Hotspot Leipzig

Page 1


HOTSPOT LEIPZIG

NEUE LEIPZIGER SCHULE in het DRENTS MUSEUM

INHOUDSOPGAVE

7 Liefde voor Leipzig

Annemiek Rens

9 Hotspot Leipzig - De Neue Leipziger Schule

Harry Tupan

18 Catalogus

Berber van der Veer

92 Biografieën

104 Leipziger Schule in het Drents Museum

105 Galerieën Spinnerei (selectie)

108 English translations

112 Colofon

HOTSPOT LEIPZIG

Mirjam

Het Drents Museum verzamelt vanaf 1992 officieel hedendaagse figuratieve kunst. Als selectiecriterium wordt daarbij ‘de waarneming van de zichtbare werkelijkheid’ aangehouden. De basis van de collectie wordt gevormd door werk van kunstenaars die opgeleid zijn aan Academie Minerva. Deze kunstacademie in Groningen was jarenlang het bolwerk van de Noordelijk figuratieven, met als boegbeeld Matthijs Röling (1943-2024). In de afgelopen jaren is het museum bovendien ook werk van figuratieve kunstenaars uit heel Nederland en daarbuiten gaan verzamelen. In het internationale verzamelbeleid ligt de focus – in het verlengde van Academie Minerva - op groepen en academies waar een bijzondere ontwikkeling binnen de figuratie heeft plaatsgevonden. De Neue Leipziger Schule is de tweede academie die het museum volgt en sinds 2020 verzamelt. In 2009 was er de tentoonstelling Realisme uit Leipzig, de eerste overzichtstentoonstelling van de Leipziger Schule in Nederland. In de jaren daarna heeft het museum nauw contact onderhouden met de Leipziger kunstwereld, met regelmaat werk aangekocht en monografische of groepstentoonstellingen georganiseerd over de Leipziger Schule.

Voorwoord

Liefde voor Leipzig

Door de verzamelpraktijk van de afgelopen jaren ligt er een stevig fundament van 75 jaar figuratieve kunst in de collectie verankerd. Het werk van de Neue Leipziger Schule blijft daarbij een belangrijk uitgangspunt. Hoewel de verzameling inmiddels behoorlijk representatief is, was het onze grote wens om een schilderij van Neo Rauch toe te voegen. Rauch is de belangrijkste kunstenaar van de Neue Leipziger Schule maar ontbrak nog in de verzameling. Dat wij dit jaar het schilderij Das Dreibein van hem hebben kunnen verwerven dankzij een genereuze gift van de NAM is van grote betekenis. Natuurlijk blijven er wensen, zo ontbreken er nog werken van Leipziger kunstenaars uit de eerste generatie: Werner Tübke (1929-2004), Wolfgang Mattheuer (19272004) en Bernhard Heisig (1925-2011), uit de tweede generatie Arno Rink (1940-2017) en Willi Sitte (1921-2013) en uit de derde generatie Michael Triegel (1968) en Tim Eitel (1971). Wellicht lukt het ons de komende jaren om deze hiaten op te vullen. En blijven we met groot plezier de ontwikkelingen van de nieuwste generaties volgen.

Dit boek brengt de huidige status van de collectie in beeld en is daarmee niet alleen een catalogus bij een tentoonstelling, maar ook een collectieboek. Voormalig algemeen directeur Harry Tupan is de grote drijvende kracht achter de Leipzigcollectie van het Drents Museum. Zijn liefde voor Leipzig als broedplaats voor nieuwe figuratieve kunst van hoog niveau maakt dat het Drents Museum nu een van de belangrijkste collecties op dit gebied bezit. Tupan was met al zijn kennis van het onderwerp dé aangewezen persoon om het hoofdessay in dit boek te schrijven. Beringer Hazewinkel junior conservator Berber van der Veer verzorgde de samenstelling van het boek en de tentoonstelling waarin een deel van de collectie te zien is. Albertine Dijkema tekende voor het ontwerp en Waanders Uitgevers voor de uitgave.

Een collectie als deze kan alleen tot stand komen dankzij hulp van velen. Soms is dat financiële hulp om aankopen mogelijk te maken, zoals onder meer van de VriendenLoterij en de Stichting Vrienden van het Drents Museum, soms zijn dat genereuze giften zoals die van de NAM voor de aankoop van de Rauch maar ook van het Drentse netwerk van kunstliefhebbers Kwintus dat onlangs een werk van Henriette Grahnert aan het museum schonk. Maar ook de vele galerieën met in het bijzonder Galerie Schwind, Eigen + Art, Kleindienst en Jochen Hempel zijn van onmisbaar belang geweest. En tot slot natuurlijk de kunstenaars, want zonder hen zou er geen kunst zijn om te verzamelen, te bewonderen en van te houden.

