Redactioneel Colofon Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredactie Sacha Tijmstra Redactiechef Dunya Veenhof Acquisitie Ernst Spaans, AnneGoaitske Breteler Hoofd Beeldredactie Lotje van den Dungen Beeldredactie Jip van Steenis, Bob van Helden Hoofd Eindredactie Leonie de Waard Eindredactie Chris Hellwig, Lisanne Hekman Lay-out Phyllis Meyjes, Lotje van den Dungen Penningmeester Peer van Tetterode Reiscoördinator Nina Rijnierse Website Mark Middel Cover Lotje van den Dungen, Bob van Helden Jip van Steenis en Gijs Illustratie themalogo’s Jasmijn de Nood Dank aan Milena Veenis, Kenzo de Ruiter, Melanie Zierse, Hans van Helden, Malika Ouacha, Mario Rutten, Gerrit Pronk en Phillipus Bakker en alle kinderen: Alec, Bing, Gijs, Juul, Loïs, Nina Drukkerij Stetyco Oplage 500 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@tijdschriftcul.nl Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam e-mail: redactie@tijdschrijftcul.nl www.tijdschriftcul.nl
Suiker is voor mij: Afleren van het goedje stoppen in je koffie Maar wel een suikerlaagje op het cappuccinoschuim Denken dat het eten van chocola verantwoord is Omdat het gelukshormonen in je lichaam aanmaakt Pijn aan mijn kies waar een gaatje in zit En met de andere kant gaan kauwen Sinterklaas, Sint Maarten, Kerstmis, Pasen En eigenlijk alle dagen daar tussenin De vijand van mijn lichaam, de vijand van mijn tanden Maar heerlijk onverantwoord zoals alleen suiker dat kan zijn Suiker is ontzettend antropologisch interessant. Suiker heeft natuurlijk een lange geschiedenis, getekend door kolonialisme, slavernij, ongelijkheid, elitecultuur en volkscultuur, zoals wij allemaal in ons eerste jaar leren van het eerst verschrikkelijke, later heerlijke boek van Eric Wolf. Een tijdsgenoot van Wolf, genaamd Sydney Mintz, heeft dit opgetekend in een boek. Als je verder bladert kom je vanzelf een artikel over hem tegen. In Nederland heeft suiker ook een geschiedenis op zich, waar ik dagelijks aan herinnerd word als ik met de trein langs de gentrificated suikerfabriek in Halfweg rijdt. Dit lees je in de artikelen over de Nederlandse suikerbietboeren van Anne-Goaitske en Mark. Ook heeft suiker een reeks van symbolische betekenissen, zoals je leest in het artikel over koosnaampjes of de ArtiCul over liedjes die op het eerste gezicht over het goedje lijken te gaan. Waarschuwing: dit wordt een mierzoete Cul waar je van gaat watertanden. Niet lezen zonder snoepgoed. Sacha Tijmstra
Inhoudsopgave 4
Achtergrond Voer voor antropologen
20
Column You’re my sugarpie, honey
6
Column Gratis geld en liefde te koop
Culinair 21 Wereldtaart
7
Column Suikers? Ja graag!
22
Op de bank met ... Milena Veenis
8
Interview Leven met suikerziekte
24
Achtergrond Hoe suiker een nieuwe wereld schiep
10
Column Songs of sugar
26
Strip van Jip Les sucettes
Column 11 14-02-2015
28
Student in beeld Malika Ouacha
12
Reportage De suikerbiet: Een klein product van de grote boer
Mario Rutten 30 Shantudas
14
Reportage Het suikerbietenproces
Kwakiutl 32 Agenda
15
Beeldreportage Zoete dromen
34
Berichten uit het veld Luisteren naar stiltes
Onze associatie met het thema? Ga dit keer voor de rubriek Redactie in Beeld, naar onze website www.tijdschriftcul.nl Tijdschrift Cul
3
Achtergrond
Voer voor
antropologen Wat hebben kannibalen, het Suikerfeest, vegetariĂŤrs en fast food gemeen? De termen suggereren voornamelijk verschillen tussen eetgewoontes; de snelle vette hap uit de snackbar, het feest om de vastenmaand mee af te sluiten en de keuze om al dan niet vlees te eten. Er zijn meer verschillen dan je op het eerste gezicht zou denken, want het zijn allemaal cultureel bepaalde eetgewoontes. Eetgewoontes die daarmee voer voor antropologen zijn. Tekst: Phyllis Meyjes
De aardappels met het stukje vlees en groente uit de tuin die mijn opa en oma aten, zijn voor mij geen dagelijkse kost meer
4
Tijdschrift Cul
Planten, peulvruchten, granen en dieren zijn eetbaar, maar wat voedsel is, wordt door cultuur bepaald. Lekker, vies, eetbaar of oneetbaar kan gemakkelijk per land verschillen. Eetgewoontes en de samenleving zijn inherent verweven en aan verandering onderhevig. Zo zijn de eetpatronen van een aantal jaar geleden nauwelijks te vergelijken met die van nu. De aardappels met het stukje vlees en de groente uit de tuin die mijn opa en oma aten zijn voor mij geen dagelijkse kost meer. Wokken, koken, braden en bakken. Niks is te gek in mijn keuken. Mijn individuele eetgewoontes kunnen veel zeggen over de samenleving waarin ik leef. Natuurlijk worden de champignons die ik verschrikkelijk vies vind door andere mensen wel gegeten, maar er zijn genoeg sociale hints die erop wijzen dat iets eetbaar of oneetbaar is. Spinnen, cavia’s en honden maar ook koolhydraten en suikers zijn producten die op verschillende manieren gecategoriseerd worden. Is het eetbaar? Is het gezond? Is het ‘menselijk’ om deze producten te consumeren? Er bestaan geen universele antwoorden op deze vragen, maar dit houdt de antropoloog niet tegen. Belichaamde praktijk Eten is niet alleen een dagelijkse levensbehoefte, maar het is ook een belangrijke belichaamde aangelegenheid. Dit omdat het een zintuiglijke handeling is die door middel van gevoelens wordt ervaren. De zoete geur en smaak van een versgebakken appeltaart doet mening mens watertanden. De eerste hap van de nog warme taart herinnert mij aan de tijden dat ik samen met mijn zus in de keuken mocht helpen en stiekem een hapje van het nog rauwe deeg nam. Mijn nostalgische gevoel zorgt er hier voor dat eten méér doet dan het stillen van honger. De zintuiglijke waarnemingen roepen ook associaties op waardoor eten betekenis krijgt. Naast het gelukkige gevoel wat ik ervaar bij appeltaart, zijn er ook negatieve emoties die bij een gerecht kunnen verschijnen. Emoties die een zodanige invloed kunnen hebben dat ze een lichamelijke aversie oproepen. Het idee van orgaanvlees of insecten doet menigeen naar adem happen of kokhalzen, bijvoorbeeld. Mary Douglas heeft onderzocht hoe de fysieke ervaring van vervuiling een schending van de culturele regels is. In andere woorden, wat als vies of vuil wordt gedefinieerd is afhankelijk van de cultuur waarin iemand leeft. Daardoor spelen zowel het lichaam als de cultuur omgekeerd ook een rol bij de vorming van wat wel eetbaar is. Veranderingen en transities Binnen veel religies speelt voedsel een zeer belangrijke rol. Religieuze boeken zoals de Bijbel, de Koran geven gevoelens over eten vorm door richtlijnen over geaccepteerd eten en ze beschrijven hoe voedsel geconsumeerd moet worden. Maar niet alleen binnen godsdiensten is voedsel een onderdeel van de cultuur. Ieder mens heeft een raamwerk nodig om handelingen wat betreft voedsel te kunnen begrijpen. Gillian Feeley-Harnik beschrijft in zijn artikel Religion and Food: ‘An Anthropological Perspective’ (1995) dat zowel religieuze als seculiere mensen betekenis geven aan het eten van dieren. Op het moment van slachting hoort er een transitie plaats te vinden waarbij de
overblijfselen van het gestorven dier veranderen in een voor consumptie geschikt stuk vlees. Oftewel het gedode kadaver wordt door de slager omgetoverd in een smakelijk stukje vlees. De transitie maakt het voor mensen mogelijk om vlees los te zien van een lijdend dier, maar soms verloopt deze transitie stroef. Als jong kind kwam ik vrijwel elke zomer op een boerderij. Een boerderij waar ik kalfjes hun eerste stapjes heb zien zetten en de lammetjes elke ochtend vrolijk springend naar mij toe kwamen hollen. Ik had een zwak voor deze lammetjes. Het knuffelen en geven van de fles aan de kleintjes waren voor mij de hoogtepunten van de vakantie. En om die redenen weiger ik lamsvlees te eten. Het is voor mij onmogelijk om het stukje vlees op mijn bord te scheiden van het vrolijk huppelende diertje waar ik mee knuffelde. Het vlees op mijn bord was gruwelijk. Als ik nu Gillian Feeley-Harnik moet geloven, was het onmogelijk voor mij om betekenis te geven aan het slachten van lammeren. De transitie van het levende dier, naar een kadaver, naar een stukje vlees was in mijn ogen onmogelijk. Tafelmanieren en machtsverhoudingen Het consumeren van voedsel zegt niet alleen iets over de belichaamde ervaring, maar ook over het maatschappelijke karakter eromheen. Voedsel wordt gezien als cruciaal voor de vorming van sociale relaties, bijvoorbeeld aan de hand van eetbare cadeaus. Met behulp van deze cadeaus kunnen cultureel gedefinieerde waarden begrepen worden (chocola voor liefde, kalkoen voor familie). Cadeaus dienen, zoals Marcel Mauss aangeeft, ter reflectie, definiëring en uiting van de aard van onderlinge relaties. Daarnaast zijn de etiquette en tafelmanieren, die Norbert Elias heeft onderzocht, beladen met sociale implicaties die veel zeggen over de sociale stratificatie binnen de samenleving. Een andere factor die klasse produceert, is wat er in het boodschappenwagentje ligt. Binnen de samenleving definieert voedsel de bestaande hiërarchie en komen verschillen in status, machtsposities, gender en leeftijd naar voren. Pierre Bourdieu heeft veel invloed gehad met zijn begrip distinction, over verschillen in smaak. Smaak is volgens hem de belichaming van een sociale klasse. Zo is het consumeren van het ene voedingsmiddel gekoppeld aan een hogere status dan andere voedingsmiddelen. Deze keuze voor bepaald voedsel gaat aan de hand van het cultureel kapitaal. Het zijn geen vrijwillige keuzes maar zoals Bourdieu aangeeft, worden deze gestuurd vanuit de sociale klasse waarin iemand zich bevindt. Simpelweg eet de een biologisch vlees en een ander euroknallers. Uit de theorie van Bourdieu komt naar voren dat voedsel niet een oppervlakkige keuze is, maar een proces van inen uitsluiting en de herdefiniëring van een sociale klasse. Binnen deze beknopte samenvattingen kwam naar voren dat zeer veel antropologische theorieën gebaseerd en gebaad zijn bij het onderzoeken van voedsel. Deze theorieën spelen een belangrijke rol bij het bestuderen van kannibalen, vegetariërs, foodies en suikervrije eters. Mensen geven op verschillende manieren betekenis aan het bord dat dagelijks, wekelijks, of alleen bij speciale gelegenheden op tafel staat. Als het überhaupt wel op een tafel staat. Het is aan ons antropologen om al deze bijzondere gebruiken en gewoontes te ontrafelen. ◊ Tijdschrift Cul
5
Column
Gratis geld en liefde te koop Een bijzondere ontdekking over sugardaddies, sugarmommas en sugarbabies Tekst: Sacha Tijmstra /// Beeld: Lotje van den Dungen Het geld ligt voor het oprapen! Dat is tenminste wat het lijkt als je als zoekterm ‘sugar daddy’ op Google intypt. Voor de sugar daddy-leek: sugar daddies of sugar mommas, in het Nederlands suikerooms en suikertantes, zijn mensen met veel geld die dit delen met sugar babies, wat zich in het Nederlands laat vertalen in suikernichtje of –neefje. In de meest burgerlijke zin is een suikeroom een echte oom die een grote erfenis achterlaat. Een alternatief is echter een rijke vent die met zijn rijkdom meisjes aantrekt en deze in de watten legt. Dit is geen irreciprociële relatie, want de suikeroom wil er meestal ook wat voor terug, in het meest stereotyperende geval: seks, maar ook gezelschap in bredere zin.
