

vertel ik hoe men betaalde voor het geld was uitgevonden. sorteer ik betaalmiddelen chronologisch. noem ik enkele voordelen en nadelen van betalen met geld op. leg ik uit hoe men nu probeert de nadelen van betalen met geld weg te werken.
Bespreek de verschillende manieren van betalen.
Betalen vroeger en nu
a Knip de afbeeldingen uit het kopieerblad en leg ze in de goede volgorde: van vroeger tot nu. Kleef ze daarna hieronder.
b Vul aan.
De oudste vorm van betaalmiddel is . In een aantal
ruilhandel
beschavingen kregen waardevolle producten de functie van : zout, schelpen, kralen ...
betaalmiddel
In onze tijd ruilen we nog steeds dingen met elkaar. Een voorbeeld daarvan is
het uitwisselen van stickers of speelkaarten
frank
Vroeger betaalden we in België met de .
de euro
Vandaag de dag betalen we in een groot deel van Europa met .
Britse
Japanse
Amerikaanse
Russische
Andere belangrijke munten zijn de dollar ($), het pond (£), de roebel ( ), de yen ( ) en de yuan ( ).
Chinese
voor allerlei producten en diensten
c Elektronisch geld. Vul aan.
het kan worden ingeruild
Geld is eigenlijk een hulpmiddel bij het ruilen, want .
betaalmiddel
Elektronisch geld is een virtueel . Het bestaat alleen digitaal.
internet
Je hebt alleen nodig om het te ontvangen en om het uit te geven.
Geef een voorbeeld van elektronisch geld:
bitcoin
Elk betaalmiddel heeft voor- en nadelen. Schrijf telkens een voordeel en/of een nadeel op.
Alles kan voor alles geruild worden. Grote hoeveelheden zijn moeilijk te vervoeren.
Het is het meest waardevolle metaal. Het roest niet.
Je kunt ‘passen’ of zeer nauwkeurig betalen.
Het kan gestolen worden.
Veel munten samen wegen heel veel.
Ze zijn licht om mee te nemen. Ze kunnen scheuren en verslijten.
Je hebt altijd ‘geld’ ter beschikking.
Je kunt ze verliezen en iemand kan ze misbruiken.
Wat doen de mensen om betalen met geld veiliger te maken? Bespreek het samen en schrijf op wat jullie gevonden hebben.
Hoe zullen we in de toekomst op een handige en veilige manier betalen, denk je?
In deze les ...
leg ik deze termen uit: winst, verlies en vervoerskosten. geef ik voorbeelden van hoe winst, verlies en/of vervoerskosten de prijs van een product kunnen wijzigen.
Lees de tekst, en schrap wat niet past.
Frans is een schilder die met pensioen gaat. Hij verkoopt zijn schildersgerei. Hij heeft drie houten stellingen die hij zelf nog van zijn vader heeft gekregen. Het lijkt wel of geen enkele schilder ze wil kopen. Toch kan hij de drie stellingen nog verkopen aan Ludo voor 15 euro. Ludo verkoopt die drie stellingen later zelf voor 15 euro per stuk.
Frans maakt daardoor … een prijs – grondstoffen – producten – verlies – vervoerskosten – winst.
Ludo maakt daardoor … een prijs – grondstoffen – producten – verlies – vervoerskosten – winst.
Wat versta je onder ‘winst’?
Je ontvangt evenveel geld als je zelf hebt betaald.
Je ontvangt meer geld dan je zelf hebt betaald.
Je ontvangt minder geld dan je zelf hebt betaald.
De verkoopprijs is groter dan de aankoopprijs.
De verkoopprijs is even groot als de aankoopprijs.
De verkoopprijs is kleiner dan de aankoopprijs.
Geef nu zelf een voorbeeld van hoe winst de prijs van een product kan wijzigen.
Een wrak. Lees het verhaal en schrap wat er niet bij hoort.
Marian heeft een ongeval gehad. Haar auto is totaal vernield. Ze kocht de auto drie jaar geleden voor 9 000 euro. Nu krijgt ze voor het wrak nog een derde van de aankoopprijs.
een prijs – grondstoffen – producten – verlies – vervoerskosten – winst
Taartjes. Lees en schrap wat niet past.
Als bakker Dirk ’s zondags zijn winkel sluit, heeft hij nog 3 taarten en 30 gebakjes over. Hij brengt ze naar het bejaardentehuis.
Dirk maakt daardoor … een prijs – grondstoffen –producten – verlies – vervoerskosten – winst.
Wat versta je onder ‘verlies’?
Je ontvangt evenveel geld als je zelf hebt betaald.
Je ontvangt meer geld dan je zelf hebt betaald.
Je ontvangt minder geld dan je zelf hebt betaald.
De verkoopprijs is groter dan de aankoopprijs.
De verkoopprijs is even groot als de aankoopprijs.
De verkoopprijs is kleiner dan de aankoopprijs.
Geef nu zelf een voorbeeld van hoe verlies de prijs van een product kan wijzigen.
Vismijn. Lees de tekst. Schrap wat niet past.
Nadia is op weekend aan zee en koopt in de vismijn van Oostende 1 kilogram garnalen voor 23 euro. Een paar dagen later ziet ze in de supermarkt in Brussel dat de garnalen daar 28 euro per kilogram kosten. Dat prijsverschil heeft verschillende redenen. Een ervan is zeker dat Brussel niet aan de zee ligt.
Het verschil in prijs heeft zeker te maken met … een prijs – grondstoffen – producten – verlies –vervoerskosten – winst.
Vrachtwagens. Schrap wat niet past.
Er rijden heel veel vrachtwagens over onze wegen. Ze vervoeren allerlei goederen.
De prijs van die goederen zal mee bepaald worden door … een prijs – grondstoffen – producten – verlies –vervoerskosten – winst.
Geef nu zelf een voorbeeld van hoe vervoerskosten de prijs van een product kunnen wijzigen.
1
In deze les
...
België
2 6
Waarvoor zorgt een gemeente? Vul aan.
Het bijhouden van de burgerlijke stand en het bevolkingsregister:
Cultuur:
Sport:
Jeugd:
bibliotheek, cultureel centrum, museum ...
sportvelden, ondersteuning sportclubs ...
speelpleinwerking, jeugdraad ...
Onderwijs:
lagere school
Openbare werken:
Veiligheid:
gebouwen, straten, voetpaden die eigendom zijn van de gemeente
politie en brandweer
Uitreiken van documenten:
Milieu:
bouwvergunning, verkaveling ...
huisvuilophaling, containerpark ...
OCMW ...
De taken van een gemeente zijn uitgebreid en complex. Veel gemeenten vinden dat ze sommige taken daarom beter samen kunnen uitvoeren. Als twee of meer gemeentes samenwerken, heet dat een intercommunale.
Lees de tekst en vul aan.
De gemeenteraadsverkiezing
Niet alle inwoners in de gemeente willen hetzelfde. Daarom zijn er om de zes jaar gemeenteraadsverkiezingen, waarbij de stemgerechtigde inwoners van de gemeente kandidaten aanduiden die de volgende zes jaar de beslissingen zullen nemen. Op die manier hebben de inwoners invloed op wat er in de gemeente gebeurt. Deze manier van besturen noemen we . In een democratie wint de kandidaat met de meeste stemmen de verkiezingen.
Wie werkt voor de gemeente? Vul de juiste namen in boven de beschrijvingen. Kies uit: burgemeester, college van burgemeester en schepenen, gemeentelijke ambtenaren, gemeenteraad, gemeentesecretaris, OCMW, schepenen.
Is het hoofd van de gemeente en ziet erop toe dat de wetten en de beslissingen van de gemeenteraad worden nageleefd. Samen met de schepenen is deze persoon verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de gemeente. Ze vormen het .
Deze persoon is ook het hoofd van de politie en de brandweer.
De burgemeester kan zich niet met alles tegelijk bezighouden. Deze mensen helpen de burgemeester met enkele taken. Er is er bijvoorbeeld één voor onderwijs, sport, jeugd … Het aantal varieert naargelang het inwonersaantal van de gemeente.
De leden hiervan worden om de zes jaar rechtstreeks verkozen. Het aantal leden is daarbij afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente. Ze keuren de voorstellen van het college van burgemeester en schepenen goed en stemmen over nieuwe reglementen. Daarvoor is de helft plus één stem van de leden nodig. Ze neemt dus de eindbeslissing in de gemeente.
4
Ze kunnen ook voorstellen indienen, om bijvoorbeeld een nieuw rusthuis te bouwen. Verder duiden de leden de schepenen en de burgemeester aan en controleren ze voortdurend of ze hun werk goed doen.
gemeentelijke ambtenaren
De gemeente heeft personeel nodig om alle taken goed te laten uitvoeren. Alle mensen die voor de gemeente werken, noemen we zo.
5
gemeentesecretaris
Is het hoofd van het gemeentepersoneel. Deze persoon wordt niet verkozen, maar benoemd door de gemeenteraad en blijft dus ook na de verkiezingen in functie.
6
OCMW
Deze dienst waakt erover dat iedereen in de gemeente een menswaardig leven heeft. Ze helpt mensen in nood, maar ook als ze langere tijd hulp nodig hebben. Denk aan de poets- en maaltijddienst voor zieken en bejaarden. De dienst wordt geleid door een raad.
Wie is de baas in je gemeente? Vul aan. Je vindt de informatie in de teksten op p. 7-8. 5
De inwoners van de gemeente
de g
stemgerechtigde
6
kiezen om de jaar
emeenteraad
Taken: • • •
keurt de nieuwe
reglementen goed
controleert het college van burgemeester en schepenen
formuleert nieuwe voorstellen
duidt aan
inwoners van de gemeente
besturen, staan ten dienste van
ollege van burgemeester en schepenen
het c
bijgestaan door de g
Alle emeentelijke ambtenaren
Taken:
• bereidt de gemeenteraad voor •
is het dagelijks bestuur van de gemeente
voert de beslissingen van de gemeenteraad uit is het hoofd van politie en brandweer
1
In deze les ...
zeg ik hoe dieren aangepast zijn om zich in leven te houden. kan ik er telkens enkele voorbeelden bij geven.
Lees aandachtig de fiches over de dieren. Vul daarna de tabel in.
- puntige tanden
- gif
- schubben en schilden
- winterslaap
- lichtbruine tot zwarte schutkleur
- kruipt zonder poten
- gestroomlijnd
- vinnen
- zwemt snel
- leeft in groep
- intelligent - echolocatie
- stekels
- puntkiezen
- kleine ogen
- ’s nachts actiever
- winterslaap
- 4 korte poten
- spitse kop
- klauwen
- lichtweerkaatsende ogen kunnen in het donker zien
- heeft in de zomer een dunnere pels
- knipkiezen
- kan sluipen
- zachte pels
- bruin tot grijze
schutkleur
- springpoten achteraan
- beitelvormige snijtanden
- grote oorschelpen
- ruwe huid omdat de schubben kleine tandjes
hebben
- scherpe tanden
- gestroomlijnd
- vinnen
- kunnen goed ruiken
- naakte huid
- slijmlaagje
- uitklapbare tong
- zwemvliezen
- springpoten
- groen tot bruine schutkleur
- winterslaap
- pantser bestaat uit
rug- en buikpantser
- schilden op het pantser
- schubben op de poten
- winterslaap
- scherpe mondrand
- kruipt
- steltpoten
- lange puntige snavel
- vleugels
- pluimen
- hoog nest
- trekt meestal weg
- stevige rechte snavel
- lange kleverige tong
- klimpoten (2 + 2 tenen met kromme nagels)
- pluimen - vleugels - vleugels
- vlieghuid
- behaard
- bruine kleur
- klauwtjes aan vingers en tenen
- ’s nachts actiever
- grote oorschelpen
- echolocatie
- puntkiezen
- winterslaap
- dichte pels beschermt
tegen water
- kan neusgaten afsluiten
- gestroomlijnd
- vinpoten met zwemvliezen
- leeft in groep
- naakte huid
- slijmlaagje
- verticale zwemstaart
- kruipen en zwemmen
- zwemvliezen
- ’s nachts actiever
- winterslaap
- lichtweerkaatsende ogen
- vleugels
- pluimen
- vliegt geruisloos
- ’s nachts actiever - kromme snavel met haakje
- schubben
- slijmlaagje
- gestroomlijnd
- vinnen
- trekt stroomopwaarts om zich voort te planten
- leeft in groep (‘school’)
- scherpe snavel met haakje
- vleugels
- pluimen
- zwemvliezen
In deze les ...
leer ik wat werelddelen zijn en kan ik ze op de wereldkaart en op de globe aanduiden en benoemen.
leer ik een aantal grote rivieren, zeeën, oceanen en bergketens op de wereldkaart en op de globe aanduiden en benoemen.
leer ik de evenaar, de poolcirkels en de keerkringen op de wereldkaart en op de globe aanduiden en benoemen.
