les
Het was … : verleden tijd en 2 voltooid deelwoord verleden tijd gebruiken
persoon, getal, stam, uitgang inzetten voltooid deelwoord vormen
r
gepaste tijd bij communicatie kiezen
Weet je het nog? OPDRACHT 1
Lees de tekst. Beantwoord daarna de vragen.
aa
1
spelkampioen WORDEN
m
pl
(1) Een zwaluw scheert vlak boven mijn hoofd door de azuurblauwe lucht. (2) Het felle zonlicht verjaagt de laatste restjes van mijn heerlijke droom. (3) Ik knipper slaperig met mijn ogen, ga rechtop zitten en rek me uit. (4) De zon staat al boven de abdij van Ename (…) (5) Onze geiten Lokke en Liza grazen nog altijd gulzig onder de Grote Olm. M. de Bel. Nelle, Blankgoud. Antwerpen, Van Halewyck
ex e
1 Over wie zou het verhaal gaan? Markeer in elke zin het onderwerp blauw. 2 Onderstreep alle werkwoorden.
3 Markeer de persoonsvormen geel.
4 In welke persoon en in welk getal staan de onderwerpen en de persoonsvormen?
jk
ki
5 Schrijf in deze tabel de persoonsvormen over. Elke zin is genummerd. Noteer ook de stam van het werkwoord. ZIN
PERSOONSVORM
1
In
2 3 3 3 4 5
200
TRAJECT Nederlands 1 XL DEEL 4 Trainen
STAM