SoMo 2012-2013 nr. 2

Page 1

sociologisch mokum jaargang 2012 - 2013 • nr. 2 thema

De zeven zonden interview Frans Jacobs

Balanceren in het vagevuur Gert Hekma

Zonde van de seks


in deze somo Thema: de zeven zonden 5 6 10 14 16 17 20 23 24 26 28 30 32 33 36 44

Pas op voor de slang ∙ Giselinde Kuijpers Balanceren in het vagevuur ∙ Lisa Bontenbal & Harm Wilzing Disciplinering van lichaam en geest ∙ Jonas Vergeldt Kiloknallers: zonde van de fashion ∙ Laura Weijers Jagten ∙ Shiva Shazad Zonde van de seks ∙ Gert Hekma Het disciplinerings dieet ∙ Eva van Gemert Zijn we kwader dan ooit? ∙ Ewout Lowie Amsterdam in beeld ∙ Jasper van den Berg Discussie Sophie Almanza & Jasper van den Berg Luie kunstenaars ∙ Misha Melita 27 lidstaten en de boze wolf ∙ Kirsten Sleven Katholieken met obesitas? ∙ Jens van den Berg Burgelijk ondeugdzaamheid op TV ∙ Sterre ten Houte de Lange Appel en zwelfdwang ∙ Harm Wilzing De achtste hoofdzonde ∙ Bart van Heerikhuizen

En verder... 38 42 2

46

Niemand deugt ∙ Koen Thomas van Leeuwen Als een sociologische vis in het water ∙ Broos Besseling Sociologische agenda

sociologisch mokum


colofon Sociologisch Mokum verschijnt viermaal per jaar. Het tijdschrift wordt verzorgd door studenten van de opleiding sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, samen met bijdragen van medewerkers van deze opleiding en gastredacteuren. contact Oudezijds Achterburgwal 185 ∙ 1012 DK Amsterdam sociologischmokum-fmg ∙uva.nl Somo is online! Gaat dat zien: www.sociologischmokum.nl hoofdredactie Lisa Bontenbal chef redactie Harm Wilzing eindredactie Jens van den Berg ∙ Poul Holleman ∙ Steffan Konings ∙ Misha Melita ∙ Koen Thomas van Leeuwen redactie Broos Besseling ∙ Eva van Gemert ∙ Poul Holleman ∙ Sterre ten Houte de Lange ∙ Ewout Lowie ∙ Laura Weijers ∙ Shiva Shazad ∙ Kirsten Sleven ∙ Jonas Vergeldt ∙ Laura Weijers beeldredactie Sophie Almanza ∙ Jasper van den Berg ∙ Cleo Brekelmans ∙Misha Melita ∙ Marten Reinstra ∙ Shiva Shazad ∙ Elise van der Sluys ∙ Suzan Steeman cover Misha Melita vormgeving Andrea Vendrik

thema: de zeven zonden

bijdragen Bart van Heerikhuizen ∙ Gert Hekma ∙ Giselinde Kuijpers ∙ Nico Keizer

3


Lisa Bontenbal

Redactioneel

column: Giselinde Kuijpers

Iedereen is wel eens ijdel, hebberig of jaloers. Zondig. Neem een doorsnee zondag. ’s Ochtends sta ik, na een buitensporige snooze-sessie en een nog buitensporigere douchebeurt, een uur voor de spiegel om mezelf er een beetje fatsoenlijk uit te laten zien. Met het vers verkregen loon op zak loop ik vervolgens de IJhallen in, om samen met tientallen andere graaiende koopjesjagers pas naar huis te willen gaan als die rugzakken echt tot aan de nok toe gevuld zijn. Maar er moet ook gegeten worden! Die cheesecake was lekker en smaakt naar meer, vlak voor het avondeten hobbel ik nog snel even door de Jumbo op de hoek met een vol winkelmandje –en afwendende blik tijdens het pinnen- tot resultaat. Het is alweer donker als ik met volle tassen de trap oploop, al bellend met een vriendinnetje. Ze vertelt me trots hoe efficiënt en nuttig zij haar dag heeft besteed. Een vervelend, geïrriteerd en schuldig gevoel besluipt me. Na vaststelling van het thema was er geen ontkomen meer aan: de zeven zonden zitten diep verwikkeld in onze dagelijkse realiteit. Verpakt in de algemeenheden van alledag werden ze nu ineens zeer zichtbaar. Grappig eigenlijk dat we zo’n negatieve connotatie hebben bij deze hoofdzonden. De indoctrinatie van de kerk laat kennelijk nog steeds een spoor van gewetensvolle, calvinistische soberheid na in onze ‘vrije geesten’. Luiheid of ijdelheid zijn geen eigenschappen die mensen trots op hun cv, facebookpagina of datingprofiel zullen zetten. Rechtvaardig en vasthoudend, twee van de ‘zeven deugden’ zullen eerder bovenaan de lijst pronken. Toch is een beetje luiheid af en toe best wel fijn, al is het maar om de hectiek en druk van een normale week even naast je neer te leggen. Nietsdoen, in onze overvolle agenda-maatschappij makkelijk als luiheid geïnterpreteerd, is een belangrijke kiem voor creatieve processen. De waarde van het heerlijke nietsnutten wordt onderschat. Ook de lust bevredigen kan een positieve uitwerking hebben, zoals een positiever zelfbeeld en goed gekleurd humeur. Onze emotionele huishouding lijkt me er dus bij gebaat dat we af en toe eens even flink zondig zijn. We leven in een vrije tijd met weinig grenzen en beperkingen, maar normatief gezien zijn de zonden nog zwaar beladen. Hebben we dan meer respect voor iemand die celibatair leeft? Nooit in de spiegel kijkt? Die zich nooit eens tegoed doet aan een zak vette patat of iemand die zijn koopdrang zelfs tijdens de Drie Dwaze Dagen in bedwang weet te houden? Ik weet het niet. Misschien gedijt de mens goed bij de gratie van onthouding en de tijdelijke verlossing er van. Een beetje snoepen van de zonden maakt het leven ook leuk!

4

sociologisch mokum sociologisch mokum

O

peens ging het overal over zonde en doodzonde. Ik had net een kladversie van deze column geschreven waarin ik uitlegde waarom het zondebegrip in de loop van de vorige eeuw verdween, samen met God, vousvoyeren en lijfstraffen voor kinderen. Het idee van zonde gaat immers uit van de inherente slechtheid van de mens: ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’ zoals de Heidelbergse Catechismus zo somber stelt. Tegenwoordig geloven we eerder dat de mens inherent goed is, en op het verkeerde pad raakt door nare omstandigheden, psychische aandoeningen, verkeerde prikkels en foute vrienden. Het idee van zonde, betoogde ik, is achterhaald: een relict van een ouder, zwartgalliger wereldbeeld. Maar toen verscheen het rapport over de onderzoeksfraude van Diederik Stapel. Columnisten, commentators, televisiedeskundigen en bloggers hadden het ineens over fraude als een, of zelf de, ‘academische doodzonde’. Nu is zo’n uitspraak over doodzonde in het kader van een mediaschandaal natuurlijk een enorm cliché. Ik denk niet dat de commentatoren echt dachten dat Stapel eeuwig zou branden in een vuurtje van vervalste vragenlijsten. Maar omdat ik toch aan het nadenken was over zonde, trof het me als een tamelijk juiste omschrijving – wetenschappelijke fraude als zondeval. Als je de beroemde lijst van zeven hoofdzonden met 21e-eeuwse ogen beziet, valt op hoe menselijk en invoelbaar ze zijn. Gulzigheid, heb-


Pas op voor de slang

zucht, traagheid, wellust, hoogmoed, nijd, en gramschap (dankzij Seven kan ik ze zo opnoemen). Iedereen voelt deze emoties wel eens, soms zelfs meerdere tegelijk. Sterker nog, soms zijn deze hoofdzonden best nuttig en niet onsympathiek: wat is een feest zonder wellust en gulzigheid? Hoe zou de economie moeten functioneren zonder hebzucht en hoogmoed? Zulke al-te-menselijke gevoelens zijn toch geen bewijs voor de inherente slechtheid van de mens? Het idee van zonde is juist dat het in iedereen zit: in potentie zijn we allemaal slecht. Deugdzaamheid is hard en zwaar werk. Zondigen is verleidelijk, gemakkelijk, en bovendien veel leuker. Discipline, moraal en zelfbeheersing zijn nodig om weerstand te bieden aan de verleidingen en zo het hogere doel te bereiken. Het eeuwige leven straks, in ruil voor een deugdzaam leven nu. Zo bekeken hebben de wetenschappelijke en de christelijke route naar zaligheid veel gemeen. Ook wetenschappelijk onderzoek is vol verleidingen. Moet je het maar laten gebeuren als (vrij naar Huxley) ‘a beautiful theory is killed by an ugly fact’? Het idee is zo mooi, maar de data werken niet mee. Dat citaat is niet representatief, maar wel heel leuk. De reviewers vragen de conclusie nog ietsje aan te scherpen, al kan je het niet echt hard maken. Eigenlijk was die hypothese niet vooraf bedacht, maar het past wel goed bij de bevindingen. Deze auteur schrijft het zo mooi op, dat kan je zelf niet beter zeggen. Wat ik net zei tijdens

college klopt wel ongeveer, maar is wel kort door de bocht; hopelijk hebben de studenten het niet door… Wetenschappers hebben het er maar zelden over. Maar ik denk dat veel collega’s (en veel studenten) dit herkennen. Onderzoek doen is een lang en taai proces, en het wordt maar zelden zo fraai als je had gehoopt. Het vergt de nodige strengheid om alles zo te doen als het hoort, en op te schrijven zoals het is gebeurd. De verleiding om dingen mooier en kloppender te maken is soms groot, zeker als externe beoordelaars van tijdschriften of geldschieters aandringen op, ik noem maar wat: een ‘mooier gestroomlijnd betoog’; een ‘ambitieuzere theoretische inzet’; ‘een sterkere integratie van theorie en onderzoeksbevindingen’. Ondanks deze verleidingen ben ik er vrij zeker van (al is het lastig te bewijzen) dat het overgrote deel van de onderzoekers niet fraudeert. Dat is niet omdat frauderen moeilijk of gevaarlijk is (dat is het denk ik niet), maar omdat ze geloven in wetenschap als moreel systeem. Zoals Weber zei: wetenschap is meer dan een baan of carrière, het is een roeping. ‘Roeping’ klinkt even religieus en ouderwets als zonde en deugd, en het is even moreel geladen. Dit morele idee van de roeping houdt de meeste wetenschappers op het rechte pad. Omdat het van binnenuit komt

thema: de zeven zonden

is het bovendien stukken effectiever dan procedures, protocollen, en van buitenaf opgelegde controles. Dat neemt niet weg dat zulke controles zinnig zijn. Adam en Eva hadden bij nader inzien ook best een hekje om de appelboom gewild, een bordje ‘pas op voor de slang’, of een streng kijkende engel die de appels bewaakte. De verleiding is er. Ook wetenschappers hebben baat bij sociale dwang tot zelfdwang. Wetenschappers – en veel andere mensen trouwens ook – zijn zo gefascineerd door de val van Stapel omdat het een soort wetenschappelijke parabel is. Stapel heeft de hoofdzonde begaan. Hij is gevallen voor de verleidingen die we misschien niet dagelijks, maar heus wel wekelijks pogen te weerstaan. Eenmaal van het rechte pad af, is hij steeds verder afgedwaald. Maar de zonde is niet onbestraft gebleven. Hij is verstoten uit het paradijs, en mag nooit meer terugkomen; en de morele orde is hersteld. Of toch niet…? Want terwijl we dit adembenemende spektakel volgens met een mengsel van afschuw en vermaak vervallen we zo weer in de volgende zonde: hoogmoed.

5


tekst door Lisa Bontenbal & Harm Wilzing beeld door Shiva Shazad

Balanceren in het vagevuur De zeven zonden kunnen we terugvinden in vele ­facetten van het leven. Ze zijn doorgedrongen in onze denkpatronen en ideeën over wat goed en kwaad is. Ook in het recht zien we die zonden terug. In een interview met Frans Jacobs, emeritus hoogleraar ethiek aan de UvA en voormalig hoofddocent bij de vakgroep rechtsfilosofie, bespreken we de rol van de z­ even hoofdzonden in de huidige maatschappij.

H

oe zou u de zeven hoofd­ zonden beschrijven? Het zijn allemaal typisch van die zonden die thuis horen in een Aristotelisch denkkader. Waar het om gaat is: wanneer je ondernemingen slagen, maar ook wanneer ze mislukken, kun je daar te sterk of te zwak op reageren. Te veel en te weinig, dat soort categorieën gebruikt Aristoteles. In zijn Ethica Nicomachea zegt hij bijvoorbeeld dat een zekere vorm van

6

woede noodzakelijk is, want je moet niet over jezelf heen laten lopen. Maar daar kun je te ver in gaan. Dan komt er een ondeugd. En dat geldt eigenlijk voor de meeste hoofdzonden. Ook pleit Aristoteles voor een zekere vorm van trots. De grootse mens, bepaald door Megalopsychia, is iemand die weet wat hij kan en daar ook rond voor uitkomt. Een goede wetenschapper bijvoorbeeld, moet zijn kwaliteiten willen demonstreren,

sociologisch mokum

niet bang zijn om lezingen te geven. De trotse mens, die Superbia kent, is iemand die kwaliteiten heeft en prestaties levert en er voor uitkomt ook. Hij reageert met gepaste trots op zijn prestaties. Aristoteles noemt dit een van de hoogste deugden. Maar die deugd heeft het christendom afgewezen. Jezelf boven anderen stellen is het toonbeeld van wat Christenen slecht vinden. Rond de hoofdzonde Superbia is dus een


interview

zekere spanning waar te nemen tussen evangelisch en Aristotelisch gedachtegoed. Ik voel me in dat opzicht meer bij Aristoteles thuis dan bij het nieuwe testament. Trots kan bijdragen aan de interne motivatie. Je moet niet zoals die alfa-aap op je borst slaan, maar je mag wel blij zijn als jouw prestatie wordt gewaardeerd. Je mag dat applaus in ontvangst nemen, maar met dankbaarheid. Het moet je wel worden gegeven.

U zegt dat het bij Aristoteles gaat om de balans. Een beetje trots is nodig. Maar waar ligt de grens, en wie bepaalt dat? Ja dat is ingewikkeld. Aristoteles zegt dat je moet kijken naar wat een deugdzaam mens doet. Goede voorbeelden volgen. Een klassieke voorbeeld van tegenwoordig is Ghandi. Maar ook Einstein, de manier waarop hij tegenover zijn eigen genialiteit stond. Zulk soort mensen vinden wij

thema: de zeven zonden

prettig. De gematigdheid spreekt ons aan, want alle zonden corresponderen weer met deugden. Welke functie vervullen deug足 den in de huidige maatschappij? Mensen zijn wezens die weliswaar van alles kunnen, maar het met grote moeite doen. Je moet ze er flink toe aan zetten. Van nature doe je veel dingen niet. Als je kinderen wilt leren piano spelen, moet je er vroeg

7


mee beginnen en moet je behoorlijke pressie uitoefenen. Je moet mensen, desnoods onder dwang, aanvankelijk - nou ja, zachte dwang hoor, niet met stokslagen of zo - ertoe dwingen om hun vermogens te perfectioneren. En op den duur krijgen ze er lol in en doen ze het zelf. Maar dat gaat niet zomaar van nature bij iedereen. Een universitaire opleiding dient er mede toe om simpelweg te leren hoe je goed met de tijd kunt omgaan. Niet je tijd verdoen, door niks te doen, of door onnozele dingen te doen. Denkt u dat de wetenschap in staat is om de rol die de kerk vroeger had als autoriteit op het morele vlak over te nemen? Moeilijk. Wetenschap geeft toch een heel ander soort sturing. Wetenschap moet beschrijvend zijn, en laten zien wat kan. Dat is toch primair descriptief: proberen te achterhalen wat er aan de hand is, hoe de wereld in elkaar zit. Maar wat je daarmee wilt is weer een tweede natuurlijk. Vaak loopt het wel uit op beleidsaanbevelingen en dergelijke, maar dat is dan meer een laatste hoofdstuk.

“ Mensen doen van nature niet wat ze moeten doen”

Maar mensen hebben een bepaalde druk nodig om te ont­ wikkelen. Die druk kwam vroeger veelal uit de kerk. Waar komt die regulering nu vandaan denkt u? Ik denk dat er bij de huidige jeugd wel een angst is voor de toekomst, voor hun beroepsperspectief. We weten dat er nog lang een schaarste aan banen zal zijn, overvloed aan werkkracht op de arbeidsmarkt. Als je een aardige baan wilt hebben, dan moet je behoorlijk concurreren met anderen en een goed curriculum opbouwen.

8

Ik denk dat veel studenten zich dat voor ogen hebben, en daarom ook andere activiteiten doen, zoals in besturen gaan zitten. Dan laat je zien wat je nog allemaal meer kunt. Denkt u dat die sociale factor belangrijker is dan een intrinsiek besef van deugdigheid? Ik denk dat het naast elkaar bestaat. Het is niet het een of het ander. Natuurlijk is een zekere groepsdruk heel handig, dat heb ik zelf ook. Je hebt het nodig, deadlines. Je kunt jezelf een deadline stellen, maar die kun je ook weer overschrijden. Als anderen je dat opleggen accepteer je het vaak meer. Dan dwing je jezelf om aan de slag te gaan. Heel veel mensen hebben dat nodig. Maar als docent hoop je natuurlijk ook dat studenten gegrepen worden door een vak en zich daar steeds meer in gaan verdiepen. Dat ze meer gaan lezen dan opgedragen wordt. Niet alleen maar een hoofdstuk dat je in kopie krijgt, maar het hele boek. Als dat lukt, dan krijg je intrinsieke motivatie. Dat is het beste dat je kunt hebben. Dan heb je niet zo heel veel behoefte aan externe druk. Zijn deugden dan zo rationeel te benaderen? Nee, het is meer een onderliggend proces. Deugden zijn geen rationele dingen. Het is een kwestie van oefening. Jezelf trainen om je anders te gedragen dan je tot nu toe deed. Je moet je realiseren dat wij mensen gewoon zwakke wezens zijn. We doen niet automatisch wat we moeten doen. Daarom hebben we deugden nodig. Maar ook deugden zijn niet van nature aangeboren.

sociologisch mokum


Deugden zijn niet aangeboren, maar zonden wel? Nou, misschien dat sommige mensen het geluk hebben dat ze een bepaald type natuur hebben waar die deugd bij past. Dat zou wel kunnen. Maar ik denk dat dit voor de meeste mensen niet geldt. Voor de meeste mensen geldt dat ze opgevoed moeten worden. Dus ook in deugdzaamheid, dat komt je niet aanwaaien. Dat vergt oefening. En als het goed lukt, op den duur, ontstaat er interne motivatie. Dus het begint niet met deugdzaamheid. Maar wel met zondigheid? Zijn dat niet weerspiegelingen van normen en waarden in de maat­ schappij? Ja, maar weerspiegelingen waar je het zelf wel voor een flink deel mee eens kunt zijn. Waar we samen over praten. We zijn bezig met na te denken over hoe we ons in het openbaar jegens elkaar moeten gedragen. Dat is een soort leerproces, dat komt niet allemaal vanzelf. Kinderen moet daarom aangeleerd worden om een spel te bekijken van uit het perspectief van medespelers. Wat zou de ander er van vinden? Wat zou jij vinden als je die rol had, en zo iemand bejegent? Dat is echt niet zo simpel, veel mensen hebben de grootste moeite met inlevingsvermogen. Als het over zonden gaat op lief­ desgebied denken we snel aan Luxuria, lust en Invidia, jaloezie.

Monogamie wordt momenteel als leidende norm op het gebied van de liefde gezien. Een goede zaak? Ik geloof niet zo vreselijk in de monogamie van mensen. Misschien zijn er veel mensen die het kunnen opbrengen, maar veel mensen kunnen dat duidelijk niet. Vaak is er echter sprake van seriële monogamie. Je hebt nu een partner, en dat houd dan op en dan krijg je een nieuwe partner, een serie liefdes op een rij. Dat is veel gangbaarder. Als ik nu mensen tegen kom die al 40 jaar getrouwd zijn, dan is dat vrij uitzonderlijk. Maar momenteel hebben we geen goede structuren om het opbreken van liefdes fatsoenlijk in banen te leiden. Je hebt bij echtscheidingen eindeloze ruzies, terwijl het eigenlijk heel begrijpelijk is dat die dingen gebeuren. Vaak mondt dat uit in justitiële stappen, ruzies worden uitgepraat via de advocaat of in de rechtszaal. In hoe verre denkt u dat de zeven hoofdzonden terug te vinden zijn in elementen van het rechts­ systeem? Rond Ira, woede of wraak, wordt dat het meest duidelijk. Waarom straffen we mensen eigenlijk? Criminologen hebben aangetoond dat straffen tamelijk irrationeel is, de meeste gevangenen worden er niet beter van. Maar alle pleidooien om straffen dan maar af te schaffen zijn mislukt. Dat komt volgens mij door het feit dat mensen

thema: de zeven zonden

gewoon wraakzuchtig zijn. Als jou of jouw dierbaren iets overkomt steekt wraakzucht de kop op. Het strafrecht reguleert die wraakzucht. De overheid neemt het op zich om de misdadiger tot de orde te roepen. Dat element van retributie, vergelding, dat sluit aan bij een heel primitieve wens die veel mensen hebben, namelijk dat je het er niet overheen laat gaan. Tot slot, is er nog hoop voor de immer zondigende student? Nou, het grappige is dat deze hoofdzonden bij Dante1 niet in de hel voorkomen, maar bestraft worden in de purgatorium, het vagevuur. Dat is wel interessant, de hoofdzonden zijn namelijk niet per definitie slecht. Als je te veel Superbia hebt is het mis, maar enige Superbia is toegelaten. In de hel worden onvergeeflijke, eenmalige fouten bestraft. Bijvoorbeeld zelfmoord plegen. De zeven hoofdzonden komen we echter voortdurend tegen, die zijn veel meer deel van het leven. Dante probeert daarin een soort weg te wijzen, niet te veel naar links en niet te veel naar rechts. De middenmoot, de balans van Aristoteles. De zeven hoofdzonden zijn te vergeven. Aan de hoofdzonden kan dus gewerkt worden, dat is jouw taak in het leven. 1

Durante (Dante) degli Alighieri was een Ita-

liaanse dichter, schrijver en politicus. Florence 1265 – Ravenna 1321

9


tekst door Jonas Vergeldt beeld door Suzan Steeman

Disciplinering van en

lichaam geest

EEN NIEUWE KIJK OP IJDELHEID ALS ZONDE Het onderscheid tussen geest en lichaam is bijna zo oud als de denkende geest zelf. IJdelheid als zonde komt uit dit onderscheid voort, omdat de christelijke leer het ‘geestelijke’ boven het ‘lichamelijke’ stelde. Wat is er in tijden van facebookprofielen en schoonheidsidealen over van deze strikte tweedeling tussen geest en lichaam? En is ijdelheid nog steeds een zonde, of is het verworden tot een deugd?

Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben: volgens Descartes ligt het denken aan de basis van ons mens zijn. De geest is wat de mens onderscheidt van dieren, die slechts een lichaam zijn. Ook het christelijk gedachtegoed hanteert dit onderscheid. De kerk propageert een ascetische levenshouding: de mens moet zich onthouden van overmatige aandacht voor het vluchtige, aardse

10

lichaam en zich wijden aan het geestelijke, bovenaardse – het goddelijke. Het lichaam als tijdelijk, sterfelijk omhulsel van de ziel, moet worden gedisciplineerd en om dit te bewerkstelligen heeft het Christendom de zeven zonden opgesteld. Superbia, oftewel ijdelheid, staat bovenaan. Het is de ergste van de zeven zonden, want het verlangen

sociologisch mokum


essay essay

thema: de zeven zonden

11


om aantrekkelijk en belangrijk te zijn, leidt af van het geestelijke leven. Bovendien hangt ijdelheid samen met andere zonden, want het streven naar een mooi uiterlijk kan gepaard gaan met lust, jaloezie en zelfs vraatzucht. Waar ijdelheid tegenwoordig meer doet denken aan dieetboeken, cosmetica en fitnesszalen, reflecteerde schoonheid vroeger materiële welvaart. Een voller figuur betekende dat je goed te eten kreeg en dus werd dit als aantrekkelijk ervaren. Ook een bleke huidskleur gaf blijk van welvaart, want je hoefde kennelijk niet op het land te werken voor je geld. Het schoonheidsideaal veranderde door stijging van de welvaart. Goede voeding werd voor iedereen beschik-

"De paradox is dat internet de plek is waar de obsessie met het lichaam het grootst is." baar en door verstedelijking en arbeidsdeling kregen steeds meer mensen een zittend beroep. Lichaamsbeweging was daardoor niet langer vanzelfsprekend en daarom werden in de steden sportscholen gebouwd. De esthetiek van kleding werd belangrijker dan het nut ervan en ook luxeartikelen, zoals sieraden, leidden tot wat Veblen noemde conspicious consumption. Met andere woorden, schoonheid bleef tot op zekere hoogte ‘te koop’, maar de kijk op het lichaam veranderde radicaal. In tijden van welvaart en overvloed vatte het idee post dat het lichaam slank, gespierd en jong moet zijn. Het lichaam is beïnvloedbaar, dus wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Discipline Dieetprogramma’s, fitnesscentra en plastisch chirurgie; we kijken er niet meer van op als we over straat of in de winkel lopen. Het uiterlijk wordt niet alleen beïnvloed door materiële welvaart, maar ook door sport en dieet

12

sociologisch mokum

en dus door zelfcontrole en zelfdisciplinering. De tweedeling tussen geest en lichaam is dus niet zo strikt als aanvankelijk gedacht, want het lichaam is door zelfdwang beïnvloedbaar. Het onderscheid tussen geest en lichaam werd ook door Foucault ter discussie gesteld. Hij legde een link tussen kennisverwerving en macht enerzijds en disciplinering van het lichaam anderzijds. Mensen worden gestuurd door instituties die zijn ingebed in het dagelijks discours. In de moderne samenleving ondervinden mensen het gevoel dat er door overheid en andere mensen op hen wordt gelet. Daardoor conformeren ze zich aan opgelegde regels. De wetenschap bijvoorbeeld ontwikkelt indexen over de ‘gemiddelde mens’ zoals de Body Mass Index. Een BMI-score tussen 18 en 25 is de norm en hiervan wijken mensen niet graag af. Ook de overheid spoort mensen middels gezondheidsvoorschriften aan om slank en gezond te blijven. Media en de schoonheids- en gezondheidsindustrie normaliseren dit voorgeschreven ideaalbeeld en mensen streven dit vervolgens na. Een ‘gezond’ uiterlijk wordt namelijk in verband gebracht met een betere positie op de huwelijks- of arbeidsmarkt. Deze intrinsieke motivatie om gezond en mooi te zijn, staat niet los van disciplinerende instituties, want zij definiëren ‘gezond’ en ‘mooi’. Lichaamsbeweging is uitgegroeid uit tot volksvermaak en de slankheids- en fitnesscultuur floreren tegenwoordig als nooit te voren. Is dit te verklaren door alleen disciplinering, of is er meer aan de hand? Reflexieve mens Volgens Giddens wordt de moderne samenleving gekenmerkt door reflexiviteit. Waar mensen vroeger hun kennis ontleenden aan gezin en lokale gemeenschappen, doen ze


nu een beroep op expert systems, zoals de disciplinerende instituties van wetenschap en overheid. Ook andere informatiesystemen spelen een rol. Elke dag worden we blootgesteld aan beelden van het ‘perfecte uiterlijk’. Media en bedrijven tonen omwille van kijkcijfers en commercie jonge en ‘gedisciplineerde’ lichamen. In tijden van massamedia en massaconsumptie betekent dit dat grote delen van de dag deze ideaalbeelden te zien zijn. Het is daarom niet vreemd dat dit ideaalbeeld – dat in wezen een uitzondering is, want het gros van de mensen wijkt er van af – wordt genormaliseerd. Mensen reflecteren zich aan deze norm en streven deze norm na. Dit houdt de schoonheidsindustrie in stand, die op haar beurt nieuwe ideaalbeelden voorschotelt. De reflexieve mens heeft ook zijn weg naar internet gevonden. Internet is een medium waar lichamelijkheid eigenlijk geen rol speelt: je bent immers digitaal en niet fysiek aanwezig. De paradox wil echter dat internet bij uitstek de plek is waar de obsessie met het lichaam het grootst is. Iedereen met een profielfoto op Facebook kan dit beamen. Ook in Second Life games kiezen gebruikers een spierbundel voor een mannelijk character en de Lara Croft-achtige verschijning voor een vrouwelijke deelneemster. Schoonheidsidealen

in hun meest extreme vorm worden kennelijk bewonderd en zijn gewild, in ieder geval op internet. Ondanks de anonimiteit en het gebrek aan lichamelijkheid van internet, past de obsessie met het lichaam binnen Giddens’ theorie. Hij toonde een vooruitziende blik door te stellen dat het wegvallen van plaats- en tijdgebondenheid een kenmerk is van de moderne samenleving. Internet is hiervan het ultieme voorbeeld: een druk op de knop en we zijn altijd overal. Bovendien kan een Facebookprofiel geen verschillende rollen spelen, zoals we dat volgens Goffman in het dagelijks leven wel doen. Het is dan ook niet vreemd dat we met enige reflectie de foto’s kiezen die jan en alleman te zien krijgt. Spiegel IJdelheid als zonde is ontstaan uit het idee dat aandacht voor het lichaam ten koste gaat van aandacht voor het goddelijke, dus de geest. Deze ascetische leer is binnen kloosters permanent aanwezig. Lichamelijkheid is er ondergeschikt aan de toewijding aan het geloof, getuige het celibaat en de sobere klederdracht. Buiten de kloostermuren daarentegen sluiten aandacht voor de geest en aandacht voor het lichaam elkaar allerminst uit. Integendeel, van sporten word je mentaal fitter. En een

thema: de zeven zonden

mentale klap maakt je lichamelijk zwak. Disciplinering van het lichaam is niet los te zien van disciplinering van de geest. De mens als door en door sociaal wezen ontkomt bovendien niet aan geestelijke zelfreflectie in de moderne maatschappij. Kortom, ijdele mensen zondigen niet langer, want aandacht voor het lichaam impliceert ook aandacht voor de geest. IJdelheid als zonde is het product van een verkeerde visie op het onderscheid tussen geest en lichaam, namelijk het één of het ander. Is ijdelheid dan wel een deugd? Nee, ijdelheid is ook geen deugd, want er gaat geen ethisch handelen mee gepaard. Bovendien kan obsessieve aandacht voor het lichaam wel degelijk ten koste gaan van geestelijk welbevinden. Stel je voor, je brengt uren per dag door voor de spiegel. Dit maakt ongetwijfeld ongelukkig. Hetzelfde geldt voor de spreekwoordelijke spiegel die media, commercie en de industrie ons voorhouden. Die kan ook weleens wat minder, want wanneer het uitzonderlijke ideaalbeeld de norm wordt, is het gros van de bevolking teleurgesteld. Maar, hierbij een tip, wees niet lang teleurgesteld want dat straal je uit, evenals moeheid, verliefdheid, zelfvertrouwen en verdriet. Voor uitstraling is geen spiegel nodig, alleen een lichaam en een geest.

13


tekst door Laura Weijers beeld door Sophie Almanza

Een oneindig verlangen naar

DUIVELSE FASHION “Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’” (Lucas 12:15). De Bijbel is duidelijk. Hebzucht is een zonde. De hebzuchtige mens verlangt, ongeacht hoeveel hij of zij ook heeft, altijd naar meer.

Het niet kunnen vervullen van oneindige behoeftes, kan alleen maar tot ontevredenheid leiden. Geluk is niet afhankelijk van bezittingen, althans volgens de Bijbel. Evangelisch-nieuws.nl waarschuwt voor het monster dat schuilt in de moderne consumptiemaatschappij. Deze maatschappij wakkert hebzucht aan bij mensen. Dit is het werk van Satan, aldus de vrienden van God. Onlangs bracht ik mijn eerste bezoek aan één van de meest succesvolle vestigingen van Satan; de Primark. De Primark is een hele grote winkel vol met fashion voor een bijzondere lage prijs. Denk aan een jurk voor zestien euro, een trui voor elf euro en een T-shirt voor drie euro. Bij de ingang hangen er ‘tassen’ die iets

14

weg hebben van de blauw-gele megazakken van de Ikea. In de Primark lopen mensen niet rond met een of twee kledingstukken , zoals gewoonlijk in andere kledingwinkels, maar ze slepen gemiddeld zo’n twee volle zakken achter zich aan. Als hongerige wolven wordt er tussen alle rekken en stapels gezocht naar nog meer fashion kiloknallers om in de zak te proppen. Als er echt niks meer bij past, is het tijd om af te rekenen. Hiervoor dient men achteraan te sluiten in een met paaltjes en lint afgebakende zigzagrij. Je weet wel, zoals op het vliegveld: degene die vooraan staat krijgt via een informatiebord te zien bij welke van de twintig kassa’s te betalen. Veel van de kleren zijn leuk bedacht, maar de uitvoering short en scheurt aan alle

sociologisch mokum

kanten. De gulzigheid, samen met het TL-licht, maken de mensen er ook niet mooier op. Wat een enorme zooi. Satan moet van achter zijn bureau vol plezier naar de camerabeelden van het winkelend publiek hebben gekeken. Terwijl hij in zijn handen wreef zag hij dat het goed was. De vrienden van God gaan er vanuit dat dit het werk is van Satan. Is Satan de reden dat wij zo hebzuchtig aan het winkelen zijn? Hebzucht bestond toch al voor de consumptiemaatschappij? Een willekeurige holbewoner verlangde waarschijnlijk naar een groter hol. Even groot als zijn buurman of misschien wel groter. Hebzucht lijkt mij een fenomeen waar de mensheid al eeuwen mee kampt. Het feit dat Evangelisch


opinie

nieuws meldt dat de consumptiemaatschappij hebzucht aanwakkert, zou kunnen betekenen dat hebzucht structureel in de mens zit, maar Satan kan deze zonde versterken. Is de mens het slachtoffer van Satan en zijn vriendjes of zit Satan deels verstopt in de mens? Volgens socioloog Stuart Hall is het ‘nieuwe consumentisme’, waar de holbewoners natuurlijk niks van hebben meegekregen, ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, toen mensen nieuwe mogelijkheden kregen middels consumptie. Een verschuiving van gebruikswaarden naar symbolische waarden heeft plaatsgevonden, volgens Hall, waarin de media een groot aandeel heeft. Het willen kopen van een zoveelste spijkerbroek of ketting kan inderdaad geïnterpreteerd worden als iets met meer symbolische waarde dan gebruikswaarde. Doordat mensen meer kunnen kopen dan voorheen voelen zij meer vrijheid, is

de uitleg. Maar pas op. Hierin zit de paradox. Aan de ene kant ontstond er een visie van persoonlijke vrijheid middels economische middelen, terwijl het aan de andere kant zorgt voor een mogelijke beperking van persoonlijke vrijheid. Om terug te komen op de Bijbelse vraag of de mens het slachtoffer is van Satan of dat Satan deels in de mens zit verborgen, zal ik een ver-

sen binnen sociale theorie gebruiken sociologen veelal de structuratietheorie. Deze theorie vertelt dat het systeem/de structuur het menselijk handelen bepaalt, maar tegelijkertijd vormt het handelen deze structuur. Aan de ene kant worden de Primarkbezoekers beïnvloedt door de consumptiemaatschappij om meer en meer te kopen. Aan de andere kant

“Als hongerige wolven zochten ze tussen alle rekken en stapels” taalslag maken voor de socioloog: Is de Primark-bezoeker het slachtoffer van het systeem of is het inslaan van goedkope fashion te herleiden vanuit de innerlijke hebzucht die de gemiddelde Primark-bezoeker bezit? O mijn God, er lijkt een overeenkomst te zijn in de verklaring van de vrienden van God en die van sociologen. Om dilemma’s op te los-

thema: de zeven zonden

zijn de Primark-bezoekers degene die de sociale wereld beïnvloeden door als bezetenen fashion kiloknallers in te slaan. Gebruiken de vrienden van God niet gewoon andere termen voor de verklaring? Is Satan te vertalen als het systeem? Misschien zouden we toch eens wat vaker de Bijbel open moeten slaan. Zowel de Primark-bezoeker, als de socioloog.

15


door Shiva Shazad

recensie

Jagten Ira of woede is van de zeven zonden uit de Christelijke geloofsleer een van de zwaarst wegenden. Dat blijkt uit het feit dat deze zonde is gemythologiseerd in het karakter van Satan. Iemand die zondigt door middel van woede wordt verbannen naar het vagevuur. Daar wordt hij ‘gezuiverd’ van alle niet uitgeboete zonden voordat hij een plek in de hemel krijgt. Door woede te classificeren als een negatieve karaktereigenschap, koppelt de Christelijke geloofsleer de zonde aan het menselijke karakter. De mens wordt op die manier zelf verantwoordelijk gemaakt voor zijn ‘slechte’ karakter en kan enkel door schuld en biecht een ‘deugdzaam’ mens worden. Maar is woede wel een slechte eigenschap? Alles heeft zijn functie. Misschien is het eerder een noodzakelijk ‘kwaad’? Freud stelde dat woede (tanatos) en eros de twee energieën of driften zijn van het menselijke onderbewustzijn (es). Dit onderbewustzijn is de creërende en scheppende kracht van de mens. Het wordt echter onderdrukt door het menselijke superego (überich). Dit is het sociale geweten van de mens, de plek waar de mens door socialisatie onbewust de waarden en normen van zijn omgeving opslaat. Vanuit Freud bezien leidt de Christelijke moraal van de zeven zonden juist tot een onderdrukking van de menselijke natuur. Daarnaast is vanuit de conflictsociologie van Marx en de Frankfurter Schule woede zelfs een noodzakelijk goed. Woede leidt

16

tot bewustzijn, bewustzijn zet aan tot conflict en conflict kan zorgen voor verandering. Zo schreef Marx dat een arbeidersklasse alleen door conflict een klasse für sich kan worden, een ‘onderklasse’ die zich bewust wordt van zijn onderdrukte positie ten opzichte van een heersende ‘bovenklasse’. In de nieuwe film Jagten van regisseur Thomas Vinterberg (Festen) speelt woede eveneens een centrale rol. Kleuterleider Lucas heeft een nieuwe baan op de lokale kleuterschool. Aanvankelijk wordt de charmante Lucas door Vinterberg neergezet als de ideale kleuterleider: hij speelt en stoeit met de kinderen, wordt aanbeden door de vijfjarige Klara en ontpopt zich tot een charmante vrouwenversierder. Maar dan krijgt het verhaal een wending en wordt Lucas van de een op andere dag beschuldigd van seksueel misbruik door zijn eigen oogappel Klara. Het is Lucas zijn woord tegen dat van het vijfjarige meisje. De directrice van school besluit om de klacht van Klara serieus te nemen en vanaf dat moment verspreidt het nieuws zich als een lopend vuurtje binnen de lokale gemeenschap. Er ontstaat een agressieve heksenjacht op de van pedofilie beschuldigde leraar, met alle gevolgen van dien: Lucas wordt uit zijn functie gezet, zijn beste vrienden keren zich tegen hem, hij wordt geterroriseerd in zijn eigen huis, zijn nieuwe vriendin kiest partij voor de gemeenschap en uiteindelijk wordt sociologisch mokum

hij door de politie gearresteerd. Zijn leven lijkt geruïneerd. Lucas zelf blijft er in eerste instantie vrij rustig onder, maar naarmate zijn vrienden zich tegen hem keren, de beschuldigingen opstapelen en de agressie tegen hem toeneemt, wint Lucas zijn onderdrukte woede aan kracht. Die woede blijkt uiteindelijk zijn overlevingsmechanisme want vanaf dat moment slaat hij letterlijk terug door de vleesverkoper in de plaatselijke supermarkt een kopstoot te geven als hij wordt geweigerd om boodschappen te doen. De film van Vinterberg laat zien dat woede en conflict nodig zijn om beschuldigingen te kunnen weerleggen. Wanneer Lucas zich had neergelegd bij zijn situatie en zich had geconformeerd aan de heersende ideeën van de dorpsgemeenschap dan had de film een ander einde gehad. De film laat zien dat woede kan werken als een effectieve en scheppende kracht zolang het niet gekoppeld wordt aan de vernietigende kracht van persoonlijke wraak. Op individueel niveau leert Lucas door woede zijn eigen aardigheid en goedheid begrenzen. Op sociaal niveau leert hij zich los te maken uit de onderdrukte positie waarin hij is terechtgekomen. Het is ten slotte de door het Christendom bestempelde ‘ondeugdelijke’ woede die ervoor zorgt dat mensen zich bewust worden van beschuldigingen en ongelijke machtsverhoudingen. Dat maakt woede eerder tot een noodzakelijk ‘kwaad’ in dit leven.


tekst door Gert Hekma beeld door Marten Reinstra

Zonde van de

seks

Ongeveer 1000 jaar geleden begon de katholieke kerk zich zorgen te maken over seks. De kerkleider Petrus Damianus schreef rond 1050 met zijn Liber Gomorrhianus een pamflet tegen de sodomie. Beide woorden verwijzen naar het oudtestamentische verhaal van Sodom en Gomorra, twee steden op de bodem van de Dode Zee die God vanwege hun seksuele zondes vernietigd zou hebben en waar nooit een splinter van is teruggevonden. thema: de zeven zonden

reflectie

De kerk gebruikte het Bijbelse relaas om alle erotische handelingen die voortplanting binnen het huwelijk niet dienen te veroordelen. De dertiende-eeuwse theoloog Thomas van Aquino onderscheidde verschillende graden van sodomie. Natuurlijke ontucht was coïtale seks buiten het huwelijk zoals in overspel of prostitutie en tegennatuurlijk was anale seks van een man met een vrouw, man of dier. Dat laatste was een doodzonde voor de kerk en spoedig een halsmisdrijf in de meeste WestEuropese staten. Vervolging van zulke misdrijven vond onregelmatig plaats. Soms waren er heksenjachten op sodomieten en dat kostte vele levens. Na de Reformatie werd de oude wet in Nederland gehandhaafd en in de achttiende eeuw, de tijd van de Verlichting, werden hier wegens sodomie ongeveer 200 mannen geëxecuteerd, meest voor de homoseksuele variant. Volgens Verlichtingsfilosofen was een zonde echter geen misdrijf – kerk en staat hoorden gescheiden te zijn. Ook diende de burger in de privésfeer vrij te zijn van staatsbemoeienis. Deze inzichten hadden tot gevolg dat na de Franse revolutie in 1789 sodomie vanaf 1791 geen misdrijf meer was in Frankrijk. Nederland kreeg de Franse Code Pénal in 1811 als gevolg van de inlijving bij Frankrijk. Die wet bleef hier van kracht tot ver na de

17


nederlaag van Napoleon en pas in 1886 kwam er een origineel Nederlands wetboek van strafrecht. Het was een reuzenstap van een verbod op bijna alle seks naar vrijwel complete strafvrijheid zolang de handelingen geen “openbare schennis der eerbaarheid” vormden. In 1811 was er geen verbod op homoseks, bestialiteit of prostitutie meer en er was zelfs geen leeftijdsgrens. Verkrachting was

van vrijzinnige liberalen maar gezien de verzuilde samenleving hielden ze zich in en verboden ze niet opnieuw alles wat zondig was. Het zwaartepunt van seksuele controle had zich intussen verplaatst van kerk en recht naar wetenschap. De psychiatrie hield zich vanaf het eind van de negentiende eeuw intensief bezig met vragen van sekse en seksualiteit. Forensische psychiaters

“Wat een zonde was, werd een misdrijf en geldt nu vaak als een ziekte” verboden en rechtbanken beschouwden seks met een kind onder de 12 jaar als zodanig. Met de wet van 1886 kwamen er nieuwe zedendelicten: obscene plaatjes en blaadjes werden verboden en de leeftijdsgrens kwam op 16 jaar. Het was een tijd dat seksualiteit openlijker besproken werd in politiek en literatuur en dat de seksuologie van de grond kwam. Met de verzuiling kregen de Christelijke partijen meer macht en drukten hun stempel op de zedenwetgeving. In 1911 kwamen er verboden op voorbehoedmiddelen, abortus en prostitutie. Boeken konden porno zijn en homoseksuele contacten tussen minderjarigen en meerderjarigen (ouder dan 21 jaar) raakten strafbaar. De christelijke partijen wilden zich met hun morele principes onderscheiden

18

en zenuwartsen zoals Krafft-Ebing en Freud wierpen zich op wat zij seksuele perversies noemden en distilleerden daaruit ideeën over man en vrouw. Alles wat niet het doel had van voortplanting in het huwelijk zagen de dokters als pervers en abnormaal. Seksueel afwijkend gedrag was hooguit acceptabel als het diende om de seks een zetje te geven maar wanneer het een doel werd, heette het ziekelijk. Wat de kerk vroeger als zonde verdoemde en de staat als misdrijf veroordeelde ging de wetenschap zien als psychische stoornis. De enige vooruitgang die de psychiatrie na een eeuw boekte, was dat ze homoseksualiteit vanaf 1973 niet langer als ziekte beschouwde. Alle andere perversies bleven op haar rol staan alsook variaties op het standaard seksegedrag

sociologisch mokum

van man en vrouw zoals transgender en transseksueel. Net als kerk en recht oefent de psychiatrie een grote invloed uit op de samenleving en blijft er door haar autoriteit tot op heden een groot taboe rusten op zogenaamd afwijkend gedrag. Veel mensen hebben alle vertrouwen in vooruitgang en verlichting zoals de wetenschap die zou brengen. Op het gebied van sekse en seksualiteit zijn die heel betrekkelijk. Wat een zonde was, werd een misdrijf en geldt nu vaak als een ziekte. De christelijke huwelijksnorm werd een seculiere heteronorm. Homo’s en lesbo’s zijn gered uit de hel waarvoor ze bestemd waren maar ze blijven tweederangs burgers en demonisering van andere variaties zet met volle kracht door. Vroeger gold ongelijkheid in seksuele relaties als motor van de seks, zoals tussen man en vrouw als tegenpolen. Sinds de jaren zestig is gelijkheid de norm geworden en homorelaties profiteren daarvan volop, zoals met het homohuwelijk – gelijker kan het niet - maar ongelijkheid wordt krachtig afgewezen. Pedofilie en bestialiteit zijn daar evidente voorbeelden van. Prostitutie en sadomasochisme zitten in de gevarenzone en traditionele heterorelaties waar de man beschikt en de vrouw schikt worden steeds meer gezien als onacceptabel. Een verhouding van een oudere vrouw met een jongeman blijft onbegre-


pen. Door het nieuwe gelijkheidsbeginsel is het veld van de perversies herschikt. Terwijl homoseksualiteit en pedofilie eens op ĂŠĂŠn lijn stonden, doen we tegenwoordig alsof ze geweldig verschillen. Het is bevreemdend hoe een samenleving die vrij en tolerant beweert te zijn allerlei variaties zonder veel argumentatie verdoemt. Ongelijkheid is inherent aan seks

in termen van klasse, geld, leeftijd, sekse, etniciteit, schoonheid, opleiding maar ook in doel – mensen willen zelden hetzelfde in bed. Er was een heteronorm en daar is een gelijkheidsnorm bijgekomen. Seksueel gedrag moet niet beoordeeld worden op de vraag of het aan heteronormen voldoet en of er gelijkheid is maar of het gebeurt met instemming van alle betrokkenen en zonder

thema: de zeven zonden

dwang of drang. Een dergelijk redelijk beginsel gaat Westerse samenlevingen een brug te ver. Seks is emotie waar de ratio in 200 jaar geen vat op heeft gekregen. Het stokoude idee dat seks die niet de voortplanting binnen het huwelijk dient zondig is leeft voort onder andere noemers zoals de heteronorm. De last van het verleden hindert nog immer de lust in het heden.

19


tekst door Eva van Gemert beeld door Sophie Almanza

het disciplinerings dieet WAAROM EN HOE DE STAAT OVERGEWICHT TE LIJF GAAT

Gezond en slank zijn, wie wil dat niet? De alomtegenwoordigheid van fast food en andere dikmakers maakt de verleiding echter groot en vraatzucht tot de nieuwste welvaartsziekte. Dus stoppen we ons vol met hamburgers en rennen we ons rot op de loopband om de overtollige kilo's weer kwijt te raken. Waarom kennen we zoveel gewicht toe aan onze gezondheid? In wiens belang is dat eigenlijk? “Nederland is ziek”, verklaarde premier Lubbers aan het begin van de jaren negentig. De buitensporige aanspraak van burgers op regelingen als de ziektewet en de wet op de arbeidsongeschiktheid leidde tot grote hervormingen van het sociale zekerheidsstelsel. Twee decennia later is daar een nieuwe uitdaging bijgekomen. “Nederland is te dik”, luidt het credo, waarmee overgewicht als collectief

20

probleem gedefinieerd wordt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste beleidsinitiatieven hun weg in het publieke debat reeds hebben gevonden. Na de introductie van nationale sportprogramma’s, smaaklessen en projecten als De Gezonde Schoolkantine zwelt de roep om drastischer maatregelen aan. Zo had D66 afgelopen verkiezingen een ‘vettaks’ in haar programma staan, waarbij een accijns op ongezonde voeding ervoor moet zorgen dat mensen vaker voor een gezond alternatief kiezen. Daarbij kwamen de verzekeringsmaatschappijen met een plan om de verhoogde ziektekosten als gevolg van overgewicht op de dikkerds te verhalen, in de vorm van een hogere premie. Het hebben van een gezond gewicht wordt tot individuele verantwoordelijkheid gemaakt. Wie dik is moet gaan sporten, gezond eten en anders: betalen. Obesitas is een collectief probleem, maar het vinden van een collectieve oplossing is lastig. De vraatzucht mag dan wel epidemische vormen aannemen, iedere couch potato is verantwoordelijk voor zijn eigen gewicht, zo luidt de redenatie.

sociologisch mokum


essay

alleen wordt er over overgewicht gesproken in aan ziekte refererende termen als obesitasepidemie en welvaartsziekte; artsen en andere medische professionals zijn er als de kippen bij om te wijzen op de gezondheidsrisico's van overgewicht om zo hun eigen kennis te legitimeren. De klinische benadering van de geneeskunde sluit aan bij het biopolitieke motief van de staat. Het discours dat zij samen in stand houden, werkt disciplinerend. Voor de individuele burger wordt het vrijwel onmogelijk om buiten het afgebakende kader te denken.

“Wie dik is moet gaan sporten, gezond eten en anders: betalen” Een nationale zonde Waarom benaderen wij ons voedsel in termen van gezond en ongezond, en ons lichaam als dik of slank? Foucault stelt dat de manier waarop we de wereld beleven wordt bepaald door de kennis die we daarover hebben. Kennis is niet neutraal, maar geeft een eenzijdige definitie van de waarheid. Hij wijst drie instituten aan, de kerk, de staat en de geneeskunde, die de macht bezitten om hun realiteit aan de samenleving op te leggen. De macht van de kerk in de moderne samenleving is tanende. Hoewel vraatzucht van oorsprong een Christelijke zonde is, hebben de staat en de medische sector zich de definiërende macht toegeëigend. De overheid heeft een gezonde bevolking nodig om in zetten ten behoeve van haar eigen doeleinden, een techniek die Foucault biopolitiek noemt. Vanuit dit perspectief is de nationale obesitas een probleem. Het meest direct komt dit tot uiting bij het leger, dat al jaren moeite heeft om aan goede rekruten te komen. De slechte conditie van de 'patatgeneratie' speelt hen parten. In de woorden van de Britse staatsman Lloyd George uit 1917: “You cannot maintain an A-1 empire with a C-3 population”. In algemene zin belemmeren de gezondheidsrisico's de arbeidsproductiviteit, en op lange termijn de continuïteit van de populatie. De wijze waarop obesitas als probleem gedefinieerd wordt, is tegelijkertijd een vorm van medicalisering. Niet

Burger, beheers je! Om het nationale overgewicht te beheersen, moet de overheid een balans vinden tussen een collectieve oplossing en individuele disciplinering. Het obesitasdiscours staat in het teken van een collectieve individualisering van het probleem. Omdat haar inwoners stuk voor stuk te veel eten en te weinig sporten, wordt Nederland te dik. Het individu wordt aansprakelijk gesteld voor zijn eigen gewicht, en moet zichzelf beter in de hand houden. Met eten op zich is niets mis, met buitenproportioneel schransen wel. Het verlies van controle maakt van goed gedrag een zonde. Elias behandelde in 'Het Civilisatieproces' reeds de relatie tussen mens en voedsel. Het eten met mes en vork geeft volgens hem uitdrukking aan civilisering, dat een hoge mate van driftbeheersing vereist. Dit gedrag, dat in eerste instantie van buitenaf werd opgelegd, gaat vervolgens over in zelfdwang, waarbij het deel uitmaakt van de persoonlijkheid. Op dit punt vinden de theorieën van Elias en Foucault elkaar. De door de staat geïnitieerde disciplinering gaat over in zelfdiscipline, en het werkt! We gaan ons schamen voor ons gewicht en uiterlijk, waaraan het gebrek aan zelfbeheersing zo duidelijk af te zien is. Dikke mensen klagen bijvoorbeeld dat ze zich generen wanneer ze eten in het openbaar, vanwege de starende blikken van anderen. Het is de vraag of de publieke schaamte het

thema: de zeven zonden

21


“Disciplinering of niet, een ge­ zond lichaam is uiteindelijk in ieders voordeel” disciplineringsdieet bevorderd. Het gemiddelde gewicht van de Nederlander neemt nog steeds toe. In een poging te ontsnappen aan de corrigerende blik van de staat, verplaatst de vraatzucht zich naar de private sfeer. Het stiekem nuttigen van ongezonde voeding wordt een persoonlijk verzet tegen de dwingende normen van de maatschappij. Een gezonde keus? De burger moet zichzelf dus beter onder controle houden, ten behoeve van de gezondheid van de natie. Door het geïndividualiseerde discours lijkt het aanhouden van een gezonde levensstijl een persoonlijke keuze. De overheid vraagt van haar burgers om te kiezen, maar voorziet tegelijkertijd in het enige juiste antwoord. Wie door de supermarkt loopt, ziet op het gros van de producten het 'Ik Kies Gezond'-logo staan. Wat een helpende hand van een betrokken overheid lijkt, is in werkelijkheid bewuste sturing die iedere autonome afweging bij voorbaat onmogelijk maakt. De consument moet vooral niet kiezen, maar het goedgekeurde product aanschaffen. Om te bepalen welke producten in aanmerking komen voor het logo, hanteert een aantal experts onder de gezaghebbende naam Wetenschappelijke Commissie een academisch vastgesteld eisenpakket voor gezonde voeding. Naast een aantal hoogleraren bevinden zich onder de leden twee vertegenwoordigers van het Voedingscentrum, een door de overheid gesubsidieerde instelling. Middels de kennis en de legitimiteit die de commissieleden zich

22

toe-eigenen oefenen ze macht uit op het eetgedrag van de consument. Het probleem is echter dat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over wat nu precies gezond is, en wat niet. Werden we tot voor kort nog en masse aangespoord om calorieën te tellen, tegenwoordig gaat het om het soort voedingsstoffen: voedsel dat minder of weinig verzadigd vet, transvet, suiker en zout bevat krijgt nu het predicaat 'gezond'. Het indelen van voedsel in een gezonde en een ongezonde categorie is geen neutrale handeling, maar een dwingende kwalificatie in termen van goed en fout. De dominantie van deze dichotomie maakt dat we de keuze voor onze producten voornamelijk laten afhangen van de door de overheid gehanteerde normen. Hierdoor raken andere criteria uit het zicht. Waarom zouden we ons voedsel niet selecteren op basis van bereidingswijze, milieu- of diervriendelijkheid of gewoon omdat het lekker is? Het 'Ik Kies Gezond'-logo vormt, kortom, de materialisatie van een overheersend 'Ik Kies Gezond'-discours, dat de vraatzucht in toom moet houden. Allereerst gaat het om ik, het individu die zijn kilo's moet controleren, omwille van het nationale gewicht. Diens gedrag ligt vast in het tweede aspect van het discours, kies gezond. De dominantie maakt het discours beperkend, maar tegelijkertijd ook mogelijkmakend. Disciplinering of niet, een gezond lichaam is uiteindelijk in ieders voordeel. Door de gedwongen keus krijgt gezonde voeding echter een nare bijsmaak, en dat is eigenlijk best zonde.

sociologisch mokum


door Ewout Lowie

beschouwing

Zijn we kwader dan ooit?

W

aarschijnlijk hebben mensen zich altijd wel kwaad gemaakt om dingen. Kwaad om een trein die te laat is, om een kwetsende cartoon, of tienduizenden jaren geleden omdat iemand het avondeten van die dag had laten ontsnappen. Of we nu gemiddeld genomen vaker kwaad, of überhaupt kwader zijn dan vroeger vind ik zelf een interessante vraag, alleen is het beantwoorden ervan nogal moeilijk. Want hoe meet je ‘boosheid’? Nauwelijks te doen. Hooguit zou je het aantal boze comments op het internet kunnen tellen, alleen waar zou je die mee moeten vergelijken? Woedende hiërogliefen uit het oude Egypte misschien, maar het zal weinig opleveren. Misschien zegt geluk iets! Wat je wel zou kunnen stellen, is dat mensen die gelukkiger zijn minder reden hebben om boos te zijn. Dat klinkt ergens best logisch, en over geluk valt wèl wat te zeggen. De socioloog Ruut Veenhoven doet al meer dan 40 jaar onderzoek naar geluk, en wordt in de krant vaak aangeduid als ‘de wereldberoemde geluksprofessor Ruut Veenhoven’. Een titel waar je je in een café prima mee kunt vertonen, dunkt me. In 2010 schreef hij het artikel Life is getting better, over geluk door de geschiedenis heen. Daarin concludeert hij dat de verandering van een jager-verzamelaarsamenleving naar een agrarische samenleving de mensen waarschijnlijk ongelukkiger maakte, maar dat de overgang naar de

‘moderne samenleving’ juist voor meer geluk heeft gezorgd. En waarschijnlijk worden we voorlopig alleen nog maar gelukkiger, aldus de professor! Toch schijnen er juist in onze tijd een hele hoop mensen bijzonder kwaad te zijn. Eerder dit jaar verscheen het boek Het rancuneuze gif, de opmars van het onbehagen, van VVD-senator Sybe Schaap. Schaap probeert in zijn boek het onbehagen in onze samenleving te duiden in termen van boosheid en rancune (en faalt daar volgens Sociologie Magazine “grandioos” in). Hij schrijft: 'De Nederlander is boos, verontwaardigd, wrokkig en rancuneus. Deze boosheid is ziekelijk en gevaarlijk'. Niet niks, wat Schaap hier zegt! We zijn boos! Waarschijnlijk nog bozer dan die vreselijk ongelukkige boeren in de agrarische samenleving, die zich van ’s ochtends tot ‘s avonds het schompes werkten en elke dag precies hetzelfde aten als de dag ervoor. Lof of zo. Van knuppel naar Mr Visser Verwarrend. Hoe dan ook, wat je wel met veel zekerheid kunt zeggen, is dat we nu anders omgaan met onze woede. Ik weet niet of de mensen in hele vroege tijden zich ook al kwaad maakten over een vreselijk vervelende overhellende boomtak van een buurman, maar mocht dat ook toen al als ‘onoverkomelijk probleem’ zijn bestempeld, dan werd dat waarschijnlijk opgelost met een paar flinke klappen met een knots of iets dergelijks. Nu is daar de Rijdende Rechter voor,

thema: de zeven zonden

waar zelden nog een knuppel ter handen wordt genomen (Mr. Visser gebruikt zelfs niet eens een hamertje!). Dit is wat Norbert Elias ‘Het Civilisatieproces’ noemt. Geen harige vuisten meer om de furie los te laten, maar een capslock-knop en een internetverbinding. En, als je ècht kwaad bent, dan kun je altijd nog op een populist stemmen. In 2010 waren er in Nederland zo ongelooflijk veel mensen ziedend, dat zo’n populist zelfs een soort van aan de macht kwam. In datzelfde jaar schreef ook Maarten van Rossem het boekje ‘Waarom is de burger boos’ en was Youp van het Hek zo intens woedend op T-Mobile, dat hij er een Twitterbericht over stuurde en bij Pauw & Witteman ging vertellen dat hij er een Twitter-bericht over had gestuurd. Ik vermoed dan ook dat 2010 ons allerkwaadste jaar ooit was. Terwijl een geluksprofessor in dat jaar juist concludeerde dat “we nu langer en gelukkiger leven dan ooit tevoren”. Misschien dat geluk dus toch niet zoveel zegt over hoe boos de mensen zijn. Of misschien werkt het zelfs wel omgekeerd evenredig en maken we ons vaker en intenser kwaad naarmate we gelukkiger worden. Hoe dan ook, geluk en woede lijken elkaar in ieder geval niet uit te sluiten. Wat ik zelf al lang wist, want als ik ergens gelukkig van word, dan is het wel van mannen die met dikke rode wangen van woede bij de Rijdende Rechter het verplaatsen van een hekje eisen.

23


het is de plek waar je heengaat na een drukke studiedag. Waar je tot laat uitslaapt. Je tijd doodt achter je laptop. Wat drinkt met huisgenoten en vrienden. De thuisbasis van waaruit een hectisch leven wordt georganiseerd, vergeten, gebalanceerd, verdrongen, overdacht en gevierd. Hoe worden de zeven zonden zichtbaar op deze enkele vierkante meters?

24


amsterdam in beeld door Jasper van den Berg

25


DISCUSSIE

“Mensen zijn van nature zondig”

Claire Leijs, 19 jaar 1e jaar sociologie

Peter Balm, 22 jaar 4e jaar sociologie

“Om te beginnen, zondig zijn is een religieus concept. Als je niet religieus bent, kun je dan ook zondig zijn? Bovendien is zondigen volgens de één gewoonweg leven voor de ander. Er is dus niet echt een vast uitgangspunt als je het over zondig gedrag hebt. Kan gedrag trouwens alleen zondig zijn, of zijn gedachtes ook zondig? Als niemand ervan weet en niemand kan jouw gedachten als zondig bestempelen, ben je dat dan? Dat we überhaupt in termen van zondig of vroom denken is al genoeg om over te discussiëren. Bestempelen mensen sommig gedrag als zondig omdat ze bang zijn voor de gevolgen? Of omdat ze zich eigenlijk heel erg aangetrokken voelen tot dat soort gedrag, maar dit niet durven tonen?”

“Wie zijn wij om daar een normatief standpunt over in te nemen. Simmel zei; “Het is niet onze taak om te oordelen, het is slechts onze taak om te proberen te begrijpen.” Hoe kan iets of iemand al van ‘nature’ zondigen, zondig impliceert toch dat je een keuze hebt? De mens kan wel slecht doen, maar dat betekent nog niet dat je zondigt. Ik vind de term zondig impliceren dat je een soort van keuze hebt, ik bedoel je doet iets fout en dan definieer je dat zondig. Hoe kunnen wij zeggen dat de mens van nature zondig is als we niet weten wat zondig zijn inhoudt. Ik ben het er dus zeker mee oneens, het is zelfs een onzinnige stelling, mijnsinziens.”

26

sociologisch mokum


door Sophie Almanza & Jasper van den Berg

In de Neuropsychologie wordt regelmatig beweerd dat in de hersenen al vaststaat of iemand crimineel gedrag zal vertonen of niet. Dat zou betekenen dat mensen van nature zondig zijn. Wat vinden sociologen van die gedachte?