Rond het jaar 2000 werd Leipzig de internationale hotspot van de figuratieve schilderkunst. Tegen de stroom in, die werd beheerst door conceptuele kunst, nieuwe media en ook fotografie brak een groep jonge kunstenaars, bijna allemaal oud-studenten van de Leipziger kunstacademie de Hochschule für Grafik und Buchkunst (HGB), internationaal door. Hoe ontstond deze hype en wat lag er historisch gezien aan ten grondslag?

Hotspot Leipzig

HOE HET BEGON

Op 7 oktober 1949 werd de Duitse Democratische Republiek (DDR) uitgeroepen en daarmee was de afscheiding van de BRD, de Bundes Republiek Duitsland, een feit. De DDR of Oost-Duitsland werd een socialistische staat, die werd geleid door de communistische partij. Hiermee raakte het land onlosmakelijk verbonden met de toenmalige Sovjet-Unie. De DDR beschouwde zich voortaan als een boeren- en arbeidersstaat. Niet alleen op politiek en economisch, maar ook op cultureel gebied oefende de Sovjet-Unie een sterke invloed uit op socialistische landen in Oost-Europa. Stalin wenste kunst met een propagandistisch karakter, met als hoofdthema’s de verheerlijking van de leiders, de staat, de arbeiders, de boeren en de industrie. Deze kunst werd socialistisch realisme genoemd. Ook in de DDR werd dergelijke kunst in dienst van de staat gemaakt, in steden met kunstacademies als Oost-Berlijn, Leipzig en Dresden. Het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur zorgden ervoor dat er geen artistieke invloeden uit het westen doordrongen tot het afgesloten oosten. En dat betekende dat men geen kennis kon nemen van nieuwe ontwikkelingen in de (beeldende) kunst. Waar elders de figuratieve kunst als hopeloos verouderd werd afgedaan, verloor het nimmer haar grip in het oosten. Leipzig werd het brandpunt van de figuratieve kunst. De stad aan de Pleisse met tegenwoordig ruim 600.000 inwoners, stond en staat bekend om haar Messe, die ook heden ten dage nog volop floreert. Het is ook de stad van Bach en de Thomaskirche. In september 1989 werd Leipzig de bron waar het verzet tegen de communistische SED begon met de zogenoemde Montagsdemonstrationen. Honderdduizenden mensen demonstreerden voor vrijheid en democratie. In oktober van dat jaar viel uiteindelijk de Berlijnse Muur.

De baanbrekers en later de invloedrijkste kunstenaars en docenten in Leipzig waren Werner Tübke (1929-2004), Wolfgang Mattheuer (1927-2004) en Bernard Heisig (1925-2011). Zij vormen het fundament van de Leipziger Schule waarop de Neue Leipziger Schule later voortborduurde. Ook waren zij allen docent aan de Hochschule für Grafik und Buchkunst, waar aanvankelijk alleen grafische vakken werden gedoceerd. Pas in 1961 startte men op voorspraak en onder

leiding van Bernard Heisig een schilderklas. ‘De grote drie’ veroorzaakten grote opschudding op de Documenta van Kassel in 1977, toen enkele WestDuitse kunstenaars zich vanwege hun selectie verontwaardigd van deze kunstmanifestatie terugtrokken. Hun vermeende rol als partijkunstenaar was hier debet aan. Pas met de grote tentoonstelling Kunst in der DDR (2003) in de Nationalgalerie Berlin sprak men bewonderend over de kunstenaars uit het oosten van Duitsland.

NEUE LEIPZIGER SCHULE

Het begrip Neue Leipziger Schule (NLS) is eigenlijk misleidend. Er is nimmer sprake geweest van een dusdanige inhoudelijke of stilistische samenhang die de term ‘school’ rechtvaardigt; ook is er geen manifest waarin de onderlinge uitgangspunten of doelen zijn geformuleerd. In feite gaat het om een groep individuele kunstenaars van wie de enige onderlinge band is dat zij zijn opgeleid aan de HGB, figuratieve kunst maken en allen in Leipzig wonen, werken of opgeleid zijn. Kenmerkend is dat zij hun basis vinden in klassieke academische uitgangspunten als (naakt)modeltekenen, het beheersen van het perspectief en de analyse van de formele compositie. Vanaf het begin hebben de kunstenaars geageerd tegen de benaming NLS. Martin Kobe zei al in 2004 dat hij zich aan het label stoorde, want, zo meende hij: ‘met de ouden (van de Leipziger Schule – HT) hebben wij niets van doen’.¹

LIGA (2000 – 2004)

Een groep jonge afgestudeerden van de HGB zoekt elkaar in 2000 op om gezamenlijk naar mogelijkheden voor tentoonstellingen te kijken, zonder galerie en op eigen kosten en risico. Deze Produzentengalerie telde elf kunstenaars; onder hen bevinden zich onder andere Tilo Baumgärtel (1972), Tim Eitel (1971), Martin Kobe (1973), Christoph Ruckhäberle (1972), David Schnell (1971) en Matthias Weischer (1973). Hun eerste tentoonstelling vindt in datzelfde jaar in Leipzig plaats onder de naam LIGA. In 2004 stoppen de activiteiten, omdat veel kunstenaars inmiddels onderdak hadden gevonden bij gerenommeerde Leipziger galerieën als Eigen+Art en Kleindienst. In 2002 cureert Josef Filipp van de Neuen Leipziger Kunstverein in samenwerking met Galerie Kleindienst de tentoonstelling Leipziger Lerchen (‘Leipziger leeuweriken’) in de Städtischen Galerie in Speyer, met Tilo Baumgärtel, Peter Busch (1971), Martin Kobe, Christoph Ruckhäberle, David Schnell en Matthias Weischer, die deel uitmaken van LIGA. Deze tentoonstelling vindt uiteindelijk ook weerklank in Leipzig zelf, want in 2003 vindt deze onder de titel Sieben mal Malerei plaats in het Museum der bildende Künste (MdbK) in Leipzig. Josef Filipp voegt Tim Eitel daarvoor aan de lijst met kunstenaars toe. LIGA en deze tentoonstellingen vormen daardoor mede de opmaat naar het grote succes van de NLS.

Museum der Bildenden Künste (MdbK) in Leipzig

Een grote rol speelt de Leipziger galeriehouder Gerd Harry ‘Judy’ Lybke van Eigen+Art, de oudste Leipziger galerie die al ver voor de val van de Muur en nog in de DDR-tijd werd opgericht: in 1983. Aanvankelijk ondergronds groeit de galerie onder Lybkes leiding uit tot dé toonaangevende galerie in Leipzig. Met kunstenaars als Neo Rauch (1960), David Schnell, Tim Eitel, Kristina Schuldt (1982) en Titus Schade (1984) is deze galerie onmiskenbaar het paradepaardje onder de Leipziger galerieën. Lybke is een belangrijke pleitbezorger van de NLS. Ook galeriehouders Jochen Hempel (Dogenhaus, nu galerie Jochen Hempel) en Matthias Kleindienst behoren tot de galeriehouders van het eerste uur en zijn nog steeds actief.

ONBEHAGEN

Er klinken ook kritische geluiden over de NLS. Kunstcriticus en museumdirecteur Stephan Berg vraagt zich af waartoe de ‘neoromantische Weltschmerz’ van schilders als Rauch, Baumgärtel en Eitel leidt. 2 Zijn kritiek zit vooral in het feit dat de NLS als commercieel instrument ingezet wordt. Technisch volmaakte schilderijen met een verhalende inhoud en een hedendaagse inslag zijn makkelijk te verkopen, aldus een recensent. 3 De prijzen voor werk van Rauch, Weisscher en anderen schieten midden 2000 als een komeet omhoog. Inmiddels is de markt wat tot rust gekomen en behoort met name het werk van Rauch nog tot het absolute topsegment.

HOCHSCHULE FÜR GRAFIK UND BUCHKUNST

Alle nadelen die voortkwamen door de Muur tussen oost en west zijn genoegzaam bekend. Wat later echter een voordeel bleek, was dat de Leipziger kunstacademie de realistische stijl van het verleden bleef continueren. Studenten aan de HGB (opgericht in 1764) kregen namelijk een klassieke opleiding, waarbij technische onderdelen als anatomie en perspectiefleer hoog in het vaandel stonden. Pas als die disciplines beheerst werden, kon men vrijer gaan werken. Het gevolg was, wat zoals professor Arno Rink (1940-2017) ooit zei dat ‘het ons toestond om in de traditie van Cranach en Beckman te blijven werken. Het beschermde ons tegen de invloed van Joseph Beuys.’ 4

Na de val van de Muur in 1989 kwamen er ook studenten uit het westen van Duitsland juist vanwege de klassieke traditie naar de HGB. Hun gemeenschappelijke insteek: grote technische vaardigheden en figuratie als uitgangspunt. Maar zij verschilden natuurlijk onderling in stijl, uitgangspunten en kwaliteit. Wat vooral in hun werk opvalt is het narratief. De inhoud is verhalend, gevat in een goed technisch geschilderde, hedendaagse voorstelling.