Lees de tekst en bekijk de kaart.
Hoe weet je precies waar je bent op aarde?
Op kaarten vind je lijnen, van oost naar west en van noord naar zuid. De lijnen van oost naar west heten breedtegraden. De middelste is de evenaar (1). Die verdeelt de aarde in een noordelijk en een zuidelijk halfrond. Wij wonen op het noordelijk halfrond.
Er lopen 90 breedtegraden vanaf de evenaar naar de Noordpool . Twee ervan hebben een naam: de Kreeftskeerkring (2) of noorderkeerkring en de noordpoolcirkel (3). Boven de noordpoolcirkel begint het noordpoolgebied. Er lopen ook 90 breedtegraden vanaf de evenaar naar de Zuidpool . Ook hier hebben twee ervan een naam: de Steenbokskeerkring (4) of zuiderkeerking en de zuidpoolcirkel (5).
Lengtegraden of meridianen zijn 360 denkbeeldige lijnen vanaf de Noordpool naar de Zuidpool. In 1884 is over de hele wereld afgesproken, om de meridiaan die door het plaatsje Greenwich bij Londen loopt de 0-meridiaan te noemen. Vanaf daar worden de lengtegraden genummerd: 180 graden naar het oosten en naar het westen. Die meridianen noemt men oosterlengte of westerlengte. Bijvoorbeeld: 5˚ westerlengte (W.L.) of 23˚ oosterlengte (O.L.). De 180° meridiaan is zowel OL als WL, net zoals de nulmeridiaan.
a. Zet de cijfers 1 tot en met 5 in het juiste rondje op de kaart.
b. Kleur op de kaart hierboven de lengtegraad die door Greenwich loopt, rood.
Schrijf de juiste letters bij elk werelddeel op de kaart. Gebruik een atlas.
Zeeën en oceanen
a. Vul de juiste namen in.
b. Noteer elk cijfer in het juiste rondje op de kaart hierboven. Gebruik een atlas.
Tussen de werelddelen Afrika en Europa aan de ene kant en Noord-Amerika en Zuid-Amerika aan de andere kant ligt de (1)
Ten westen van Amerika en ten oosten van Azië en Oceanië ligt de (2) . In sommige atlassen wordt hij de Stille Oceaan genoemd.
Ten zuiden van Azië en ten oosten van Afrika ligt de (3) .
Ten noorden van Europa, Azië en Amerika ligt een oceaan met een naam die eindigt op zee.
Dat is de (4)
Europa wordt aan de westkant begrensd door een zee. Als je in België helemaal naar het westen rijdt, bereik je die zee. Dit is de (5) .
Aan de zuidkant is de grens van Europa ook een zee. Dat is de (6)
Noordzee Middellandse Zee
In Oost-Europa liggen twee zeeën die grotendeels door land omgeven zijn: de Zwarte Zee (7) en de Kaspische Zee (8).
Bekijk de tekstblokjes. Zet daarna het juiste cijfer bij elk gebergte op de kaart.
Langs de gehele westkust van Noord-Amerika ligt een groot gebergte. Het zijn de Rocky Mountains ofwel het Rotsgebergte (1).
Ook in Zuid-Amerika zie je langs de gehele westkust een gebergte. Dat heet het Andesgebergte (2)
Tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee ligt het gebergte de Kaukasus (3).
De Alpen (4) liggen onder andere in Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië en Oostenrijk. In het noorden van Afrika ligt het Atlasgebergte (5).
Op de grens tussen de werelddelen Europa en Azië ligt het gebergte de Oeral (6).
In het zuiden van Azië ligt de Himalaya (7). Daar vind je de hoogste berg van de wereld: de Mount Everest. Hij is 8850 meter hoog.
De langste rivieren op aarde
a. Zoek de genoemde rivieren in een atlas op.
b. Schrijf de getallen op de juiste plaats op de kaart.
Europa
Op de kaart van Europa zie je de langste rivier van Europa, de Wolga (1). Je ziet ook de op één na langste rivier, de Donau (2) en de Rijn (3), een andere bekende rivier die uitmondt in de Noordzee. Op de kaart van België zie je dat de Maas (4) in Frankrijk ontspringt, door België stroomt en in Nederland uitmondt in de Noordzee. Andere belangrijke rivieren in België zijn de Schelde (5) en de IJzer (6).
De langste rivieren op aarde
In Noord-Amerika is de Mississippi (7) met 3734 km de langste rivier. Terwijl in Zuid-Amerika de Amazone (9) zich mag bekronen tot langste rivier (6448 km), is de Nijl (8) met 6853 kilometer de langste in Afrika. De Jangtsekiang (10) is met zijn 6380 km de winnaar in Azië.
moeilijke woorden
continent: een grote landmassa die bijna niet met andere landmassa’s verbonden is. Vaak zal water voor een scheiding tussen de verschillende continenten zorgen.
werelddeel: een grote landmassa die niet noodzakelijk aan elkaar moet vastzitten. Het gaat hier eerder om een politieke, culturele of historische indeling.
oceaan: een oceaan is min of meer een zelfstandige wereldzee tussen werelddelen en kan zeeën bevatten.
duid ik deze periode aan op een tijdbalk. beschrijf ik het dagelijkse leven in deze periode. leer ik enkele belangrijke gebeurtenissen uit deze periode kennen.
Bekijk de tijdbalk aandachtig.
a Welke periode bespreken we in deze les?
b Wanneer begint deze periode?
c Wanneer eindigt deze periode?
prehistorie/oudheid
Vanaf de aanwezigheid van de eerste mensen op aarde (ca. 2,5 miljoen jaar geleden). Tussen ca. 800 v.C. in het Middellandse Zeegebied en 100 n.C. in onze streken.
Lees de tekst. Plaats daarna de naam ‘jager-verzamelaars’ onder de juiste tekening en beantwoord de vragen.
Toen de eerste mensen in onze streken kwamen wonen, was de laatste ijstijd nog niet helemaal voorbij. De winters waren langer en veel kouder dan nu en zodra de winter aanbrak, trokken kleine groepen mensen naar warmere streken. Vaak bleven ze niet op één plaats. Wanneer ze geen noten, vruchten, kruiden, vlees of vis meer konden vinden, trokken ze naar een ander gebied. Omdat ze op die manier leefden, noem je ze jager-verzamelaars. Ze leefden in tenten van stokken en dierenhuiden. Stokken vonden ze overal en de dierenhuiden namen ze telkens mee.
Jager-verzamelaars
a. Waarom trokken die kleine groepen jager-verzamelaars steeds verder? Geef twee redenen.
- Als het te koud werd omdat de winter begon, trokken ze naar warmere streken.
- Als het voedsel in een bepaald gebied opraakte, moest de groep verder trekken.
b. Van welk materiaal bouwden de jager-verzamelaars hun tenten?
De eerste landbouwers
Ze bouwden hun huizen van stokken of stevige takken, en dekten die af met dierenhuiden.
c. Wat verzamelden de vrouwen en kinderen in de natuur?
De vrouwen en kinderen verzamelden alle eetbare zaken uit het bos, zoals paddenstoelen, bessen, vruchten en noten.
Vuursteen: het staal van de prehistorie. Markeer in de tekst waarvoor vuursteen gebruikt werd en waarom.
De eerste mensen gebruikten in hun dagelijks leven allerlei soorten steen als wapen of gereedschap. Silex of vuursteen bleek het meest bruikbaar te zijn. Het is een hard gesteente, maar het is tegelijk ook goed te bewerken. De stukken die je ervan afslaat, hebben scherpe snijvlakken.
Oerossen op een grotschildering
De stam heeft vijf zonnen geleden besloten om ons winterkamp op te bouwen. Onze groep telt nu ongeveer 35 mensen. Mijn moeder heeft samen met de andere vrouwen de laatste noten in de omgeving verzameld.
Ondertussen is de eerste sneeuw gevallen. De kuddes rendieren zullen nu niet lang meer wegblijven. De mannen maken de wapens gereed voor de jacht. Rune, onze beste jager, heeft al gezegd dat Kiroe en ik mee mogen. Het is bijna volle maan en dan trekken de mannen onder leiding van de medicijnman zich voor twee nachten terug in de grotten. Kiroe en ik moeten nu ook mee. We zijn wel fier, maar ook een beetje angstig. Niemand wil ons vertellen wat er in de grotten zal gebeuren. Ondertussen help ik om de spelonken waar we verblijven af te schermen met windschermen. We hebben ook heel wat hout verzameld om ons vuur brandend te houden. Niet alleen voor de warmte en om te koken, maar ook om de wolven op afstand te houden …
De jager-voedselverzamelaars lieten niets van hun vangst verloren gaan. De dieren werden niet alleen opgegeten, maar ook nog verder verwerkt. Wat zou jij van de volgende buit maken?
beenderen: gewei:
messen, naalden, vishaken, harpoenen
messen, een kom, beenmerg als voedsel ... kleding, kussens, tenten, draagzakken, schoeisel
draad (voor kleding, schoeisel, tentzeilen, om speerpunten aan een schacht te bevestigen ...)
pezen: vacht en huid:
Lees de bronnen. Vul daarna de vragen in.
De eerste landbouwers in onze streken
Ongeveer 5000 v.Chr. ontstonden de eerste landbouwersdorpen in onze streken. Groepen jager-verzamelaars vestigden zich op een plaats en leefden daar van de jacht en visserij. Stilaan werd de landbouw als bron voor hun voedsel belangrijker.
Eli vertelt …
Mijn mama komt uit een dorp een maancyclus lopen hiervandaan. Mijn opa is er dorpshoofd. Opa’s dorp is veel rijker, want zij hebben silexmijnen, maar ook veel vruchtbare akkers. Elk jaar ruilen we enkele lammeren en biggen met hen voor vuursteen. We hebben die onder andere nodig om gereedschap te maken. In opa’s dorp voorspelt een priester de toekomst door naar de wind te luisteren. Hij laat nu de mannen grote stenen oprichten. Ik wil best graag weten waarom ze dat doen. De laatste weken leerde ik spinnen en weven. Ik hielp ook bij de bouw van een nieuw huis.
Ik smeerde leem op het rieten vlechtwerk tussen de palen. Op die manier zitten we straks droog en goed beschut tegen de koude en de wind. Mijn broer hoedt de zwijnen en gaat met vader jagen. Met hun boog hebben ze twee konijnen geschoten. Morgen helpt iedereen mee om de oogst van het land te halen. Zelfs de pottenbakker en de steenbewerker laten daarvoor hun werk liggen!
Vuurstenen - gereedschappen zoals krabbers, beitels en speerpunten.
De langgevelhuizen zoals de eerste landbouwers die bouwden. Dat gaf hen beschutting. Het dak was van riet, stro of plaggen gemaakt. Een plag is een afgestoken stuk gras of heide met de wortels er nog aan. Dieren en mensen leefden onder hetzelfde dak.
a. Zet het bijschrift ‘De eerste landbouwers’ bij de tekening op pagina 20.
b. Vul in.
potten, manden, een maalsteen en een pletsteen
De nieuwe werktuigen voor het maken en bewaren van voedsel, zijn .
Voor het maken van kleding gebruikten ze nu ook
een weefgetouw
c. Beschrijf de huizen waarin men toen woonde. Hoe werden ze gebouwd? Welke materialen en gereedschappen gebruikten ze daarbij?
De constructie van het huis was van boomstammen en zwaardere en lichtere palen. De wanden zijn van vlechtwerk dat werd volgesmeerd met leem. Het dak werd bedekt met stro, riet of plaggen. In het huis waren geen verschillende kamers; het was één grote ruimte.
d. De mensen omheinden hun dorpen en akkers. Schrijf minstens twee redenen op waarom ze dat deden.
1. Om zichzelf te beschermen tegen wilde dieren en aanvallen van rovers.
2. Om hun vee te beschermen tegen wilde dieren.
3. Om de gewassen op de akkers te beschermen tegen dieren die de akkers omwoelden.
Bekijk de afbeeldingen uit de les nog eens. Waar hebben ze mee te maken? Schrijf de nummers van de afbeeldingen achter de begrippen.
• de kunst:
• het bestuur:
4, 6 en 7 geen enkele afbeelding past hierbij.
• de techniek en de wetenschap:
• het alledaagse leven:
duid ik deze periode aan op een tijdbalk. omschrijf ik het dagelijkse leven van de Grieken. omschrijf ik het dagelijkse leven in de Romeinse tijd. som ik drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit deze tijd op.