De dating sites geven het idee dat liefde te koop is of dat geld gratis is
De laatste jaren is er iets nieuws ontstaan: sugar dating. Verschillende Nederlandse en buitenlandse datingsites specialiseren zich in het koppelen van sugar daddies of mommas aan sugar babies. Mijn interesse was gewekt, niet zozeer wegens de persoonlijke mogelijkheden, maar eerder door de verbazing over de assumptie dat liefde te koop is of dat geld gratis is. Het was hoog tijd dat ik eens op bezoek ging bij verschillende datingsites die zich profileren door sugar dating. Het eerste dat me opviel, was de gender bevooroordeelde richting van de relatie. Hoewel er zeker aandacht besteed wordt aan sugar mommas, wordt er vooral gesproken over sugar daddies, succesvolle mannen en vooral aantrekkelijke vrouwen als sugar baby. Ook empirisch onderzoek op de site toont deze verdeling aan. Zijn er dan vooral rijke mannen? Zijn vrouwen makkelijker in het aannemen van geld? Is het minder aantrekkelijk om mannen te verwennen? Het betalen van etentjes en kleding door mannen voor vrouwen is wel een waarde die enigszins gebakken zit in deze westerse heteromaatschappij. Wat me verder verbaast, is het steeds terugkomende woord ‘arrangement’. Om wellicht onder het stigma van geld voor seks of prostitutie uit te komen, wordt er vooral de nadruk gelegd op het feit dat een relatie op je eigen termen wordt gevormd. Je kunt meteen aangeven wat je verwacht en wat je verlangt, zodat er geen misvattingen ontstaan. Ik vraag me af of dit er in de praktijk dan voor zorgt dat sommige relaties niet berusten op seks of romantiek, en of er dus werkelijk gratis, of in ieder geval gemakkelijk, geld bestaat. Een belangrijk verschil tussen Nederlandse en
6
Tijdschrift Cul
Amerikaanse websites is het belang van uiterlijk. Zo profileert sugardaddie.com zich als een plaats waar de ‘classy, attractive and affluent meet’. Op Nederlandse websites wordt er meer gepraat over het beleven van plezier, een leuke trip of een goed gesprek. En: geen leeftijdsgrens! Is dat even boffen. Kan je opa ook nog meedoen. Ouderdom is iets wat zeker niet aan de orde lijkt te komen op de Amerikaanse sites. Ze profileren zich met aantrekkelijke mannen tussen de 25 en 45 en soms nog jongere vrouwen/meisjes die wellicht vooral opzoek zijn naar een manier om hun college loans af te betalen – hoewel ik me afvraag of sommigen überhaupt klaar zijn met de middelbare school. Op het eerste gezicht lijken de sites vooral op normale datingsites waar iets extra’s te halen is. Voor diegenen die vaker op een datingsite te vinden zijn: stop met tinderen, start sugar dating, maak je niet langer zorgen om het leenstelsel en ga een rijke toekomst tegemoet. ◊ Lees op de website de Sporthoek van Spaans over sugar daddies in de sportwereld!
Column
Suikers? Ja graag! Tekst: Ernst Spaans
In een niet zo duister ver verleden als u wellicht zou liefhebben, heb ik lange tijd in het beste gratis ‘hotel’ van AmsterdamZuid moeten verblijven. Ik heb het hier natuurlijk over de tegenstander van ons aller UvA: de VU, in dit geval het VU medisch centrum. Mijn nieren werkten verre van uitstekend en ik kreeg al gauw een eigen suite op de negende etage met uitzicht op de Bosbaan toebedeeld. Oké, dit is allicht niet helemaal het reële beeld van de zes maanden die ik daar doorbracht. Maar dat mijn nieren maar voor een procentje of dertig hun werk deden en dat ik op de negende verdieping mijn eigen kamertje inclusief drie keer daags verplichte roomservice had, behoren wel degelijk tot de feitelijkheden binnen dit verhaal. Mijn eerste ervaring met het tafeltje dekje was een kopje thee en het diner om klokslag twaalf uur. Letterlijk een warm onthaal op de eerste opnamedag. Vol goede moed begon ik aan het typisch Nederlandse triootje van aardappelen, groente en vlees. Zoutloos wel te verstaan, en smaakloos evenzeer. Na een middag vol bureaucratie kwam ik terug in mijn nederig stulpje op de negende. Daar lag op het grijs uitgeslagen witporseleinen bord de avondmaaltijd al te wachten: twee broodjes, margarine, jam en een plakje natriumarme kaas. Excuus, het equivalent van een schoenzool. Heeft u dit nooit gegeten? Blij toe. Dat het eten dus niet zo je-van-het was, bleek uit de dagelijkse ochtendweging pal naast het bed. Kilo’s vlogen eraf, juist op het moment dat aankomen het devies was. Veel extra vetten en suikers (koolhydraten) stonden daarom dagelijks in de vorm van toevoegingen en sondevoeding op het ‘ziekenhuismenu’. Eenmaal thuis moest dit calorierijke eetschema worden volgehouden, maar dit was zonder de sapjes, shakes en sondevoeding vanuit het ziekenhuis bepaald geen sinecure. Terwijl het volhouden van dit calorierijke- maar natriumarme dieet nou juist van groot belang was voor mijn herstelproces.
De samenleving is niet ingesteld op mensen zoals ik; mensen die suikers en vetten eigenlijk niet mogen laten staan. In tegenstelling: er heerst in de huidige samenleving een duidelijk discours, een leefwijze welke gefocust is op afvallen, slankheid en perfectie. In supermarkten kom je pas na een worsteling door frisdrankflessen vol aspartaam en steviaextracten bij de originele flessen uit. Gewoon, die met suiker. Ditzelfde geldt voor snacks en maaltijden. Snoepjes zonder suiker zijn niet aan te slepen; maaltijdsalades bevatten steeds minder koolhydraten; en de pakken magere yoghurt passen bijna niet meer in de schappen. Er lijkt in Nederland geen eind te komen aan de drang naar ‘minder minder minder’. Natuurlijk kan ik mij indenken in de mens van tegenwoordig die probeert te voldoen aan het ideaalbeeld van zichzelf en de samenleving. Maar toch, als ik dit alles hoor en zie, kan ik het niet weerhouden dat er zich een kleine glimlach rond mijn mondhoeken vormt. Het ligt zo ver af van mijn zoektocht naar volle yoghurt, naar frisdrank zonder de misschien nog wel slechtere suikervervangers en mijn voortdurende zoektocht naar wat extra kilo’tjes. Dus mensen, willen jullie dat de glimlach zich rond mijn mondhoeken blijft vormen: ga dan door met kibbelen over de avondmaaltijd van plusminus tien blaadjes sla met wat linzen en kaas. Bedenk echter wel dat niet alleen ik, maar meerderen met mij, verwikkeld zijn in een wellicht eeuwige zoektocht. Een zoektocht die linea recta tegenover die van velen van jullie staat. Namelijk die van het in de supermarkt speuren naar producten met vetten en veel suikers om dat beetje vet op die botten te kweken: als schoonheidsideaal of, in mijn geval, als eerste medische beschermhoesje. ◊ Lees ook de column van Leonie over de haat-liefde relatie met suiker en gewicht op de website! Tijdschrift Tijdschrif Cul Cul
77
LEVEN MET SUIKERZIEKTE
Diabetes, ook wel suikerziekte genoemd, houdt kortweg in dat het lichaam de benodigde insuline niet meer zelf aanmaakt. Insuline is een hormoon dat glucose, een belangrijke brandstof afkomstig uit koolhydraten, omzet in energie. Een patiënt met suikerziekte moet hierom zijn leven lang met behulp van apparatuur, naalden en diëten, constant zijn eigen lichaam van insuline verzorgen. Ik realiseer me dat een leven met diabetes voor iedereen een andere betekenis heeft. Voor dit artikel heb ik Kenzo geïnterviewd, die als 15-jarige puber bestempeld werd tot diabetespatiënt. Tekst & beeld: Lotje van den Dungen
8
Tijdschrift Cul
Interview Kenzo is een leuke, slimme en welbespraakte jongen uit Breda en tevens mijn schoonbroer. Bijna vier jaar geleden liep hij in Noorwegen een zware griep op die zijn lichaam niet goed kon bevechten. Het immuunsysteem reageerde incorrect, waardoor het niet enkel de ziekte bestreed, maar ook de insulineproducerende cellen aanviel. Zijn leven werd vervolgens gemarkeerd na een week lang flauwvallen, ziekenhuisbezoeken, bloedprikken en onzekerheden. De uitkomst: hij had diabetes type 1. Dit vond plaats vlak nadat hij zijn concentratieproblemen gedurende de basisschool had overwonnen en op de middelbare school een ‘gewone’ leerling zou zijn. Nu werd hij in zijn ogen ‘weer een uitzondering’. Dit valt ook te wijten aan de benaming van een lichamelijke aandoening met het woord ‘ziekte’ en de ideeën die wij bij suikerziekte hebben. Ineens ben je niet meer een normale middelbare school leerling, maar een persoon met een ziek lichaam, een patiënt. Ik vroeg Kenzo naar de gevolgen van deze onderkenning. ‘Ik ben me heel bewust van mijn eigen zieke lichaam en probeer er ook alles voor te doen om het weer beter te maken, of wat daar bij in de buurt komt’. In het begin was het erg lastig opeens te moeten plannen wat en wanneer hij moest eten. ‘Het is alsof je elke keer als je iets lekkers eet, je jezelf daarvoor moet pijnigen door te prikken’ vertelde hij. Echter, sinds enige tijd eet hij erg gezond en sport hij bijna elke dag om zijn lichaam fit te houden. Dit is zijn manier van het leven met zijn suikerziekte en zijn anders werkende lichaam.
het draadje breekt, ben ik mij er weer heel hard bewust van hoe afhankelijk ik ben van deze apparaten. Dan moet ik snel naar huis om weer voor mijn lichaam te zorgen.’ Aan de ene kant zorgt de insulinepomp ervoor dat Kenzo zichzelf niet hoeft te prikken, geen steriele plaats hoeft te zoeken en zich dus even geen patiënt hoeft te voelen. Echter, aan de andere kant geeft het een machteloos gevoel afhankelijk te zijn van de wispelturige technologie van de geneeskunde.
