BIJZONDERE UITGAVE
schampère
veertien
daagsch
blad
voor
de
gentsche
22 NOVEMBER 1933
student
Verantwoordelijk uitgever:
Redaktie:
Vormgeving:
Jozefien Danniau
Abraham Bombeek
Jodocus Vanderdeelen
«Wat een wespennest!» Alras nadert het rectoraat van professor August Vermeylen, den vader-rector van onzen Vervlaamschte universiteit, zijner einde. In eenen bijzondere uitgave doen wij verslag van zijnen laatste redevoering en voor de jong aangekomenen blikken wij weder op de woelige jaren van taalstrijd waarin wij ten langen leste zegevierend waren. In 1817 stichtte Willem I, Koning der Nederlanden, de Gentsche Universiteit in dienst van zijn volk, althansch het deel ervan dat Latijn verstond. Na 1830 werd den universiteit door de Belgische regeerders als werktuig hunner volksvijandige plannen verfranscht. Een weinig later al werd de universiteit gepetitioneerd met het verzoek eene nederlandsche leergang te organiseren door sommigen van haar eigen studenten en door aanzienlijke figuren uit de letteren. De Vlaamsche Beweging richtte zijnen heroïschen daadkracht vanaf 1896 ten volle op de vernederlandsching onzer Hoogeschool. Het programma van culturele, maatschappelijke en economische ontvoogding door Hooger onderwijs in eigen taal werd het luidst verkondigd door drie kraaiende hanen: Frans van Cauwelaert van de katholieken, Louis Franck van de liberalen en Camille Huysmans van de socialisten. In het parlement werden hunner voorstellen behandeld, maar…
De Grooten Oorlog Toen brak den oorlog los. Den Duitschen bezetter hield den Vlaamsche beweging eenen sappigen worst voor: hoger onderwijs in eigen taal. Sommigen beten gretig toe, zij waren de aktivisten. Anderen voorzagen dat dit een vergiftigd geschenk was en menigeen vooraanstaande Vlaming sprak zich uit tegen een Hoogeschool in handen van den Duitsch. De Vlaamsche Hoogeschool van den regent von Bissing verdeelde zo de rangen der Vlaamsche beweging. «Moeten wij, Vlamingen, de Hoogeschool aanvaarden, lijk ze ons door den bezetter wordt aangeboden? — Zulks is de vraag, de groote vraag, die zoovelen heeft doen aarzelen, die het Vlaamsche heir gesplitst heeft in aktieven en passieven» schreef Vermeylen. Na den oorlog, in eenen opstoot van patriottische en dus Franschgezinde vergeldingsdrang werden de flaminboches en
met hun het algehele programma der Vlaamsche beweging verwenscht en vervolgd.
En nu naar Gent! In de twintiger jaren brak dan den strijd openlijk los met eene hevigheid die vandaag voor de jong gekomenen al moeilijk meer voorschtelbaar is. Het Franschgezinde hooglerarenkorps verbond zich in Vlaamschvijandige Ligues en Associations. Op eenen manifestatie in 1922 traden zij naar buiten toe, maar wij trakteerden hen op eenen hagel van paardenvijgen. Nog steedsch benoemen wij de elementen der bourgeoisie met het epitheton «bekakt». Maar ook de Vlaamschgezinden kregen eenen onwelriekenden douche, zij het van eenen andere orde: met den gruwelijken wet-Nolf kwam een compromis over een tweetalige universiteit die wij niet wenschten. «Op een Vlaamsch lichaam, hoort een Vlaamsche kop» oreerde onzen huidigen rector teleurgesteld in de Hooge Kamer, den Senaat, alwaar hij al wat rechts, valsch of on-Vlaamschminnend is den duivel aanbindt. Dezen Nolf-barak opende echter ook den weg naar zijnen benoeming aan den Gentsche rijksuniversiteit als professor in den kunstgeschiedenis en literatuur. Een hele schaar Vlaamsche professoren volgden en tusschen hen en den oude franskiljonne garde gaapte eenen geestelijke kloof. De Nolf-wet was gelukkig geen lang leven beschooren dankzij den agitatie der Vlaamschgezinde studenten en het bredere politieken schouwtoneel waar in 1928 den opgesloten aktivist August Borms met eene groote meerderheid der stemmen in het parlement werd gekoozen, hoewel hij daarin niet en zetelen mocht. Met den wet van 5 april 1930 uiteindelijk werd eenen eentalig Nederlandsche universiteit in het leven geroepen. De staatsmachten, den onwelriekende betoogende