Hoofdstuk
2
is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
Wie
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
1 Toepassingsvoorwaarden
De wetgever heeft het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting duidelijk afgebakend (via art. 2, § 1, 5° a en b en art. 179 WIB 1992). Daaruit blijkt dat alle vennootschappen, inrichtingen of verenigingen aan de vennootschapsbelasting onderworpen worden wanneer tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1 rechtspersoonlijkheid bezitten;
2 in België gevestigd zijn;
3 zich bezighouden met een exploitatie van een onderneming of met winstgevende verrichtingen;
4 en niet uitdrukkelijk van de vennootschapsbelasting uitgesloten zijn.
Als aan een van de voorwaarden niet is voldaan, is de rechtspersoon niet onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Afhankelijk van de feitelijke toestand worden de inkomsten van die rechtspersoon belast in de rechtspersonenbelasting (RPB) bij gebrek aan winstoogmerk of in de belasting der niet-inwoners (BNI), als hun vestiging niet in België ligt of in de personenbelasting (PB) in hoofde van de individuele leden.
De eerste drie voorwaarden van belastbaarheid bespreken we hierna elk afzonderlijk.
1.1 Rechtspersoonlijkheid
Enkel een vennootschap of vereniging met rechtspersoonlijkheid kan aan de vennootschapsbelasting onderworpen worden. Dit betekent dat ze een afzonderlijke juridische entiteit vormt met eigen rechten en plichten, afgescheiden van die van haar vennoten of leden. Rechtspersoonlijkheid wordt verleend op basis van een wetsartikel uit de Belgische of buitenlandse wetgeving. De beoordeling van deze eerste voorwaarde is dan ook een rechtskwestie.
Rechtspersoonlijkheid kan worden beoordeeld vanuit het Belgisch vennootschapsrecht of vanuit het buitenlands vennootschapsrecht dat haar beheerst of op basis van een vergelijkbare rechtsvorm.
1.1.1 Belgische vennootschappen
1 Het Belgisch vennootschapsrecht (art. 1:5 WVV) kent rechtspersoonlijkheid toe aan de volgende vennootschapstypes:
– de vennootschap onder firma (vof),
de gewone commanditaire vennootschap (commv),
– de besloten vennootschap (bv),
– de coöperatieve vennootschap (cv),
de naamloze vennootschap (nv),
– de Europese vennootschap (se)
– de Europese coöperatieve vennootschap (sc)
Het WVV erkent ook het Europees economisch samenwerkingsverband (eesv) als een rechtspersoon.
Deze binnenlandse vennootschappen verkrijgen hun rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat ze hun oprichtingsakte neerleggen op de griffie van de ondernemingsrechtbank.
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
2 Verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s) die zijn opgericht volgens de wettelijke vorm- en publicatievoorwaarden. Een vzw bezit rechtspersoonlijkheid vanaf de publicatie van de statuten, de namen en de adressen van de beheerders in het Belgisch Staatsblad.
3 Bepaalde openbare instellingen, instellingen van openbaar nut en beroepsverenigingen kunnen op grond van bijzondere wetsbepalingen rechtspersoonlijkheid verkrijgen.
1.1.2 Uitgesloten van rechtspersoonlijkheid
Sommige lichamen worden fiscaal geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten (art. 29, § 1 en § 2 WIB 1992) waardoor ze niet onder de vennootschapsbelasting vallen. Het zijn:
– feitelijke verenigingen;
maatschappen zonder rechtspersoonlijkheid
– landbouwondernemingen die niet kiezen voor de vennootschapsbelasting;
– Belgische economische samenwerkingsverbanden (esv);
verenigingen van mede-eigenaars (art. 577-5 B.W.), bv. in appartementsgebouwen.
Vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid worden fiscaal transparant behandeld (art. 29 §1 WIB 1992), d.w.z. dat hun inkomsten geacht worden rechtstreeks toe te komen aan hun vennoten of leden. De individuele leden van zo’n vereniging of lichaam worden op hun deel van de winst belast in het belastingstelsel dat op hen van toepassing is (personenbelasting, vennootschapsbelasting of rechtspersonenbelasting).
VOORBEELD
Ziekenhuisgeneesheren (zowel natuurlijke personen als bv’s) verenigen zich vaak feitelijk in artsenmaatschappen (zgn. honorariapools). Een artsenmaatschap heeft als associatie geen rechtspersoonlijkheid. De daar gerealiseerde inkomsten worden belast in hoofde van de individuele leden (Parl. Vr. nr. 701, mevr. Pieters, 17 maart 2005).
1.1.3 Buitenlandse vennootschappen
Voor een in het buitenland opgerichte vennootschap en vereniging wordt de rechtspersoonlijkheid bepaald door het buitenlands vennootschapsrecht dat haar beheerst.
VOORBEELD
Een in Zwitserland opgerichte vennootschap wordt ook in België als rechtspersoon aangemerkt als haar gekozen rechtsvorm in Zwitserland rechtspersoonlijkheid bezit.
1.2 Fiscale woonplaats in België
De tweede voorwaarde voor onderwerping aan vennootschapsbelasting vereist dat de bedoelde vennootschappen en verenigingen hier hun fiscale woonplaats hebben. Ze moeten met andere woorden hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer in België hebben.
WVV: statutaire zetel
Het nieuwe Belgische vennootschapsrecht knoopt de nationaliteit vast aan de plaats van de statutaire zetel. Voortaan zal een vennootschap worden beheerst door het vennootschapsrecht van het land waarin zij haar statutaire zetel heeft.
Fiscaal: werkelijke zetel
De statutaire zetelleer uit het WVV werkt niet door op fiscaal vlak. Fiscaal houdt men vast aan de zetel van werkelijke leiding. M.a.w. voor de toepassing van de vennootschapsbelasting wordt verder gebruik gemaakt van de werkelijke zetelleer.
Determinerend voor het bepalen van het fiscale inwonerschap is en blijft de plaats waar de werkelijke zetel van bestuur van de vennootschap is gelegen. Ligt deze in België, dan is er sprake van een binnenlandse vennootschap.
Een vennootschap naar buitenlands recht met haar haar statutaire zetel in het buitenland, zal dus toch onderworpen worden aan de Belgische vennootschapsbelasting indien haar werkelijke leidingsplaats in België ligt. Maar zij zal niet langer door het Belgische vennootschapsrecht worden beheerst maar door het recht van het land van haar statutaire zetel.
VOORBEELD
Neem een Nederlandse bv met haar statutaire zetel in Nederland, maar die in realiteit geleid wordt vanuit België. Zij valt onder het Nederlands vennootschapsrecht maar is onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting.
Het WIB 1992 wijst de werkelijke zetel aan, die de fiscale woonplaats van een vennootschap bepaalt, als zijnde “haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer” (zie de definitie van “binnenlandse vennootschap” in artikel 2, § 1, 5°, b, WIB 1992).
Wettelijk vermoeden met tegenbewijs
De wetgever heeft evenwel een wettelijk vermoeden ingebouwd. Als een vennootschap haar statutaire zetel in België heeft, ontstaat er een vermoeden van Belgische belastingplicht behoudens tegenbewijs (art. 2, § 1 5° b lid 2 WIB 1992). Met statutaire zetel wordt de officiële zetel bedoeld zoals vermeld in de statuten. Zowel de vennootschap als de fiscus kunnen dat tegenbewijs leveren door aan te tonen dat de fiscale woonplaats van de vennootschap in een ander land dan België is gevestigd volgens de fiscale wetgeving van dat andere land.
Voornaamste inrichting
Met voornaamste inrichting bedoelt men de plaats van waaruit de vennootschap werkelijk wordt bestuurd of geleid. Het is daar waar de voornaamste directie- en beheersorganen verenigd zijn, waar de centrale boekhouding en dergelijke gevestigd zijn. Het begrip zetel van bestuur is synoniem voor de voornaamste inrichting en duidt ook de werkelijke leidingszetel aan, ongeacht de plaats waar de werkzaamheden worden uitgeoefend.
De beoordeling van de vestigingsplaats is dikwijls een feitenkwestie waarbij de volgende elementen een rol spelen:
– de plaats waar de algemene vergaderingen worden gehouden;
– de plaats waar de raad van bestuur gewoonlijk bijeenkomt;
het adres waarop de briefwisseling gebeurt;
– de plaats waar de boekhouding wordt gehouden;
– de plaats waar de gevolmachtigde zijn activiteit uitoefent.
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
Het loutere feit dat een vennootschap in het buitenland wordt opgericht en daar haar maatschappelijke zetel heeft, volstaat niet om aan Belgische vennootschapsbelasting te ontsnappen.
In de praktijk zorgen de ‘postbusvennootschappen’ voor problemen. Het zijn vennootschappen die om fiscale redenen zijn opgericht in belastingparadijzen (bv. Panama, Jersey, Dubai enz.). Als de administratie kan aantonen dat die vennootschappen naar vreemd recht in principe vanuit België worden bestuurd, zijn dergelijke vennootschappen in België belastbaar.
VOORBEELD
Een naar Luxemburgs recht opgerichte holdingvennootschap valt onder de Belgische vennootschapsbelasting omdat de fiscus met feitelijke gegevens kon bewijzen dat ze in werkelijkheid vanuit België werd bestuurd. Men steunde daarbij op elementen zoals de briefwisseling die altijd vanuit België vertrok en de gevolmachtigde die zijn activiteit in België uitoefende.
Als de maatschappelijke zetel of voornaamste inrichting in het buitenland gevestigd is, worden de in België gerealiseerde inkomsten (via hun vaste inrichting) onderworpen aan de belasting der niet-inwoners (BNI).
Voorbeelden van bedrijven die onder de BNI vallen: Phenol Chemie uit de Antwerpse haven, het distributiecentrum van Nike in Laakdal.
1.3 Exploitatie van een onderneming of winstgevende verrichtingen
De derde voorwaarde voor onderwerping aan de vennootschapsbelasting houdt in dat de vennootschap een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met winstgevende verrichtingen.
Het exploiteren van een onderneming wil zeggen dat een nijverheids-, handels- of landbouwbedrijf op duurzame wijze wordt uitgebaat met de bedoeling winst te behalen.
Met winstgevende verrichtingen bedoelt men nijverheids-, handels- of landbouwactiviteiten die – zelfs als ze zonder winstoogmerk worden gesteld – winsten opleveren en door hun herhalend karakter een winstgevende bezigheid uitmaken.
Rechtspersonen die zich niet met een exploitatie of winstgevende verrichtingen bezighouden, worden belast in de rechtspersonenbelasting (RPB).
In de praktijk ontstaan de meeste discussies over de vraag of een vzw al dan niet in realiteit een winstoogmerk nastreeft en dus aan de vennootschapsbelasting moet onderworpen worden. De activiteiten die een vzw uitoefent, vormen daarbij het doorslaggevende criterium om uit te maken of de vereniging onder de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting valt.
VOORBEELD
Wanneer een vzw een cafetaria exploiteert die constant voor het grote publiek toegankelijk is en die veel hogere inkomsten oplevert dan de opbrengsten uit haar onbaatzuchtige activiteit, is ze aan de vennootschapsbelasting onderworpen.
2 Uitgesloten rechtspersonen
Hoewel ze in principe aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden sommige rechtspersonen uitdrukkelijk uit het toepassingsveld van de vennootschapsbelasting gesloten en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen. We onderscheiden hierbij drie categorieën van rechtspersonen.
2.1 Onvoorwaardelijk uitgesloten rechtspersonen
Een aantal rechtspersonen wordt uit de vennootschapsbelasting gesloten zonder enige voorwaarde of voorafgaand onderzoek (art. 180 en art. 220, 2° WIB 1992):
– (de in art. 180, 1° WIB 1992 bepaalde) intercommunales, samenwerkingsverbanden, projectverenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen die de uitbating doen van een ziekenhuis, verzorgingsinrichting, bejaardentehuis of een instelling die oorlogsslachtoffers, mindervaliden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaat;
– de Delcredere;
Belgische maatschappij voor de Financiering van de Nijverheid;
– Participatiefonds;
Vlaamse en Waalse vervoermaatschappij en hun autonome exploitatie-entiteiten;
– maatschappij voor intercommunaal vervoer in Brussel;
– waterzuiveringsmaatschappijen;
vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk Enabel, Belgisch Ontwikkelingsagentschap;
– naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel;
– vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk APETRA.