ik noem mijzelf soms een bionische man
Een bionische man Het medische veld voor onderzoek naar diabetes en de eventuele genezing hiervan heeft vele vorderingen geboekt die de ziekte leefbaarder maken. Sinds een aantal maanden heeft Kenzo een insulinepomp die hij op zijn onderbuik aanbrengt waardoor hij zich niet, of minder dan dagelijks hoeft te prikken. Dit pompje heeft hij onderhand belichaamd. ‘Het is mijn beste vriend’ zegt hij met een knipoog. Naast deze insulinepomp, die eens in de twee of drie dagen vervangen moet worden, zijn er ook pleisters die de waarden van het bloed meten en andere technische ontwikkelingen. Kenzo heeft veel respect voor onderzoek naar zijn ziekte, vertelde hij me met een semi-serieus gezicht, alleen omarmt hij niet ogenblikkelijk alle nieuwe snufjes. ‘Ik noem mijzelf soms een bionische man’ lacht hij, ‘en zo voel ik me ook. Als ik mijn muziekoortjes in heb en mijn pompje op mijn buik heb aangebracht, hangen er overal om mij heen draden en voel ik me een wandelend technisch object.’ Nog een nieuw snufje erbij, zoals de genoemde waarde-metende pleister, zou het plaatje van de biotechnische robotman iets te compleet maken en daar is hij nog niet helemaal aan toe. De insulinepomp, ook wel beste vriend, hoort bij zijn lichaam. ‘Maar’, vertelde Kenzo, ‘zodra ik bijvoorbeeld in een café sta en ergens achter blijf haken met het draadje en vervolgens
Agency De geneeskunde streeft ernaar zieke lichamen weer gezond te maken. Daarvoor moet er dus een maatstaf zijn van wat ‘gezond’ is. Deze wordt gemaakt op basis van gemiddelden die uit statistieken komen. Zo kan het voorkomen dat iemand die in de medische wereld als ziek wordt bestempeld, zichzelf gezond zou noemen. In het interview werd duidelijk dat Kenzo tussen deze twee labels in schommelt. Voor hem is de ziekte een onderdeel van zijn dagelijks leven waardoor hij zich niet altijd een patiënt voelt. Aan de andere kant is hij iedere dag bezig met de medische handelingen en technische onzekerheden. Hiermee staat Kenzo in het midden van de brug tussen twee klassieke kampen in de antropologie: structuur en agency. De structuur in dit verhaal is diabetes als afwijking. Door diabetes een ziekte te noemen, wordt het iets wat behandeld moet worden. De medische wereld draagt een behandeling op aan patiënten, om ze weer in het normaalplaatje te laten passen. Dit plaatje wordt gecreëerd en nageleefd vanuit een samenleving. De procedures hebben het doel het leven van Kenzo zo weinig afwijkend mogelijk te maken opdat hij kan doen wat hij wil. Binnen deze structuur bestaat agency, wanneer Kenzo zelf zijn manieren vindt om met suikerziekte om te gaan. Die manieren gaan soms in tegen medische adviezen, bijvoorbeeld in plaats van meten, het aanvoelen van zijn bloedwaarden. Nochtans komen sommige van deze manieren de adviezen juist tegemoet, zoals het sporten en gezond eten. Medische handelingen maken deel uit van zijn dagelijks leven, maar toch heeft hij de vrijheid in te vullen hoe en op welke wijze hij hiermee om kan gaan. Kenzo is een handelend individu die leeft binnen een bepaalde structuur van gedragscodes en juistheden. Ik vroeg wat er in hem omging toen hij deze structuur op 15-jarige leeftijd moest betreden. ‘Ik kende een heel vervelend meisje met suikerziekte, en voelde me ineens geassocieerd met haar. Dat wilde ik totaal niet.’ Gelukkig hoeft suikerziekte niet zijn hele leven te bepalen. Kenzo gaat er op zijn eigen manier mee om, als biotechnische robotman met een eigen wil. ◊
Ga naar onze website voor een interessante korte documentaire over diabetici Annabel en de confrontatie met een vrijwel dagelijkse medische handeling; haar insulinepomp verwisselen. Tijdschrift Cul
9
Column
Songs of Sugar Wat hebben The Rolling Stones, Mary Poppins en Flo-Rida met elkaar gemeen? Inderdaad, niet hun muzieksmaak. Wel hebben zij, samen met nog honderden artiesten, een nummer uitgebracht waar het woordje ‘sugar’ in de titel voorkomt. In maar weinig nummers staat suiker daadwerkelijk voor de witte korreltjes die de gemiddelde zoetekauw in de thee of koffie doet. Waar staat dit kleine woordje zoal symbool voor? Tekst: Melanie Zierse /// Beeld: Lotje van den Dungen
Eén van de oudste nummers waarin het woordje ‘sugar’ vaak wordt gezongen, is van The Archies. Nu doet die naam misschien niet direct een belletje rinkelen. Neem een heel zoet deuntje in je hoofd en denk aan dit stukje songtekst: “Honey, oh, sugar, sugar / you are my candy girl / and you’ve got me wanting you”. Volgens één van de zangers staat ‘sugar’ voor het geven van een lief kusje. Het gezegde ‘give me some sugar’ betekent tenslotte ‘geef me een kus’. De clip bevestigt deze betekenis, aanzien er een kissing booth aanwezig is en er continu kusjes door het beeld vliegen. ‘Sugar’ zou rond de jaren 1969 ook slang zijn voor cocaïne. Toch lijkt dat bij dit schattige liedje, gemaakt voor een Amerikaanse tekenserie, iets te ver gezocht. In het nummer Brown Sugar van de Rolling Stones staat ‘sugar’ mogelijk wel symbool voor drugs. In dit geval gaat het over de verslaving aan heroïne en hoe dit je leven kan beheersen. Nu is muziek heel persoonlijk, wat betekent dat iedereen de tekst op een andere manier kan lezen. Zo kan brown sugar ook verwijzen naar een donkere dame. Als je het nummer letterlijk interpreteert, gaat het over slavernij en verkrachting, maar het zou ook kunnen gaan over één van de romances van Mick Jagger. Hoe dan ook, het nummer is eigenlijk veel te swingend voor deze serieuze onderwerpen, of is dat juist de kracht? In veel liedjes betekent ‘sugar’ simpelweg ‘schatje’ of ‘liefje’, maar artiesten maken ook gebruik van de meer
10
Tijdschrift Cul
metaforische betekenissen van ‘sugar’. In één van de nieuwste nummers van Maroon 5, zingt Adam Levine over zijn liefde voor een meisje: “And I gotta get one little taste / Sugar / Yes, please / Won’t you come and put it down on me?” Rapper Flo-Rida kan in zijn nummer niet genoeg krijgen van het zoetige thema. De lippen van het meisje zijn suiker, ze is zo lekker als suiker, zijn mond zit vol met gaatjes vanwege zijn verslaving en overdosis aan suiker… Uit deze teksten valt op te maken dat suiker hier vooral symbool staat voor seksueel getinte handelingen. Sporadisch komen er nummers voorbij die letterlijk over suiker gaan. Zo zingt de lieve Disney oppas Mary Poppins over een lepeltje suiker dat nare medicijnen naar binnen helpt. Uit bovenstaande mini inhoudsanalyse blijkt dat het overgrote deel van de artiesten de symbolische betekenis van ‘sugar’ in hun nummers gebruikt. Hoe is het mogelijk dat dit kleine woordje zo veel verschillende connotaties met zich mee brengt? De daadwerkelijke oorsprong is niet te achterhalen, maar volgens de leer van het symbolisch interactionisme, komen de verschillende betekenissen voort uit sociale interactie. Een symbool representeert pas iets wanneer mensen het met elkaar eens zijn dat het symbool dat doet. Natuurlijk is het mogelijk, zo blijkt, dat een symbool meerdere betekenissen kan hebben. Symbolen zijn dus, aldus Turner, multivocaal. Zo is suiker niet alleen een zoete substantie die met mate genuttigd moet worden, maar staat het ook symbool voor liefde, seks, kusjes, liefjes en drugs. ◊
Column
14-02-2015 Tekst: Chris Hellwig
Niets is zo zoet als Valentijnsdag, dat weten we allemaal. Het is de dag waarop onvervalste liefde verruild wordt voor oppervlakkige aandacht die te koop is in de vorm van zoetigheid en larie, althans dat zegt mijn vader. Als lid van een kapitalistische maatschappij wordt er hard aan mij getrokken om hierin mee te gaan; te consumeren omdat ik liefheb. Op voorwaarde dat ik een relatie heb uiteraard, want het recept voor een succesvolle volksbeweging kan niet anders dan bestaan door in- & uitsluiting (zie ook Prinsjesdag, voetbaldingen, zomertijd, et cetera). Dit jaar was officieel mijn eerste Valentijnsdag, maar moeiteloos gleed ik door de uitgestippelde lijn der verwachting, op mijn eigen manier. Er is iets bijster bevredigends aan het meedoen met deze feestdag. Niet alleen ben ik blijkbaar volwassen genoeg om een relatie de winterdepressies door te slepen, ook ben ik nog jong genoeg om niet in de ‘maar het is toch elke dag Valentijnsdag’ of de ‘woorden boven daden’ categorie te vallen. Oskar Verkaaik zei ooit: “De vos die de hoogste en rijpste druiventros niet kan bereiken, zegt tegen hemzelf ‘die hadden vast zuur gesmaakt’.” Hetzelfde geldt voor mijzelf in voorgaande jaren die Valentijnsdag bestempelde als een commercieel en leeg concept, zoals ik van huis uit had geleerd. Niet is het zo dat ik toen dusdanig mijn kop in het zand stand stak omdat ik het te confronterend vond naar knusse reclames te kijken die het komen der Valentijnsdag aankondigden. Toch voelt het goed om een keertje rijpe druiven te proeven en bij het collectief der Valentijnsvierders te horen. Het levert weer wat gespreksstof op. ‘Heb jij al zo’n hartvormig kussentje voor haar gekocht?’ of ‘Waarmee vul jij je Danerolles?’ bijvoorbeeld. Het is net voetbal waarbij nog voor de aftrap gebeurt, de anticipatie een bron van verbroedering is.
Dus daar stond ik dan in de supermarkt, twee uur voordat de gemiddelde student wakker wordt, om mijn plicht te vervullen. Ontbijt op bed zou het worden, de manier waarop mijn ouders elkaar in het zonnetje zetten. Hoe deden zij dat? Door middel van verse jus, die ik op mijn tenen heb geperst in de hoop vriendinnetje slapende te houden. Met daarbij zelf gerolde en zelf gevulde croissantjes. Deze zijn pas later in mijn leven zijn gekomen, op de momenten dat het vriendje van mijn huisgenootje zijn ‘verwen’ act voor haar opvoerde. Tot dusver verliep alles voorspoedig, ik had zelfs de gammele oven aangezet voordat ik het huis met slapende studenten verliet. Maar mijn ontbijt was nog niet compleet, het voelde niet af zonder een persoonlijke draai. Tot dit punt was ik een product van de maatschappij, plus invulling vanuit mijn omgeving, zoals een auto-analyserende antropoloog zou zeggen. Mijn ontbijt bestond uit items die ik herkende uit mijn context en had samengebracht tot de categorie ‘romantisch’. Eureka! Wat ik nog nodig had was noedelesoep, ambrozijn van studenten. De ideale toevoeging die zegt ‘nee hoor, ik doe niet mee met massacultuur, ik wil alleen jou blij maken met jouw lievelingseten’. Twijfelend stond ik met mijn dienblad met onconventionele maar toch bekende ontbijtgerechten klaar om te bewijzen dat ik een persoonlijke draai aan kapitalistische massacultuur kan geven. Evenwel ben ik uiteindelijk toch niet meer dan een product van mijn omgeving, dezelfde omgeving die mij leerde dat liefde niet te koop is. Maar ja, dat weet zij niet, zij vond het lief. ◊
Ik ben nog jong genoeg om niet in de ‘maar het is toch elke dag Valentijnsdag’ of de ‘woorden boven daden’ categorie te vallen
lees ook over Chris’ suikervrije januari die voorafging aan deze ‘zoete’ Valentijnsdag op de website! Tijdschrift Cul
11
De suikerbiet: een klein product
van de grote boer
Kant en klare pakjes suiker liggen klaar in de winkel. Zo overduidelijk dat er vaak niet nagedacht wordt over de processen voordat de suiker in de schappen ligt. Wie verzorgt in Nederland ‘onze’ suiker? Hoe gaat hij om met de heersende structuren en op welke manier kan hij daar nog zijn eigen draai, zijn eigen agency aan geven? Tekst: Anne-Goaitske Breteler /// Beeld: Lotje van den Dungen
12
Tijdschrift Cul
Zodra de kopjes in de kast begonnen te rinkelen, stormde ik als vijfjarige naar het keukenraam om te kijken of de trekker met suikerbieten inderdaad richting de opslag reed. Alle suikerbieten die uit de kar vielen, mocht ik houden. Zo trots als een Fries reed ik dan mijn rode traptrekkertje uit de schuur en koppelde ik als volleerd boerin vervolgens de bijpassende blauwe kar aan de trekker. Zorgvuldig verzamelde ik de suikerbieten die verspreid over de oprit lagen. Uiteindelijk schotelde ik na dit karwei tevreden de suikerbieten aan de paarden voor. De suikerbiet associeerde ik met paardenvoer. Ik stond er niet bij stil dat de suikerbiet verwerkt werd tot de suiker die ik iedere dag in welke hoedanigheid dan ook, naar binnen werkte. Nu, zoveel jaren later, weet ik dat de suikerbiet een ontzettend belangrijk gewas is voor de boeren in Nederland. Dit is al heel lang zo geweest, maar toch is er in al die jaren veel veranderd aan het telen van suikerbieten. Hoe anders was het hele systeem van suikerbiet verbouwen toen vergeleken met nu? En hoe is de positie van de boer in de tijd veranderd?
Piet van de mannen die geen boer meer konden zijn. Uiteindelijk bezitten de Bakkers nu zo’n 170 hectare. Door de investeringen in het land, konden ze efficiënter werken. Door efficiënter te werken, werd er meer verdiend, waardoor er weer meer geïnvesteerd kon worden and so on…
het halen van het quotum en geen fouten maken zijn tegenwoordig de sleutelwoorden van het agrarische leven
Philippus Bakker en zijn suikerbieten imperium De persoon die voor mij ‘de boer’ representeert is Philippus Bakker. Hij is de eigenaar van bijna al het land rondom ons boerderij. Drie kwartier fietsen vanaf mijn huis, woont hij al zijn hele leven op een oude boerderij aan de voet van de slaper (de oude zeedijk). Ik stap op de fiets richting Anjum, langs de zeedijk. De zon werpt haar stralen op de oude boerderijen en nieuwe huizen die ik tegenkom. Ik word hartelijk verwelkomd en krijg een plekje toegewezen op de bank. Ik begin te vertellen over de suikerbieten en het komen en gaan van de trekkers die ik vroeger opwachtte. ‘Waarom ben je eigenlijk boer geworden?’ vraag ik. Philippus is niet iemand van het schoolse systeem. Het liefst is hij bezig, niet afhankelijk van iemand anders. Zijn vrijheid wil hij behouden, ook al kost dit hem wel degelijk moeite. Helaas is het boeren van tegenwoordig niet meer weggelegd voor de vrijbuiter die onafhankelijk is en kan doen wat hij denkt dat het beste is. Efficiëntie, uitbreiding, het halen van het quotum en geen fouten maken zijn tegenwoordig de sleutelwoorden van het agrarische leven. Deze termen worden min of meer opgelegd door de verwerkingsfabrieken. De globalisering en de wereldhandel komen in hun duidelijkste gedaante naar voren in dit gesprek. Door het economische systeem is de boer afhankelijk geworden van de kapitalisten. Hij kan niet veel anders dan te volgen, aangezien hij niet in staat is om zijn eigen opbrengst te verwerken en verkopen. Philippus’ carrière werd mede opgebouwd door zijn vader. Piet Bakker begon met een gemengd agrarisch bedrijf. Door de technologische ontwikkelingen werd het rond de tweede helft van de twintigste eeuw voor veel boeren onmogelijk om hun bedrijf voort te zetten. Ze moesten kiezen voor landbouw of veeteelt of opgeven. In 1972, Philippus weet dit nog goed, besloot zijn vader te stoppen met het houden van koeien om verder te gaan met de landbouw. 46 hectare vruchtbare akkers had Piet in die tijd. In de jaren daarna breidde zijn grond snel uit, het immer dure land kocht
De langste dagen Philippus’ taak begint eind maart begin april. Dan wordt het reeds voorbewerkte, genetisch gemanipuleerde zaad van de suikerbiet gezaaid. Dit gebeurd door middel van een schietmachine die de zaadjes verenkeld en keurig afgesteld in perfecte verhoudingen in de
grond stopt. De zaadjes komen terecht in een gespreid bedje. Philippus heeft namelijk van tevoren de grond bewerkt met een ploeg en trekker. In de ondertussen bezakte grond vindt de daadwerkelijke kiem van de biet plaats. Alle omstandigheden zijn gunstig, het zaadje hoeft alleen nog maar zijn wortels te laten vieren in de harde grond. Erboven een zachte laag die ervoor zorgt dat de plant met behulp van slechts een straaltje zon gemakkelijk zijn kop boven de grond kan steken. Vóór de langste dag, vóór de schaduw van de elkaar rakende bladeren, moet er minimaal vier keer gesproeid zijn. Zo weinig mogelijk risico op virussen die de oogst kunnen laten mislukken. Het gaat om het controleren en beheren van het land, van de natuur. Fouten kan Philippus zich niet veroorloven in de systematiek van het suikerbietenproces. Als alles gerooid is, worden de bieten door Philippus geloosd op de bietenplaats. Vanaf hier neemt de Suikerunie de oogst over.
Verenkeling Het grootste verschil van het boeren en de teloorgang van de agrarische cultuur is volgens Philippus dat het vroeger veel socialer was. Gedurende de hele herfst werd er met z’n allen gewerkt om de suikerbieten van het land rondom mijn boerderij te oogsten. In de brede sloot rondom de tuin lag een Suikerbietenboot die de suikerbieten vervoerde naar een dorp verderop. Hier werden zakken vol bieten gewogen en door allerlei handen gedragen tot het terecht kwam bij de suikerfabriek. “Wêr’ t se doe noch in hjerst foar nedich hien, ha wy no foar de kofje klear” (Waar ze toen nog een herfst voor nodig hadden, hebben wij nu voor de koffie klaar). Met het machinale verenkelen van het zaadje van de suikerbiet, wordt niet alleen de biet vereenzaamt, ook de boer. Voor Philippus is bellen de enige mogelijkheid om contact te houden met de buitenwereld, tijdens de werkzaamheden. Hij heeft deze mogelijkheid gekregen, doordat zijn trekker zelfstandig rijdt en denkt met behulp van een geavanceerde GPS. Het enige dat Philippus hoeft te doen is zijn machine goed af te stellen en alles wordt geregeld. Op de weg terug naar huis fiets ik langs oude boerderijen die geen agrarische functie meer hebben. Vergane glorie, uitgeteld. Het lijkt rustig in de velden en de lucht. Dit is echter schijn. Ongeveer twaalf satellieten wijzen de weg voor Philippus’ trekker. De kieviten zullen zich deze zomer wederom nestelen, voorbij vliegend aan de felgekleurde oranje daken van de nieuwe loodsen van de enkele, overgebleven boeren rondom mijn woonplaats. ◊ Tijdschrift Cul
13
Reportage
Het suikerbieten proces Een lang proces gaat vooraf aan het suikerklontje in de thee. Vanaf half september tot half januari merken Groningers iets van dat proces, dan draait de bietencampagne daar op volle toeren. Wanneer de wind uit het westen komt, trekken de ze hun sjaals tot over hun neuzen en wensen ze dat het met de stank meevalt. De geur van bewerkte suikerbieten is voor elke Groninger bekend, maar hoe ziet het proces van de suikerbietenproductie er eigenlijk uit? Tekst: Mark Middel Het proces Eind maart halen de boeren hun trekkers uit de schuur en beginnen ze met het zaaien van de suikerbieten. Eigenlijk verschilt dat elk jaar, omdat het werk van de boer gedicteerd wordt door het weer. Om ziektes te voorkomen gebruikt een boer nooit hetzelfde stuk land voor hetzelfde gewas, maar rouleert hij ieder jaar. Een suikerbietboer is om die reden bijvoorbeeld ook aardappel- en tarweboer. Een suikerbiet bestaat gemiddeld uit 16% suiker, maar het precieze percentage hangt af van het oogstmoment. Hoe eerder de biet de grond uit is, hoe minder pannenkoeken bestrooid kunnen worden met suiker. Kiest de boer ervoor om de bieten langer in de aarde te gedijen, dan loopt hij het risico op een mislukte oogst door mogelijk vriesweer. Zodra de bieten de grond uit zijn moeten ze naar de suikerfabriek. De Suiker Unie heeft in Nederland (met toestemming van de EU) een monopolie wat betreft de deze fabrieken. Als boer krijg je een leveringstoeslag van de fabriek en moet je tot februari wachten totdat de basisprijs van een ton bieten bekend wordt gemaakt. De boeren zijn dus de sluitpost van de fabrieksbegroting en hebben geen inspraak op de prijs. ‘De grote jongens’, zoals Coca-Cola, hebben daarnaast een vinger in de pap bij de Suiker Unie. De suikerfabriek is namelijk afhankelijk van hun afname.
geïmporteerd wordt en het suikerbietenquotum is gedaald in de Europese Unie. Het leidde uiteindelijk tot een drastische prijsverlaging. In 2017 wordt het suikerbietenquotum afgeschaft. De Europese Unie stelt dat de markt de prijs moet bepalen. Het zal leiden tot nog meer concurrentie van rietsuiker, waardoor de prijs flink zal fluctueren. Daarnaast zal de afschaffing van het bietenquotum leiden tot de opkomst en invloed van andere quota. De landen met de soepelste milieuregels – die bijvoorbeeld meer mest mogen gebruiken – zullen de meeste bieten kunnen produceren. Daarnaast zal het landelijk quotum verdwijnen, maar wordt er verwacht dat de fabrieken een eigen quotum zullen invoeren.
vandaag de dag staan er van de vijftig suikerfabrieken nog maar twee overeind
Het suikerbietenquotum Sinds 1968 geldt er een suikerbietenquotum binnen de Europese Unie. Het idee hierachter was dat Europa zelfvoorzienend zou worden in haar suikerproductie en dat de inkomsten voor de boeren stabieler zouden worden. In 2006 is dit quotum hervormd ten behoeve van de rietsuikerindustrie in de MOL-landen (Minst Ontwikkelde Landen), waardoor er meer rietsuiker
14
Tijdschrift Cul
De toekomst Honderd jaar geleden schoten door heel Nederland de suikerfabrieken als paddenstoelen uit de grond. Vandaag de dag staan er van de vijftig nog maar twee overeind. Het sluiten van Nederlandse suikerfabrieken leidt ertoe dat de bieten geëxporteerd worden naar landen als Griekenland en Ierland. Daardoor verliezen die landen hun suikerbietenproductie. Een fabriek minder in Groningen betekent dus werkloosheid in een ander land. Er is gelukkig hoop aan de horizon voor de suikerbiet en de boeren. Er zijn namelijk steeds meer innovatieve ideeën om suikerbieten te verwerken in de chemische industrie of te gebruiken als energiebron. Tot die tijd wachten de boeren tot de maand februari, wanneer de suikerbietenprijs vastgesteld wordt. Dit jaar is het 50 euro per ton, 18 euro minder dan een jaar eerder. De Groningse boeren zouden daarop zeggen: tis nait veul, moar t kon minder. ◊
Beeldreportage Beeldreportage
Zoete Dromen Vijf kinderen, vijf toekomstdromen. Kinderdromen zijn veelal zoet van aard, glorierijk en hartveroverend. Deze lieve kinderen wilden hun dromen met ons delen. Tekst & beeld: Bob van Helden
Lois 4 jaar Prinses
>> Tijdschrift Cul
15
Bing 9 jaar
Prof keeper 16
Tijdschrift Cul
Juul 9 jaar Zangeres Tijdschrift Cul
17
Nina
9 jaar Pianiste
‘Ik wil eigenlijk uitvinder worden net als papa. Ik heb een robot gemaakt.’ Waar is die dan?
