21
Bevrijdingskrant
Donderdag 30 april
‘Oorlogsjaren bij familie Van Starkenburg verrukkelijk’
Heimwee naar Rijnsburg
Door Tim Brouwer de Koning
Groenteman roemt nog altijd de gastvrije opvang van familie Van Starkenburg aan de Valkenburgerweg, waar zij in de laatste oorlogsjaren (1944 en 1945) ondergedoken zat. De joodse Amsterdamse draaide daar van haar vierde tot haar zesde als ‘het nichtje uit Oegstgeest’ mee met het gezin van oom Kees en tante Cor. ‘Zij was de allerliefste moeder’, zegt Groenteman dankbaar, ‘en mijn pleegvader was dapper. Zo stapte hij resoluut af op een buurman met NSB-sympathieën met de mededeling dat hij sinds kort een onderduiker had. Zou hij mij verraden, dan wist oom Kees hem te vinden na de oorlog.’
Hanneke Groenteman als kind bij de familie Starkenburg: ‘het nichtje uit Oegstgeest’.
Maar Hanneke werd in Rijnsburg niet verraden, anders dan eerder op vier onderdakadressen elders. ‘Dan moest ik in het holst van de nacht het huis uit. In een deken ging dan op een kar naar een veiliger adres. Veel heb ik er niet van meegekregen, want hoe oud was ik toen? In Rijnsburg heb ik me altijd veilig gevoeld. Wel moest ik vanwege mijn zwarte haar een hoedje op, want hoe minder zwart je haar was hoe beter. De kinderen in het gezin waren blond. En ik mocht niet naar school, behalve dan op zondag naar de zondagschool. Heerlijk vond ik dat, net als de kerkdienst. Ik kreeg een snoepje en mocht een centje in de collectezak doen.’
Foto: Adrie van Duijvenvoorde
H
anneke Groenteman was weer naar Rijnsburg. De aanleiding is de uitgifte van het boek ‘Een veilig nest voor verjaagden’, waaraan de 75-jarige Amsterdamse programmamaakster, bekend van radio en televisie, een bijdrage heeft geleverd. Speciaal voor deze krant vertelt zij over haar oorlogsjaren in Rijnsburg, ‘de leukste tijd van mijn jeugd.’
Het christelijk geloof was belangrijk in het gezin Van Starkenburg. ‘De familie was zeer gereformeerd, heel erg kerks. Zelf ben ik geen christen, maar deze mensen waren gelovigen bij wie het fijn is. Zij waren weliswaar streng voor zichzelf, maar stelden zich liberaal op naar andere mensen. Daarom wil ik ook geen kwaad woord horen over dit soort gelovigen. Zij brengen hun godsdienstige overtuiging in de praktijk en zijn begaan met mensen met wie het minder gaat. Daarom hebben ze mij in huis genomen. Ik hoop dat ik als niet-christen dat ook zou doen. Verder hebben zij mij ook later nooit raar aangekeken vanwege mijn linkse opvattingen of mij proberen te bekeren. Wel zei oom Kees mij op zijn sterfbed dat het goede niet komt van Joop den Uyl, maar van Onze Lieve Heer. Op het eerste punt ben ik dat inmiddels met hem eens, maar ik denk dat het heil van geen van beiden komt.’ Als kind leerde Groenteman in Rijnsburg om te bidden. ‘Dat ben ik na mijn terugkeer bij mijn ouders in Amsterdam nog een tijdje blijven doen, al wist ik niet precies hoe dat moest. Ik vouwde mijn handen, maar daar hield het mee op. Na de oorlog moest ik thuis vreselijk wennen. Mijn ouders, ook twee heel lieve mensen, kende ik zelfs niet meer. Bovendien waren zij de oorlog slecht doorgekomen. Zij hadden familieleden verloren en hadden lange tijd niet geweten waar ik was ondergebracht. Thuis was het dan ook niet gezellig. Wel kwam er na de oorlog een broertje bij. Maar ik had heimwee naar Rijnsburg. Gelukkig mocht ik alle vakanties naar de familie Van Starkenburg toe, wat in die tijd – zonder auto - nog een hele onderneming was. Toen ik een jaar of negen was, vond ik het welletjes. Ik ging net als de andere kinderen bloot in de teil en dat wilde ik op die leeftijd niet meer.’ Desondanks hield zij ook daarna nog contact met familie Van Starkenburg. ‘Natuurlijk neemt je eigen leven op een bepaald ogenblik de overhand, maar ik ben altijd blijven komen. Nu bezoek ik Rijnsburg eens in het half jaar, maar eigenlijk vind ik dat ik er te weinig kom.’ Het overlijden van tante Cor (‘Zij was het hart van het hele gezin’) raakte haar zeer, ook al was de Rijnsburgse inmiddels hoogbejaard. ‘Ik bewaar zulke dierbare herinneringen aan haar. Altijd kreeg ik een extra schepje eten van
tante Cor. Zij vond het zo leuk dat ik altijd alles lustte. Dat had niets met de oorlog te maken, maar zo zat ik in elkaar. Zelfs de vellen van de pap at ik op. Toch had de familie het niet breed. Ooit maakte tante Cor op de fiets een nare hongertocht helemaal naar Groningen, meen ik, en hebben SS’ers op de terugtocht alles afgepakt.’ Maar verder kreeg de kleine Hanneke weinig mee van alle ellende aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Onder schooltijd scharrelde zij wat rond het huis of wandelde zij met tante Cor naar de schoenmaker in Katwijk. ‘Ik vond het verrukkelijk. Voor mij was het geen barre tijd. In feite heb ik het luxe deel van mijn opvoeding in Rijnsburg gehad bij die vrijzinnige familie Van Starkenburg, die ik eerder bij het CDA of dagblad Trouw rangschik dan bij de EO. Naastenliefde zit ze blijkbaar in de genen, want de volgende generaties handelen net zo, alleen zetten zij zich nu in voor hulpbehoevende mensen in Oekralne of elders in de wereld.’ Gevoed door zo veel gastvrijheid kost het Groenteman geen enkele moeite om wat terug te doen. Bijna zonder erbij stil te staan leverde zij een van de 45 oorlogsverhalen voor de bundel ‘Een veilig nest voor verjaagden’. De vlag dekt de lading, want een veilig nest was het huis van Van Starkenburg zeker voor de jonge Amsterdamse. Alleen kunnen die tamelijk onbezorgde jaren nooit het litteken helen dat de oorlog Groenteman bezorgde. ‘Dat ik op zo jonge leeftijd bij mijn ouders weg moest en jaren zonder hen moest onderduiken, dat maakt het leven ingewikkeld. Mijn ouders hadden ook na de oorlog zo veel zorgen over huisvesting en werk, dat ik op weinig aandacht hoefde te rekenen. Bovendien werd er thuis nooit over de oorlog gepraat. Nu zou dat ongetwijfeld anders worden aangepakt.’ Terug in het heden geeft Hanneke Groenteman toe dat zij het nog altijd druk, druk, druk heeft. Dat laat onverlet dat zij erbij is, als op vrijdag 24 april de bundel met oorlogsverhalen van joden in Rijnsburg wordt gepresenteerd. ,,Dan schuif ik meteen aan bij Kees - de oudste zoon Van Starkenburg - en zijn vrouw Joke, mijn vrienden. Van hen houd ik vreselijk veel, net als van de rest van de familie. Ik moet er niet aan denken dat zij er niet meer zijn.’