Dit is het Parthenon in Athene. De bouw van deze tempel voor godin Athene begon rond 450 v.Chr.
Het Colosseum van de stad Rome werd rond het jaar 75 gebouwd. De spelen bij de opening duurden 100 dagen.
Atuatuca Tungrorum was een Romeins legerkamp. De Romeinen verlieten dat kamp rond 15 v.Chr. Een Germaanse stam, de Tungri, gingen toen op die plek wonen. Het legerkamp groeide uit tot de stad Tongeren.
Hiernaast zie je een stukje van een Romeinse reiskaart uit de 3 In werkelijkheid is de kaart 40 cm hoog en bijna 7 meter lang.
a. Trek een lijn van elk jaartal in bron 1 naar de juiste plaats op de tijdbalk.
b. Kleur de periode van de Grieken en de Romeinen in de tijdbalk bij bron 1.
c. Vul de goede jaartallen in.
De periode van de Grieken en de Romeinen begint rond v.Chr. en eindigt rond het jaar . De Romeinen veroverden ook Griekenland. Ze waren er de baas van ongeveer v.Chr. tot het jaar .
Het dagelijks leven van de Grieken
De meeste Grieken woonden op het platteland vlakbij de steden. Elke stad had zijn eigen wetten, geld en goden. Je kunt het vergelijken met een minilandje, een stadstaat .
De Grieken noemden het een polis. De polis werd bestuurd door politici , een groep wijze mannen. Maar bij belangrijke zaken moesten ook gewone mannen erbij zijn, want de bevolking besliste mee.
Athene was de grootste polis met 300.000 inwoners. Op het centrale marktplein van de stad, de agora , was altijd leven. Kooplui verkochten er brood, wijn, olijven en aardewerk en de inwoners ontmoetten er elkaar om de laatste nieuwtjes te horen. Hier waren ook de belangrijkste tempels voor de goden en de regeringsgebouwen van de stad.
Lees bron 2. Schrijf achter de volgende woorden de betekenis.
Een polis:
De agora:
De politici:
een stadstaat. Je kunt het vergelijken met een minilandje. het centrale marktplein van de stad. de wijze mannen die de stad bestuurden.
Voor de Grieken was het normaal dat alleen mannen de stadstaat bestuurden. Hoe zou je het vinden als België door enkel mannen bestuurd zou worden? Geef je mening.
Aristoteles was een beroemde Griekse wijsgeer of filosoof. Hij leefde van 384 v.Chr. tot 322 v.Chr. Toen hij 17 jaar was, vertrok hij naar Athene waar hij leerling werd in Plato’s Academie. Plato was zelf ook een groot denker. We laten Aristoteles aan het woord. Hij is dan 14 jaar.
‘... Al sinds mijn zevende brengt een slaaf mij naar school. Ik heb leren lezen, schrijven en rekenen en de verzen van Homerus ken ik uit mijn hoofd. Fluit en lier speel ik als de beste en elke middag sport ik buiten met mijn vrienden. Op mijn 15de ga ik naar het gymnasion, daar leer ik vooral discussiëren en filosoferen. Op mijn 18de ga ik in het leger en mag ik deelnemen aan de volksvergadering, net als elke vrije Atheense man. Dat politieke systeem noemen wij een democratie. Ik droom ervan een belangrijke burger van de stad te worden.’
‘... Mijn oudere zus leert weven, spinnen en het huishouden doen. Omdat wij bij de rijkere families van de stad behoren, leerde ze ook lezen, schrijven en wat muziek. Volgend jaar wordt ze vijftien en uitgehuwelijkt aan een man die 10 tot 15 jaar ouder is dan zij. Ze hoort dan bij de vrouwen en die hebben in huis hun eigen kamer. Mannen mogen daar niet komen. Maar ook mannen hebben een gezamenlijke kamer. Slaven zorgen daar voor eten en drinken en maken muziek voor de mannen. Van de 300.000 inwoners van Athene zijn er 100.000 slaaf. Ze werken in het huishouden, in allerlei werkplaatsen, op scheepswerven en in de landbouw en de mijnen.
Lees en bekijk bron 3. Vul daarna de vragen in.
a. Welke twee andere woorden uit de tekst betekenen hetzelfde als filosoof?
b. Wat denk jij dat mensen doen als ze met elkaar filosoferen? Vind je het belangrijk om dat te kunnen? Gebruik eventueel het woordenboek of het internet.
c. Vind je het eerlijk dat vrouwen en slaven amper naar school mochten? Waarom?
Slavernij is bij de Grieken heel gewoon. Markeer in bron 3 de zinnen waaruit dat blijkt.
Vul aan.
Het is goed dat slavernij is afgeschaft, want
In de 5e eeuw voor Christus is Griekenland een wereldrijk in volle bloei. Rome is dan nog een vrij rustige herdersplaats. Maar twee eeuwen later hadden de Romeinen al heel Italië veroverd. Daarna veroverden ze Spanje, Griekenland, Noord-Afrika, Gallië en delen van het Midden-Oosten. Die nieuwe bezittingen leverden de Romeinen nieuwe landbouwgronden op. Bovendien inden ze er belastingen en maakten ze er krijgsgevangenen. Die gevangenen moesten als slaven voor de Romeinen werken. Rond het jaar 120 na Christus had het Romeinse Rijk zijn grootste omvang bereikt.
Bekijk en lees bron 4. Beantwoord daarna de vragen.
a. Kleur in de tijdsbalk de periode van 500 v.Chr. tot het jaar 120.
b. Waar of niet waar? Kruis het aan.
De Donau vormt voor een deel de grens van het Romeinse Rijk.
De Romeinen hadden heel Afrika veroverd.
Wat nu België is, hoorde bij het Romeinse Rijk.
De Romeinen zijn nooit op de Britse Eilanden geweest.
Op de Middellandse Zee waren de Romeinen heer en meester.
Waar Niet waar
c. Welke drie voordelen had het voor de Romeinen om nieuwe gebieden te veroveren? Vul in.
Zo verkregen ze nieuwe landbouwgronden.
Ze konden belasting innen.
Ze maakten krijgsgevangenen die ze als slaven gebruikten.
Het dagelijks leven in de stad
Rome was een drukke stad. Het Forum was het centrum van de stad. Daar waren de tempels voor de belangrijkste goden en de regeringsgebouwen. Er werd markt gehouden en veel mensen kwamen naar het Forum om nieuwtjes uit te wisselen. In de straten eromheen waren talloze winkeltjes en wijnbars. Ook een badhuis was meestal dichtbij. Daar ging je heen om je te wassen, te sporten of in de sauna te gaan. Ook kon je er een massage krijgen of je lekker ontspannen met vrienden. Iedereen ging naar het badhuis, want alleen in de huizen van heel rijke mensen was stromend water. Wie naar de wc moest, ging naar de dichtstbijzijnde latrine. De Romeinen deden hun behoefte gewoon samen!
De Romeinen deden hun behoefte gewoon samen. Zo’n plek heet een latrine.
Naar het badhuis ging je om je te wassen, een massage te krijgen of om bij te praten.
1. 2. 3. Bron 5Bekijk bron 5. Schrijf onder de afbeeldingen een passend onderschrift.
Zet op de tekening van het badhuis een cirkel om de plek waar de Romeinen aan het sporten zijn.
Waar kwam al dat water vandaan?
Voor de vele badhuizen en latrines in de stad, was water nodig. De Romeinen bedachten een slim systeem om stromend water in de steden te krijgen: ze legden leidingen aan vanuit de bergen naar de stad. In de bergen beginnen immers veel rivieren. Op plaatsen waar zo’n waterleiding bij een dal uitkwam, legden ze een aquaduct aan. Het water stroomde zo langzaam verder, maar nu over een soort brug. In de stad stroomde het water door smallere buizen naar de badhuizen, latrines en fonteinen. Want wie thuis water nodig had, haalde het bij een fontein in de stad.
Het bestuur van het Romeinse Rijk
Vanaf het allereerste begin werd het Romeinse Rijk bestuurd door ruim 300 mannen uit oude rijke Romeinse families. Zij vormden de senaat en namen de belangrijkste besluiten, maar elk besluit moest nog wel worden goedgekeurd door een volksvergadering. Toen er in de 1ste eeuw v.Chr. regelmatig burgeroorlogen voorkwamen in het rijk, maakte Julius Caesar daar een eind aan.
Julius Caesar was de bekendste Romeinse generaal in zijn tijd. Met een goed getraind beroepsleger veroverde hij bijna heel Europa en werd erg machtig. Om rust in het rijk te krijgen trok hij naar Rome en riep zichzelf uit tot dictator: alleenheerser. De senaat was hier fel tegen en een groep senatoren vermoordden hem in het jaar 44 v.Chr. Opnieuw brak er
11 12
oproer uit, maar het lukte Octavianus om de eerste keizer van het Romeinse Rijk te worden. Hij werd Augustus genoemd en vanaf dan brak er een tijd van 200 jaar vrede aan, de Pax
Bekijk bron 7 en los de vragen op.
a. Zet op de tijdbalk bij oefening 7 een stip bij het jaar waarin Julius Caesar werd vermoord. Zet de letters JC erbij.
b. Welke gelijkenis zie je tussen het bestuur van de Griekse stadstaten en het Romeinse Rijk?
© Kiev.Victor / Shutterstock.com
De
duid ik de periode van burchten en steden aan op een tijdbalk. beschrijf ik het dagelijkse leven van een middeleeuwer. benoem ik drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit deze periode.
Bekijk de tijdbalk aandachtig.
a Welke periode bespreken we in deze les?
b Wanneer begint deze periode?
c Wanneer eindigt deze periode?
de middeleeuwen ca. 500 ca. 1500
Lees de teksten rond de tekening. Schrijf daarna het nummer van elke tekst op de juiste plaats.
Boeren waren arm en leefden in kleine lemen hutten. Ze werkten verplicht voor de heer en mochten zijn land niet verlaten. (1)
De heer was rijk en eigenaar van het land. Bij aanvallen bood hij de boeren bescherming in zijn burcht. Eerst was dat een motte: een eenvoudige houten toren op een heuvel. Later werd zo’n burcht van steen gebouwd. (4)
In de 9de eeuw trokken Scandinaviërs met schepen naar het zuiden. Wij noemen hen Noormannen; ze waren berucht vanwege hun plundertochten. (2)
Monniken stichtten vanaf de 7e en 8e eeuw kloosters en abdijen overal in Europa. Daardoor verspreidden ze het christelijk geloof. (6)
Eind 8ste eeuw stichtte de Frankische vorst Karel de Grote een keizerrijk. Het was bijna net zo groot als eeuwen daarvoor het West-Romeinse Rijk. Hierdoor keerde de rust in West-Europa terug. (3)
De katholieke kerk kreeg veel macht en invloed. De middeleeuwers waren heel gelovige mensen. (5)
Vul in of streep door wat fout is.
1500 de middeleeuwen
500
De periode waarover deze les gaat, begint ongeveer in het jaar en eindigt in ca. . We noemen die periode .
Tot ca. 500 waren de Romeinen / de Germanen in onze streken de baas geweest. Toen zij verdreven werden begon voor West-Europa een chaotische tijd. In de loop van de achtste / tiende eeuw ontstond opnieuw een groot rijk: het Frankisch rijk met aan het hoofd
Karel de Grote
Bekijk afbeelding 2. Waarover gaat dit? Schrijf een kort bijschrift.
De Noormannen hebben een stad geplunderd en in brand gestoken. Ze staan op het punt om met hun buit te vertrekken.
Karel de Grote werd in 768 koning van de Franken. Hij veroverde een groot deel van West-Europa. Alleen het huidige Spanje en Portugal waren toen in handen van de moslims. De bijnaam ‘de grote’ verdiende Karel omdat hij zijn rijk met vaste hand bestuurde. Hij verdeelde het in graafschappen en hertogdommen. Een graaf of hertog bestuurde dan dat gebied in naam van Karel de Grote.
Alhoewel Karel zelf bijna niet kon lezen of schrijven moedigde hij de oprichting van abdijscholen aan. Hier werden de geestelijken opgeleid die in zijn dienst gingen werken. In 800 kroonde de paus Karel de Grote tot keizer.
Bekijk de afbeeldingen en lees de teksten. Trek een lijn van elk tekstblok naar de juiste afbeelding.
Koningen, graven en hertogen behoorden tot de machtige adel. Bij die adel hoorde je alleen als je ouders ook van adel waren.
Geestelijken, zoals priesters en monniken, verspreidden het christelijk geloof.
Zij waren de enigen in die tijd die konden lezen en schrijven. Zelfs koningen konden dat meestal niet. Daarom werkten de kerk en de adel vaak samen.