Intercommunales
In artikel 180, 1° WIB 1992 worden welbepaalde intercommunales, samenwerkingsverbanden, project verenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen uitdrukkelijk uit de vennootschapsbelasting gesloten. Buiten die bevoorrechte types zullen alle andere intercommunales worden belast in de vennootschapsbelasting als zij een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden.
Havenbedrijven
Havenbedrijven met economische activiteiten worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Havens zijn voortaan enkel nog aan de RPB onderworpen als zij geen onderneming uitbaten of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard (art. 220, 3° WIB 1992).
2.2 Voorwaardelijk uitgesloten rechtspersonen
Vzw’s en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven, worden eveneens uit de vennootschapsbelasting gesloten op voorwaarde dat ze zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighouden met verrichtingen in de ‘ bevoorrechte domeinen’. Die bevoorrechte gebieden zijn door de wetgever opgesomd (art. 181 WIB 1992). Het gaat om:
– beroepsverenigingen;
erkende sociale werkgeverssecretariaten;
– sociale verzekeringskassen;
– niet-commerciële onderwijsinrichtingen;
organisatoren van handelsbeurzen;
– erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
– erkende beschutte werkplaatsen;
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
instellingen erkend voor de toepassing van giften en om bepaalde redenen niet-erkende instellingen die eenzelfde werkzaamheid uitoefenen;
– instellingen die onder de wet op de ziekenhuizen vallen en andere inrichtingen voor gezondheidszorg tenzij zij werkelijk winst nastreven.
De belastingadministratie beoordeelt het ‘uitsluitend of hoofdzakelijk’ actief zijn in die bevoorrechte gebieden aan de hand van een vergelijking tussen de inkomsten van activiteiten die zich binnen het maatschappelijk doel situeren en de inkomsten van winstgevende activiteiten die buiten dat maatschappelijk doel vallen.
2.3 Toegelaten verrichtingen
Vzw’s en andere rechtspersonen zonder winstoogmerk kunnen ook buiten de vennootschapsbelasting blijven als ze zich beperken tot bepaalde toegelaten verrichtingen (art. 182 WIB 1992). Die toegelaten verrichtingen worden door de wet als niet-winstgevend beschouwd om te voorkomen dat vzw’s in de vennootschapsbelasting zouden belanden door sporadisch uitgeoefende winstgevende activiteiten. De volgende verrichtingen worden toegelaten:
2.3.1 Alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen
(art. 182, 1° WIB 1992)
Hiermee bedoelt men verrichtingen die niet zo dikwijls herhaald worden dat ze een ‘bezigheid’ vormen, zoals het jaarlijks organiseren van een bal of het sporadisch inrichten van een tombola om geld in te zamelen voor de vzw.
2.3.2 Het beleggen van fondsen ingezameld binnen de statutaire opdracht
(art. 182, 2° WIB 1992)
Hieronder verstaat men beleggingsoperaties in onroerende of roerende goederen die geacht worden tot het normale beheer van een privévermogen te behoren.
2.3.3 Verrichtingen die slechts bijkomstig op nijverheids-, handelsof landbouwverrichtingen betrekking hebben of niet volgens nijverheids- of landbouwmethoden worden uitgevoerd
(art. 182, 3° WIB 1992)
Deze uitzondering is gecreëerd om de vzw’s met een statutair doel van zuiver filantropische, religieuze, culturele of caritatieve aard uit te sluiten van de vennootschapsbelasting.
De beoordeling van deze verrichtingen is een feitenkwestie. De belastingadministratie neemt de volgende beoordelingscriteria in overweging:
– de aard van de clientèle;
– het voeren van reclame;
de aard van de inkomsten;
– de gebruikte beheersmethoden;
de financieringsmiddelen enz.
