2 minute read

2.4.4 Kwaliteitsbewaking

Next Article
Woordenlijst

Woordenlijst

Hoofdstuk 5 Behandelingsmodaliteiten

ingrijpen bij problemen (bv. een patiënt die beweegt of die het benauwd krijgt) door de bestraling onmiddellijk stop te zetten en in de behandelruimte bij de patiënt de nodige acties te ondernemen.

- Opvolging tijdens de therapie

Wanneer de patiënt opeenvolgende bestralingen krijgt, kan hij acute nevenwerkingen ontwikkelen. Aangezien de verpleegkundige of technoloog de patiënt elke sessie ziet, behoort het tot zijn taken de patiënt te observeren en te bevragen over mogelijke klachten. Nevenwerkingen moeten tijdig aan de arts gerapporteerd worden en moeten verder opgevolgd worden. Ook zijn er vaste consultaties voorzien waarbij de patiënt de arts kan raadplegen.

In veel centra staan de verpleegkundigen of technologen in voor het observeren van de bestraalde huid en huidplooien, de huidverzorging en het geven van advies met betrekking tot preventieve maatregelen.

Patiënten kunnen een beroep doen op het advies, de steun en de begeleiding van een psycholoog, sociaal assistent, seksuoloog en een diëtist. Toch moeten ook de verpleegkundigen of technologen alert zijn voor signalen die de patiënt over zijn gemoedstoestand geeft. Een luisterend oor, eventueel advies of het doorverwijzen naar deskundigen dragen bij tot de kwaliteit van de behandeling.

In bepaalde centra bestaat er een verpleegkundig spreekuur, dat al dan niet wekelijks plaatsvindt. Tijdens dat spreekuur komt een verpleegkundige of technoloog die een bepaalde pathologie opvolgt langs bij de patiënt. Bepaalde parameters worden dan nagegaan en genoteerd in het patiëntendossier.

De toestellen zijn uitgerust met een verificatiesysteem. Het systeem zal het toestel bepaalde vooraf ingebrachte gegevens gedeeltelijk automatisch laten uitvoeren. Deze gegevens komen uit het bestralingsplan en bevatten onder andere veldparameters en toestelparameters. Het systeem controleert de correcte uitvoering van die gegevens en registreert ze nadien. Daarnaast registreert dit systeem automatisch de toegediende bestralingsdosis per sessie. Het inbrengen van de nodige gegevens wordt vaak uitgevoerd door verpleegkundigen of technologen, maar dat kan variëren van centrum tot centrum. Voor elke bestralingssessie wordt er aan controlebeeldvorming gedaan, om de positie van de patiënt te vergelijken met de positie van de CT-simulator. Deze vergelijking wordt positieverificatie of matching genoemd. De beeldvorming kan voor, tijdens of na de therapie uitgevoerd worden. Indien ze voorafgaand aan de therapie plaatsvindt, kunnen er na de positieverificatie tafelverschuivingen worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de patiënt nog nauwkeuriger wordt bestraald. Deze vorm van beeldgestuurde radiotherapie wordt IGRT of image guided radiation therapy genoemd. Moderne lineaire versnellers zijn uitgerust met een cone beam-CT-systeem.

Hoofdstuk 5 Behandelingsmodaliteiten

Figuur 14 Cone beam-CT-systeem (A foto 15)

Dit systeem kan gebruikmaken van röntgenstralen uit de bestralingskop of vanuit een op het toestel gemonteerde röntgenbron. Deze ‘externe’ röntgenbuis met bijbehorende beelddetector wordt het OBI-systeem genoemd (on board imaging device). De stralen vanuit de bestralingskop worden opgevangen via de EPID-detector (electronical portal imaging device). Het cone beam CT-systeem maakt CT-beelden van de patiënt in bestralingshouding voordat de bestralingssessie begint. Tegenwoordig is dit de meest voorkomende vorm van beeldvorming om het doelvolume en het omliggende gezonde weefsel zo volledig mogelijk te visualiseren en te evalueren op bestraalbaarheid. Via de lineaire versnellers is er ook de mogelijkheid om stationaire beeldvorming te nemen op basis van kilovolt (kV)- en megavolt (MV)-röntgenstralen. Die beelden worden vanuit een bepaalde hoek genomen om het letsel te kunnen matchen.

Figuur 15a In het frontale vlak (A foto 13a) Figuur 15b In het sagittale vlak (A foto 13b)

This article is from: