
19 minute read
JEANINE WIL NIET AFHANKELIJK ZIJN
Jeanine heeft een aangeboren lichamelijke beperking, waardoor haar rechterbeen in een spalk zit en ze in een rolstoel zit.

Sophie is persoonlijk begeleider en komt één keer per week bij Jeanine thuis om te kijken of ze ergens hulp bij nodig heeft. Vandaag heeft Jeanine gebeld met de vraag of Sophie eerder kan komen. De band van haar rolstoel loopt steeds leeg, waardoor ze zich niet kan verplaatsen. Jeanine vertelt dat ze zo veel mogelijk zelf wil doen, maar dat dit met een lekke band niet lukt. 'Ik baal zo erg, ik kan niet naar mijn afspraak bij de fysiotherapeut en kan me nauwelijks voortbewegen in huis.'
Sophie bekijkt samen met Jeanine hoe ze haar zou kunnen helpen. Jeanine heeft al contact opgenomen met de leverancier van de rolstoel, die de rolstoel binnenkort komt nakijken. 'Maar in de tussentijd kan ik niet veel,' zegt ze. Sophie belt met haar organisatie om te kijken of het mogelijk is tijdelijk een rolstoel te lenen. Dat kan en Sophie spreekt af dat de rolstoel nog diezelfde ochtend bij Jeanine thuis wordt bezorgd. Jeanine verplaatst haar afspraak bij de fysiotherapeut naar de middag, zodat ze daarheen kan met de leenrolstoel. Ze is niet meer afhankelijk van anderen en haar lichamelijke beperking belemmert haar niet meer in wat zij belangrijk vindt. De balans is hersteld.
De psychische gezondheid
Als cliënten zich psychisch gezond voelen, zijn ze over het algemeen tevreden. Ze kunnen genieten, denken positief, kunnen omgaan met tegenslagen en zijn tevreden met hun sociale relaties. Als cliënten zich psychisch ongezond voelen, kunnen er klachten zijn, zoals zich down voelen, stress ervaren, zenuwachtig zijn of angst hebben. Cliënten kunnen ook lichamelijke klachten krijgen doordat ze psychisch ongezond zijn. Dit zijn psychosomatische klachten. Iemand krijgt dan bijvoorbeeld last van hoofdpijn, vermoeidheid of duizeligheidsklachten, terwijl hiervoor geen lichamelijke oorzaak is.
Een cliënt hoeft zich niet altijd psychisch ongezond te voelen. Soms gaat dit op en af. Het wordt een probleem als de cliënt steeds meer moeite krijgt met alledaagse dingen en daardoor belemmerd wordt om het leven te leiden dat hij graag zou willen.
Als (persoonlijk) begeleider verzamel je informatie over de psychische gezondheid van de cliënt en vraag je hoe hij zich op dat moment voelt. Wat je hoort en ziet kun je verkeerd opvatten. Daarom is het belangrijk om dit altijd na te vragen.
ONRUST OF KOU?
Anne is student maatschappelijke zorg en staat op de bus te wachten. Iets verderop loopt een meisje van haar leeftijd onrustig heen en weer, waarbij ze in haar handen wrijft en zucht. Ze lijkt zenuwachtig, vindt
Anne. Ze gaat naar het meisje toe en vraagt of ze haar kan helpen. Het meisje vertelt dat ze net van vakantie komt en niet gekleed is op dit koude weer. Ze probeert zich warm te krijgen door te bewegen. Verder voelt ze zich prima, want ze heeft een leuke vakantie achter de rug. Anne beseft dat ze het gedrag van het meisje verkeerd heeft geïnterpreteerd.
Niet alles wat te maken heeft met je psychische gesteldheid is direct een probleem. Iedereen heeft weleens gevoelens van onzekerheid, verdriet, angst of jaloezie of een minderwaardigheidsgevoel. Dat hoort erbij en is helemaal niet erg. Als deze gevoelens te lang duren en ze een cliënt belemmeren in de dingen die hij wil doen, dan worden ze een probleem. Bijvoorbeeld als iemand niet in het donker naar buiten durft en in paniek raakt als hij dat moet doen voor zijn werk of studie.
