

































































Ik kan kenmerken over het hoofdpersonage opnoemen. Ik kan vertellen over de relatie tussen de personages uit het verhaal.
Bekijk de klasfoto.
a Welke activiteiten lijken jou ook leuk?
b Wat doe jij graag in je vrije tijd?
c Bespreek je antwoorden in de groep.
W de doedelzak een blaasinstrument
repareren herstellen jongleren meerdere ballen in de lucht houden
programmeren het maken van websites of computerprogramma’s de yoga soort turnoefening waarbij je rustig ademhaalt
Lees de situaties.
a Kleur de bol:
als je de situatie al meemaakte.
als je de situatie nog niet meemaakte.
Ik steek mijn vinger op om iets te vragen, maar de juf/ meester is met iemand anders bezig.
5
Ik wil graag tikkertje spelen, maar niemand wil meedoen.
Ik heb een nieuwe trui aan, maar niemand ziet het. 3
Ik ben gevallen, maar de andere kinderen lopen verder.
Het is mijn verjaardag, maar de anderen zijn het vergeten.
b Bespreek met je partner.
1 Wat herken je?
2 Wanneer gebeurde het bij jou?
3 Hoe voelde je je toen?
4 Wat kun je in zo'n situatie doen?
a Als Sep een kleur was, zou hij grijs zijn. Waarom?
Een klasgenoot geeft een verjaardagsfeestje, maar ik mag niet komen.
b Welke kleur ben jij? Doe de test! Lees de vragen hardop voor.
binnen buiten
tv-kijken
boeken lezen een ploegsport een sport die je alleen kunt doen
Beantwoord de vragen.
a Welke interesses hebben jij en je partner allebei? Geef er minstens twee.
1 2
b Welke interesse heeft (bijna) niemand anders in de klas?
De kleur van mijn partner is . Mijn kleur is .
4 W de interesse iets wat je leuk vindt, dat je boeit
c Welk talent heb jij?
d Stel om de beurt een vraag aan elkaar. Schrijf het antwoord van je partner op.
Lees deel 2 van het verhaal dat je beluisterde.
Even terug naar de reden waarom Sep liever te voet gaat. Sep houdt van traagheid. Toegegeven, dat is misschien niet zo gewoon. Maar is het vreemd? Wie weet. Sep gaat graag traag. Dat is altijd zo geweest. Zijn vader ergerde er zich mateloos aan. Het dreef zijn moeder tot wanhoop. Zijn moeder werd er gek van. Niet omdat het niet vooruitging. Maar omdat Sep enkel naar de grond keek. En steeds dingen opraapte. En ze vervolgens in zijn broekzak stopte. Clips van blikjes. Plastic strookjes. Metalen muntjes. Houten stokjes, touwtjes, elastiekjes, draadjes en rubberen ringetjes. Duimspijkers, haarspelden, kastanjes, zilverpapiertjes en oude vijzen. Frulletjes, prulletjes en spulletjes.
“Een strandjutter zonder strand.” Zo noemde papa hem. Niet zelden had Sep een dikke buil op zijn voorhoofd. Of een blauw oog. Tja. Wie naar de grond kijkt, ziet het verkeersbord niet.
“Sep, kijk uit!” Boing. Te laat.
Boing. Dat geluid. Sep vond het niet erg om ergens tegenaan te knallen. Alles went. Maar mama en papa? Die vonden het geluid maar niks. Zeker niet wanneer het ook in huis weerklonk. Uit de wasmachine of zo.
“O nee!” gilden ze dan. “Hier gaan we weer!”
Hun paniek was terecht. De ‘schatten’ uit de zakken van Sep? Ze vernielden keer op keer de machine. Waarop papa grommend de telefoon greep. En een hersteller belde. Sep wachtte altijd geduldig. Tot de vakman de schatten uit de machine viste. “Hier jongen”, sprak die dan minzaam. “Voor je verzameling.” Waarop mama met de ogen rolde. En papa de man betaalde. Zuchtend. Soms vloekend.
Sep holde dan naar zijn kamer. Daar opende hij de kast: de schattenkast. Hij legde alles op een plank en schreef een briefje:
* Metalen stukje uit raket
* Stukje been uit geraamte van een dino
* Goud uit tand van zeerover
W zich ergens mateloos aan ergeren iets heel vervelend vinden tot wanhoop drijven ervoor zorgen dat je niet meer weet wat te doen de strandjutter persoon die aangespoelde spulletjes op het strand verzamelt zelden weinig, bijna nooit
Kleur in de tekst: drie andere personages. een zin die zegt dat papa niet blij is als de wasmachine hersteld moet worden. wat Sep met zijn schatten doet.