‘Die hebben we weggegooid. Ik wil ook pianist worden.’ Dat ben je toch al?
‘Een beetje.’
18
Tijdschrift Cul
Alec
6 jaar Dino-botten onderzoeker
Tijdschrift Cul
19
Column
You’re my sugarpie, honey Wat hebben suiker, een ei met ogen en een kleine olifant met elkaar te maken? Het zijn allemaal dingen die geliefden elkaar noemen in verschillende landen. Het gebruik van koosnaampjes in romantische relaties lijkt universeel te zijn, hoewel de precieze woorden die mensen gebruiken dus enorm kunnen verschillen. Maar waarom gebruiken mensen koosnaampjes? En waar komen de verschillende termen eigenlijk vandaan? Carol Brues deed in 1993 onderzoek naar het verband tussen koosnaampjes en tevredenheid in het huwelijk. In dit onderzoek kijkt ze naar koosnamen door een antropologische lens: ze benadert een relatie tussen twee mensen als een soort mini-cultuur waarbij ze het gebruik van koosnaampjes ziet als een ritueel die deze cultuur reproduceert. Bijnamen gelden als symbolen binnen deze cultuur die aan de ander worden gegeven. Ze creëren een insider language, niet toegankelijk voor mensen buiten de relatie of cultuur en geven zo intimiteit aan. Brues hypothese leek te kloppen: hoe meer koosnaampjes werden gebruikt, hoe gelukkiger de koppels met elkaar waren. Dit zegt echter niet alles, want in deze studie keek Brues alleen naar getrouwde stelletjes. De gevonden correlatie geeft daarom geen bewijs dat koosnaampjes ook echt zorgen voor meer geluk in relaties. Daarvoor zou een uitgebreider onderzoek nodig zijn, met stelletjes die in verschillende fases van hun relatie zijn. Toch zijn de meeste sociale wetenschappers die onderzoek hebben gedaan naar dit fenomeen het met elkaar eens dat koosnaampjes intimiteit aangeven. Welke woorden mensen gebruiken om hun geliefden aan te duiden, verschillen per land en taal echter nogal. Het universele gebruik van koosnaampjes en de lokale invulling per cultuur zorgen er soms voor dat bijnamen voor ons op het eerste oog vreemd lijken, maar verklaard kunnen worden binnen hun eigen samenleving. Hier is een verzameling koosnaampjes en hun betekenis: Tekst: Lisanne Hekman /// Beeld: Hans van Helden
Meest poëtische Arabische landen: ywn ghzal – ogen van een gazelle In klassieke Arabische poëzie worden vrouwen vaak vergeleken met gazelles. In de gedichten sterven jagers (mannen) soms van liefdesverdriet na één enkele blik van het dier. Als een man tegenwoordig tegen een vrouw zegt dat ze de ogen van een gazelle heeft, verwijst hij naar de hypnotiserende blik van deze dieren. Meest gerelateerd aan nationale symbolen Thailand: Chang noi – olifantje De olifant is het nationale dier van Thailand. Iedereen die ooit in Thailand is geweest, zal beamen dat dit dier overal te zien is: van de toeristische souvenirs op Khao San Road tot de naam van Thailand’s nationale bier (Chang): de olifant is overal. En blijkbaar dus ook in de vorm van een koosnaampje. Meest gerelateerd aan het thema van deze Cul Engeland (en andere Engelstalige landen): Sugar, honey, sweetiepie, sweetheart, enzovoorts. De Engelsen staan bekend om hun suiker in de thee. Geliefden en zoete dingen worden in Engelstalige landen aan elkaar gerelateerd. Waarom dit specifiek zoveel wordt gedaan in deze taal, is helaas lastig te verklaren. Zou het komen doordat Engeland een koploper was in het gebruik van suiker?
20
Tijdschrift Cul
Meest verrassende Japan: Tamago gata no kao – ei met ogen Als iemand je een ei met ogen zou noemen, zou je dat dan als compliment opvatten? Ik gok van niet, maar als je uit Japan komt misschien wel. Daar wordt een ovaal- of eivormig gezicht namelijk als een schoonheidsideaal gezien. Als je een ei met ogen wordt genoemd, is dit dus een groot compliment. Meest schattige Duitsland: Schnukiputzi Schnukiputzi komt van schnukelig en putzig, woorden die beiden ‘schattig’ betekenen. Als iemand je een Schnukiputzi noemt, vind diegene je waarschijnlijk dus gewoon ontzettend schattig. Zelf weet ik niet of ik daar blij van zou worden, maar Schnukiputzi klinkt in ieder geval wel heel komisch. Nieuw koosnaampje: Meest ingesteld op onze globaliserende wereld De voorgaande koosnaampjes waren vooral binnen eigen cultuur en taal te gebruiken. Internationale geliefden zullen wellicht gek opkijken wanneer hun partner zijn of haar liefde probeert te uiten door middel van zo’n ‘lokaal’ koosnaampje. In onze snelbewegende, globaliserende wereld waarin relaties tussen mensen uit verschillende delen van de wereld steeds meer de norm worden, stel ik daarom een nieuw koosnaampje voor. En aangezien ik deze introduceer in de Cul, moet deze daar ook naar vernoemd worden. Met trots presenteer ik het eerste volledig internationale koosnaampje: Cullie. Welke betekenis mensen er aan vastmaken mogen ze zelf weten, dit is precies wat het zo internationaal maakt (het moet uiteraard wel lief zijn). Je bent mijn cullie. Klinkt best goed, toch? ◊
Culinair
WERELDTAART Proust schreef in zijn boek À la recherche du temps perdu hoe het proeven van een madeleine bij de thee hem terugbracht naar zijn jeugd. Smaak en geur maken sterkere emoties bij ons los dan verhalen en beelden. Deze sensaties reizen de wereld over en zijn tijd- en grensoverschrijdend. Geur is het eerste wat je opmerkt als je in een ander land bent en de producten als verse vis en specerijen ruikt van de markt. Smaak ervaar je als je mond in brand staat omdat mild een andere betekenis heeft in Azië dan in Nederland. Alles in het buitenland is uitdagend en prikkelend, dus een stukje beleving dat je terugbrengt naar die tijd van reizen, is meer dan welkom. In de taart die ik voor deze Cul bak, wil ik de smaken van de wereld samenbrengen. Een taart is een samensmelting van ingrediënten, ieder met een ander verhaal en een andere afkomst: een stukje globalisering op je bordje dus. Dit alles is uiteraard zeer beïnvloed door de VOC, de handel van specerijen en kolonisatie: smaken mengen over de wereld en krijgen een nieuwe betekenis in een nieuwe keuken. Zonder globalisering zou deze taart alleen bestaan uit meel, eieren en boter; al de andere ingrediënten komen van ver. Gelukkig dat dit mogelijk is, want wat is een taart zonder suiker? Door de toevoeging van chili en kruiden, proeft deze taart anders dan de gewone verjaardagstaart. Hier is een smaakexplosie van de chili met chocolade- en specerijentaart met kokosbotercrème oftewel de wereldtaart. Tekst & Beeld: Dunya Veenhof
ingredienten: Voor de taarten: 500 gram zelfrijzend bakmeel 500 gram suiker 500 gram zachte ongezouten boter 5 eieren Voor de chocolade-chilitaart: 50 gram gesmolten chocolade 1 eetlepel cacaopoeder 1 theelepel cayennepeperpoeder (meer naar smaak) Snufje zout Eventueel rode voedingskleurstof Voor de kruidencake: 1 eetlepel 5 spices kruidenmix ½ theelepel nootmuskaat ½ theelepel kardemom Eventueel groene voedingskleurstof Voor de kokosbotercrème: 250 gram zachte ongezouten boter 250 gram poedersuiker Kokosschaafsel naar smaak Kokosextract Eventueel marsepein voor verdere bekleding
Stap 1: Verwarm de oven voor op 175 graden. Mix eerste de eieren, voeg vervolgens de boter en daarna de bloem en de suiker toe. Schep de helft van het beslag uit de kom in een andere kom. Stap 2: Gebruik kom 1 om de kruidencake in te maken, door hier de kruiden toe te voegen. Voor wat extra effect kan groene kleurstof worden toegevoegd.
Stap 3: Bekleed een bakblik met op de bodem bakpapier. Besmeer de zijkanten met boter en bestrooi deze met meel. Schenk hier het kruidenbeslag in en zet deze in de voorverwarmde oven. Na ongeveer 25 minuten is de cake klaar. Dit kun je testen door zachtjes op de taart te duwen; als hij terugveert is de cake gaar. Ook als er geen deeg aan een satéprikker plakt als je die er in steekt, weet je dat de cake gebakken is. Stap 4: Maak tijdens het bakken de chocoladecake door aan het beslag gesmolten chocolade en cacaopoeder en cayennepeper en een snufje zout toe te voegen en eventueel rode kleurstof. Bak als de andere cake klaar is deze cake op dezelfde manier als de eerste. Stap 5: Laat de cakes goed afkoelen en maak in de tussentijd de botercrème. Stap 6: Klop met een mixer de zachte boter luchtig. Voeg poedersuiker toe aan de boter en vervolgens kokosschaafsel en eventueel kokosextract naar smaak. Mix dit vervolgens goed door elkaar. Stap 7: Als de taarten afgekoeld zijn, zijn ze klaar om versierd te worden. Besmeer de eerste taart aan de bovenkant met de botercrème. Leg hier de volgende taart bovenop en smeer vervolgens de hele taart in met de botercrème. Als de taarten erg dik zijn, doordat je een klein bakblik gebruikt, dan kun je ze ook doormidden snijden en hier botercrème tussen doen. Stap 8: Als het goed is, heb je nu een witte taart. Ik vind het leuk om er vervolgens marsepein overheen te doen, maar in principe kun je de taart nog met andere dingen versieren. Hoe meer suiker en kleur, hoe beter. ◊ Tijdschrift Cul
21
OP DE BANK MET:
MILENA VEENIS
De DDR, een land dat was afgesloten van het Westen door middel van de Berlijnse Muur. Er had gelijkheid op materieel gebied moeten zijn voor iedereen, maar dat is een droom die helaas nooit werkelijkheid is geworden. Antropologe en docente Milena Veenis deed onderzoek in de voormalige DDR. Naast haar boek waarmee ze promoveerde, heeft ze ook archiefonderzoek gedaan naar de betekenis van Coca Cola voor de Oost-Duitse bevolking. Tekst: Leonie de Waard/// Beeld: Jip van Steenis
22
Tijdschrift Cul
Op de bank met Veenis, geboren en getogen in Amsterdam, was vanaf de middelbare school al geïnteresseerd in wat ze nu omschrijft als kwesties van ‘macht en identiteit’. Het viel haar op dat pubers zich op een bepaalde manier kleedden en uitdrukten. Ze vroeg zich af wie de macht had te bepalen dat zij op bijvoorbeeld blote voeten liepen. Gedurende haar studie merkte ze dat ze geïnteresseerd was in Westerse samenlevingen en richtte zich voornamelijk op Duitsland. Haar masteronderzoek vond plaats in een Duits dorp in Argentinië, waar inwoners naartoe waren gevlucht tijdens of na de Tweede Wereldoorlog. Toen dit was afgerond, kreeg ze het aanbod om te promoveren en besloot ze het onderzoek uit te voeren in de voormalige DDR. Ze richtte zich vooral op material fantasies, fantasieën met betrekking tot de materiële cultuur, en wat dit inhield voor de Oost-Duitse bevolking. In een volgend paper, waar ze in 2011 de Oxford Journals Prize voor won, richtte ze zich op Coca Cola in de DDR.