Het sociaal welbevinden
Het sociaal welbevinden heeft te maken met hoe je denkt over jouw plaats in de samenleving. Ben je tevreden met of zonder vrienden, met of zonder liefdesrelatie, met of zonder werk, met of zonder studie? Het is maar net wat je kiest en wat bij je past.
Als een cliënt het belangrijk vindt om vrienden en/ of een partner te hebben, doet hij over het algemeen zijn best om deze relaties goed te onderhouden. Hij kan de anderen tot steun zijn en zij helpen hem als dat nodig is. Dit is belangrijk als het minder goed gaat met de cliënt of als hij hulp nodig heeft. Als relaties onder druk komen te staan, kan deze steun minder worden.
Als de cliënt het belangrijk vindt om werk, studie of een andere zinvolle dagbesteding te hebben, dan kun je je voorstellen dat het wegvallen daarvan zijn sociaal welbevinden negatief beïnvloedt.
Wat heeft Johanna nodig?
Psychische Aandoeningen In De Algemene Bevolking
Ruim vier op de tien mensen hebben ooit in hun leven een of meerdere psychische aandoeningen gehad. De drie hoofdgroepen – stemmingsstoornissen, angststoornissen en middelenstoornissen – komen elk ongeveer even vaak voor: een op de vijf mensen heeft ooit in het leven een dergelijke stoornis gehad. In de afgelopen twaalf maanden had ongeveer een vijfde van de mensen een of meerdere psychische aandoeningen. Angststoornissen komen als hoofdgroep het vaakst voor. Van alle afzonderlijke aandoeningen komt depressie het vaakst voor.
Bron: Trimbos-instituut
Johanna heeft dementie en komt samen met haar man John naar het ontmoetingscentrum De Pijp in Amsterdam om met haar ziekte te leren omgaan. Medewerker Maud vertelt dat iedereen dit op een andere manier doet, afhankelijk van persoonlijkheid, omgevingsfactoren en de ernst van de ziekte. Mensen met dementie en hun mantelzorgers hebben vaak stress. Ze zijn onzeker over de toekomst. Hun wereldje wordt kleiner, hun sociale contacten worden minder en hun zelfbeeld wordt lager. 'In het ontmoetingscentrum proberen we mensen te helpen de balans in het leven weer te vinden,' aldus Maud. 'We zoeken uit wat mensen nodig hebben om kwaliteit aan hun leven te geven.' Johanna vertelt dat ze het gevoel heeft dat ze haar identiteit kwijtraakt. Vroeger ging ze veel naar concerten en musea. Daarom besluit een collega van Maud met haar te gaan schilderen. En John gaat regelmatig met haar dansen. Dat worden voor Johanna manieren om zich te uiten. Ze voelt zich weer nuttig en haar partner is trots.
Het sociaal welbevinden kan beïnvloed worden door de plek waar je woont, hoeveel geld je hebt en welke opleiding je hebt gehad. Uit onderzoek blijkt dat mensen met alleen basisonderwijs of vmbo gemiddeld korter (zes jaar) en in minder goede gezondheid leven dan mensen met een hbo- of universitaire opleiding. Mensen met een hoger inkomen leven over het algemeen gezonder en langer dan mensen met een bijstandsuitkering of schulden.

Op het moment dat het sociaal welbevinden van cliënten minder is, zie je dat ze het moeilijker vinden om hun gezondheid in stand te houden. De cliënt kan dan lichamelijke en psychische klachten krijgen.