Saskia van der Aa , 21 jaar 1e jaar sociologie

Justin Schonewille, 22 jaar 2e jaar sociologie

“Ik denk dat dat wel klopt. Je bent toch altijd een beetje op zoek naar je eigen grenzen. Daarbij kijk je naar wat wel en niet kan. Ik vond het bijvoorbeeld vroeger heel spannend om een snoepje te stelen uit een snoepwinkel. Het is iets wat niet mag en dan geeft het een soort kick om het wel te doen, waarmee je op zoek bent naar wat de consequenties zijn. Het verschilt wel per persoon in hoeverre je daar aan toegeeft en hoe ver je daar in gaat. Ik kan me heel schuldig voelen als ik iets heb gedaan wat niet mag, maar een ander misschien helemaal niet.”

“Zondigheid ken ik als iets van de Christelijke kerk. Een instituut dat er vanuit gaat dat mensen fouten maken en naar voren brengt hoe mensen moeten leven. Ik denk niet dat het aan anderen is om daar over te oordelen. Als je anderen maar niet hindert met je gedrag.Volgens mij is het zo dat mensen balanceren tussen twee uitersten, als het gaat om goed gedrag. Een omgeving trekt je naar de ene of de andere kant. Eenzelfde persoon kan in één situatie twee dingen doen. Maar misschien is het wel afhankelijk van de persoon of hij daar vatbaar voor is of niet.”

thema: de zeven zonden

27


tekst door Misha Melita beeld door Jasper van den Berg

Luie kunstenaars Kunstenaars zijn lui. De overheid oversubsidieert ze waardoor ze op hun luie gat blijven zitten en geen topstukken produceren. Het is beter om kunstenaars voor hun eigen bestaan te laten vechten, zo scheid je ook meteen het kaf van het koren. Dit zijn veel gehoorde geluiden in het maatschappelijk debat over de bezuinigingen op kunstenaarsuitkeringen en –subsidies. Hiermee wordt getwijfeld aan de fundamenten van het subsidie systeem dat in de jaren zeventig werd ingevoerd. Maar wat zit er achter? Topkunstenaars “Kunstsubsidies leveren geen topkunstenaars op”, zo luidde een kop in de Volkskrant in de lente van dit jaar. Deze conclusie had een economisch onderzoek naar het effect van kunstsubsidies opgeleverd. De kunstsubsidies die de Nederlandse overheid uitkeert zijn sinds de jaren zeventig jaarlijks toegenomen maar het aantal Nederlandse kunstenaars dat internationaal doorbreekt is alleen maar afgenomen. Verspild geld en verspilde moeite? De houding tegenover kunstsubsidies lijkt te zijn verandert. Toen deze subsidies in de jaren zeventig werden ingevoerd werd er door de minister van Cultuur gesproken over ‘het ontwikkelen en in stand houden van culturele waarden’ door middel van het ondersteunen van kunste-

28

sociologisch mokum

naars. Kunstenaar werden gezien als de bewakers en vormers van culturele waarden en moesten gesteund worden. Op dit moment spreekt men schande van kunstsubsidies omdat ze geen topkunstenaars hebben opgeleverd. Het klinkt alsof we een slechte investering hebben gedaan, terwijl als we kijken naar de woorden van de minister van cultuur in de jaren zeventig dit nooit de intentie was. Van Gogh De ideale kunstenaar, als we er op deze manier naar kijken, is natuurlijk Vincent van Gogh. Hij lag krom voor zijn schilderijen, voor elke cent die hij verdiende kocht hij een doek en een kwast. De lijdende van Gogh, die zijn oor afsneed en uit zijn malaise een prachtig oeuvre produceerde dat


beschouwing

nu als een van onze nationale trotsen geldt. En dat alles zonder ooit een cent van de overheid te ontvangen. Los van de vraag of we willen dat kunstenaars tegenwoordig een leven als van Gogh leiden, niet bepaald een leven vol economische voorspoed, is het belangrijk om ons af te vragen; is nationale trots de enige rede om te investeren in kunst? Als het aan de minister van cultuur in de jaren zeventig had gelegen niet, maar daar is duidelijk iets veranderd. Kunst moet tegenwoordig iets terug doen voor de geïnvesteerde euro’s, het liefst door het trekken van touristen en het verhogen van ons internationale aanzien. Deze verschuiving lijkt vooral aan de bovenkant, in het beleid, plaats te hebben gevonden en de overheid legitimeert met deze economische motieven de bezuinigingen. Op burgerniveau wordt er ook een voorbeeld genomen aan van Gogh, maar dan vooral op esthetisch niveau. Van Gogh’s kunst is toegankelijk, en ‘mooi’, waar hedendaagse kunst vaak abstract is en moeilijker te begrijpen. Daar willen we onze belastingcenten niet aan verspillen. Wie betaalt bepaalt In Beverwijk speelde kunstenaarsduo Kaper en van der Worm in op de maatschappelijke kritieken en commentaren op de kunstsector. De gemeente had 52000 euro in hen geïnvesteerd voor een groot kunstproject, wat neer kwam op 1,31 euro per Beverwijker. Alle burgers die niet wilden dat hun geld aan het project werd uitgegeven konden het komen

ophalen. Zo’n duizend Beverwijkers vroegen daadwerkelijk hun zuurverdiende honderdeenendertig belastingcenten terug. Een feest voor de democratie, en nog vijftigduizend euro over voor een kunstwerk waar iedereen mee heeft ingestemd. Is dit de toekomst? Een extreme democratisering van kunst; alleen waar de meerderheid achter staat komt daadwerkelijk in productie. De meeste stemmen gelden, en de belastingbetaler krijgt zijn rechten terug. Of zien we hier vooral ware kunstenaars aan het werk, een kunstenaarsduo dat inspeelt op de grimmige tijdsgeest en haar eigen positie op het toneel zet. Met dit project laten zij zien wat de maatschappij aan een kunstenaar kan hebben; een spiegel. Kunstenaars leggen pijnlijke punten bloot, roepen discussie op en tonen een nieuw perspectief. Economisch voordeel Er wordt soms voorbij gegaan aan wat de maatschappij wel aan kunstenaars heeft. Internationale allure hebben ze ons misschien niet opgeleverd, maar Nederland kent behoorlijk wat geëngageerde kunstenaars die een waardevolle bijdrage leveren aan menig debat en discussie. Een waarde die moeilijk te meten is in euro’s of toeristenaantallen, maar die niet onderschat moet worden. In deze tijd van economische crisis is het misschien logisch dat een sector waarvan de economische waarde moeilijk te meten is hard geraakt wordt maar er is denk ik meer aan de hand. Het eerste doel van de kunstsubsidies lijkt uit het oog verloren. ‘Het ontwikkelen en in

thema: de zeven zonden

Overheidssteun Kunstsubsidies in Nederland zijn begonnen in de jaren zeventig. Vanaf die tijd is het bedrag dat de Nederlandse overheid aan kunstsubsidies uitkeert jaarlijks toegenomen. Deze subsidies bestaan met name uit de aankopen van werken door de regering voor gemeentehuizen en andere overheidsgebouwen. Waar vooral op bezuinigd wordt zijn de subsidies voor beginnende kunstenaars. De kunstenaarsuitkering (de WWIK, Wet voor Werk en Inkomen Kunstenaars) is afgeschaft en het is voor individuele kunstenaars moeilijker om subsidie te krijgen voor kleine projecten.

stand houden van culturele waarden’, in de jaren zeventig sprak de minister van Cultuur nog niet over internationale allure en eiste niemand belastinggeld terug. Luie kunstenaars, investe­ringen die zich niet terug betalen… Er is sprake van een economisering van de houding tegenover kunstsubsidies vanuit het beleid en burgers ervaren een kloof tussen zichzelf en de kunstenaar. De waarde van kunst wordt op een andere manier bepaald dan in de jaren zeventig waardoor belangrijke eigenschappen, in stand houden van culturele waarden en aanzetten tot maatschappelijk debat, vergeten worden.

29


27 Op 14 november was het zover: een heuse Europese actiedag tegen het ‘bezuini­ gingsdictaat’. Honderd­dui­ zen­­­den mensen namen deel aan de demonstraties die op initiatief van de Europese Fe­ deratie van Vakbonden wer­ den georganiseerd. ‘Europa pikt de bezuinigen niet lan­ ger’, aldus de vakbonden.

30

lidstaten en de boze wolf

Hoogste tijd voor actie! Dat vond de Europese Federatie van Vakbonden toen het opriep tot collectieve actie. Stakingen, demonstraties en manifesten zouden op 14 november het Europees toneel veroveren. Eén dagje om alle woede eruit te gooien, om te protesteren tegen de bezuinigingen ten koste van alles. Dat de Europese Federatie van Vakbonden niet uit was op heftige confrontaties, liet het weten in verschillende persberichten. ‘Geen radicalisme, maar zoeken naar compromis’ luidde de boodschap. En

sociologisch mokum

zo ging het, op 14 november werd er gedemonstreerd in Italië, Griekenland, Portugal, Spanje en ook België kwam in actie. Geen zware rellen, wel wat opstootjes. Zo verliepen de stakingen in Spanje onrustig en werden er 32 mensen gearresteerd. Ongetwijfeld had de Europese Federatie van Vakbonden dit alvorens ingecalculeerd, want een jeugdwerkeloosheid van vijftig procent brengt natuurlijk een hoop mensen op de been. Wat gaan zij anders doen op 14 november? Dat de Noordelijke lidstaten


tekst door Kirsten Sleven beeld door Elise van der Sluys

nauwelijks iets van zich lieten horen, was eveneens geheel volgens de verwachting. Vooralsnog treft het soberheidsbeleid van de Europese Unie voornamelijk de Zuidelijke landen en zijn de Noordelijke landen afwachtende toeschouwers. De Nederlandse bijdrage was dan ook gebruikelijk zuinig. Op een paar verdwaalde demonstranten voor het hoofdkantoor van Unilever na, bleven de nuchtere Nederlanders liever thuis. Niet verwonderlijk, gezien de onhandige oproep van de actiegroep Rondjebinnenhof: ‘Neem die middag dus vrij, of staak en kom naar het Plein in Den Haag!’. Juist, hier wordt wel gewerkt, wrijf vooral wat extra zout in de Zuid-Europese wonden. Van Duitsland werd er meer verwacht. Zij kregen derhalve een flinke tik op de vingers van de Europese Federatie van Vakbonden, maar ook van eigen media. Duitse vakbonden hadden onvoldoende mensen op de been gebracht, een teken van pure desinteresse. Schande! Traditiegetrouw had Duitsland op 14 november het Europees boetekleed moeten aantrekken, want dat staat hen tenslotte zo goed. Maar in plaats daarvan stuurt deze crisiswinnaarsstaat de ‘solidaire groeten’, aldus het Duitse dagblad Tageszeitung (TAZ). Duitsland is aangesteld als motor achter het bezuinigingsgeweld, want woede heeft een tegenstander nodig om zich te kunnen manifesteren. In een tijd van hebzucht en bedrog, schulden en werkeloosheid waarin zelfs pensioenen niet meer veilig zijn,

is woede onoverkomelijk. Boze burgers gaan op zoek naar een tegenstander: Bonskanselier Angela Merkel met een Adolf Hitler-snor. Hiermee is de Europese bezuinigingsdrift omgetoverd van een ‘ongrijpbaar object’ tot een ‘aanwijsbare schuldige’. Tovenarij is tenslotte de vermeende kunst van het manipuleren van de werkelijkheid. Boze burgers opereren dikwijls niet op eigen houtje, zo bleek ook op 14 november. Protest wordt aangedreven door een verscheidenheid aan actoren, instituties en massamedia. Ook de Europese Federatie van Vakbonden pikt een graantje mee. Van oudsher worden burgers cognitief en emotioneel aangesproken door ingewikkelde kwesties te vertalen naar een kort, bondig en bovenal herkenbaar beeld: “27 lidstaten en de boze wolf ”. Niet verwonderlijk, want het complexe karakter van de Europese Unie biedt gebrekkig inzicht. Gelukkig is men zich daar in Europa over het algemeen ook zelf van bewust. Ondanks de zorgvuldig uitgekozen huisvesting, liet de Eurotop in Brussel na crisisoverleg weten ‘er zelf ook geen chocola van te kunnen maken’. Al met al was het een geslaagde actiedag. De Europese Federatie van Vakbonden klapte stevig in de handen. Wat een succes, 14 november, de dag waarop boze burgers hun woede massaal mochten uiten. Op het nippertje werden Spaanse en Portugese vakbonden weerhouden van onverwachts protest en in plaats daarvan werden de verhitte gemoe-

thema: de zeven zonden

opinie

deren aangenaam pragmatisch gemanifesteerd. De sociale onrust over de financiële crisis kwam niet veel verder dan leuzen als: “Reclaim Europe” en “Solidariteit in heel Europa”. Dit achtergrondgeruis heeft de NoordEuropese landen niet doen opkijken. Traditiegetrouw bereikte het geluid wel onze Duitse vriend, die na een stokslag en een diepe zucht verder ging met het trekken van de Europese modderkar. De druk is van de ketel en Europa kan verder met de orde van de dag: bezuinigen.

31


column

tekst door Jens van den Berg beeld door Cleo Brekelmans

Katholieken met obsesitas? Toen het thema van dit Sociologisch Mokum bekend werd, krabde ik achter mijn oren en dacht bij mezelf: ‘hoe zat dat ook al weer met die zeven zonden?’ Vol goede moed kraakte ik mijn knokkels en begon met een digitale reis die zijn weerga niet zou kennen. Na het bezoeken van websites met wat algemenere kennis, besloot ik het avontuur aan te gaan en twee topics te openen op de fora van www.scholieren.com en www.fok.nl. Een avontuur was het, inderdaad. Volledig uitgeschreven zelfreflectieve karakter analyses kwam ik tegen, waarin zonden en deugden lukraak werden toegeëigend. Zoals Sir David Attenborough vol verwondering keek naar het paringsritueel van paradijsvogels in Papua Nieuw-Guinea, zo las ik met volle verwondering de berichten op de twee fora, de een nog mooier dan de ander. De leden dachten dat je een zonde of deugd zou bezitten; een middenweg bestond niet. Bovendien, als je bijvoorbeeld vijf zonden en vier deugden bezat zou je naar de hel gaan, zo luidde de beredenering. Afgezien van een goed uur aan vermaak, vroeg ik mij wel af hoe de zeven zonden en deugden gezien kunnen worden in het licht van de huidige maatschappij. Verrassend genoeg begon het topic van www.scholieren.com met de zin: "Zoals velen van jullie wel weten, zijn er volgens een bepaald geloof zeven zonden en deugden.” Dit terwijl de vier klassieke deugden terug te leiden zijn naar Plato, waarna deze via Cicero werden opgenomen door het katholieke geloof. Dit duidt erop dat de zeven zonden en deugden geen zuiver katholiek principe zijn, maar dat in elk geval de kardinale deugden aan de basis liggen van de Katholieke deugden. Vanuit een teleologische inslag, waarin alles een doeleinde heeft, zou kunnen worden verondersteld dat binnen het katholicisme het doeleinde van niet-zondig zijn de toegang tot de hemel is. Indien men zich wel zondig zou maken, bijvoorbeeld door zich schuldig te maken aan vraatzucht, zou dat tegenstrijdig zijn met het doel om in de hemel te komen. Oftewel, om

32

dit doel te bereiken, moet je niet zondig handelen. Afijn, de wereld bestaat niet uit alleen katholieken, dus wat betekenen deze zeven zonden en deugden eigenlijk voor de huidige maatschappij? Emile Durkheim stelt in Elementary Forms of Religious Life dat indien religie de basis heeft gevormd voor al het essentiële in de maatschappij, de maatschappij de ziel van de religie is. Religieuze mores zijn in dat licht een reflectie van maatschappelijke mores. De zeven zonden en deugden die binnen het katholieke geloof zijn beschreven, komen voort uit het principe dat de maatschappij de ziel van het katholieke geloof was. Afgezien van het bestaan van het Katholicisme blijft de maatschappelijke ziel bestaan, voor zolang de maatschappij bestaat. De katholieke zonden en deugden vinden haar basis bij de maatschappelijke ziel en zijn daarmee net zo maatschappelijk als katholiek. Wat voor rol de zeven zonden en deugden nog hebben in de huidige maatschappij kan worden beantwoord met de vraag wat voor rol de zeven zonden en deugden hebben in het katholicisme. Zij horen zich immers niet zondig te maken aan bijvoorbeeld vraatzucht, terwijl er ongetwijfeld genoeg katholieken met obesitas rondlopen. Hetzelfde geldt overigens voor niet-katholieken.

sociologisch mokum


tekst door Sterre ten Houte de Lange

reflectie

Burgelijke ondeugdzaamheid op TV

Lust, ook wel onkuisheid, is een van de christelijke hoofd­ zonden. Seks dient voor de voortplanting. Ik hoor jullie al denken; hoofdzonde schmoofdzonde, seks is gewoon lekker en moet je vooral veel doen. Deze manier van den­ ken over de christelijke hoofdzonde lust en vrije seks is de afgelopen decennia flink onder constructie geweest. De normen rondom seksualiteit die vooral in de jaren zestig radicaal veranderde, wordt de seksuele revolutie genoemd. In 1962 werd bijvoorbeeld de anticonceptie pil geïntroduceerd door het COC. En ook de verkrijgbaarheid en het gebruik van de condoom werd in die tijd door het COC vergemakkelijkt. Hierdoor werd het veel makkelijker om seks te hebben zonder bang te zijn voor zwangerschap. Iets waar vooral jongeren gretig gebruik van maakten. Tegelijkertijd maakte Nederland kennis met nog een nieuw fenomeen,

dat we niet meer kunnen missen: de televisie. In de jaren zestig schoot het televisiebezit van de Nederlandse huishoudens als een pijl omhoog. Maar het aanbod óp de televisie was nog klein. Eerst één zender, later twee, en niet de hele dag door maar alleen 's middags en 's avonds. Net als bij de kerken, politiek, voetbalclubs, kranten en radio werden er ook op televisie door verschillende omroepen, corresponderend met de zuilen, programma's aangeboden. Toneelstukken, amusement, actualiteitenprogramma's, cabaret. Vooral in die

thema: de zeven zonden

33


“Ze vouwde de krant op en verscheen geheel naakt in beeld. Commotie alom�

34

laatste twee werden maatschappelijke fenomenen en veranderingen aan de kijkers voorgelegd. Mijn vraag is hoe? Hoe leg je een verzuild en overwegend christelijk Nederland uit dat de, voornamelijk Amsterdamse, jongeren tegenwoordig niet meer hoeven te trouwen voor ze met elkaar de koffer in duiken? Wat waren de verschillen tussen de omroepen? En wat gebeurde er achter de schermen? Actualiteiten en satire Er waren verschillende manieren waarop de omroepen de veranderingen in actualiteitenprogramma's versloegen. De ene omroep liet geleerde dokters of geestelijke vaders spreken over seksualiteit, de ander liet ervaringsdeskundigen spreken. In KRO's Brandpunt liet bisschop Bekkers de keuze voor gezinsgrootte en geboortebeperking over aan de echte liefde en het persoonlijk geweten en omstandigheden. Bij de NCRV meende de deskundige seksuoloog Dupuis ongeveer hetzelfde. De bisschop had als geestelijke zelfs voor zijn beurt gesproken. Een paar jaar later nam de Paus namelijk het standpunt in dat Afrika tot op de dag van vandaag nog heel serieus neemt: geen voorbehoedsmiddelen, dat is tarten met het lot en sparren tegen God. De VARA koos de kant van de zelfverdediging door ervaringsdeskundigen te laten spreken in plaats van de kant van afstandelijke deskundigen. Ze lieten vrouwen die zelf een abortus hadden gehad aan het woord.

sociologisch mokum

Met zo'n haaknaald en dan al die infecties, dat wens je niemand toe! Bij de VARA en de VPRO werden een aantal satirische programma's gemaakt, waarbij humor gebruikt werd om kritiek op de maatschappij te uiten. De VPRO was oorspronkelijk een onderdeel van de VARA, maar door ruzies en onenigheden groeiden ze uit hun ouderlijk huis en werden een onafhankelijke omroep, zonder bisschop of pastoor aan het hoofd. Als het gaat om seksualiteit op televisie wordt er altijd verwezen naar het programma van onder andere Wim T. Schippers: Hoepla (VPRO). In de eerste aflevering zetten de televisiemakers een elfachtig figuur naast de duivelse muziekant Arthur Brow. De beeldschone Phil Bloom mocht deze elf spelen, met enkel een paar bloemen over haar schaamdelen. Nederland zag een half naakte vrouw, op televisie nog wel! Het 'suksex (boze brieven, lidmaatschap opzeggingen)' van deze uitzending was een trigger voor de makers om een stapje verder te gaan. Omdat de uitzending pas maanden later zou komen, konden de media er flink op los speculeren. Nog voor de opnames waren begonnen, had er al in Trouw gestaan dat de naaktheid van Phil Bloom uit de volgende aflevering van Hoepla gecensureerd zou worden. Met als resultaat: Phil Bloom die achter een krant verstopt dit artikel voorlas. Maar toen het artikel uit was, vouwde ze de krant op en verscheen geheel naakt in beeld.


Commotie alom, tot Kamervragen en aandacht van de buitenlandse pers aan toe. Iedereen was in shock. Van Kooten en de Bie maakten in Hadiemassa (VARA) onder andere een sketch met een polygamisch huwelijk. In Open en Bloot was eindelijk eens te zien dat ‘seks niet serieus maar gewoon heel leuk is’, aldus de regisseuse Hedda van Gennep. Joop van Tijn sprak in het programma voor het eerst op televisie (op z'n aller bekakst) het woord neuken uit. Schippers maakte de Fred Haché- en Barend Servet Show, shows met veel hysterie en vieze mannen grapjes over seks. Stadse cultuur in Hilversum Voor het keurige regels nalevende en verzuilde Nederland, waren deze programma's het gesprek van de dag. Of je vond het geweldig (leeftijd <25) of je vond het afschuwelijk (leeftijd >25). Hoe dan ook; op de televisie werd anders gesproken dan men gewend was. Voor televisiemedewerkers was dit eerder gesneden koek. Ook al kwamen ze misschien uit keurige afgelegen dorpjes, eenmaal in Hilversum maakten ze kennis met een heel nieuwe wereld. De medewerkers konden hun inspiratie vinden in Amsterdam, dat een nachttrein van Hilversum aflag. Maar ook binnen de werksferen heerste er een vrijere seksuele moraal. Dat is wat ik afleidde uit interviews die ik heb afgenomen met twee medewerkers van de televisie uit die tijd. De een vertelde me dat er op de snijtafel (van de opnamebeelden) wel eens wat bloot verscheen. Dit moest er natuurlijk uitgeknipt worden, maar dat verdween allerminst in de vuilnisbak. Het blootmateriaal werd keurig verzameld op een band en eens in de zoveel tijd afgespeeld voor alle medewerkers, om 9 uur ’s ochtends. Totdat de baas via

de intercom iedereen weer aan het werk stuurde. Ze vertelden me verhalen van condooms in de onderste la van de montagetafel, seks na werktijd en koffertjes met een tandenborstel en schoon ondergoed voor als een feestje leuk afliep. “De seksuele revolutie, daar hoefde je niet over te lezen of te horen, die maakte je daar ter plekke mee.” Hilversumse cultuur verspreid via de buis Doordat televisie zo nieuw was, was de aantrekkingskracht groot maar het aanbod beperkt. Hierdoor werden mensen geconfronteerd met opvattingen die niet conform waren met de opvattingen uit hun vertrouwde milieu, want je wilde alles van televisie gezien hebben. Dit leverde onrust, verdeeldheid en hergroepering op, in de voorheen zo rigoureus verzuilde maatschappij. De kunstzinnige makers van de meest controversiële programma's (Hoepla, Hadiemassa, Fred Haché, Barend Servet, Open en Bloot) gebruikten amusement, satire en spraakmakende gasten in hun programma’s om maatschappelijke problemen of normverschuivingen vorm te geven. Het waren breed georiënteerde mensen die de actualiteitenprogramma's maakten. Mensen die gewend waren voorbij de zuilen te kijken. Wat seksualiteit betreft hadden deze mensen ook een vrijere moraal dan de doorsnee televisiekijker. De televisie was een machtig middel om deze moraal wijder te verspreiden. Ondanks tegenwerkingen van traditionele gezagsdragers die hoofd van de omroep waren, was de televisie als medium in handen van opstandige, artistieke en vrijgevochten jongeren, die hun moraal succesvol verkondigden aan het grote publiek: de kijkers van de Nederlandse beeldbuis.

thema: de zeven zonden

35


Appel en zelfdwang Een kleine geschiedenis van de lust. Over Adam en Eva, de controle van onze driften en de zogenaamde bevrijding van de seksuele moraal. 36

sociologisch mokum

Met de hap in een appel luidde Eva een tijdperk van seksuele taboevorming in. Gebrek aan zelfdwang, zou Elias gezegd hebben. Kan ook niet anders, wanneer je interdependentienetwerk niet verder strekt dan Adam. En die keek met lede ogen toe. De eerste mens maakte zijn entree, waarmee dus al snel de lust werd geboren. En die lust moest beteugeld worden. Het sociale instrument schaamte bleek een doeltreffende uitkomst. En zo kwam het dat Adam niet wist hoe snel hij een vijgenblad uit de boom moest grissen om zijn vanaf dat moment edele delen te verhullen, en Eva een uurtje later ook een aantal passende setjes had verzameld. Tijden veranderden: vijgenbladeren werden maliĂŤnkolders, driedubbele onderrokken werden minirokjes. En de seksuele moraal veranderde mee. Waar de erotiek in de Middeleeuwen dierlijke vormen aannam, leerde men zich in de daarop volgende eeuwen meer en meer te beheersen. Zoals Elias stelde, werd de individuele mens steeds minder gevangene van zijn eigen hartstochten, maar daarmee ook lustlozer. Althans, lustlozer wat betreft de ongecontroleerde uitspattingen van die lusten. Want de lijfelijke begeerte is van alle tijden. Wat veranderde, was de manier waarop deze begeerten in het vervolg dienden te worden gestild, en het momentum waarop dat gebeurde. Hitsige ridders werden steeds vreemder aangekeken wanneer zij tijdens de dagelijkse surveillance de maagdelijkheid van een willekeurige voorbijgangster beĂŤindigden. Deze lusten moesten ze voortaan oppotten in een verborgen kluisje, ergens in een vrijgemaakt donker hoekje van het


tekst door Harm Wilzing beeld door Nico Keizer

mannenbrein. En onder toenemende druk van een vervlechtende samenleving leerden dames zich ook echt als een ‘dame’ te gedragen. Voor al het hartstochtelijke wat in het gewone leven ontbrak, zo stelt Elias netjes, vond men in het vervolg vervanging in dromen, boeken en beelden. Lusten konden bevredigd worden, maar dan wel in een aangepaste, geciviliseerde vorm. Lang leve de formalisering. Lang leve de zelfdwang. Ontsnappen aan de rationalisering van de lust blijkt een lastige klus. Alleen onze vroege jeugd, wanneer lust vrijwel afwezig is en het sociaal geaccepteerd is om naakt door een pierenbad te kruipen, komt nog in de buurt van de ongecompliceerde tijd voor Eva’s hap uit de appel. Zodra de eerste gevoelens van lust - hoe onschuldig die in eerste instantie ook mogen zijn – om de hoek komen kijken, worden de kinderen echter in het maatpak van de sociale, seksuele standaard gehesen. Al snel internaliseren zij de gewenste drifthuishouding: in je adamsoutfit door het pierenbad spetteren is niet langer schattig, maar eerder weerzinwekkend. Het is duidelijk dat kleding niet alleen helpt tegen de kou, maar tegelijkertijd functioneert als een kuise handlanger van de deugdelijke tegenhanger van de begeerte: de beheersing van de Zelf. Het is de geïnternaliseerde sociale normering, de Eliaanse zelfdwang, die ons ervan weerhoudt onze seksuele verlangens aan passanten op te dringen en onze hunkering naar lichamelijk contact met anderen beheersbaar maakt. Dit proces van de kuise disciplinering van de Zelf vond tegelijkertijd plaats met de opkomst van de protestantse

ethiek in het Westen. En niet toevallig: het was het protestantisme dat er voor zorgde dat de christelijke (seksuele) moraal in steeds sterkere mate een geïndividualiseerde aangelegenheid werd. En het duurde tot de beruchte jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw voordat hieraan een einde kwam. Revolutie! Secularisatie, de anti-conceptiepil, de opkomst van de massamedia en de hippiebeweging waren belangrijke ingrediënten voor de seksuele revolutie. Men wierp de schroom van zich af, trok de kerkdeur achter zich dicht en de lust kreeg vrij spel. Taboes werden doorbroken en mensen evolueerden tot konijnen. Althans, dat is mijn beeld ervan. Hoewel de revolutionaire visie op seksualiteit in de opeenvolgende decennia weer een paar stappen terug lijkt te hebben gedaan, is het discours onomstotelijk veranderd. Maar heeft die mentaliteitsverandering daadwerkelijk de seksuele zelfstandigheid van mensen versterkt? Heeft de liberale koerswijzing de lust ontkooid, en daarmee onze vrijheid vergroot? Waar mensen over seks praten, worden onzichtbare muren opgetrokken. Weliswaar hebben kerk en staat niet meer zo’n dikke, gevreesde vinger in de pap waar het gaat om onze persoonlijke begeertehuishouding, toch is het idee dat keuzes rondom seksualiteit tegenwoordig de uitkomst zijn van vrijgevochten, autonome individuen, onhoudbaar. Die suggestie is gebaseerd op een ouderwetse, statische machtsopvatting. Die macht dient echter, in de geest van Foucault, veel eerder gezocht te worden in de manier waarop er tegenwoordig over seks

thema: de zeven zonden

reflectie

gepraat wordt, in het betreffende dominante discours. Al het geklets over lust en erotiek, zowel in de media als in alledaagse gesprekjes, creëren volgens hem namelijk helemaal geen ‘normenvrije’ ruimte, maar verheft zichzelf juist tot norm. Het bloot geven van je seksleven wordt de standaard. En juist deze kennisuitwisseling leidt tot de fictieve creatie van ‘normale seks’ (heteroseksueel, geen groot leeftijdverschil, enz.. ). Er worden spelregels opgesteld voor een gemeenschappelijke voorstelling, waar we in het vervolg weer proberen aan te voldoen. En maar weinig mensen slagen daarin. Of de seksuele revolutie onze autonomie op het gebied van seksualiteit heeft vergroot, valt te betwijfelen. De processen van rationalisering en individualisering zijn duidelijk waar te nemen, maar de beleving van lust heeft daarmee geen machtsvrije ruimte bereikt. Het gevecht tussen onze Freudiaanse Über-ichjes en hun impulsieve tegenhanger Es duurt onophoudelijk voort, doordat we steeds weer tegen die sociaal geconstrueerde muren blijven opbotsen. En dat allemaal voor een hap uit een appel.

37


Niemand deugt

TIJD VOOR EEN NAÏEF EN IDEAALTYPISCH ANTWOORD OP JORAM PACH

Joram Pach heeft een helder betoog geschreven over de stand van zaken van de Amsterdamse sociologie-opleiding aan de UvA. De opleiding is goed, zegt hij, maar het kan nog beter als docenten en studenten elkaar gaan helpen in plaats van tegenwerken. Dat klopt, want de crux zit ‘m eigenlijk in twee dingen: de werkgroepen kunnen beter ingevuld worden, en de mentaliteit van studenten moet veranderen. “Vrijblijvendheid verplicht” staat namelijk vooralsnog in geen enkele modulehandleiding.

38

sociologisch mokum


tekst door Koen Thomas van Leeuwen beeld door Shiva Shazad

Geld en rendement Wie over het Kleine Gartmanplantsoen loopt en niet kan kiezen tussen een avondje De Balie of Paradiso, moet eens omhoog kijken. Homo sapiens non urinat in ventum, staat er op de gevel van het Max Euweplein: een wijs man plast niet tegen de wind in. Zou ‘man’ worden vervangen door ‘socioloog’, dan zou de spreuk nog steeds kloppen. Volgens Jan Blokker sr. (1927-2010) is een socioloog namelijk iemand die bewijst dat het donker wordt wanneer het licht uitgaat. Dit strijkt natuurlijk tegen de haren in van iedereen die sociologie een warm hart toedraagt; Nico Wilterdink fileerde de journalist daarom volledig in een eerdere uitgave van Sociologisch Mokum (jaargang 14, #1) door te stellen dat Blokker zo ongeveer een kwakzalverige plaaggeest was, gezien zijn niet aflatende productie over de wanstaltigheid van de sociale wetenschappen. Wilterdink verdedigt zijn vak met de opmerking dat ‘de sociologie zich de afgelopen decennia in professionele richting heeft ontwikkeld.’ Dat is zeker zo, maar het kan nog beter. Twee structurele aspecten staan vooruitgang echter in de weg: een nijpend geldtekort bij de faculteit zelf en de zucht naar rendement van zowel de universiteit als de overheid. Zo dreigen de sociale wetenschappen nauwelijks te ontstijgen aan gemiddelde kroegpraat over, zeg, Occupy of sociale media. Terwijl wetenschap juist voor vertraging in de hijgerigheid moet zorgen, staat wetenschap tot rendement als water tot vuur. Dat is het statement dat Pach zuchtend wil maken – grotere, dwingende structuren dwingen ons (docenten en studen-

ten) elkaar naar de keel te grijpen als het gaat om het uitblijven wederzijdse resultaten. We zetten elkaar schaakmat terwijl we op zoek zijn naar het bordje ‘nooduitgang’. Hoe werkt het in de praktijk? Docenten kijken niet of langzaam na, studenten leveren opdrachten niet of te laat in, zoeken op professionele wijze naar de mazen in de wet. Zo’n beetje elke modulehandleiding moet tegenwoordig juridisch dichtgetimmerd worden. Zo ontstaat er vanuit een neerwaartse spiraal inderdaad een modulehandleiding waar de plichtmatigheid van afdruipt: zeven weekopdrachten en een mondelinge presentatie (soms ook een paper), zodat dat afgevinkt kan worden als ‘NAV’ of ‘AAV’. Misschien wordt er nog een bonuspuntje bij het tentamen gegeven ook. Het getuigt van een ziekelijke verschoolsing om op zo’n manier wetenschap te bedrijven. Het is wachten op het moment dat wie zich niet aan de regels houdt wordt geschorst, maar wie een keurige voldoende haalt, een spekkie mag komen halen. Een overdreven voorbeeld? Hopelijk wel. Spiegelpaleis Desalniettemin is sociologie, zeker aan de UvA, een prachtig ambacht. Maar blijft dat ook zo? En bij wie ligt de verantwoordelijkheid over de huidige gang van zaken? De sfeer die Pach schetst, lijkt te stoelen op een nogal negatieve moraal van studenten zelf: ze worden ‘berekender en veeleisender’ door de (mogelijke) studiedruk- en vertraging en “(…) daarbij willen studenten ook weten wat er gebeurt als ze zich niet aan de regels houden.” Toch toont Pach

thema: de zeven zonden

opinie reactie ook wel begrip voor studenten die zich klanten van een supermarkt wanen wanneer ze met boodschappenkarretjes door SIS denderen. Zo’n berekenende insteek is natuurlijk dodelijk voor iedere docent, want een dergelijk gebrek aan respect en enthousiasme laat zich voelen in stilzwijgende aanwezigheid in werkgroepen en, inderdaad, ‘boze mails’, waar Pach het over heeft. Ondertussen lijkt er een spiegelpaleis (zoals Bas Heijne onlangs, in de lijn van Paul DiMaggio, het Nederlandse medialandschap treffend omschreef ) onder docenten en studenten te zijn ontstaan: ze wijzen en kijken naar elkaar, maar gek genoeg is er nauwelijks communicatie of de wil om de situatie te verbeteren. Alhoewel, gek genoeg: met een zesjesmentaliteit is alles al snel góéd genoeg. Maar vooruit: allereerst is de gebrekkige mentaliteit natuurlijk een probleem van de student zelf, die er zelf voor gekozen heeft om te willen studeren en daarbij ook voor deze studie gekozen (!) heeft. Het is dan ook raar en paradoxaal dat sommige studenten bij het uitdelen van de modulehandleiding gelijk in een retoriek schieten van ‘wat als ik dit of dat niet doe?’ terwijl ze op geheel vrijblijvende basis de studie sociologie hebben gekozen. Zo wordt het meer een spelletje ‘Hoe ver kan je gaan?’ Wie de opdrachten gewoon inlevert, voorkomt daarmee nodeloze correspondenties met zowel de betreffende docent als de examencommissie. Een verschil in strengheid onder docenten is ook onderdeel van het probleem, want “zij (studenten, KTvL) gaan prioriteiten stellen binnen de studie: vakken met minder

39


“Michael Burawoy zou schaterlachend door het Bushuis rennen”

strikte regels krijgen dan al snel minder aandacht.” Hier is niet geld, maar (een gebrek aan) mentaliteit de drijvende kracht: er wordt met minimale inspanning een maximaal resultaat verwacht, ongeacht het type docent. Een oplossing zou standaardisering van dergelijke regels kunnen zijn: een punt aftrek bij het tentamen, ongeacht de reden. Van een beetje volwassen student mag wel wat zelfdiscipline verwacht worden. Een quarterlife crisis bij een overijverige workaholic daargelaten staat een voltijdstudie bij de gemiddelde student bij lange na niet gelijk aan slavenarbeid. Een bijbaan en uitgaan gelden voor het ontlopen van opdrachten daarom niet als excuses. Daarbij komt dat er sommige studenten in werkgroepen het lef hebben om te vragen: ‘wat moet je nou precies leren voor het tentamen?’ Zo’n vraag tekent de supermarktstudent en daarmee ook de rational choice theory: sociologie geschiedt ook vanuit de collegebanken. Maar het gaat om de prikkel: het is juist de intrinsieke motivatie met een intrinsieke beloning – namelijk, kennis - die vereist is om een opleiding af te ronden, en niet andersom. De insteek van het studeren aan een universiteit is niet het fabrieksmatig afwerken van tentamens, maar zoveel mogelijk kennis opdoen binnen een zo kort mogelijke tijd. De studie duurt immers vier jaar, alles daarna is vertraging. Met andere woorden: elke pagina minder kennis is volgens de minder leergierige student dus mooi meegenomen, in de

40

aanname dat het niet wordt getoetst. Geveinsde eigen interesse of nieuwsgierigheid is uit den boze, het tentamen is de enige norm. Natuurlijk, de goeden lijden hier onder de kwaden, maar voor een groot deel doet iedereen mee aan Ritzer’s McDonaldization: kennis in hapklare brokken, berekend en efficiënt tot op de komma, kortom: zo voorspelbaar als een Quarter Pounder. Sociologie in stripvorm De verschoolsing van de universiteit zit ‘m, naast de mentaliteit van studenten, wellicht ook in de effectiviteit van werkgroepen. Het zijn namelijk vaak dezelfde monden die spreken, terwijl de onmondigen er maar wat verloren bij zitten. Eigen schuld dikke bult, zou Immanuel Kant zeggen: onmondigheid is het onvermogen zijn verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. Het is een situatie waarbij er een tweedeling lijkt te ontstaan tussen actieve en passieve participanten. Actieve participatie kan natuurlijk nooit fout zijn, maar passieve participatie wordt nog wel eens afgedaan met stille wateren die diepe gronden zitten aan te boren. ‘Luisteren naar wat anderen te zeggen hebben kan voor de meer introverte medemens net zo goed van meerwaarde zijn’, wordt dan als weerwoord geven. Tja. Ook docenten worstelen zichtbaar met hoe ze zo’n werkgroep moeten vullen: de een houdt een tweede hoorcollege, de ander probeert wanhopig een discussie op gang te brengen, weer een

sociologisch mokum

ander doet een rollenspel, etc. Los van dat docenten met elkaar een methodisch en didactisch plan zouden kunnen bedenken in plaats van fragmentarisch te werk te gaan, blijkt ook hier weer dat studenten bij zichzelf te rade moeten gaan als ze achteraf weer klagen dat het elke werkgroep hetzelfde gaat: regelmatig verzanden discussies tot normatieve en moralistische aforismen in plaats van sociologische analyses door deze aan de literatuur te staven. Vaak is de literatuur echter zelf ook onderwerp van discussie. Een tekst als A Sociology of Monsters (2007) van Albert Bergesen bijvoorbeeld, waarin verklaard wordt waarom King Kong een typisch Amerikaans en Godzilla als een typisch Japans monster kan worden gezien, is niet uitdagend om te lezen. Integendeel, het is eerder lachwekkend en snijdt nergens hout. Hebben we als sociologen op deze manier dan werkelijk iets toe te voegen aan het publieke debat, laat staan de wetenschap? Michael Burawoy zou schaterlachend door het Bushuis rennen. De literatuur zou desalniettemin wat meer op de praktijk afgestemd kunnen worden, bijvoorbeeld met een beleidsmatige achtergrond. Getrapte literatuur dus eigenlijk, standaard onderverdeeld in drie lagen: primaire teksten gekoppeld aan een beleidstheoretische tekst, en een krantenartikel om de stof van die week te doorgronden en toe te passen. Wellicht kunnen docenten dus eens met een Andere Blik (wat overigens een goed en druk


bezocht initiatief is) naar de op te geven teksten kunnen kijken, zeker wat betreft de noodzakelijke koppeling tussen theorie en empirie, zoals Pach terecht stelt. Dat zal de discussies in werkgroepen verlevendigen: praktijk en actualiteit tegen een theoretische achtergrond, zeker wanneer er wekelijks in groepjes van twee of drie studenten presentaties van vijf minuten worden gehouden, met daarna vijf minuten discussie. Als iedereen elke week moet presenteren, worden aspecten als samenwerken en presentatievaardigheden meer dan eens in de zeven weken verbeterd, plus dat de literatuur wat meer tot z’n recht komt. Een ander voorstel tot verbetering is de bestudeerde literatuur behandelen in kleine groepen – dergelijke vormen vereisen meer interactie. Geen tweede hoorcollege dus, maar een gestructureerde kakofonie voor en door iedere student.

noemt, een speelbal van ongeplande en onbedoelde processen? Daarnaast kan er worden gedacht aan het aanbieden van een vak (in het tweede jaar) dat in zeven weken de relatie tussen sociologie en politicologie, sociologie en biologie, sociologie en criminologie, etc. behandelt, zodat er een interdisciplinaire meerwaarde aan wordt gegeven. Daarnaast kan men denken aan het gebruik van recent onderzoek van alumni aan de UvA bij werkgroepen, creativiteit in papers en presentaties aanmoedigen, enzovoorts. Effectiviteit en rendement van de werkgroepen hoeven er zo niet onder te lijden. Een kanttekening is hier wel op zijn plaats: anno 2012 mogen de stu-

Geen kink, geen ruis Toch worden bovenstaande zaken al wel toegepast, zij het mondjesmaat en vaak onsamenhangend. De UvA zou zich via een zogenaamde ‘Amsterdamse School’ kunnen onderscheiden: een strakkere setting qua kwalitatieve en kwantitatieve methoden, zowel theorie als empirie gelijk behandelen (zoals Pach benadrukt), figuratie- of netwerksociologie, agency-structure, etc. als onderliggende structuur aanhouden, zonder dat het ten koste gaat van andere sociologische stromingen. Velen zullen nu zeggen dat juist de veelzijdigheid en diversiteit de rijkdom is van sociologie aan de UvA, maar wat is de meerwaarde? Verklaren kunnen we immers als de besten, maar kunnen we ook voorspellen? Of zijn we, zoals Norbert Elias het

denten sociologie aan de UvA zich gelukkig prijzen met zulke docenten en goed onderwijs, rebellerende studenten met spandoeken zijn er (nog) niet, docenten en studenten zijn concessies noodzakelijk, maar er kunnen – in samenspraak met de Opleidings Commissie Sociologie UvA – door betrokkenen nog wel enkele stappen gemaakt worden. Laat de Common Room – in het Spinhuis en/of via een online forum– daar inderdaad de plek voor zijn in plaats van goedbedoelde evaluatieformulieren. Laat boze mails achterwege. Haal de kink uit de kabel, om met de woorden van Abram de Swaan te spreken, zodat de sociologie niet afdaalt naar een signaal van hardnekkige ruis. En het allerergste is nog: misschien krijgt Jan Blokker dan toch nog gelijk – en dat is een veeg teken aan de wand.

“Wie zich niet aan de regels houdt, wordt geschorst. Wie een keurige voldoende haalt, mag een spekkie komen halen.”

thema: de zeven zonden

41


tekst door Broos Besseling beeld door Misha Melita

ALS EEN SOCIO­­LOGISCHE VIS IN HET WATER De afgelopen twee maanden heb ik stage gelopen bij Bax & Willems ­Consulting Venturing in Barcelona, een adviesbureau gespecialiseerd in technologie en innovatie. Ik werkte mee aan de wetenschappelijke evaluatie van een groot infrastructureel programma van de Nederlandse overheid: Ruimte voor de Rivier (RvR).

42

Dit programma, ter waarde van 2,3 biljoen euro, heeft als doel om de waterveiligheid in Nederland te vergroten. Er wordt daarvoor op 36 plaatsen ‘ruimte’ gegeven aan de grote rivieren die door ons land stromen, zodat de doorstoomcapaciteit toeneemt. Het programma is uniek in een aantal opzichten. Ten eerste door het feit dat er is gekozen voor rivierverruiming, omdat dijkverhoging geen lange termijn oplossing bleek te bieden. Daarnaast is het programma uniek wat betreft haar organisatie. Grote infrastructurele programma’s uit het verleden (HSL, Betuwelijn) lieten zien dat een topdown benadering, waarbij de centrale overheid het programma erdoor drukt, gemakkelijk tot kosten en tijdsoverschrijdingen kan leiden. Daarom is er in RvR gekozen om lokale en regionale overheden de projecten te laten trekken. Het Rijk bewaakte de kaders met betrekking tot geld en tijd en kon de projecten faciliteren waar dat nodig bleek. Naast ‘waterveiligheid’ was ook ‘ruimtelijke kwaliteit’ een expliciete doelstelling van RvR. Deze subdoelstelling bleek cruciaal voor lokale en regionale betrokkenheid bij de projecten. Zij kregen de mogelijkheid om de waterveiligheidsmaatregelen zo in te passen dat ook de ruim-

sociologisch mokum


in de praktijk

telijke kwaliteit van het rivierengebied verbeterde. Zo is in Nijmegen bijvoorbeeld een ‘by-pass’ gecreëerd, met als gevolg dat er een eiland ontstond met strandjes met recreatie mogelijkheden. Het motto van RvR wordt daarmee passend geïllustreerd: niet langer vechten tegen het water, maar leven met het water. De rivier wordt onderdeel van de stad Nijmegen. Met de wetenschappelijke evaluatie hoopt men te kunnen leren van RvR. Lessen kunnen meegenomen worden naar toekomstige programma’s, maar ook internationaal relevant zijn. Want Nederland is een voorloper op het gebied van waterveiligheid. Mijn taak bestond uit het analyseren van interviews (n=55) en enquêtes (n=151) die gehouden waren met betrokkenen bij RvR. Daarvoor heb ik gebruik gemaakt van SPSS en NVivo. De resultaten van die analyse zijn door mijn supervisor gebruikt voor een presentatie waarin RvR geëvalueerd werd en voor wetenschappelijke papers over ‘integrated flood risk management’ die onderdeel vormen van zijn PhD. In de laatste anderhalve week van mijn stage heb ik samen met mijn supervisor gewerkt aan een paper over ‘adaptive/learning capacity’. Dit paper gaat over het feit dat er in RvR continu ruimte was om te leren, om geleerde lessen in een project op te schalen naar andere projecten binnen RvR en om het programma aan te passen aan de context. RvR beslaat als groot infrastructureel programma tal van gebieden. Ook voor een socioloog zijn veel aspecten van het programma interessant. RvR kan gezien worden als beleid van de Rijksoverheid, die moet zien te ‘dealen’ met verschillende belangengroepen. Voor sociologen is het interessant om te onderzoeken op welke manier de overheid omgaat met NIMBY gedrag van burgers en met burgers die willen participeren in het beleidvormingsproces. Aan de technische maatregelen die uiteindelijk nodig zijn om de waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit te waarborgen in een aan de riviergelegen gebied, gaan vele sociale (beleids)processen vooraf waarin er samengewerkt moet worden tussen verschillende partijen. De sociologie kan een bijdrage leveren door aanbevelingen te doen hoe deze processen het beste te sturen, en hoe bijvoorbeeld voor samenwerking te organiseren. Het leuke van deze stage was dat iedereen in het

bedrijf een hele andere achtergrond had dan ik. Ik vond het interessant om te zien hoe het er aan toe gaat in zo’n specifiek vakgebied en te leren over een onderwerp waar ik eigenlijk nog niets vanaf wist. Ten slotte vond ik het goed om te merken dat ondanks mijn onwetendheid over het onderwerp mijn sociologische achtergrond goed van pas kwam. De kritische houding die ons aangeleerd wordt tijdens de studie en de analysevaardigheden waar zo op gehamerd wordt tijdens methodevakken, bleken zeer nuttig te zijn tijdens mijn stage. Dit toonde voor mij tevens aan dat sociologie relevant kan zijn in tal van vakgebieden.

thema: de zeven zonden

43


column: Bart van Heerikhuizen

De achtste hoofdzonde Naast de bekende zeven hoofdzonden is er nog een achtste: ‘procrastinatie’, het uitstellen van handelingen die eigenlijk direct zouden moeten worden verricht. Het lijkt misschien alsof deze achtste hoofdzonde een variant is van de zevende: ‘acedia’, luiheid, traagheid. Maar dat is niet zo: wie voortdurend druk in de weer is met uitstellen, is juist helemaal niet lui - integendeel. Uitstelgedrag komt veel voor onder studenten. Een deel van de werktijd van universitair docenten gaat op aan het onderhandelen over deadlines, het opschorten van inleverdata, het nogmaals uitstellen van een reeds uitgestelde datum, enzovoort. Het wemelt in mijn UvAmailbox van de berichten die daar over gaan. Wij, docenten, verbazen ons vaak over de bewonderenswaardige ingenieusheid die studenten aan de dag leggen om hun uitstelgedrag te legitimeren. Soms denk je wel eens: gebruikten ze tien procent van de slimheid en de energie die ze hierin ten toon spreiden, dan was hun werkstuk op tijd af geweest. Degene die uitstel vraagt komt steevast aanzetten met knap gevonden ongelukken, lichamelijke en geestelijke ziektes, hetzij van zichzelf, hetzij van familieleden, partners, huisgenoten of goede vrienden. Treinen die weken lang zijn blijven stilstaan in groene polders, bootjes waarvan

44

de motor is uitgevallen, honden die een gruwelijke dood zijn gestorven, meteorietenregens, wonderlijke computer-crashes, betoveringen door een voodoo-priester, verschrikkelijke voedselvergiftigingen, er worden hele mythologieën in het leven geroepen, met uitsluitend als doel dit ene simpele feit aardig aan te kleden: sorry, deadline niet gehaald. Vaak schrijven studenten excuusmails in de trant van: ‘U zult wel erg boos op me zijn dat ik de afgelopen week niets van me heb laten horen, maar ik wil U graag even uitleggen hoe dat zo komt.’ In werkelijkheid is de docent helemaal niet boos, hooguit een beetje verontrust: er zal die student toch niet iets vervelends zijn overkomen? Over het algemeen is een docent juist blij als hij dat dikke theoretische scriptie-hoofdstuk niet binnen drie dagen van uitvoerig commentaar hoeft te voorzien, zoals was afgesproken. Er liggen altijd andere taken te wachten, waarvoor nu onverwacht een welkom meertje van tijd is vrijgevallen. De docent zal het natuurlijk niet laten merken, maar heel vaak bezorgt de student, die in gebreke is gebleven, hem of haar een stralend humeur. Maar waarom denkt de student dan dat de docent boos zal zijn? Omdat die student boos is op zichzelf ! Dat is namelijk het grootste nadeel van procrastinatie: het wer-

sociologisch mokum

kelijke slachtoffer is de procrastineerder. Die scheldt zichzelf uit voor alles wat lelijk is; die snapt niet waarom hij niet eerder aan de taak is begonnen. De uitsteller vergiet hete tranen over al die uren die hangend op de bank voor de TV werden verdaan, terwijl een paar uur hard doorwerken genoeg zou zijn geweest om het akelige gevoel te vermijden dat hem nu bij de keel grijpt. Hier vallen dader en slachtoffer samen. Dat is ook precies wat enigszins sadistische leraren vaak pesterig tegen hun wanhopige leerlingen zeggen: ‘Mij kan het echt niet schelen, ik zal er geen minuutje minder om slapen; je hebt er alleen maar jezelf mee...’ En zo is het: geen akeliger vorm van ‘stress’ dan die welke je voelt bij het missen van een deadline als gevolg van eigen slampamperigheid. Bram de Swaan heeft ooit een mooie column geschreven over de meest naargeestige van al onze vijanden: ‘de vijand in eigen persoon’. Is procrastinatie dus een zonde, die vooral terugslaat op de zondaar zelf, het is toch ook gedrag dat soms grote voordelen kan bieden. Een enkele keer ontvang ik een mail die me woedend maakt. Ik begin direct een furieuze reactie te schrijven. Maar dat antwoord bevalt me niet helemaal; het moet preciezer, doeltreffender. Ik werk hard aan mijn vlijmscherpe respons, maar dan moet er gegeten worden en de krant


gelezen en, o ja, we zouden vanavond naar een concert gaan... nou ja, die boze antwoord-mail komt morgen wel. Maar morgen laat ik het versloffen en de dag erna is de animo om nog terug te komen op die walgelijke e-mail al helemaal verpieterd. Vier dagen later loop ik op straat de persoon tegen het lijf die me dat schandalige mailtje had toegestuurd. Hij barst meteen uit in excuses: sorry, sorry, je zult wel kwaad op me zijn, zo had ik het niet bedoeld, ik was een beetje overspannen, neem me niet kwalijk, ik heb weer eens veel te snel op ‘Send’ gedrukt, zal ik je een drankje aanbieden om het weer goed te maken? Een ruzie die nog jaren had kunnen voort-etteren is vermeden, dank zij mijn prachtige neiging om vervelende taken voor me uit te schuiven... Het hele idee van zeven of acht hoofdzonden (en van zeven of acht hoofddeugden) is natuurlijk erg onhistorisch en bovendien erg onsociologisch. Wat in een netwerk van arme nomaden een zonde is (‘avaritia’, niets met andere mensen willen delen, alles voor jezelf willen houden) kan in een netwerk van elkaar fel beconcurrerende kapitalistische ondernemers een eigenschap zijn die leidt tot innovatie en economische groei. Bernard de Mandeville schreef dat de zonden waarvoor we ons het meest beweren te schamen

thema: de zeven zonden

kunnen fungeren als steunpilaren van de meest welvarende samenlevingen. En Adam Smith echode hem na: doe nooit een beroep op iemands welwillendheid, vraag nooit om medelijden. Spreek liever tegen de ander over wat in zijn belang is. Zo kunnen hoofdzonden als ijdelheid, hebzucht en jaloezie bijdragen aan een efficiënt werkende maatschappij. Ook voor de achtste hoofdzonde, procrastinatie, geldt dat die in het hedendaagse Nederland heel anders uitpakt dan bij voorbeeld in een middeleeuwse Italiaanse stad. Wij leven in een tijdperk dat van ons vergt om taken af te ronden binnen een heel precies gestipuleerd tijdsbestek. Een beroemd boek van de socioloog Goudsblom gaat helemaal over hoe deze disciplinering historisch is gegroeid: ‘het regime van de tijd’. Tegenwoordig dienen werkstukken ingeleverd te worden op een bepaalde datum vóór 12 uur des nachts. De docent voegt daar dan meestal deze waarschuwing aan toe: wat ik dus om één minuut over twaalf in mijn mailbox zie binnenkomen, dat weiger ik pertinent om nog na te kijken. Inmiddels hebben studenten manieren gevonden om door aan de klok van hun computer te sleutelen, de indruk te wekken dat ze een werkstuk eerder hebben verzonden dan feitelijk het geval was. En docenten ­bezitten intussen instrumenten om

45


ALGEMEEN 07

DEC T/M

20 JAN

dat soort fraude te herkennen. Zo spiraalt een soort wapenwedloop tussen docenten en studenten steeds verder de verkeerde kant op. Maar wat daarbij vaak vergeten wordt, is hoe bijzonder het eigenlijk is dat een docent het inlevertijdstip van een werkstuk op de minuut nauwkeurig vaststelt en dan de deadline bepaalt op een punt in het holst van de nacht, een tijdstip waarop mensen vroeger geacht werden te slapen. Zo’n vreemd tijdstip voor een deadline was dertig jaar geleden nog ondenkbaar, ja, het zou zelfs acht jaar geleden nog bizar zijn gevonden. Hoe alomvattender, dwingender en preciezer dat tijdsregime, des te sterker de neiging om degenen die zich er niet aan kunnen aanpassen te criminaliseren of te pathologiseren. Iemand die de maandelijkse betaling van zijn energierekening een paar weken voor zich uit schuift, niet uit geldgebrek, maar uit slordigheid, krijgt een dame van het incassobureau aan de telefoon, die hem bejegent als misdadiger. Iemand die regelmatig te laat is met het nakomen van belangrijke verplichtingen, wordt al snel geëtiketteerd als lijdend aan Attention Deficit Disorder, ADD, een soort volwassen versie van ADHD. De zelfhulpboekenboeken zijn hierover heel opwekkend: zo’n ziekelijk onvermogen om deadlines na te leven hoeft helemaal geen reden voor wanhoop te zijn. Welnee, een ‘dis’ability is immers eigenlijk ook een soort ability!! Enjoy! En dan: aan

ADD is veel te doen: van een korte, krachtige gedragstherapie tot het slikken van medicijnen, zoals ritalin, waardoor het brein weer helemaal op orde wordt gebracht. Hoe dieper de eisen van het moderne tijdsregime zich inslijten in de alledaagse sociale codes, des te vaker zullen degenen die het hier moeilijk mee hebben een pathologiserend label opgeplakt krijgen. Zo wordt de zeer menselijke neiging tot het uitstellen van vervelende taken getransformeerd tot een geestesziekte. Dan toch nog maar liever zo’n oer-katholieke hoofdzonde... Hier valt veel meer over te zeggen. Maar ik moet nu toch echt stoppen. Er ligt nog een theorie-hoofdstuk te wachten van een scriptie over de sociologie in het werk van Jeroen Bosch, ik moet de herkansingstentamens van ST3 nog corrigeren, de modulehandleiding voor ST2 is nog lang niet af, ik had Bo al drie dagen geleden zullen antwoorden op zijn urgente mail en... ojé, helemaal vergeten, ik had Lisa van de SoMo beloofd een stukje te zullen schrijven over de achtste zonde...

22

DEC T/M

06 JAN

06 &

20

JAN

11

JAN

&

08 FEB

46

sociologisch mokum

Amsterdam Light Festival “Een cultureel festival van licht en water.” Een bijzonder lichtfestival in de binnenstad van Amsterdam waarbij door de hele binnenstad allerlei monumentale panden, boten, musea en bruggen speciaal verlicht zijn. Er zijn lichtsculpturen en verrassende lichtprojecties op gebouwen. Er zijn activiteiten met licht georganiseerd, musea werken er aan mee en gedurende de hele periode zijn er verschillende programma’s georganiseerd dat Amsterdam in een bijzonder licht zet. Buning Brongers Prijswinnaars ARTI De prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt aan jonge veelbelovende kunstenaars. Dit werk is te bewonderen in de tentoonstellingzalen van ARTI. Amsterdam in Gesprek amsterdams stadsarchief Elke eerste en derde zondag van de maand vinden in het AS gesprekken plaats over onderwerpen uit de Amsterdamse geschiedenis, of er wordt een actueel onderwerp in historisch perspectief geplaatst. Dit onder leiding van spraakmakende gastsprekers. Op 6 januari gaat het over de ontwikkeling van het grachtenpand in het Amsterdam van de Gouden Eeuw. Op 20 januari gaat het over immigratie naar Amsterdam in de Gouden Eeuw. EYE Filmcafé eye filmmuseum ∙ gratis Iedere tweede vrijdag van de maand is er het filmcafé in samenwerking met de VPRO. Stine Jensen is vaste tafeldame


SEC en Lotje IJzermans (VPROradio) spreekt samen met haar over een keur aan gasten over film. Van arthouse tot cult tot Hollywood. Tussen de interviews en verhalen door zijn er muzikale intermezzo’s.

15

JAN

JAN

02 FEB

T/M

10

MRT

Literaturfest de rode hoed ∙ gratis Ernst-Jan Pfauth van NRCHandelsblad; Tim de Gier van Vrij Nederland & Toine Donk van Das Magazin ontvangen maandelijks bekende schrijvers en bespreken met hen hun favoriete boek. De entree is gratis, maar zitplaatsen moeten wel gereserveerd worden via de website van de Rode Hoed! Collages van een haperende mens ∙ ARTI ‘Collages van een haperende mens’ is een verstorende tentoonstelling geïnspireerd op de roman ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ van Dimitri Verhulst uit 2008. Het boek is een humoristische beschrijving van de evolutie van de mensheid van oerknal tot nu, voortdurend voorzien van kanttekeningen.

Nieuwjaarsborrel Om het nieuwe jaar met alle leden van SEC en Kwakiutl in te luiden wordt op donderdag 10 januari een nieuwjaarsborrel georganiseerd in de Common Room!

17

De Andere Blik Zoals elke maand wordt er ook in januari een De Andere Blik georganiseerd met een debat tussen antropologen en sociologen. Kijk tegen die tijd op de website om te zien wat het thema zal zijn!

JAN

17

Verjaardagsfeestje SEC SEC bestaat dit studiejaar 25 jaar, maar de echte verjaardag is in januari. Daarom wordt er op deze dag een verjaardagsfeest georganiseerd voor dit jubileumjaar. Je bent van harte uitgenodigd om dit met SEC te vieren!

24

Lezing SEC Eens in de zoveel tijd wordt er een lezing georganiseerd met interessante sprekers over een actueel en boeiend thema. Zo ook deze avond. Wie de sprekers zullen worden en over welk thema zij zullen spreken moet nog bekend worden gemaakt, dus hou de website goed in de gaten!

04

Boekverkoop SEC Voor de leden van SEC is het voordelig om de boeken bij hen te bestellen. In deze week liggen ze voor je klaar en kan je ze op één van deze dagen op komen halen.

JAN

JAN

T/M

08 FEB

04 T/M

08 FEB

Carrièredag SEC In deze week zullen er activiteiten plaatsvinden met de focus op de carrières die er

voor sociologen mogelijk zijn. Heb je nog niet echt een idee wat je als socioloog zou kunnen of willen? Kom dan naar die activiteiten! Sprekers en sociologen met een inmiddels opgebouwde carrière zullen je hun ervaringen vertellen en ook zal er aandacht zijn voor het krijgen van loopbaanadvies. De exacte programmering wordt nog bekend gemaakt!

14 FEB

De Andere Blik Op deze middag wordt er weer een debat georganiseerd tussen een socioloog en een antropoloog over een actueel en interessant thema. Wie er zal spreken over welk thema wordt tegen die tijd bekend gemaakt, dus hou het in de gaten!

sociologische agenda

25

In wat voor wereld leven wij? de nieuwe liefde ∙ €7,50 Beschaving in de uitverkoop. In debat-centrum vinden maandelijks debatten plaats over de problemen van deze tijd en mogelijke alternatieven. Een programma met bekende politici, denkers en journalisten over wisselende thema's. Met elke keer een inleidend college van Robin Brouwer, gevolgd door een gesprek met bekende politici, denkers en journalisten olv Tiers Bakker.

10

JAN


Wilco Uitdaging

no. 107: Onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen door het FSC-keurmerk te halen

Daag ook Wilco uit! Kijk hoever Wilco kan gaan voor ùw drukorder, al dan niet op FSC-papier. In prijs, kwaliteit en snelle levering.

Vanadiumweg 9 • Postbus 1477 • 3800 BL Amersfoort • Tel. 033 - 469 95 00 • www.wilco.nl

cultureel Studentencentrum

48

sociologisch mokum

NIEUWE ACHTERGRACHT 170 | WWW.CREA.UVA.NL


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.