Van elke 10 mensen in de middeleeuwen waren er 9 boer. Ze werkten hard op hun land en hadden veel plichten en weinig rechten. Zo hadden ze over het bestuur van het land niets te vertellen, maar betaalden ze wel als enigen belasting. Een groot deel van hun oogst ging naar de heer.
Bij wie passen deze woningen? Schrijf het onder de juiste tekening. Kies uit: boer, heer, monniken.
Kelderhut
boer heer monniken
In de middeleeuwen was er veel ongelijkheid tussen mensen. Is dat nu nog zo? Geef je mening.
Lees de teksten. Beantwoord daarna de vragen.
De opkomst van steden
Rond het jaar 1000 werd het rustiger en veiliger in Europa. De mensen dreven weer handel en veel goederen werden via het water vervoerd. Langs rivieren en kruispunten van belangrijke wegen ontstonden dorpen die in de loop van de eeuwen uitgroeiden tot steden als Ieper, Brugge en Gent. Vooral handelaars en ambachtslui gingen daar wonen, zoals de vader van Raf. Maar het overgrote deel van de bevolking werkte nog als boer op de grond van de heren en abdijen.
Raf vertelt. Het is het jaar 1414.
Ik woon in de stad. Binnen de stadsmuren is het altijd druk. Ambachtslui wonen en werken in hun houten huizen. Veel afval wordt op de onverharde smalle straten gegooid. Het is er vuil! Vorige week kreeg mijn vriend Floris nog een emmer afvalwater over zich heen, toen we op weg waren naar de haven. Daar werd de nieuwe stadskraan voor het eerst gebruikt om wijnvaten uit Frankrijk te lossen. Onze stad heeft al enkele prachtige stenen gebouwen, zoals het stadhuis, het belfort en de lakenhalle. Ook erg rijke handelaren, zoals Floris’ vader, wonen in een stenen huis. Floris gaat naar school en misschien later naar de universiteit. Ik werk nu drie jaar bij mijn oom als leerling-timmerman. Na de winter beginnen we met de bouw van het dak van de nieuwe kerk.
Een gevaarlijk werk. Regelmatig gebeuren er dodelijke ongevallen. De stad heeft Franse specialisten naar hier gehaald om onze kerk te bouwen met de nieuwste bouwtechnieken. Prachtige spitsboogramen waarin kleurrijke brandglasramen komen. Met Gods zegen zal ik het resultaat misschien nog meemaken. Nog twee leerjaren en ik word gezel. Dan ga ik terug bij mijn vader werken. Later wil ik hem immers opvolgen als meester-timmerman.
a. Vul in.
Langs de buitenrand van de middeleeuwse stad stond een .
stadsmuur
Bijna alle huizen in die tijd waren van . Het gevaar daarvan was
hout
dat er makkelijk brand uitbrak en een deel van de stad verwoestte timmerman
Raf leert voor het vak
. In de middeleeuwen was je eerst
leerling, daarna werd je en als je het vak goed beheerste, werd je
gezel meester
b. Kruis aan welk type raam er in de kerk kwam.
c. Welke verschillen zie je tussen de straat in een middeleeuwse stad en een straat in onze tijd?
De middeleeuwse straat is rommeliger, viezer en smaller dan veel straten nu. Er lopen dieren, zoals varkens, op straat en de straat is niet verhard. Veel huizen zijn nog van hout.
d. Het Belfort van Brugge, de Lakenhalle van Ieper en het stadhuis van Leuven werden aan het eind van de middeleeuwen gebouwd. Zoek informatie over een van deze gebouwen of over een middeleeuws gebouw in jouw buurt. Schrijf op wat je wilt onthouden.
Zet op de kaart hiernaast een stip op de plaats waar je gemeente zich bevindt.
Vul aan.
De gemeente waar ik woon, hoorde vroeger bij het graafschap / hertogdom .
Gent Brugge
Ieper
Vlaanderen was een rijk graafschap in onze streken. , en waren de drie grootste steden. We waren in heel Europa gekend voor ons laken. De grondstof – wol – werd in Engeland gekocht door handelaars en hier verwerkt tot een zachte en luxueuze stof. Toch bleef de landbouw in de middeleeuwen de belangrijkste economische activiteit.
De koning van Frankrijk, Filips IV de Schone, wou het rijke Vlaanderen zelf besturen. Hij zette de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre gevangen en bevoordeelde de rijken in de steden. Het gewone volk was boos en kwam in opstand. Op 11 juli 1302 stond op de Groeningekouter in Kortrijk een Vlaams leger tegenover het ridderleger van de Franse koning. Langs Vlaamse zijde vochten vooral gewone burgers (ambachtslui en boeren) samen met een groep edelen die trouw bleven aan de graaf. Tegen alle verwachtingen in werd het Franse ridderleger verslagen. Vlaanderen behield voorlopig zijn zelfstandigheid, maar enkele jaren later kreeg de Franse koning toch grotendeels zijn zin.
De was in die tijd eigenlijk de baas in het graafschap Vlaanderen.
Het hertogdom Brabant en het graafschap Loon behoorden tot het Duitse Rijk. Maar de plaatselijke heren en de steden deden dikwijls hun eigen zin. Dat leidde geregeld tot conflicten.
Vanaf 1384 werden onze gebieden verenigd door de Bourgondische hertogen. Het was een bloeiperiode op het vlak van handel en nijverheid, maar ook op cultureel gebied.
Lees de tekst en bekijk de afbeeldingen.
Kunst in de middeleeuwen
In de middeleeuwen komt er steeds meer rijkdom. Rijke stadsbesturen of handelaren gaven schilders de opdracht om bijvoorbeeld voor de kerk of het stadhuis een schilderij te maken. Zo kregen de gebroeders van Eyck van de Gentse handelaar en politicus Joos Vijd de opdracht een altaarstuk te schilderen voor de Vijdkapel in de Sint Baafskathedraal: Het Lam Gods. Dit veelluik stond alleen op zondagen en feestdagen open. Op andere dagen was het dichtgeklapt. Linksonder op het dichtgeklapte luik zie je Joos Vijd en rechtsonder zijn vrouw.
Anderen gaven glasblazers de opdracht een brandglasraam te maken voor een kerk of kathedraal. Alleen wie vanuit de kerk naar buiten keek zag de prachtige voorstelling in het glas.
15
Kies een afbeelding uit deze les die volgens jou met kunst te maken heeft. Leg uit waarom je die koos.
16 17
Kies een afbeelding uit deze les die volgens jou met het dagelijkse leven te maken heeft. Leg uit waarom je die afbeelding koos.
Streep door wat niet klopt.
Het altaarstuk was weinig / de meeste dagen van de week dichtgeklapt. Op de voorkant / achterkant van het schilderij waren de opdrachtgevers te zien.
Wat herinnert nog aan de middeleeuwen?
Onze taal: het Nederlands is een Germaanse taal die zich toen verder ontwikkelde. Bepaalde uitdrukkingen, bv. een meesterstuk, vinden hun oorsprong in deze tijd.
Het koningschap: in deze tijd hadden de koningen veel macht. Sommige
Europese landen hebben nog een koning, maar vandaag hebben ze niet veel macht.
De wapenschilden van adellijke families en streken.
De godsdiensten: Europa was christelijk o.l.v. de paus, maar ook de islam was er toen.
moeilijke woorden
ambachtslui: mensen die een beroep hebben waarbij je met je handen iets maakt.
politicus: iemand die voor zijn beroep helpt het land of een stad te besturen.
Scandinavië: de landen Denemarken, Noorwegen en Zweden bij elkaar.
veelluik: schilderstuk dat uit verschillende panelen bestaat. Ze hebben scharnieren, waardoor je ze kunt dichtklappen.
leer ik de periode van de nieuwe tijden op de tijdband aan te wijzen. beschrijf ik enkele belangrijke ontdekkingen uit deze periode. leer ik het dagelijks leven van iemand uit deze tijd te te beschrijven. vertel ik over drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit deze periode.
Bekijk de tijdbalk aandachtig.
a Welke periode bespreken we in deze les?
b Wanneer begint deze periode?
c Wanneer eindigt deze periode?
ca. 1500
ca. 1800 (deel 1)
Waar hoort elke tekst bij? Schrijf het nummer op de juiste plaats op de afbeelding.
Miljoenen zwarte inwoners van Afrika werden gevangengenomen. Zij werden naar WestAfrikaanse havens gebracht en van daaruit naar Amerika getransporteerd. (1)
Machtige vorsten regeerden over Europa. Ze streden om steeds meer grondgebied. Daarom stuurden ze ontdekkingsreizigers eropuit om ‘nieuw’ land te ontdekken. (2)
Ontdekkingsreizigers brachten vanuit de gebieden die ze ontdekt hadden enorme schatten aan goud en zilver mee naar Europa. (3)
Het drukken van boeken veranderde ingrijpend. Gutenberg vond rond 1450 een nieuwe techniek uit waarbij je losse metalen letters kon gebruiken om een tekst te zetten in plaats van een volledige pagina uit een blok hout te snijden. Boeken drukken ging nu sneller. (4)
De ridderlegers verdwenen door de uitvinding van nieuwe en betere wapens. Goed bewapende soldaten met vuurwapens vochten voortaan in de Europese legers. (5)
Lees de tekst en vul de juiste woorden in. Kies uit: de gekozen richting – het karveel – het kompas – het ruim – open zee.
In deze tijd van nieuwe uitvindingen ontwierpen scheepsbouwers ook een nieuw soort zeilschip:
het karveel
Het ruim
het kompas
open zee de gekozen richting
. Dit schip was stabiel en goed wendbaar. van dit zeilschip was bovendien groot, zodat er veel vracht mee heen en terug genomen kon worden. Toen bovendien de Chinese uitvinding van in Europa bekend werd, durfden Europese schippers er ook de mee op. Zonder die uitvinding konden ze heel moeilijk aanhouden.
Vul de tekst in. Gebruik de gegevens op de kaart en in de legende.
een kompas
Vorsten stuurden vanaf de 15e eeuw ontdekkingsreizigers de wereldzeeën op om nieuwe landen te ontdekken. Columbus wilde een nieuwe zeeweg naar Indië ontdekken. Omdat hij dacht dat de aarde een bol was, voer hij in de richting van om dat land te bereiken. Maar de plek waar hij aan land ging, was niet Indië maar een ander werelddeel, namelijk .
het westen Amerika
Ook
Vasco da Gama
wilde een nieuwe zeeweg naar Indië ontdekken. Hij voer in richting om Afrika heen en bereikte zo Indië. De eerste die een zeilreis om de wereld maakte, was . Zelf overleefde hij die ontdekkingstocht niet.
Lees het verhaal van Pieter. Het is 1546 en Pieter is twaalf jaar. Bespreek.
Zoals veel jongens en meisjes van mijn leeftijd ga ik naar de zondagschool. Daar leer ik lezen, schrijven en rekenen. Hoe kun je later anders een contract lezen of een berekening maken? Volgend jaar volg ik taalvakken op de Latijnse school. Ik krijg dan ook wiskunde, sterrenkunde en muziek.
Karel, mijn vriend, is in de leer bij zijn oom. Hij wordt net als zijn vader wever en volgt hem vast op als meester-wever. Zo gaat het al eeuwen bij de ambachtslui.
Mijn vader is handelaar en rijk. In zijn magazijnen aan de Antwerpse haven vind je luxeproducten van over heel de wereld. Engels laken, hout en pelzen uit de Baltische landen, wijn uit Frankrijk, fluweel uit Italië. Uit het oosten zijde, katoen, porselein en thee, maar vooral specerijen zoals nootmuskaat, peper en kaneel. Mijn vader verkoopt veel aan Spaanse kooplieden. Dat land is rijk geworden door de verovering van de Nieuwe Wereld.
Welke producten uit het oosten zie je? Schrijf het onder de afbeeldingen.
In welk jaar vertelde Pieter zijn verhaal? Zet een kruisje op de juiste plaats.
Lees de tekst. Bespreek.
De kolonisatie van de nieuwe wereld. Columbus dacht dat hij Indië ontdekt had. Daarom gaf hij de inwoners de naam indianen. Bij de Spaanse verovering die daarop volgde, werden veel indianen gedood. De Spanjaarden vonden goud en zilver en brachten dat naar Spanje. Later legden ze ook plantages aan waarop ze o.a. katoen, tabak en suikerriet teelden. Vanuit Afrika werden Afrikanen massaal naar Amerika verscheept. Daar moesten ze als slaven werken in de mijnen en op de plantages. Men schat dat tussen 1500 en 1850 ruim 10 miljoen zwarte Afrikanen naar Amerika werden verscheept. Exotische voedingswaren werden vanuit Amerika naar Europa getransporteerd. Cacao werd een godendrank genoemd en werd enkel gedronken door de elite. De aardappel werd ook naar Europa geëxporteerd, maar werd hier pas in de 18e eeuw populair als basisvoedsel.