Bert zit erdoorheen
Bert is 42 jaar en heeft jarenlang gewerkt in de horeca. Hij maakte lange dagen achter de bar, waar hij het prima naar zijn zin had. Inmiddels is de horeca vanwege de coronacrisis alweer maanden dicht. Berts baas kan hem niet meer doorbetalen. Bert is zijn werk en zijn inkomen kwijt. Het werk van Bert was ook zijn sociale leven, omdat hij in de bar veel contact had met de vaste klanten. Sinds de sluiting van de horeca vindt Bert het moeilijk om zijn dagen goed door te komen, omdat hij de contacten met andere mensen mist. Hij hangt op de bank en doet niet veel meer. Nu hij zijn werk en inkomen definitief kwijt is, zakt de moed hem in de schoenen. Hij weet niet meer wat hij moet en raakt steeds moedelozer. Uiteindelijk gaat Bert naar de huisarts, die hem aanraadt om te gaan praten met een psycholoog. Ja, denkt Bert, dat is allemaal leuk en aardig, maar dat kan ik niet betalen, want de psycholoog wordt niet door de verzekering vergoed.
In Nederland verwacht de overheid dat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun gezondheid en sociaal welbevinden. De cliënt moet dan wel weten welke factoren zijn gezondheid beïnvloeden. Als een goede baan voor hem belangrijk is, zal hij gemotiveerder zijn om te studeren voor die baan.
Het sociaal welbevinden van Trees
Situatie 1
Trees is weduwe geworden na een huwelijk van vijftig jaar. Haar man heeft een lang ziekbed gehad. Ze woont nu alleen in het huis waar haar kinderen zijn opgegroeid. De kinderen wonen ver weg. Trees geniet nog van het leven, hoewel ze steeds slechter de trap op kan. Haar buurman heeft haar geholpen en heeft een slaapkamer op de begane grond gemaakt met een douche en toilet ernaast. Trees gaat twee keer per week naar bewegingslessen voor ouderen in het buurthuis. Ze rijdt altijd mee met een vriendin en daarna doen ze gezellig samen boodschappen. Een huishoudelijke hulp helpt Trees met de huishoudelijke taken. Trees heeft het goed voor elkaar.
Situatie 2
Trees is weduwe geworden na een huwelijk van vijftig jaar. Haar man heeft een lang ziekbed gehad. Ze woont nu alleen in het huis waar haar kinderen zijn opgegroeid. Trees voelt zich verdrietig omdat haar man er niet meer is en mist hem enorm. Alles in huis herinnert haar aan hem en dat doet pijn. Ze heeft geen zin meer om de deur uit te gaan, eet steeds minder en zit vaak voor zich uit te staren op de bank. Ze ziet het leven niet meer zitten en wijst de hulp die haar buurman aanbiedt af. Op een avond valt ze, doordat ze zich verstapt op de trap. Ze kan niet meer opstaan. De huishoudelijke hulp vindt haar twee dagen later. Ze wordt naar het ziekenhuis gebracht. Een paar dagen later overlijdt Trees aan de gevolgen van de val.
Het voorbeeld van Trees laat zien hoe haar lichamelijke en psychische gezondheid en haar sociaal welbevinden haar leven beïnvloeden: positief in situatie 1 en negatief in situatie 2.
• In situatie 1 zoekt Trees zelf naar oplossingen voor haar achteruitgang in mobiliteit (lichamelijk). Trees geniet van het leven, ondanks het overlijden van haar man (psychisch), en ze heeft mensen om zich heen die haar helpen met boodschappen en huishouden (sociaal welbevinden). Ze kan haar leven leiden zoals zij het wil.
• In situatie 2 lees je dat Trees verdrietig is en zich afsluit voor andere mensen (psychisch) vanwege het verlies van haar man. Ze eet minder en ze beweegt minder, waardoor ze lichamelijk achteruitgaat. Ze wijst hulp af, waardoor de steun van relaties wegvalt (sociaal welbevinden) en ze alleen komt te staan. Ze wordt na een valpartij pas na twee dagen gevonden, waarna ze overlijdt.
1.2 Gezondheidstrends
Een trend kun je omschrijven als een ontwikkeling in een bepaalde richting. Een voorbeeld is de onderwijstrend digitalisering. Vroeger werd lesgegeven via een schoolbord en een docent voor de klas. Tegenwoordig krijgen studenten veelal digitaal les en werken ze met een online portfolio. In de gezondheidszorg zie je ook verschillende trends. Waar in het verleden de ziekte van mensen centraal stond, staat nu juist hun gezondheid centraal. Deze trend heeft gevolgen voor de manier waarop je naar gezondheid en gezondheidsproblemen kijkt. De drie trends die hierna verder uitgewerkt worden zijn:
• van 'ziekte en zorg' naar 'gezondheid en gedrag';
• Positieve Gezondheid;
• vitaliteit en leefstijl.
In jouw rol als (persoonlijk) begeleider kijk je wat de invloed is van een gezondheidsprobleem op het leven van de cliënt en hoe hij hiermee zou kunnen omgaan. Je richt je op het bevorderen van gezondheid in plaats van op het zorgen voor een ziekte of een aandoening.
Gezondheidsbevordering In Een Notendop
Gezondheidsbevordering is gedrag stimuleren dat de gezondheid van mensen bevordert en ziekte voorkomt. Ongezond gedrag is niet alleen het gevolg van individueel gedrag, ook de omgeving waarin iemand leeft, werkt en woont heeft invloed. Neem bijvoorbeeld ongezond eetgedrag. Daarin spelen de persoon die ongezond eet een rol, maar ook ouders die maaltijden bereiden voor hun kinderen, winkels en restaurants die ongezonde producten verkopen, beleidsbepalers die wel of geen gezond kantinebeleid voeren, en politici die wel of geen strenge wetgeving steunen, zoals een vetbelasting.
Bij gezondheidsbevordering is het daarom belangrijk aandacht te besteden aan zowel het individuele gedrag van mensen als aan hun leef-, werk- en woonomgeving. Effectieve gezondheidsbevordering is een combinatie van middelen, zoals voorlichting, voorzieningen en regelgeving (Brug, 2007). Deze integrale aanpak, die zich richt op het individu en omgeving, vereist samenwerking met meerdere sectoren.
Bron: Universitair Pijn Centrum Maastricht
1.2.1 Van 'ziekte en zorg' naar 'gezondheid en gedrag'
Als je vanuit de standaard medische benadering naar gezondheid kijkt, dan is een cliënt gezond als hij geen ziekte heeft. Deze benadering paste bij de verzorgingsstaat, waarin de overheid verantwoordelijk was voor het welzijn van mensen. Hieronder vielen onder andere de gezondheidszorg, het onderwijs, de werkgelegenheid en de sociale zekerheid. Als (persoonlijk) begeleider ging je er in de verzorgingsstaat van uit dat jij wist wat het best was voor de cliënt. Vanuit die gedachte verleende je zorg en ondersteuning. Daarmee haalde je de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid bij de cliënt weg.
Aan het einde van de vorige eeuw kwam hierin verandering, omdat de kosten van de verzorgingsstaat te hoog werden. Er kwam een participatiestaat, waarin je ervan uitgaat dat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun gezondheid. Voor jou als (persoonlijk) begeleider betekent dit dat je de cliënt ondersteunt bij het voor zijn eigen gezondheid zorgen. Je kijkt wat cliënten zelf kunnen en waar ze verantwoordelijkheid kunnen nemen.
Vanaf 2010 is de verschuiving van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag duidelijk te zien in de gezondheidszorg. Preventie, het voorkomen van gezondheidsproblemen, is steeds belangrijker geworden.
Methodiek: bio-psychosociaal model
Als je gezondheid wilt bevorderen en gezondheidsproblemen wilt voorkomen, moet de cliënt centraal staan. Je gaat uit van een integrale of holistische benadering, waarbij je aandacht hebt voor alle soorten gezondheid (lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden). Het bio-psychosociaal model kan je helpen om deze integrale benadering vorm te geven. Dit is een model waarmee je je richt op de lichamelijke gezondheid, de psychische gezondheid en het sociaal welbevinden. In het volgende artikel lees je hoe je pijn benadert volgens het bio-psychosociaal model.
Persoonlijke factoren zoals angst, ziekte, humeur en familie spelen hierbij een belangrijke rol. Deze factoren worden 'pijnfactoren' genoemd en ze zijn van grote invloed op de manier waarop je pijn ervaart. Daarom is het heel belangrijk een goed overzicht te krijgen van de pijnfactoren van de cliënt, zodat deze in de pijnbehandeling meegenomen worden.