Voor wie is dit verhaal geschreven?
Voor mensen die willen weten hoe je een verzamelaar wordt
Voor mensen die graag verhalen lezen
Voor mensen die een schatkist willen bouwen
Kleur het bolletje: als het echt kan. als het niet echt kan.
Sep vond een stukje been van een dino en goud uit de tand van een piraat.
Er liggen kastanjes, vijzen en clips van blikjes op straat.
Sep heeft vaak een buil of een blauw oog.
Beantwoord de vragen.
a Waarom gaat de wasmachine steeds stuk?
b Waarom botst Sep tegen een paal?
Kruis aan.
a Sep gaat graag traag. Wat vindt mama daarvan?
Ze vindt het wel gezellig.
Ze begrijpt het wel een beetje.
Ze wil eigenlijk dat Sep gewoon doorstapt.
b Waarom vloekt papa als hij de hersteller betaalt?
Hij vindt de hersteller niet leuk.
Het kost veel geld om de machine elke keer te herstellen.
De hersteller doet zijn werk niet goed.
Vul aan.
1 Sep bewaart zijn schatten in zijn
2 Papa noemt Sep een strandjutter zonder .
3 De hersteller vist de schatten van Sep uit de
Wat kan Sep doen om meer op te vallen? Schrijf in elke ballon een idee.
Verzamel jij iets of heb jij een verborgen schat? Teken het in de schatkist.
Waarom zou Sep die spullen verzamelen? Bespreek met je partner.
Lees deel 3 van het verhaal.
DATUM: 18 APRIL
Met de jaren was de verzameling van Sep gegroeid. Daarom was er een tweede kast gekomen. Af en toe keek Sep terug in de tijd. Sommige vondsten waren echt geweldig. Hij gleed met zijn vingers langs de schatten.
* Dennenappel waar eekhoorn aan knaagde
* Gesp van overleden bergbeklimmer
* Pluisje uit navel van directeur
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes.
DATUM: 15 MEI
* Touwtje van ontsnapte vlieger
* Gelakte nagel van een Farao
* Zeldzaam steentje uit de Akkerlaan
En hij fluisterde wat er op de briefjes stond.
DATUM: 6 JULI
* Versteend vinnetje van roofvis
* Roestig stukje van vliegtuigstaart
* Stukje van schoenzool burgemeester
Het lijkt, beste lezer, op het eerste gezicht misschien wat vreemd. Maar die schatten maakten Sep heel gelukkig.
Welkom dus, in de wereld van zijn hoofd. Welkom in de wereld van Sep.
Meer lezen?
Waar is Sep?, Wouter Kersbergen, Talentbib 3
Kleur in de tekst: waarom er een tweede kast komt. de woorden die op elk briefje staan.
Beantwoord de vragen.
a Welke schat uit de schattenkast van Sep zouden jullie graag krijgen?
b Wat zouden jullie ermee doen?
a Op welke manier sorteert Sep zijn schatten?
b Hoe zouden jullie zijn schatten sorteren? Vul in. Schrijf er twee schatten uit de tekst bij.
Hoe verliep de les voor jou?
Ik geef deze tekst
Ik kon kenmerken van het hoofdpersonage opnoemen.
Ik kon vertellen over de relatie tussen de personages.
Ik kon een oplossing bedenken voor het probleem van het hoofdpersonage.
Ik kon vertellen over mijn eigen interesses en talenten en met respect luisteren naar de interesses en talenten van mijn klasgenoten.
Ik werkte goed samen met mijn partner.
Ik kan de hoofdzaken uit een informatieve tekst halen.
Welke tekst lees jij? Kruis aan.
Ik lees de tekst over:
Naar de hobbyclub (p. 16 en 18)
Ik doe het zelf (p. 20 en 22)
Ik lees:
tekst A
tekst B
Lees jullie tekst en beantwoord de vragen.
Tekst A: Stoer op het ijs
Amina is een vrolijke meid die net als haar broer houdt van ravotten en bewegen. Toen haar broer naar de voetbalclub mocht, wilde Amina ook naar een sportclub. Maar omdat Amina in een rolstoel zit, was dat niet makkelijk te vinden. Gelukkig heeft ze nu toch een sportieve hobby gevonden. Ze is trots op zichzelf dat ze de uitdaging van een nieuwe sport aangaat, ondanks dat het niet altijd makkelijk is. Het geeft haar veel plezier en zelfvertrouwen om samen met haar teamgenoten het ijs op te gaan. Amina hoopt dat meer kinderen met een beperking ook een sport kunnen vinden die bij hen past.
