1.2 Referentieniveaus commissie
Meijerink In mei 2007 installeerde staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (ook wel de commissie Meijerink genoemd). Deze groep moest de staatssecretaris adviseren over wat leerlingen op verschillende niveaus in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Tot dat moment was dit nog nergens goed en officieel vastgelegd, behalve rond het centraal eindexamen. Het in 2008 verschenen rapport van de commissie geeft aan wat leerlingen op belangrijke momenten in hun schoolloopbaan (de drempel/overgang tussen basisonderwijs, vmbo, mbo, vwo, hbo en universiteit) moeten kennen en kunnen (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008). Door het gemakkelijker kunnen nemen van deze drempels bezitten leerlingen een grotere kans op een optimale schoolloopbaan. De Expertgroep formuleert een viertal referentieniveaus waarmee deze drempels makkelijker te nemen zijn (afbeelding 1.1). Deze niveaus beschrijven de kennis en vaardigheden die de leerlingen op de drempelmomenten moeten beheersen en stellen daarmee een goede kennis van taal en rekenen veilig en zorgen ervoor dat deze kennis op niveau blijft. De niveaubeschrijvingen bieden bovendien houvast, omdat leerkrachten en docenten nu weten waar ze naartoe kunnen werken en op voort kunnen bouwen. Binnen de referentieniveaus onderscheidt de commissie een fundamentele en een streefkwaliteit. Deze kwaliteiten, acht in totaal, overlappen elkaar deels. De fundamentele kwaliteit (2F) is een kwaliteit die, bij beheersing ervan, een goede deelname aan het maatschappelijk functioneren mogelijk maakt en is een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren in de samenleving.
1.2.1 Eerste referentieniveau Het eerste referentieniveau (fundamentele kwaliteit niveau 1: 1F) betreft het primair onderwijs en heeft te maken met basiskennis en basisvaardigheden die alle kinderen moeten beheersen aan het einde van de basisschool. Voor een deel van de basisschoolleerlingen kan de lat wat hoger liggen (streefkwaliteit niveau 1: 1S). Het streefniveau is het niveau waar kinderen aan moeten voldoen om een goede aansluiting te krijgen op een hoger niveau. Als je bestaande leerlingvolgsystemen in het primair onderwijs afstemt op het referentiekader en als leerkrachten goed geschoold zijn in het gebruik van de gegevens uit deze systemen, ontstaat een goed en vroegtijdig zicht op eventuele tekortkomingen bij kinderen en kun je op basis hiervan remediĂŤrende maatregelen treffen.
12
12065_Rekenen een hele opgave.indd 12
08-04-11 13:28