Wat werd er op de plantages verbouwd? Schrijf het onder elke afbeelding.
In onze gebieden leefden en werkten enkele bekende geleerden. Verbind de namen met de overeenkomstige afbeeldingen.
Andreas Vesalius bestudeerde de bouw van het menselijk lichaam: de spieren, organen en het skelet. Hij was de grondlegger van de menselijke anatomie.
Mercator specialiseerde zich in het tekenen van kaarten. Zijn techniek om kaarten te maken wordt nog steeds gebruikt.
Simon Stevin deed graag wiskunde. Hij schreef een belangrijk boek over breuken. Nu vind je zijn standbeeld in Brugge, zijn geboortestad.
Lees de tekst.
Machtige vorsten heersen over Europa
Keizer Karel V (1500-1558)
Op 24 februari 1500 werd met kanonschoten en klokgelui de geboorte van Karel V bekendgemaakt. Niemand kon toen voorspellen dat de kleine Gentenaar ooit zou regeren over een rijk ‘waar de zon nooit ondergaat’. Op zijn vijftiende werd hij vorst over de Nederlanden, op zijn zestiende koning van Spanje en op zijn negentiende keizer van het Duitse Rijk. De Franse koning, Frans I, verzette zich fel, zodat keizer Karel V niet heel West-Europa kon veroveren. Als koning van Spanje was hij heerser over Amerika, maar hij is daar nooit geweest.
Sinds keizer Karel V regeerden altijd buitenlandse vorsten over onze gebieden. Onder Filips II, de zoon van Karel V, kwamen de Nederlanden in opstand tegen hun vorst. We noemen die oorlog van 1568-1648 de Tachtigjarige Oorlog. Sindsdien zijn de Zuidelijke Nederlanden (ongeveer het huidige België en Luxemburg) en de Noordelijke Nederlanden (het huidige Nederland) van elkaar gescheiden.
Lees het verhaal van Marieke uit 1585. Dat was in de Tachtigjarige Oorlog.
Onze boerderij is gisterenavond overrompeld door vluchtelingen. Ze vroegen eten en wilden ervoor betalen. Het zijn vooral Antwerpenaars. Hun stad is veertien maanden belegerd door de Spaanse troepen van Filips II. Die oorlog is naar het schijnt al 17 jaar bezig.
Mijn vader heeft hen voedsel verkocht. We mochten van mama niet spelen met de kinderen. Het zijn protestanten. Ze lezen wel de bijbel, maar zeggen dat de kerk overbodig is. Ze geloven ook niet in Maria. Mijn moeder noemt ze ketters. Mijn vader hoopt dat ze snel verder trekken. Hij is bang dat de Spanjaarden anders wraak zullen nemen en onze boerderij in brand zullen steken. Filips II is vastberaden om de opstandelingen neer te slaan! Hij kan er niet tegen dat iemand niet gehoorzaamt. Hij laat al zijn tegenstanders verbranden of onthoofden. Mijn vader denkt dat het hem wel niet zal lukken om het noorden van de Nederlanden te heroveren. Een ding is zeker: de adel, rijke burgerij en geestelijken hebben de macht en bepalen wat er gebeurt. Gewone mensen zoals wij hebben honger en miserie. Hopelijk is de oorlog tegen de lente gedaan. Mijn vader wil immers een groot feest geven voor het huwelijk van mijn zus.
Pieter Brueghel de Oude maakte in 1567 dit schilderij. Het heet ‘De boerenbruiloft’. Waar zit de bruid? En waar de bruidegom? Wie zijn die twee mannen op de voorgrond? Wat dragen ze en waarop dragen ze dat?
Duid de regeerperiodes in kleur aan op de tijdlijn.
• 1515-1555: Keizer Karel V (rood)
• 1555-1714: Spaanse vorsten (blauw)
• 1714-1794: Oostenrijkse vorsten (groen)
Albrecht en Isabella Maria Theresia van Oostenrijk
Lees de informatie over de Spaanse en Oostenrijkse vorsten in de tekstkadertjes. Duid vervolgens de regeerperiodes van die buitenlandse vorsten aan op de tijdlijn hierboven.
Albrecht en Isabella (1598 – 1621)
Isabella kreeg het bestuur over de Nederlanden als bruidschat van haar vader Filips II. Zij slaagden er niet in om het opstandige noorden (het huidige Nederland) terug te verenigen met het zuiden (ongeveer het huidige België en Luxemburg). Het koppel kreeg geen kinderen, waardoor de Zuidelijke Nederlanden na hun dood onder Spaans gezag bleven.
Maria Theresia van Oostenrijk (1740 – 1780)
Zij regeerde als eerste vrouw over de gebieden van de Oostenrijkse Habsburgers. Op dat moment behoorden onze gebieden tot de Oostenrijkse gebieden. In haar naam regeerde Karel van Lotharingen vanuit Brussel over onze gebieden. De Nederlanden kenden onder haar bewind voorspoed.
Bekijk alle afbeeldingen in deze les nog eens. Kies bij elke categorie een afbeelding en leg uit waarom je die afbeelding koos.
• Kunst:
• Bestuur:
• Techniek en wetenschap:
• Alledaagse leven:
Wat herinnert nog aan de nieuwe tijden?
a. Tabak was lange tijd een luxe product. Men pruimde op tabak, rookte sigaren en sigaretten of pijp. Nu denken we anders over het gebruik van tabak. Hoe komt dat?
Bijvoorbeeld: We weten nu dat roken slecht is voor je gezondheid, daarom wordt het afgeraden om eraan te beginnen.
b. Katoen was een product uit de Nieuwe Wereld. Wat kun je over het verbouwen van katoen in onze tijd te weten komen? Waar wordt het verbouwd? Hoe groeit het? Hoe moet je het oogsten? Waarvoor gebruik je het? Zoek die informatie op internet en maak er een kort verslag van.
c. Sinds de ontdekkingstochten behoren tal van exotische producten tot ons alledaagse menu. Welke van die producten worden bij jou thuis gebruikt? Leg uit waarvoor ze gebruikt worden.
leer ik de periode van de volkeren op de tijdband aan te wijzen. beschrijf ik het dagelijks leven van iemand uit die tijd. vertel ik over drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit deze periode.
Bekijk de tijdbalk aandachtig.
a Welke periode bespreken we in deze les?
b Wanneer begint deze periode?
c Wanneer eindigt deze periode?
Lees de teksten. Noteer elk getal in het juiste rondje op de afbeelding.
België ontstond na de Belgische Revolutie in 1830. Het scheidde zich af van het Koninkrijk der Nederlanden, waar het tot dan toe bij hoorde (1).
De Eerste Wereldoorlog duurde van 1914 tot 1918. De oorlog werd vooral in de loopgraven uitgevochten (2).
Eerst kregen de rijke burgers inspraak in het bestuur van het land.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog kreeg elke volwassene stemrecht (3).
In de nieuwe fabrieken gaat het werk stukken sneller en beter door het gebruik van stoommachines (4).
Hitler komt in Duitsland aan de macht. In 1940 begint de Tweede Wereldoorlog die duurt tot 1945 (5).
Een stoommachine op wielen kon wagens trekken. Zo ontstond de eerste trein (6).
Vul in. Kies uit: fabrieken - ijzerindustrie - kinderen - steenkoolmijnenstoommachine - stoomschepen - stoomtrein.
De industriële revolutie
De uitvinding van de bracht een technische revolutie op gang. Er kwamen waarin machines op stoomkracht het werk van mensen veel sneller en beter deden. De fabrieksbazen lieten mannen, vrouwen en hard werken voor een laag loon. De brandstof om de stoommachines te laten werken was kolen. Die werd gedolven in Door al die nieuwe machines steeg ook de vraag naar ijzer. Daardoor groeide de .
Het vervoer op het water gebeurde meer en meer met in plaats van met zeilboten. Op het land vervoerde de mensen en goederen over een grote afstand.
Lees de tekst. Schrijf de nummers bij de juiste afbeelding.
Raf werkt in een textielfabriek. Hij vertelt …
We zijn laat vandaag. Mijn broertje Jef van acht slaapt nog op de schouder van mijn vader, terwijl we naar de textielfabriek (3) lopen. Om kwart over vijf ’s morgens moeten we binnen zijn. Ik ben twaalf en werk mee met de volwassen mannen (4). Jef moet tussen de spinmachines kruipen om de pluisjes op te rapen. Een gevaarlijke job, want vorige maand is er nog een kind tussen de machines terechtgekomen. De baas moest zijn machines (5) wel afzetten, maar daarna hebben wij het verloren uur moeten inhalen. Wij werken nochtans al dertien uur (6) per dag, zes dagen per week! Enkel op zondag zijn we vrij. Het is koud, maar een nieuwe trui kunnen we de eerstkomende weken niet betalen. We hebben er juist een zusje bij, en mama kan nu niet werken. Eigenlijk hebben we zelfs te weinig inkomen (7) om eten, zoals aardappelen, (8) en de verwarming te betalen. Dat zie je aan de lijst met uitgaven (9).
Wij wonen in een steeg met vijf in een klein huis (10) van de fabriek. We hebben geluk, want in onze straat is er een pomp met drinkbaar water. Het toilet is juist naast de gracht. Daardoor stinkt het hier in de zomer enorm.
Dit is het schilderij De aardappeleters uit 1885 van Vincent van Gogh.
Vader verdient 1,10 frank per dag. Dat is per week frank. Moeder verdient
0,45 frank per dag. Dat is per week
2,70
frank. Raf en Jef verdienen elk 0,30 frank per dag. Ze verdienen samen per week . Het hele gezin heeft samen per week .
3,60 12,90
Reken uit wat het gezin per week verdient. Vul dat hiernaast in.
Waarom moesten de kinderen mee in de fabriek gaan werken?
De ouders verdienden alleen niet genoeg om het gezin te onderhouden.
Geef twee voorbeelden van de onhygiënische levensomstandigheden in de steegjes rond de fabriek.
- Een gemeenschappelijk toilet voor alle inwoners van het beluik.
- Geen stromend water, slechts één pomp met drinkbaar water.
De volgende uitvindingen zijn gedaan tussen 1876 en 1895. Om welke uitvindingen gaat het? Bespreek.
Het volk aan de macht. Elk volk wilde zijn eigen bestuur. Een koning die alle macht had, wilde men niet meer. De rijke burgers kwamen als eersten in opstand tegen de vorst. Ze wilden ook in het bestuur van het land. In Europa waren er verschillende revoluties en overal streed men voor meer inspraak. Door de revolutie in onze gebieden tegen koning
Willem I van de Nederlanden verkreeg België de onafhankelijkheid op 4 oktober 1830.
Uiteindelijk kregen enkel de rijken inspraak in het bestuur van het nieuwe koninkrijk België. Pas na talrijke arbeidersstakingen kreeg iedereen in de loop van de 20e eeuw stemrecht. Toen was er pas sprake van een echte democratie.
De levensomstandigheden verbeterden stilaan, maar de kloof tussen rijk en arm bleef groot.
Zet ‘I’ als het gaat over de Eerste Wereldoorlog, en ‘II’ als het gaat om de Tweede Wereldoorlog.
Wereldoorlog
Het slagveld van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) lag in Europa, maar ook niet-Europese soldaten sneuvelden aan het front. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd er niet alleen in Europa gevochten.
Op 6 augustus
1945 dropten de Amerikanen de eerste atoombom op Hiroshima in Japan om een einde te maken aan de oorlog.
Tussen 1914 en 1918 probeerden de Duitsers de stad Ieper vier maal in handen te krijgen, maar het lukte niet. De totaal verwoeste stad is na de oorlog helemaal opnieuw opgebouwd.
Het ‘Tynecot Cemetry’ is een van de 170 begraafplaatsen rond Ieper voor slachtoffers van de oorlog aan het begin van de 20ste eeuw. Hier liggen 11 908 graven en staat een herdenkingsmonument voor 34 888 vermisten. Alle begraafplaatsen worden zeer goed onderhouden.
De industriële revolutie zorgde ook voor modern wapentuig. Er sneuvelden daardoor tussen ’14-’18 meer soldaten dan ooit tevoren (ca. 10 miljoen).
De oorlog van ’40-’45 werd niet alleen op het land uitgevochten. Ook in de lucht en op zee werd hevig strijd geleverd. Vliegdekschepen maakten luchtaanvallen mogelijk.