Hoi Amina! Hoe oud ben je en wat voor sport doe je?
Speel je in een team?
Ik ben acht jaar en ik speel sledge hockey. Het is een superleuke sport!
Ja, ik speel in een team en dat is belangrijk, want we moeten goed samenwerken. Mijn familie komt vaak kijken en moedigt ons aan. Dat maakt me heel blij en ik voel me daardoor extra sterk! Ze zeggen altijd dat ze trots op me zijn.
Hoe kom je vooruit op het ijs?
Dat is een soort ijshockey, maar dan zit je in een slede in plaats van op schaatsen. Die slede glijdt over het ijs. Je moet heel goed je balans houden, want je zit laag bij de grond!
Wat is je droom voor de toekomst?
Was het lastig om te leren?
Ik gebruik twee korte sticks. Met de ene kant kan ik slaan, en met de andere kant zet ik me af op het ijs. Het is best wel hard werken, maar het gee me veel energie!
Ik hoop ooit mee te doen aan een groot toernooi en misschien een prijs te winnen! Dat zou echt super zijn! Ik wil ook steeds beter worden, zodat ik later met de beste teams kan spelen!
In het begin wel. Vooral om snel vooruit te gaan en te sturen. Maar nu gaat het heel goed! Ik ben bij de snelsten van mijn ploeg. Ik oefen veel, en dat helpt echt om beter te worden.
Wat vind je het leukste aan sledge hockey?
Het leukste vind ik om met mijn stick op de puck te slaan en dan supersnel vooruit te gaan. Die snelheid maakt het spannend!
Vragen bij tekst A
Kleur in de tekst:
over wie de tekst gaat.
welke hobby ze heeft.
welke twee dingen ze nodig heeft om te spelen.
Wat is waar? Kruis aan.
Ze vindt het leuk om supersnel vooruit te gaan.
Ze hoopt ooit een prijs te winnen.
Ze wordt boos als ze niet wint.
Haar familie moedigt haar aan.
Ze was al op haar eerste training super snel.
Ze oefent erg veel.
Ze vindt wedstrijden niet leuk.
Beantwoord de vragen.
a Wat is er belangrijk aan een teamsport?
b Waarom moet je goed je balans houden?
c Van welke sport is sledge hockey een variant?
d Waarom was het voor Amina niet makkelijk om een sportieve hobby te vinden?
e Sport jij liefst alleen of in een team? Waarom? Vertel aan elkaar.
Klaar? Maak dan oefening 6 (p. 24).
Let op! Komt te laag op de pagina.
Tekst B: En garde!
Jerom is erg fier op zijn speciale hobby. Elke woensdag en zaterdag gaat hij schermen.
Hij zag het voor het eerst in de film over de drie musketiers. Sindsdien zit hij op schermles.
Om te schermen moet je een beetje van alles kunnen: je moet sierlijk bewegen, maar je moet ook snel zijn en een goede conditie hebben.
Wat heb je nodig om te schermen, Jerom?
Tijdens het schermen draag je een wit beschermend pak en een helm met een zwart gaas. Dat gaas beschermt je ogen, maar je kunt er ook door zien.
Dan probeer je een punt te scoren. Dat doe je door elkaar te raken met de punt van je sabel. Dat is niet makkelijk, want je mag: – alleen bewegen in een rechte lijn, – zelf niet geraakt worden door je tegenstander, – enkel de romp van je tegenstander raken.
Hoe weet je dan wie er wint?
Je hebt ook een langwerpig steekwapen nodig: een sabel of een degen.
Tot slot heb je een speelveld nodig. Bij schermen spreken ze over een piste of een loper.
Daarvoor heb je de scheidsrechter. Hij zegt wie er een punt hee gemaakt. Soms heb je vijf punten nodig om de wedstrijd te winnen. Soms moet je gewoon je tegenstander één keer raken. Tegenwoordig bestaan er speciale toestelletjes die tellen wanneer en hoe vaak je geraakt wordt.
En dan loop je wat achter elkaar aan met je degen in de hand?
Nee hoor, bij schermen gelden er duidelijke regels.
Je schermt altijd met z’n tweeën: jij en je tegenstander.
Als je een wedstrijd wilt starten, ga je tegenover elkaar staan en buig je om te groeten.
Is schermen niet gevaarlijk?
Als iedereen zich aan de regels houdt, is het niet gevaarlijk. Je draagt ook altijd je helm en in je pak zit een laag met watten als bescherming. Dus als je geraakt wordt, doet dat niet echt pijn. Oef!
W sierlijk elegant de romp deel van je lichaam
Kleur in de tekst:
over wie de tekst gaat.
welke hobby hij heeft. welk wapen je nodig hebt om te schermen.
welke twee dingen je draagt tijdens het schermen.
hoe je een punt scoort.
