huis uit geen toegang toe zouden hebben. 32 Het gaat ook over de plicht van het onderwijs leerlingen in aanraking te brengen met thema’s en vraagstukken waartoe zij zich moeten verhouden (zoals andere culturen, tradities en overtuigingen, maar bijvoorbeeld ook de beginselen van de democratische rechtsstaat). Een breed aanbod als hier beoogd ondersteunt tevens de functie van onderwijs in het bieden van gelijke kansen aan alle leerlingen. Een breed curriculum kan pas worden ontworpen als de kerndoelen en eindtermen die breedte in zichzelf hebben. Daarmee krijgt onderwijs ook een brede functie voor de samenleving. De genoemde drieslag volgend heeft een samenleving belang bij een breed aanbod van onderwijsinhoud op scholen, een beeld van wat leerlingen daarmee doen en opbrengsten waar leerlingen verder mee kunnen. Zo genereert onderwijs belangrijke opbrengsten voor de samenleving en haar bevolking (bijvoorbeeld in economische zin), voor de persoonlijke ontwikkeling en scholing van individuen en groepen, bijvoorbeeld in het doorgeven van waarden, normen en tradities die belangrijk worden geacht, en voor de ontwikkeling van een verantwoordelijke houding voor een zelfstandig sociaal en maatschappelijk bestaan. Onderwijs is een maatschappelijk en cultureel project met een grote impact en betekenis. Het waarom en waartoe van het onderwijs onder woorden brengen is een belangrijk onderdeel van dat project. De rationale die hier wordt geadviseerd kan voorzien in de behoefte aan basale ontwerpprincipes voor een breed curriculum. Naast een systematische hantering van de drie hoofddoelen in het onderwijs, is het steeds nodig om de drie kernvragen naar aanbod, inspanning en beheersing in samenhang te laten doorwerken. Een dergelijke rationale dient een duidelijke status te hebben in het ontwikkelproces. Ze behoeft niet te behoren tot de wettelijk vastgelegde kaders voor het onderwijs om richtinggevend te kunnen zijn voor het curriculum. Ze moet vooral als praktisch kader gehanteerd worden, waarna het aan scholen is hieraan verder invulling te geven. Op de uitwerking hiervan komt de commissie terug in haar tweede Tussenadvies.
1.4. Kaders voor de toekomst Zoals betoogd is curriculumontwikkeling een proces waarbij tal van actoren betrokken zijn. Het is van belang ieders rol en verantwoordelijkheid daarbij te respecteren en te benutten. We hebben hiervoor kunnen lezen dat het een vaak geuite wens is de curriculumherziening en de bijstelling van kerndoelen en eindtermen in Nederland onder te brengen in een vaste cyclus. Deze commissie heeft mede als opdracht zich te bezinnen op ‘een in te richten systematiek van periodieke herijking van het curriculum’. De geschiedenis van het doorlopen traject in de afgelopen jaren weerspiegelt het ontbreken van een ingeregeld systeem van samenwerken van vakverenigingen, vakdidactici, curriculum- en toetsontwikkelaars, onderwijs, schoolbesturen en koepels. Ook blijkt de ruimte voor meer expliciete wetenschappelijke onderbouwing en verantwoording niet goed geborgd. De afwezigheid van een ‘systemische’ aanpak is een groot manco in het Nederlandse stelsel.
32
Zie: Bailey, R. (2009), Beyond the present and the particular: A theory of liberal education.
London: Routledge.
20