Door de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbour (7 december 1941) werden de VSA ook betrokken in de oorlog.
Deze oorlog werd vooral in de loopgraven uitgevochten. Aanvallers en verdedigers betrokken hun stellingen en bestookten elkaar van daaruit.
Dit monument in Bastogne herdenkt de slachtoffers van het Ardennenoffensief. In 1944 probeerde het Duitse leger de geallieerden te stoppen in de Belgische Ardennen.
Lees de tekst. Bespreek.
Eva
vertelt …Al van bij de start van de grote oorlog in augustus 1914 zijn we gevlucht naar een boerderij in Noord-Frankrijk. In ruil voor werk kregen we daar eten en een dak boven ons hoofd. De Duitste legers hadden bijna volledig België bezet. Enkel in de Westhoek hield ons leger stand. Ook elders in Europa werd er gevochten. Op 11 november 1918 werd er eindelijk vrede gesloten. Daarom zijn we nu teruggekeerd naar Ieper. Onze thuiskomst was vreselijk. We vonden zelfs de straat niet meer waar ooit ons huis stond. Ieper is volledig verwoest … Waar zullen we slapen deze nacht? Gelukkig hebben we ook goed nieuws ontvangen. We hadden al maanden niks gehoord van mijn grote broer Flip. In zijn laatste brief schreef hij dat zijn regiment werd ingezet in een aanval op de Duitse stellingen. We dachten dat hij in de loopgraven gesneuveld was. Nu weten we dat hij in een ziekenhuis in Engeland ligt. Binnen enkele dagen komt hij terug naar huis. Hopelijk vindt hij ons snel.
Duid de volgende gebeurtenissen aan op de tijdlijn. Zoek eventueel op het internet.
de Eerste Wereldoorlog (kleur de periode en zet een I)
de Tweede Wereldoorlog (kleur de periode en zet een II)
de eerste trein in België (zet het cijfer 1)
afschaffing van de kinderarbeid in België (zet het cijfer 2)
onafhankelijkheid van België (zet het cijfer 3)
Kies bij elke categorie een passende foto uit de les en leg uit waarom je die hebt gekozen.
a. Kunst: ik kies afbeelding , omdat
b. Bestuur: ik kies afbeelding , omdat
c. Techniek en wetenschap: ik kies afbeelding , omdat
d. Alledaagse leven: ik kies afbeelding , omdat
Maak de zin af.
Wat ik van deze les zeker onthoud, is
leer ik de periode van onze tijd op de tijdband aan te wijzen. leer ik het dagelijks leven in deze tijd te beschrijven. leer ik over drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit deze periode te vertellen.
a Welke periode bespreken we in deze les?
b Wanneer begint deze periode?
c Wanneer eindigt deze periode?
Wat gebeurt er in deze periode? Lees elke tekst en verbind die met het juiste stuk van de afbeelding.
In sommige landen zijn er politieke groepen die terroristische aanslagen plegen om aandacht te krijgen voor hun ideeën. Die acties kosten vaak aan veel burgers het leven. In 2001 viel Al-Qaeda met vliegtuigen het World Trade Centre in New York aan.
In de jaren zestig werden de eerste ruimtereizen gemaakt. In 1969 was de eerste bemande vlucht naar de maan. Vanaf 1990 draait een bemand ruimtestation in een baan om de aarde.
Om ook Japan te dwingen de Tweede Wereldoorlog te beëindigen, wierpen de Amerikanen in augustus 1945 twee atoombommen op Japan. Het land gaf zich direct over. De bommen maakten honderdduizenden slachtoffers.
De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dreigden elkaar tijdens de Koude Oorlog aan te vallen. Beide landen hadden een enorme hoeveelheid wapens. Die dreiging verdeelde de wereld in twee kampen. Het bouwen van de Muur rond West-Berlijn (1961) was daar een uiting van. Gelukkig kwam er geen echte oorlog en werd de Muur in 1989 afgebroken.
Direct na de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Naties opgericht. Zij werken o.a. aan vrede en veiligheid in de wereld door te proberen om militaire conflicten te vermijden. Sinds de toetreding van Zuid-Soedan in 2011 zijn er 193 landen lid van de VN; België en Nederland zijn dat al vanaf het begin.
Bekijk de tijdbalk bij het begin van de les opnieuw.
a. Schrijf het jaartal waarin we nu leven rechtsboven.
b. Geef je eigen geboortejaar en dat van je ouders aan. Zet de initialen erbij.
c. In 1948 aanvaardden de leden van de Verenigde Naties de Universele verklaring van de rechten van de mens. Geef dat jaartal aan Schrijf er de afkorting VN bij.
Universele verklaring van de rechten van de mens
Art. 1 Alle mensen worden vrij en gelijkwaardig geboren.
Art. 2 De rechten gelden voor iedereen, ongeacht je leeftijd, je huidskleur, je geslacht, je godsdienst, je nationaliteit, ...
Art. 3 Iedereen heeft recht op een leven in vrede en veiligheid ...
Ondanks het feit dat de Verenigde Naties veel conflicten weten op te lossen en veiligheidsdiensten uit steeds meer landen samenwerken, zijn er nog altijd oorlogen en terroristische aanslagen. Geef voorbeelden uit verschillende continenten.
Vul de tekst aan. Kies uit: communicatie, kennis, kunststof, productie, transportmiddelen.
Nog nooit is de kennis en technologie zo snel geëvolueerd als in de laatste zestig jaar. We kunnen zelfs spreken van een technologische revolutie! Luxeproducten werden op korte tijd alledaagse consumptiegoederen.
Op het vlak van de drong
o.a. de televisie (vanaf de jaren 50), de computer (vanaf 1981), het internet (vanaf 1991), de gsm (vanaf 1994), de iPod (vanaf 2001) en de tablet (vanaf 2010) de huiskamer binnen.
De auto, het vliegtuig en bijvoorbeeld sneltreinen, zijn die goederen en mensen
razendsnel verplaatsen. De steden werden daarop ingericht vanaf de jaren zestig. De mens verkent nu zelfs de ruimte.
De wordt
gemechaniseerd. Robots nemen bijvoorbeeld taken van de mens over. Voorwerpen worden steeds meer uit
vervaardigd.
Vanaf de jaren vijftig verdubbelde de wetenschapsom de tien jaar.
kennis
De ontwikkelingen gaan zo snel dat iedereen zich voortdurend moet bijscholen.
Geef voorbeelden van technische ontwikkelingen uit deze tijd.
Bijvoorbeeld: je kunt je smartphone gebruiken om de verwarming of de wasmachine aan te zetten. Kassa’s kunnen meteen de voorraad bijhouden en bestellingen aan het magazijn doorgeven.
Lees de teksten. Vul het juiste decennium aan: 50, 60, 70, 80, 90. Zoek de antwoorden in de tekst.
In de eerste helft van de jaren verscheen de eerste homecomputer bij sommige gezinnen. Het internet kwam een decennium later.
Steden werden heringericht in de jaren zodat de auto overal kon komen.
De eerste module van het internationaal ruimstestation werd op het einde van de jaren in de ruimte gebracht. 30 jaar eerder zette de eerste man een voet op de maan.
In de jaren nam België kerncentrales in gebruik. Sindsdien wordt het grootste deel van onze elektriciteit niet opgewekt met fossiele brandstoffen. Maar wat doen we met het gevaarlijke kernafval?
Lees de onderstaande tekst. Beschrijf daarna hoe multicultureel je jouw gemeente vindt.
De multiculturele samenleving
Vanaf de jaren vijftig zocht de Vlaamse industrie gastarbeiders in vooral Italie en Griekenland en later in Spanje, Turkije en Marokko. Doordat velen van hen hier bleven wonen ontstond een multiculturele samenleving. Dat is een samenleving waarin mensen uit verschillende culturen met elkaar samenleven.
Hieronder zie je enkele uitdagingen voor de toekomst. Wat zijn de gevolgen? En eventuele oplossingen?
In de 21e eeuw zullen we oplossingen moeten zoeken voor talrijke problemen, als we onze planeet leefbaar willen houden voor toekomstige generaties. De media waarschuwen voor de gevolgen voor onze planeet.
a. Waterverontreiniging
- Wat zijn de gevolgen?
water is niet meer geschikt als drinkwater, dode
vissen en waterdieren, stank, verspreiding ziekten …
- Kun jij oplossingen bedenken? Welke?
b. We gebruiken te veel energie. Fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas en steenkool) zullen schaars worden.
- Wat zijn de gevolgen?
- Kun jij oplossingen bedenken? Welke?
c. We zijn met steeds meer mensen op onze planeet.
- Wat zijn de gevolgen?
- Kun jij oplossingen bedenken? Welke?
d. We staan steeds meer in de file. Onze autowegen zitten overvol.
- Wat zijn de gevolgen?
verbrandingsgassen, te hoge CO2-uitstoot, luchtverontreiniging, ook in natuurgebieden zullen delfstoffen gewonnen worden … vervuiling, te veel bossen en natuurgebieden verdwijnen, voedseltekort … tijdverlies, natuurvervuiling, economisch verlies …
- Kun jij oplossingen bedenken? Welke?
Je bent zelf getuige van onze tijd. Stel je voor dat je bij de televisie werkt en een programma mag maken over jouw tijd? Wat zou je over de volgende onderwerpen laten zien? Schrijf het op.
a. Kunst
(Denk aan: Welke muziek hoor jij graag? Welke boeken lees je? Wat voor kunst vind jij mooi?)
b. Bestuur
(Denk aan: Wie besturen nu het land? Wie van hen zijn veel in het nieuws? Wie bestuurt jouw gemeente?)
c. Techniek en wetenschap
(Denk aan: Over welke nieuwe producten, uitvindingen of ontdekkingen heb je gehoord?)
d. Het alledaagse leven
(Denk aan: Hoe besteed jij je vrije tijd? Van wat voor kleding houd je? Krijg je zakgeld en waaraan besteed je dat? Hoe is het om te wonen in de wijk/gemeente waar jij woont?)
Stel je voor dat je vandaag vijftig jaar wordt. Je kijkt met je vrienden terug naar deze tijd. Welke gebeurtenissen of personen uit onze tijd zullen hun sporen dan nog hebben nagelaten? Bespreek het samen en schrijf een drietal voorbeelden op.
geef ik drie voorbeelden van een vloeistof, een gas en een vaste stof. weet ik hoe je een vloeistof, een gas of een vaste stof kunt verplaatsen en bewaren. weet ik hoe je de vorm van een vaste stof, vloeistof of gas bepaalt.
Schrijf op wat je waarneemt.
Neem je een stukje chocola in je mond, dan . Dat komt door
de warmte in je mond.
smelt het
Laat je de viltstiften zonder dop een tijdje liggen, dan
droogt de viltstift uit.
Het water of de alcohol in de stift verdampt.
De vlam van de kaars laat het kaarsvet smelten. Als dat hete kaarsvet op een stuk papier valt, dan
koelt het snel weer af en stolt. Het wordt weer een vaste stof.
Kijk rond in de klas en zoek verschillende stoffen of materialen die vloeibaar of vast zijn.
De lucht om je heen in de klas en als je buiten bent, is een gas. De lucht die je uitademt is ook een gas, net als de belletjes die naar boven komen in een glaasje bruiswater.
gasvormig - lucht in de klas
- uitgeademde lucht
- gas in spuitwater
vloeibaar
Orden de volgende stoffen in de tabel: aardgas, alcohol, benzine, boter bij 10° C, boter bij 50° C, ijs, kunststof, lucht, marmer, metaal, olie, sigarettenrook, speeksel, uitlaatgassen, vlees, waterdamp.
boter bij 10° C
ijs
kunststof
marmer
metaal
vlees
alcohol
benzine
boter bij 50° C
olie
speeksel
aardgas
lucht
sigarettenrook
uitlaatgassen
waterdamp
Lees de tekst. Kregen deze stoffen hun vorm in de natuur of door de mens? Schrijf het eronder.
De vorm van vaste stoffen
Vaste stoffen hebben hun vorm gekregen door de natuur. Een bloem bijvoorbeeld of een paddenstoel. Andere vaste stoffen hebben hun vorm gekregen door de mens.
de natuur de mens de natuur de mens
Lees de tekst. Beantwoord daarna de vraag.
Een hap lucht komt in je longen en neemt onderweg de vorm aan van de ruimte waarin het zit. Dat geldt ook voor alle andere gassen. Ze verspreiden zich in de ruimte die ze hebben. Gassen hebben dus geen vaste vorm.
Je laat thuis per ongeluk het fornuis aan staan, zonder dat er een vlam is. Wat gebeurt er met dat gas?
Het gas verspreidt zich vanzelf in de ruimte waarin het zich bevindt.