NEO RAUCH

Neo Rauch geldt als de onbetwiste aanvoerder en het boegbeeld van de NLS. Vijf weken na zijn geboorte kwamen zijn ouders om bij een treinongeluk; hij werd door zijn grootouders opgevoed in Aschersleben. 5 Hij besloot al vroeg om naar de HGB te gaan en studeerde bij Arno Rink. Zijn ster rees snel toen hij met Eigen+Art-galeriehouder Lybke na het winnen van de Leipziger Volkszeitung Prijs (1995) in 2000 grote successen boekte bij de David Zwirner Gallery (New York). De toon was gezet. Rauch kan gezien worden als de brug tussen de ‘oude’ schilders van de eerste generatie die nog sterk politiek geëngageerd waren, en de jonge kustenaars die hun opleiding kregen in een verenigd Duitsland en ook van buiten de voormalige DDR naar de HGB kwamen.

In zijn beschouwende artikel over de Neue Leipziger Schule legt Lubow de vinger precies op de goede plek: ‘De iconografie [van Rauch – HT] is […] persoonlijk en achteloos en hoe goed opgeleid of intelligent de beschouwer ook is, de code kan niet gekraakt worden. De schilderijen dragen een stemming over, geen boodschap.’⁶

Er is ook kritiek op het werk van Rauch. In zijn latere werk zou de spanning verdwijnen en zouden de kleuren eendimensionaal zijn, waardoor het werk verliest aan zeggingskracht.⁷ Maar onmiskenbaar is zijn spel met de paradoxen, zijn verborgen betekenissen, zijn verwijzingen naar de Duitse geschiedenis via historische kostuums, maar ook de vaak comic-achtige figuren: zij maken dat hij zich beweegt tussen het socialistisch realisme en popart, waarbij tijd en ruimte door elkaar heen lopen.

SPINNEREI

Onlangs bestond de Spinnerei Leipzig, opgericht in 2005, twintig jaar. Meer dan honderd kunstenaarsateliers, veertien galerieën, werkplaatsen en tentoonstellingsruimtes hebben inmiddels onderdak gevonden op het immense complex (6 hectare) van een katoenspinnerij die nog stamt uit het einde van de negentiende eeuw, een overblijfsel van de florerende textielindustrie waar Leipzig zo bekend om stond. Het ‘Gelände’ is nog steeds booming en mag zich tijdens de jaarlijkse ‘Rundgang’ verheugen op veel geïnteresseerden bezoekers. Vooral de tweedaagse voorjaars- en najaarsrondgang zijn populair onder de bezoekers, die het fabrieksterrein en de gebouwen afstruinen op zoek naar open kunstenaarsateliers en tentoonstellingen van de galerieën. Dwalend door de oude fabrieksgebouwen is het bijzonder de kunstenaars persoonlijk in hun ateliers te ontmoeten. Veel van hen zijn van Duitse origine, maar er zijn er ook buitenlandse kunstenaars die voor langere tijd hun onderkomen in de gebouwen hebben gevonden, zoals Carlos Sagrera (Spanje, 1987), Aafke Ytsma (Nederland, 1988) en Selma van Panhuis (Nederland, 1980). Maar ook schilders van het eerste uur zoals Rosa Loy (1958), Neo Rauch en Hans Aichinger (1959) hebben hier nog steeds hun ateliers.