Duitsland al verlaten om in het Westen te gaan wonen. Er werd besloten dat er in Oost Duitsland ook een Coca Cola-achtig drankje geproduceerd moest worden. De productie werd echter gekenmerkt door tekorten. De cola was redelijk smaakvol en mensen waren tevreden, maar er ging vaak iets mis, zoals flesjes die niet goed dicht konden waardoor de prik al snel verdwenen was. ‘Coca Cola, net als andere producten uit het westen, was een icoon voor hoe het in de DDR helemaal niet was en nooit zou worden.’
Producten als Coca Cola waren het symbool geworden voor een breder ongenoegen
Volksdrank Na de Tweede Wereldoorlog lag Duitsland in puin, ook op moreel vlak, máár met een gazeus lichtpuntje. Cola wordt altijd lokaal geproduceerd en dit was in Duitsland vóór de Tweede Wereldoorlog ook het geval. Cola wilde groot worden en zag dat overal in Duitsland, in elk dorpje, volksbijeenkomsten van de NSDAP waren. ‘Coca Cola heeft zich daar heel handig in gemanoeuvreerd, dat ze op al die manifestaties een standje hadden staan waar ze cola verkochten,’ vertelt Veenis. [i]On the ground[/i] was de NSDAP een volksbeweging die zorgde voor gemeenschapszin, en in die gemeenschapszin was het drankje altijd aanwezig. ‘Het hoorde heel erg bij het Duitse volksgevoel, zou je kunnen zeggen.’ Coca Cola is er in geslaagd om medewerkers met het Amerikaanse leger mee te sturen op hun veldtochten in Europa. Wanneer de soldaten terug kwamen na een slag, konden zij altijd cola drinken. ‘Het idee was natuurlijk dat die jongens ver van huis waren, met heimwee en verschrikkelijke ervaringen. Zij dronken cola en zo wordt dat drankje ten diepste verweven met hun thuisgevoel en diepste levenservaring,’ aldus Veenis. ‘Coca Cola was hun brug met het thuisfront.’ Er was nog een andere rede voor het meeliften met het leger. De Coca Cola medewerkers volgden het leger op hun veldtochten waarin stukken land bevrijd werden, opdat zij daar een fabriek konden bouwen. Na de Tweede Wereldoorlog waren er zowaar zesenvijftig nieuwe Coca Cola fabrieken in het gebied van de Amerikaanse Geallieerden. Met de scheiding van Duitsland kreeg frisdrank twee betekenissen. In West-Duitsland stond Coca Cola symbool voor herstel na de Tweede Wereldoorlog. De OostDuitse regering voelde zich verplicht om de bevolking ook iets aan te bieden. In 1957 waren er echter enorme tekorten aan ingrediënten voor frisdrank en veel mensen hadden Oost
Fantasie Het ging om het ‘naakte feit’, stelt Veenis, dat producten uit het Westen kwamen. Aan alles uit het Westen kleefde een betekenis van hoe het leven eigenlijk moest zijn en dat vindt Veenis het fascinerende aan fantasieën. Fantasie is meer dan een droomwereld. Een droomwereld is iets leuks, maar een fantasie gedijdt bij het feit dat je iets dat je niet leuk vindt, kan weglaten. ‘De fantasie die jij koestert over wie je gaat worden, gaat ook heel erg over dat je vooral niet wilt weten dat je eigenlijk heel zielig bent,’ vertelt ze. In een naoorlogs Duitsland hechtte men er waarde aan dat de zaken op materieel vlak hersteld werden. Het socialisme haakte in op deze behoeftes en verlangens van de bevolking en beloofde dat het beter zou worden dan dat het was; dat er gelijkheid zou zijn. ‘De legitimiteit van de Oost-Duitse staat was grotendeels gestoeld op een materialistische ideologie,’ aldus Veenis. De publieke sfeer in Oost Duitsland bestond uit socialistische beloftes die niet waargemaakt werden, en er rustte een taboe op het uitspreken van de onvrede daarover. ‘Waar er onvrede was over de manier waarop het leven in de DDR zich ontvouwde, kon dit niet uitgesproken worden met betrekking tot politieke issues,’ zegt Veenis, ‘maar mensen konden wel onder elkaar mopperen over het feit dat er alweer geen sinaasappelen waren.’ Omdat de kern van de beloftes van de staat materialistisch waren, was de staat alleen op materieel vlak aanspreekbaar. Zowel alle onvrede over het leven in zijn algemeenheid als het verlangen naar een beter leven kreeg daardoor een materialistische insteek. Dit is volgens Veenis de reden dat de fantasieën, over hoe het leven eigenlijk had moeten zijn, materialistische trekken kregen. Producten als Coca Cola waren het symbool geworden voor een breder ongenoegen. Het weerspiegelde dat in het Westen alles onbeperkt verkrijgbaar was, waar in het Oosten het leven werd getekend door tekorten. Bovendien hadden producten in het Westen kleur, denk aan het rode etiket dat prijkt op de flesjes van Coca Cola. Het is volgens Veenis niet opmerkelijk dat verlangens vaak materieel zijn: het gaat om een beeld dat je hebt van de manier waarop je wilt leven. ‘Het is een belofte die visueel gestalte krijgt en op een bepaalde manier je rationaliteit voorbij gaat.’ En dat is waar consumptie volgens Veenis over gaat: de verleiding om in het plaatje te stappen dat je je voorstelt, en de fantasie om het leven te hebben zoals het zou moeten zijn. ◊ Tijdschrift Cul
23
Achtergrond
Hoe suiker een Mintz’ bitterzo
De Cariben zouden vanaf de achttiende eeuw verworden tot een schap in een mondiale supermarkt 24
Tijdschrift Cul
Antropoloog Sidney Mintz wordt dit jaar 93 jaar oud. Het is een mooie man met wijze ogen. Mintz wordt gezien als een van de invloedrijkste antropologen binnen de regiospecialisatie van Midden en Caribisch Amerika. Samen met zijn vriend en tijdgenoot Eric Wolf wordt hij meestal gerekend tot een academicus van de Amerikaanse neomarxistische of politiekeconomische school. Van alle boeken die hij geschreven heeft, heeft Sweetness and Power: The Place of Sugar in Modern History uit 1985 de meeste impact gehad. In dit essay evalueer ik de argumentatie van Mintz en de methode die hij heeft gebruikt, ik reflecteer op de manier hoe het boek is ontvangen toen het uitkwam en ik probeer te achterhalen waarom het boek relevant was voor tijdgenoten als Marshall Sahlins, een nieuwe generatie antropologen zoals Nancy-Scheper Hughes en wellicht voor toekomstige generaties, zoals de Cul-lezer (!). Is Sweetness and Power een evergreen, een boek dat altijd actueel blijft? Wat kunnen we leren van Mintz? Tekst: Peer van Tetterode /// Beeld: Peer van Tetterode & Lotje van den Dungen
n nieuwe wereld schiep: oete nalatenschap Sweetness and Power Sidney Mintz heeft de bachelor psychologie gevolgd en begon daarna aan de Columbia University met zijn PhD-onderzoek. Hij raakte in de jaren vijftig verzeild in Puerto Rico en later in Jamaica. Hij kwam hier in aanraking met mensen die werkten op suikerplantages. Naar verloop van tijd begon hij zich af te vragen hoe het kwam dat de vraag naar suiker alleen maar steeg en de mensen steeds intensiever moesten oogsten. Hoe het kwam dat die vraag als zo natuurlijk werd beschouwd. Het antwoord lag volgens Mintz in Europa, of beter gezegd in Engeland, het land waarvan de welvaartslustige elite de Cariben eeuwenlang als experiment hebben ingericht. De Cariben zouden vanaf de achttiende eeuw verworden tot een schap in een mondiale supermarkt. Mintz begon met een historische analyse van productie. Riet- en bietsuiker is een gewas dat groeide in Nieuw-Guinea maar door de eeuwen heen via India naar het Midden-Oosten is overgebracht waar het in Perzië omstreeks 500 voor Christus voor het eerst werd gekristalliseerd. Kruisvaarders namen het product in de elfde eeuw mee naar Europa. Waar suiker werd geproduceerd, ontstond slavernij en vanaf de zeventiende eeuw stichtten Engelsen en Fransen koloniën speciaal voor de productie van suiker. Afrikaanse slaven werden gekocht en verscheept naar de Caribische eilanden om het gewas te verbouwen. Deze handel wordt vaak aangeduid als de Atlantische driehoek. Volgens Mintz waren deze koffie- en suikerplantages de eerste vormen van moderne industrie binnen een opkomend kapitalistisch systeem. Engeland was dus een voorloper in suikergebruik, het dieet van de achttiende-eeuwse Engelse elite veranderde doordat er meer aanbod was en de import van het zoete product steeds gemakkelijker werd. Vroege kapitalisten begonnen al snel te lobbyen in het Engelse parlement om suiker meer toegankelijker te maken voor de lagere klassen en zo de afzet te vergroten. Toen de ‘working class’ suiker in haar thee ging gebruiken, kwam er een revolutie op gang in de vraag naar suiker. Niet langer was een brood het bestaansminimum maar een suikerrijke kop thee vol goedkope calorieën. Mintz noemt dit proces de creatie van een artificieel verlangen. De vraag naar het product is gebaseerd op een culturele verandering, die vanaf het begin top-down geïmplanteerd is geweest. Nadat Mintz ‘productie’ en ‘consumptie’ had behandeld, verdiepte hij zich in ‘macht’. Rondom de handel in suiker ontstonden nieuwe handelaren, transporteurs. Daarbij kreeg het concept zoet in literatuur en muziek veel meer betekenis en werd het geassocieerd met mooi en fijn. Het product vond een plaats in het dagelijkse leven van mensen en daardoor in de cultuur. De kracht van het boek zit in de dynamische analyse.
