1. In, uit, binnen, buiten, tussen, rondom ...
1. Kleur de hondjes in het bloemperk.
Datum
4. Kleur de kinderen van dezelfde voetbalploeg in dezelfde kleur.
2. Verbind dezelfde autootjes.
5. Hoeveel katjes zitten in de mand?
3. Kleur de schaapjes binnen de omheining.
………………………………………………….. 6. Overtrek de binnenste cirkel in het rood en overtrek de buitenste cirkel in het blauw.
Mijn score: