. Wat stel je vast als je de verdeling van de elektronen van H-Li-Na-K met elkaar vergelijkt?
VA
a
b En C en Si? c
Geldt dat ook voor N en P?
De elementen Li-Be-B-C-N-O-F-Ne staan naast elkaar op de tweede rij van het periodiek systeem. a
Wat stel je vast als je de verdeling van de elektronen van die elementen met elkaar vergelijkt?
©
2
b Geldt dat ook voor Na-Mg-Al-Si-P-S-Cl-Ar?
Uit opdracht 17 blijkt dat er een duidelijk verband bestaat tussen: • •
de verdeling van de elektronen op de schillen,
de plaats van de elementen in het periodiek systeem.
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
129
Elementen naast elkaar in het PSE vormen een periode en hebben hetzelfde aantal schillen.
Elementen onder elkaar in het PSE vormen een groep en hebben evenveel elektronen op de buitenste schil. Dat noemen we valentie-elektronen. groep
Ia 1
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN IIIa 13
IIa 2
1
2,1
3
1,0
4
1,5
11
0,9
12
1,2
1
IVa 14
Va 15
VIa 16
VIIa 17
2
5
2,0
6
2,5
7
3,0
8
3,5
9
4,0
10
13
1,5
14
1,8
15
2,1
16
2,5
17
3,0
18
3
IIIb 3
IVb 4
Vb 5
VIb 6
VIIlb 7
IN
2 VIlIb VIlIb 8 9
Ib 11
IIb 12
19
0,8
20
1,0
21
1,3
22
1,5
23
1,6
24
1,6
25
1,5
26
1,8
27
1,9
28
1,9
29
1,9
30
1,6
31
1,6
32
1,8
33
2,0
34
2,4
35
2,8
36
37
0,8
38
1,0
39
1,2
40
1,4
41
1,6
42
1,8
43
1,9
44
2,2
45
2,2
46
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
50
1,8
51
1,9
52
2,1
53
2,5
54
55
0,7
56
0,9
57
1,1
72
1,3
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
83
1,9
84
2,0
85
2,2
86
87
0,7
88
0,9
89
1,1
104
4 5
periode
VIlIb 10
6 105
106
107
108
109
61
62
110
111
112
1,2
63
64
65
1,3
95
96
97
113
114
115
116
117
118
7 1,1
59
1,1
60
1,2
90
1,3
91
1,5
92
1,4
1,2
66
(1,2)
N
58
67
1,2
68
1,2
69
1,2
70
1,1
71
1,2
6
lanthaniden
(
93
7
actiniden
1,3
94
1,3
98
99
100
101
102
103
VA
` Maak oefening 8 op p. 141.
0 18
IVa 14
Va VIa VIIa 5.2 15 Elektronenconfiguratie 16 17
2
He helium
6
2,5
7
C
3,0
8
4,0 de 10 over schillen weer te geven? Gelukkig niet. Vaak noteren we het
F
Ne 20,18
eenvoudiger door het aantal elektronen per schil in volgorde achter
het elementensymbool te zetten. We spreken dan simpelweg van de elektronenconfiguratie.
koolstof
stikstof
zuurstof
fluor
12,01
14,01
16,00
19,00
14
1,8
15
2,1
16
2,5
17
neon
Bekijk het voorbeeld van zwavel met: •
3,0
P
S
Cl-
silicium
fosfor
zwavel
chloor
28,09
30,97
32,07
35,45
1,8
33
2,0
34
2,4
Ar
•
35
As
Se seleen
broom
72,64
74,92
78,96
79,90
130
1,8
Sn
arseen
51
THEMA 03
1,9
Sb
52
2,1
HOOFDSTUK 5
Te
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> (afgerond op één cijfer na de
komma) <Ar> = 32,1. argon
39,95
2,8 TIP36
Ge
germanium
18
atoomnummer Z = 16,
Si
32
50
9
O
©
N
3,5
4,00 een schillenmodel tekenen om de elektronenverdeling Moeten we altijd
Br
53
2,5
I
Kr
Niet vergeten: het aantal elektronen is gelijk aan het atoomnummer Z. krypton
83,80 54
Xe
Een zwavelatoom heeft dus ook 16 elektronen.
Als we de regels respecteren, weten we dat de elektronen als volgt verdeeld zijn over de schillen:
K-schil: 2 elektronen L-schil: 8 elektronen
M-schil: 6 elektronen
In plaats van het schillenmodel te tekenen, noteert men de
elektronenconfiguratie als volgt: 16S 2 8 6. Die notatie geeft uiteindelijk
IN
evenveel informatie als een schillenmodel. TIP
Wil je de regels nog even opfrissen? Scan dan de QR-code.
OPVULLING SCHILLEN
OPDRACHT 18
Naam element
N
Noteer de juiste elektronenconfiguratie.
Magnesium
VA
Elektronenconfiguratie
Aluminium
Calcium
Argon
©
5.3 Lewisstructuren
Is het altijd nodig om het uitgebreide schillenmodel of een volledige
elektronenconfiguratie weer te geven, of kunnen we onszelf heel wat werk besparen?
Chemici hebben al vroeg ontdekt dat wanneer atomen zich binden met andere atomen, vooral de valentie-elektronen (de elektronen op de
buitenste schil) een rol spelen. Gilbert Newton Lewis kwam zo met een
verkorte schrijfwijze door enkel die elektronen in een aparte notatie op te nemen: de lewisstructuur.
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
131
OPDRACHT 19
Herhaal het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford.
2 3
Teken de elektronen op de schillen van helium, neon en argon. Helium
Neon
Argon
He
Ne
Ar
IN
1
Markeer de elektronen die je zowel bij helium, neon als argon kunt terugvinden met groen.
Markeer vervolgens de elektronen die je zowel bij neon als argon, maar niet bij helium kunt terugvinden met rood.
Als laatste markeer je de elektronen die je enkel bij argon kunt terugvinden met geel.
N
4
Beantwoord de vragen. 5
Hoeveel elektronen per schil hebben deze elementen? Vul de tabel aan. Element
L-schil
neon
argon
6
Vergelijk helium en neon. Wat stel je vast?
•
•
7
De -schil wijkt af.
De elektronen die aanwezig zijn bij is omgekeerd niet zo.
zijn ook aanwezig bij , maar dat
Vergelijk neon en argon. Wat stel je vast?
•
De -schil en de -schil zijn gelijkend
•
De elektronen die aanwezig zijn bij
•
132
De -schil is gelijkend.
©
•
M-schil
VA
helium
K-schil
THEMA 03
De -schil wijkt af.
is omgekeerd niet zo.
HOOFDSTUK 5
zijn ook aanwezig bij , maar dat
We kunnen dus besluiten dat de elektronenverdeling van elementen die
in een lagere periode staan, identiek blijft voor onderliggende schillen. Als het atoomnummer (en dus het aantal protonen in de kern en het aantal elektronen op de schillen) stijgt, komt er telkens een elektron bij op de
buitenste schil. Deze valentie-elektronen zullen belangrijk zijn bij het vormen van bindingen tussen atomen. We kunnen daarom de afspraak maken dat we de onderliggende elektronen niet meer tekenen; we nemen enkel de elektronen van de buitenste schil in beschouwing.
Noteer het juiste antwoord. 1
Vul in de tabel het aantal elektronen per schil aan. Element
K-schil
beryllium stikstof
•
3
•
Voor alle drie de atomen is de buitenste schil de -schil.
De valentie-elektronen verschillen wel. Beryllium heeft er , stikstof
en fluor .
Teken de valentie-elektronen op de buitenste schil van de atomen. Laat dus de onderliggende K-schil
VA
weg.
Be
N
F
Vergelijk de tekeningen nu. Wat kun je nog als overbodig beschouwen?
©
4
M-schil
N
Vul de zinnen aan.
L-schil
fluor 2
IN
OPDRACHT 20
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
133
5
Teken de valentie-elektronen rond de elementen zonder de schillen te tekenen.
Be N F Bij stikstof en fluor zien we dat de puntjes die de elektronen voorstellen bij
IN
een elektronenpaar al snel in elkaar kunnen overlopen als we de schil zelf niet tekenen. Ook daar had Lewis een oplossing voor. Een elektronenpaar,
2 elektronen dus, wordt dan voorgesteld met een streepje of twee bolletjes naast elkaar. Dat wordt voor het voorbeeld uit opdracht 20, vraag 5 dan:
Be N F
N
In de lewisstructuur tekenen we enkel de elektronen van de buitenste schil: de valentie-elektronen. Ongepaarde elektronen stellen we voor met een bolletje, gepaarde elektronen (elektronenparen) met een streepje.
©
VA
` Maak oefening 9 en 10 op p. 141.
134
THEMA 03
HOOFDSTUK 5
THEMASYNTHESE
DE ELEMENTAIRE DEELTJES Kernbegrippen
Notities
Kernvragen
Hoofdstuk 1: Welke namen en symbolen krijgen element = atoomsoort
de elementen?
verschillende atomen of deeltjes
universele symbolentaal zorgt ervoor dat wetenschappers
atoom = deeltje dat tot bepaalde atoomsoort behoort
voorwerp: opgebouwd uit materie materie: stof of mengsel van stoffen
Elk element heeft universeel eenzelfde symbool. Die
over de hele wereld met elkaar kunnen communiceren. Hoofdstuk 2: Hoe evolueerde het atoommodel? •
•
Historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr: elke keer weer voortbouwen op de ontdekking van de voorganger.
Het schillenmodel van Bohr-Rutherford elektronenschillen
CHEMISCHE TIJDLIJN
N
stof: verbinding van deeltjes of atomen
ELEMENTEN
IN
atoomsoorten of elementen = de
protonen en neutronen
VA
Hoofdstuk 3: Welke elementaire deeltjes kennen we?
atoomkern = nucleus •
•
bevat twee soorten
elementaire deeltjes:
protonen (+) en neutronen rond atoomkern heb je elektronen (–)
atoomnummer Z
©
= aantal protonen
= aantal elektronen massagetal A
=Z (aantal protonen)
+ N (aantal neutronen)
•
• • • • • •
Het atoom bestaat uit een atoomkern en een elektronenmantel waarin protonen en neutronen voorkomen (behalve H: enkel 1 proton).
Protonen, elektronen en neutronen vormen samen een atoom. Een atoom in zijn geheel heeft geen lading. Protonen zijn positief geladen (+).
Elektronen zijn negatief geladen (–). Neutronen zijn neutraal.
Rond de kern bewegen elektronen (–) op schillen.
Het aantal elektronen rond de kern is in een atoom gelijk aan het aantal protonen in de kern.
Atomen met hetzelfde aantal protonen zijn atomen van
hetzelfde chemische element. Uit het atoomnummer Z en
het massagetal A kunnen we de hoeveelheid van elk van de deeltjes in een atoom berekenen.
proton
neutron schil nucleus elektron
THEMA 03
THEMASYNTHESE
135
Hoofdstuk 4: Atomen en hun isotopen: wat is de gemiddelde relatieve
isotopen
atoommassa <Ar>?
gemiddelde relatieve
X
A Z
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen, van hetzelfde
atoommassa <Ar>
element dus, maar met een verschillend aantal neutronen.
De gemiddelde relatieve atoommassa is het gewogen gemiddelde van
de massa's van de voorkomende isotopen, rekening houdend met hun procentuele voorkomen.
Daarom is de gemiddelde relatieve atoommassa zelden een geheel komma.
IN
getal. We ronden dat getal tijdens berekeningen af op één cijfer na de Hoofdstuk 5: Hoe zitten elektronen verdeeld in een atoom? elektronenconfiguratie
•
edelgasconfiguratie
• •
lewisstructuur
regels.
Wanneer de buitenste schil volledig bezet is, dan spreken we over de edelgasconfiguratie.
Het schillenmodel kan eenvoudiger genoteerd worden als de elektronenconfiguratie.
Bij de lewisstructuur vereenvoudigen we die elektronenconfiguratie nog en worden enkel de elektronen van de buitenste schil weergegeven.
VA
N
•
De verdeling van de elektronen op schillen gebeurt volgens een aantal
Mijn samenvatting
©
136
THEMA 03
THEMASYNTHESE
BEKIJK KENNISCLIP
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik ken de kernbegrippen (element, atoom, voorwerp, materie, stof, atoomsoort,
•
Ik ken de namen en symbolen van veelvoorkomende elementen.
•
Ik ken de lewisstructuur en kan die toepassen bij de eerste 20 elementen.
nucleonen, atoomkern, atoomnummer, massagetal, isotopen, gemiddelde relatieve atoommassa, elektronenconfiguratie, lewisstructuur) en kan ze toelichten.
Ik ken de historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Chadwick.
IN
•
2 Onderzoeksvaardigheden
•
•
•
Ik kan de bouw van een atoom toelichten (volgens het gecombineerd atoommodel
van Bohr-Rutherford).
Ik kan de samenstelling van atomen (en hun isotopen) afleiden uit het atoomnummer en het massagetal.
Ik kan de regels voor elektronenverdeling toepassen om het gecombineerd
atoommodel van Bohr-Rutherford te tekenen en de elektronenconfiguratie van de eerste 20 elementen te schrijven.
Ik kan toelichten hoe het schrijven van elektronenconfiguraties een vereenvoudigde weergave is van het schillenmodel.
N
•
invullen bij je Portfolio.
©
VA
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 03
CHECKLIST
137
CHECK IT OUT
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!
IN
Wat zie jij onder deze elektronenmicroscoop? Vul in.
N
VA
Zou je graag nog verder inzoomen? Je bent niet alleen.
Wetenschappers uit de hele wereld doen continu fundamenteel onderzoek naar elementaire deeltjes in het CERN
©
(Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire, of de Europese Raad voor Kernonderzoek).
Afb. 47 CERN
Afb. 48 François Englert
Heeft dit thema jouw interesse opgewekt? Ga naar
Onze landgenoot
François Englert kreeg in 2013 de Nobelprijs
voor Natuurkunde voor zijn onderzoek naar de allerkleinste deeltjes.
en bekijk de filmpjes over het onderzoek bij CERN.
! Stilaan zijn we in staat om na te gaan of het gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford overeenstemt met de realiteit. Steeds sterkere microscopen stellen ons in staat het met het blote oog te checken. We ontdekken alsmaar meer.
138
THEMA 03
CHECK IT OUT
AAN DE SLAG
1
Vul de tabel aan met de juiste naam of het juiste symbool voor elk element. Universeel symbool
Na
H
Cu
Fe
P
O S
zilver helium lood tin
fluor
stikstof
aluminium
calcium
VA
IN
Au
N
Naam element
2
K
Ne
Uit welke deeltjes is een atoom opgebouwd, wat is hun lading en waar in het atoom bevinden die deeltjes Deeltje van het atoom
©
zich?
4
Lading
Plaats in het atoom
3
chloor
Een element heeft 20 neutronen in de kern en een atoommassa van 40 u. Over welk element gaat het?
Hoeveel neutronen vind je in een lithiumkern?
THEMA 03
AAN DE SLAG
139
5 6
Hoeveel elektronen heeft een loodatoom?
De drie isotopen van magnesium zijn 24Mg ,25Mg en 26Mg. Welke isotoop zul je het vaakst aantreffen als je weet dat de relatieve atoommassa van magnesium 24,305 bedraagt?
Vervolledig de tabel. Symbool
Sn
Aantal protonen
Aantal Aantal neutronen elektronen
2
4
65
lood
119 51
23
12
138
207
56
1
A
16
16
Geef de samenstelling van de kern van een zwavelatoom (met atoomnummer 16 en massagetal 32).
VA
a
zink
Z
N
Naam
IN
7
b Geef de samenstelling van het kwikatoom met A = 200.
c Boor heeft van nature twee isotopen: 10B en
11B.
Bereken het procentuele voorkomen van elke isotoop.
©
d Vul de tabel verder aan met het aantal protonen, neutronen en elektronen van de isotopen. Bereken ook de gemiddelde relatieve atoommassa van elk element. % voorkomen aantal protonen aantal neutronen aantal elektronen gemiddelde relatieve atoommassa
140
THEMA 03
AAN DE SLAG
6Li
7Li
10B
11B
69Ga
71Ga
79Br
81Br
7,56
92,44
19,8
80,2
60,16
39,84
50,69
49,31
9
Teken het schillenmodel voor aluminium.
IN
8
Schrijf de elektronenconfiguratie en teken ernaast de lewisstructuur voor de volgende elementen. koolstof:
magnesium:
chloor:
zwavel:
fosfor:
VA
N
zuurstof:
10
Durf je het aan om het schillenmodel en de elektronenconfiguratie te tekenen van
een atoom met een hoger atoomnummer, zoals lood of kwik?
©
Vraag tips aan je leerkracht of scan de QR-code voor meer informatie.
` Verder oefenen? Ga naar
BEKIJK DE TIPS
.
THEMA 03
AAN DE SLAG
141
Notities
VA
N
IN
©
142
THEMA 03
HET PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN (PSE)
THEMA 04
CHECK IN
144
VERKEN
145
het periodiek systeem?
` HOOFDSTUK 2: Wat leren we uit de plaats van
een element in het PSE?
146
IN
` HOOFDSTUK 1: Wat zijn groepen en perioden in
N
2.1 De a-groepen en hun naam 2.2 Waarom lijken atomen graag op een edelgas? 2.3 Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen in het PSE?
150 150 153 159
` HOOFDSTUK 3: Welk belang en voorkomen
hebben enkelvoudige stoffen?
165
CHECKLIST
167
VA
THEMASYNTHESE
PORTFOLIO
CHECK IT OUT
168
AAN DE SLAG
169
©
OEFEN OP DIDDIT
143
CHECK IN
Ontdek de Mendelejev in jezelf! Als kind heb je misschien wel uren
gespeeld met legoblokjes. Om dingen te bouwen, was het wel handig om
eerst de blokjes te sorteren. Maar hoe
begin je daaraan? De Australiër Daniel West ontwikkelde een oplossing: de
LEGOSORTEER MACHINE
De legosorteermachine is niet te verslaan qua
precisie en snelheid, al moet je natuurlijk wel eerst jouw kennis aan de machine doorgeven.
Vermoedelijk sorteerde je de blokjes eerst per
kleur, tot je merkte dat er naast de kleur nog andere
IN
legosorteermachine. Bekijk de video.
N
verschillen zijn, zoals de vorm en het aantal nopjes.
?
?
VA
?
?
?
©
?
?
Na het eerste sorteerwerk moest je vaak nog op zoek naar ontbrekende stukjes, maar je kon natuurlijk al wel afleiden hoe ze eruit moesten zien. Onbewust schuilde er toen een kleine Mendelejev in jou.
In chemie ordenen we de deeltjes of ‘elementen’ in een periodiek systeem. Kijk eens rond in het labo in je school.
Je vindt er vast en zeker een of meerdere exemplaren van het periodiek systeem. Op het huidige periodiek systeem staan tussen de 110 en 118 elementen, volgens een universeel systeem gerangschikt.
` Waarom is het zo belangrijk om het periodiek systeem van de elementen (kortweg PSE) in te delen? ` Hoe zijn de elementen in het PSE gerangschikt?
144
THEMA 04
CHECK IN
?
VERKEN
De pioniers van het PSE
DIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN Meer dan 150 jaar geleden probeerde de wetenschapper Dimitri Mendelejev de
gekende elementen te rangschikken volgens de oplopende atoommassa. Hij maakte kaarten van alle elementen, met daarop gegevens die hij al kende of afleidde.
Hij merkte dat sommige elementen gelijkaardige eigenschappen vertoonden en
groepeerde ze. Daarbij merkte hij op dat in de reeksen ontbrekende elementen waren.
De eigenschappen, zoals de atoommassa, van deze nog niet ontdekte elementen kon atoomnummer (Z) elektronegatieve waarde hij voorspellen.
1,2
IN
12
Dimitri Mendelejev (1834-1907)
Mg
symbool naam
magnesium
Mendelejev presenteerde zijn tabel voor het eerst
24,31
in 1869. In de jaren die volgden, is telkens gebleken dat de door hem voorspelde eigenschappen van
later ontdekte elementen correct waren. Het lijkt wel of hij een glazen bol had!
OPDRACHT 1
1,6
V
ium
94
VIb VIIb VIlIb VIlIb Noteer de betekenis van de gegevens in elk vakje van het PSE. 6 7 8 9
VA
b 5
N
relatieve atoommassa (Ar)
1,6
Cr
chroom
42
25
b
Mo
28
1,9
1,9
30
Cu
Z
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,
43
1,9
Tc
95,94
98
75
1,9
ijzer
44
2,2
kobalt
45
Ru
2,2
Rh
nikkel
46
47
Pd
1,9
zin
48
Ag
C
In een periodiek systeem worden alle bekende atoomsoorten weergegeven met hun symbool. Elk vakje bevat ook verschillende cijfers. Een aantal van
ruthenium
rhodium
palladium
zilver
die cijfers (het atoomnummer Z en de gemiddelde relatieve atoommassa
106,4 107,9 leerde je al kennen in102,9 thema 3. Je leerde ook al de namen en symbolen <Ar>) 101,1 van verschillende elementen. Mendelejev gebruikte de atoommassa als
76
2,2
77
2,2
basis voor een eerste rangschikking.
Os
2,2
aal
wolfraam
renium
osmium
iridium
platina
0,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
108
Ir
78
Re 107
koper
2,2
W
106
29
Ni
91
a
1,9
Co
technetium
1,7
27
IIb 1
Fe
molybdeen
74
1,8
Ib 11
Mn
um
1,5
26
mangaan
52,00
1,8
1,5
©
1,6
24
VIlIb 10
109
79
Pt
110
2,2
cadm
112 80
Au
H
goud
THEMA 04
VERKEN 197,0
111
kw
145
200
112
HOOFDSTUK 1
Wat zijn groepen en perioden in het periodiek systeem? LEERDOELEN Je kunt al: een uniek symbool;
L toelichten dat een element synoniem is voor atoomsoort;
IN
L toelichten dat elementen worden voorgesteld met
L toelichten dat elk atoom een massa heeft, afhankelijk van het aantal neutronen en protonen;
L toelichten dat elektronen zich op schillen rond de kern bevinden;
L toelichten dat we in de lewisstructuur enkel de Je leert nu:
Mendelejev’ in plaats van ‘het periodiek systeem van de elementen’.
Nochtans klopt de naam ‘tabel van
Mendelejev’ niet helemaal, want ook andere wetenschappers zoals Henry Mosely, Lothar
Meyer, William Ramsey en Niels Bohr hebben hun steentje bijgedragen. Maar goed, ere
wie ere toekomt, Mendelejev is en blijft de
N
elektronen van de buitenste schil voorstellen.
Je hoort vaak spreken over ‘de tabel van
L de opbouw van het PSE gebruiken om eigenschappen
VA
van atomen en ionen af te leiden.
grondlegger van het PSE. Wil je even opnieuw de
geschiedenis induiken? Scan dan de QR-code.
OPDRACHT 2
Bekijk het PSE achteraan in je leerschrift en los de vragen op. •
Hoeveel rijen tel je?
•
Hoeveel kolommen met elementen tel je?
•
Hoeveel vakjes telt het periodiek systeem?
Zijn er verschillende kleuren gebruikt in het periodiek systeem?
©
•
•
•
Hoe wijzigt het atoomnummer Z als je van links naar rechts vordert in het periodiek systeem?
Hoe wijzigt de gemiddelde relatieve atoommassa <Ar> als het atoomnummer Z toeneemt?
146
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
BEKIJK DE TIJDLIJN
De elementen zijn gerangschikt volgens oplopende atoommassa.
Omdat het atoomnummer steeds toeneemt, kon Mendelejev destijds alle elementen op één lange rij plaatsen, waarbij de gemiddelde relatieve atoommassa telkens toeneemt. Toch plaatste hij de elementen op
verschillende rijen. De zeven rijen die zo gevormd werden, worden perioden genoemd.
Hij had toen immers al ontdekt dat bijvoorbeeld lithium en natrium
gelijkaardige chemische eigenschappen vertonen in reacties, net als bv. fluor en chloor.
Die gelijkaardige chemische eigenschappen zijn een rechtstreeks gevolg van
hun elektronenconfiguratie, die je leerde kennen in thema 3. Door elementen met gelijkaardige chemische eigenschappen onder elkaar te plaatsen,
IN
werden er ook groepen gevormd: de verticale kolommen. Die elementen
worden gekenmerkt door een gelijk aantal elektronen op de buitenste schil, de valentie-elektronen.
OPDRACHT 3
Vul de tabellen aan door gebruik te maken van je kennis van het atoommodel.
Fris je kennis van de regels voor
elektronenverdeling op.
Vul de tabel aan met de elektronenverdeling per schil
N
1
TIP
voor waterstof, lithium, natrium en kalium; stuk voor
ELEKTRONEN VERDELING
stuk elementen uit de eerste kolom van het PSE. Atoom nummer
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
H
Na
Li
2
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
VA
Symbool element
K
Wat hebben deze elementen gemeen?
©
Merk op dat lithium onder waterstof werd geplaatst. Natrium werd ook weer op een volgende rij geplaatst,
in dezelfde kolom en onder lithium. Kalium werd om dezelfde reden onder natrium geplaatst. Per periode in het PSE komt er telkens een extra schil bij. 3
Maak dezelfde oefening voor de elementen fluor en chloor, uit kolom VIIa. Symbool element F
Cl
Atoom nummer
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
147
4
Wat hebben deze elementen gemeen?
Chloor kwam zo onder fluor terecht.
Herhaal nogmaals de oefening, maar nu met elementen die in kolom IVa staan. Symbool element C
Si
Atoom nummer
6
Wat hebben deze elementen gemeen?
7
Totaal aantal elektronen
Aantal elektronen op schil 4
Aantal elektronen op schil 3
Aantal elektronen op schil 2
Aantal elektronen op schil 1
IN
5
Welk gevolg heeft dat voor de plaats van silicium in het PSE?
N
De rijen in het PSE worden perioden genoemd. Bij elke nieuwe periode komt er een extra schil bij de atomen.
De kolommen worden groepen genoemd. Het zijn groepen elementen met
VA
hetzelfde aantal elektronen op de buitenste schil (de valentie-elektronen), en daarom met dezelfde chemische eigenschappen.
` Maak oefening 1 op p. 169.
Ia 1
1
2,1
H
1
waterstof
1,01
©
3
1,0
Li
2
lithium
6,94 11
PERIODIEK VAN DE ELEMENTEN Bij de rangschikking van de SYSTEEM elementen in perioden en groepen stuitte men
IIIa opIIa een probleem na hetatoomnummer element calcium. Tussen het element calcium (met (Z) elektronegatieve waarde 2 elektronen in de buitenste schil) en gallium, (met drie elektronen in13 twee 4
0,9
Be
12
magnesium
24,31 20
1,0
IIIb 3 21
1,3
IVb 4 22
1,5
Vb 5 23
1,6
VIb 6 24
1,6
VIIb 7 25
1,5
VIlIb VIlIb 8 9 26
1,8
27
1,9
1,9
Ib 11 29
1,9
IIb 12 30
1,6
C
stikstof
12,01
14,01
1,5
14
Al-
1,8
scandium
titaan
vanadium
chroom
mangaan
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
0,8
38
1,0
39
1,2
1,4
41
1,8
1,9
2,2
45
2,2
47
1,9
48
1,7
49
50
1,8
niobium
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn
91,22
92,91
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
72
1,3
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
Cd
1,7
80
1,9
81
1,8
30,97 33
Ge
zirkonium
1,1
Rh
46
zink
88,91 57
Ru
2,2
koper
yttrium
0,9
Tc
44
nikkel
87,62 56
Mo
43
kobalt
strontium
0,7
Nb
42
ijzer
85,47
Sr
Zr
1,6
Cr
rubidium
55
Y
40
V
tin
82
1,8
2,0
arseen
74,92 51
1,9
Sb 121,8
83
1,9
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
W
Re renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
89
1,1
Ac
Hf
104
Ta
105
Rf
106
Db
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
114
Nh
1
Mc
radium
actinium
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
226,0
227
261
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
HOOFDSTUK 1
58
lanthaniden
6
1,1
Ce
59
1,1
Pr
60
1,2
Nd
61
62
1,2
Pm Sm
63
64
Eu
65
Gd
1,2
Tb
66
(1,2)
Dy
67
1,2
Ho
8
Bi
115
Fl-
5
antimoon
132,9
La
3
As
6 Cs
cesium
1
fosfor
28,09 32
40,08
Ti
2,1
P
silicium
26,98 1,6
15
Si
aluminium
31
1,8
8
N
koolstof
calcium
Sc
3,0
boor
kalium
Ca
7
10,81 13
VIlIb 10 28
2,5
39,10
5 Rb
THEMA 04
1,2
6
B
relatieve atoommassa (Ar)
Mg
22,99
37
148
2,0
magnesium
beryllium
natrium
0,8
5
atoommassa die tussen die naam van calcium en gallium ligt. 24,31
K
4
Mg
1,5
Va 15
1,2
de buitenste schil) moesten nog tien elementen hun plaats vinden, met een symbool 9,01
3 Na 19
12
IVa 14
68
1,2
Er
cerium
praseodymium
neodymium
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
l
6
Ook bij de volgende perioden moest dat opgelost worden.
Ia 1 1
IIa 2
2,1
H
atoomnummer (Z)
12
Li
2
4
6,94
9,01 0,9
3 Na
natrium
12
0,8
IIIb 3
24,31
magnesium
21
1,3
IVb 4 22
1,5
Vb 5 23
1,6
6
2,5
7
3,0
C
B
N
8
3,5
9
4,0
O
boor
koolstof
stikstof
zuurstof
fluor
F
Ne
12,01
14,01
16,00
19,00
20,18
neon
De overige elementen behoren tot de a-groepen. Er1,8 zijn dus 13 1,5 14 15 2,1 16acht 2,5 a-groepen 17 3,0 18
Al- Si P S ClVIb VIIb VIlIb VIlIb VIlIb Ib IIb aluminium silicium fosfor zwavel chloor 6 kolommen 7 8 9 10doorlopend 11 12genummerd vaak gewoon van 130,97 tot en32,07met 18. 26,98 28,09 35,45
en tien b-groepen. Die indeling verwatert stilaan, tegenwoordig worden de Ar
24
1,6
25
1,5
26
1,8
27
1,9
28
1,9
29
1,9
30
1,6
31
1,6
32
1,8
33
2,0
34
2,4
35
2,8
kalium
calcium
scandium
titaan
vanadium
chroom
mangaan
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
Ge
As
Se seleen
broom
40,08
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
74,92
78,96
79,90
37
0,8
5 Rb
Ca
38
1,0
Sc
39
1,2
40
1,4
V
41
kobalt
nikkel
koper
zink
arseen
1,8 43 1,9 44 na 2,2 lanthaan, 45 2,2 46 in 2,2 periode 47 1,9 48zes, 1,7 en 49 actinium, 1,7 50 1,8 in 51 periode 1,9 52 2,1 53 2,5 elementen zeven.
42
strontium
yttrium
zirkonium
niobium
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn tin
antimoon
telluur
jood
87,62
88,91
91,22
92,91
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
0,7
56
0,9
57
1,1
72
1,3
Nb
ijzer
73
1,5
Mo
74
1,7
Tc
75
1,9
Ru
76
2,2
Rh
77
2,2
78
2,2
79
2,2
Cd
80
1,9
81
1,8
82
1,8
Sb
83
1,9
Te
84
2,0
85
2,2
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
W
Re renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
polonium
Po
At
132,9
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
209
210
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
La
89
1,1
Ac
Hf
104
Ta
105
Rf
106
Db
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
114
Nh
Bi
115
Fl-
116
Mc
Lv
Ts
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
227
261
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
lanthaniden
actiniden
7
1,2
61
62
1,2
63
64
65
1,2
66
(1,2)
67
1,2
68
1,2
69
1,2
Rn radon
70
Og
oganesson
289
1,1
71
1,2
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
Tm
Lu
neodymium
Er
Yb
praseodymium
thulium
ytterbium
lutetium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
168,9
173,0
1,3
Th
Pr
91
1,5
Pa
Nd
92
1,4
U
Pm Sm
93
1,3
Np
94
1,3
Pu
Eu
95
1,3
Gd
96
Tb
97
Dy
98
Bk
Ho
99
Cf
100
Es
101
Fm
102
Md
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
N
90
60
xenon
131,3
86
cerium
Ce
6
1,1
Xe
118
actinium
59
83,80
222
117
226,0
1,1
krypton
54
astaat
radium
58
Kr
I
6 Cs
cesium
argon
39,95
36
Br
Een gelijkaardig probleem in de rangschikking deed zich voor met de
85,47
Sr
Zr
1,6
Cr
rubidium
55
Y
Ti
helium
10
10,81
39,10
K
4
1,2
1,0
2,0
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
Mg 20
5
24,31
magnesium
22,99 19
naam
Be
beryllium
11
transitie-elementen of nevenelementen worden weleens gebruikt.
1,5
lithium
He
1,2
Mg
symbool
1,01 1,0
2
b-groepen kregen de verzamelnaam overgangselementen; ook de termen4,00
waterstof
3
elektronegatieve waarde (EN)
13 14 De elementen 15 16 uit 17de cijfer met lettertje b. We noemen ze de b-groepen.
IN
1
0
De tabel moest dusELEMENTEN worden opengetrokken om er telkens tien elementen 18 PERIODIEK SYSTEEM VAN DE tussen te plaatsen. Die groepen elementenIIIakrijgen doorgaans een VIIa Romeins IVa Va VIa
No
Lr
De 28 (of 2 keer 14) afgezonderde elementen onderaan zijn de elementen die in periode zes volgen op het element lanthaan en in periode zeven op het
VA
element actinium. Zo verkregen ze de naam lanthaniden en actiniden. Samen worden ze ook wel ‘zeldzame aarden’ genoemd. WEETJE
Men kiest er vaak voor om de zeldzame aarden onderaan de tabel te
plaatsen met een verwijzing. Dat is handiger omdat het beter past in de
©
verhoudingen van een pagina of poster.
.indd 274
28/01/2022 0
THEMA 04
HOOFDSTUK 1
149
HOOFDSTUK 2
Wat leren we uit de plaats van een element in het PSE? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L toelichten dat elk element een specifieke plaats heeft in het PSE;
L toelichten dat de periode waarin het element voorkomt het aantal schillen weergeeft;
L toelichten dat de groep waarin het element staat de
elektronenconfiguratie van de buitenste schil verraadt;
L toelichten dat elektronen negatief geladen zijn en protonen positief geladen;
L toelichten dat een atoom evenveel elektronen als protonen bevat Je leert nu:
N
en dus elektrisch neutraal is.
L een verband leggen tussen de plaats van een element in het PSE en de eigenschappen ervan;
L elementen ordenen en plaatsen op de tabel volgens metalen en
VA
niet-metalen (classificatie).
Het PSE en de plaats van de
elementen bevatten heel wat nuttige informatie voor de
chemicus. Heb je die kennis
onder de knie, dan start je met een flinke basis om later de
verbindingen tussen atomen te
verklaren. Atomen binden immers tot verbindingen. Er bestaan zeer eenvoudige verbindingen, maar ook heel complexe.
2.1 De a-groepen en hun naam
©
Sommige groepen hebben een specifieke naam, andere groepen worden genoemd naar het bovenste element uit de groep. •
Ia: de alkalimetalen (Li, Na, K …)
•
IIIa: de aardmetalen (B, Al, Ga …)
•
• •
•
• •
IIa: de aardalkalimetalen (Be, Mg, Ca …) IVa: de koolstofgroep (C, Si, Ge …) Va: de stikstofgroep (N, P, As …)
VIa: de zuurstofgroep (O, S, Se …) VIIa: de halogenen (F, Cl, Br, I …)
VIIIa: de edelgassen (He, Ne, Ar …)
De laatste kolom, de edelgassen, wordt ook aangeduid als de nulgroep. 150
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
Ia 1 1
IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
1,0
Li
lithium
1,5
Be
3 Na
natrium
12
0,8
Mg
K
4
0,8
5 Rb
rubidium
calcium
0,7
Ba barium
132,9
7 Fr
francium
223
Sc
0,9
Ra
1,2
Y
yttrium
Ti
1,1
La
lanthaan
138,9 89
1,1
Ac
Vb 5 23
1,4
V
niobium
91,22
Hf
Ta
tantaal
178,5
Rf
Cr
2,5
actinium
rutherfordium
226,0
227
261
dubnium
Tc
technetium
W
2,2
Bh
Hs
2,2
Ir
Ag zilver
2,2
Pt
Ds
1,7
2
He
1,9
1,8
1,8
Tl-
kwik
Nh
84
Bi
2,0
Fl-
54
Xe
jood
xenon
126,9 85
131,3
2,2
86
At
Rn
astaat
209
radon
210
116
Mc
krypton
83,80
2,5
I
polonium
209,0 115
Kr
79,90
Po
bismut
207,2 114
Br
127,6
1,9
36
broom
53
telluur
121,8
lood
204,4
2,1
argon
39,95
2,8
Te
antimoon
83
Pb
thallium
113
Sb
118,7 82
52
Ar
chloor
78,96
1,9
neon
20,18 18
35,45 35
seleen
74,92
tin
114,8
2,4
Se
arseen
51
Sn
indium
81
200,6
Cn
1,8
Ne 3,0
Cl-
zwavel
34
As
72,64
In
Hg 112
Ge
F
fluor
17
32,07
2,0
10
19,00 2,5
S
fosfor
germanium
50
O
30,97 33
4,0
16,00 16
P 1,8
9
zuurstof
2,1
Si 28,09 32
69,72
112,4
goud
Rg
gallium
cadmium
80
197,0 111
Ga
Cd
Au
195,1
1,6
49
N
3,5
14,01 15
silicium
26,98
zink
1,7
1,8
Alaluminium
65,38 48
107,9 79
platina
110
Mt
1,9
14
8
stikstof
12,01 1,5
31
Zn
koper
106,4 2,2
1,6
63,55
palladium
78
IIb 12 30
Cu 47
Pd
192,2 109
1,9
nikkel
iridium
190,2 108
2,2
Ib 11 29
58,69 46
102,9
osmium
186,2 107
Sg
rhodium
77
Os
renium
183,9
Rh
ruthenium
2,2
2,2
1,9
Ni
58,93
Ru
76
VIlIb 10 28
kobalt
45
101,1 1,9
1,9
Co
ijzer
55,85
Re
wolfraam
27
Fe 44
98 75
seaborgium
cerium
59
1,3
Th
60
Pr
1,5
Nd
Pa
1,4
U
62
samarium
(145)
1,3
Np
1,3
Pu
64
Eu
europium
Gd
1,3
flerovium
287
1,2
Tb
terbium
157,3
96
nihonium
285
65
gadolinium
151,9
95
copernicium
272
63
150,4
94
röntgenium
281
1,2
Pm Sm
promethium
93
darmstadtium
268
61
144,2
92
meitnerium
277
1,2
neodymium
140,9
91
hassium
264
1,1
praseodymium
140,1
7
bohrium
266
1,1
Ce
6
90
WEETJE
1,9
95,94 1,7
1,8
54,94
molybdeen
74
VIlIb VIlIb 8 9 26
Mn
43
Mo
262
58
actiniden
1,8
1,5
3,0
koolstof
10,81 13
7
C
B
mangaan
52,00
106
Db
VIIb 7 25
chroom
180,9 105
radium
lanthaniden
1,5
1,6
42
92,91 73
hafnium
104
1,6
Nb
zirkonium
1,3
VIb 6 24
50,94 41
Zr
72
1,6
vanadium
47,87 40
88,91 57
1,5
titaan
44,96
137,3 88
IVb 4 22
scandium
87,62 0,9
1,3
39
strontium
56
cesium
0,7
1,0
Sr
6 Cs 87
21
40,08 38
85,47 55
1,0
Ca
kalium
39,10 37
IIIb 3
24,31 20
6
boor
magnesium
22,99 19
magnesium
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,2
VIIa 17
4,00 2,0
24,31
9,01 0,9
VIa 16
helium
5
beryllium
6,94 11
naam
Va 15
222
117
Lv
118
Ts
Og
IN
2
4
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN) 12
waterstof
3
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
66
(1,2)
Dy
dysprosium
158,9
97
Bk
68
Ho
69
thulium
167,3
168,9
100
Es
101
Fm
oganesson
289
1,2
Tm
erbium
164,9
tennessine
289
1,2
Er
holmium
99
Cf
livermorium
288
1,2
162,5
98
moscovium
289
67
70
289
1,1
1,2
Yb
Lu
ytterbium
lutetium
173,0
102
Md
71
175,0
103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
No 259
Lr 262
Er zijn nog meer verzamelnamen voor groepen elementen. Zo worden alle elementen met een atoomnummer hoger dan 92, het element
N
uraan, ook wel de ‘transuranen’ genoemd. Dat zijn radioactieve elementen: instabiele atomen die snel vervallen. Radioactieve
elementen zoals uranium worden in kerncentrales gebruikt als brandstof, maar produceren ook heel wat radioactief afval..
De verwerking van radioactief afval is en blijft een probleem waar nog
©
VA
geen oplossing voor gevonden werd. In Vlaanderen wordt radioactief
PSE.indd 274
afval van de kerncentrale in Doel in gebetonneerde vaten opgeslagen bij Belgoprocess in Dessel.
28/01/2022 09:35
Maar ook wereldwijd blijft radioactief afval en de
verwerking ervan de politieke discussie voeden. Hoewel kernenergie qua uitstoot
(van bv. CO2) de ‘schoonste’ manier is om elektriciteit
op te wekken, kunnen we
radioactief kernafval niet eeuwig blijven produceren en stockeren. Toch zijn er nog lang niet genoeg windmolens, zonnepanelen en
waterkrachtcentrales om de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit te compenseren en zo de productie van kernafval een halt toe te
roepen. Een kernuitstap zal immers opgevangen moeten worden door zogenaamde groene stroom.
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
151
OPDRACHT 4 Vul de tabel aan met behulp van het PSE. Symbool
2
Naam element
Mg
S
Cl
Si
Al
neon fosfor lithium ijzer
Behoort tot de groep
IN
1
Ontdek via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal enkele nuttige toepassingen van elk element in het
N
dagelijks leven.
WEETJE
Wil je op het volgende feestje uitpakken met een origineel nummer?
©
VA
Scan de QR-code en ontdek de song The Elements.
152
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
THE ELEMENTS
2.2 Waarom lijken atomen graag op een edelgas?
OPDRACHT 5
Bekijk de lewisstructuur en vul de tabel aan. 1
Bekijk het PSE. Boven elke kolom van de a-groepen staat de lewisstructuur van de elementen uit die kolom (groep) weergegeven. Ia 1 IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
3
1,0
Li
2
4
1,5
beryllium
6,94
9,01
11
0,9
3 Na
12
24,31
0,8
20
K
4
1,0
21
IVb 4
1,3
22
1,6
24
1,5
26
1,8
scandium
titaan
vanadium
chroom
mangaan
Mn
Fe
44,96
47,87
50,94
52,00
54,94
55,85
1,2
1,4
41
1,8
1,9
44
2,2
28
29
1,9
30
1,6
9
4,0
O
stikstof
zuurstof
fluor
12,01
14,01
16,00
19,00
1,5
14
1,8
15
2,1
16
2,5
Al-
Si
silicium
fosfor
zwavel
chloor
28,09
30,97
32,07
35,45
32
1,8
33
S
neon
26,98
1,6
2,0
34
2,4
35
Ar
Cu
Zn
Ga gallium
germanium
Ge
As
Se seleen
broom
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
74,92
78,96
79,90
45
2,2
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
Cd
50
1,8
arseen
51
1,9
52
53
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn tin
antimoon
telluur
jood
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
83
1,9
Te
84
2,0
85
Xe xenon
131,3
2,2
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
W
Re renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
polonium
Po
At
132,9
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
209
210
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
89
Hf
1,1
Ac
104
Ta
105
Rf
106
Db
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
Nh
114
Bi
115
Fl-
116
Mc
Ts
actinium
rutherfordium
dubnium
seaborgium
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
227
261
262
266
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
1,1
Pr
60
1,2
Nd
61
62
1,2
Pm Sm
63
64
Eu
VA
Ce
59
6
lanthaniden
cerium
praseodymium
140,1
90
7
actiniden
1,3
Th
neodymium
140,9
91
1,5
Pa
promethium
144,2
92
1,4
U
samarium
(145)
93
1,3
Np
europium
150,4
94
1,3
Pu
Gd
gadolinium
151,9
95
1,3
65
1,2
Tb
terbium
157,3
66
(1,2)
Dy
dysprosium
158,9
96
97
1,2
1,2
Er
holmium
erbium
164,9 99
Cf
68
Ho
162,5 98
Bk
67
167,3 100
Es
69
1,2
Tm thulium
168,9 101
Fm
70
Og
oganesson
289 1,1
Yb ytterbium
173,0 102
Md
radon
222
226,0
1,1
Rn 118
radium
58
86
astaat
117
Lv
krypton
54
I
6 Cs
La
Kr 83,80
2,5
92,91
1,3
Sb
2,1
36
Br
niobium
72
Rh
46
zink
argon
39,95
2,8
Ni
koper
18
Cl-
58,93
nikkel
10
20,18
3,0
aluminium
31
P
17
91,22
1,1
He
Ne
zirkonium
57
2
F
koolstof
Co kobalt
Ru
1,9
IIb 12
N
3,5
88,91
cesium
2
C
8
yttrium
0,9
Tc
ijzer
1,9
Ib 11
3,0
87,62 56
Mo
43
27
VIlIb 10
7
strontium
0,7
Nb
42
2,5
85,47
Sr
Zr
1,6
6
rubidium
55
Y
40
VIIa 17
boor
N
5 Rb
39
Cr
25
VIa 16
10,81
13
VIlIb VIlIb 8 9
40,08 1,0
V
1,6
VIIb 7
calcium
38
Ti
23
VIb 6
kalium
0,8
Sc
1,5
Vb 5
2,0
B
39,10 37
Ca
IIIb 3
Va 15
4,00
magnesium
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
Mg magnesium
22,99
IVa 14
helium
5
24,31
1,2
natrium
19
naam
Be
lithium
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN) 12
waterstof
IN
1
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
71
1,2
Lu lutetium
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
No 259
Lr 262
Leid daaruit het antwoord af om de tabel verder aan te vullen. Nummer en naam a-groep
Aantal elektronen in de buitenste schil
Ia alkalimetalen
IIIa aardmetalen
Va stikstofgroep
VIIa halogenen
©
2 4 6 8 (2 voor periode 1)
PSE.indd 274
28/01/2022 09:35
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
153
Je merkt dat Mendelejev het belangrijk vond om elementen met hetzelfde
aantal elektronen in de buitenste schil onder elkaar in groepen te plaatsen. TIP Niet vergeten: elk atoom is elektrisch neutraal
(aantal negatief geladen
elektronen = aantal positief geladen protonen).
Atomen zijn het meest stabiel als hun buitenste schil volledig gevuld is met
acht elektronen (of twee als er maar één schil is). Ze streven er dan ook naar om die buitenste schil volledig te maken, de zogenaamde edelgasconfiguratie.
Met uitzondering van de twee elementen van de eerste periode betekent die
edelgasconfiguratie dus dat ze acht elektronen hebben op de buitenste schil. De edelgasconfiguratie wordt daarom ook wel de octetstructuur genoemd, al zou voor waterstof en helium ‘duetstructuur’ een beter gekozen term zijn.
IN
De edelgasconfiguratie kan bekomen worden door extra elektronen aan te trekken of elektronen af te staan.
Afb. 49 Elektrisch neutraal atoom
Door elektronen (negatief geladen deeltjes) op te nemen of af te staan,
krijgt het atoom zelf een lading. Het atoom is niet langer elektrisch neutraal, want het aantal protonen is niet langer gelijk aan het aantal elektronen. We spreken nu niet langer over een atoom maar over een ion. Een geladen atoom wordt een ion genoemd. Negatief geladen ionen worden anionen genoemd en bevatten meer
N
•
VA
elektronen dan protonen.
Dit anion draagt als lading 2–
Afb. 50 Ladingsverhouding bij anionen
©
•
154
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
Positief geladen ionen worden kationen genoemd en bevatten meer protonen dan elektronen.
Dit kanion draagt als lading 2+
Afb. 51 Ladingsverhouding bij kationen
Een atoom zal altijd de makkelijkste weg kiezen om de edelgasconfiguratie te bekomen, zoals het voorbeeld van natrium en chloor aantoont:
Natrium heeft één elektron in de buitenste schil en kan een octetstructuur bereiken door: • •
één elektron af te staan;
zeven elektronen op te nemen.
Het natriumatoom kiest de gemakkelijkste weg: met één elektron minder wordt de voorlaatste schil nu de buitenste schil en bereikt het atoom de edelgasconfiguratie. Na
IN
Z = 11 N = 12
Na+
Z = 11 N = 12
Afb. 52 Natrium: van atoom tot ion
Ion
N
Atoom aantal protonen
11
11
neutraal
positief
aantal elektronen
lading
elektronenconfiguratie
10
2, 8, 1
2, 8
Met dat ene elektron (negatief geladen deeltje) minder wordt tegelijkertijd
VA
©
11
het positieve natriumion gevormd: Na+.
Merk op dat het natriumion, dat we nu noteren als Na+, dezelfde elektronenconfiguratie krijgt als het edelgas neon. Na+
Ne
281 28
Chloor heeft zeven elektronen in de buitenste schil, om een volledige buitenste schil te bekomen kan het: •
•
één elektron opnemen;
zeven elektronen afstaan.
Ook chloor kiest voor de makkelijkste oplossing en zal één elektron (negatief geladen deeltje) opnemen. Cl
Cl–
Z = 17 N = 18
Z = 17 N = 18
Afb. 53 Chloor: van atoom tot ion
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
155
Atoom
Ion
17
17
neutraal
negatief
aantal protonen aantal elektronen
17
lading elektronenconfiguratie
2, 8, 7
18
2, 8, 8
Chloor zal daarom het negatieve chloride-ion vormen, of kortweg Cl–.
Het chloride-ion, dat we nu noteren als Cl–, krijgt door de opname van een Cl–
Ar
2878
288
IN
extra elektron de configuratie van het edelgas argon.
Metalen zijn dus geneigd om elektronen af te staan, terwijl de niet-metalen er heel graag extra elektronen zouden bij willen. De mate waarin een
atoom er naar streeft om extra elektronen op te nemen noemen we de
elektronegativiteit van een element. De elektronegativiteit of EN-waarde is
een getal tussen 0,7 en 4, dat we ook bij elk element op het PSE terugvinden, in de rechterbovenhoek.
elektronegatieve waarde (EN)
atoomnummer (Z)
12
1,2
Mg
N
symbool naam
magnesium
24,31
gemiddelde relatieve atoommassa <Ar>
Door het streven naar een volledige buitenste schil gaat een atoom
VA
elektronen afstaan of opnemen. Het bereikt zo de configuratie van het
dichtstbijzijnde edelgas in het periodiek systeem. Daarom spreken we van een edelgasconfiguratie.
De mate waarin een atoom ernaar streeft om extra elektronen op te nemen, noemen we de elektronegativiteit (EN) van een element.
OPDRACHT 6
Vergelijk de EN-waarde van elk element in het PSE. Hoe verandert de EN-waarde binnen één periode?
2
3
4
©
1
Hoe verandert de EN-waarde binnen één groep?
Waar staan dan de meest elektronegatieve elementen op het PSE?
Waar staan de minst elektronegatieve (of elektropositieve) elementen?
156
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
WEETJE De Amerikaan Linus Carl Pauling (1901-1994) was de
allereerste scheikundige die de term elektronegativiteit
gebruikte. Aan het element dat het hardst elektronen naar zich toe kan trekken (fluor) kende Pauling een EN-waarde
van 4,0 toe. De overige elementen werden vergeleken met fluor en kregen een overeenkomstige elektronegativiteit, tussen 0,7 en 4,0. De elektronegativiteit is dus specifiek
IN
voor elke atoomsoort.
OPDRACHT 7
Vul de juiste gegevens aan en schrap wat niet past.
•
N
Welke ionen vormen de atomen om de edelgasconfiguratie te bereiken? Magnesium zal
•
Stikstof zal
•
Aluminium zal
•
Neon zal
Zuurstof zal
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en een
•
•
Zwavel zal
Lithium zal
elektronen opnemen / afstaan en een
elektronen opnemen / afstaan en
ion vormen.
ion vormen.
elektronen opnemen / afstaan en een
VA
•
elektronen opnemen / afstaan en een
ion vormen.
ion vormen.
ion vormen.
ion vormen.
elektron opnemen / afstaan en een
ion vormen.
TIP Denk eraan dat je het aantal
elektronen in de buitenste schil van elk atoom kunt afleiden
uit de plaats in het periodiek systeem.
OPDRACHT 8
Schrap wat niet past.
In anionen is het aantal protonen kleiner / groter dan het aantal elektronen.
©
• •
In kationen is het aantal protonen kleiner / groter dan het aantal elektronen.
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
157
•
Elementen uit groep Ia geven 1 elektron af en vormen een ion met lading 1+.
•
Elementen uit groep IIa geven 2 elektronen af en vormen een ion met lading 2+.
•
Elementen uit groep IIIa geven 3 elektronen af en vormen een ion met lading 3+.
Elementen uit groep Va nemen 3 elektronen op en vormen een ion met
•
lading 3–.
•
Elementen uit groep VIa nemen 2 elektronen op en vormen een ion met lading 2–.
Elementen uit groep VIIa nemen 1 elektron op en vormen een ion met
•
IN
lading 1–.
•
Elementen uit groep VIIIa vormen geen ionen, zij hebben al de edelgasconfiguratie.
Dit overzicht vormt een zeer belangrijke basis om later chemische formules te schrijven.
` Maak oefening 2 t/m 9 op p. 169-170.
N
Opgelet, er worden twee belangrijke afspraken gemaakt: Ia 1
1
IIa 2
2,1
H
1
atoomnummer (Z)
1,0
Li
2
lithium
4
1,5
Be
3 Na
natrium
Mg
0,8
24,31
20
K
4
0,8
5 Rb
rubidium
calcium
0,7
Ba barium
132,9
7 Fr
francium
223
Sc
0,9
Ra
Ti
Y
yttrium
40
1,4
V
La
lanthaan
138,9
1,3
niobium
Ac
Hf
radium
actinium
rutherfordium
226,0
227
261
Ta
tantaal
Db
dubnium
1,8
Mo
molybdeen
Ce
6
cerium
1,7
7
©
actiniden
1,3
Th
2
Tc
technetium
2,2
Ru
Re
2,2
Bh
bohrium
Hs
hassium
264 1,1
Pr
praseodymium
60
Nd
neodymium
140,9 1,5
Pa
meitnerium
1,4
U
62
samarium
(145) 93
1,3
Np
2,2
Ds
darmstadtium
1,3
röntgenium
Eu
europium
Pu
gadolinium
151,9 1,3
VIIa 17
2
He
copernicium
1,8
Sn tin
114,8 1,8
1,8
Tl-
nihonium
1,2
Tb
terbium
66
(1,2)
flerovium
Dy
dysprosium
158,9 97
Bk
Ho
holmium
164,9 99
Cf
68
Er
erbium
167,3 100
Es
Xe
jood
Po
xenon
131,3
2,2
86
At
Rn
astaat
209
radon
210
222
117
Lv
livermorium
69
118
Ts
Og
tennessine
oganesson
289 1,2
70
Tm thulium
289 1,1
71
Lu
ytterbium
lutetium
173,0 102
Md
1,2
Yb
168,9 101
Fm
83,80 54
126,9 85
289 1,2
krypton
2,5
I
polonium
288 1,2
162,5 98
moscovium
289 67
2,0
Kr
79,90
127,6
116
Mc
Br
telluur
84
36
broom
53
Te
209,0 115
Fl-
287
285
bismut
207,2 114
Nh
Bi
lood
204,4
1,9
argon
39,95
2,8
78,96 2,1
Ar
chloor
seleen
121,8
18
35,45 35
Se
antimoon
83
2,4
52
Sb
Pb
thallium
1,9
neon
20,18 3,0
Cl-
zwavel
74,92
118,7 82
fluor
17
32,07
arseen
51
Ne
19,00 2,5
34
As
72,64
indium
113
Cn
Ge
2,0
10
F
S
fosfor
germanium
4,0
zuurstof
16
30,97 33
9
O
P 1,8
50
3,5
16,00 2,1
Si 28,09
In
kwik
157,3 96
1,7
81
stikstof
8
14,01 15
silicium
32
69,72
200,6
65
Gd
gallium
Hg 112
64
95
1,9
272
63
Ga 49
112,4
goud
Rg
1,6
cadmium
80
197,0 111
Al-
Cd
Au
195,1
150,4 94
zilver
1,7
1,8
26,98
zink
N
12,01 14
aluminium
65,38 48
107,9 79
281 1,2
Pm Sm
promethium
Ag
Pt
268
61
144,2 92
Mt
1,9
3,0
koolstof
1,5
31
Zn
koper
platina
110
1,6
63,55
106,4 2,2
IIb 12 30
Cu 47
palladium
78
Ir
277 1,2
2,2
Pd
192,2 109
1,9
nikkel
iridium
190,2 108
2,2
Ib 11 29
58,69 46
102,9
osmium
186,2
266
rhodium
77
Os
renium
107
seaborgium
Rh
ruthenium
76
2,2
1,9
7
C
boor
Ni
58,93
2,5
10,81 13
VIlIb 10 28
kobalt
45
101,1 1,9
1,9
Co
ijzer
55,85 44
98 75
Sg
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
1 1
1,9
27
Fe
54,94
183,9
91
1,8
Mn
W
59
VIlIb VIlIb 8 9 26
mangaan
43
wolfraam
106
140,1
90
1,5
95,94 74
262
1,1
VIIb 7 25
52,00
180,9
58
lanthaniden
1,5
105
Rf
Cr
chroom
42
92,91
73
hafnium
104
1,6
Nb
178,5
1,1
1,6
50,94
zirkonium
72
VIb 6 24
vanadium
91,22
1,1
1,6
41
Zr
88,91
89
Vb 5
23
47,87
1,2
57
1,5
titaan
44,96
137,3
88
IVb 4
22
scandium
Sr
0,9
1,3
39
87,62
cesium
0,7
1,0
strontium
56
6 Cs 87
21
40,08
38
85,47
55
1,0
Ca
kalium
39,10
37
IIIb 3
magnesium
22,99
19
6
B
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
1,2
VA
12
VIa 16
4,00 2,0
24,31
9,01
0,9
Va 15
helium
5
magnesium
beryllium
6,94
11
naam
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
12
waterstof
3
0 18
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
No
Lr
2
De overgangselementen laten we nog even links liggen, voorlopig
onthouden we dat deze elementen uit de b-groepen bijna allemaal een 2+ ion gaan vormen.
De elementen uit kolom IVa (C: koolstof, Si: silicium, Ge: germanium,
Sn: tin en Pb: lood) worden ook overgeslagen. Die elementen kunnen immers twee kanten uit om tot een edelgasconfiguratie te komen: 4 elektronen opnemen en dus een 4– ion vormen, of 4 elektronen afstaan en een ion met lading 4+ vormen. Vaak zullen zij 4+ ionen vormen.
158
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
PSE.indd 274
28/01/2022 09:35
2.3 Zijn er naast de massa en elektronenconfiguratie nog andere indelingen in het PSE? Vaak maakt men in een periodiek systeem ook nog een indeling in metalen en niet-metalen door de vakjes anders in te kleuren (bij een blanco PSE is dat niet gebeurd).
Als we over metalen spreken denk je vast aan ijzer, koper …
Of misschien heb je een wat duurdere smaak en denk je aan zilver, goud …
Er bestaan natuurlijk nog veel meer metalen die je regelmatig tegenkomt in
IN
het dagelijks leven, denk maar aan aluminium en chroom in je fiets, of aan de auto van je ouders.
OPDRACHT 9
Sorteer de metalen en de niet-metalen.
N
Je leerkracht heeft een aantal stoffen klaargezet. 1
Van welke stoffen denk je dat het metalen zijn? Haal ze ertussenuit.
2
Noteer waarom jij denkt dat het om een metaal gaat.
Met andere woorden: van welke eigenschappen heb je gebruikgemaakt?
VA
OPDRACHT 10 DEMO
Je leerkracht onderzoekt welke stoffen stroom geleiden. Werkwijze
©
1
•
•
Verbind een testlamp met een stroombron. Sluit de stroomkring door de connectoren
lampje
met de stof te verbinden.
Lampje brandt: stof geleidt stroom. Lampje brandt niet: stof geleidt geen stroom.
stof
stroombron
Afb. 54
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
159
2
Wat neem je waar? Zet een kruisje in de juiste kolom. Stof
Lampje brandt
Lampje brandt niet
ijzer (Fe) lood (Pb) octazwavel (S8) distikstof (N2, de lucht aanwezig) koper (Cu) grafiet (C) Wat kun je hieruit besluiten?
IN
3
OPDRACHT 11 DEMO
VA
N
Je leerkracht onderzoekt welke stoffen warmte geleiden door een metalen en een glazen staaf in de vlam van een bunsenbrander te houden.
metaal
©
Afb. 55
1
Wat neem je waar?
2
Wat kun je hieruit besluiten?
160
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
glas
OPDRACHT 12
Bekijk de tabel en los de vragen op. Metalen Smeltpunt (°C)
Kookpunt (°C)
ijzer
1 538
2 750
dijodium
koper
1 085
2 566
distikstof
chroom
839
1 860
1 485
platina
1 772
3 850
lood kwik
natrium kalium
calcium goud
1
327
1 740
–39 98
884
64
774
2 675
1 064
2 807
Smeltpunt (°C)
Kookpunt (°C)
113
184
octazwavel
357
113
dizuurstof
diwaterstof
koolstof - diamant
444
–218
–183
–210
–196
–259
–253
3 550
4 827
koolstof - grafiet
–101
–35
3 652
tetrafosfor
4 827
44
dichloor
276
–7
dibroom
59
Markeer de stoffen die bij kamertemperatuur vast zijn met rood, vloeibaar met groen en gasvormig met geel.
2
Stof
IN
Stof
Niet-metalen
Vergelijk de verschillende stoffen in de tabel aan de hand van hun smelt- en kookpunten.
Welke aggregatietoestand hebben ze bij kamertemperatuur?
©
VA
3
N
Wat valt er op bij de metalen?
Stofeigenschappen metalen
Stofeigenschappen niet-metalen
geleiden de elektrische stroom
geleiden de elektrische stroom niet
plooibaar, rekbaar, pletbaar,
niet plooibaar, niet rekbaar, niet
zacht
smeedbaar
goede warmtegeleiders glanzend uitzicht
vaste stoffen op kamertemperatuur (met uitzondering van kwik, een vloeibaar metaal)
(met uitzondering van grafiet) broos
pletbaar, niet smeedbaar slechte warmtegeleiders meestal dof uitzicht
meestal vloeibaar of gasvormig, maar kunnen ook vast zijn
` Maak oefening 10 t/m 13 op p. 170.
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
161
OPDRACHT 13
Herken de metalen. Op de Olympische Spelen kun je drie soorten medailles
winnen. Uit welke metalen zijn die medailles vervaardigd? Schrijf ook het symbool erbij, als je dat kent. • •
medaille voor de winnaar:
medaille voor de tweede: medaille voor de derde:
IN
•
Opgelet, brons komt niet als zuivere stof voor in het PSE. Het is ook geen
zuivere stof, maar een mengsel van verschillende metalen. Metalen worden vaak gemengd om de eigenschappen ervan te verbeteren, dat noemen we legeren van metalen. OPDRACHT 14
N
Zoek de antwoorden op het internet. Welke elementen worden gemengd bij deze legeringen? •
Brons is een legering van
•
Staal is een legering van
•
en .
en .
Roestvrij staal (RVS of inox) is een legering van , ,
VA
•
Messing is een legering van
en .
en .
Misschien heb je zelf of samen met je team ook al ooit een medaille of trofee gewonnen. Helaas, je beker of medaille was niet vervaardigd uit echt goud of zilver, in het beste geval waren ze verguld of verzilverd. Een dun laagje van
©
een edelmetaal bedekt dan de stalen medaille.
WEETJE
Naast legeren wordt er ook vaak gebruikgemaakt van adhesie, de goede
hechtende eigenschappen van metaal. Een metaal wordt dan bedekt met een laagje van een ander metaal. Dat noemen we galvaniseren, een techniek om metalen meer glans te geven (verzilveren, vergulden,
chromeren …) of te verhinderen dat ze roesten (verzinken van ijzer). Net als bij legeren, wordt er zo geprobeerd om de eerder nadelige
eigenschappen van sommige metalen tegen te werken. Omdat een stalen medaille niet glanst, wordt ze bijvoorbeeld bedekt met een laagje goud.
Zo wordt ook ijzer vaak bedekt met een laagje zink om het roesten tegen te gaan.
162
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
Metalen worden vaak gemengd tot een legering om de eigenschappen ervan te verbeteren. Dat noemen we legeren.
Er staan heel veel metalen in het PSE: van de 112 elementen in het PSE dat bij dit leerschrift zit, worden er meer dan 75 % tot de metalen gerekend. WEETJE Hoewel men vaak spreekt over
een gouden ring, gaat het ook hier over een legering. Puur goud is
IN
immers te zacht en wordt daarom gelegeerd met andere metalen
zoals nikkel, zink, koper … Juweliers drukken het gehalte van goud uit in de eenheid karaat (1/24ste, 24 karaat is dus zuiver goud). OPDRACHT 15
N
Kleur de metalen in het periodiek systeem van de elementen rood en de niet-metalen blauw. Je leerkracht helpt je de juiste indeling te maken. Ia 1 1
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN IIa 2
2,1
H
atoomnummer (Z)
12
waterstof
3
1,0
Li
2
4
1,5
Be
lithium
beryllium
6,94
9,01
11
0,9
3 Na
12
24,31
0,8
20
K
4
1,0
21
1,3
IVb 4
22
1,6
24
1,5
26
1,8
27
1,9
28
C
B
1,9
Ib 11 29
IIb 12 1,9
30
1,6
8
3,5
N
9
4,0
O
koolstof
stikstof
zuurstof
fluor
12,01
14,01
16,00
19,00
1,5
14
1,8
15
2,1
16
2,5
17
Al-
Si
P
S
aluminium
silicium
fosfor
zwavel
chloor
26,98
28,09
30,97
32,07
35,45
31
1,6
Ga
32
1,8
33
Ge
2,0
34
As
neon
2,4
35
Se
Ar argon
39,95 2,8
chroom
mangaan
Mn
Fe
Co kobalt
nikkel
Ni
Cu
Zn zink
gallium
germanium
arseen
seleen
broom
50,94
52,00
54,94
55,85
58,93
58,69
63,55
65,38
69,72
72,64
74,92
78,96
79,90
5 Rb
41
1,8
1,9
2,2
45
2,2
47
1,9
48
1,7
49
1,7
1,8
51
1,9
52
53
2,5
niobium
molybdeen
technetium
ruthenium
rhodium
palladium
Pd
Ag zilver
cadmium
indium
In
Sn tin
antimoon
telluur
jood
92,91
95,94
98
101,1
102,9
106,4
107,9
112,4
114,8
118,7
121,8
127,6
126,9
1,3
73
1,5
74
1,7
75
1,9
76
2,2
77
2,2
78
2,2
79
2,2
80
1,9
81
1,8
82
1,8
Sb
2,1
91,22
72
Cd
50
zirkonium
1,1
Rh
46
88,91
57
Ru
2,2
yttrium
0,9
Tc
44
87,62
56
Mo
43
strontium
0,7
Nb
42
85,47
Sr
Zr
1,6
rubidium
55
Y
1,4
83
1,9
6 Cs
Ba barium
lanthaan
hafnium
tantaal
wolfraam
renium
osmium
iridium
platina
Pt
Au
Hg kwik
thallium
Tl-
Pb lood
bismut
132,9
137,3
138,9
178,5
180,9
183,9
186,2
190,2
192,2
195,1
197,0
200,6
204,4
207,2
209,0
La
© cesium
87
0,7
7 Fr
francium
223
88
0,9
Ra
89
1,1
Ac
radium
actinium
226,0
227
lanthaniden
actiniden
Hf
104
Ta
105
Rf 261
58
90
Re
107
Sg
Os
108
Bh
Ir
109
Hs
110
Mt
goud
111
Ds
113
112
Rg
Cn
114
Nh
Bi
115
Fl-
2,0
85
Po
Xe xenon
2,2
Lv
118
Ts
bohrium
hassium
meitnerium
darmstadtium
röntgenium
copernicium
nihonium
flerovium
moscovium
livermorium
tennessine
264
277
268
281
272
285
287
289
288
289
289
Pr
60
1,2
Nd
61
62
1,2
Pm Sm
63
64
Eu
65
Gd
1,2
Tb
66
(1,2)
Dy
67
1,2
Ho
68
1,2
Er
cerium
praseodymium
neodymium
promethium
samarium
europium
gadolinium
terbium
dysprosium
holmium
erbium
140,1
140,9
144,2
(145)
150,4
151,9
157,3
158,9
162,5
164,9
167,3
1,3
Th
91
1,5
Pa
92
1,4
U
93
1,3
Np
94
1,3
Pu
95
1,3
96
97
98
Bk
99
Cf
100
Es
69
1,2
Tm thulium
168,9 101
Fm
radon
222
117
266 1,1
Rn
210
seaborgium
59
131,3 86
astaat
209
262 1,1
83,80 54
At
polonium
116
Mc
Kr
krypton
I
dubnium
Ce
6 7
106
Db
rutherfordium
W
Te
84
36
Br
vanadium
koper
18
Cl-
titaan
ijzer
10
20,18 3,0
47,87
40
He Ne
44,96
1,2
2
F
boor
10,81 13
VIlIb 10
3,0
scandium
39
Cr
25
VIlIb VIlIb 8 9
7
40,08
1,0
V
1,6
VIIb 7
2,5
calcium
38
Ti
23
VIb 6
6
39,10
0,8
Sc
1,5
Vb 5
VIIa 17
kalium
37
Ca
IIIb 3
VIa 16
4,00 2,0
magnesium
gemiddelde relatieve atoommassa (<Ar>)
Mg
magnesium
22,99
Va 15
helium
5
24,31
1,2
natrium
19
naam
IVa 14
1,2
Mg
symbool
1,01
IIIa 13
elektronegatieve waarde (EN)
VA
1
0 18
70
289 1,1
Yb ytterbium
173,0 102
Md
Og
oganesson
71
1,2
Lu lutetium
175,0 103
thorium
protactinium
uraan
neptunium
plutonium
americium
Am
Cm curium
berkelium
californium
einsteinium
fermium
mendelevium
nobelium
lawrencium
232,0
231,0
238,0
237
244
243
247
247
251
252
257
258
259
262
THEMA 04
No
Lr
HOOFDSTUK 2
163
OPDRACHT 16
Beantwoord de vragen. 1
Waar bevinden zich de niet-metalen in het PSE?
2
3
4
Hadden de ionen van deze elementen een positieve of negatieve lading?
IN
Waar vind je de metalen voornamelijk in het PSE?
Hadden de ionen van deze elementen een positieve of negatieve lading?
OPDRACHT 17 ONDERZOEK
N
Hoe kun je metalen herkennen? Voer het labo uit op p. 277.
Elementen die elektronen afstaan om tot de edelgasconfiguratie te komen,
noemen we elektropositief; ze vormen kationen. Doorgaans zijn dat metalen.
Elementen die elektronen opnemen om tot de edelgasconfiguratie te komen,
VA
noemen we elektronegatief; ze vormen anionen. Doorgaans zijn dat niet-
©
metalen.
164
THEMA 04
HOOFDSTUK 2
THEMASYNTHESE
Het periodiek systeem van de elementen GROEPEN EN PERIODEN IN HET PERIODIEK SYSTEEM
IN
Het periodiek systeem van de elementen = een tabel waarin alle elementen gerangschikt zijn volgens oplopende atoommassa
kolommen: groepen
• •
rijen: perioden
gegroepeerd volgens hun
•
chemische eigenschappen
die chemische eigenschappen
•
zijn het gevolg van het aantal
elektronen in de buitenste schil aantal: 18
8 a-groepen elk een naam:
alkalimetalen
IVa:
koolstofgroep
schillen in het atoommodel aantal: 7
10 b-groepen
één verzamelnaam: overgangselementen
VA
Ia:
komen overeen met het aantal
N
•
IIa:
IIIa: Va:
VIa:
VIIa:
aardalkalimetalen aardmetalen
stikstofgroep
zuurstofgroep halogenen
©
VIIIa/0: edelgassen (of nulgroep)
THEMA 04
THEMASYNTHESE
165
WAAROM LIJKEN ATOMEN GRAAG OP EEN EDELGAS? WAT ZIJN IONEN?
Atomen streven naar stabiele edelgasconfiguratie
elektronen afstaan
IN
elektronen opnemen
geladen atomen = IONEN
–ionen: •
niet-metalen
•
elektronegatief
•
metalen
elektropositief
N
•
+ionen:
•
kamertemperatuur
(uitgezonderd kwik)
specifieke eigenschappen: - glanzen
- geleiden de stroom
VA
•
vaste stoffen bij
en de warmte
- plooibaar
- smeedbaar
�
- legeerbaar
afhankelijk van de elektronenconfiguratie
©
verschil in ionlading per groep van elementen
ANDERE INDELINGEN IN HET PSE
We gebruiken ook verzamelnamen voor transuranen en zeldzame aarden voor bepaalde groepen van elementen. Met kleurschakeringen worden vaak ook subgroepen zoals metalen en niet-metalen in het PSE onderscheiden.
BEKIJK DE KENNISCLIP
166
THEMA 04
THEMASYNTHESE
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • • •
Ik kan toelichten hoe en waarom een atoom een ion vormt, hoe het aan zijn lading komt.
Ik kan toelichten waarom metalen positieve ionen en niet-metalen negatieve ionen vormen.
Ik kan een verband leggen tussen de plaats van een element in het PSE en de eigenschappen (massa, elektronenconfiguratie, EN-waarde ...) ervan.
2 Onderzoeksvaardigheden
Ik kan het PSE gebruiken om eigenschappen van atomen en ionen af te leiden,
•
Ik kan metalen herkennen aan de specifieke eigenschappen.
•
IN
•
ook op basis van atoomnummer, massagetal en lewisformule.
Ik kan elementen ordenen en plaatsen op de tabel.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
N
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 04
CHECKLIST
167
CHECK IT OUT
Ontdek de Mendelejev in jezelf! Sinds 2016 is het PSE vervolledigd met 118 gekende elementen. Het edelgas met atoomnummer 118 kreeg officieel de naam Oganesson en symbool Og. De naam werd afgeleid van de naam van de Russische onderzoeker. Denk nu niet dat je het element vroeg of laat in handen krijgt. De atomen Oganesson komen niet voor in de aardkorst, ze
worden kunstmatig gemaakt door extra fusies van andere atomen en bestaan slechts luttele milliseconden omdat ze radioactief zijn.
Naar: www.destandaard.be 1
Scan de QR-code en ontdek het volledige artikel, of bekijk het videofragment bij het onlinelesmateriaal.
IN
LEES HET ARTIKEL
2 Kun jij beter dan Mendelejev? Hoe zou jij de indeling van de elementen gemaakt hebben?
3
N
Prijkt jouw element in de toekomst op de tabel?
Hoe zou het dan heten?
VA
Het lijkt misschien nog verre toekomstmuziek, maar jouw
kennis van wetenschap kan het begin zijn van een carrière als
©
(wereldberoemd) kernfysicus!
Door de zeer ingenieuze rangschikking van de elementen in het PSE kun je meteen heel wat
informatie afleiden uit hun plaats. Het PSE bevat eigenlijk een deels verborgen schat aan informatie. De periode geeft ons informatie over het aantal schillen, de groep geeft dan weer informatie over de elektronenconfiguratie. In de derde graad zul je ook leren dat zelfs elke dikkere lijn belang heeft.
168
THEMA 04
CHECK IT OUT
!
AAN DE SLAG
1
Vul aan. a
In het periodiek systeem zijn de elementen horizontaal gerangschikt volgens
.
b In het periodiek systeem zijn de elementen verticaal gerangschikt volgens Vul de tabel aan.
Naam element
3
chloor
zwavel
calcium
argon
Na C Al P
Naam groep
VA
Vul aan. •
De overgangselementen vormen ionen met lading .
•
Positieve ionen worden ook
•
Negatieve ionen worden ook
genoemd.
genoemd.
Vul aan.
Een element dat een ion vormt met lading 2– zal altijd behoren tot
.
Een element dat een ion vormt met lading 3– zal altijd behoren tot
.
©
5
Waarom vormen edelgassen geen ionen?
4
Ionlading
N
Symbool
IN
2
.
Een element dat een ion vormt met lading 2+ zal altijd behoren tot
.
Een element dat een ion vormt met lading 1+ zal altijd behoren tot
6
.
Een element dat geen ionen vormt, zal altijd behoren tot
.
Welk ion bezit 117 neutronen en 74 elektronen? Pt4+
•
195
•
195
•
•
Pt4+
191
W4+
191
W4+
THEMA 04
AAN DE SLAG
169
7
Een 2+ geladen ion bevat nog 24 elektronen. Om welk element gaat het?
Beantwoord de vragen. a
b Welk ion van een aardalkalimetaal heeft 4 schillen en 18 elektronen?
Welke van de onderstaande reeks atomen en ionen heeft een ander aantal elektronen dan de rest? •
N3–
•
Mg2+
• • • • • •
10
Al3+
Na+ Cl–
O2– Ne F–
Noem minstens vier stofeigenschappen van metalen.
11
IN
9
Welk ion van een alkalimetaal heeft 4 schillen en 18 elektronen?
Vul aan.
Metalen vormen altijd positieve ionen, ze zijn .
VA
•
N
8
•
12
Niet-metalen vormen altijd negatieve ionen, ze zijn .
Welke zuivere stof is geen metaal maar geleidt toch de stroom?
13
Wat is het enige metaal dat vloeibaar is bij kamertemperatuur?
©
` Verder oefenen? Ga naar
170
THEMA 04
AAN DE SLAG
.
CHEMISCHE BINDINGEN
THEMA 05
CHECK IN
172
VERKEN
173
` HOOFDSTUK 1: Zijn deeltjes in een verbinding altijd op
175
IN
eenzelfde manier gebonden?
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding? 1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een ionbinding gevormd?
N
2.1 De ionbinding 2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen 2.3 De neutraliteitsregel
` HOOFDSTUK 3: Hoe wordt een atoombinding gevormd? 3.1 De atoombinding 3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
175 176
178 178 180 182
184 184 187
VA
` HOOFDSTUK 4: Hoe wordt een metaalbinding gevormd? 191 4.1 De metaalbinding 4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
191 193
THEMASYNTHESE
196
CHECKLIST
197
PORTFOLIO
198
AAN DE SLAG
199
©
CHECK IT OUT
OEFEN OP DIDDIT
171
CHECK IN
Alle beetjes helpen! Deze situaties schetsen telkens een probleem. Hoe kun je ervoor zorgen dat de personen alsnog in een comfortabele situatie terechtkomen? Situatie 1
Situatie 1:
Wat kan Kalvin doen zodat zowel hij als Fleur het comfortabel krijgen?
Situatie 2
Kalvin en Fleur Situatie 2:
IN
Wat moeten Jody en Jodi doen om het beiden comfortabel te krijgen?
VA
Jody en Jodi
N
Situatie 3
Situatie 3:
Wat moeten Ali en Allison doen om het beiden comfortabel te krijgen?
©
Ali en Alisson
` Is er een gelijkenis tussen deze situaties en de vorming van bepaalde chemische bindingen? We zoeken het uit!
172
THEMA 05
CHECK IN
?
VERKEN
De samenstelling van een stof OPDRACHT 1
Ken je alle termen nog? Vul in de tweede kolom het nummer van de juiste verklaring in. Term
edelgasconfiguratie element negatief ion samengestelde stof positief ion stof enkelvoudige stof
1
atoomsoort
2
de buitenste schil van het atoom is volledig bezet
3
scheikundige vorm voor materie met een bepaalde chemische samenstelling
4
kleinste deeltje van een element dat nog alle eigenschappen van het element heeft
5
ontstaat door het afstaan van elektronen
6
ontstaat door het opnemen van elektronen
7
stof opgebouwd uit één element
8
stof opgebouwd uit meer dan één element
Zet in de afbeelding de juiste letters bij de pijlen.
A de stof water – B het deeltje water – C een atoom waterstof – D een atoom zuurstof
©
VA
2
Verklaringen
N
atoom
Verklaring
IN
1
THEMA 05
VERKEN
173
OPDRACHT 2
Hoe worden ionen gevormd? Vul de zinnen aan en schrap wat niet past. a
Metalen Ze vormen zo positieve / negatieve ionen.
om de edelgasconfiguratie te bereiken.
b Niet-metalen
Magnesium is een metaal / niet-metaal met 2 elektronen op de buitenste schil.
IN
c
Ze vormen zo positieve / negatieve ionen.
om de edelgasconfiguratie te bereiken.
Dat atoom zal dus
elektronen
Dat atoom zal dus
elektron
Dat atoom zal dus
elektronen
d Chloor is een metaal / niet-metaal met
elektronen op de buitenste schil.
Aluminium is een metaal / niet-metaal met
f
Zuurstof is een metaal / niet-metaal met
en zo het ion
Dat atoom zal dus
vormen.
vormen.
elektronen op de buitenste schil. en zo het ion
elektronen op de buitenste schil.
N
e
OPDRACHT 3
en zo het ion
elektronen
en zo het ion
vormen. vormen.
Onderstreep de enkelvoudige stoffen en omcirkel de samengestelde stoffen.
VA
H2O – C (grafiet) – N2O (lachgas) – HCl (waterstofchloride) – O2 (zuurstofgas) – CH4 (methaan) – O3 (ozon) –
CO2 (koolstofdioxide) – He – C6H12O6 (glucose) – Fe (ijzer) TIP
De elementen die enkelvoudige di-atomische stoffen vormen, kun je onthouden met het ezelsbruggetje
‘BrINClHOF’. Daarin zitten de symbolen van de elementen broom, jood, stikstof, chloor, waterstof, zuurstof en fluor. Ook elk woord van de zin ‘Claartje Fietste Naar Haar Opa In Breda’ begint met het symbool van een van
die elementen. Om de polyatomische enkelvoudige stoffen S8, P4 en O3 te onthouden, zul je je geheugen moeten
©
gebruiken.
174
THEMA 05
VERKEN
HOOFDSTUK 1
Zijn deeltjes in een verbinding altijd op eenzelfde manier gebonden? LEERDOELEN Je kunt al:
IN
L het verschil tussen een element en een atoom toelichten;
L toelichten dat atomen streven naar de edelgasconfiguratie; L begrijpen dat stoffen zijn opgebouwd uit één of meerdere atomen of elementen.
Je leert nu:
L dat de aard van de deeltjes bepaalt welke verbinding gevormd zal worden;
L wanneer een ionbinding tot stand komt;
voorwerpen die uit bepaalde stoffen
zijn gemaakt. Een balpen uit plastic, een kast uit hout, een schrift uit papier. Ook
N
L wanneer een atoombinding tot stand komt;
Als je om je heen kijkt, zie je allerhande
L wanneer een metaalbinding tot stand komt;
de lucht om je heen bevat allerhande
deeltjes. Al die stoffen zijn opgebouwd uit één of meerdere atoomsoorten.
©
VA
1.1 Wat is het verschil tussen een binding en een verbinding?
Je weet al dat een stof bestaat uit kleinere deeltjes (stofdeeltjes) die nog steeds de eigenschap van de stof bezitten. Zo bestaat de stof suiker bijvoorbeeld uit allemaal kleine suikerdeeltjes.
Bij edelgassen bestaan die stofdeeltjes uit vrije, losse atomen: het zijn
mono-atomische, enkelvoudige stoffen (bv. Ne). De atomen van edelgassen
hebben een volledig bezette buitenste schil, waardoor ze niet reageren met andere atomen.
Atomen van andere atoomsoorten zullen de stabiele edelgasconfiguratie
proberen te bereiken door met elkaar te binden. Zo ontstaan nieuwe stoffen die bestaan uit meerdere atomen of ionen: het zijn verbindingen.
Het kunnen polyatomische (meeratomige) enkelvoudige stoffen (bv. Cl2) of samengestelde stoffen (bv. H2O) zijn.
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
175
In thema 2 leerde je al dat enkelvoudige stoffen verbindingen zijn van
atomen of ionen van eenzelfde atoomsoort; samengestelde stoffen zijn verbindingen van atomen of ionen van verschillende atoomsoorten.
De atomen of ionen in een verbinding worden samengehouden door aantrekkingskrachten, die we een (chemische) binding noemen.
Een verbinding is een stof die bestaat uit meerdere atomen of ionen. De binding is de aantrekkende kracht die de atomen of ionen in een verbinding samenhoudt.
OPDRACHT 4
IN
` Maak oefening 1 op p. 199.
Wat is het onderscheid tussen binding en verbinding? Bekijk afbeelding 56 en beantwoord de vragen. Hoeveel bindingen zie je op de afbeelding?
N
a
b Hoeveel unieke verbindingen zie je op de afbeelding?
Afb. 56
VA
1.2 Welke soorten bindingen bestaan er?
Atomen streven naar de edelgasconfiguratie. Om dat te bereiken moeten atomen (behalve de edelgassen) met elkaar binden ter vorming van een verbinding.
©
Naargelang de aard van de atoomsoort (metaal en/of niet-metaal) kunnen
metaal + niet-
metaal
+
niet-
metaal niet-
metaal
metaal + metaal
176
THEMA 05
= ionbinding
= atoombinding
= metaalbinding
HOOFDSTUK 1
verschillende soorten bindingen en verbindingen worden gevormd: •
In een verbinding opgebouwd uit metalen en niet-metalen worden
•
In een verbinding die bestaat uit één of meerdere soorten niet-metalen,
•
de gevormde ionen samengehouden door een ionbinding. Die stof noemen we een ionverbinding.
worden de atomen samengehouden door een atoombinding. Een stof met enkel atoombindingen noemen we een atoomverbinding.
Als de verbinding uitsluitend is opgebouwd uit één of meerdere soorten metalen, houdt een metaalbinding de gevormde metaalionen samen.
Een stof met enkel metaalbindingen noemen we een metaalverbinding.
Het soort binding dat ontstaat, hangt af van de aard van de deeltjes: Stof is opgebouwd uit
Soort verbinding
Soort binding
metalen en niet-metalen
ionverbinding
ionbinding
uitsluitend niet-metalen uitsluitend metalen
atoomverbinding
metaalverbinding
atoombinding
metaalbinding
IN
` Maak oefening 2 t/m 6 op p. 199-200.
OPDRACHT 5
Op welke manier zijn de deeltjes gebonden in een verbinding?
Welk soort binding zal gevormd worden bij een verbinding die is opgebouwd uit de volgende elementen? Vul in de tabel eerst de symbolen van de elementen aan en duid daarna het soort binding aan. Verbinding opgebouwd uit de volgende elementen
Zijn de samenstellende Symbolen elementen metalen (M) elementen of niet-metalen (nM)?
aluminium en fluor
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
jood en jood
VA
kalium en broom
N
calcium en jood
koolstof
koolstof en waterstof koolstof en zuurstof koper en tin (samen: brons)
koper en zink (samen: messing)
©
magnesium en zuurstof natrium en chloor
stikstof en zuurstof tin en lood (samen: soldeertin) zink
Soort binding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding
THEMA 05
HOOFDSTUK 1
177
HOOFDSTUK 2 H
Hoe wordt een ionbinding gevormd?
He
Li
Be
B
C
N
O
F
Ne
Na
Mg
Al-
Si
P
S
Cl-
Ar
K
Ca
Sc
Ti
V
Cr
Mn
Fe
Co
Ni
Cu
Zn
Ga
Ge
As
Se
Br
Kr
Rb
Sr
Y
Ze
Nb
Mo
Tc
Ru
Rh
Pd
Ag
Cd
In
Sn
Sb
Te
I
Xe
Cs
Ba
La
Hf
Ta
W
Re
Os
Ir
Pt
Au
Hg
Tl
Pb
Bi
Po
At
Rn
Fr
Ra
Ac
Rf
Db
Sg
Bh
Hs
Mt
Ce
Pr
Nd
Pm Sm
Eu
Gd
Tb
Dy
Ho
Er
Tm
Yb
Lu
Th
Pa
U
Np
Am Cm
Bk
Cf
Es
Fm
Md
No
Lr
LEERDOELEN
Pu
METALEN
Je kunt al:
NIET-METALEN
ze streven naar de edelgasconfiguratie;
IN
L beschrijven dat atomen verbindingen vormen omdat
L aanduiden dat tussen een metaal en een niet-metaal een ionbinding wordt gevormd;
L beschrijven hoe metalen en niet-metalen ionen vormen.
Je leert nu:
L hoe een ionbinding wordt gevormd;
stoffen al formules zien staan zoals NaCl en CaCl2 of K2S. Dat zijn symbolen van
elementen, waar soms een getal als subscript bij staat. Wat betekenen die? En waarom staat bij sommige symbolen geen getal?
Al die stoffen zijn ionverbindingen, want ze
N
L wat een ionbinding is;
Je hebt misschien op het etiket van sommige
L hoe een ionverbinding wordt voorgesteld;
Zoals de naam doet vermoeden, vormen de metalen en niet-metalen ionen. Maar wat
houdt die ionen samen? We zoeken het uit.
VA
L de formule-eenheid van een ionverbinding opstellen.
zijn opgebouwd uit metalen en niet-metalen.
2.1 De ionbinding
OPDRACHT 6
Voer de proefjes uit en noteer je waarneming. 1
Blaas een ballon op en houd die boven het haar van een medeleerling.
©
Waarneming:
2
Wrijf met de ballon over het haar van een medeleerling (bij voorkeur iemand met lang haar). Verwijder de ballon dan langzaam van het haar.
Waarneming:
3
Wrijf de ballon nogmaals over het haar van dezelfde leerling en houd hem boven het haar van een
andere leerling. Waarneming:
178
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
Door een ballon over haren te wrijven, springen elektronen over van de haren naar de ballon. De ballon wordt zo negatief geladen en de haren
positief geladen. De ballon trekt de haren aan door de aantrekkingskracht
tussen tegengestelde ladingen. De haren stoten elkaar onderling af en klitten niet samen door de afstotingskracht tussen gelijke ladingen.
In het eerste en het derde deel van de proef zijn de haren of de ballon niet geladen, waardoor er geen aantrekking tussen beide is.
Wanneer een metaal met een niet-metaal een binding maakt, zal het metaal één of meerdere elektronen overdragen aan het niet-metaal. Zo ontstaan
positieve en negatieve ionen. Metalen en niet-metalen werken dus samen om de edelgasconfiguratie te bereiken. Metalen kunnen het makkelijkst
IN
één of meerdere elektronen ‘missen’, de niet-metalen willen die er graag bij.
Eens de ionen gevormd zijn, zorgen de elektrostatische aantrekkingskrachten tussen de tegengesteld geladen ionen voor een sterke ionbinding tussen de ionen.
Wanneer een ion gevormd wordt, krijgt een metaal het woord
ion achter zijn naam: natrium wordt zo bijvoorbeeld het natriumion.
Een niet-metaal krijgt de uitgang ‘ide’+ ‘ion’ achter zijn stamnaam: chloor wordt zo het chloride-ion. Bij de elementen stikstof, zuurstof en zwavel
krijgt het ion een aparte naam: we spreken dan respectievellijk over het
©
VA
N
nitride-ion, het oxide-ion en het sulfide-ion.
Afb. 57 Vorming van een ionbinding tussen natrium en chloor. Natrium staat een elektron af aan chloor. Daardoor ontstaat een positief natriumion en negatief chloride-ion, die beide de edelgasconfiguratie hebben.
Bekijk de video over de ionbinding tussen een natriumion en chloride-ion.
BEKIJK DE VIDEO
De ionbinding houdt positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen bij elkaar. Ze is het gevolg van de elektrostatische aantrekking tussen tegengestelde ladingen.
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
179
2.2 De formule-eenheid van ionverbindingen
We weten nu dat metalen en niet-metalen een ionbinding vormen. Maar in
welke verhouding gebeurt dat en wat bepaalt die verhouding? Hoe stellen we de stof dan voor?
Bouw je eigen keukenzoutkristal.
IN
OPDRACHT 7
Je krijgt van je leerkracht een set lego- of duploblokken in twee kleuren, die de positieve natriumionen en
negatieve chloride-ionen voorstellen. Je weet inmiddels dat positieve ionen de negatieve aantrekken en dat gelijksoortige ladingen elkaar afstoten. Gebruik de stenen om samen met een klasgenoot een ‘zoutkristal’ te bouwen. De basis moet bestaan uit 3 x 4 stenen en elke laag moet volledig zijn. Er mogen geen stenen overblijven. Maak hier je tekening.
VA
N
1
2
Hoeveel stenen van elke kleur gebruikte jij?
3
Kleur 1:
Bereken de verhouding van de aantallen van beide stenen. aantal stenen kleur 1
©
aantal stenen kleur 2
=
4
Hoeveel stenen van elke kleur gebruikte de andere leerling?
5
Kleur 1:
6
Kleur 2:
Bereken de verhouding van de aantallen van beide stenen. aantal stenen kleur 1 aantal stenen kleur 2
=
Wat stel je vast over de verhouding van de stenen van de ene kleur ten opzichte van de andere kleur?
180
Kleur 2:
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
Proficiat, je hebt zopas je eerste ionrooster gebouwd! Als gevolg van de
elektrostatische aantrekkingskracht tussen positieve en negatieve ionen, rangschikken ionen zich op een regelmatige manier. Die regelmatige
rangschikking van positieve en negatieve ionen, samengehouden door
ionbindingen, noemen we een ionrooster. Een zoutkristal is opgebouwd uit
een ionrooster. Hoeveel positieve ionen en negatieve ionen aanwezig zijn in
het ionrooster, hangt af van de grootte van het ionrooster, maar zelfs in een
klein ionrooster zijn het er snel vele miljarden. De kleinste verhouding waarin de metaal- en niet-metaalionen voorkomen in het rooster, ligt echter vast. De regelmatige rangschikking van de ionen in het rooster zorgt ervoor dat
het rooster gezien kan worden als een herhaling van een kleinere eenheid.
Die kleinste verhouding van de ionen die zich telkens herhaalt in het rooster, neutraal Na atoom 11e
Na+ ion
-
11p
+
verlies van een elektron
e-
10e-
11p
+
18e-
N
overdracht van een elektron
IN
noemen we de formule-eenheid of roostereenheid.
17e-
17p+
opname van een elektron
neutraal Cl atoom
17p+
Cl- ion
vast natriumchloride of keukenzout NaCl
©
VA
Afb. 58 Eén ionverbinding zoals keukenzout bestaat uit miljarden positieve en negatieve ionen in één keukenzoutkristal, gerangschikt in een ionrooster.
Als je het ionrooster van keukenzout of natriumchloride goed bekijkt, dan
zie je dat het is opgebouwd uit steeds wederkerende eenheden die bestaan uit 1 natriumion en 1 chloride-ion.
De formule-eenheid schrijven we door de symbolen van de elementen van
de ionen, vergezeld van een index (getal als subscript geschreven). De index geeft het aantal van elk van de ionen in de kleinste herhalende eenheid
weer. Een index van 1 wordt evenwel niet geschreven. Voor keukenzout wordt dat dus: NaCl.
Stoffen die opgebouwd zijn uit positieve en negatieve ionen die in een ionrooster zijn gerangschikt, noemen we ionverbindingen.
Ionverbindingen zijn stoffen opgebouwd uit positieve en negatieve ionen die afwisselend gerangschikt zijn in een ionrooster.
De ionbinding is de kracht die de ionen samenhoudt. De kleinste herhalende eenheid in het rooster noemen we de formule-eenheid of roostereenheid. Ze wordt voorgesteld door de symbolen van de elementen van de ionen, samen met een index. De index geeft het aantal weer van dat element in de formule-eenheid.
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
181
WEETJE
Keukenzout heeft als formule-eenheid NaCl en als chemische naam
natriumchloride. Het wordt gewonnen door zeewater in te dampen of door ontginning uit zoutmijnen. Naast smaakversterker in de keuken
IN
kent natriumchloride veel andere toepassingen, zoals pekelen van
voeding (bewaring), een bestanddeel van blusmiddelen, gebruik in
geneesmiddelen (neusspray) en als strooizout dat onze wegen ijsvrij moet houden.
2.3 De neutraliteitsregel
N
In keukenzout is het aantal positieve ionen gelijk aan het aantal negatieve ionen. Dat is echter niet in alle ionverbindingen het geval.
OPDRACHT 8
VA
Bekijk de figuur van de zouten natriumjodide en kaliumsulfide. 1
Omcirkel een formule-eenheid in het rooster.
2
Schrijf de formule-eenheid van deze ionverbindingen.
K+ ion
Na+ ion
S2– ion
©
I– ion
Formule-eenheid 1:
Formule-eenheid 2:
Hoeveel ionen van elke soort aanwezig zijn in de formule-eenheid is afhankelijk van de lading van de ionen.
De formule van een ionverbinding moet altijd neutraal zijn. We spreken
daarom ook van de neutraliteitsregel: de som van alle positieve en negatieve ladingen moet gelijk zijn aan nul.
182
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
Natriumjodide bestaat uit natriumionen en jodide-ionen. De natriumionen dragen een lading 1+ en de jodide-ionen een lading 1–. De lading van 1 natriumion neutraliseert de lading van 1 jodide-ion, daarom is de
formule-eenheid NaI. Kaliumsulfide bestaat uit kaliumionen en sulfide-ionen. De kaliumionen dragen een lading 1+. Er zijn 2 kaliumionen nodig om de lading van het sulfide-ion (2–) te ‘neutraliseren’. Daarom is de
formule-eenheid K2S. Opmerking: We zouden ook kunnen redeneren dat
4 kaliumionen nodig zijn om de lading van 2 sulfide-ionen te ‘neutraliseren’, maar bij het schrijven van de formule-eenheid werken we steeds met de
OPDRACHT 9
IN
kleinst mogelijke verhouding.
Schrijf de formule-eenheid van een aantal ionverbindingen. Vul de tabel aan. Stof
zinksulfide natriumbromide kaliumoxide magnesiumsulfide aluminiumfluoride
O
Br
Zn
S
K
O
Na
Mg Al Al
S F
O
©
VA
aluminiumoxide
Ca
Ionen
Formule-eenheid
N
calciumoxide
Elementen
Om te bepalen welke indexen geschreven worden in een formule-eenheid
gebruiken we de neutraliteitsregel: de som van de lading van de positieve ionen en negatieve ionen moet aan elkaar gelijk zijn. Die indexen worden
in de kleinst mogelijke verhouding geplaatst. De index ‘1’ wordt niet geschreven.
` Maak oefening 7 op p. 200.
THEMA 05
HOOFDSTUK 2
183
samenstelling van de ATMOSFEER
HOOFDSTUK 3
Hoe wordt een atoombinding gevormd?
zuurstofgas
O2
O2
20.95%
zuurstofgas
N2
vormen omdat ze streven naar de edelgasconfiguratie;
L aanduiden dat tussen twee niet-metalen atoombindingen worden gevormd;
L aangeven dat niet-metalen elektronen willen opnemen.
Je leert nu:
IN
stikstofgas
L beschrijven dat atomen verbindingen
Onze atmosfeer bestaat uit 78 % stikstofgas (N2),
21 % zuurstofgas (O2) en 0,03 % koolstofdioxide (CO2).
Al die stoffen zijn opgebouwd uit niet-metalen. Stoffen die uitsluitend uit niet-metalen zijn
L hoe een atoombinding wordt gevormd;
N
opgebouwd, noemen we atoomverbindingen. Je hebt
L hoe een molecule wordt voorgesteld door
al geleerd dat niet-metalen elektronegatief zijn en
een molecuulformule;
de edelgasconfiguratie willen bereiken door extra
L hoe we moleculen voorstellen door een
elektronen op hun buitenste schil op te nemen. Maar
hoe kunnen twee niet-metalen, die allebei elektronen willen opnemen, de edelgasconfiguratie bereiken?
VA
structuurformule.
3.1 De atoombinding
Om te begrijpen hoe niet-metalen elkaar helpen om de edelgasconfiguratie te bereiken, kijken we even naar waterstofgas, dat opgebouwd is uit twee
©
waterstofatomen. Beide waterstofatomen hebben 1 elektron op de eerste (en tevens enige) schil en streven naar een volledig bezetting van de buitenste schil: 2 elektronen.
Beide waterstofatomen willen echter een elektron opnemen en geen van beide atomen is bereid om elektronen over te dragen. De twee
waterstofatomen kunnen de edelgasconfiguratie bereiken door een
gemeenschappelijk elektronenpaar te vormen. Deze twee elektronen worden gedeeld en kunnen nu bij beide atomen gerekend worden, waardoor de buitenste schil van de beide waterstofatomen volledig is gevuld.
H
H
H
H
H
H
Afb. 59 Vorming van een molecule H2: een atoombinding ontstaat door het gemeenschappelijk stellen van een elektronenpaar.
THEMA 05
xenon neon waterstofgas krypton koolstofdioxide
78.08%
Je kunt al:
184
Argon
Ar 0.000009 % 0.0018 % 0.0005 % 0.0001 % 0.038 %
LEERDOELEN
0.93%
HOOFDSTUK 3
CO2
Dit gemeenschappelijk elektronenpaar wordt de atoombinding of de
covalente binding genoemd. Ze wordt voorgesteld door een streepje tussen beide atomen: het bindend elektronenpaar.
Deeltjes van een stof opgebouwd uit niet-metalen die door atoombindingen aan elkaar gebonden zijn, vormen samen een apart deeltje: het zijn
individuele moleculen. Bij een ionverbinding spreken we niet over moleculen, omdat de ionen niet uniek aan elkaar gelinkt zijn maar een steeds herhalende eenheid in een rooster vormen. WEETJE De naam ‘covalente binding’ komt van het Latijnse ‘co’ en ‘valere’:
IN
samen van tel zijn, gelijkwaardig zijn. Het slaat dus op het feit dat de twee gemeenschappelijke elektronen de atomen stevig aan
elkaar binden. In sommige boeken of bronnen gebruikt men vooral
de naam ‘covalente binding’, in andere hanteert men het synoniem ‘atoombinding’. Je zorgt er dus best voor dat je ze beide goed kent.
Omdat er maar één atoombinding tussen twee atomen zit, spreken we van
een enkelvoudige atoombinding. De voorstelling van de manier waarop de
N
atomen aan elkaar gebonden zijn, noemen we de structuurformule.
Andere elementen, zoals zuurstof, streven naar een edelgasconfiguratie met 8 elektronen op de buitenste schil. De molecule zuurstofgas is opgebouwd
uit 2 atomen O. Je zag al dat het element zuurstof 6 elektronen heeft op de buitenste schil, waarvan 2 ongepaarde elektronen. Je leerde al in thema 4
hoe de elektronen verdeeld worden over het symbool van het element: eerst
©
VA
individueel, vanaf het vijfde elektron als een paar. Om aan 8 elektronen te geraken op de buitenste schil, zal elk ongepaard elektron van een
zuurstofatoom een bindend elektronenpaar vormen met een ongepaard
elektron van het andere zuurstofatoom. Zo ontstaat in de structuurformule een dubbele atoombinding tussen beide atomen.
Afb. 60 De vorming van een molecule zuurstofgas
Atomen van het element stikstof beschikken over 3 ongepaarde elektronen
en 1 vrij elektronenpaar op hun buitenste schil. In een molecule opgebouwd uit 2 stikstofatomen zal elk ongepaard elektron van een stikstofatoom
een bindend elektronenpaar vormen met een ongepaard elektron van het andere stikstofatoom. Zo ontstaat een drievoudige atoombinding in de structuurformule.
N
N
Afb. 61 De vorming van een molecule stikstofgas
N
N
N THEMA 05
N HOOFDSTUK 3
185
Koolstofdioxide (CO2), een belangrijk broeikasgas in de atmosfeer, bestaat uit
twee soorten niet-metalen: 2 zuurstofatomen en 1 koolstofatoom.
De zuurstofatomen hebben elk 6 elektronen op de buitenste schil, waarvan 2 ongepaard. Het koolstofatoom heeft 4 ongepaarde elektronen in de buitenste schil. Door het vormen van gemeenschappelijke bindende
elektronenparen kan elk atoom ook de edelgasconfiguratie bereiken.
In deze moldecule heeft elk zuurstofatoom nog 2 vrije elektronenparen. Afb. 62 De vorming van een molecule CO2
IN
Merk op dat we gaandeweg een elektronenpaar voorstellen door een streepje in plaats van twee bolletjes naast elkaar te tekenen. Een stof enkel opgebouwd uit niet-metalen noemen we een
atoomverbinding. De bindingen die de niet-metalen aan elkaar binden,
worden atoombindingen of covalente bindingen genoemd. Een atoombinding ontstaat door de vorming van een gemeenschappelijk elektronenpaar. Tussen twee atomen kunnen enkelvoudige, dubbele of drievoudige
atoombindingen voorkomen. De structuurformule geeft aan op welke manier
OPDRACHT 10
N
de atomen in een molecule aan elkaar gebonden zijn.
Teken de structuurformule van de moleculen.
TIP
VA
Vul in de tabel aan hoeveel atoombindingen je in elk van de moleculen aantreft.
waterstofsulfide (H2S)
stof
Wil je de notatie met
de lewisstructuur opfrissen? Scan de QR-code.
BEKIJK DE PDF
chloorgas (Cl2)
water (H2O)
©
structuurformule
aantal atoombindingen stof
methaangas (CH4)
ammoniak (NH3)
structuurformule
aantal atoombindingen
186
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
waterstofchloride (HCl)
OPDRACHT 11
DOORDENKER
Teken de structuurformule van de moleculen. Vul in de tabel aan hoeveel atoombindingen je in elk van de moleculen aantreft. zwavelmonoxide (SO)
stof
fosfortrichloride (PCl3)
tetra (CCl4)
aantal atoombindingen
IN
structuurformule
N
3.2 De molecuulformule van atoomverbindingen
Moleculen zijn opgebouwd uit meerdere atomen van niet-metalen
die verbonden zijn door een atoombinding. Maar hoe stellen we een
VA
atoomverbinding voor met een formule?
OPDRACHT 12
Bepaal de bouw van een atoomverbinding.
Bekijk hieronder de voorstellingen van de stof mierenzuur (een kleurloze stof die zuur smaakt), glucose (een witte, vaste stof die zoet smaakt) en keukenzout. Beantwoord de vragen. H
O
H
O
C
© C
H
O
2
C
C
C
H
O
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na
H
O
Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl
H
H
Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl H
H
H
Afb. 63 Mierenzuur
1
C
O
C
H
O
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na
H
H
O
H
Afb. 64 Glucose
Cl Na Cl Na Cl Na Cl Na Na Cl Na Cl Na Cl Na Cl Afb. 65 Keukenzout
Welke stof of welke stoffen zijn atoomverbindingen?
Welke stof is een ionverbinding?
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
187
3
4
Wat stel je vast als je de bouw van een atoomverbinding vergelijkt met een ionverbinding?
Vul in de tabel aan hoeveel atomen van elk element zich in een stofeenheid mierenzuur en glucose
bevinden. Mierenzuur
aantal atomen van elk element
WEETJE
IN
elementen
Glucose
Als mieren bedreigd worden, proberen ze een wondje te bijten in hun belager, waar ze dan met hun achterlijf mierenzuur in spuiten. Dat is pijnlijk, want mierenzuur is een corrosieve stof. Ook andere organismen zoals bijen, wespen, hommels en brandnetels
N
gebruiken dat zuur ter verdediging.
VA
De moleculen van mierenzuur en glucose zijn beide opgebouwd uit de
elementen koolstof, waterstof en zuurstof, maar ze bevatten een verschillend aantal atomen. De samenstelling van een molecule wordt weergegeven door de molecuulformule. De molecuulformule geef je weer door de symbolen
van de elementen te noteren, samen met een index: zo krijgt de formule een kwalitatief en een kwantitatief aspect.
De index is het getal dat weergeeft hoeveel atomen van elk element
aanwezig zijn in 1 molecule. Ze wordt rechts onder het symbool van het
©
element genoteerd.
De molecuulformule van een atoomverbinding ziet er gelijkaardig uit als
de formule-eenheid van een ionverbinding. De formule-eenheid geeft echter de verhouding tussen de elementen weer in het ionrooster (bv. NaCl), terwijl
de moleculeformule de werkelijke samenstelling weergeeft van één molecule van de stof (bv. H2O).
Een stof waarvan een molecule bestaat uit x atomen van element A, y atomen van element B en z atomen van element C, stellen we dus voor als AxByCz.
TIP Net zoals bij de formule-eenheid van ionverbindingen, wordt het getal 1 als index niet geschreven.
188
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
Atoomverbindingen zijn stoffen opgebouwd uit moleculen. Moleculen bestaan
uit een welbepaalde combinatie van twee of meer atomen die tot verschillende atoomsoorten kunnen behoren. De molecuulformule bestaat uit de symbolen van de atoomsoorten die ze bevat, vergezeld van een index die het aantal atomen van elke atoomsoort weergeeft. OPDRACHT 13
Schrijf de molecuulformule van atoomverbindingen. Noteer de molecuulformules van de stoffen in de tabel.
IN
1
Aantal atomen van verschillende atoomsoorten in de molecule 8 zwavelatomen
Molecuulformule
2 waterstofatomen, 1 zwavelatoom, 4 zuurstofatomen
1 waterstofatoom, 1 stikstofatoom, 3 zuurstofatomen
6 koolstofatomen, 8 waterstofatomen, 7 zuurstofatomen
2
N
2 joodatomen
Schrijf met behulp van de gegeven structuren de molecuulformule van paracetamol (pijnstiller) en cafeïne (blauw = stikstof; rood = zuurstof; zwart = koolstof; wit = waterstof). Molecuulformule:
VA
Molecuulformule: H
H
C
N
C
C
C
O
C
C
O
C
H
N H
H
H
C
H
C
H
H
N
C H
C
H
C
C
H
H
N
H
C
H
C
O
N
O
©
H
Afb. 66 Paracetamol
H Afb. 67 Cafeïne
C
H
H
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
189
De moleculen van een vaste stof, zoals glucose, kunnen zich ook ordenen in een rooster. Een dergelijk rooster noemen we een molecuulrooster.
Bij atoomverbindingen kunnen ook zogenaamde atoomroosters voorkomen, zoals bij koolstof. Doordat koolstof over 4 ongepaarde valentie-elektronen beschikt, kunnen miljarden koolstofatomen zich met elkaar verbinden tot
twee- of driedimensionale netwerken (op elk ‘knooppunt’ van het netwerk bevindt zich dan een koolstofatoom).
Koolstof komt in de natuur als vaste, enkelvoudige stof in twee
verschijningsvormen voor: grafiet en diamant. Grafiet bestaat uit een
opeenstapeling van tweedimensionale netwerken, waarin elk koolstofatoom gebonden is aan 3 andere. Diamant bestaat uit een driedimensionaal
IN
netwerk waarin elk koolstofatoom gebonden is aan 4 andere.
N
1
Grafiet
VA
2
Diamant
©
WEETJE
Het verschijnsel dat van een enkelvoudige, vaste stof verschillende verschijningsvormen bestaan, noemen we allotropie.
De verschijningsvormen noemen we allotropen. Zo zijn diamant en grafiet allotropen van koolstof.
Bij vaste stoffen die uit moleculen zijn opgebouwd, zijn de moleculen op een regelmatige manier gerangschikt in een molecuulrooster.
Sommige elementen, zoals koolstof, vormen enkelvoudige stoffen en kunnen atoomroosters vormen. In een atoomrooster zijn een groot aantal atomen
met atoombindingen verbonden tot twee- of driedimensionale netwerken.
` Maak oefening 8, 9 en 10 op p. 201-203.
190
THEMA 05
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
Hoe wordt een metaalbinding gevormd? Je kunt al:
IN
LEERDOELEN
L beschrijven dat atomen streven naar de edelgasconfiguratie; L beschrijven hoe tussen een metaal en een niet-metaal een ionbinding wordt gevormd;
L beschrijven hoe tussen twee niet-metalen atoombindingen worden gevormd;
L aangeven dat metalen elektropositief zijn. Je leert nu:
In films zie je soms nog hoe een smid met een hamer en aambeeld een
gloeiend hete staaf tot een zwaard
klopt. Maar in tegenstelling tot een stuk glas, splijt het metaal niet.
N
L hoe metaalatomen in een metaal als stof gebonden zijn;
IJzer moet je smeden als het heet is.
L de eigenschappen van enkele metalen te verklaren aan de hand van hun bouw.
Hoe komt dat? En waarom draagt
een smid die metaal bewerkt altijd dikke handschoenen?
VA
4.1 De metaalbinding
Metaalatomen hebben maar een beperkt aantal elektronen op hun
buitenste schil. Metalen proberen de edelgasconfiguratie te bereiken door de elektronen van hun buitenste schil af te staan. Daarom zijn metalen elektropositief. Maar hoe kunnen meerdere metaalatomen met elkaar
©
binden, als alle atomen hun elektronen willen afstaan?
Bij kamertemperatuur hebben bijna alle metalen de vaste aggregatietoestand. In de vaste aggregatietoestand zijn metaalatomen op een
regelmatige manier gerangschikt in een metaalrooster en ze geven daarbij de
vrij bewegende elektronen die tot geen enkel metaalion behoren positieve metaalionen
Afb. 68 Een metaalrooster is opgebouwd uit positieve metaalionen en een zee van vrij bewegende elektronen.
elektronen van hun buitenste schil af. Het metaalrooster is dus opgebouwd uit positieve metaalionen met daartussen een zee van elektronen. Die
elektronen kunnen zich vrij tussen de positieve metaalionen bewegen en
vormen als het ware een lijm die alles in het metaalrooster stevig bij elkaar houdt. Er zijn sterke elektrostatische krachten tussen de negatieve en
positieve ladingen in het metaalrooster, de coulombkrachten, die het geheel bij elkaar houden: de metaalbinding. Die metaalbinding is een zeer sterke binding.
Vaste metalen als zuivere stof zijn opgebouwd uit miljarden ionen van
eenzelfde atoomsoort. De formule van een dergelijke stof stellen we voor door het symbool van de atoomsoort.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
191
WEETJE
IN
Het Atomium is een van de gekendste monumenten in Brussel.
Het werd in 1958 gebouwd in het kader van de Wereldtentoonstelling in Brussel (Expo 58). De metalen constructie bestaat uit 9 bollen en stelt de herhalende eenheid van het metaalrooster van ijzer voor
(weliswaar 165 miljard keer vergroot). De bollen zijn van aluminium
gemaakt omdat aluminium beter bestand is tegen verwering (corrosie) dan staal. Hoewel het de bedoeling was om de constructie na zes
maanden af te breken, besloot men ze te laten staan omwille van haar
N
populariteit.
TIP
De betekenis van de naam of het symbool van een atoomsoort kan verschillen naargelang de context:
‘Een dakgoot is gemaakt uit zink’: hier bedoelt men de stof zinkmetaal.
VA
•
• •
‘Zink heeft 2 elektronen op de buitenste schil’: hier bedoelt men het element of de atoomsoort zink, namelijk alle zinkatomen.
‘Zink draagt twee elektronen over aan chloor’: hier bedoelt men dat 1 atoom zink 2 elektronen afstaat.
©
Metalen in vaste aggregatietoestand bestaan uit een metaalrooster.
In een metaalrooster bevinden zich positieve metaalionen en een zee
van vrij bewegende elektronen, afkomstig van de buitenste schil van de
metaalatomen. De aantrekkingskrachten tussen de positieve ionen en de vrij bewegende elektronen vormen de metaalbinding. De metaalbinding is een sterke binding. De formule van een metaal als zuivere stof bestaat uit het symbool van het metaal. TIP Ontdek meer over de roosters en hun toepassingen via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal.
192
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
4.2 Verklaring van de eigenschappen van metalen
Veel specifieke eigenschappen van metalen die je in thema 4 zag, kunnen nu verklaard worden op basis van hun bouw.
Metalen zijn goede geleiders van elektriciteit. Elektriciteit is namelijk de
beweging van geladen deeltjes, en in een metaalrooster kunnen elektronen WEETJE
IN
vrij bewegen.
Alle metalen zijn goede geleiders van elektriciteit, maar in
elektrische leidingen gebruikt men vrijwel uitsluitend het
metaal koper. Dat heeft vooral te maken met een combinatie van gunstige eigenschappen.
Niet alleen geleidt koper de elektriciteit zeer goed, het kent ook een lage warmtevervorming en is vrij goed bestand tegen ongunstige
N
omgevingsinvloeden (vocht, industriële vervuiling …). Bovendien is
koper hard en tegelijkertijd plooibaar. Een gebroken of doorgesneden draad kan ook gemakkelijk hersteld worden door de uiteinden aan elkaar te solderen of smelten.
©
VA
Metalen zijn goede geleiders van warmte. Wanneer een stof opwarmt,
beginnen deeltjes (atomen, ionen of moleculen) harder te trillen. Door
botsingen wordt de warmte-energie doorgegeven aan naburige atomen of
ionen. Doordat in een metaalrooster de metaalionen zeer dicht opeen zitten, verspreidt de warmte zich snel. Maar doordat de elektronen – die ook warmte-energie kunnen opnemen – vrij kunnen bewegen tussen de
metaalionen, gebeurt de warmtegeleiding sneller dan bij de meeste andere stoffen.
Nu weet je waarom een smid dikke handschoenen draagt! Bekijk de video over warmtegeleiding bij metalen.
BEKIJK DE VIDEO
WEETJE Een metalen staaf die in je kamer ligt, voelt koud aan als je ze
vastneemt. Die metalen staaf heeft nochtans dezelfde temperatuur als de omgeving (bv. 20 °C). Maar als je ze vastneemt met de blote hand, zal ze de warmte van je huid verspreiden, waardoor je hand lokaal een beetje afkoelt.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
193
De hoge massadichtheid (massa per volume-eenheid) van metalen is een gevolg van de zeer dichte, compacte stapeling van de metaalionen in het rooster.
De meeste metalen hebben een hoog smeltpunt en kookpunt, omdat de metaalbinding een sterke binding is. Het kost dus veel energie om de metaalbindingen in een rooster te verbreken.
Metalen zijn gemakkelijk vervormbaar omdat ze allemaal zijn opgebouwd uit positieve ionen. De positieve ionen kunnen ten opzichte van elkaar
verschuiven en elkaars plaats innemen zonder dat ze elkaar afstoten, wat ervoor zou zorgen dat het rooster breekt of splijt.
IN
Bekijk deze boeiende video over metalen.
BEKIJK DE VIDEO
+
+
+
+
+
N
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
VA
Afb. 69 Metaalbindingen: metalen zijn gemakkelijk vervormbaar omdat de ionen elkaars plaats kunnen innemen.
Doordat alle metalen opgebouwd zijn uit positieve metaalionen, kunnen
de metaalionen van de ene atoomsoort zich schikken in een metaalrooster van een andere atoomsoort. Zo ontstaan legeringen, zoals je al weet uit
thema 2. Brons is bijvoorbeeld een legering van tin en koper. Als de atomen van de atoomsoorten niet even groot zijn, zijn de ionen minder regelmatig
geordend. Daardoor is het moeilijker om lagen metaalionen te verschuiven, waardoor de legering sterker is dan de zuivere metalen (zie afbeelding 69).
Legeringen worden dus gemaakt om bepaalde minder goede eigenschappen
©
te verbeteren.
194
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
IN
+
N
Afb. 70 Een legering is een mengsel van twee metalen. Als de ionen van de twee atoomsoorten niet even groot zijn, is de rangschikking van de ionen minder regelmatig. Zo kunnen lagen van ionen minder goed schuiven ten opzichte van elkaar.
Heel wat eigenschappen van metalen, zoals geleidbaarheid van elektriciteit
en warmte, massadichtheid, hoog smelt- en kookpunt, vervormbaarheid en de vorming van legeringen, kunnen verklaard worden op basis van de bouw van
VA
metalen.
©
` Maak oefening 11 t/m 13 op p. 204.
THEMA 05
HOOFDSTUK 4
195
THEMASYNTHESE
Behalve de edelgassen, zijn stoffen verbindingen van meerdere atomen die ontstaan omdat atomen of elementen streven naar de edelgasconfiguratie. In een verbinding zijn atomen of ionen gebonden door een bepaald type binding.
In een stof samengesteld uit metaal en niet-metaal, staat het metaal één of meerdere elektronen af aan het niet-metaal. Zo ontstaan positieve en negatieve ionen. Door de elektrostatische aantrekkingskracht tussen
tegengesteld geladen ionen ontstaat een ionbinding. Door de regelmatige rangschikking van ionen ontstaat een ionrooster dat miljarden ionen bevat.
Een ionverbinding stellen we voor met de formule-eenheid: dat is de kleinste verhouding van de positieve en
negatieve ionen. Het is tevens het kleinste neutrale groepje van ionen in het rooster. Om te bepalen welke indexen geschreven worden in de formule-eenheid, gebruiken we de neutraliteitsregel.
IN
Als een stof opgebouwd is uit niet-metalen zijn de atomen verbonden door gemeenschappelijke elektronenparen.
Die gemeenschappelijke elektronenparen vormen de atoombindingen of covalente bindingen. Tussen twee atomen van niet-metalen kan een enkelvoudige, tweevoudige of drievoudige atoombinding worden gevormd.
Meestal bestaat een atoomverbinding uit moleculen: deeltjes die opgebouwd zijn uit een welbepaald aantal
verbonden atomen. De molecuulformule geeft de aard en het aantal (met een index) van elke atoomsoort in de
molecule weer. De structuurformule geeft weer welke atomen aan elkaar gebonden zijn. Sommige enkelvoudige stoffen, zoals grafiet en diamant, bestaan uit een groot aantal atomen die verbonden zijn in een netwerk: een atoomrooster.
Een metaal in vaste aggregatietoestand is opgebouwd uit een metaalrooster van positieve metaalionen met
N
daartussen elektronen – afkomstig van de buitenste schil van de metaalatomen – die zich vrij kunnen bewegen.
De aantrekking tussen de vrij bewegende elektronen en de metaalionen vormt de metaalbinding. Heel wat typische
eigenschappen van metalen, zoals geleidbaarheid van warmte, elektriciteit, massadichtheid, vervormbaarheid, hoog smeltpunt en het vormen van legeringen, zijn te verklaren aan de hand van de bouw van metaalroosters.
©
VA
Maak zelf een schema.
196
THEMA 05
THEMASYNTHESE
BEKIJK KENNISCLIP
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • •
•
• •
•
Ik kan beschrijven wat het verschil is tussen een binding en een verbinding.
Ik kan bepalen in welke gevallen een ionbinding, atoombinding of metaalbinding wordt gevormd.
Ik kan aangeven dat een atoombinding bestaat uit een gemeenschappelijk
elektronenpaar.
Ik kan een onderscheid maken tussen enkelvoudige, dubbele of drievoudige binding.
Ik kan beschrijven wat een ionbinding, atoombinding en metaalbinding is.
Ik kan de bouw van een ionverbinding, atoomverbinding en metaalverbinding
beschrijven.
Ik kan de bouw van een ionverbinding, atoomverbinding en metaalverbinding met
elkaar vergelijken.
2 Onderzoeksvaardigheden
• •
•
Ik kan bepalen of een stof een ionverbinding, atoomverbinding of metaalverbinding is.
Ik kan de formule-eenheid in een ionrooster aanduiden.
Ik kan de neutraliteitsregel gebruiken om de formule-eenheid van een
ionverbinding te schrijven.
N
•
IN
•
Ik kan de formule-eenheid van een ionverbinding en de molecuulformule van een atoomverbinding schrijven.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 05
CHECKLIST
197
CHECK IT OUT
Alle beetjes helpen! Net zoals mensen elkaar kunnen helpen, doen atomen dat ook. Alle atomen streven een volledige bezette buitenste schil na.
Denk even terug aan de drie situaties in de CHECK IN. Over welk soort bindingen gaat het daar? Vul aan. Situatie 1
schil helpen atomen met een bijna volledige
bezette buitenste schil, door elektronen naar hen over te dragen. Zo gaf in het voorbeeld op p. 172 Kalvin zijn dekentje af aan Fleur, net zoals een kalium een elektron overdraagt aan fluor. Soort binding: Situatie 2
IN
Atomen met weinig elektronen op hun buitenste
N
Twee atomen die elk een bijna volledig bezette
buitenste schil hebben, zullen elkaar helpen door elektronen met elkaar te delen. Net zoals Jody en
Jodi een deken delen om het warm te krijgen, gaan twee jood-atomen elektronen delen.
VA
Soort binding: Situatie 3
Twee atomen met weinig elektronen op hun
buitenste schil, staan beide hun elektronen af.
Die elektronen bewegen vrij van het ene ion naar
het andere, en het ‘spel’ van de elektronen houdt alles samen.
©
Soort binding:
Een metaal en een niet-metaal vormen een ionbinding, waarbij het metaal één of meer elektronen
!
afstaat en een positief ion vormt; terwijl het niet-metaal die extra elektronen opneemt en een negatief ion vormt, zo konden ook Kalvin en Fleur elkaar helpen. Twee niet-metalen delen een elektronenpaar en gaan een atoombinding aan, net als Jodi en Jody. Metaalatomen kunnen ook onderling een
metaalbinding aangaan door alle positieve metaalionen te vormen, net als Ali en Allison deden.
198
THEMA 05
CHECK IT OUT
AAN DE SLAG
1
Vul de tabel aan om een overzicht te maken van de bouw van stoffen. Kies uit:
enkelvoudig – mono-atomisch – verbinding – samengesteld – 1 / >1
Opgelet! sommige begrippen kun je meermaals gebruiken. Aantal atomen
1
Stof
1
>1
IN
>1
2
Aantal verschillende atomen
Stof
Welk soort binding zal gevormd worden tussen een verbinding die is opgebouwd uit de elementen in de tabel? Omcirkel het juiste antwoord.
Symbolen van de opbouwende elementen in de verbinding K Br
Soort binding
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
CC
ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding
N
CH
CO
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Cu Sn
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Mg O
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
VA
Na Cl NO
Sn Pb HF
Zn Al Mg Cu Au Ag
ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Welke soort binding is aanwezig in de stoffen? Vul de juiste kolom aan.
©
3
ionbinding - atoombinding - metaalbinding
Ionbinding
KBr – Mg – Al2O3 – MgF2 – Fe – BaI2 – propaan (C3H8) – Na2S – zwaveldioxide (SO2) – Cu – N2O – S8 – H2O – Zn Atoombinding
Metaalbinding
THEMA 05
AAN DE SLAG
199
4
Tussen welke atomen ontstaat een atoombinding? C&H
Na & Br C & Fe H&O
S & Cl
Zn & Cu
5
Welke bindingen treffen we aan in een deeltje SO3? atoombindingen
IN
metaalbindingen ionbindingen
6
Schrijf de formule-eenheid van de ionverbindingen. Stof
Elementen
aluminiumsulfide magnesiumjodide
calciumbromide
VA
lithiumjodide
magnesiumchloride natriumoxide
natriumfluoride
7
lithiumbromide kaliumsulfide
Formule-eenheid
N
bariumoxide
Ionen
Plaats de juiste formule bij elke stof. Je kunt thuis online zoeken of in de klas kijken in brochures/boeken
©
of op de etiketten van flessen of verpakkingen. C6H14 H2O2
Stof
dijood
ethanol glucose hexaan ozon 200
THEMA 05
AAN DE SLAG
Te gebruiken formules
C12H22O11
C6H12O6
H2SO4
HCl
Formule
O3 I2
CH4 Stof
C2H5OH
sucrose
waterstofperoxide
zwavelzuur
water
zoutzuur
H2O O3
Formule
Schrijf de molecuulformule van de stoffen. (grijs/zwart = C; rood = O; blauw = N; wit = H)
O
C
O
O
Cl
IN
8
N
N
O
Cl
H
N
O
S
O
H
O
VA
O
H
©
H
C
H
C
C
C
C
H C
H
H
O
O
H O
N
P H
O
H
H
O
O
O
O H
H THEMA 05
AAN DE SLAG
201
9
Vul de tabel aan met de structuurformule en geef aan hoeveel atoombindingen er in elke verbinding of molecule zitten. stof
waterstofsulfide (H2S)
chloorgas (Cl2)
waterstofchloride (HCl)
structuurformule
stof
zwaveldichloride (SCl2)
fosfortrichloride (PCl3)
tetra (CCl4)
structuurformule
stof
waterstoffluoride (HF)
zuurstofdifluoride (OF2)
methanal (H2CO)
N
aantal atoombindingen
IN
aantal atoombindingen
VA
structuurformule
aantal atoombindingen stof
azijnzuur (CH3COOH)
ethyn (C2H2)
structuurformule
©
aantal atoombindingen
202
THEMA 05
AAN DE SLAG
10
Los het kruiswoordraadsel op. Let op: gebruik ook begrippen uit de weetjes. Horizontaal
Verticaal
1
2
4 7 8
In diamant en grafiet zitten atomen in een ...
3
Een voorstelling van het aantal atomen van elke soort in een atoomverbinding Elektrostatische aantrekkingskracht
5
Binding tussen C en H
10 Positief ion
15 Het hebben van een volledig bezette buitenste schil
16 Positieve en negatieve ionen zitten in een ... ionrooster
17 Het verschijnsel dat een enkelvoudige,
vaste stof in meerdere verschijnings- toestanden kan voorkomen
18 Negatief ion
19 Binding tussen Fe en Fe
6 9
Een deeltje dat bestaat uit een welbepaald aantal atomen, die met een atoombindingen aan elkaar hangen
Een schematische voorstelling die weergeeft
welke atomen aan elkaar gebonden zijn in een molecule
Mengsel van twee of meer metalen
Vaste metalen bestaan uit positieve metaalionen
IN
12 Binding tussen Na en F
Alle atomen van eenzelfde soort
die gerangschikt zitten in een ...
11 Kracht die twee atomen/ionen samenhoudt 13 Geladen atoom
14 Geladen deeltjes die vrij bewegen in een metaalrooster
N
1
2
3
VA
4
5
6
7
8
9
10
11
©
12
13
14
15
16
17
18
19
THEMA 05
AAN DE SLAG
203
11
Verklaar waarom een metaal vervormbaar is als je erop slaat met een hamer, terwijl een ionrooster van een ionverbinding breekt/splijt.
12
In welke stof zitten deeltjes in een atoomrooster?
IN
ijzermetaal grafiet
diamant CO2
CaI2
13
Welke formules stellen een structuurformule, molecuulformule of formule-eenheid voor? 1
H
H
H
Ca3N2
H
C
H
5
VA
4
C
2
H
N
Vul de tabel aan.
AIBr3
8
©
7
10
C57 H120 O6
11
Structuurformule
204
THEMA 05
AAN DE SLAG
.
S
NH3
SOCI2
6
9
12
Molecuulformule
` Verder oefenen? Ga naar
H
H
3
O3 Br
Br K2O C3H4O3
Formule-eenheid
KENMERKEN VAN EEN CHEMISCHE REACTIE
THEMA 06
206
VERKEN
207
` HOOFDSTUK 1: Wat is een chemische reactie?
209
IN
CHECK IN
` HOOFDSTUK 2: Hoe wordt een chemische reactie
genoteerd?
2.1 Reagentia en reactieproducten 2.2 Wet van behoud van atomen
` HOOFDSTUK 3: Welke types chemische reacties zijn er?
N
` HOOFDSTUK 4: Wat gebeurt er met de massa’s voor
en na een chemische reactie?
` HOOFDSTUK 5: Welk nut hebben chemische reacties
VA
als energiebron?
5.1 Chemische energie 5.2 Exo-energetische reacties 5.3 Endo-energetische reacties
THEMASYNTHESE
213 213 214
220
224
228 228 230 234 239
PORTFOLIO
242
AAN DE SLAG
243
©
CHECK IT OUT
OEFEN OP DIDDIT
205
CHECK IN
Waarom rijst brood? Als je een brood bakt, is het rijzen van het deeg belangrijk om een luchtig brood te krijgen. Maar wat gebeurt er dan eigenlijk precies? We testen welke reactie/stof ervoor zorgt dat brood rijst. WAT HEB JE NODIG?
balans – erlenmeyer – proefbuis – ballon – maatcilinder – één koffielepel bakpoeder – 10 mL azijn HOE GA JE TE WERK?
Plaats de erlenmeyer, de proefbuis en de ballon (die je eerder al eens opblies) naast elkaar op de balans.
4
Breng met behulp van de maatcilinder 10 mL azijn in de proefbuis.
3 5 6 7
Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng een koffielepel bakpoeder in de erlenmeyer. Plaats de proefbuis in de erlenmeyer.
Plaats de ballon zoals op afbeelding 71 op de erlenmeyer.
Weeg het geheel en noteer de totale massa voor de reactie in de tabel, in de kolom ‘Eigen meting’. WAT VERWACHT JE?
Schrap wat niet past.
Afb. 71
N
2
IN
1
Nadat de stoffen bij elkaar zijn gebracht, zal de gemeten massa lager / gelijk / hoger zijn. WAT GEBEURT ER?
•
Kantel de erlenmeyer, waardoor de azijn in contact komt met het bakpoeder. Je merkt dat er een chemische
•
Verwijder de ballon en leg hem op de balans. Noteer de massa.
Bereken het verschil in massa voor en na de reactie.
VA
•
reactie optreedt. Weeg het geheel en noteer de totale massa na de reactie in de tabel.
•
Verzamel gegevens van twee andere klasgenoten in de derde en vierde kolom. Wat stel je vast?
Meting
massa voor de reactie (g)
massa na de reactie (g)
verschil in massa voor en na de reactie (g)
©
massa na verwijderen ballon (g) HOE ZIT DAT?
Eigen meting
Meting klasgenoot 1
Meting klasgenoot 2
Welk gas zorgt voor het rijzen van het brood? Misschien kan dit helpen: bakpoeder bevat een stof met formule NaHCO3.
Welke belangrijke wet geldt tijdens een chemische reactie en heb je nu bewezen tijdens deze proef?
•
• • 206
Wat gebeurt er tijdens een chemische reactie?
Welke wetten zijn geldig tijdens een chemische reactie?
Hoe kan een chemische reactie nuttig zijn voor ons? Wanneer vormt ze een probleem?
THEMA 06
CHECK IN
?
VERKEN
Energiebronnen in de natuur OPDRACHT 1
Wat weet je nog over energiebronnen uit de lessen natuurwetenschappen? 1
Welke energiebron herken je? Vul aan.
2
Komt de beschikbare energie rechtstreeks uit een chemische reactie? Kruis aan. Energiebron
De beschikbare energie …
2
3
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
N
IN
21
VA
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
4
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
©
5
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
6
komt uit een chemische reactie.
komt niet uit een chemische reactie.
THEMA 06
VERKEN
207
3
Bekijk de applet waarin de verschillende energiebronnen eenvoudig worden voorgesteld.
OPDRACHT 2
BEKIJK DE APPLET
Bekijk de energieomzettingen op de afbeeldingen.
Duid aan welke energieomzetting er plaatsvindt bij de volgende afbeeldingen. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
stralingsenergie
chloroplast
CO2 + H2O
IN
fotosynthese
C6H12O6 + O2
stralingsenergie chemische energie chemische energie stralingsenergie
thermische energie chemische energie stralingsenergie thermische energie
ATP
N
celademhaling mitochondrium
thermische energie
VA
Afb. 72
chemische energie
chemische energie elektrische energie chemische energie kinetische energie
thermische energie chemische energie chemische energie thermische energie
©
Afb. 73
208
THEMA 06
VERKEN
Stoffen bezitten chemische energie. Chemische energie kan omgezet worden in andere energievormen, en omgekeerd.
HOOFDSTUK 1
Wat is een chemische reactie? LEERDOELEN Je kunt al: en een samengestelde stof toelichten;
L de formule van zuurstofgas (O2) toelichten.
Je leert nu:
L het principe van een chemische reactie begrijpen;
L een chemische reactie duiden als
gemaakt? Misschien heb je tijdens een koude winteravond
marshmallows gekaramelliseerd of chocolademelk verwarmd? Wist je toen dat je twee verschillende wetenschappen beoefende: chemie en fysica? Je hebt met
andere woorden een chemisch of fysisch proces uitgevoerd. • •
Tijdens een chemisch proces worden nieuwe stoffen gevormd.
Tijdens een fysisch proces worden geen nieuwe stoffen gevormd maar veranderen stoffen eventueel van aggregatietoestand.
N
een herschikking van atomen.
Heb je met vrienden of familie al eens een kampvuur
IN
L het verschil tussen een enkelvoudige
OPDRACHT 3 DEMO
VA
IJzer en magnesium
Je leerkracht houdt achtereenvolgens een ijzeren spijker en een stukje magnesiumlint met behulp van een klem in de vlam van een bunsenbrander. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Kijk niet rechtstreeks in de vlam.
Wat neem je waar? Noteer in de tabel.
©
1
Waarneming
Afb. 74
Soort proces?
ijzeren spijker
chemisch proces
magnesiumlint
chemisch proces
2
Is dit een chemisch of een fysisch proces? Kruis aan in de tabel.
fysisch proces fysisch proces
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
209
OPDRACHT 4
Beantwoord de vragen. 1
Voer je bij de volgende acties een fysisch of chemisch proces uit? Duid aan en verklaar je antwoord. Actie hout in een kampvuur verbranden
b chocolademelk verwarmen c
2
marshmallows karamelliseren
chemisch proces fysisch proces
chemisch proces fysisch proces
chemisch proces fysisch proces
Verklaring
IN
a
Soort proces
Waarom is ‘marshmallows smelten’ wetenschappelijk niet correct? Leg uit.
N
OPDRACHT 5 ONDERZOEK Kun je chemische en fysische processen van elkaar onderscheiden? Voer het labo op p. 281 uit.
VA
WEETJE
Je leerde een chemisch proces duidelijk onderscheiden van een fysisch proces. Maar net als andere wetenschappen, hebben
fysica
biofysica
natuurwetenschappen
biologie
chemie en fysica ook verschillende raakvlakken. Zo leerde je in
de vorige thema’s begrippen kennen die ook bij fysica belangrijk
zijn, bv. de relatie elektronen – elektriciteit – geleidbaarheid en de
fysicochemie
coulombkracht.
chemie
©
biochemie
Ook chemie en biologie staan niet naast elkaar, maar ondersteunen elkaar. Zo is water het belangrijkste oplosmiddel in ons lichaam,
waarin bv. hormonen verplaatst worden naar de organen. Dat leidt
tot overkoepelende vakken in het hoger onderwijs, zoals biochemie, fysicochemie of biofysica.
Denk dus niet in vakjes, maar bundel de wetenschappen tot één geheel. Ook in de industrie werken verschillende wetenschappers samen. In het filmpje kun je zo’n samenwerking zien bij ExxonMobil. Je zult merken dat STEM-vakken een centrale rol spelen in het bedrijf.
Tijdens een chemisch proces ontstaan nieuwe stoffen.
BEKIJK DE VIDEO
Tijdens een fysisch proces worden geen nieuwe stoffen gevormd. De aanwezige stof verandert bv. van aggregatietoestand. 210
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
De verandering die bij een chemisch proces plaatsvindt, noemen we een chemische reactie.
In opdracht 3 heb je bij magnesium een verbrandingsreactie uitgevoerd. Een verbranding is een reactie tussen een stof en zuurstofgas (O2). •
Bij de verbranding van een enkelvoudige stof ontstaat er een binding
tussen het atoom van de enkelvoudige stof en de zuurstofatomen van zuurstofgas. Die gevormde stof wordt een oxide genoemd.
C
CO2
IN
•
O2
Afb. 75
Bij de verbranding van een samengestelde stof zal met elk atoom van de samengestelde stof een oxide gevormd worden. Zo ontstaat bij de
volledige verbranding van methaangas (CH4) koolstofdioxide of CO2 en
water of H2O.
CH4
2 O2
CO2
2 H2O
Afb. 76
N
Een verbrandingsreactie is een reactie tussen een stof en zuurstofgas
VA
waarbij oxiden gevormd worden.
WEETJE
Tijdens een verbrandingsreactie van een brandstof wordt meestal
koolstofdioxide (CO2) gevormd. We spreken dan van een volledige verbranding. Tijdens een onvolledige verbranding wordt er koolstofmonoxide (CO) gevormd. CO ontstaat door een tekort aan zuurstofgas (O2) in de ruimte: niet alle
koolstofatomen kunnen binden met voldoende zuurstofatomen, waardoor er naast koolstofdioxide (CO2) ook koolstofmonoxide (CO) ontstaat.
Een slecht functionerende schoorsteen of boiler kan aan de basis liggen van de vorming van koolstofmonoxide. In het weerbericht wordt vaak gewaarschuwd
©
voor koolstofmonoxide- of CO-vergiftiging. Koolstofmonoxide is een geurloos
gas en wordt vaak ‘de stille doder’ genoemd. Om die reden wordt het aangeraden om CO-melders aan te brengen in een woning.
Tijdens een chemische reactie, zoals een verbrandingsreactie, worden de
aanwezige atomen herschikt. Er worden geen atomen extra gevormd en er verdwijnen geen atomen. Er ontstaan nieuwe stoffen met een specifieke formule.
Een chemische reactie wordt genoteerd in een reactievergelijking, waarbij
een eenrichtingspijl aanduidt welke stoffen worden omgezet en welke stoffen worden gevormd. Formules van stoffen mogen niet aangepast worden in een
reactievergelijking. In opdracht 6 leer je hoe je een chemische reactie noteert in een reactievergelijking.
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
211
OPDRACHT 6
Stel reactievergelijkingen op. 1
TIP
Denk nog eens terug aan de verbrandingsreactie reactievergelijking uit te schrijven.
Een reactievergelijking wordt genoteerd als
a
natuurlijk variëren.
van magnesium. Probeer stapsgewijs een
gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen). Het aantal stoffen voor en na de pijl kan
Noteer het symbool voor magnesium.
b Welke chemische stof voeg je toe bij een verbranding? Noteer de formule.
2
IN
c
Het witte poeder dat gevormd is, heeft als formule MgO. Schrijf de reactievergelijking op. 2
+ → 2
Je leerkracht herhaalt de verbrandingsreactie van magnesium (demo-opdracht 3) en voegt water toe aan het witte poeder dat gevormd werd tijdens de verbrandingsreactie. a
Na de proef voegt je leerkracht fenolftaleïne toe aan het gevormde product. Noteer je waarneming.
c
N
b De kleur die je observeert, wijst op het ontstaan van een basisch milieu. Door het toevoegen van water is immers een nieuwe stof gevormd, magnesiumhydroxide met als formule Mg(OH)2. Schrijf de reactievergelijking op.
→
Noteer nog eens de twee reactievergelijkingen.
4
VA
3
Wat stel je vast met betrekking tot de atomen?
5
Bij de eerste reactievergelijking waren er al cijfers gegeven in de oplossing. Wat is daarvoor de reden,
denk je?
©
Tijdens een chemische reactie worden de aanwezige atomen herschikt om zo nieuwe stoffen met nieuwe stofeigenschappen te vormen.
Een chemische reactie wordt genoteerd in een reactievergelijking. gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen)
` Maak oefening 1 en 2 op p. 243.
212
THEMA 06
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
Hoe wordt een chemische reactie genoteerd? LEERDOELEN Je kunt al: herschikt worden ter vorming van nieuwe stoffen;
IN
L toelichten dat tijdens een chemische reactie atomen
L toelichten dat een index in een formule van een chemische stof het aantal atomen van dat element (of van de atoomgroep) in de verbinding weergeeft.
Je leert nu:
L de opbouw van een reactievergelijking begrijpen en de onderdelen aanduiden;
In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat de
verandering die plaatsvindt tijdens een
chemisch proces een chemische reactie wordt genoemd. In de opdrachten
N
L een aflopende reactie herkennen;
L een onderscheid maken tussen een index en een coëfficiënt; L een reactievergelijking in evenwicht brengen door rekening
VA
te houden met behoud van atomen.
heb je telkens een bijhorende
reactievergelijking genoteerd.
Welke onderdelen kun je herkennen in een reactievergelijking?
2.1 Reagentia en reactieproducten
In een reactievergelijking worden de gebruikte stoffen, uitgangsstoffen of
reagentia (enkelvoud: reagens) omgezet en worden andere stoffen gevormd:
©
de reactieproducten.
WEETJE
In de toekomst zul je leren
In een reactievergelijking wordt gebruikgemaakt van een enkele
eenrichtingspijl (→) die de overgang aanduidt van de reagentia naar de reactieproducten. Zo wordt aangeduid dat zeker één reagens volledig
omgezet wordt in reactieproducten: we spreken van een aflopende reactie. Dat wordt benadrukt door de pijl die enkel van links naar rechts wijst. gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen)
dat sommige reacties niet volledig aflopen. Je zult
dan gebruikmaken van een
dubbele pijl ⇄ en we spreken van een evenwichtsreactie.
Let op:
reagentia
reactieproducten
Je mag als pijl niet ⇒ gebruiken. Gebruik ook niet het gelijkheidsteken (=), want de reactieproducten zijn andere stoffen dan de reagentia.
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
213
OPDRACHT 7
Bekijk opnieuw de reactievergelijkingen uit opdracht 6. 1
Omcirkel de reagentia met rood.
2
Omcirkel de reactieproducten met blauw.
IN
2 Mg + O2 → 2 MgO MgO + H2O → Mg(OH)2
Een reactievergelijking wordt als volgt genoteerd:
gebruikte stof(fen) → gevormde stof(fen) reagentia
reactieproducten
OPDRACHT 8
N
2.2 Wet van behoud van atomen DOORDENKER
Leg uit.
In een reactievergelijking staat soms een getal voor de formule van een reagens of reactieproduct,
VA
bv. 2 Al + 3 Cl2 → 2 AlCl3
Waarom? Verklaar.
©
Het getal dat voor een stof in een reactievergelijking geplaatst wordt, is een coëfficiënt of voorgetal. Door het toevoegen van de juiste coëfficiënten in
een reactievergelijking houd je rekening met een belangrijke wet: de wet van behoud van atomen.
De wet van behoud van atomen In een reactievergelijking zijn links en rechts van de reactiepijl evenveel
atomen van elke soort aanwezig. Er worden geen nieuwe atomen gecreëerd, er gaan ook geen atomen verloren.
In deze applet leer je op een eenvoudige manier waarom je coëfficiënten plaatst in een reactievergelijking, bv. door het maken van een croque-monsieur. 214
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
OPEN DE APPLET
OPDRACHT 9
Noteer de volledige reactievergelijking van de verbranding van magnesium. 1
Pas de wet van behoud van atomen toe op de verbranding van magnesium. Wanneer we de reagentia en de reactieproducten in een reactievergelijking schrijven, krijgen we:
In de formule van zuurstofgas staat een 2. Wat is de wetenschappelijke term voor dat getal?
b Hoeveel O-atomen komen er voor: •
c 2
•
bij de reagentia?
bij de reactieproducten?
IN
a
Mg + O2 → MgO
Is de wet van behoud van atomen voor O gerespecteerd? Ja Nee
Opdat een reactievergelijking zou kloppen, worden de getallen voor de formules, de coëfficiënten, aangepast. Het getal 1 wordt niet vermeld. a
Pas de coëfficiënten aan zodat voor en na de pijl evenveel O-atomen voorkomen. Mg + O2 →
MgO
Ja Nee
c
Pas de coëfficiënten aan zodat voor en na de pijl evenveel Mg-atomen voorkomen.
Mg + O2 → MgO
Zo krijg je de finale reactievergelijking van de verbranding van magnesium.
VA
3
N
b Is de wet van behoud van atomen voor Mg gerespecteerd?
Scan de QR-code. Op deze website kun je een reactie tussen waterstofgas (H2) en zuurstofgas (O2) uitvoeren. Lukt het je om water (H2O) te vormen?
©
4
BEKIJK DE WEBSITE
In een reactievergelijking worden altijd de juiste formules van een chemische stof genoteerd. Je hebt in thema 5 geleerd dat een index aangeeft hoeveel atomen van een bepaald element voorkomen in een verbinding.
Een index mag je niet veranderen om het behoud van atomen toe te
passen. Een formule wordt immers bepaald door het bekomen van de edelgasconfiguratie.
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
215
•
Betekenis van de getallen in een chemische reactie
Dit getal noem je de coëfficiënt. Het geeft aan hoeveel deeltjes er gaan reageren.
•
Dit getal noem je de index. Het
geeft aan hoeveel atomen van de
voorafgaande atoomsoort per molecule of formuleenheid aanwezig zijn.
Om de wet van behoud van atomen in orde te brengen, moet je in een chemische reactie de coëfficiënten aanpassen.
De indices in een formule mag je niet veranderen.
IN
•
3 CO2
OPDRACHT 10
Stel de reactievergelijking van de chemische reactie op.
Waterstofchloride (HCl) reageert met calciumhydroxide (Ca(OH)2), waarbij calciumchloride (CaCl2) en
water (H2O) gevormd worden.
Welke stoffen zijn de reagentia?
2
3
4
N
1
Welke stoffen zijn de reactieproducten?
VA
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
Vul het aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten. Bij de reagentia
H
H
Ca
Ca
Cl
©
O
Cl O
TIP Bij het plaatsen van coëfficiënten
eindig je met het gelijkstellen van de O- en de H-atomen.
5
Je merkt dat het behoud van Ca in orde is. Plaats coëfficiënten zodat het behoud van Cl in orde is.
6
Vul het nieuwe aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten. Bij de reagentia
H
Ca
Ca
O THEMA 06
Bij de reactieproducten
H
Cl
216
Bij de reactieproducten
HOOFDSTUK 2
Cl O
7
Plaats coëfficiënten zodat het behoud van O in orde is.
8
Vul het aantal atomen van elk element in, zowel bij de reagentia als bij de reactieproducten.
H
H
Ca
Ca
Cl
9
Bij de reactieproducten
O
Cl
Wat merk je bij de H-atomen?
O
10 Noteer de finale reactievergelijking.
OPDRACHT 11
N
IN
Bij de reagentia
Lees de chemische reacties en beantwoord de vragen. Het stappenplan kan je daarbij helpen.
IJzer reageert met zuurstofgas, waarbij di-ijzertrioxide (Fe2O3) gevormd wordt.
VA
1
a
Welke stoffen zijn de reagentia?
c
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
b Welke stoffen zijn de reactieproducten?
d Pas de wet van behoud van atomen toe.
Magnesium reageert met waterstofchloride (HCl of zoutzuur), waarbij magnesiumchloride (MgCl2) en
waterstofgas (H2) gevormd worden. a
Welke stoffen zijn de reagentia?
c
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
b Welke stoffen zijn de reactieproducten?
©
2
BEKIJK HET STAPPENPLAN
d Pas de wet van behoud van atomen toe.
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
217
OPDRACHT 12 DEMO Je leerkracht verbrandt methaangas. Hij of zij leidt methaangas onderaan een omgekeerde trechter binnen via een gasslangetje. Vervolgens wordt de gastoevoer gesloten en laat je leerkracht het gas ontvlammen dat bovenaan de trechter ontsnapt. 1
Wat neem je waar?
2 3
Afb. 77
Welke chemische stof wordt verbruikt bij een verbrandingsreactie?
Er is een volledige verbranding. Geef de formule van de twee stoffen die gevormd worden (de formule van methaan is CH4).
4
IN
Geef de reactievergelijking van de chemische reactie. Pas het behoud van atomen toe.
N
Je hebt in de vorige opdrachten enkele reactievergelijkingen opgesteld en de wet van behoud van atomen toegepast. Zo vond je bij opdracht 11: 4 Fe + 3 O2 → 2 Fe2O3.
VA
Die coëfficiënten moeten zo laag mogelijk zijn. De reactievergelijking
8 Fe + 6 O2 → 4 Fe2O3 is fout. Alle coëfficiënten kunnen immers gedeeld worden door 2. Het kan dus dat je op het einde alle coëfficiënten nog moet delen door een gelijke factor.
©
Een chemische reactie wordt voorgesteld door een reactievergelijking: reagentia → reactieproducten
De reagerende stoffen of reagentia worden voor de reactiepijl geschreven,
telkens met hun correcte formule en voorafgegaan door een coëfficiënt die het aantal reagerende deeltjes van elke soort weergeeft.
De ontstane nieuwe stoffen of reactieproducten worden na de pijl genoteerd, telkens met hun correcte formule en voorafgegaan door een coëfficiënt die het aantal ontstane deeltjes van elke soort weergeeft.
Een reactievergelijking is in evenwicht wanneer links en rechts van de
reactiepijl evenveel atomen van elke soort aanwezig zijn (wet van behoud van atomen). Eventueel moeten de coëfficiënten daarvoor aangepast worden. Die coëfficiënten moeten zo laag mogelijk zijn.
` Maak oefening 3 t/m 9 op p. 244-245.
218
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
OPDRACHT 13
DOORDENKER
Lees de chemische reacties en beantwoord de vragen. 1
Bijtende soda (NaOH) reageert met waterstofsulfaat (H2SO4 of zwavelzuur), waarbij
natriumsulfaat (Na2SO4) en water (H2O) gevormd worden. a
Welke stoffen zijn de reagentia?
c
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
2
d Pas de wet van behoud van atomen toe.
Magnesiumhydroxide (Mg(OH)2) reageert met
IN
b Welke stoffen zijn de reactieproducten?
waterstoffosfaat (H3PO4 of fosforzuur), waarbij magnesiumfosfaat (Mg3(PO4)2) en water (H2O) gevormd
worden. a
Welke stoffen zijn de reagentia?
c
Noteer de stoffen in de reactievergelijking.
N
b Welke stoffen zijn de reactieproducten?
d Pas de wet van behoud van atomen toe. TIP
VA
Een formule bevat vaak een geladen deel met meerdere atomen, een polyatomisch ion, zoals ‘PO43–’
in H3PO4.
Als hetzelfde polyatomisch ion verschijnt in een reactieproduct, mag je het als één geheel
beschouwen. Wanneer je de reactievergelijking in evenwicht stelt met betrekking tot het aantal atomen per soort voor en na de pijl, start je het best met het plaatsen van coëfficiënten bij het polyatomisch ion.
©
Bv. Al(OH)3 + 3 HNO3 → Al(NO3)3 + 3 H2O (plaats eerst de 3 bij HNO3)
THEMA 06
HOOFDSTUK 2
219
HOOFDSTUK 3
Welke types chemische reacties zijn er? Je kunt al: L toelichten dat samengestelde stoffen bestaan uit meerdere atoomsoorten of elementen;
L toelichten dat je een
samengestelde stof kunt ontleden in enkelvoudige stoffen;
L Toelichten wat de termen betekenen.
Je leert nu:
In hoofdstuk 1 van dit thema leerde je dat er tijdens een
chemische reactie nieuwe stoffen ontstaan door atomen te (her-) combineren. Daarbij kunnen stoffen onder andere ontleed of gevormd worden. • •
Wanneer een stof ontleed wordt in andere stoffen, spreken we van een analyse.
Wanneer uit verschillende stoffen nieuwe stoffen gevormd worden, spreken we van een synthese.
In thema 2 heb je al kennisgemaakt met deze twee reactietypes.
N
elektrolyse, thermolyse en fotolyse
IN
LEERDOELEN
L het verschil uitleggen tussen
en zuurstofgas (analyse). Wanneer het gevormde waterstofgas bij een lucifer (zuurstofgas) gebracht werd, ontstond water (synthese).
VA
analyse en synthese.
Zo hebben we in opdracht 26 water ontbonden in waterstofgas
OPDRACHT 14 DEMO
Je leerkracht verbrandt een hoeveelheid suiker.
1
Breng een kleine hoeveelheid suiker in een vuurvaste proefbuis.
2
Breng de proefbuis met behulp van een klem of tang in de vlam
van een bunsenbrander.
3
Noteer je waarneming.
©
4
De suiker ondergaat eerst een analyse / synthese (schrap wat niet past) tot koolstof en waterstof en er
wordt nadien via analyse / synthese (schrap wat niet past) koolstofdioxide en water gevormd.
220
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
Water en suiker werden telkens ontleed door gebruik te maken van een andere energiebron, respectievelijk elektriciteit en warmte. OPDRACHT 15
Welke soorten analysereacties bestaan er? Vul de tabel verder in. Energievorm
Soort analyse
elektriciteit
warmte
WEETJE
IN
licht
Fotolyse wordt gebruikt in analoge
(niet-digitale) fotografie. Filmrolletjes
bevatten zilverchloride (AgCl), een stof die onder invloed van licht ontleedt in zilver (Ag) en chloorgas (Cl2). Hierdoor
N
ontstaan de donkerste vlekken (een
negatief beeld, neerslag van Ag) op de plaatsen waar het meeste licht inviel.
De fotolyse die optreedt, ziet eruit als volgt: 2 AgCl → 2 Ag + Cl2.
©
VA
Tijdens deze reactie komt ook terug zilver vrij. Een chemische reactie kan er dus ook voor zorgen dat een gegeerd edelmetaal terug beschikbaar wordt.
Zoals bij de analyse gebruiken we afhankelijk van de gebruikte energievorm een specifieke term voor de synthese: licht → fotosynthese
warmte → thermosynthese
elektriciteit → elektrosynthese
Analyse en synthese zijn tegengestelde chemische reacties.
We kunnen het echter niet zwart-wit voorstellen. Uit de definitie van analyse
blijkt immers dat er tijdens een analyse ook nieuwe stoffen gevormd worden. De analyse van water kun je dus ook bekijken als de synthese van waterstofen zuurstofgas.
De volgende jaren zul je leren dat er naast synthese en analyse nog andere chemische reacties bestaan. Zo wordt tijdens een substitutiereactie een atoom of atoomgroep vervangen door een ander atoom of atoomgroep.
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
221
OPDRACHT 16 DEMO
Je leerkracht voert de synthesereactie tussen ijzer en zwavel uit. 7 g ijzer en 4 g zwavel worden afgewogen.
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Fe
Observeer de eigenschappen van de stoffen en breng een magneet bij elk van de stoffen. Noteer je waarnemingen. Stof
Eigenschappen
ijzer
zwavel 2
IN
1
S8
Magnetisch
ja nee ja nee
De stoffen worden samen in een kroesje gebracht en verwarmd met de bunsenbrander. Er ontstaat een nieuwe stof, ijzersulfide (FeS). Noteer je waarnemingen.
Eigenschappen
N
Stof reactieproduct (FeS) 3
Noteer je besluit.
ja nee
VA
Magnetisch
4
Bepaal eens de massa van het reactieproduct. Wat stel je vast?
©
Wanneer een stof ontleed wordt in andere stoffen, spreken we van analyse.
222
THEMA 06
HOOFDSTUK 3
Wanneer uit verschillende stoffen één nieuwe stof gevormd wordt, spreken we van synthese. • • •
Synthese met behulp van licht is fotosynthese.
Synthese met behulp van warmte is thermosynthese.
Synthese met behulp van elektriciteit is elektrosynthese.
` Maak oefening 10, 11 en 12 op p. 245-246.
WEETJE Een verbrandingsreactie is een voorbeeld van een synthesereactie. Afhankelijk van de
snelheid van de reactie spreken we over een trage, gewone of snelle verbranding. Het
roesten van ijzer is een voorbeeld van een
trage verbrandingsreactie. Het ijzer vormt immers roest (Fe2O3) door de
reactie met zuurstofgas en water.
Een snelle verbrandingsreactie werd bijvoorbeeld toegepast tijdens de Golfoorlog in Irak
IN
(1990-1991): brandende olieputten werden geblust door er springstof in te werpen.
De aanwezige zuurstof werd door de explosie
zeer snel verbruikt, waardoor de olieputten doofden. WEETJE
De klimaatverandering is een van de grote zorgen van de huidige
maatschappij. Ook chemie kan hier
N
een oplossing bieden, meer bepaald met de synthese van water uit waterstofgas en zuurstofgas.
De laatste decennia heeft de industrie zich, onder meer onder impuls van de ruimtevaart, toegelegd op de ontwikkeling van zogenaamde brandstofcellen.
©
VA
Brandstofcellen zijn elektrochemische toestellen die chemische
energie van een voortdurende reactie direct omzetten in elektrische
energie. De chemische energie hoeft dus niet eerst omgezet te worden in thermische en mechanische energie (bv. verbruik van fossiele brandstoffen), waardoor er nauwelijks verliezen optreden en de
brandstofcel op een heel efficiënte manier energie kan leveren. Ook in de autosector wordt er druk met brandstofcellen geëxperimenteerd; ze moeten de huidige verbrandingsmotoren vervangen omdat ze milieuvriendelijker en zelfs zuiniger zijn.
In principe is een brandstofcel een toestel waarin waterstofgas en
zuurstofgas reageren met vorming van water, waarbij de vrijkomende
energie rechtstreeks (zonder warmte-effect of explosie) wordt geleverd als elektrische energie. Een bijkomend voordeel van een brandstofcel is dat ze enkel water vormt en dus de natuur niet vervuilt.
De brandstofcel is dus een ecologische oplossing voor het grote
verbruik van aardolieproducten, zoals benzine, aardgas … Dat roept natuurlijk tegenwerking op in de petroleumindustrie, die haar sterke positie niet wil afstaan. Ze probeert
dan ook de politiek te beïnvloeden (het zogenaamde
lobbywerk) om haar economische tak te beschermen. Bekijk het filmpje als je wilt weten hoe een brandstofcel werkt.
THEMA 06
BEKIJK DE VIDEO
HOOFDSTUK 3
223
HOOFDSTUK 4
Wat gebeurt er met de massa's voor en na een chemische reactie? LEERDOELEN
L de wet van behoud van atomen toelichten. Je leert nu:
IN
Je kunt al: Tijdens een chemische reactie verandert de soort en het aantal atomen niet tussen de
reagentia en de reactieproducten: de wet van
L de wet van behoud van massa bij chemische reacties formuleren en toepassen (wet van Lavoisier).
behoud van atomen. Welke wet is nog van
toepassing tijdens een chemische reactie?
OPDRACHT 17 ONDERZOEK
N
Voer de reactie uit tussen natriumcarbonaat (Na2CO3) en verdund zoutzuur (HCl). 1
Onderzoeksvraag
Welke wetmatigheid kunnen we bewijzen tijdens de reactie tussen natriumcarbonaat (Na2CO3)
VA
en verdund zoutzuur (HCl)?
2
Hypothese
Schrap wat niet past.
Bij een chemische reactie is de massa van de reagentia kleiner dan / gelijk aan / groter dan de massa
3
van de reactieproducten. (Schrap wat niet past.) Benodigdheden
Materialen
Stoffen
balans
erlenmeyer (50 mL)
©
proefbuizenrek proefbuizen
HCl (verdund) !
Na2CO3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
maatcilinder (10 mL) trechter
224
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
HCl
HCl en Na2CO3
4
Werkwijze Proef 1 2 3 4 5 6
7
8
Plaats een proefbuizenrek met één proefbuis op de balans. Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng met behulp van de maatcilinder 10 mL HCl in de proefbuis en noteer de massa in de tabel (proef 1). Verwijder het proefbuizenrek. Plaats een erlenmeyer op de balans.
Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng een koffielepel Na2CO3 in de erlenmeyer en noteer de massa in de tabel. Giet de 10 mL HCl in de erlenmeyer (die nog op de balans staat). Noteer de massa in de tabel (proef 1).
Proef 2 2 3 4 5 6
7
8
Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng met behulp van de maatcilinder 10 mL HCl in de proefbuis en noteer de massa in de tabel (proef 2). Verwijder het proefbuizenrek.
Plaats een erlenmeyer en een ballon op de balans. Breng de balans op nul door te tarreren.
Breng met behulp van een trechter een koffielepel Na2CO3 in de ballon en noteer de massa in de
tabel (proef 2).
Breng de 10 mL HCl in de erlenmeyer (die nog op de balans staat).
Span de ballon over de erlenmeyer en giet de inhoud van de ballon in de erlenmeyer. Noteer de massa na de reactie in de tabel (proef 2). Waarnemingen
Verwerking
VA
5
9
Plaats een proefbuizenrek met één proefbuis op een balans.
N
1
IN
1
Proef 1: zonder ballon
massa HCl (g)
massa Na2CO3 (g)
massa na reactie (g)
6
Besluit
Proef 1
©
7
a
Reflectie
Proef 2: met ballon
Proef 2
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
225
b Komt de hypothese overeen met je besluit?
c
Waarom werd er een ballon gebruikt bij proef 2?
IN
In thema 3 heb je geleerd dat elk atoom een vaste massa heeft. Die kennis
gecombineerd met de wet van behoud van atomen, leidt direct naar de wet van Lavoisier of de wet van het behoud van massa.
De totale massa voor en na een chemische reactie is gelijk.
N
mreagentia = mreactieproducten
Was het je al opgevallen in demo-opdracht 16 dat de massa voor en na de reactie gelijk was gebleven?
Wil je weten wat de link is tussen Lavoisier, Einstein en het
VA
ontstaan van de aarde? Bekijk de video!
BEKIJK DE VIDEO
WEETJE
Dat de wet van behoud van massa bijzonder belangrijk is, kun je
illustreren met tal van voorbeelden uit het dagelijks leven. Zo kunnen
©
er in de natuur noch atomen noch atoomsoorten ‘verdwijnen’ door
chemische processen. Het ontstaan van industrieel afval is dus een
onontkoombaar gevolg van de wet van massabehoud. De chemische industrie houdt zich dan ook steeds bezig met het recycleren van allerlei restmateriaal. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe processen om zo weinig mogelijk afval te produceren.
Bekijk de video’s over de rol van BEKIJK VIDEO 1
226
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
BEKIJK VIDEO 2
chemie in de recyclage van stoffen.
De wet van Lavoisier De totale massa voor en na een chemische reactie is gelijk. mreagentia = mreactieproducten
` Maak oefening 13, 14 en 15 op p. 246.
Tijdens een chemische reactie geldt behoud van massa. Maar geldt ook behoud van volume als we bijvoorbeeld proefje.
WEETJE
IN
water en ethanol mengen? Je kunt het testen in een simpel
BEKIJK DE PROEF
Lavoisier is niet de enige wetenschapper die een wet definieerde voor een chemische reactie. Zo
toonde Proust aan dat stoffen altijd in een vaste massaverhouding met elkaar reageren: de wet van de massaverhoudingen of de wet van Proust.
N
Die wet heb je toegepast bij opdracht 16: ijzer en zwavel zullen steeds in een massaverhouding van 7 g : 4 g met elkaar reageren ter vorming van ijzersulfide. Wanneer bijvoorbeeld 10 g ijzer bij 4 g zwavel wordt
gebracht, zal er 3 g ijzer niet wegreageren. IJzer is in overmaat aanwezig, terwijl zwavel te weinig aanwezig is. In chemie wordt zwavel dan het ‘limiterend reagens’ genoemd.
Dan is er nog de wet van de veelvuldige massaverhoudingen: de wet van Dalton en Richter stelt dat wanneer twee elementen met elkaar reageren ter vorming van een verschillende zuivere stof, de breuk van de
VA
massaverhoudingen van die reacties een vast getal is.
Zo kan koolstof met zuurstofgas koolstofmonoxide (CO) of koolstofdioxide (CO2) vormen. CO-vorming heeft een massaverhouding van 0,75, terwijl dat bij CO2 0,375 is (wet van Proust). Volgens de wet van Dalton en
©
Richter zal dus de onderlinge verhouding van de massaverhoudingen steeds gelijk zijn: 0,75 : 0,375 = 2.
Louis Joseph Proust
John Dalton
Jeremias Richter
THEMA 06
HOOFDSTUK 4
227
HOOFDSTUK 5
Welk nut hebben chemische reacties als energiebron? LEERDOELEN Je kunt al: reactie omgezet kan worden naar een andere energievorm;
IN
L toelichten dat chemische energie tijdens een chemische
L toelichten wat de termen synthese, analyse, thermolyse, fotolyse en elektrolyse betekenen.
Je leert nu:
L dat chemische reacties gebruikt kunnen worden als
energiebron voor toepassingen in het dagelijks leven; reacties;
L begrijpen dat de interactie tussen materie en energie kan leiden tot gewenste of ongewenste chemische
VA
reacties.
verwezen naar de verbranding van
magnesium. Het is je zeker opgevallen dat er een fel wit licht verschijnt tijdens de reactie.
Tijdens een chemische reactie kan dus een energievorm (in dit geval licht- of
stralingsenergie) vrijkomen, maar waar komt die energie vandaan? Welke
N
L het verschil duiden tussen exo- en endo-energetische
In dit thema werd al verschillende keren
energievormen kunnen nog vrijkomen? Kan ook het omgekeerde gebeuren,
met andere woorden kan er tijdens een chemische reactie energie opgenomen worden?
5.1 Chemische energie
Energie kan niet ontstaan, noch gevormd worden. Dat is de wet van behoud van energie, waar je al van hoorde in de lessen fysica. Die wet is ook van
©
toepassing op een chemische reactie. Wanneer we ons huis verwarmen door
228
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
een open haard aan te steken, hebben we geen warmte ‘gemaakt’. De energie is vrijgekomen vanuit het hout: hout is een energiebron. De energie die
een chemische stof bevat, noemen we de chemische energie (of inwendige energie) (E).
Grootheid chemische energie
Symbool
Uitgedrukt in
E
J (joule)
OPDRACHT 18
Vul de tabel aan. 1
Noteer enkele voorbeelden van energievormen.
2
Noteer een proces uit het dagelijks leven waarbij die energie beschikbaar wordt.
Voorbeeld uit het dagelijks leven
IN
Energievorm
Bij glowsticks of handwarmers worden stoffen gebruikt om een energievorm
N
te verkrijgen, respectievelijk licht en warmte.
Tijdens een chemische reactie is er meestal sprake van een verschil in chemische energie in de stoffen voor en na de reactie.
De reactieproducten bezitten minder chemische energie dan de
reagentia.
= er is energie vrijgekomen tijdens de chemische reactie.
©
VA
•
•
= exo-energetische reactie
De reactieproducten bezitten meer chemische energie dan de reagentia.
= er is energie opgenomen tijdens de chemische reactie. = endo-energetische reactie WEETJE
Sommige reacties zijn energieneutraal, omdat er geen energieverschil
is tussen de energie-inhoud van de reagentia en de reactieproducten. Op die reacties zullen we niet verder ingaan.
Chemische stoffen bezitten een specifieke chemische energie-inhoud of inwendige energie (E).
Tijdens een chemische reactie geldt de wet van behoud van energie: energie
gaat niet verloren of wordt niet bijgemaakt. Energie kan wel worden omgezet
van de ene energievorm in de andere of overgedragen van het ene systeem naar het andere.
Tijdens een chemische reactie wordt dus meestal energie afgegeven
(exo-energetische reactie) of opgenomen (endo-energetische reactie). THEMA 06
HOOFDSTUK 5
229
5.2 Exo-energetische reacties
Soms is iets zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat: chemische reacties kunnen ons energie leveren. Enkele voorbeelden: • Afb. 78
Tijdens een labo gebruik je een bunsenbrander om een proef uit te voeren (aardgas verbranden).
Voor vuurwerk wordt gebruikgemaakt van verschillende metalen, zoals
aluminium, natrium, magnesium en koper. Die zorgen voor het licht- en knaleffect.
IN
•
Tijdens die chemische reacties komt er energie vrij: we spreken van een
exo-energetische reactie. Uit de wet van behoud van energie kun je dan concluderen dat de reagentia meer chemische energie hebben dan de reactieproducten (ER > EP, de reactie levert energie).
De reactie-energie (∆E) wordt gedefinieerd als het verschil tussen de
chemische energie-inhoud van de reactieproducten (EP) en de chemische
N
energie-inhoud van de reagentia (ER):
Afb. 79
∆E = EP – ER
Een exo-energetische reactie wordt bijgevolg gekenmerkt door een negatieve
VA
reactie-energie: er komt energie vrij tijdens de reactie.
exo-energetische reactie: ∆E < 0
Een exo-energetische chemische reactie kan worden weergegeven in een energiediagram.
©
E (J)
ER reactieenergie
ΔE < 0
EP
Grafiek 3
t (s)
Wanneer warmte vrijkomt, spreekt een chemicus van een exotherme reactie. Een bekende toepassing daarvan is de hotpack. Door het activeren van de hotpack start een exotherme reactie: de omgevingstemperatuur stijgt. 230
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
TIP Valt het je op dat er altijd geredeneerd wordt vanuit de stoffen?
De term ‘exo’ is afgeleid van het Latijn en betekent ‘uit’. Tijdens een
exo-energetische reactie zal dus energie uit de stoffen komen. Kijk je naar de omgeving, dan zal de energie toenemen: bv. de omgevingstemperatuur stijgt. OPDRACHT 19 DEMO
Je leerkracht voert enkele exo-energetische reacties uit. Hij/zij voert de proeven uit.
2
Noteer je waarneming in de tabel. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
IN
1
exotherme reactie
42 °C
25 °C
zoutzuur
magnesium
HCl + NaOH
N
Afb. 80
Proef 1
•
Voeg bijtende soda-oplossing (NaOH) toe aan de zoutzuuroplossing (HCl).
Voel tijdens de hele proef aan de proefbuis.
•
VA
•
•
•
Waarneming:
3
Proef 2
Vul een proefbuis voor 1/3 met zoutzuur (HCl).
Rol het lintje Mg op en breng het in de oplossing. Voel tijdens de hele proef aan de proefbuis.
Waarneming:
Welke stof zou er gevormd kunnen zijn tijdens de tweede proef (reactie tussen Mg en HCl)?
©
WEETJE
Magnesium wordt ook gebruikt
in een vuurstarter. Door met een mes of de bijgeleverde schraper over het magnesium staafje te
schrapen, komen vonken vrij die het vuur kunnen doen starten.
Een tip: gebruik berkenbast, die is zeer geschikt als brandstof.
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
231
WEETJE Een voorbeeld van een exo-energetische reactie is de reactie van
cement met water. Het samenvoegen van water en cement is immers een chemische reactie. Strikt genomen mag je dus niet zeggen dat je
cement met water mengt. Tijdens de reactie ontstaat beton, dat water in zijn kristalstructuur opneemt. Daarbij komt warmte vrij.
De vrijgekomen warmte zorgt ervoor dat grote constructies zoals
stuwdammen voor elektriciteitscentrales niet in één keer gegoten
kunnen worden. De vrijgekomen warmte door de reactie tussen cement
IN
en water kan er namelijk voor zorgen dat er scheurtjes ontstaan.
Soms is een exo-energetische reactie net iets wat je níet wilt meemaken,
N
ze worden namelijk ook weleens gebruikt in een foute context. Denk maar
aan de grote hoeveelheid energie die vrijkomt bij de explosie van buskruit. Tijdens die reactie komt er niet alleen warmte vrij, maar ook kinetische energie die grote schade kan aanbrengen.
©
VA
WEETJE
In een bedrijf ontstaan soms explosies omdat
bepaalde stoffen niet (meer) goed gestockeerd worden. Twee bekende voorbeelden zijn de
vuurwerkramp in Enschede in 2000 en de ontploffing van ammoniumnitraat in Beiroet in 2020. Wil je de
indrukwekkende beelden van de explosie in Beiroet zien? Scan dan de QR-code.
232
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
BEKIJK DE VIDEO
Een exo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm van energie vrijkomt.
E (J)
ER ΔE < 0
IN
reactieenergie EP
t (s)
Grafiek 4
• •
Een reactie waarbij warmte vrijkomt, is een exotherme reactie.
Een exo-energetische reactie kan voor grote schade zorgen bij verkeerd gebruik.
N
OPDRACHT 20 DOORDENKER
Wat gebeurt er als je Mentos-muntjes aan cola light toevoegt?
Voer deze proef uit op de speelplaats! Je kunt de proef ook thuis uitvoeren en er een filmpje van maken. 1
Verzamel de benodigdheden.
VA
Mentos-muntjes blad papier kaartje
2
fles cola light
Ga aan de slag. 1 2
Gebruik een kaartje als basis voor de snoepjestoren, of plaats je hand eronder.
Schroef de fles cola light open en plaats de koker boven de fles. Trek nu het kaartje (of je hand) weg, zodat de snoepjes in de fles vallen.
©
3
Maak met een blad papier een koker waarin de Mentos-muntjes gestapeld worden.
3
Noteer je waarneming.
4
Hoe verklaar je dat?
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
233
5.3 Endo-energetische reacties
Analyse en synthese zijn tegengestelde reacties. Kunnen we dat doortrekken
naar energie-reacties? We weten nu dat sommige chemische reacties energie leveren: ze zijn exo-energetisch. Wanneer we die reacties omdraaien, zal er
energie nodig zijn om de reactie uit te voeren. Tijdens zo’n reacties wordt er dus energie opgenomen: het zijn endo-energetische reacties.
Uit de wet van behoud van energie kun je concluderen dat de reagentia
minder chemische energie hebben dan de reactieproducten (ER< EP). In de OPDRACHT 21
IN
eerste graad heb je al kennisgemaakt met zo’n reactie: de fotosynthese.
Bekijk de chemische reactie en los de vragen op. 6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2
Welk biologisch proces wordt hier weergegeven?
2
3
N
1
Welke energievorm wordt er gebruikt tijdens de reactie?
Kruis de juiste uitspraak aan.
VA
Fotosynthese is een exo-energetische reactie.
Fotosynthese is een endo-energetische reactie.
Een endo-energetische reactie wordt bijgevolg gekenmerkt door een
positieve reactie-energie: er wordt energie toegevoegd tijdens de reactie.
©
Endo-energetische reactie: ΔE > 0
Een endo-energetische chemische reactie kan worden weergegeven in een energiediagram.
E (J)
EP reactieenergie ER
Grafiek 5
234
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
t (s)
ΔE > 0
OPDRACHT 22 DEMO
Je leerkracht voert een endo-energetische reactie uit. 1
Je leerkracht voert de proef uit.
2
Noteer je waarneming in de tabel. Gebruik een thermometer. Proef
• •
Meng enkele citroenzuurkristallen met een beetje bakpoeder in een proefbuis. Voeg eventueel een beetje water toe.
Monitor de temperatuursverandering tijdens de hele proef.
Waarneming:
IN
•
In opdracht 22 daalt de omgevingstemperatuur. De reactie heeft energie nodig om te kunnen plaatsvinden: ze neemt warmte op uit de omgeving.
We spreken dan van een endotherme reactie. Een bekende toepassing is het
N
coldpack.
WEETJE
Bij sporters wordt vaak een zakje ijs gebruikt
om bij een kwetsuur de zwelling tegen te gaan. Zulke zakjes sluiten echter niet goed af rond de kwetsuur en werken minder efficiënt.
©
VA
Daarom werden coldpacks ontwikkeld.
De meeste bevatten een gel die niet bevriest
in een diepvries. Zogenaamde instant coldpacks bestaan intern uit twee zakjes; in het ene zit
water, in het andere ammoniumnitraat (NH4NO3).
Wanneer de stoffen bij elkaar komen, treedt er een endotherme reactie op waardoor de omgeving, in dit geval dus het gebied rond de kwetsuur, kouder wordt.
Net als bij een exo-energetische reactie kunnen bij een endo-energetische reactie niet alleen warmte-energie maar ook andere energievormen
opgenomen worden. Bij bijvoorbeeld een fotolyse start lichtenergie een reactie op.
Sommige reacties hebben geen zichtbaar licht nodig, maar maken gebruik
van uv-straling. Een bekende toepassing heb je misschien al ervaren bij de
tandarts. De uv-lamp die op een pas behandelde tand wordt geplaatst, zorgt ervoor dat de vulling uithardt. Dit is een endo-energetische reactie.
Naast licht- en warmte-energie kunnen ook andere energievormen een
chemische reactie doen ontstaan. Zo werd er in thema 2 elektrische energie gebruikt om water te splitsen in waterstofgas en zuurstofgas (elektrolyse). THEMA 06
HOOFDSTUK 5
235
Het spontaan initiëren van een reactie door de opname van energie is niet altijd gewenst.
Lichtenergie kan reacties opstarten die nadelig zijn. Voorbeelden:
• •
Stoffen worden vaak bewaard in een bruine fles om te voorkomen dat
licht de chemische stof aantast. Wijn wordt bijvoorbeeld bewaard in een gekleurde fles omdat blootstelling aan zonlicht de wijn een azijnsmaak geeft.
Krantenpapier wordt geel als het te lang in de zon ligt.
Lange blootstelling aan licht kan ervoor zorgen dat de lange moleculen
in kunststoffen worden opgebroken in steeds kleinere moleculen. In de volksmond zegt men dat de kunststoffen ‘verduren’, een fenomeen dat
IN
•
vaak voorkomt bij oude pvc-dakgoten. WEETJE
Röntgenstraling kan schadelijk zijn en bijvoorbeeld leiden tot het ontstaan van kanker in ons lichaam. Röntgenstraling wordt in de
medische wereld gebruikt voor het maken van beeldmateriaal van
beenderen of organen. Bij radiologie wordt zo weinig röntgenstraling
gebruikt dat de kans op schadelijke bijwerkingen bij de patiënt vrijwel te verwaarlozen is. Omdat een radioloog wel dagelijks in contact komt
N
met straling, neemt hij tijdens de behandeling van een patiënt altijd plaats achter een muur met loden platen.
Ook een te hoge temperatuur kan ongewenste reacties opstarten.
Styreen, een belangrijke grondstof voor kunststoffen, breekt af onder
invloed van warmte. Thuis bewaar je voedsel in de koelkast, wijn wordt
VA
dan weer in een donkere kelder opgeslagen.
Een endo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm van energie wordt opgenomen.
©
E (J)
EP reactieenergie ER
Grafiek 6
• • 236
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
ΔE > 0
t (s)
Een reactie waarbij warmte wordt opgenomen, is een endotherme reactie.
Een endo-energetische reactie kan voor grote schade zorgen bij verkeerd gebruik.
OPDRACHT 23 1
Lees de artikels.
Is dit een exotherme of een endotherme reactie? Kruis aan. Artikel 1
De heat packs bereiken ongeveer 55 °C en zijn geschikt om bv. spierpijn te verhelpen. De inhoud van de plakken is niet giftig of gevaarlijk. Hij bestaat uit water en natriumacetaat, een stof die ook in voedsel gebruikt wordt.
IN
Warmtepakken of hot packs stralen gedurende een halfuur tot maximaal een uur warmte uit. Nadien kunnen ze weer gebruiksklaar gemaakt worden door ze ongeveer zes minuten in kokend water te plaatsen. In elke heat pack zit een muntje en een vloeistof die iets dikker is dan water. Buig je het muntje, dan stolt de vloeistof en wordt er warmte gecreëerd. Na vijftien seconden is de vloeistof veranderd in een halfharde vulling die ongeveer dertig minuten nodig heeft om helemaal hard te worden. Tijdens dit proces blijft de plak warmte uitstralen.
Artikel 2
N
exotherm endotherm
Het zwembad ’t Beerke sluit in juli 2011 de deuren voor ingrijpende verbouwingen. In september 2012 gaat het vernieuwde zwembad opnieuw open.
VA
Het zwembad moet in orde worden gemaakt met de milieuwetgeving. “In het project is ook een waterzuivering door zoutelektrolyse en UVbehandeling opgenomen”, zegt sportfunctionaris Ronald Van Gils.
Uit keukenzout in tabletvorm wordt via elektrolyse het ontsmettingsmiddel natriumhypochloriet gevormd. De productie gebeurt in een volledig gesloten circuit. De zoutelektrolyse biedt het voordeel dat er geen transporten van gevaarlijke stoffen meer vereist zijn.
Naar: Gazet van Antwerpen
exotherm endotherm
Bekijk de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal en ontdek verschillende reacties in het dagelijkse leven.
©
2
OPDRACHT 24 ONDERZOEK
Voer het labo rond exotherme en endotherme reacties uit. Je vindt het op p. 285.
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
237
Chemische stoffen bezitten een specifieke chemische energie-inhoud of inwendige energie.
Tijdens een chemische reactie geldt het behoud van energie: energie gaat niet verloren, maar kan enkel omgezet worden in een andere vorm.
Een exo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm van energie wordt vrijgegeven.
Een endo-energetische reactie is een chemische reactie waarbij een vorm
van energie wordt opgenomen.
Chemische reacties waarbij warmte betrokken is, worden exotherme en
IN
endotherme reacties genoemd.
Chemische reacties kunnen nuttig zijn als energiebron in het dagelijks leven (bv. warmte, elektriciteit), maar kunnen ook nadelig zijn (bv. verduren van materialen).
©
VA
N
` Maak oefening 16 t/m 21 op p. 247-248.
238
THEMA 06
HOOFDSTUK 5
THEMASYNTHESE
WAT IS EEN CHEMISCHE REACTIE? Tijdens een chemische reactie worden de aanwezige atomen herschikt ter vorming van nieuwe stoffen. Bij samenvoegen
HOE WORDT EEN CHEMISCHE REACTIE GENOTEERD?
De reactievergelijking
reagentia → reactieproducten
Behoud van atomen
•
•
Per atoomsoort is het aantal atomen voor en na de reactie gelijk.
Voor stoffen worden coëfficiënten geplaatst om het aantal atomen per soort gelijk te stellen.
N
WELKE TYPES CHEMISCHE REACTIES BESTAAN ER?
1 Analyse
Een chemische reactie waarin een samengestelde stof
2 Synthese
Een chemische reactie waarbij een samengestelde stof gevormd wordt.
VA
wordt ontleed.
Na de reactie
IN
Voor de reactie
Dat kan met behulp van: • • •
warmte (thermolyse), licht (fotolyse),
elektriciteit (elektrolyse).
Dat kan met behulp van: •
• •
warmte (thermosynthese), licht (fotosynthese),
elektriciteit (elektrosynthese).
WAT GEBEURT ER MET DE MASSA’S VOOR EN NA EEN CHEMISCHE REACTIE?
De wet van Lavoisier (behoud van massa)
De totale massa voor en na een chemische reactie blijft gelijk.
©
mreagentia = mreactieproducten
THEMA 06
THEMASYNTHESE
239
THEMASYNTHESE
ZIJN CHEMISCHE REACTIES NUTTIG ALS ENERGIEBRON? •
Stoffen bevatten een specifieke hoeveelheid energie: de chemische of inwendige energie (E).
•
Er bestaan exo- en endo-energetische reacties.
•
Chemische reacties kunnen nuttig zijn als energiebron in het dagelijks leven (bv. warmte, elektriciteit), maar kunnen ook nadelig zijn (bv. verduren van materialen). Exo-energetische reactie
Endo-energetische reactie
Een chemische reactie waarbij energie vrijkomt tijdens
Een chemische reactie waarbij energie opgenomen
De reagentia hebben meer chemische energie dan de
De reagentia hebben minder chemische energie dan de
reactieproducten.
ER > Ep
wordt tijdens de reactie. reactieproducten.
IN
de reactie.
ER > Ep
E (J)
E (J)
EP
N
ER
reactieenergie
EP
ΔE < 0
reactieenergie
ΔE > 0
VA
ER
t (s)
Voorbeeld: verbranden van magnesium
t (s)
Voorbeeld: elektrolyse van water
Mijn samenvatting
©
BEKIJK KENNISCLIP
240
THEMA 06
THEMASYNTHESE
CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis •
Ik ken het verschil tussen een chemisch en een fysisch proces.
•
Ik ken de begrippen elektrolyse, thermolyse en fotolyse.
• • • •
Ik ken het verschil tussen een coëfficiënt en een index.
Ik ken het verschil tussen een analyse en een synthese. Ik ken het begrip chemische energie.
Ik ken het verschil tussen exo- en endo-energetische reacties. Ik ken de termen endotherm en exotherm.
2 Onderzoeksvaardigheden
IN
•
•
Ik kan een reactievergelijking opstellen.
•
Ik kan een synthese/analyse herkennen en er voorbeelden van geven.
• • • •
Ik kan de wet van behoud van atomen uitleggen en toepassen. Ik kan de wet van behoud van massa uitleggen en toepassen.
Ik kan een exo- en endo-energetische reactie grafisch weergeven.
Ik kan een exo- endo-energetische reactie herkennen en er voorbeelden van geven.
N
•
Ik kan reagentia en reactieproducten toelichten.
invullen bij je Portfolio.
©
VA
` Je kunt deze checklist ook op
THEMA 06
CHECKLIST
241
CHECK IT OUT
Waarom rijst brood? CO2-vorming zorgt voor het rijzen van brood, maar er gebeurt zoveel meer. Bekijk de video en beantwoord de vragen.
BEKIJK DE VIDEO
1
Vul de tabel aan. Wat gebeurt er?
fysisch proces
33 °C
chemisch proces fysisch proces
62 °C
chemisch proces fysisch proces
100 °C
chemisch proces fysisch proces
154 °C
Proces
IN
Temperatuur
Wat is de formule en de naam van het rijsmiddel in bakpoeder?
3
N
2
chemisch proces
Tijdens de Maillard-reacties ontstaan nieuwe biomoleculen. Kruis aan.
Dit is een analysereactie.
VA
a
Dit is een synthesereactie.
b Waarvoor zorgen die nieuwe chemische stoffen? c
Kruis aan.
Dit is een exo-energetische reactie.
Dit is een endo-energetische reactie.
d Wat is de naam van de laatste reactie? •
Dit is een analyse / synthese (schrap wat niet past).
Dit is een endo-energetische / exo-energetische reactie (schrap wat niet past).
Op welke temperatuur moet je de oven instellen om dit proces te laten plaatsvinden?
©
e
•
!
Bij het bakken van koekjes ontstaan tijdens de chemische reacties nieuwe stoffen zoals CO2, die zorgen voor het rijzen van het deeg.
Tijdens een chemische reactie geldt de wet van behoud van massa. Omdat er gassen gevormd worden tijdens het bakken van koekjes, zal er massa verloren gaan. De koekjes wegen minder.
Tijdens het bakken zullen eiwitten veranderen van structuur of omgezet worden. Die nieuwe stoffen
zorgen voor de specifieke smaken. Wanneer de koekjes te lang gebakken worden, zullen de eiwitten stukgaan en de koekjes verbranden. En nu maar echt koekjes bakken!
242
THEMA 06
CHECK IT OUT
AAN DE SLAG
1
Zijn de verschijnselen fysisch of chemisch? Zet een kruisje in de juiste kolom. Verschijnsel
Fysisch
Chemisch
ijzer laten roesten fruit laten rotten
inkt verwijderen met een inktwisser potlood verwijderen met een gom ontkleuren met bleekwater linnen drogen
voedsel verteren boter smelten boter bruinen
ijs smelten en water vormen een blok hout verbranden
IN
groenten gaarkoken
een trui laten verkleuren door langdurige blootstelling aan zonlicht ijzer smelten
ijs smelten door het gebruik van strooizout koffiezetten
Zijn de modelvoorstellingen voorbeelden van fysische of chemische processen? Leg uit.
N
2
Modelvoorstelling
Fysisch of chemisch proces
©
VA
T
elektrische energie
T
THEMA 06
AAN DE SLAG
243
3
Schrijf de chemische reactie uit.
De synthese van waterstofchloride (HCl) uit diwaterstof en dichloor.
4
Schrijf de chemische reactie uit.
De chemische reactie tussen salpeterzuur (HNO3) en soda (NaOH), waarbij natriumnitraat (NaNO3) en water gevormd worden.
5
Schrijf de chemische reactie uit.
IN
De analyse van glucose (C6H12O6) in water en koolstof (karamel).
6
Vul de reactievergelijkingen aan.
Al + O2 → Al2O3
Al2O3 + Na → Na2O + Al
N
H2S + O2 → H2O + SO2 NH3 → N2 + H2
CO2 + H2O → C6H12O6 + O2 Fe + O2 → Fe2O3
VA
PCl5 → P + Cl2 Hg + l2 → Hgl
SnS2 → Sn + S
Pb + O2 → PbO
HCl + O2 → Cl2 + H2O
C2H4 + O2 → CO2 + H2O Na2O + H2O → NaOH N2 + H2 → NH3
©
Al + PbO2 → Al2O3 + Pb KClO3 → KCl + O2 NH3 + HCl → NH4Cl
NH3 + O2 + → NO + H2O Fe + S → FeS
Cr2O3 + Zn → ZnO + Cr
C12H22O11 → C + H2 + O2
C12H22O11 + O2 → CO2 + H2O
244
THEMA 06
AAN DE SLAG
7
Vul de reactievergelijkingen aan en beantwoord de vragen.
a Bij een onvolledige verbranding van aardgas (bv. bij een gaskachel in een badkamer) wordt het giftige koolstofmonoxide gevormd.
CH4 + O2 → CO + H2O
b Bakpoeder reageert met azijn.
NaHCO3 + CH3COOH → CH3COONa + CO2 + H2O Hoe kun je visueel waarnemen dat het om een chemische reactie gaat?
IN
c Met glucose kan drankalcohol (ethanol) gevormd worden. De zogenaamde ‘moonshiners’, mensen die illegaal alcohol stoken, maken gebruik van deze reactievergelijking.
C6H12O6 → C2H5OH + CO2
d In grotten worden langzaam druipstenen gevormd.
Regenwater dat de grotten binnensijpelt, bevat het
oplosbare Ca(HCO3)2. Door de lage concentratie aan CO2
in de grot treedt een reactie op. Naast CO2 en water wordt daarbij ook het onoplosbare CaCO3 gevormd, waaruit de druipstenen zijn opgebouwd.
8
N
Ca(HCO3)2 → CaCO3 + CO2 + H2O
Leid uit de volgende reactievergelijkingen de waarden van x, y en z af. a
CxHy + 5 O2 → 3 CO2 + 4 H2O
x =
y =
c
4 FeS + 7 O2 → 2 FexOy + z SO2
x =
y =
x =
VA
b 3 Ag + 4 HNO3 → 3 AgxNyOz+ NO + 2 H2O
d 2 Fe + 3 Cl2 → 2 FexCly
9
x =
y = z = y =
z =
Waarom mag je de indexen bij de formule-eenheden van stoffen niet wijzigen bij het schrijven van een reactievergelijking?
©
10
Bekijk de reactievergelijkingen. Is het een synthese of een analyse? Kruis aan. Analyse
Synthese
2 H2 + O2 → 2 H2O Fe + S → FeS
Li2CO3 → CO2 + Li2O
6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2 NH4Cl → NH3 + HCl
THEMA 06
AAN DE SLAG
245
11
Vul de reactievergelijkingen aan en beantwoord de vragen. a
Het ijzer in boten, auto’s en fietsen roest.
Fe + O2 → Fe2O3
Is dit een analyse of een synthese? Verklaar.
Is dit een analyse of een synthese?
12
Stel dat ammoniak (NH3) aan elektrolyse wordt onderworpen, welke gassen zouden er dan ontstaan?
Schrijf de bijbehorende reactievergelijking. Is dit een synthese en/of een analyse?
N
13
IN
b Aluminium en zuurstof reageren tot vorming van di-aluminiumtrioxide (Al2O3).
Een reepje magnesiumlint wordt verbrand. Bij die reactie ontstaat een wit poeder: magnesiumioxide.
De massa daarvan is groter dan die van het oorspronkelijke magnesium. Wil dat zeggen dat de wet van Lavoisier niet geldig is? Motiveer je antwoord.
VA
14
Pas de chemische reacties aan indien nodig. Noteer telkens of het om een synthese of analyse gaat. P2O5 +
H2O
H3PO4
HClO2 Cl2O3 + H2O
©
Welke wet pas je toe?
Hoe heten de getallen die je aanbrengt?
15
Waarom is een proef waarbij een gas ontstaat minder geschikt om de wet van Lavoisier aan te tonen? Waar moet je op letten? Verklaar.
246
THEMA 06
AAN DE SLAG
16
Vul bij elk verschijnsel het bijbehorende begrip in. Opgelet: een van de gegeven begrippen is niet van toepassing. Je mag elk begrip slechts één keer gebruiken.
analyse – endo-energetisch – endotherm – exo-energetisch – exotherm – fysische reactie – synthese a
een vijver die bevriest
c
grote moleculen kleine moleculen
e
een Mg-lint verbranden (het vrijkomen van licht)
b Mg + 2 HCl MgCl2 + H2 + warmte
f
17
kleine moleculen grote moleculen
IN
d thermolyse
Vul de reactievergelijkingen aan en beantwoord de vragen. Waterstofgas wordt gebruikt in brandstofcellen.
Is dit een endo-energetische of een exo-energetische reactie? Verklaar.
N
a
H2 + O2 → H2O
b Is dit een analyse of een synthese? Verklaar.
VA
Vervolledig de reactievergelijkingen en beantwoord de vragen. a
Planten voeren een fotosynthesereactie uit.
+ → C6H12O6 + O2
Is dit een endo-energetisch of een exo-energetisch proces? Verklaar.
Welke energie-omzettingen vinden hierbij plaats?
©
18
b Methaangas (CH4) wordt gebruikt om woningen te verwarmen.
CH4 + O2 → CO2 + H2O
Is dit een endo-energetisch of een exo-energetisch proces? Verklaar.
Welke energie-omzettingen vinden hierbij plaats?
THEMA 06
AAN DE SLAG
247
19
Beoordeel de stellingen. Duid aan met juist (J) of fout (F). Is de stelling fout? Juist of fout?
Stelling
Tijdens een chemische reactie worden nieuwe stoffen gevormd. Verbetering:
Tijdens een exo-energetische reactie hebben de stoffen na de reactie de grootste energie-inhoud. Verbetering:
Als je een endotherme reactie uitvoert in een waterbad dan zal de temperatuur van het Verbetering:
IN
water rond de reactiebeker stijgen.
De stoffen verliezen energie tijdens een exotherme reactie. Verbetering:
Wat hoort er bij elkaar? Noteer het juiste getal in de tweede tabel. 1
fotosynthese
3
De reactieproducten bevatten meer
2 4 5
21
smelten
energie dan de reagentia.
chemische energie naar lichtenergie
endo-energetische reactie
exo-energetische reactie
N
20
De stoffen verliezen energie. glimwormen
lichtenergie naar chemische energie fysische reactie
Teken een energietijddiagram van een exo-energetische reactie. Vermeld de volgende gegevens:
VA
energieniveau van de reactieproducten (EP); energieniveau van de reagentia (ER); ΔE < 0 of ΔE > 0
©
(teken een pijl). Benoem de assen.
` Verder oefenen? Ga naar
248
THEMA 06
AAN DE SLAG
.
Notities
VA
N
IN
©
LABO'S 251
` ONDERZOEK 2: Massadichtheid (virtueel)
253
` ONDERZOEK 3: Het smeltpunt van paraffine
257
` ONDERZOEK 4: De geleidbaarheid van stoffen
261
` ONDERZOEK 5: De oplosbaarheid van stoffen
265
` ONDERZOEK 6: Scheidingstechnieken
269
` ONDERZOEK 7: Scheidingsschema’s
273
` ONDERZOEK 8: Metalen herkennen
277
` ONDERZOEK 9: Chemisch of fysisch proces
281
VA
N
IN
` ONDERZOEK 1: Labotechnieken
` ONDERZOEK 10: Analyse en synthese ` ONDERZOEK 11: De wet van Lavoisier ` ONDERZOEK 12: Exotherm of endotherm
©
` ONDERZOEK 13: De reactie tussen azijn en staalwol
250
285
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
1
Labotechnieken In dit onderzoek leer je een aantal veelgebruikte labotechnieken. Bekijk telkens eerst het filmpje via de QR-code en voer dan de stappen uit om de technieken aan te leren. Tijdens dit schooljaar zul je die technieken verschillende keren toepassen; dit onderzoek kun je altijd gebruiken om je kennis op te frissen. !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
labocontract op p. 32: • • •
1
draag een gesloten labojas en een labobril; bind lange haren samen;
zorg steeds voor een nette werkbank
Vaste stoffen afwegen en overbrengen
IN
Houd altijd rekening met de veiligheidsvoorschriften en regels zoals je ze terugvindt in het
2
Vloeistoffen afmeten en overbrengen
VIDEO
Maatcilinder
N
A
LABO
VA
VIDEO
3
Parafilm gebruiken
VIDEO
VIDEO
Pipetteren
LABO
De bunsenbrander gebruiken
©
4
B
LABO
5
LABO
VIDEO
LABO
Proefbuis verwarmen
VIDEO
LABO
LABO
ONDERZOEK 1
251
LABO Naam:
klas:
nummer:
Notities
IN
N
VA
©
252
LABO
ONDERZOEK 1
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
2
Massadichtheid (virtueel) 1
Onderzoeksvraag Op welke manier kunnen we experimenteel de massadichtheid van een stof bepalen?
2
Open de applet met de QR-code.
IN
Hypothese
maatbeker en is
kg/m3.
Ik ken de formule voor massadichtheid, namelijk Benodigdheden
a
b
en
van mijn voorwerp ken, kan ik de massadichtheid berekenen.
Klik op ‘turn fluid into water’. De massadichtheid van water kun je aflezen naast de kg/L =
OPEN DE APPLET
N
3
Als ik
OPMERKING: In de applet heb je vervolgens twee opties:
•
(‘mass’) en volume (‘volume’);
VA
ofwel kies je voor een willekeurig voorwerp, waarvan je twee parameters kunt aanpassen: massa
•
ofwel kies je voor een voorwerp dat is opgebouwd uit een welbepaalde zuivere stof.
Wij gaan in dit labo verder met de tweede optie: een voorwerp dat is opgebouwd uit een zuivere stof. Zoek op het internet op wat de massadichtheid van goud is: massadichtheid goud = t(goud) =
©
c
We onderzoeken de stof goud ('gold').
kg/dm3 =
kg/m3, of met andere woorden
een kubus met een zijde van 1 dm (of 10 cm) heeft een massa van
4
Werkwijze + 5
kg.
Waarnemingen
We kennen de theoretische waarde van de massadichtheid van goud en we weten ook dat we de grootheden massa en volume nodig hebben. 1
2
Op welke manier kunnen we de massa van een voorwerp bepalen?
Gebruik dat toestel in de applet om de massa van het blok goud te bepalen. massa m (goud) =
LABO
ONDERZOEK 2
253
LABO Naam:
klas:
nummer:
Voor het volume ligt het wat moeilijker: het volume van een balk bepaal je immers met de formule
3
V(balk) = goud te bepalen.
4
. Maar we hebben nergens een meetlat om de afmetingen van onze blok
Wat we wel kunnen doen, is onze blok goud in de beker met water leggen. We zien dat het volume in de beker stijgt / daalt / constant blijft (schrap wat niet past).
→ Voor het blok goud gaat het volume in de beker van mL naar
mL.
Dat volumeverschil is gelijk aan het volume van het blok dat we in het water plaatsen.
5
We kunnen nu het volume van het blok goud berekenen:
6
Verwerking
IN
→ volumeverschil goud = volume blok goud =
We proberen nu de massadichtheid van goud te berekenen. We lossen dat op als een vraagstuk, dus met ‘gegeven’, ‘gevraagd’ en ‘oplossing’. TIP
‑
Denk aan de omzettingen naar SI-eenheden.
Houd rekening met de regels voor beduidende cijfers.
N
‑
STEM VADEMECUM
VA
Vraagstuk 1 Gegeven -
-
De massa van het blok goud: m = =
kg
Het volume van het blok goud: V = mL = L = dm3 = m3
Gevraagd
massadichtheid (goud) = t = ?
©
Oplossing
Antwoord
De berekende massadichtheid voor goud komt wel / niet (schrap wat niet past) overeen met de opgezochte
waarde.
De massadichtheid voor de zuivere stof goud is wel / niet constant en is dus wel een / geen stofeigenschap (schrap wat niet past).
254
LABO
ONDERZOEK 2
LABO Naam:
klas:
nummer:
Vraagstuk 2
We proberen opnieuw, maar nu voor het blok lood uit je applet. TIP
Net zoals in de fysica moet je rekening houden met het aantal beduidende cijfers van je meetresultaten als je berekeningen uitvoert!
De gegevens haal je uit de applet. -
-
IN
Gegeven
De massa van het blok lood: m = g =
Het volume van het blok lood: V = mL =
Gevraagd
massadichtheid (lood) = t = ?
7
Besluit
m3
N
Oplossing
kg
VA
De massadichtheid van een stof kan worden bepaald aan de hand van
.
Aangezien de massadichtheid voor een zuivere stof constant is / varieert, kan die eigenschap wel / niet
worden gebruikt om stoffen te identificeren (schrap wat niet past).
8
Reflectie
a
Tijdens dit labo heb ik correct gebruikgemaakt van de eenheden en grootheden.
©
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat
Gedreven
Goed op weg
Bij het noteren
Bij het noteren
ik steeds het correcte
bijna altijd het correcte
van eenheden en
grootheden bewaak gebruik ervan.
Ik help anderen om
de correcte eenheden en grootheden te gebruiken.
In ontwikkeling
Ik maak soms een fout
Ik maak fouten tegen
en grootheden omdat
grootheden.
van eenheden en
tegen het gebruik van
gebruik ervan.
ik onnauwkeurig of
grootheden bewaak ik
Onvoldoende
de juiste eenheden
Ik kan mezelf corrigeren. onoplettend te werk ga.
Ik kan mezelf corrigeren
als ik erop gewezen word.
het gebruik van de
juiste eenheden en Ik kan mezelf niet
corrigeren als ik erop gewezen word.
LABO
ONDERZOEK 2
255
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct gebruikgemaakt van beduidende cijfers. Gedreven
Goed op weg
In ontwikkeling
Bij het invullen van
Ik maak bij het invullen
Ik maak bij het
correcte gebruik van
gebruik van beduidende
gebruik van beduidende
tegen het gebruik van
bewaak ik steeds het beduidende cijfers. Ik help anderen om de correcte
beduidende cijfers te
vraagstukken bewaak ik bijna altijd het correcte cijfers.
van een vraagstuk soms een fout tegen het cijfers.
Ik kan mezelf corrigeren. Ik kan mezelf corrigeren
gebruiken.
Gedreven
Goed op weg
beduidende cijfers. Ik kan mezelf niet
gewezen word.
In ontwikkeling
Onvoldoende
Tijdens het uitvoeren
Tijdens het uitvoeren van
Tijdens het uitvoeren
enkel bezig met de
vooral bezig met de
Als ik erop gewezen
afgeleid.
Ik werk
van een online
practicum hou ik me opdracht.
Ik laat me niet afleiden
gestructureerd en laat door anderen. me niet afleiden door
ik soms afgeleid.
word pas ik mijn gedrag meteen aan.
VA
anderen.
een online practicum ben van een online
N
opdracht.
practicum ben ik vaak Ik bezoek andere
sites en/of stoor de leerlingen rondom mij.
Ik pas mijn gedrag na één opmerking niet aan.
Deze tip geef ik aan mezelf mee om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
LABO
vraagstuk fouten
Tijdens het uitvoeren practicum hou ik me
256
invullen van een
als ik erop gewezen word. corrigeren als ik erop
Tijdens dit labo heb ik gefocust kunnen werken. van een online
e
Onvoldoende
Bij het invullen
van vraagstukken
d
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 2
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
3
Het smeltpunt van paraffine 1
Onderzoeksvraag Wat is het smeltpunt van paraffine?
2
Hypothese
IN
Ik denk dat het smeltpunt van paraffine hoger / lager ligt dan het smeltpunt van water (schrap wat niet
past). 3
Benodigdheden
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal lucifers
bunsenbrander draadnet
driepikkel
Stoffen kraantjeswater (100 mL)
N
!
paraffine (kaarsvet) in een proefbuis
maatbeker (250 mL)
temperatuursensor of thermometer
VA
statief met statiefklem proefbuis
4
Werkwijze
1
Vul de maatbeker voor de helft met water.
Maak de opstelling zoals op de afbeelding 81. 21,0
thermometer
statiefklem
©
2
statief
proefbuis met paraffine water
driepikkel
draadnet
bunsenbrander
Afb. 81
LABO
ONDERZOEK 3
257
LABO Naam:
klas:
3
Lees de temperatuur af van de paraffine bij start van de proef.
6
Noteer bij welke temperatuur de paraffine vloeibaar wordt.
4 5 7 8 5
nummer:
Steek de bunsenbrander aan. Herbekijk eventueel de instructievideo. Lees elke 30 seconden de temperatuur van de paraffine af.
Zet na 6 minuten de bunsenbrander uit en laat het water (en de paraffine) afkoelen. Verwerk het afval correct.
GEBRUIK BUNSENBRANDER
Vul de tabel aan met je meetresultaten. Tijd t(s) 30 60 90 120 150 180
Temperatuur ϑ (°C)
IN
Waarnemingen
240 270 300 330
VA
360
N
210
6
Verwerking
Maak in Excel een grafiek waarbij je de temperatuur uitzet in functie van de tijd. Denk eraan om de assen te benoemen en de grafiek een duidelijke titel te geven.
©
a
258
LABO
ONDERZOEK 3
LABO Naam:
b c
klas:
nummer:
Duid het smeltpunt van paraffine aan op de grafiek.
Kijk nu bij twee klasgenoten en vergelijk de smeltpunten die jullie gevonden hebben.
Smeltpunt van paraffine
Klasgenoot:
7
Besluit Vul aan en schrap wat niet past. Het smeltpunt van paraffine is ongeveer
IN
Klasgenoot:
.
Mijn klasgenoten hadden dezelfde / een verschillende temperatuur als smeltpunt voor paraffine.
We weten bovendien dat het smeltpunt van zuiver water gelijk is aan
.
Het smeltpunt is wel een / geen stofeigenschap, en eigen aan een welbepaalde zuivere stof.
8 a
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
Vergelijk je hypothese met je besluit.
VA
b
N
Reflectie
c
Misschien was het smeltpunt van je klasgenoten niet hetzelfde (of toch niet exact). Waaraan zou dat kunnen liggen?
Tijdens dit labo heb ik veilig gewerkt bij het opwarmen van vloeistoffen en bij het gebruik van de bunsenbrander.
Gedreven
©
d
Goed op weg
In ontwikkeling
Ik kan zonder
Ik kan zonder hulp
Ik kan meestal zonder
gebruiken en veilig
een stof opwarmen. Ik
stof opwarmen. Ik ken
probleem
de bunsenbrander
een stof opwarmen. Ik ken het
stappenplan om
de bunsenbrander
correct te gebruiken. Ik kan anderen vaak helpen.
de bunsenbrander
gebruiken en veilig
ken het stappenplan
om de bunsenbrander correct te gebruiken. De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Onvoldoende Ik kan de
hulp de bunsenbrander
bunsenbrander
het stappenplan om de
veilig een stof
gebruiken en veilig een bunsenbrander correct te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
juiste stappen te volgen.
niet zonder hulp
gebruiken en niet opwarmen. Ik ken het
stappenplan om de bunsenbrander te gebruiken niet.
LABO
ONDERZOEK 3
259
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct gebruik gemaakt van ICT. Gedreven
In ontwikkeling
Ik kan correct
Ik kan correct
Ik kan na hulp correct
gegevens weer te
gegevens weer te geven
weer te geven in een
gebruikmaken van
ICT om op die manier geven in een grafiek. Ik benoem alle
onderdelen van
de grafiek correct en geef alles f
Goed op weg
overzichtelijk weer.
gebruikmaken van
ICT om op die manier in een grafiek.
Ik vergeet onderdelen van de grafiek te
benoemen en niet alles is overzichtelijk.
verlopen:
Ik kan niet correct
gebruikmaken van ICT om gebruikmaken van ICT op die manier gegevens
om gegevens weer te
Als ik een vraag stel,
maar ga niet aan
grafiek.
ga ik aan de slag met
het antwoord en durf ik proberen.
©
VA
N
LABO
Onvoldoende
geven in een grafiek. Ik stel hulpvragen de slag met de
antwoorden OF ik stel geen hulpvragen.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo’s toe te passen en ze zo vlotter te laten
260
nummer:
IN
d
klas:
ONDERZOEK 3
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
4
De geleidbaarheid van stoffen 1
Onderzoeksvraag Welke stoffen geleiden elektrische stroom?
2
Hypothese
IN
Kijk voor het stellen van je hypothese naar de stoffen die je gaat gebruiken in dit labo. Je kunt ze vinden bij
benodigdheden.
Ik denk dat de volgende stoffen/oplossingen de stroom geleiden:
•
•
Ik denk dat de volgende stoffen/oplossingen de stroom niet geleiden:
3 !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
VA
Benodigdheden
N
twee maatbekers
drie weegschuitjes spatel
stroomkring met ledlamp en elektroden of geleidsbaarheidsmeter
maatcilinder pipetzuiger
4
Stoffen
20 mL gedestilleerd water 20 mL kraantjeswater grafiet
(koolstof van potloodkern)
ijzer (Fe)
koper (Cu)
suiker (sacharose)
H- en P-ZINNEN
keukenzout (NaCl) krijt (CaCO3)
©
Werkwijze
1 2
Neem twee maatbekers. Meet de vloeistoffen
(kraantjeswater en gedestilleerd water) met een
maatcilinder af en voeg ze toe aan de maatbekers. Herbekijk de instructievideo indien nodig.
GEBRUIK MAATCILINDER
20 mL gedestilleerd water
20 mL kraantjeswater LABO
ONDERZOEK 4
261
LABO Naam:
3
klas:
Breng in één weegschuitje een spatel keukenzout.
keukenzout
nummer:
spatel
weegschuitje
4
Breng in één weegschuitje een spatel suiker.
suiker
spatel
5
Breng in één weegschuitje een spatel krijt.
IN
weegschuitje
krijt
spatel
weegschuitje
Test of de stoffen de stroom geleiden (geleidbaarheidsmeter geeft een waarde / het lampje brandt)
door de elektroden een voor een in de maatbekers, de weegschuitjes en tegen het grafiet, het ijzer en het koper te houden.
N
6
stroombron
VA
ledlamp
maatbeker
weegschuit
7 8
Noteer een voor een je waarnemingen in de tabel. Verwerk het afval correct.
©
5
Waarnemingen
gedestilleerd water kraantjeswater grafiet (C) ijzer (Fe) koper (Cu) krijt (CaCO3) keukenzout (v) (NaCl) suiker (sacharose) (v)
262
LABO
grafiet/ijzer/koper
ONDERZOEK 4
Geleidt de stroom
Geleidt de stroom niet
LABO Naam:
6
klas:
nummer:
Verwerking
b c
Welke van de geteste stoffen zijn zuivere stoffen (bestaan uit één soort componenten)?
Welke van de geteste stoffen is een mengsel (bestaan uit meerdere componenten)?
Doordenker: waarom geleiden bepaalde stoffen wel, en andere stoffen niet? Vul de tabel aan.
Stof/mengsel
kraantjeswater gedestilleerd water
koper
7
Besluit
Geleidt de stroom wel/niet ja
nee
ja
nee
ja ja
nee nee
Reden?
N
ijzer
IN
a
De volgende geteste stoffen geleiden de stroom:
Geleidbaarheid is wel een/ geen stofeigenschap en kan dus wel / niet gebruikt worden om een zuivere stof
VA
te identificeren. Zo zal gedestilleerd water de stroom wel / niet geleiden. Koolstof (grafiet in een potlood) zal de stroom wel / niet geleiden (schrap wat niet past).
8
Reflectie
a
Vergelijk je hypothese met je besluit.