WAT ZIJN PIJNFACTOREN?
Pijn is een signaal dat er ergens in het lichaam een beschadiging is. Dat leidt tot een reactie die moet voorkomen dat de beschadiging erger wordt. Als je je hand verbrandt, trek je hem snel terug, maar wat er daarna gebeurt is voor iedereen anders. Je schreeuwt het uit van de pijn of je zegt met je tanden op elkaar dat het wel meevalt. Hoeveel pijn je voelt, wordt mede bepaald door hoe je gewend bent met pijn om te gaan.
Figuur 1.7 Bij de behandeling kijk je naar alle pijnfactoren volgens het bio-psychosociaal model © pijn.com

Bron: pijn.com
Er zijn meerdere factoren die een rol spelen bij pijn. Stel je voor dat een cliënt een behandeling krijgt waardoor zijn pijn minder wordt. Hij zal zich hierdoor prettiger voelen en bijvoorbeeld beter slapen. Ook zal hij meer energie hebben en kan hij meer aandacht besteden aan de mensen om hem heen.
Pijn kost energie. Als een pijnbehandeling niet werkt, zal de cliënt ook niet gemotiveerd zijn om in beweging te komen of aandacht te besteden aan anderen. Persoonlijke relaties en werkrelaties kunnen veranderen doordat de cliënt vanwege de pijn niet meer kan meedoen aan allerlei activiteiten.
Gevoelens en gedachten spelen ook een belangrijke rol bij pijn. Ze bepalen mede de intensiteit van de pijn die mensen voelen. Ook kunnen ze pijn uitlokken en onderhouden.
Bedenk je als (persoonlijk) begeleider dat pijn van grote invloed kan zijn op het leven van de cliënt en zijn naasten. Je werkt samen met andere professionals om de cliënt te ondersteunen. Denk aan de samenwerking met een fysiotherapeut die de cliënt helpt bij het bewegen. Jij kunt ondersteuning bieden bij het vinden van aangepast werk. Gezamenlijk ondersteun je de cliënt, zodat hij zijn leven ondanks de pijn zo goed mogelijk kan vormgeven.
Rol van de (persoonlijk) begeleider

Jouw rol als (persoonlijk) begeleider is om alle factoren die van invloed kunnen zijn op iemands gezondheid in kaart te brengen met behulp van het bio-psychosociaal model. Zoals je in het voorbeeld hebt gezien, kunnen de aspecten van het model elkaar beïnvloeden. Een verstoring in het lichamelijk functioneren heeft invloed op hoe de cliënt zich psychisch voelt en hoe hij functioneert binnen zijn sociale omgeving
Samen met de cliënt kijk je naar zijn functioneren en welke problemen en/of aandachtspunten hierbij naar voren komen. Je doet dit vanuit jouw professionele deskundigheid en bespreekt de problemen en/of aandachtspunten met de cliënt. Hierdoor kan de cliënt een bewuste keuze maken om hiermee al dan niet aan de slag te gaan. Je bepaalt als (persoonlijk) begeleider niet wat goed is voor de cliënt, maar hebt een voorlichtende, adviserende en coachende rol. Een onderdeel daarvan is risicosignalering, waarbij je een probleem probeert te voorkomen of verergering probeert tegen te gaan. Dit is een vorm van preventie.
Rol van de cliënt
De cliënt die dat kan, werkt actief mee aan zijn gezondheid. Jij zorgt dat de cliënt begrijpt welke gezondheidsrisico's er zijn en je geeft advies over het voorkomen of verminderen van die risico's. Voor cliënten met een verstandelijke beperking of met dementie kan het moeilijk zijn om bijvoorbeeld te begrijpen welke invloed voeding heeft op de gezondheid. Jij houdt hier rekening mee en beschermt de cliënt door gezonde voeding aan te bieden. Daarnaast betrek je de cliënt bij kleine beslissingen over voedingskeuzes. Je biedt bijvoorbeeld gezonde tussendoortjes aan waaruit hij kan kiezen.