Tip: Eén antwoord is gegeven.
Kruis aan.
a Hoe begin je een wedstrijd?
Je gaat tegenover elkaar staan.
Je verrast je tegenspeler en raakt hem.
Je buigt voor elkaar.
b Welke drie regels gelden er tijdens een wedstrijd?
Je mag zo ver weglopen als je wilt.
Je mag rondjes draaien.
Je mag enkel bewegen in een rechte lijn.
Je mag een discussie houden met de scheidsrechter.
Je mag zelf niet geraakt worden door je tegenstander.
Je mag je tegenstaander raken waar je wilt.
Je mag enkel de romp van je tegenstander raken.
Wie als eerste drie punten scoort, wint.
Beantwoord de vragen.
W de discussie gesprek tussen mensen die een ander idee hebben, ze willen elkaar overtuigen van hun idee
a Welke drie dingen moet je als schermer kunnen om te schermen? 1 2 3
b Waarvoor dient het speciale toestelletje?
Klaar? Maak dan oefening 6 (p. 24).
Hasse zit op muziekles.
Maar daar gaat deze tekst niet over.
Hasse traint een puppy.
Waarom dat zo bijzonder is?
We willen iets meer vertellen over een hobby die nog specialer is.
Hasse leert puppy’s hoe ze hulphonden kunnen worden.
Hulphonden helpen mensen met een handicap. Dankzij een hulphond kunnen zij toch nog heel wat dingen zelf doen.
Dit schattige bolletje heet Max.
Max wordt later een blindengeleidehond.
Een blindengeleidehond helpt iemand die blind is of heel slecht kan zien.
Max helpt dan met het vinden van de weg, hij raapt spullen op die gevallen zijn of hij waarschuwt bij gevaar.
Maar dat kan Max niet uit zichzelf leren.
Eerst woont hij één jaar bij Hasse. Tijdens dat jaar moet ze hem heel veel leren. Als hij alle trucjes goed kan, mag Max beginnen aan zijn echte training. Hij volgt dan een opleiding tot geleidehond.
Eerst moet Max het verschil leren tussen spelen en werken. Als hij zijn leiband om heeft is het werktijd. Dat weet Max. Hij luistert aandachtig.
Hasse begint met kleine opdrachtjes: “Zit. Blijf. Kom.”
Dan worden de opdrachten wat moeilijker.
W de opleiding reeks lessen om iets nieuws te leren
Max leert gewoon te worden aan veel mensen en geluiden. Hasse neemt hem mee naar het winkelcentrum of een drukke straat om hem te laten wennen aan lawaai.
Max moet zijn baasje overal kunnen helpen. Daarom neemt Hasse hem mee naar veel verschillende plaatsen: het bos, het strand of een museum.
Als de werktijd voorbij is, gaat de leiband uit. Max is weer een gewone puppy en mag vrij spelen.
Hasse heeft ook nog een belangrijke tip: “Als je een geleidehond ziet op straat mag je hem nooit aaien of aanspreken. Hij is aan het werk en moet goed opletten. Als je hem aait, denkt hij dat hij mag spelen en dat is niet de bedoeling.”
Als Max volgend jaar vertrekt, komt er bij Hasse een nieuwe puppy wonen om mee te oefenen. Maar zover is het nog niet. Eerst zorgen dat Max alles kan!
Vragen bij tekst A
Kleur in de tekst:
wie een speciale hobby heeft. welke speciale hobby dat is. hoe lang de puppy bij Hasse woont. wat een blindengeleidehond doet.
Tip: Eén antwoord is gegeven.
Kruis het juiste antwoord aan.
a Hoe kent Max het verschil tussen spelen en werken?
Het wordt afgesproken met een gebaar.
Als hij een leiband om krijgt, is het werktijd.
Max mag niet spelen.
b Hoe went Max aan lawaai?
Hasse roept hard in zijn oren.
Max moet zelf veel lawaai maken.
Hasse neemt Max mee naar drukke plaatsen met veel lawaai.
Beantwoord de vragen.
a Waarom neemt Hasse Max mee naar verschillende plaatsen?
b Welke tip geeft Hasse? Waarom mag je dat niet doen?
Klaar? Maak dan oefening 6 (p. 24).
Dit is Jakub. Jakub is acht jaar oud en heeft een hele leuke hobby: hij houdt van bakken! Thuis bakt hij graag koekjes, cakes en soms zelfs taarten. Jakub vindt het leuk om zijn handen uit de mouwen te steken en iets lekkers te maken. Als hij gaat bakken, doet hij altijd zijn schort aan en wast hij goed zijn handen. Daarna pakt hij zijn ingrediënten , dus alles wat hij nodig heeft om te bakken zoals bloem, suiker, eieren en boter. Soms helpen zijn mama’s een beetje, maar meestal probeert Jakub het zelf te doen. Hij weegt alles goed af, want dat is belangrijk bij het bakken.
Jakub is altijd nieuwsgierig naar nieuwe recepten en probeert graag iets anders. Hij heeft inmiddels al verschillende soorten koekjes gebakken, van chocoladekoekjes tot knapperige havermoutkoekjes. Ook is hij erg trots op zijn zelfgemaakte taarten, die hij met veel plezier versiert. Jakub kijkt vaak naar kookprogramma’s op tv om nieuwe ideeën te krijgen voor het bakken. Of hij ontleent een receptenboek uit de bib. Soms bedenkt hij zelf leuke recepten met speciale ingrediënten, en zijn familie is altijd benieuwd naar wat hij maakt ... Soms gaat er wel eens iets mis, maar Jakub geeft niet op en probeert het gewoon nog een keer. Jakub houdt ervan om het deeg te proeven voordat het in de oven gaat. Hij vindt het zo leuk om te zien hoe zijn koekjes groter worden in de oven. Wanneer de koekjes klaar zijn, ruikt het heerlijk in huis. Jakub voelt zich dan een echte bakker! Als de koekjes zijn afgekoeld, deelt hij ze graag met zijn familie en vrienden. Iedereen zegt dat Jakub een geweldige bakker is. Hij droomt ervan om later misschien een eigen bakkerij te openen. Tot die tijd blijft Jakub thuis lekker bakken en nieuwe recepten uitproberen. Bakken is voor Jakub niet alleen een hobby, het maakt hem ook blij!
Vragen bij tekst B
Kleur in de tekst:
over wie de tekst gaat. welke hobby hij heeft. wat hij graag bakt.
wat hij doet met de afgekoelde koekjes.
Wat doet Jakub voor hij gaat bakken? Kruis de juiste antwoorden aan.
Hij kijkt in de oven.
Hij doet zijn schort aan.
Hij wast zijn handen.
Hij proeft van de koekjes.
Hij weegt alle ingrediënten goed af.
Beantwoord de vragen.
a Waar droomt Jakub van?
b Welke soorten koekjes kan Jakub zeker bakken?
c Waar haalt Jakub de inspiratie voor zijn recepten?
d Wat vinden zijn familie en vrienden van zijn baksels?
e Heb jij al eens gebakken? Wat maakte je dan? Vertel aan elkaar.
Klaar? Maak dan oefening 6 (p. 24).
a Schrijf de sleutelwoorden van jullie tekst op. Tip: Gebruik zeker de woorden die jullie kleurden in de tekst.
De titel van de tekst is:
b Vertel een andere groep over jullie tekst. Gebruik de woorden die jullie opschreven.
c Luister naar de samenvatting van een andere groep. Vul het schema aan.
Naar de hobbyclub
Stoer op het ijs
En garde!
Naam:
Hobby:
Welk voorwerp komt er bij de hobby van pas?
Een slede
Een iglo
Een langwerpig steekwapen zoals een degen of sabel
Een hoed met een veer
Twee belangrijke dingen die je hebt onthouden:
Ik doe het zelf
Zorgen voor een puppy met een missie
Een hobby om van te smullen
Naam:
Hobby:
Wat heb je zeker nodig?
Een leiband
Een witte stok
Een oven
Een witte koksmuts
Twee belangrijke dingen die je hebt onthouden:
Ik kon een andere hobby ontdekken in een informatieve tekst.
Ik kon de belangrijkste informatie uit een informatieve tekst halen.
Ik kon aan de hand van sleutelwoorden een tekst opnieuw vertellen aan een klasgenoot.
Ik kon na het beluisteren van een samenvatting de belangrijkste informatie uit de tekst opnoemen.
Ik werkte goed samen met mijn groep.
Ik kan zinnen langer maken door informatie aan te vullen.
Ik kan zinnen korter maken door informatie weg te laten.
Wat is een zin?
We spreken altijd in zinnen.
Zinnen kunnen heel kort zijn, of heel lang.
Een zin moet niet lang zijn om een boodschap over te brengen.
Beste Secretarisvogel,
Ik woon in het bos en houd veel van brieven schrijven, maar nu vraag ik me af of u eigenlijk ook van brieven schrijven houdt?
Groetjes, Eekhoorn
Beste Eekhoorn, Ja.
b Maak de zin langer door op de vragen tussen haakjes te antwoorden.
