Blok
Hoofdstuk
1
Week
Les
1
7 Woord- en <insbouw
Leerdoelen
Lesvoorbereiding
Materiaal
De leerlingen oefenen: • het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden. • het herkennen en gebruiken van enkelvoud en meervoud. • het herkennen en gebruiken van samenstellingen.
• Zet les 7 klaar op het digibord.
• • • •
Blok
1
Hoofdstuk
1
igibord d werkschrift blz. 6 – 7 maatschrift blz. 6 – 7 taalschrift
Woord- en <insbou <insbouw
Les
7
3
In de rijtjes staat steeds een lidwoord (lidw) en een zelfstandig naamwoord (z nw). Kijk naar de plaatjes en het voorbeeld. Maak de rijtjes af.
Wat oefen je? enkelvoud
• Je oefent het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden. • Je oefent het herkennen en gebruiken van enkelvoud en meervoud. • Je oefent het herkennen en gebruiken van samenstellingen.
1
de teckel
Bedenk zelf nieuwe zelfstandige naamwoorden (z nw). Te beoordelen door de leerkracht. Kijk naar het voorbeeld. Schrijf in elk rijtje nog vier zelfstandige naamwoorden (z nw) op. z nw voor mensen
z nw voor dieren
meervoud
verkleinwoord meervoud
het teckeltje
de teckels
de teckeltjes
het boompje
de bomen
de boompjes
het schaatsje
de schaatsen
de schaatsjes
het plantsoentje
de plantsoenen
de plantsoentjes
z nw voor dingen
hondje
vader
verkleinwoord enkelvoud
de boom
riem
de schaats
het plantsoen
2
Te beoordelen door de leerkracht.
Bekijk de zelfstandige naamwoorden (z nw).
4
1 Is het zelfstandig naamwoord (z nw) enkelvoud (ev) of meervoud (mv)? 2 Zet een kruisje in het goede rijtje. Maak met elk zelfstandig naamwoord een zin.
Maak samenstellingen. Zet er de of het voor. Het lidwoord (lidw) hoort bij het laatste woord. Kijk goed naar het voorbeeld.
z nw schapen
ev
mv
prinsesje
x
de fiets + het mandje =
het fietsmandje
frisdrank
x
de soep + het bord
=
het soepbord
het haar + de speld
=
de haarspeld
x
schilders
x
laarzen
x
windscherm
x
schoolschrift
x
scheenbeen
x
het huis + de deur
5
Maak de vragen.
Te beoordelen door de leerkracht.
x
fotograaf
de huisdeur
1 Het zelfstandig naamwoord (z nw) heksen is meervoud. Welk lidwoord (lidw) hoort altijd bij meervoud (mv)? de 2 Het zelfstandig naamwoord (z nw) prinsesje is een verkleinwoord enkelvoud (ev). Welk lidwoord (lidw) hoort altijd bij een verkleinwoord enkelvoud (ev)? het 3 Bedenk samenstellingen met …huis, …schrift en …deur. Schrijf het goede lidwoord (lidw) erbij.
x
heksen
=
Voorbeeld de school + het schrift = het schoolschrift
6
7
Blok
1
Hoofdstuk
1
Les
7
Werkschrift blz. 6 – 7
Woord- en <insbou <insbouw 4
Lees wat er staat. Beantwoord de vragen. Vul de of het in.
Wat oefen je? • Je oefent het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden. • Je oefent het herkennen en gebruiken van enkelvoud en meervoud. • Je oefent het herkennen en gebruiken van samenstellingen.
Herhaling: zelfstandi g n aam w o o rd , lid w o o rd
1
meervoud (mv) meer dan één: -en, -s
verkleinwoord -je, -tje, -pje
de voetballer de zeehond de riem
de voetballers de zeehonden de riemen
het voetballertje het zeehondje het riempje
Kleur de zelfstandige naamwoorden (z nw). Kleur een zelfstandig naamwoord voor een mens geel. Kleur een zelfstandig naamwoord voor een dier groen. Kleur een zelfstandig naamwoord voor een ding blauw.
de
Prinsesje is een verkleinwoord enkelvoud. Welk lidwoord kan daar altijd voor?
Een zelfstandig naamwoord (z nw) is een woord voor een mens, dier of ding. Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord (lidw) zetten: de, het, een. enkelvoud (ev) één mens, één dier, één ding
Voor meervoud kan altijd het lidwoord
Heksen is meervoud. Welk lidwoord kan daar altijd voor?
Voor een verkleinwoord enkelvoud kan altijd
Snoepjes is een verkleinwoord meervoud. Welk lidwoord hoort altijd bij meervoud, ook al is het een verkleinwoord?
5 hondenriem
.
het
.
Voor een verkleinwoord meervoud kan altijd het lidwoord
de
.
Vul het lidwoord (lidw) de of het in. Weet je het niet? Kijk dan naar het uitlegblokje.
dokter
kooi
kind
schildpad
hamstertje
1
het
teckeltje
3
het
boompje
2
de
teckels
4
de
bomen
5
2
Kijk naar de zelfstandige naamwoorden (z nw). Is het zelfstandig naamwoord (z nw) enkelvoud (ev) of meervoud (mv)? Zet een kruisje in het goede rijtje. z nw schapen prinsesje frisdrank schilders laarzen
3
ev
X X
mv
X X X
z nw windscherm schoolschrift scheenbeen heksen fotograaf
ev
X X X X
6
20
boompjes
Kleur de woorden die samenstellingen zijn. schoolschrift
mv
soepbord
hoekig meisje
huisdeur
fietsmandje haarspeld werpen
X 7
In elke zin staat één zelfstandig naamwoord (z nw) met de, het of een ervoor. 1 Zet een rondje om het zelfstandig naamwoord. 2 Welk lidwoord (lidw) hoort erbij? Zet daar een streep onder.
6
de
a De school is nog niet open.
c
De honden spelen met elkaar.
b Ik hoor een teckel blaffen.
d
Het stoeltje is omgevallen.
Teken zelfstandige naamwoorden (z nw). 1 2 3 4
Te beoordelen door de leerkracht.
Pak je leesboek. Zoek drie zelfstandige naamwoorden in je boek. Maak er een tekening van. Schrijf het goede lidwoord (lidw) erbij. Kan je klasgenootje raden wat het is?
7
Maatschrift blz. 6 – 7
2