LES 13
Stofomzettingen
Wat gebeurt er met de samenstelling van de moleculen bij het branden van een kaars? Experiment Benodigdheden - kaars
r
- lucifers
aa
Werkwijze 1
Steek de kaars aan.
2
Waar haalt de kaars het zuurstofgas om te kunnen branden?
3
Noteer je waarneming.
pl
WAARNEMING
Afb. 62 één molecule koolstofdioxide
em
Verklaring Na het aansteken van de kaars smelt een deel van het kaarsvet waarna het kaarsvet in de lont verbrandt. Bij de verbranding van kaarsvet (paraffine) wordt koolstofdioxide en waterdamp gevormd. Afbeelding 62 stelt één molecule koolstofdioxide voor en afbeelding 63 een molecule water als gas. Afb. 63 één molecule water
= 1 zuurstofatoom
= 1 koolstofatoom
= 1 waterstofatoom
ex
= 1 zuurstofatoom
Elke molecule is opgebouwd uit kleinere deeltjes, atomen.
In
ki
jk
Afbeelding 64 stelt de verbranding van kaarsvet voor met het deeltjesmodel. Bekijk de afbeelding. Zet een kruisje bij de juiste uitspraken. = 1 molecule zuurstofgas
= 1 molecule koolstofdioxide
= 1 molecule water
Afb. 64 brandende kaars met het deeltjesmodel
Bij het verbranden van kaarsvet o worden nieuwe stoffen gevormd. o veranderen de moleculen van samenstelling. o veranderen de moleculen niet van samenstelling. o worden geen nieuwe stoffen gevormd. o ontstaan nieuwe combinaties van atomen. o vindt er een faseovergang plaats. o vindt er geen faseovergang plaats. o ontstaan geen nieuwe combinaties van atomen. Besluit De samenstelling van de moleculen verandert / verandert niet bij het branden van een kaars. 83