1.2.2 Positieve Gezondheid
Een trend in de gezondheidszorg is Positieve Gezondheid. Positieve Gezondheid is een methode die is ontwikkeld om je breed te laten kijken naar gezondheid. Iemand die door een ongeluk beperkt is in zijn mobiliteit, zal dit niet snel positief beoordelen. Maar bij Positieve Gezondheid kijk je met de cliënt hoe hij de dingen die hij belangrijk vindt kan blijven doen, ondanks zijn beperking.
Deze integrale benadering gaat ervan uit dat cliënten zich kunnen aanpassen aan een veranderde situatie en dat zij hierin hun eigen regie kunnen voeren. Je denkt hierbij niet vanuit ziektes en beperkingen, maar vanuit het (leren) omgaan met fysieke, emotionele en sociale uitdagingen.
Integraal Werken
Integraal werken betekent dat de cliënt centraal staat. In een integrale benadering wordt er met één ondersteuningsplan voor één gezin gewerkt, bij voorkeur met één contactpersoon die samen met de 'klant' de ondersteuning coördineert en regisseert.
Methodiek: zes dimensies
Je kijkt bij Positieve Gezondheid vanuit zes aandachtsgebieden (ook wel dimensies genoemd) naar gezondheid. Deze dimensies zijn:
1 lichaamsfuncties: je gezond voelen, fitheid, klachten en pijn, slapen, eten, conditie, bewegen;
2 mentaal welbevinden: onthouden, concentreren, communiceren, vrolijk zijn, jezelf accepteren, omgaan met verandering, gevoel van controle;
3 zingeving: zinvol leven, levenslust, idealen willen bereiken, vertrouwen hebben, accepteren, dankbaarheid, blijven leren;
4 kwaliteit van leven: genieten, gelukkig zijn, lekker in je vel zitten, balans, je veilig voelen, prettig wonen, rondkomen met je geld;
5 meedoen oftewel sociaal-maatschappelijk participeren: sociale contacten, serieus genomen worden, samen leuke dingen doen, steun van anderen, erbij horen, zinvolle dingen doen, interesse in de maatschappij;
6 dagelijks functioneren: zorgen voor jezelf, je grenzen kennen, kennis van gezondheid, omgaan met tijd, omgaan met geld, kunnen werken, hulp kunnen vragen.
Hoe voel je je lichamelijk?
Tip: Op de website van het Institute for Positive Health, iph.nl, kun je deze dimensies via een online tool in kaart brengen. Je beantwoordt vragen, waarna in kaart wordt gebracht hoe iemand zijn gezondheid ervaart.
Op de website mijnpositievegezondheid.nl vind je tools om je gezondheid te testen.
Rol van de (persoonlijk) begeleider
Als (persoonlijk) begeleider kun je de cliënt ondersteunen bij het beantwoorden van de vragen bij de verschillende dimensies van Positieve Gezondheid. Zijn antwoorden worden verwerkt in 'het spinnenweb'. Hiermee ga je met de cliënt in gesprek over zijn gezondheid. Je bekijkt vooraf of de cliënt betrokken kan en wil worden bij het werken aan zijn gezondheid. Jullie bespreken welke dimensies voor hem belangrijk zijn en extra aandacht nodig hebben. Hiermee leg je de regie bij de cliënt. Dit kan zijn kwaliteit van leven vergroten.
Je kunt Positieve Gezondheid breed inzetten. Hierna zie je enkele voorbeelden.
Dementie En Positieve Gezondheid
Ook voor cliënten met dementie is Positieve Gezondheid van waarde. Zorgprofessionals hebben de ervaring dat cliënten met dementie nog goed kunnen aangeven wat zij belangrijk vinden in het leven. Ze vinden het soms wel lastig in te schatten welk cijfer ze willen geven per dimensie. Maar dat is niet erg. De winst zit immers vooral in het gesprek dat je voert met de cliënt naar aanleiding van het invullen van het spinnenweb. Sinds juni 2019 is een vereenvoudigde versie van de tool beschikbaar, die een goed alternatief kan bieden. Daarin is de taal eenvoudiger en wordt meer gebruikgemaakt van smileys die gevoelens helpen duiden.