Mintz beschrijft feitelijk hoe de Cariben zijn gevormd en nog worden gevormd door processen van interactie met een product. Daarbij legt hij uit hoe in Engeland suiker een plaats kreeg in het sociaal-culturele veld. Commoditychain: kapitalisme door de ogen van een product Veel antropologen zijn geïnspireerd, dan wel geïrriteerd, geraakt door het boek van Mintz. Volgens Walter Goldfrank doet Mintz alleen aan verificatie van een Marxistische achterhaalde theorie en bevat het boek geen zinnig argument, slechts een opsomming van historisch verbogen feiten. Goldfrank is wel zeer te spreken over de uit suiker gehouwen naakte vrouw, die pronkt in het midden van het boek. Marshall Sahlins is een groot fan van Mintz, omdat Mintz volgens hem de eerste is die kapitalisme ziet als een culturele economie. Sahlins gebruikt dit inzicht om de achterliggende kosmologie van de Judo-Christelijke wereld bloot te leggen die leidde tot een bepaald Europees economisch gedrag in de moderne geschiedenis. In een lang paper zet Sahlins uiteen dat het menselijk lichaam de structuren van de samenleving altijd heeft moeten dragen. Volgens hem is de sadness of sweetness, het gegeven dat de ingrijpende Industriële Revolutie of zelfs het moderne leven die vele mensenlevens op de kop heeft gezet door weinig ruimte te geven voor individuele zingeving, draagbaar werd gemaakt door de inname van ‘soft drugs’ als suiker, thee, koffie en tabak. Voor Sahlins heeft Sweetness and Power dus geïnspireerd tot een diepgaande filosofische blootlegging van de premissen van de moderne westerse wereld. Ook Nancy Scheper-Hughes is bevlogen geraakt door Mintz. Zij gebruikt de methode van de commodity chain, het in kaart brengen van de productielijn aan de hand van verschillende actoren die hierbij betrokken zijn om de wereldwijde handel in illegale organen na te gaan. Zij gaat, net als Mintz doet in zijn zoete analyse, uit van een artificiële vraag, in de hand gewerkt door een dynamische structuur die het product op zijn beurt weer de ruimte geeft. Zij zet daarnaast vraagtekens bij de ethiek, die lokaal verschilt. Wat zo tijdloos lijkt te zijn aan de studie van Mintz is dat hij laat zien hoe zoiets kleins als suiker, zoveel impact kan hebben op grotere culturele en economische structuren. Zoals hij zelf schreef aan het einde van zijn boek was het eerste kopje thee met suiker dat gedronken werd door een Engelse arbeider een indicatie voor de gehele transformatie van een samenleving en cultuur. Laten we de erfenis van Mintz daarom herinneren als de impact van een zoet kopje thee. ◊ Tijdschrift Cul
25
26
Tijdschrift Cul
Tijdschrift Cul
27
Student in beeld
Malika Ouacha
is 21 jaar oud en komt uit Marrakech, Parijs en Alkmaar. Ze bracht haar eerste jaren door in Parijs, maar verhuisde op haar zevende naar Nederland. Op haar negentiende besloot ze echter terug te gaan het zuiden van Marokko, waar veel van haar familie vandaan komt. In Marrakech volgde ze de bachelor social work/social sciences en rondde ze haar pre-master Culturele Antropologie af. Nu is ze weer terug in Nederland en is ze in voorbereiding op haar master bezig met twee oriëntatiemodules en een themamodule binnen de Antropologie : religie, gender en media in movement. ‘Een master doen is voor mij altijd een streven geweest. Ik heb gekozen voor de UvA omdat het een universiteit is die internationaal goed aangeschreven staat. Dat betekende dus ook dat ik mijn leven moest opgeven in Marrakesh, voor even in ieder geval.’ ‘Er is een aantal dingen die ik zou kunnen gaan onderzoeken. Een daarvan is in de richting van vrouwenstudies. Ik zou onderzoek willen doen naar de godinnenstatus van de Berberse vrouw, en wat dit doet met haar status in het dagelijks leven.’ Ook bij religie ligt haar interesse: ‘De aanslagen in Parijs en de gebeurtenissen met ISIS hebben me ontzettend aan het denken gezet. Ik wil onderzoeken wat religie precies is en hoeveel invloed het heeft. Natuurlijk hebben duizenden voor mij dit al onderzocht, maar ik vind het interessant om vanuit mijn eigen Europees-Afrikaanse perspectief hiernaar te kijken.’ Naast haar studie is Malika ambassadeur en redacteur van de Kleurrijke Lijst. Dit is een organisatie die elk jaar een lijst maakt van honderd inspirerende, kleurrijke mensen. ‘Of je nou zwart, wit, grijs, rood of groen bent, als jij een statement maakt met de dingen die je doet, erkennen wij jouw plek in die lijst. Het is ons antwoord op de etnische samenleving. Tekst: Nina Rijnierse /// Beeld: Jip van Steenis
Marrakesh
is voor Malika een speciale plaats. ‘Ik ben niet snel gehecht aan een plek, maar in Marrakesh voel ik me thuis en kom ik tot rust. Dat komt ook doordat daar voor mij alles samenkomt; ik heb er mooie dingen mogen opbouwen, zoals werken in een weeshuis. Daar komt voor mij de hele wereld samen.’
De zilveren ketting
met muntjes die ze heeft meegenomen, komt uit Marrakesh. ‘Mijn voorouders waren nomaden die oorspronkelijk uit Jemen kwamen en zich uiteindelijk vestigden in de Sahara van Marokko. Voor hen lieten kledingdracht, tatoeages en sieraden zien welke sociale status iemand had.’ Zelf vindt ze dat mooie kleding een eerbetoon is aan je lichaam en aan jezelf.
turban
‘Ook het dragen van haar , de doek om haar hoofd, heeft daarmee te maken. ‘Het is niet persé een hoofddoek. Voor mij is het een erkenning aan mijn Afrikaanse roots en Jemeense voorouders. Mijn turban en andere kleding zijn voor mij een soort kunst waarmee ik mezelf kan uiten.’
De ring
die Malika altijd draagt heeft ze van haar vader gekregen. Hij is heel belangrijk voor haar, omdat haar moeder overleed toen Malika zeven jaar oud was. Elk steentje staat voor een jaar dat ze samen met haar moeder heeft meegemaakt.
De blauwe broche
die Malika op tafel heeft gelegd is van haar moeder geweest; daarmee speldde ze haar mantel altijd dicht. ‘Ik merk dat ik de laatste tijd steeds meer ga bedenken hoe mijn moeder zich kleedde, of hoe mijn oma zich nog steeds kleedt. Mijn moeder en mijn oma zijn mijn allergrootste inspiratie, elke dag weer. Ze bezitten grote wijsheid en kracht, ze hebben generaties opgevoed en dat waardeer ik heel erg. Ook hetgeen dat niet werd gedaan door deze vrouwen, terwijl ze er wel de kracht voor hebben, inspireert mij: zij hebben niet gestudeerd en ik wil het voor hen doen. ◊
28
Tijdschrift Cul
Tijdschrift Tijdschrift Cul Cul
29
Column
Shantudas Tekst: Mario Rutten / // Beeld: Mike Rijkers
Sinds een aantal jaren worden er in Nederland ‘kangoeroewoningen’ gebouwd. Het gaat hierbij om woningen die bestaan uit twee zelfstandige eenheden met elk een eigen badkamer, woonkamer, keuken en slaapkamer. Door middel van een tussendeur of tussentrap kan men van de ene naar de andere woning gaan. Kangoeroewoningen zijn bedoeld voor mensen die met hun gezin een eigen leven willen leiden en tegelijkertijd met hun bejaarde ouders willen samenwonen of voor hun gehandicapte kind willen zorgen. De bouw van deze woningen maakt deel uit van het Nederlandse huisvestingsbeleid en met enige regelmaat wordt er door de politiek gevraagd om versnelde invoering ervan. De bouw van kangoeroewoningen lijkt een reactie te zijn op de constatering dat het proces van individualisering in Nederland te ver is doorgeslagen en dat we nieuwe vormen van solidariteit nodig hebben om dit tij te keren. Individualisering en solidariteit waren thema’s waar klassieke sociale wetenschappers zoals Max Weber en Karl Marx zich al meer dan honderd jaar geleden mee bezig hielden. In die tijd was de overheersende opvatting dat de rest van de wereld zou kunnen leren van eerdere ontwikkelingen in Europa. In de inleiding van de eerste uitgave van Het Kapitaal (1867) schreef Marx: ‘Het industrieel ontwikkeldere land toont het minder ontwikkelde slechts het beeld van de eigen toekomst.’ Dergelijke vooronderstellingen over evolutionaire ontwikkelingen stonden centraal bij de opkomst van de sociale wetenschappen in de 19e eeuw en vormen soms nog steeds een
30
Tijdschrift Cul
onderdeel van het denken over modernisering, ontwikkeling en mondialisering. Samenlevingen in Azië, Afrika en Latijns Amerika werden in het verleden vooral gezien als case studies om het verleden van Europese samenlevingen beter te kunnen begrijpen. In sommige kringen gaat men er vandaag de dag nog steeds vanuit dat ‘Niet-Westerse’ samenlevingen kunnen en moeten leren van ontwikkelingen in ‘Westerse’ samenlevingen, maar dat andersom Europa weinig te leren heeft van landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika. Het is in dat opzicht niet vreemd dat in de publieke discussie in Nederland de kangoeroewoning als een nieuwe vorm van solidariteit wordt gepresenteerd, waarbij soms alleen andere Europese samenlevingen als voorbeeld worden aangehaald. Tijdens een eerder verblijf op het platteland van India legde ik het idee van de kangoeroewoning uit aan mijn vriend Shantudas (65 jaar). Deze zei direct: ‘Dat is net als bij ons thuis, maar dan zonder tussendeur!’ Ik ken Shantudas al meer dan dertig jaar en woon altijd bij hem in het dorp als ik in India ben. Zijn familie bestaat uit vier generaties met in totaal vijftien mensen die allemaal in één huis wonen. Het landbouwbedrijf en de kleinschalige tegelfabriek zijn gemeenschappelijk bezit en worden door Shantudas en zijn broer, samen met hun zonen gerund. Vijftien jaar geleden hebben ze besloten de woning intern op te splitsen. De jongere broer van Shantudas is met zijn familie boven gaan wonen, waar een geïmproviseerde woonkeuken is gebouwd. Shantudas en zijn familie maken gebruik van de keuken en woonkamer beneden. De negentachtig
Sinds 2005 schrijft Mario Rutten columns voor de Cul. Iedere column gaat over één persoon en vertelt iets over de antropologie of het doen van veldwerk.