©
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat
LABO
ONDERZOEK 4
263
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct de maatcilinder gebruikt. Gedreven
Ik kan zonder hulp de
Ik kan meestal zonder
gebruiken.
om de maatcilinder
Ik ken het stappenplan
maatcilinder gebruiken.
maatcilinder
Ik ken het stappenplan
Ik ken het
stappenplan om de
maatcilinder correct te gebruiken.
Ik kan anderen vaak helpen.
correct te gebruiken. De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Tijdens dit labo heb ik ordelijk gewerkt. Gedreven
Goed op weg
niet zonder hulp
om de maatcilinder
stappenplan om
gebruiken.
correct te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me
gebruiken. Ik ken het
de maatcilinder te gebruiken niet.
vaak aansporen om de
juiste stappen te volgen. In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik heb regelmatig hulp
Ik heb veel moeite
kloppen, begin ik
lastig om dat bij elke
uitvoeren … van de
proef, het invullen
Ik wil de opdracht
altijd goed uitvoeren. Ik spoor anderen
dan ook vaak aan
om nauwkeuriger te
nodig bij het ordenen,
uitvoeren, maar vind het juist invullen, goed taak te doen.
opdracht.
Heel af en toe moet de
leerkracht me wijzen op slordigheden.
De leerkracht (of
anderen) moet(en) me
regelmatig bijsturen om het juist te doen.
VA
werken.
meestal alles juist
N
opnieuw.
met het juist
uitvoeren van de
van de opdracht ...
Ik wil me er snel van
afmaken, zonder dat ik nadenk.
De leerkracht moet me meermaals per
proef aansporen om nauwkeurig te zijn.
Deze tip geef ik aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
LABO
Ik kan de maatcilinder
hulp de maatcilinder
Ik ben ordelijk en wil
Als de resultaten niet
264
Onvoldoende
Ik kan niet slordig werken.
e
In ontwikkeling
Ik kan zonder probleem de
d
Goed op weg
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 4
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
5
De oplosbaarheid van stoffen 1
Onderzoeksvraag Welke stoffen lossen op in water?
2
Hypothese
IN
Kijk voor het stellen van je hypothese naar de stoffen die je gaat gebruiken in dit labo. Je kunt ze vinden bij
benodigdheden.
Ik denk dat de volgende stoffen oplossen in water: 3
Benodigdheden !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
N
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
spatel
bloemsuiker
vijf proefbuizen dop of parafilm
VA
pipet
4
Stoffen
keukenzout (NaCl) krijt (CaCO3) maïsolie
ethanol (CH3CH2OH)
H- en P-ZINNEN
demiwater (H2O)
Werkwijze
1
Vul de proefbuizen met ongeveer 1/3de water.
Breng zoals op de afbeeldingen van elke stof een spatel of enkele druppels met een pipet in de proefbuizen.
©
2
bloemsuiker
bloemsuiker en water
keukenzout
zout en water
maisolie
ethanol
maïsolie en water
ethanol en water
krijt
krijt en water
LABO
ONDERZOEK 5
265
LABO Naam:
klas:
3
Sluit de proefbuizen af met een dop of parafilm en schud even.
5
Verwerk het afval correct.
4
nummer:
Herbekijk het instructiefilmpje indien nodig.
Noteer je waarnemingen voor elke proefbuis in de tabel.
5
GEBRUIK PARAFILM
Waarnemingen Stoffen
Lost op in water
Lost niet op water
zout krijt maïsolie ethanol 6
Verwerking ‑ Deze stoffen lossen op in water:
IN
bloemsuiker
‑ Deze stoffen lossen niet op in water:
N
‑ Wil je de oplosbaarheid van enkele andere stoffen in water uittesten?
OPEN DE APPLET
Scan dan de QR-code.
7
Besluit
We ontdekten dat alle / niet alle (schrap wat niet past) stoffen oplossen in water.
VA
We kunnen het al dan niet oplossen van een stof in water gebruiken als een mogelijke manier om een stof te identificeren.
(Schrap wat niet past.)
Oplosbaarheid is wel / niet een stofeigenschap en kan dus wel / niet gebruikt worden om een zuivere stof
te identificeren. Bloemsuiker, zout en ethanol lossen wel / niet op water, terwijl krijt en maïsolie wel / niet oplossen in water.
8
Reflectie
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
©
a
b
Vergelijk je hypothese met je besluit.
266
LABO
ONDERZOEK 5
LABO Naam:
c
klas:
Tijdens dit labo heb ik gelet op orde en netheid. Gedreven
Goed op weg
In ontwikkeling
Ik draag altijd zorg voor
De leerkracht moet me
Ik heb geen respect
ook aan om
De leerkracht moet mij
materiaal om te gaan.
Ik ruim niet op.
Ik spoor de anderen
het materiaal van de school.
regelmatig aansporen voorzichtig met het
respectvol om te gaan zelden zeggen dat ik nog Ik vergeet vaak op te
Ik ruim altijd
spontaan op en zorg
moet opruimen.
ook dat de anderen in mijn groep dat doen.
ruimen.
Tijdens dit labo heb ik goed samengewerkt met anderen. Gedreven
Goed op weg
voor het materiaal van de school.
IN
met het materiaal.
In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik zie wat er nodig is
Ik draag bij aan het
Ik draag bij aan het
Ik voel me echt niet
verschillende taken
mij te nemen en uit te
taken uit te voeren die
Ik zal niet snel mijn
en ik draag actief bij op mij te nemen en uit te voeren.
groepswerk door
verschillende taken op
Ik spoor anderen
voeren.
ook aan om mee te
VA
werken.
groepswerk door af en toe kleine, relevante
N
aan de groep door
anderen mij opdragen. Ik werk vooral alleen.
comfortabel met anderen.
ervaringen en kennis delen.
Ik houd me afzijdig tijdens het
groepswerk.
Deze tip geef ik aan mezelf mee om in volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
e
Onvoldoende
Ik draag altijd zorg
voor het materiaal.
d
nummer:
LABO
ONDERZOEK 5
267
LABO Naam:
klas:
nummer:
Notities
IN
N
VA
©
268
LABO
ONDERZOEK 5
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
6
Scheidingstechnieken 1
Onderzoeksvraag •
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van zand en water scheiden?
•
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van water en olie scheiden?
Op basis van welke stofeigenschappen kun je een mengsel van zout en water scheiden?
2
IN
•
Hypothese
Omcirkel een mogelijke hypothese per deelonderzoeksvraag.
Proef 1: Een mengsel van zand en water kan gescheiden worden op basis van:
massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte – geleidbaarheid – oplosbaarheid.
Proef 2: Een mengsel van water en olie kan gescheiden worden op basis van:
massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte – geleidbaarheid – oplosbaarheid.
Proef 3: Een mengsel van zout en water kan gescheiden worden op basis van: 3
N
massadichtheid – kookpunt – smeltpunt – deeltjesgrootte – geleidbaarheid – oplosbaarheid. Benodigdheden
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
VA
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
proef 1
trechter
filtreerpapier
erlenmeyer (100 mL) maatbeker (50 mL)
©
proef 2
proef 3
glazen staaf spatel
scheitrechter
2 maatbekers (50 mL) statief
statiefklem of - ring lucifers
maatbeker
verbrandingskroes driepikkel
Stoffen 10 g zand
20 mL kraantjeswater
20 mL maïsolie
20 mL kraantjeswater keukenzout
20 mL kraantjeswater
draadnet of pijpaardendriehoek kroestang
bunsenbrander spatel
LABO
ONDERZOEK 6
269
LABO Naam:
4
klas:
nummer:
Werkwijze Proef 1 1
Neem een maatbeker.
4
Plaats een filtreerpapier in een trechter.
3
5
6
7
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
Voeg er twee spatels zand aan toe.
GEBRUIK FILTREERPAPIER
Herbekijk het instructiefilmpje indien nodig. Plaats de trechter op de erlenmeyer. Giet het mengsel langs een glazen staaf in de trechter.
glazen staaf
Noteer je waarnemingen.
IN
2
filtreerpapier
trechter
zand
maatbeker
N
erlenmeyer water + zand
Proef 2
Bevestig een scheitrechter aan een statief d.m.v. statiefklem of -ring.
4
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
VA
1
2 3
5 6
7
8
9
Plaats een maatbeker onder de scheitrechter. Neem een tweede maatbeker. Laat het mengsel even staan.
Breng het mengsel over in de scheitrechter.
Herbekijk het instructiefilmpje indien nodig. Noteer je waarnemingen.
Draai het kraantje van de scheitrechter open,
zodat de onderste component in de maatbeker loopt.
©
component volledig in de beker is gelopen.
11 Noteer je waarnemingen.
LABO
GEBRUIK SCHEITRECHTER
Voeg er 20 mL maïsolie aan toe.
10 Draai het kraantje dicht op het moment dat die
270
water
ONDERZOEK 6
scheitrechter statief
water + maisolie maatbeker
water + maisolie
LABO Naam:
klas:
nummer:
Proef 3 1
Neem een maatbeker.
4
Steek de bunsenbrander aan.
3 5 6
7
8
9
Giet daarin 20 mL kraantjeswater.
Voeg er twee spatels zout aan toe.
GEBRUIK BUNSENBRANDER
Herbekijk de instructievideo indien nodig.
Plaats de driepikkel met draadnet over de bunsenbrander. Giet wat zoutoplossing in een verbrandingskroes. Plaats de verbrandingskroes op het draadnet m.b.v. een kroestang.
Blijf de oplossing verhitten tot alle water is verdampt.
Noteer je waarnemingen.
5
Waarnemingen Proef 1
Proef 2
zoutoplossing
maatbeker
driepikkel
bunsenbrander
VA
draadnet
N
10 Verwerk het afval correct.
verbrandingskroesje
IN
2
Proef 3
7
Besluit
Proef 1: Een mengsel van zand en water werd gescheiden op basis van verschil in
.
Proef 3: Een mengsel van zout en water werd gescheiden op basis van verschil in
.
.
©
Proef 2: Een mengsel van water en olie werd gescheiden op basis van verschil in
8
Reflectie
a
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
Vergelijk je hypothese met je besluit.
LABO
ONDERZOEK 6
271
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik correct gefiltreerd. Gedreven
Goed op weg
Ik kan zonder
Ik kan zonder hulp
Ik kan meestal zonder
stappenplan om te
om te filtreren al goed.
om te filtreren nog niet
probleem filtreren. Ik ken het
filtreren heel goed.
Ik kan anderen vaak
helpen. d
filtreren.
Ik ken het stappenplan De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Gedreven
Goed op weg
volledig.
filtreren niet.
Ik ken het stappenplan De leerkracht moet me vaak aansporen om de
gebruiken.
om een scheitrechter te
Ik ken het stappenplan
Ik ken het stappenplan
gebruiken heel goed. Ik kan anderen vaak helpen.
gebruiken al goed.
De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Tijdens dit labo heb ik zelfstandig gewerkt.
Goed op weg
om een scheitrechter
stappenplan om
gebruiken.
te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
Ik ken het
de scheitrechter te gebruiken niet.
juiste stappen te volgen. In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik denk meestal zelf
Ik denk eerst na, maar als Ik vraag vrijwel altijd
oplossing.
mogelijke oplossing
hulp aan de leerkracht.
naar een mogelijke Ik zal de leerkracht
pas om hulp vragen
als ik alle mogelijke
denkstrategieën heb
©
toegepast.
goed na en zoek
zelfstandig naar een vooraleer ik hulp inschakel.
Ik geef niet snel op.
ik niet onmiddellijk een oplossing zie, vraag ik
heel snel hulp aan de leerkracht.
Ik ga zelf niet aan de slag om oplossingen te bedenken, maar wacht liever af.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
LABO
gebruiken.
Ik denk zelf goed na en zoek zelfstandig
272
Ik kan zonder hulp
de scheitrechter niet
VA
Gedreven
Onvoldoende
hulp een scheitrechter
N
een scheitrechter te
f
In ontwikkeling
Ik kan meestal zonder
scheitrechter gebruiken.
stappenplan om
Ik ken het
stappenplan om te
juiste stappen te volgen.
Ik kan zonder hulp een
Ik ken het
Ik kan zonder hulp
niet filtreren.
Ik kan zonder scheitrechter
Onvoldoende
hulp filtreren.
Tijdens dit labo heb ik de scheitrechter correct gebruikt. probleem een
e
In ontwikkeling
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 6
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
7
Scheidingsschema's 1
Onderzoeksvraag Met behulp van welke scheidingstechnieken kan een mengsel van zand, olie en water worden gescheiden?
2
Hypothese
IN
We helpen je op weg om tot een hypothese te komen.
a
Welk soort mengsel ontstaat als je zand, olie en water bij elkaar voegt en roert? Schrap wat niet past.
b
Wat gebeurt er met het zand?
een heterogeen / homogeen mengsel Wat er gebeurt er met de olie?
c
→ Hypothese: Welke scheidingstechniek zou je toepassen om de volgende mengsels te scheiden? olie en water:
•
N
zand en water:
•
Stel een scheidingsschema op.
VA
Benodigdheden
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen!
Noteer nu zelf welke materialen je nodig hebt om de scheiding te kunnen uitvoeren. Materiaal
©
3
Stoffen
kraantjeswater (ongeveer 100 mL) olie (ongeveer 10 mL) zand (handvol)
LABO
ONDERZOEK 7
273
LABO Naam:
klas:
nummer:
TIP Bekijk de instructievideo over het correct gebruik van filtreerpapier.
4
GEBRUIK FILTREERPAPIER
IN
Werkwijze Noteer hieronder jouw werkwijze voor het scheiden in afzonderlijke componenten (volg daarvoor je scheidingsschema).
5
N
Waarnemingen
VA
Noteer hier jouw waarnemingen na elke scheidingstechniek.
6
Besluit
Formuleer een antwoord op de onderzoeksvragen.
©
We kunnen een mengsel van zand, olie en water scheiden door middel van
7
Reflectie
a
Was je scheidingsschema correct? Schrap wat niet past.
b
Wat moet je aanpassen?
ja / neen
274
LABO
ONDERZOEK 7
LABO Naam:
c
klas:
nummer:
Op basis van welke stofeigenschappen werden de stoffen uiteindelijk gescheiden?
Scheidingstechniek 1 =
→ op basis van verschil in Tijdens dit labo heb ik correct kunnen filtreren. Gedreven
Goed op weg
Ik kan zonder
Ik kan zonder hulp
stappenplan om te
om te filtreren al goed.
probleem filtreren. Ik ken het
filtreren heel goed.
Ik kan anderen vaak helpen.
filtreren.
Ik ken het stappenplan De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
In ontwikkeling
Ik kan zonder hulp
om te filtreren nog niet
stappenplan om te
hulp filtreren.
Gedreven
Ik ken het stappenplan volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
Ik ken het
filtreren niet.
juiste stappen te volgen.
Goed op weg
In ontwikkeling
Ik kan zonder probleem Ik kan zonder hulp
Ik kan meestal zonder
Ik ken het stappenplan
Ik ken het stappenplan
een scheitrechter
een scheitrechter
om een scheitrechter
om een scheitrechter
te gebruiken/te
gebruiken/decanteren. Ik ken het stappenplan te gebruiken/te
decanteren al goed.
VA
decanteren heel goed.
Ik kan anderen vaak helpen.
De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Tijdens dit labo heb ik ordelijk en netjes gewerkt. Gedreven
Ik kan niet slordig werken. Als de
©
resultaten niet
kloppen, begin ik
opnieuw. Ik wil de
opdracht altijd goed uitvoeren. Ik spoor
anderen dan ook vaak aan om nauwkeuriger
g
niet filtreren.
Tijdens dit labo heb ik correct kunnen decanteren/de scheitrechter kunnen gebruiken.
gebruiken/decanteren.
f
Onvoldoende
Ik kan meestal zonder
N
e
→ op basis van verschil in
IN
d
Scheidingstechniek 2 =
te werken.
Goed op weg
Onvoldoende
Ik kan zonder hulp
hulp een scheitrechter
de scheitrechter
om een scheitrechter te
Ik ken het
gebruiken/decanteren.
niet gebruiken/niet decanteren.
gebruiken/te decanteren stappenplan om nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
juiste stappen te volgen.
de scheitrechter te gebruiken/te
decanteren niet.
In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik ben ordelijk en wil
Ik heb regelmatig hulp
Ik heb veel moeite met
lastig om dat bij elke
uitvoeren … van de
van de opdracht ...
meestal alles juist
nodig bij het ordenen,
uitvoeren, maar vind het juist invullen, goed taak te doen.
Heel af en toe moet de
leerkracht me wijzen op slordigheden.
het juist uitvoeren van de proef, het invullen
opdracht.
Ik wil me er snel van
regelmatig bijsturen
moet me meermaals
De leerkracht (of
anderen) moet(en) me om het juist te doen.
afmaken, zonder dat ik nadenk. De leerkracht per proef aansporen
om nauwkeurig te zijn.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo’s toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
LABO
ONDERZOEK 7
275
LABO Naam:
klas:
nummer:
Notities
IN
N
VA
©
276
LABO
ONDERZOEK 7
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
8
Metalen herkennen 1
Onderzoeksvraag Op basis van welke eigenschappen kun je metalen van elkaar onderscheiden?
2
Hypothese
TIP
IN
Ik denk dat …
Scan de QR-code om je te helpen bij
de hypothese.
Benodigdheden !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
N
3
EIGENSCHAPPEN METALEN
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
magneet
VA
bunsenbrander kroestang
maatbeker
4
Stoffen
ijzer (Fe)
magnesiumlint (Mg) koper (Cu) lood (Pb) zink (Zn)
inox staal (legering van Fe) aluminium (Al)
H- en P-ZINNEN
2 onbekende metalen kraantjeswater
Werkwijze
Onderzoek welke metalen uit de lijst:
©
1
a
zinken in een maatbeker met water;
d
buigzaam zijn;
b c
e f
2
roest vertonen;
aangetrokken worden door een magneet; een bepaalde kleur hebben;
metaal
GEBRUIK BUNSENBRANDER
kroestang
snel ontvlammmen in de bunsenbrander.
Noteer je waarnemingen.
bunsenbrander
Houd de stukjes metaal een voor een in de vlam van de bunsenbrander. Noteer je waarnemingen.
LABO
ONDERZOEK 8
277
LABO Naam:
!
klas:
nummer:
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT Houd altijd water of een zandbak ter beschikking als je metalen in de vlam houdt.
3
Verwerk het afval correct.
5
Waarnemingen Noteer voor elke stof een aantal typische kenmerken. Gebruik de eigenschappen kleur, massa, •
stukje ijzer:
•
stukje magnesiumlint:
• •
stukje koper:
plaatje lood:
stukje zink:
stukje aluminium:
•
6
stukje inox:
Verwerking
Je krijgt van je leerkracht twee onbekende metalen. Welke eigenschappen ga je gebruiken om ze van elkaar te onderscheiden? Stel een determineertabel op.
Metaal 1: Metaal 2:
© 7
Besluit
Je kunt metalen van elkaar onderscheiden op basis van
Er zijn nog andere manieren om metalen van elkaar te onderscheiden, bijvoorbeeld op basis van geleidbaarheid.
278
LABO
ONDERZOEK 8
VA
•
N
•
IN
ontvlambaarheid en magnetische aantrekking om de metalen van elkaar te onderscheiden.
LABO Naam:
8
klas:
nummer:
Reflectie a
Dit labo verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past). Indien niet, waarom niet?
b
Vergelijk je hypothese met je besluit.
c
IN
Tijdens dit labo heb ik over het algemeen veilig gewerkt. Gedreven
Ik ga altijd veilig te werk en zal nooit risico’s nemen gevaar breng.
Ik zal anderen ook
aansporen om veilig te werken.
De leerkracht moet
De leerkracht moet
anderen in gevaar
anderen (en mezelf) in
omdat ik anderen
nemen waardoor ik breng.
VA Tijdens dit labo heb ik zelfstandig gewerkt. Gedreven
me af en toe tot de
orde roepen omdat ik
Goed op weg
gevaar breng.
Ik kan de risico’s soms moeilijk inschatten.
In ontwikkeling
Ik denk zelf goed na
Ik denk meestal zelf
Ik denk eerst na, maar
oplossing.
mogelijke oplossing
vraag ik hulp aan de
en zoek zelfstandig naar een mogelijke Ik zal de leerkracht
pas om hulp vragen
als ik alle mogelijke
©
d
denkstrategieën heb toegepast.
Onvoldoende
Ik ga veilig te werk.
Ik zal nooit risico’s
Ik kan risico’s goed inschatten.
In ontwikkeling
N
waardoor ik anderen in
Goed op weg
goed na en zoek
zelfstandig naar een vooraleer ik hulp inschakel.
Ik geef niet snel op.
me regelmatig tot de orde roepen
(en mezelf) in gevaar breng.
Ik kan de risico’s
moeilijk inschatten.
Onvoldoende Ik vraag vrijwel altijd
als ik niet onmiddellijk
heel snel hulp aan de
leerkracht.
slag om oplossingen
een oplossing zie,
leerkracht.
Ik ga zelf niet aan de te bedenken, maar wacht liever af.
LABO
ONDERZOEK 8
279
LABO Naam:
e
Tijdens dit labo heb ik geconcentreerd gewerkt. Gedreven
Ik kan een uur
geconcentreerd bezig zijn met de opdracht.
Ik verlies de opdracht (bijna) nooit uit het oog.
Goed op weg
In ontwikkeling
Ik ben meestal met de
Regelmatig verlies ik
concentratie en ben ik
dingen (of leerlingen)
opdracht bezig.
Soms verlies ik mijn
met iets anders bezig.
Ik vind het erg lastig
om een heel lesuur
bezig te zijn.
Ik ben vaak afgeleid
durf ik met andere
Ik vind het moeilijk om een heel uur
geconcentreerd te
geconcentreerd te blijven.
en dikwijls met
andere dingen (of leerlingen) bezig.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
VA
N
LABO
Onvoldoende
mijn concentratie en
werken.
280
nummer:
IN
f
klas:
ONDERZOEK 8
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
9
Chemisch of fysisch proces 1
Onderzoeksvraag Wat is het verschil tussen een chemisch en een fysisch proces?
2
Hypothese
TIP
IN
Scan de QR-code
en bekijk de
checklist voor het stellen van een
goede hypothese.
Benodigdheden !
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
N
3
CHECKLIST HYPOTHESE
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen! Materiaal
proef 1
lucifers
VA
kroestang kaars
proef 2
lucifer
maatbeker
maatbeker 50 mL roerstaaf
maatbeker
maatcilinder
Stoffen
ijzeren spijker
koud kraantjeswater
25 mL volle melk 10 mL azijn
©
pipet
proef 3
erlenmeyer
filtreerpapier trechter
bunsenbrander lucifers
kroestang
suikerklontje
verbrandingskroes
LABO
ONDERZOEK 9
281
LABO Naam:
4
klas:
nummer:
Werkwijze kaars
Proef 1 1
Steek de kaars aan.
4
Laat het kaarsvet in het water druppelen.
3 5 6
Vul de maatbeker met koud water.
Houd de kaars boven de maatbeker met water. Observeer en noteer wat er gebeurt. Verwerk het afval correct.
Proef 2 1
Vul de maatbeker tot de helft met melk.
3
Roer het geheel met de roerstaaf.
4
5
6
Vul een maatcilinder met 10 mL azijn. Gebruik daarvoor de pipet.
Giet het mengsel in de trechter.
Observeer en noteer wat er gebeurt. Verwerk het afval correct.
Proef 3
glazen roerstaaf
filtreerpapier
trechter
2 3 4
5
5
Steek de bunsenbrander aan. Herbekijk de instructievideo
indien nodig.
Breng een suikerklontje in een verbrandingskroes. Verhit.
Observeer en noteer wat er gebeurt. Verwerk het afval correct. Waarnemingen
©
Noteer je waarnemingen in de tabel. Proef 1
Proef 2
Proef 3
282
LABO
GEBRUIK FILTREERPAPIER
erlenmeyer melk + azijn
verbrandingskroesje
VA
1
koud water
N
2
maatbeker
IN
2
ONDERZOEK 9
suikerklontje
kroestang bunsenbrander
GEBRUIK BUNSENBRANDER
LABO Naam:
6
klas:
nummer:
Verwerking
b
Plaats op basis van je waarnemingen de drie proeven in de juiste kolom van de tabel. Fysisch proces
Welk criterium heb je gebruikt om deze indeling te maken? Fysisch proces
Tijdens de proef met melk en azijn werd een eiwit gevormd dat ook zorgt voor het vormen van kaas uit melk. Het wordt daarom ook ‘kaasstof’ genoemd. Zoek op het internet eens de wetenschappelijke naam op van dat eiwit.
7
Besluit
N
Chemisch proces
c
Chemisch proces
IN
a
Schrap in de zinnen wat niet van toepassing is:
•
Tijdens een fysisch / chemisch proces blijven de oorspronkelijke stoffen behouden.
VA
•
Tijdens een fysisch / chemisch proces worden nieuwe stoffen gevormd.
8
Reflectie
a
Vergelijk je hypothese met je besluit.
©
b
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
LABO
ONDERZOEK 9
283
LABO Naam:
Tijdens dit labo werkte ik correct met de bunsenbrander. Gedreven
Ik kan meestal zonder
Ik ken het stappenplan
Ik ken het stappenplan
de bunsenbrander
de bunsenbrander
om de bunsenbrander
om de bunsenbrander
correct te gebruiken. Ik kan anderen vaak
helpen.
gebruiken.
Ik ken het stappenplan correct te gebruiken. De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
Gedreven
Goed op weg
bunsenbrander
om de bunsenbrander
Ik ken het
gebruiken.
correct te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
niet zonder hulp gebruiken.
stappenplan om de bunsenbrander te gebruiken niet.
juiste stappen te volgen. In ontwikkeling
Onvoldoende
Ik kan meestal zonder
Ik kan de
Ik ken het stappenplan
Ik ken het stappenplan
gebruiken.
de maatcilinder
maatcilinder gebruiken.
om de maatcilinder
correct te gebruiken.
om de maatcilinder De leerkracht moet me maar af en toe
aansporen om de juiste stappen te volgen.
VA
helpen.
Ik ken het stappenplan
hulp de maatcilinder gebruiken.
om de maatcilinder
N
Ik kan anderen vaak
correct te gebruiken nog niet volledig.
De leerkracht moet me vaak aansporen om de
juiste stappen te volgen.
maatcilinder
niet zonder hulp Ik ken het
stappenplan om
de maatcilinder te gebruiken niet. OF
Ik lees de
maatcilinder foutief af.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo's toe te passen en ze zo vlotter te laten verlopen:
©
LABO
Ik kan de
hulp de bunsenbrander
Ik kan zonder probleem Ik kan zonder hulp de
correct te gebruiken.
284
Onvoldoende
Tijdens dit labo gebruikte ik de maatcilinder op een correcte manier.
gebruiken.
e
In ontwikkeling
Ik kan zonder probleem Ik kan zonder hulp gebruiken.
d
Goed op weg
nummer:
IN
c
klas:
ONDERZOEK 9
LABO Naam:
ONDERZOEK
klas:
nummer:
12
Exotherm of endotherm 1
Onderzoeksvraag Zure snoephosties, ook wel vliegende schotels genoemd, zijn snoepjes die bestaan uit twee gekleurde
cirkeltjes met daartussen een mengsel. Wanneer dat mengsel in contact komt met speeksel, word je een sprankelend en verfrissend gevoel gewaar op je tong.
IN
Formuleer op basis van de bovenstaande tekst een goede onderzoeksvraag.
2
Hypothese
Benodigdheden !
N
3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen!
VA
Materiaal
twee maatbekers (100 mL)
thermometer (digitaal en tot op 0,1 °C nauwkeurig) pipet
4
10 zure hosties
100 mL gedemineraliseerd water
Werkwijze
1 2
Doe 100 mL gedemineraliseerd
thermometer
Doe de inhoud van tien hosties
maatbeker
water in de maatbeker.
Meet de temperatuur van het water.
©
3
4 5 6
5
Stoffen
in een droge maatbeker van 100 ml.
Voeg het poeder aan het water toe en roer. Kijk wat er met de temperatuur gebeurt en noteer.
21,0
gedemineraliseerd water
inhoud van 10 zure hosties
Verwerk het afval correct. Waarnemingen
Schrap wat niet past.
De temperatuur daalt / stijgt.
LABO
ONDERZOEK 12
285
LABO Naam:
6
klas:
nummer:
Verwerking a
Waarom gebruik je best een digitale thermometer die tot op 0,1 °C nauwkeurig meet?
Welk energiediagram past bij je waarnemingen? Omcirkel het juiste antwoord.
E (J)
E (J)
IN
b
EP
ER reactieenergie EP
reactieenergie
ΔE < 0
ER
Besluit
VA
N
t (s) 7
8
a
b
Reflectie
De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:
Vergelijk je hypothese met je besluit.
©
286
LABO
ONDERZOEK 12
ΔE > 0
t (s)
LABO Naam:
Tijdens dit labo heb ik alle veiligheidsvoorschriften gerespecteerd (niet proeven!). Gedreven
Ik ga altijd veilig te
Goed op weg
De leerkracht moet
anderen in gevaar
anderen (en mezelf) in
omdat ik anderen
gevaar breng.
breng.
Ik zal anderen ook
aansporen om veilig te
nemen waardoor ik
werken.
Ik kan risico’s goed inschatten.
Goed op weg
Mijn werk is ruim op
Mijn werktempo is goed.
aan om sneller te
Het werk is meestal
tijd klaar.
orde roepen omdat ik gevaar breng.
Ik kan de risico’s soms moeilijk inschatten.
werken.
Ik gebruik de
beschikbare tijd zinvol.
In ontwikkeling
Ik heb regelmatig
aansporing nodig om door te werken.
N
Ik spoor anderen vaak
Ik houd de beschikbare tijd altijd in de gaten.
me regelmatig tot de orde roepen
(en mezelf) in gevaar breng.
Ik kan de risico’s
moeilijk inschatten.
tijdig klaar.
Onvoldoende
Ik verpruts mijn tijd met praten over
andere dingen en wegdromen.
Kortom: mijn
werktempo ligt te laag.
Deze tip geef ik mee aan mezelf om in de volgende labo’s toe te passen en ze zo vlotter te laten
VA
e
me af en toe tot de
Tijdens dit labo heb ik een goed werktempo aangehouden. Gedreven
Onvoldoende
De leerkracht moet
Ik zal nooit risico’s
waardoor ik anderen in
In ontwikkeling
Ik ga veilig te werk.
werk en zal nooit risico’s nemen
d
nummer:
IN
c
klas:
verlopen:
©
LABO
ONDERZOEK 12
287
LABO Naam:
klas:
nummer:
Notities
IN
N
VA
©
288
LABO
ONDERZOEK 12
WOORDENLIJSTEN
THEMA 02
THEMA 04
THEMA 05
THEMA 03
IN
THEMA 01
©
VA
N
THEMA 06
WOORDENLIJSTEN
289
Notities
VA
N
IN
©
290
VA
N
IN
©
291
VA
N
IN
©
292