Bron: iph.nl
Plezier Op School En Positieve Gezondheid
Een middelbare school bleek ineens slecht te scoren op 'plezier op school' en ook eindexamenresultaten liepen terug. Iedereen dacht aan stress en burn-out bij studenten en dus aan een stresspreventieprogramma. In plaats daarvan werden studenten gevraagd een challenge aan te gaan, onder het motto dat iedereen zijn veerkracht kan vergroten. Studenten kozen een uitdaging, probeerden die een tijdje uit en bespraken die onderling. Zoals een digitale detox, elke dag eindigen met drie dingen die goed zijn gegaan en stoppen met zelfkritiek. Dat leverde veel goeds op.
Bron: iph.nl
Het is nog niet zo gemakkelijk om het denken in problemen los te laten. Als je met het spinnenweb aan de slag gaat, krijg je een heel ander beeld en andere oplossingen. Misschien mist een kind sociale aansluiting of moet het thuis voor een zieke moeder zorgen. Het spinnenweb helpt je in beeld te brengen wat de cliënt belangrijk vindt voor zijn gezondheid.
Je kunt het spinnenweb inzetten in allerlei praktijksituaties, bijvoorbeeld bij cliënten die moeten leren leven met chronische ziektes of beperkingen, bij cliënten die leven met psychische kwetsbaarheid of bij cliënten die vastlopen in het leven of werk.
Je gesprek met de cliënt is gericht op hoe hij ondanks zijn problemen aan zijn gezondheid kan werken. Je kijkt welke ondersteuning daarbij nodig is en welke professionals je hierbij kunt betrekken. Het is belangrijk dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de doelen waaraan de cliënt wil werken. Je stemt met hen af wat de client hierin zelf wil doen en waarbij hij hulp nodig heeft.
Geef Je Droom Nooit Op
Comapatiënt Laila Saveur (24) danst weer na een zwaar ongeluk waarbij ze haar nek breekt, in coma raakt en wordt opgegeven. In de voorstelling 'Dromen vangen' beeldt ze die nachtmerrie uit met haar oude balletgroep. Haar therapeut Estelle Schatorié: 'Ik vraag mijn cliënten altijd: stel dat je morgen opstaat en er gebeurt een wonder, wat zou dat dan zijn? Op dat wonder richten we ons vervolgens. Zo zorgen we dat ze in de verbinding blijft, dat motiveert in het herstel. Revalideren bestaat niet alleen uit lichamelijk ongemak, maar voor een groot deel uit de verwerking van je emoties. Kun je accepteren wat je niet kunt? Kijk altijd opnieuw wat je mogelijkheden zijn.' Wat is je overkomen?
'Ik ben in november 2015 op het zebrapad voor mijn studentenhuis aangereden. Na drie weken coma kregen mijn ouders te horen dat ze beter afscheid konden nemen. Op 21 december ben ik ontwaakt. Door de kneuzingen in mijn hersenen was ik links verlamd. Ik droeg zo'n haloframe om mijn hoofd, kon niet lopen. Door het ongeluk heb ik hersenletsel opgelopen. Ik was mezelf kwijt. In april dook Estelle op, ze is een collega van mijn danslerares. Ik ballet al sinds mijn vierde. Dankzij beiden ben ik heel ver gekomen met revalideren. Ik wist bijvoorbeeld niet meer hoe ik moest springen, en dat doe je veel bij ballet. Door hen heb ik mijn zelfvertrouwen teruggekregen. Ze motiveerden me enorm. Estelle hing me in een stellage zodat ik mijn benen beter kon optillen. Ik kreeg zin om te oefenen, het was ergens voor.'
Wat heeft zij met je gedaan waarin andere medici niet slaagden?