1 Nora wandelt (waar?) (met wie?).
2 Ray en Kimbo tekenen (wanneer?) (waar?) (wat?).
Maak de zin zo kort mogelijk. Schrijf de korte zin op.
1 Hij draagt altijd dezelfde trui in de winter.
2 Hiba huppelt op donderdag achterwaarts door het park met haar zus.
Vervang het gekleurde zinsdeel. Maak zo een nieuwe zin.
haar taalschrift onder haar hoofdkussen.
1 Sofia legt haar taalschrift onder haar hoofdkussen. legt onder haar hoofdkussen.
2 Op de dag van de toets draagt Bryan zijn geluksarmband.
draagt Bryan
3 Bas hangt zijn oefeningen op de muur boven zijn bed.
Bas zijn oefeningen
4 Juf Nora studeerde vroeger achterstevoren op een stoel.
Juf Nora studeerde achterstevoren .
Maak nieuwe zinnen. Je mag elk stukje meerdere keren gebruiken.
a Maak een goede zin met de gele stukjes. Je mag nog andere stukjes toevoegen.
b Kleur drie stukjes groen. Gebruik ze in een zin. Je mag nog andere stukjes toevoegen.
c Maak met de stukjes een zo lang mogelijke zin.
d Maak met de stukjes een zo kort mogelijke zin. op weg naar school spelen in de auto met kaas ik in de zetel op zaterdag met een bal de juf mijn vader dansen vrolijk om de hoek de kinderen ’s morgens
Marie gaat at in de klas slaapt kopen in een korte broek elke dag met vrienden met mama op de fiets naar de winkel een boterham gooit een snoepje naar Yassin een wedstrijd steeds
Hoe verliep
Ik kon een zin langer maken door informatie toe te voegen.
Ik kon een zin korter maken door extra informatie weg te laten.
Ik kon een zin veranderen door een stukje van de zin te vervangen.
Ik kon goede zinnen bouwen.
Ik kan alle informatie over mijn onderwerp bij elkaar brengen in een verslag. Ik kan een goed verslag schrijven om alle informatie te delen met anderen.
a Lees het voorbeeldverslag. verslag
De vrije tijd van ...
Deze week maakte ik kennis met Alba. Ik mocht mee volgen wat zij graag doet in haar vrije tijd.
W
Eerst vertel ik jullie wat meer over de hobby die ze deelt met haar zus Lucia. De twee meiden zijn namelijk allebei dol op zingen. Daarom gaan ze elke week op zaterdag naar een koor. Samen met een dertigtal andere kinderen leren ze een uur lang de allerleukste liedjes van hun dirigente. Er is ook een pianist die meespeelt en ervoor zorgt dat alles nog mooier klinkt. De koorrepetitie vliegt telkens weer voorbij.
Alba liet me ook zien wat ze graag doet wanneer ze niet naar het koor kan. Op elk vrij moment breit ze de mooiste sjaals en mutsen. Alba leerde breien van haar oma. Tegenwoordig zoekt ze ook in boeken of op het internet hoe ze moeilijkere patronen kan breien. Zo verveelt ze zich nooit.
Ik vond het boeiend om te leren over de hobby’s van Alba. Ik onthoud dat het leuk kan zijn om een hobby te delen met anderen. En dat je door veel oefenen steeds beter wordt.
het verslag wat je opschrijft over wat er gebeurd is ergens dol op zijn iets heel erg leuk vinden de tijd vliegt de tijd gaat snel voorbij boeiend interessant
b Kleur in het verslag: de inleiding het midden. het slot.
c Welk deel heb je niet gekleurd?
W de inleiding begin van een tekst dat kort vertelt waarover de tekst zal gaan
Bekijk jouw fragment en beantwoord de vragen.
a Welke bijzondere hobby hebben deze kinderen? Vul aan.
Ze oefenen bij de
b Welke naam uit het hobbyhuisje heb je herkend?
c Wat oefenen ze? Kruis alle juiste antwoorden aan.
Blussen
Brandweerwagens versieren
Op ladders klimmen
Koken voor de brandweerlui
Oude dametjes bevrijden
Slangen uitrollen
Met water spuiten
d Waarom willen ze later brandweerman of -vrouw worden?
e Wat zouden jullie graag leren bij de brandweer? Bespreek.
a Wie zien we in het filmpje?
b Wat doen ze?
Tijdens hun wandelingen
c Welk materiaal gebruiken ze?
d Waarom doen ze dat? Kruis alle juiste antwoorden aan.
Ze zijn graag in de buitenlucht.
Ze moeten dat verplicht doen als huiswerk.
Ze willen de wereld mooier en properder maken.
Ze willen dat de speelpleinen veilig zijn.