jaar oude vader van Shantudas eet afwisselend boven en beneden. Kunnen we bij de invoering van kangoeroewoningen daarom wel spreken van een nieuw verschijnsel of moeten we eerder spreken van een terugkeer naar oudere vormen van samenleven? Het is al jaren de overtuiging van Shantudas dat ik naar India kom om zijn cultuur over te dragen aan studenten in Nederland zodat wij daarvan kunnen leren. ‘Jullie willen weten hoe wij in India door samen te leven in een grootfamilie zo’n snelle ontwikkeling hebben kunnen doormaken. Ik weet zeker dat over tien jaar jouw studenten tegen hun ouders zullen zeggen: waarom stuur je ons het huis uit, we moeten samen blijven wonen want dan kunnen we ons sneller ontwikkelen.’ Natuurlijk overdrijft mijn vriend Shantudas en vergeet hij gemakshalve dat de jongere generatie in zijn familie het leven in hun grootfamilie vaak als beklemmend ervaart. Tegelijkertijd maakt zijn uitspraak duidelijk dat er sinds Marx en Weber veel veranderd is in de verhouding tussen het ‘Westen’ en ‘niet-Westen’. Je kunt je daarom afvragen of het soms niet antropologisch relevanter is de uitspraak van Marx om te draaien door te stellen dat ‘het industrieel minder ontwikkelde land het ontwikkeldere het beeld van de eigen toekomst toont.’ In plaats van het bestuderen van huidige ontwikkelingen in het ‘Niet-Westen’ in relatie tot Europa’s verleden, is het voor ons hier in Europa van even groot belang om uit de studie van ontwikkelingen in Afrika, Azië en Latijns Amerika lessen te trekken over de toekomst van Europa. Dit pleidooi voor een omkering in de vergelijkende studie van ‘Niet-Westen’ en
‘Westen’ is geen nieuwe gedachte. In 1882 gaf de Indoloog Max Müller al lezingen voor koloniale ambtenaren in Cambridge, die later zouden worden gebundeld onder de titel: ‘India, wat kunnen we ervan leren?’ Het is inderdaad zo dat India veel van ons kan leren, maar op veel punten, vaak heel belangrijke punten, zouden wij van India kunnen leren... Neem ieder willekeurig probleem vandaag de dag – onderwijshervormingen, democratie, regelgeving, financiën, migratie en armoede – en wat je verder nog meer zou willen onderwijzen, uitproberen of observeren, India verschaft ons een laboratorium zoals nergens anders bestaat. (Müller 1882/2003: 5 en 10, vertaling MR) Wonend in zijn dorp in India was mijn vriend Shantudas zelf ook tot die sociaal wetenschappelijke omkering gekomen. Nu wij in Europa nog! ◊
Een eerdere versie van deze column verscheen in ‘Verlichter & Verleider: Columns voor Bart van Heerikhuizen’, Diemen 2013, pp. 84-85.v Tijdschrift Cul
31
Kwakiutl
Lieve antropoloog jes, We hebben de afgelopen tijd weer geweldige evenementen gehad. Naast het succesvolle open podium, het openingsfeest van de Common Room, het congres van de LaSSA, het filmfestival, het gala, het antropoloopbaan evenement en nog veel meer was er ook weer het weekendje Goirle! Nadat er vorig jaar behoefte was aan nog een weekendje weg, hebben we dit jaar besloten om van Goirle een heuse traditie te maken. Het was weer heerlijk relaxen in het zuiden van het land met daarnaast natuurlijk het nodige vermaak in de vorm van spelletjes, bier en avonturen. Verder gaan we binnenkort natuurlijk ook weer liften! De jaarlijkse liftwedstrijd zal in het weekend van 10/11/12 april plaatsvinden en de bestemming is tot op het laatste moment nog onbekend! Voor de komende maanden zullen de twee grootste activiteiten het jaarlijkse congres en de studiereis zijn. Het congres zal op dinsdag 21 april plaatsvinden en het thema van dit jaar is ‘Antropologie van de Toekomst’. Hoe ziet antropologie er in de toekomst uit? Wat kan antropologie de komende jaren gaan betekenen in onze samenleving? Aangezien júllie de toekomst van antropologie zijn, heeft Kwakiutl haar uiterste best gedaan om er een prachtig programma van te maken. Als klapper op de vuurpijl zal een oude bekende uit jullie eerste jaar de dag afsluiten. Dit is namelijk Thomas Hylland Eriksen! In zijn keynote zal hij vooral ingaan op de samenwerking tussen verschillende sociale wetenschappen en de unieke plaats die antropologie inneemt. Ook verschillende UvA docenten zijn van de partij, zoals Anne de Jong en Alex Strating. We bespreken de toekomst aan de hand van een interactief programma: er zijn onder andere een debat over activisme in de antropologie, lezingen van studenten en docenten over conflict en ontwikkeling, een satirische blik op de UvA en nog veel meer. Het congres zal plaatsvinden in LAB111 (Arie Biemondstraat 111). Kaartjes voor leden kosten slechts 4 euro (6 euro voor niet-leden en deurverkoop). Houd onze facebook in de gaten voor meer informatie over het programma en kaartverkoop! Niet lang hierna is er alweer de jaarlijkse studiereis van Kwakiutl! Van 23 t/m 30 mei zullen er 35 antropologiestudenten afreizen naar Roemenië! Dit land ontsnapt tot op heden nog aan het massatoerisme, maar heeft eigenlijk alles in zich voor een gevarieerde studiereis. We zullen voor en tijdens de studiereis aandacht besteden aan hedendaagse maatschappelijke problemen in Roemenië. Bovendien zullen we een universiteit bezoeken en komen er verschillende antropologen aan het woord. Naast studiegerelateerde activiteiten is er natuurlijk ook ruimte voor de nodige ontspanning en het komt dan ook goed uit dat een biertje daar ontzettend goedkoop is! De inschrijvingen zaten al snel vol, maar dat kan ook niet anders als je voor €330,- een vliegtuigretour, slaapplek, vervoer binnen Roemenië en activiteiten hebt! Verder komen er natuurlijk nog meer lezingen, andere blikken, een ouderdag, een keuzevakmiddag om inzicht te geven in verschillende vakken, een geweldig open podium en nog veel meer! Dan wil ik nog graag benoemen dat de sollicitaties voor het volgende bestuur van Kwakiutl zijn gestart en ten slotte wil ik graag dat jullie weten dat iedereen welkom is met vragen of om even te chillen bij onze bestuurskamer (REC C0.04) tegenover de Common Room! Heel veel liefs, Iris Looijaard,Voorzitter Kwakiutl ‘14/’15
32
Tijdschrift Cul
Tijdschrift Cul
33
Berichten uit het veld
LUISTEREN NAAR STILTES Eigenlijk deed ik al aan antropologie, lang voordat ik het studeerde. Begin 80 jaren werkte ik als ambulant jongerenwerker in de Ducdalfstraat en omgeving (in Den Haag en omstreken beter bekend als “De Magneet” of “de Woeste Hoogte”). Vaak zat ik toen ergens op een dak in een duiventil naast een krat bier met een stel jongeren te ouwehoeren. Veel later leerde ik bij Johannes Fabian dat dit speech in action was. Tekst beeld: Gerrit Pronk
Dat ik antropologie ben gaan studeren kwam eigenlijk doordat ik tijdens een vakantie in Mexico een exemplaar van Oscar Lewis’s “The Children of Sanchez” aangeschafte, over de inwoners van een achterstandswijk in Mexico-Stad. Tijdens het lezen viel mij op hoeveel overeenkomsten in denken en doen er waren tussen hen en de jongeren waar ik destijds mee werkte. Volgens Lewis komen die overeenkomsten door een gedeelde “cultuur van armoede”. Deze cultuur ontstaat als reactie op sociale uitsluiting en uitbuiting. Dit was mijn eerste interactie met antropologie. Later ontdekte ik pas hoeveel misbruik er van de bevindingen van Lewis is gemaakt. Na de publicatie van het Moynihan Report werden zaken zo voorgesteld dat niet de omstandigheden maar de mensen zelf niet deugden. Sindsdien realiseer me maar al te goed dat je bevindingen als antropoloog door anderen misbruikt kunnen worden maar ook de verantwoordelijkheid die beleidsmakers hebben om goed naar mensen te luisteren. Uit ervaring weet ik dat de klassieke “te bestuderen
34
Tijdschrift Cul
groepen” vrij gemakkelijk informatie weggeven. Mijn veldwerk in Mexico, in een indiaans bergdorp, was wat dat betreft eigenlijk een “makkie”. Ik ging bij de waterkraan in het zonnetje zitten en kreeg ongevraagd en ongedwongen tal van verhalen te horen over het leven aldaar. Ik heb dan ook nog nooit een tape-recorder gebruikt en loop niet rond met een notitieboekje want dat slaat de conversatie echt dood. Bovendien zou het stellen van gerichte vragen veronderstellen dat ik al zou weten wat voor hen belangrijk is. Ik heb in mijn leven heel wat trainingen gesprekstechniek gehad en het is me steeds weer opgevallen hoeveel dit lijkt op het opstellen van een proces verbaal. Want of je nu open of gesloten vragen stelt, de antropoloog bepaalt de agenda en niet de ondervraagde. De antropoloog Gerald Sider pleit er daarom voor om vooral op “stiltes” te letten (2009). Inmiddels is “de Magneet” gesloopt en werk ik nu voor de gemeente Den Haag als beleidsmedewerker Jeugd. Aldaar ben ik vooral bezig met de leefbaarheid van wijken, met name voor de Haagse Jeugd. Hierbij
Gerrit Pronk 1950, vDen Haag doctoraal culturele antropologie 1989 Momenteel houdt Gerrit zich bezig met het tot stand brengen van kindvriendelijke wijken in Den Haag.
Kom bij je kring
Ik loop niet rond met een notitieboekje want dat slaat de conversatie echt dood is het streven om de geleefde en de geplande stad bij elkaar te brengen. Dit doen we bijvoorbeeld door met kinderen een wandeling door hun eigen wijk te maken en die kinderen zelf met knelpunten te laten komen op het gebied van onder andere spelen, veiligheid en verkeer. Later betrekken we dan ook ouders, buurtbewoners, welzijnswerk, scholen en bewonersorganisaties hierbij en wordt bezien hoe die knelpunten omgezet kunnen worden met kindvriendelijke acties ten einde de leefbaarheid te verbeteren. Door niet uit te gaan van een top-down-benadering waarbij beleidsmakers beslissen, kan ik stil zijn en luisteren naar wat anderen mij willen vertellen. Zo hoop ik via die “stiltes� de chaos en verscheuringen die bepaalde maatregelen en omstandigheden met zich mee brengen, tijdig op te sporen en te repareren om zo een beleid neer te zetten dat mensen lucht, ruimte en mogelijkheden biedt. ◊
Afgestudeerd! En dan? Antropologen belanden na hun studie in zeer diverse beroepen die niet altijd (direct) gerelateerd zijn aan de studie. De kans is groot dat je na verloop van tijd de binding met je vakgebied en de academische wereld kwijtraakt. Zonde, nietwaar? Wil je na je studie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in jouw vakgebied? In contact blijven met studiegenoten en docenten? Word dan lid van de Kring Antropologie / Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA) Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? - Gratis toegang tot activiteiten (borrels, lezingen, filmavonden) van de Kring Antropologie - Gratis lenerspas UvA- universiteitbibliotheken - Gratis toegang tot de jaarlijkse Alumnidag van de UvA - Flinke korting op UvA- voorzieningen (bijv.: Universitair Sport Centrum, UvA-colleges, Loopbaanprogramma). Kijk ook op: www.uva-alumni.nl/ antropologie
Tijdschrift Cul
35
We zijn altijd op zoek naar mensen die het leuk vinden om antropologisch relevante artikelen te schrijven of foto- en filmmateriaal aan te leveren voor onze website www.tijdschriftcul.nl ! Heb je een bijzondere film gezien, iets meegmaakt, of ben je een interessante theorie tegengekomen? Of wil je antropologisch bereik voor je column of blog? Heb je mooie foto`s gemaakt of ben je bezig met visuele antropologie? Schroom niet om contact met ons op te nemen via redactie@tijdschriftcul.nl en wie weet sta jij binnenkort
op onze website!