'Daar waar de artsen redelijk snel oordeelden dat er weinig meer mogelijk was, heb ik me kunnen vasthouden aan Estelle, mijn eigen danslerares, de dans- groepleden, mijn familie en vriendinnen. Ik weet nu wat ik wel kan. Ik draai weer, ik spring. Voor het einde van het jaar wil ik een pirouette kunnen maken. Wat ik het moeilijkst vind, is te accepteren wat er van me is geworden. Ik ben jaloers op mijn oude zelf, van vóór het ongeluk. Ik geef mijn leven nu een acht, dit was een negen. Estelle heeft me geholpen om dat zelfvertrouwen op te bouwen, om mezelf na het ongeluk te accepteren.'
Bron: ed.nl
Rol van de cliënt
De cliënt werkt met jou samen om te bepalen waaraan hij wil werken. Jullie stellen samen doelen en bedenken acties om gericht aan die doelen te kunnen werken. De cliënt doet hierin zo veel mogelijk zelf en krijgt ondersteuning bij zaken die hij niet zelf kan. Met elkaar evalueer je of hij zijn doelen heeft behaald of dat ze bijgesteld moeten worden. Op deze manier kan de cliënt zijn gezondheid verder verbeteren. Het kan gebeuren dat je cliënten tegenkomt die een pasklaar antwoord van je verwachten en het gesprek met behulp van het spinnenweb niet willen aangaan. Zij laten de besluitvorming over het verbeteren van hun gezondheid liever aan professionals over. Je accepteert hun keuze en kunt hen zelf vragen stellen over wat ze belangrijk vinden voor hun gezondheid en advies geven over hoe ze hun gezondheid zouden kunnen verbeteren. Uiteindelijk moet de cliënt zelf kiezen met welk advies hij aan de slag gaat.
1.2.3 Vitaliteit en leefstijl
'Vitaliteit en leefstijl' is ook een gezondheidstrend die je kunt tegenkomen in de gezondheidszorg. In plaats van vitaliteit wordt ook wel gesproken over levenskracht. Hiermee doel je op de kracht en energie van mensen. Daarbij kun je kijken naar vier dimensies:
• fysiek: uithoudingsvermogen, kracht, coördinatie, lenigheid, snelheid en herstelvermogen;
• mentaal: concentratie, zelfvertrouwen, regulatie van spanning, blijvend leren en zelfreflectie;
• sociaal-emotioneel: assertiviteit, invoelend vermogen, conflicthanteringsstijl en samenwerken;
• inspirationeel: zingeving, motivatie en balans tussen werk en privé.
Als de cliënt vitaal is, gaat het om alle vier de dimensies en de manier waarop deze elkaar beïnvloeden. Een gezonde leefstijl kan het uithoudingsvermogen (fysiek) beïnvloeden. Hierdoor heeft de cliënt voldoende energie en aandacht (mentaal). Dit maakt het gemakkelijker om relaties te onderhouden, waardoor hij niet alleen staat als het wat minder gaat (sociaal-emotioneel). Dit kan ertoe leiden dat de motivatie om actief te werken aan zijn gezondheid toeneemt (inspirationeel).
De leefstijl van de cliënt gaat over de manier waarop hij leeft. In principe zijn daar geen regels voor, maar bij 'een gezonde leefstijl' wordt vaak gedacht aan gezond eten, regelmatig bewegen en goed slapen. In de media word je overspoeld met verhalen over gezondheid en gezond leven. Maar cliënten weten vaak niet hoe ze dit op de lange termijn kunnen volhouden.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen gezondheid en leefstijl. Deze kunnen elkaar zowel positief als negatief beïnvloeden. Je loopt met een ongezonde leefstijl het risico op gezondheidsproblemen, zoals hart- en vaatziektes of diabetes mellitus type 2, terwijl een gezonde leefstijl deze problemen juist kan voorkomen of verminderen.
Gezondheidsproblemen worden vaak alleen behandeld met medicijnen. Er is dan geen aandacht voor het verbeteren van de leefstijl. Tijdens de coronapandemie is het belang van een gezonde leefstijl nog duidelijker geworden. Met een gezonde leefstijl kun je je weerstand versterken, waardoor je minder vatbaar bent voor virussen.
Methodiek: leefstijlroer
Je kunt de leefstijl van de cliënt in kaart brengen met het leefstijlroer. Deze methode gaat, net als