Ze gaan niet graag naar speelpleinen.
e Wat vinden jullie van deze hobby? Bespreek.
f Hoe kun je ervoor zorgen dat er minder afval op straat komt?
Volg het stappenplan om een goede inleidingvoor jullie verslag te schrijven.
STAP 1: Schrijf jullie thema in het kader.
Voeg sleutelwoorden toe met wat jullie leerden en ontdekten over jullie thema.
{nieuwe tekening TL3_TS_TH7_ L10_brandweerjongen_en_ mooimakers } volgt later
STAP 2: Bedenk een titel voor jullie verslag.
We bedachten een goede titel.
Onze titel is kort.
Onze titel vertelt waarover de tekst zal gaan.
STAP 3: Vul het kader over jullie thema aan.
Naar de hobbyclub
In les 5 lazen wij een tekst over
Haar/zijn hobby is .
Het filmpje dat we zagen ging over
Haar hobby is
Ik doe het zelf
In les 5 lazen wij een tekst over
Dit doet zij/hij graag:
Het filmpje dat we zagen ging over
Dit doen zij in hun vrije tijd: .
STAP 4: Schrijf jullie inleiding.
Schrijf de antwoorden uit stap 3 in goede zinnen. De eerste en de laatste zin staan er al.
In het thema ‘eigenZINnig’ werkten we rond
In dit verslag vertellen we je meer over hun hobby.
STAP 5: Kijk jullie inleiding na. Gebruik de tips.
Waar letten we op?
Onze inleiding is geschreven in goede zinnen. Onze zinnen beginnen met een hoofdletter. Elke eigennaam begint met een hoofdletter. Punten, komma’s en andere leestekens staan op de juiste plaats.
STAP 6: Lees jullie inleiding voor aan een andere groep met hetzelfde onderwerp. Verbeter waar nodig.
STAP 7: Schrijf jullie inleiding op het blad.
Noteer de schrijftip waaraan jij volgende les gaat denken.
Maak een tekening bij je verslag in het kader op het blad.
Hoe verliep de les voor jou?
Ik kon antwoorden op vragen bij een filmfragment.
Ik herkende de inleiding, het midden en het slot in een verslag.
Ik kon zelf een inleiding schrijven met behulp van vragen.
Ik werkte goed samen met mijn groep.
Ik kan alle informatie over mijn onderwerp bij elkaar brengen in een verslag.
Ik kan een goed verslag schrijven om alle informatie te delen met anderen.
Schrijf het vervolg van jullie verslag. Volg het stappenplan.
STAP 1: Bekijk jullie antwoorden bij oefening 2 op p. 32-33. Schrijf ze hieronder opnieuw op in goede zinnen.
Eerst vertellen we meer over
STAP 2: Bekijk jullie antwoorden bij oefening 3 tot en met 5 op p. 17-23. Schrijf ze hieronder opnieuw op in goede zinnen.
We vertellen ook iets over
STAP 3: Lees de zinnen van stap 1 en 2 achter elkaar. Kijk jullie antwoorden na met behulp van de tips.
Waar letten we op op?
Wij kijken zelf na. Een andere groep kijkt na.
Onze zinnen beginnen met een hoofdletter. Eigennamen schreven we met een hoofdletter. Punten, komma’s en andere leestekens staan op de juiste plaats.
Alle woorden zijn juist geschreven.
Niet elke zin begint met hetzelfde woord. We schreven iets over beide hobby's. Als we alle antwoorden na elkaar lezen, hebben we een vlotte tekst.
STAP 4: Zoek een groep met hetzelfde onderwerp: – Lees elkaars tekst na met behulp van dezelfde tips. – Schrijf een top en een tip voor de andere groep.
Top:
Tip:
STAP 5: Pas jullie zinnen aan als dat nodig is. Schrijf het tweede stuk van jullie verslag op het blad.
STAP 6: Geef jullie mening over het thema en schrijf het slot van jullie verslag. Naar de hobbyclub
We onthouden
We vinden die hobby’s leuk / sportief / origineel / moeilijk / ... , want W de mening wat jij over iets denkt, wat jij ergens van vindt
Ik doe het zelf
We onthouden
We vinden die hobby's leuk / creatief / origineel / moeilijk / ... , want
STAP 7: Schrijf die zinnen onder elkaar op het blad bij ‘slot’.
Bedenk enkele quizvragen bij jullie verslag.
2 3 4
Hoe verliep de les voor jou?
Ik kon een tekst maken door te antwoorden met een goede zin.
Ik kon een slot aan mijn tekst schrijven.
Ik kwam veel te weten over mijn thema en kon er vlot over vertellen.
Ik werkte goed samen met mijn groep.
Ik kan verschillende zinnen herkennen en bedenken. Ik kan het juiste leesteken gebruiken.