Hoe laat je zien dat vloeistoffen aan de binnenkant en aan de onderkant de vorm van het vat aannemen?
Je giet het in doorzichtige vaten van verschillende vorm en ziet dat de vloeistof zich voegt naar de binnenkant van de vorm waar je het in giet.
Je hebt de vloer met een natte dweil schoongemaakt en je wilt dat het snel opdroogt.
a. Wat kan dan helpen, denk je? Kruis in de tabel hieronder aan bij ‘Ik denk’.
Ik denk Ik stel vast Deur en vensters tegelijk open zetten. De verwarming aanzetten. Het licht aansteken.
b. Dit ga je zelf onderzoeken.
c. Wat stel je vast? Kruis het in de tabel hierboven aan bij ‘Ik stel vast’.
d. Verklaar waarom.
het water op de vloer verdampt sneller als je er wind langs laat strijken. het water op de vloer verdampt sneller met warme wind dan met koude wind.
benoem ik plaatsen waar het vroeger of later is dan bij ons. duid ik de draairichting van de aarde aan op een globe. leer ik hoe het komt dat het dag en nacht wordt en er seizoenen zijn.
Lees de tekst.
a. Kleur de juiste pijl.
b. Omcirkel het juiste antwoord.
In New York is het vroeger / later dan bij ons. In Tokyo is het vroeger / later dan bij ons. Dat komt omdat de aarde om haar eigen as / de zon draait. Ze draait daarbij in wijzerzin / tegenwijzerzin. Dat zie je aan de pijl die op de globe is ingekleurd. Over een rondje om haar eigen as doet de aarde 12 uur / 24 uur.
Kleur telkens het deel van de aarde waar het nacht is, zwart.
Vul in. Kies uit: dag - nacht - schaduw - schemering.
De zon kan nooit de hele aarde tegelijk verlichten. In het deel dat door de zon verlicht wordt, is het . In het deel dat in de ligt, is het dan . Het wordt niet van het ene moment op het andere dag of nacht. De overgang daartussen is de .
dag schaduw nacht
Bekijk de afbeeldingen bij vraag 3 goed. Kruis de zinnen aan waar je het mee eens bent.
De aarde staat een beetje scheef ten opzichte van de zon.
De zon staat een beetje scheef ten opzichte van de aarde.
De aardas staat een beetje scheef ten opzichte van de zon.
Omcirkel de juiste antwoorden.
De zon geeft behalve licht ook warmte. Daarom is het ’s nachts ook altijd warmer / koeler dan overdag. De dag en de nacht zijn bovendien niet altijd even lang. Europa krijgt de meeste zon in juni / december omdat het noordelijk / zuidelijk halfrond dan naar de zon is toegekeerd. De zonnestralen vallen dan rechter op het deel van de aarde waar wij wonen. We hebben daardoor lange / korte dagen en het wordt overdag lekker warm / best koud. In de winter is het zuidelijk halfrond juist naar de zon toegekeerd. Europa krijgt dan veel minder zon en we hebben hier langere / kortere nachten en langere / kortere dagen. Omdat de zonnestralen nu veel schuiner invallen, verwarmen ze ons deel van de aarde minder goed dan in de zomer / winter.
Vul in: december - juni - zomer op het noordelijk halfrond - zomer op het zuidelijk halfrond.
juni - zomer op het noordelijk halfrond
december - zomer op het zuidelijk halfrond
geef ik de draairichtingen van de maan aan op een tekening. benoem ik de schijngestalten van de maan en plaats ik ze in de juiste volgorde. leg ik uit wat er bij een maansverduistering gebeurt.
Bekijk de tekeningen.
a. Duid met een blauwe pijl de draairichting van de maan aan;
b. Duid met een groene pijl de draairichting van de maan rond de aarde aan.
c. In welke richting draait de maan?
d. De maan draait rond de eigen as in dagen. De maan draait rond de aarde in dagen. Daarom zie je altijd dezelfde kant van de maan.
Elke dag ziet de maan er anders uit. Op de afbeeldingen zie je de schijngestalten van de maan die een naam gekregen hebben. Ze staan in de juiste volgorde. Schrijf de juiste naam eronder.
Kies uit: afnemende naam – eerste kwartier – laatste kwartier – nieuwe maan – volle maan
wassende maan
Nummer de foto’s zodat ze in de juiste volgorde staan.
Kijk om de twee dagen naar de maan. Telkens als je ze ziet, teken je ze in een witte cirkel. Zo kun je alle schijngestalten ontdekken.
Lees de tekst over de maansverduistering. Los daarna de vraag op.
Elk jaar is er wel ergens op de aarde een maansverduistering. Een maansverduistering is dus niet zo zeldzaam als een zonsverduistering. Een maansverduistering is altijd in een heel groot gebied zichtbaar. Eigenlijk kun je de verduistering zien aan de hele nachtzijde van de aarde. Tijdens een maansverduistering gaat de maan door de schaduw van de aarde. De maan ziet er dan donkerder uit en je ziet de verduistering. Het is net zoiets als wanneer jij in de schaduw van een boom gaat staan. Dan zie je er ook donkerder uit. Loop je uit de schaduw, dan valt er weer meer licht op je, en dan ben je beter te zien.
In welke volgorde staan de zon, de maan en de aarde bij een maansverduistering? Kruis het aan. aarde – maan – zon zon – aarde – maan maan – aarde – zon
Bekijk de afbeelding. Voer daarna de opdrachten uit.
a. Schrijf de woorden aarde, maan en zon op de juiste plaats onder de afbeelding.
b. Maak de kernschaduw van de aarde donkergrijs.
c. Maak de overige schaduw van de aarde lichtgrijs.
d. Teken een maan als hij uit de kernschaduw komt.
e. Teken een maan als hij weer in het licht van de zon komt.
In deze les ...
leer ik wat tandwielen zijn en hoe ze werken. vertel ik in eigen woorden hoe je een experiment opzet, wat de verschillende stappen daarbij zijn en wat je in die stappen precies doet.
Ga met een kleurpotlood over de fietsketting.
Dit vraag ik me af ...
In welke richting draaien de tandwielen die met elkaar verbonden zijn?
Ik voorspel, experimenteer en stel vast.
a. Maak met het materiaal na wat er getekend staat.
b. Aan het blauwe tandwiel moet je draaien in de richting van de pijl. Denk eerst na hoe het groene tandwiel zal draaien.
c. Maak een voorspelling en zet een pijl in de tweede kolom.
d. Voer de proef uit.
e. Wat gebeurt er met het groene tandwiel? Teken in de laatste kolom met een pijl hoe het groene tandwiel draait.
Ik denk ...
Ik stel vast ...
Streep door wat fout is.
Het tandwiel waar je aan draait, noemen we het aandrijfwiel / het volgwiel . Het tandwiel dat daardoor meedraait, noemen we het aandrijfwiel / het volgwiel .
Draai aan het blauwe tandwiel in de richting van de pijl.
a. Denk na over hoe het groene tandwiel zal draaien.
b. Maak een voorspelling en zet een pijl in elk groen tandwiel in de tweede kolom.
c. Voer de proef uit. Wat gebeurt er met het groene tandwiel?
d. Teken in de laatste kolom met een pijl hoe elk groen tandwiel draait.
Kijk hoe het blauwe tandwiel draait. Met een ketting is het verbonden aan een ander tandwiel.
a. Voorspel hoe het groene tandwiel draait en zet een pijl.
b. Doe de proef en teken in de laatste kolom met een pijl hoe elk groen tandwiel draait.
Ik denk ...
Ik doe ...
Ik probeer zelf iets:
c. Schrap wat niet past of vul in.
Deze tandwielen
draaien in dezelfde / tegengestelde richting. Hetzelfde resultaat bereik je met tandwielen tegen elkaar / met een ketting.
Deze tandwielen
drie een ketting
draaien in dezelfde / tegengestelde richting.
Het antwoord op mijn vraag uit opdracht 2. Vul in. Kies uit: de trappers - dezelfde - een ketting - het achterwiel - tegengestelde.
tegengestelde
de trappers
Mijn onderzoek laat zien dat tandwielen die in elkaar grijpen in richting draaien. Bij tandwielen die door met elkaar verbonden zijn, is dat afhankelijk van de ketting. Hoe dat laatste werkt, zie je bij een fiets. Met breng je een eerste tandwiel in beweging.
De ketting verbindt dat tandwiel met het tandwiel in . De ketting zorgt ervoor dat beide tandwielen in richting draaien.
dezelfde
het achterwiel
10 11
Schrijf de apparaten uit het filmpje op waarin tandwielen werden gebruikt.
blikopener - fiets - fietsbel - installatie om brug omhoog te draaien
- kurkentrekker - molen - schakelen in een auto - wagentjes in een
achtbaan - wekker
Neem een voorwerp met tandwielen en kijk er aandachtig naar. Beantwoord de vragen.
Ik neem
a. Hoe zijn de tandwielen met elkaar verbonden?
b. Waarvoor dienen de tandwielen in dit voorwerp?
Bij een fiets is het tandwiel bij de trappers altijd groter dan het tandwiel bij het achterwiel. Waarom is dat niet andersom? Leg het uit.
Op een groter tandwiel staan meer tanden dan op een kleiner tandwiel.
Draai je het grotere tandwiel bij de trappers eenmaal rond dan draait het kleinere tandwiel in je achterwiel bijvoorbeeld tweemaal rond.
Vul in.
Twee tandwielen van dezelfde grootte draaien altijd . Bij twee ongelijke tandwielen die naast elkaar staan, draait het altijd trager dan het .
even snel grootste kleinste
leer ik waarvan bakstenen zijn gemaakt. leer ik hoe bakstenen worden gemaakt. vertel ik over het proces ‘van klei tot baksteen’.
Van klei worden bakstenen gemaakt. Beschrijf de kenmerken van klei en die van baksteen in het volgende schema.
kenmerken
vochtigheid hardheid kleur oppervlak vorm
vochtig, voelt nat aan droog
kan gekneed worden hard
meestal grijsbruin of roodbruin meestal rood
glad ruw
kan gekneed worden vaste vorm: balkvormig
Wat gebeurt er op de foto’s? Bedenk een bijschrift en schrijf het erbij.
Dit is een gebied waar de grondsoort klei wordt gewonnen. De klei wordt afgegraven.
De afgegraven klei wordt met vrachtwagens naar de steenfabrieken vervoerd.
Wat gebeurt er eerst in de fabriek? Schrijf het naast de foto.
In de fabriek wordt de klei gezeefd. Er worden stukjes metaal en steentjes uitgehaald. Ook worden er plantenresten uitgezeefd.
Daarna wordt de klei gekneed in grote machines.
Hoe maakten ze honderd jaar geleden bakstenen? Maak een bijschrift bij foto 4 en 5.
De man vormt de stenen met de hand.
De vrouwen maken de vorm leeg en leggen de stenen te drogen.
Hoe maken ze tegenwoordig bakstenen? Lees de informatie.
De gezeefde klei wordt vermalen tot kleine worstjes. Die komen in een grote bak terecht. Daar wordt er net voldoende water bijgedaan om de klei goed te kunnen kneden. In grote hompen gaat de klei vervolgens naar de mallen.
In de mal wordt een laagje zand gestrooid, zodat de klei niet aan de mal kleeft.
Dan wordt de klei in de mal gedaan en erin geperst. De machines in een fabriek maken er tienduizenden per uur.
Maar dan is het nog steeds klei. Als je hem in het water zou leggen, valt de homp klei zo weer uit elkaar.
Het wordt steen
De stenen moeten drogen. Als dat gebeurd is, worden ze op een ovenwagen geplaatst. Die rijdt door een oven van ongeveer 200 meter lengte. In de oven loopt de temperatuur op van zo’n 900 graden Celcius in het begin van de oven tot wel 1200 graden Celcius verderop in de oven.
Trek een lijn van het woord naar de juiste plaats in foto 8 of 9.
In moderne fabrieken is de oven altijd aan. Dat moet wel, want het duurt een week om hem anders weer op de juiste temperatuur te krijgen. De ovenwagen doet er vijf dagen over om aan de andere kant weer uit de oven te komen.
Bedenk een bijschrift bij foto 10.
Gebruik de volgende woorden: gebakken – pallet(s) - verkocht - verpakt - vervoert
De gebakken stenen worden op pallets gezet en verpakt. Hierna worden ze verkocht aan bijvoorbeeld een bouwbedrijf. Een transportbedrijf vervoert de stenen naar het bedrijf dat ze gekocht heeft.
