SESAM Atlas anatomie deel 1. Bewegingsapparaat

Page 30

86

Romp: Buikwand

Oppervlakkige buikspieren

Romp

Laterale groep, vervolg (A, B) De oorsprong van de m.obliquus internus abdominis (A1) ligt bij de linea intermedia van de crista iliaca (2), aan het diepe blad van de fascia thoracolumbalis en aan de spina iliaca anterior superior (3). Enkele vezels kunnen ook ontspringen aan het lig. inguinale (4) (liesband). De spier loopt waaiervormig omhoog. Daarbij worden naar de aanhechtingen drie delen onderscheiden. Het craniale deel insereert aan de onderste randen van de drie laatste ribben (5). Het middelste deel (6) zet zich mediaal voort in de aponeurose, die zich splitst in twee bladen: een lamina anterior et posterior. Deze bladen vormen de basis van de rectusschede, vagina m.recti abdominis (zie p. 88), en verenigen zich in de linea alba. De lamina anterior bekleedt de m.rectus abdominis volledig, terwijl de lamina posterior ongeveer 5 cm onder de navel eindigt met een in craniale richting convexe lijn, linea arcuata. Omdat deze rand meestal niet scherp begrensd is, lijkt het juister te spreken van een area arcuata (Lanz). Het caudale deel loopt bij de man als m.cremaster (7) door op de zaadstreng. De ontwikkeling van de m.cremaster kan sterk varie¨ren. Bij de vrouw bevinden zich hier aanzienlijk zwakkere spierbundels, die het lig.teres uteri bereiken. Deze worden pars lig.teretis m.obliqui interni genoemd. Innervatie: m.obliquus internus: nn.intercostales (Th10-Th12) en L1; m.cremaster: r.genitalis van de n.genitofemoralis (L1L2). Varie¨teiten. Het aantal aanhechtingstakken aan de ribben kan soms groter of kleiner zijn. Hetzelfde geldt voor de intersectiones tendineae.

De m.transversus abdominis (8) ontspringt met zes tanden aan het binnenvlak van het kraakbeen van de 7e-12e rib (9). Daarbij interfereren deze tanden met die van de pars costalis van het middenrif. Ze sluiten direct aan de oorsprong van de m.transversus thoracis aan. Verder ontspringt hij aan het diepe blad van de fascia thoracolumba-

lis, aan het labium internum van de crista iliaca (10), aan de spina iliaca anterior superior (11) en aan de liesband (12). De vezels verlopen dwars tot een naar mediaal gelegen concave lijn, ook linea semilunaris genoemd. Aan deze lijn begint de aponeurose, die craniaal van de linea of area arcuata meehelpt bij de vorming van de lamina posterior van de rectusschede. Caudaal van de area arcuata (zie hiervoor) vormt de aponeurose alleen het voorste blad van de rectusschede. De m.transversus abdominis is door zijn aponeurose onderdeel van de linea alba. Van deze aponeurose loopt een lateraal concaaf verlopende strook, de falx inguinalis (zie p. 92), naar de laterale rand van de aanhechting van de m.rectus abdominis. Innervatie: nn.intercostales (Th7-Th12) en L1. Varie¨teiten. Het onderste deel van de m.transversus abdominis kan volledig met de m.obliquus internus abdominis vervlochten zijn. Dit deel wordt daarom vaak de m.complexus genoemd. Ook wordt in de literatuur gemeld dat het in bepaalde omstandigheden geheel kan ontbreken. Het aantal oorsprongstanden kan groter of kleiner zijn.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
SESAM Atlas anatomie deel 1. Bewegingsapparaat by ThiemeMeulenhoff - Issuu