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
VOORBEELD 1
Een vzw die een Oxfam-wereldwinkel uitbaat en over een verkoopsruimte beschikt, is niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen (Brussel, 21 juni 2006). Het verkopen van producten uit derdewereldlanden is slechts bijkomstig t.o.v. de onbaatzuchtige hoofdwerkzaamheden van de vzw, zijnde het bekomen van eerlijke handelsverhoudingen en het stoppen van uitbuiting, samen met de sensibilisering van deze problematiek.
VOORBEELD 2
Een vzw die jaarlijks een groot muziekfestival organiseert met internationaal gerenommeerde artiesten, en daarnaast ook kleinere soortgelijke festivals verzorgt, is onderworpen aan de vennootschapsbelasting (Rb. Antwerpen, 1 oktober 2010). De activiteit van de vzw is een winstgevende bezigheid: activiteit over het hele jaar, inschakelen van commerciële organisaties voor de meeste onderdelen van het festival en aanzienlijke winsten realiseren door de commerciële festivaluitbating en door de hoge inkomprijzen.
Bij het onlinemateriaal kun je meer voorbeelden over deze uitzondering voor vzw’s vinden.
3 Denkschema
In de Belgische inkomstenbelasting kunnen rechtspersonen onderworpen worden aan de vennootschapsbelasting (VenB.), de rechtspersonenbelasting (RPB) of de belasting van niet-inwoners (BNI).
Volgende vragen moeten achtereenvolgens beantwoord worden:
Ligt de fiscale woonplaats NEEN belasting van niet-inwoners in België?
JA
Bezit ze rechtspersoon- NEEN belasting in hoofde van de leden lijkheid?
JA
Houdt ze zich bezig met exploitatie of met winst- NEEN rechtspersonenbelasting gevende verrichtingen?
JA
vennootschapsbelasting
4 Overgang van rechtspersonenbelasting naar vennootschapsbelasting
De rechtspersonenbelasting en de vennootschapsbelasting zijn beide inkomstenbelastingen, maar verschillen grondig in aard en toepassingsgebied.
De vennootschapsbelasting is een globale winstbelasting terwijl de rechtspersonenbelasting een analytische belasting is waarin enkel limitatief opgesomde inkomsten belastbaar zijn. De rechtspersonenbelasting wordt dan ook voorbehouden aan de Staat en zijn organen, een aantal limitatief in de wet opgesomde publieke rechtspersonen en in principe alle andere Belgische rechtspersonen die geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of ingevolge art. 181 en 182 WIB 1992 niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen.
De gevolgen van de overgang van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting zijn geregeld via art. 184quinquies WIB 1992 (zie ook circulaire 2023/c/36 dd. 21 maart 2023).
5 Overgang van vennootschapsbelasting naar rechtspersonenbelasting
De wetgever heeft de fiscale gevolgen geregeld van de overgang die een rechtspersoon maakt van de vennootschapsbelasting naar de RPB (art. 210/1 WIB 1992).
Vrijgestelde reserves en latente meerwaarden die op het ogenblik van de overgang van de VenB. naar de RPB bestaan, worden belastbaar doordat de art. 208 en 209 WIB 1992 van toepassing zijn op de overgang. Men kan wel kiezen om de belasting gespreid te betalen.
De belastbare grondslag omvat niet het gedeelte van de vrijgestelde reserves en de latente meerwaarden die nog werden aangelegd tijdens een boekjaar verbonden met een aanslagjaar waarvoor de rechtspersoon niet aan de vennootschapsbelasting was onderworpen. Hiermee komt de wetgever tegemoet aan bijvoorbeeld bepaalde vzw’s die onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting en die op basis van de taxshelterregeling voor audiovisuele werken of podiumwerken tijdelijk de overstap moeten maken naar de vennootschapsbelasting om dan later opnieuw terug te keren naar de rechtspersonenbelasting (art. 210/1 WIB 1992 en art. 413/1, § 1, al. 1, 6° WIB 1992).