Schrijf de volgende woorden in het schema: bakken - drogen - kleiwinning - mengen en kneden - vervoeren - vormen
Bekijk de foto’s uit de les. Past de foto bij een stap in het schema? Zet dan het nummer van de foto op de juiste plaats in het schema.
mengen en kneden
maak ik een helikopter uit een blad papier. leer ik welke energie of kracht nodig is om van een blad papier een wentelende helikopter te maken. leg ik uit hoe je de schroefbladen in wijzerzin en in tegenwijzerzin laat wentelen. leer ik welke keuzes zorgen voor een goede helikopter.
Dit toestel kan verticaal opstijgen.
Dit toestel wordt vooral gebruikt om goederen te vervoeren.
Dit is geen voorbeeld van techniek.
De cockpit van dit toestel bestaat bijna volledig uit glas.
a. Verbind elke foto met het juiste kenmerk.
b. Wat is techniek? Vul aan.
Techniek omvat elk voorwerp dat wel / niet in de natuur voorkomt. Techniek is dus alles wat door de wordt gemaakt.
c. Helikopters gebruiken schroeven om te kunnen voortbewegen. Een schroef bestaat uit meerdere schroefbladen. Tel het aantal schroeven en schroefbladen op de foto’s. Noteer het juiste aantal in elke kolom.
Alouette III
CH-47 Chinook
UH-60 Black Hawk Sikorsky
Aan de slag!
Ik denk na over het probleem.
a. Bekijk de foto van het afgewerkte model hieronder.
b. De helikopter bestaat uit een schroef met schroefbladen.
Ik ontwerp.
Ik wil dit ontwerp namaken.
Ik maak.
a. Welk materiaal gebruik je? Duid in elke kolom aan.
een licht blad papier A4-formaat
een zwaar blad papier A5-formaat
Leg de korte zijde van het blad papier voor je. Vouw het blad in drie gelijke lange delen. Er zijn 2 / 3 / meer dan 3 vouwlijnen.
Vouw nogmaals, maar nu in de breedte. Duid die vouwlijn eerst op de foto met een kleurpotlood op elk deel aan.
Schuif de T-vorm tussen de benen van het derde deel.
Trek aan alle uiteinden van de delen tot de vouwen dicht bij elkaar komen.
Ik test.
De drie schroefbladen komen samen in een punt. De helikopter is klaar.
a. Houd de helikopter zo hoog mogelijk , met de punt naar beneden. Laat de helikopter los.
• De schroefbladen wentelen goed / niet goed.
• De schroefbladen wentelen altijd in wijzerzin altijd in tegenwijzerzin soms in wijzerzin, soms in tegenwijzerzin.
b. Bekijk de schroefbladen.
• De schroefbladen zijn nauwkeurig / niet zo nauwkeurig gevouwen.
• De schroefbladen zijn netjes / slordig gescheurd.
Ik verbeter.
Wat wil je verbeteren aan de helikopter?
Welke veranderingen heb je aan het blad papier aangebracht? Kruis aan. geknipt gescheurd gesneden gevouwen verdubbeld versnipperd
Welke energie of kracht is nodig om van een blad papier te komen tot een wentelende helikopter? Kruis alle mogelijkheden aan.
x x
spierkracht veerkracht waterkracht windkracht zwaartekracht
Hoe werkt het opstijgen, landen en stil in de lucht hangen bij een echte helikopter?
Bekijk het filmpje en schrijf de antwoorden op die drie vragen op.
Vergelijk een helikopter met een blad papier en omcirkel wat juist is.
• De helikopter valt eerder / gelijktijdig / later op de grond.
• De helikopter ondervindt meer / evenveel / minder weerstand van de lucht.
Vergelijk twee helikopters van verschillende grootte.
• De helikopter met de korte schroefbladen valt eerder / gelijktijdig / later op de grond.
• Die helikopter ondervindt meer / evenveel / minder weerstand van de lucht.
Vergelijk twee helikopters van dezelfde grootte. Maak twaalf paperclips vast aan de punt van één van beide.
• De helikopter met paperclips valt eerder / gelijktijdig / later op de grond.
• De schroefbladen van die helikopter wentelen minder snel / even snel / sneller .
Waarmee houden we dus het best rekening als we een nieuw model helikopter bedenken?
korte schroefbladen een laag gewicht lange schroefbladen een hoog gewicht
bekijk ik verpakkingen met een ‘technische bril’. maak ik op een nauwkeurige, veilige en zorgzame manier een degelijke verpakking. herken ik de eisen en keuzes bij technische realisaties.
Welke verpakking hoort bij welke ontvouwing? Geef beide rondjes dezelfde kleur.
Kijk met een technische bril naar je verpakking! Beantwoord de vragen. Sommige vragen kun je mogelijk niet beantwoorden.
Hoe is de verpakking verstevigd?
Van welke materialen is de verpakking gemaakt?
Waarom koos men voor die materialen?
Wat vind je binnen in de verpakking?
Welke symbolen vind je op de verpakking?
Bijv.: met kleefband, hoekprofielen, een extra bodem.
Bijv.: kunststof, karton, glas
Bijv.: licht, goedkoop, duurzaam, milieuvriendelijk, waterbestendig, stevig
Bijv.: vlokken of vormen in piepschuim, inzetstukken, inlegbodem
Bijv.: een glas (breekbaar), een pijl (This side up)
Ontvouw voorzichtig je verpakking.
Teken de ontvouwing over op een apart blad.
Aan de slag!
Ik denk na over het probleem.
a. Ik maak een verpakking voor .
b. Wat maakt de verpakking degelijk? Kruis minstens twee eisen aan.
Ik wil kunnen zien wat er in de verpakking zit.
Ik wil de verpakking hergebruiken.
De inhoud in de verpakking moet gesorteerd zijn.
De verpakking moet bestand zijn tegen water.
De verpakking moet van milieuvriendelijk materiaal gemaakt zijn.
Ik ontwerp.
c. Bekijk alle materialen die je mag gebruiken.
d. Schets de verpakking die je wilt maken.
e. Schets de ontvouwing ervan.
Ik maak.
a. Schrijf op wat je nodig hebt om het ontwerp uit te voeren.
materiaal gereedschap
b. Ga nauwkeurig, veilig en zorgzaam te werk.
Ik test.
a. Voldoet de verpakking aan de eisen die je vooropstelde? ja nee
b. Vergelijk het ontwerp met het eindresultaat.
• Het eindresultaat lijkt heel goed / een beetje / helemaal niet op de schets van de verpakking.
• De schets van de ontvouwing was heel goed / een beetje / helemaal niet bruikbaar om de verpakking te maken.
Ik verbeter.
a. Wat zou je de volgende keer anders doen?
b. Pas de schetsen aan. Teken de aanpassingen in een andere kleur.
Bij het maken van technische realisaties worden eisen vooropgesteld en keuzes gemaakt. Vergelijk de technische realisaties. Schrijf telkens een andere eis op waaraan die realisatie moest voldoen. Noteer kort tot welke keuze dat heeft geleid. Doe zoals het voorbeeld.
eis: milieuvriendelijk
È
keuze: herbruikbare materialen
diepvriesproducten tijdens de rit van de winkel naar huis koel houden
eis: È
keuze:
een extra isolerende laag aan de binnenkant
beschermen tegen fel licht, stevig
rond het hoofd zitten, comfortabel zitten, bestand zijn tegen valpartijen ...
eis: È
keuze:
gekleurde glazen, verstelbare
brede elastiek, kunststof ...
films in 3D bekijken, op alle soorten hoofden passen, goedkoop om te produceren ...
eis: È
keuze:
een rood en een blauw
glas, gevouwen in plaats van met scharnieren, karton ...
eis:
je kunt een potje in een brooddoos meenemen, geschikt als tussendoortje
eis:
milieuvriendelijk
keuze:
een kleine verpakking (125 g), 4 aparte potjes
een glazen bokaal, grote verpakking
keuze:
eis:
je kunt voor meerdere personen koffie zetten
je kunt maximum 2 kopjes koffie zetten
eis:
keuze:
losse koffie in een filterzakje
keuze:
aparte koffiepads
leer ik elektrische apparaten in groepen in te delen. leer ik een elektrisch apparaat met een technische bril te bekijken. leer ik symbolen kennen die met recyclage te maken hebben. leer ik te vertellen wat er met een afgedankte koelkast gebeurt.
Audio- en videotoestellen: toestellen die te maken hebben met beeld en/of geluid
▶ nummer(s)
Elektrisch gereedschap: toestellen die een doehet-zelver gebruikt of die dienen om de tuin te onderhouden
▶ nummer(s)
Huishoudelektro: grote en kleine toestellen die je gebruikt in het huishouden, voor verzorging en gezondheid, in de keuken ...
▶ nummer(s)
ICT-toestellen: toestellen die te maken hebben met informatie en communicatie
▶ nummer(s)
Verlichtingstoestellen
▶ nummer(s)
Kijken met een technische bril! Kies een toestel van de demonstratietafel en bespreek in je groepje de volgende kijkvragen. Schrijf je antwoord in een paar steekwoorden op.
a. Uit welke materialen is dit toestel gemaakt?
b. Hoe zijn de delen met elkaar verbonden?
c. Waaraan zie je dat het toestel al gebruikt is?
d. Op welke manier heeft het toestel het leven van mensen veranderd?
e. Wat is er gevaarlijk aan dit toestel?
f. Welke informatie lees je op het toestel?
Wat vind je binnen in een afgedankt elektrisch toestel?
a. Demonteer zorgvuldig het apparaat. Leg de onderdelen op een doek.
b. Teken een onderdeel na en schrijf erbij (1) hoe het heet, (2) waarvan het is gemaakt en (3) waarvoor het dient.
Wat doen we met een afgedankte koelkast? Vul aan. Kies uit: bijdrage - defect - energie - isolatieschuim - koelmiddel - ozonlaag - recyclage
Een koelkast is op een gegeven moment verouderd. Hij is bijvoorbeeld regelmatig of verbruikt erg veel . Soms is hij niet verouderd en niet stuk, maar gaat hij toch weg. Bijvoorbeeld omdat iemand verhuist of een nieuwe keuken krijgt. In zo’n geval koop je een nieuwe koelkast; liefst met het symbool erop, want zo’n apparaat verbruikt heel weinig energie.
Op elk nieuw toestel betaal je een . Die dient om de inzameling en van oude toestellen te betalen. Dat is nodig, want die zijn vaak een bron van vervuiling. Het in een oude koelkast tast bijvoorbeeld de aan. Dat is de luchtlaag rond de aarde die ons beschermt tegen
schadelijke zonnestralen. In de wand van de koelkast zit . Dat is niet giftig, maar het breekt erg langzaam af.
Het is belangrijk dat afgedankte apparaten op de juiste manier verwerkt worden. Voor koelkasten gaat dat zoals je hieronder ziet. Vul in. Kies uit: afgedankt - nieuw - recyclage.
Je hebt een elektrisch apparaat afgedankt, maar het is nog bruikbaar als het wat opgeknapt wordt. Waar breng je het dan best heen?
Naar de kringloopwinkel of de hergebruikafdeling van het containerpark
Je hebt een elektrisch toetsel afgedankt en het is niet meer bruikbaar. Welke twee mogelijkheden heb je? Gebruik de informatie op de afbeelding hierboven.
Bijvoorbeeld:
1. je laat het apparaat ophalen door de verkoper van het nieuwe apparaat dat je bij hem kocht.
2. je brengt het naar het containerpark.
Wat gebeurt er met de onbruikbare apparaten die opgehaald worden of die je zelf naar het containerpark brengt? Vul in.
Kies uit: bruikbaar - containerparken - grondstof - handelaren - RECUPEL - vernietigd
De organisatie haalt afgedankte onbruikbare toestellen op bij de en de . De materialen
die nog zijn, zoals kunststof, glas en metaal dienen als voor nieuwe voorwerpen. De onderdelen die niet meer bruikbaar zijn worden onschadelijk gemaakt en .
Op verpakkingen vind je deze logo’s. Trek een lijn van het logo naar de juiste betekenis ervan.
Dit informatielogo op plastic verpakkingen, geeft aan van welk soort plastic de verpakking gemaakt is.
Gooi deze verpakking niet op straat, maar in een afvalbak!
Het kringloopsysteem geeft aan dat een product kan worden gerecycled.
Steeds meer organisaties houden zich bezig met recyclage van producten. Van drie ervan zie je hieronder hun logo. Wat doen zij? Trek lijnen.
Bebat houdt zich bezig met het inzamelen van gebruikte batterijen.
FOST Plus houdt zich bezig met alles wat te maken heeft met huishoudelijk afval en verpakkingsafval van gezinnen.
De organisatie Recytyre zorgt voor de inzameling en verwerking van afgedankte (auto)banden.