Wie zegt wat? Noteer het juiste cijfer in elke spreekballon.
1
O nee! Kijk uit!
Brengt een zwarte kat ook ongeluk? 2
Ook niet op vrijdag de dertiende? Dat is toch een ongeluksdag? 3
Ja, maar nu zijn we thuis. Hier kan ons niets overkomen. 4 Geloof jij dat?
Ai! Snel weg hier!
Ach nee, dat is maar bijgeloof.
Onder een ladder lopen brengt ongeluk. 6
Eek! Een muis! Ga weg, muis! De muis is weg.
Hoe heet jij, muisje?
de uitroep de vraag het bevel de mededeling
Luister naar de zin. Schrijf het nummer op de juiste plaats.
Eek! Een muis! Hoe heet jij, muisje? Ga weg, muis! De muis is weg.
Schrijf een passende zin in de tekstballon. Het leesteken staat er al.
Schrijf een zin. Gebruik het juiste leesteken.
1 Vraag aan je mama of je een snoepje krijgt.
2 Zeg aan die vervelende jongen dat hij moet stoppen met stampen.
3 Roep dat je jarig bent.
4 Vertel dat je op reis gaat naar Spanje.
5 Vraag aan de juf of je naar het toilet mag.
6 Dit roep je als je in een hondendrol stapt.
a Zet achter elke zin het juiste leesteken.
1 Lieverd, kun je het zout terugzetten
2 Jij mag het zout terugzetten
3 Niet spelen met het zout
4 Zout neer Nu
b Hoe word jij het liefste aangesproken? Omcirkel die zin.
Hoe verliep de les voor jou?
Ik kon verschillende soorten zinnen herkennen.
Ik kon het juiste leesteken plaatsen aan het einde van een zin.
Ik kon zinnen op de juiste manier lezen.
Ik wist welk soort zin ik gebruik om iets te vragen, iets te vertellen of om iemand te zeggen wat hij moet doen.
Ik kan met plezier een lied in dialect meezingen.
a Beluister de woorden in het dialect.
b Oefen de woorden met je partner.
Hoe verliep de les voor jou?
Ik probeerde woorden in een ander dialect uit te spreken.
Ik zong het lied mee met de klasgroep.
Ik oefende de dialectwoorden en hun betekenis in met mijn partner.
Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken.
Lees de zinnen.
a Kleur de zinnen:
waarin iets anders staat dan wat er bedoeld wordt.
1 Het is altijd hetzelfde liedje.
2 Marieke zingt twee keer na elkaar hetzelfde liedje.
3 De vogel vliegt door de lucht.
4 Tijdens de turnles vliegt de tijd.
5 Timo ligt op zijn boot onder het zeil.
6 Timo gaat onder zeil.
b Schrijf onder de gekleurde zinnen wat er bedoeld wordt.
Waar ben jij dol op?
Lees de teksten.
In deze tekst vertel ik over mijn reis naar de Noordpool. Ik ging daarnaartoe om te onderzoeken hoe ijsberen aan eten komen.
Nederlanders vieren feest als hun koning jarig is.
Ze trekken dan allemaal oranje kleren aan. Ze zetten ook oranje pruiken op. Ik vind dat maar een vreemde gewoonte.
a Onderstreep in elke tekst minstens drie sleutelwoorden.
b Vul het nummer van de juiste tekst in.
Tekst is een stukje van een verslag.
In tekst wordt een mening gegeven.
Tekst is een inleiding.
c Welke tekst lijkt jou interessant? Waarom?
Verbind de stukken zin die bij elkaar horen.
Als iets stuk is,
Als je iets interessant vindt,
Iets wat bijna nooit gebeurt,
Om een website of computerprogramma te maken,
Als je zegt wat jij ervan vindt,
moet je kunnen programmeren. komt zelden voor. kun je het repareren. geef je je mening. is het boeiend.
Lees de zinnen.
a Onderstreep de meningen.
1 De school begint om half negen.
2 Rekenen is moeilijk.
3 Juf is aardig.
4 Je schrijft met een pen.
5 Buitenspelen is leuk.
b Kleur de mening(en): waarmee jij het eens bent.
Waar erger jij je mateloos aan? Waarom?
Hoe verliep de les voor jou?
Ik kon woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken.
Ik wist dat zinnen soms iets anders betekenen dan wat er eigenlijk staat.
Ik werkte goed samen met mijn partner.
Geef wat bij elkaar hoort dezelfde kleur.
schermen Kobe voorwerpen verzamelen Hasse
zit bij de jeugdbrandweer
bakken maakt de straten mooi sledge hockey
iemand anders spelen Felicia voor een geleidehond zorgen juf Nora