6 Bijzondere entiteiten
6.1 De erkende landbouwonderneming (erkende LO)
In het WVV is de landbouwvennootschap als rechtsvorm afgeschaft en vervangen door de mogelijkheid voor een vof, commv, bv of cv om erkend te worden als ‘landbouwonderneming’ overeenkomstig art. 8:2 WVV. Op die manier kunnen nog de voordelen genoten worden die het statuut van landbouwvennootschap met zich bracht (inzonderheid wat betreft de toepassing van de Pachtwet, art. 8:3 WVV).
Enkel als de erkende landbouwonderneming de rechtsvorm van een vof of een commv aanneemt (VOFLO en CommVLO), wordt zij fiscaal transparant behandeld, tenzij zij uitdrukkelijk opteert voor de onderwerping aan de vennootschapsbelasting (art. 29 §2, 2° WIB 1992).
Een bv en cv die erkend zijn als landbouwonderneming (BVLO en CVLO) , zijn steeds onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
Keuze voor onderwerping aan de vennootschapsbelasting Onder bepaalde voorwaarden kan de erkende landbouwonderneming als vof of commv kiezen voor de fiscale rechtspersoonlijkheid waardoor haar resultaat in de vennootschapsbelasting belast wordt (art. 12-16 KB/WIB 1992).
Om geldig te kunnen kiezen voor de vennootschapsbelasting, moet de landbouwvennootschap op de eerste dag van het boekjaar waarvoor haar keuze geldt:
ten minste drie vennoten tellen; – een maatschappelijk kapitaal van minimaal 30 950,00 EUR hebben.
6.2 De erkende coöperatieve vennootschap (erkende cv)
De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cv) wordt enkel nog voorbehouden aan vennootschappen die een onderneming voeren op basis van het coöperatief gedachtegoed.
Een erkende cv is aan de vennootschapsbelasting onderworpen.
6.3 De erkende sociale onderneming (cv erkend als so)
Een coöperatieve vennootschap (cv) kan erkend worden als sociale onderneming overeenkomstig artikel 8:5 WVV mits een aantal voorwaarden worden nageleefd. Op die manier kan zij nog bepaalde voordelen blijven genieten zoals de regionale gunststelsels ter bevordering van de tewerkstelling (o.a. de tegemoetkomingen bij tewerkstelling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen in de sociale inschakelingseconomie).
Erkenningsvoorwaarden
Erkenning als sociale onderneming door een cv (cv erkend als so) is mogelijk op voorwaarde dat:
1 de activiteit van de coöperatieve vennootschap (cv) hoofdzakelijk tot doel heeft een positieve maatschappelijke impact te bewerkstelligen op de mens, het milieu of de samenleving,
2 het enige vermogensvoordeel dat zij uitkeert aan haar aandeelhouders niet hoger mag zijn dan een bij KB vastgestelde rentevoet (= een wettelijk beperkt dividend) en
3 bij vereffening aan het overblijvende vermogen een bestemming wordt gegeven die zo dicht mogelijk aansluit bij haar voorwerp als sociale onderneming (art. 8:5 WVV).
6.4 Het economisch samenwerkingsverband (esv)
Het WVV laat het economisch samenwerkingsverband (esv) gefaseerd uitdoven, waarbij het omgezet kan worden in een vof. Net zoals de landbouwvennootschap werd het esv in het verleden transparant belast (art. 29, § 2, 4° WIB 1992).
Om het status quo te behouden blijft de fiscale transparante belasting gelden voor de in een vof omgezette esv op voorwaarde dat de activiteiten van de vof uitsluitend tot doel hebben om de economische bedrijvigheid van haar vennoten te vergemakkelijken of te ontwikkelen, dan wel de resultaten van die bedrijvigheid te verbeteren of te vergroten. Daarenboven moet de bedrijvigheid van de vof aansluiten bij deze van haar vennoten en van ondergeschikte betekenis zijn.
Hoofdstuk 2 Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting?
Een esv mag geen aandelen houden en mag zich ook niet mengen in de uitoefening van de bedrijvigheid van zijn leden.
6.5 Ofp’s
De organismen voor de financiering van pensioen (zgn. ofp’s) zijn ook onderworpen aan de vennootschapsbelasting. De belastbare grondslag van deze pensioenfondsen wordt vastgesteld in toepassing van art. 185bis WIB 1992.