HET DRENTS MUSEUM

EN DE NEUE LEIPZIGER SCHULE

Het Drents Museum verzamelt al decennia Nederlandse figuratieve kunst: kunst die gebaseerd is op de waarneming van de zichtbare werkelijkheid. Het beslaat in feite het hele gebied tussen het strenge realisme van bijvoorbeeld Henk Helmantel (1945) en de losgezongen figuratie van een schilder als Matthijs Röling (1943-2024). Het verzamelbeleid van het museum is nauw gekoppeld aan de oude opleiding van Academie Minerva (Groningen), waar in het derde kwart van de twintigste eeuw het accent sterk werd gelegd op technische vervaardigheden en het schilderen van de werkelijkheid. Boegbeelden waren Röling en Helmantel, maar ook Wout Muller (1946-2000), Clary Mastenbroek (1947), Ger Siks (1942-2023) en Diederik Kraaijpoel (1928-2012). Zij hadden op Minerva gestudeerd en/of gaven er als docent les. Later werd het verzamelbeleid ruimer en werden ook kunstenaars aan de collectie toegevoegd die niet uit Noord-Nederland kwamen.⁸

In 2009 organiseerde het Drents Museum de grote tentoonstelling Realisme uit Leipzig. Drie generaties Leipziger Schule.⁹ Voor deze tentoonstelling werd een deel van de vaste collectie tijdelijk verwijderd, zodat het hele voormalige hoofdgebouw (inclusief het Drostenhuis en de Abdijkerk) konden worden ingezet. Werk van Tübke, Mattheuer, Heisig (eerste generatie), Rink en Ulrich Hachulla (1943) (tweede generatie) en ook de schilders van de NLS zoals Ulf Puder (1958), Neo Rauch, Michael Triegel (1968), Matthias Ludwig (1969), Jan Dörre (1967), Johannes Rochhausen (1981), Falk Gernegross (1973), Isabelle Dutoit (1975), Miriam Vlaming (1971) en Christian Brandl (1970) (derde generatie) werd getoond. Het succes van deze tentoonstelling leidde rond 2020 tot de eerste aankopen. Ook het werk van de Leipziger kunstenaars kon nadrukkelijk gekoppeld worden aan een kunstacademie: de Hochschule für Grafik und Buchkunst dat een vergelijkbaar curriculum kende als Academie Minerva. Mede dankzij steun van de Stichting Vrienden van het Drents Museum kon zo een representatieve collectie bijeen worden gebracht met als hoogtepunt de recente aankoop van Das Dreibein van Neo Rauch. In de tentoonstelling Minerva meets Leipzig (2021) werden de werken van kustenaars die aan Minerva en de HGB hadden gestudeerd met elkaar verbonden. Daarnaast werden er diverse solotentoonstellingen (met publicatie) van NLS-kunstenaars gehouden, zoals onder meer van David Schnell, Rosa Loy, Laura Eckert (1983), Kristina Schuldt, Mirjam Völker (1977), Matthias Weisscher en Neo Rauch [voor een volledig overzicht, zie bijlage P. 104].

Neo Rauch tentoonstelling | exhibition Assen 2022 (foto:Sake Elzinga) | Harry Tupan bij de | at the Spinnerei, Leipzig, 2023 (foto: Annemiek Rens) | Spinnerei (foto: Albertine Dijkema)

¹ Dörre, Jan, ‘Wie die Neue Leipziger Schule Leipzig zum Hotspot der aktuellen Malerie machte‘, MDR Kultur 15 november 2024, p. 3.

² Berg, Stephan, ‘Das Unbehagen mit der Neuen Leipziger Schule‘, Welt 2 maart 2008.

³ Lubow, Arthur, ‘The New Leipzig School’, in: The New York Times Magazine 9 januari 2006, p. 3.

⁴ Ibidem, p. 1.

⁵ Tupan, Harry (red.), Neo Rauch. Wegzehr, Assen (Drents Museum)/Zwolle (Waanders Uitgevers) 2022.

⁶ Lubow, p. 7.

⁷ Borg, Lucette ter, ‘Tijdreizen met Neo Rauch’, NRC 13 maart 2013.

⁸ Rens, Annemiek, Gen F. 75 jaar figuratieve kunst, Assen (Drents Museum)/Zwolle (Waanders Uitgevers) 2025.

⁹ Tupan, Harry (red.), Realisme uit Leipzig. Drie generaties Leipziger Schule, Assen (Drents Museum)/Zwolle (Waanders Uitgevers) 2009.

Harry Tupan tijdens opening | at the opening of the exhibition Matthias Weischer, 2020 (foto Sake Elzinga) tentoonstelling Matthias Weischer, 2020

Schuldt | Gift (detail) | 2022 | Olieverf en eitempera op doek | Oil and egg tempera on canvas | 210 x 170 cm

Kristina

CATALOGUS

Hartwig Ebersbach

2015 | Olieverf op paneel | Oil on panel | 31 x 25,5 cm

met steun van de | Purchase with support of the VriendenLoterij | P2022-0025

Selfie I
Aankoop

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.