8 minute read

Van vijftig spelers naar drieduizend: honderd jaar

KNSB-competitie

In het seizoen 2019-2020 deed een recordaantal van 3042 schakers mee aan de KNSB-competitie. Verdeeld over zeven klassen speelden maar liefst 373 teams, 29 tientallen en 344 achttallen. De oprichters van de schaakbond hadden er graag van willen dromen. Het was immers hun bedoeling het schaken in Nederland te bevorderen en wedstrijden tussen leden mogelijk te maken. Toch zou het na die oprichting in 1873 nog bijna vijftig jaar duren voor de eerste officiële competitiewedstrijd werd gespeeld. Die vond pas in het seizoen 1920-1921 plaats.

Advertisement

Aan dat instellen van een landelijke competitie was blijkbaar een bestuursbesluit vooraf gegaan want in het eerste nummer van de jaargang 1920 van het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond is te lezen: “Tot mijn genoegen kon ik overgaan tot het uitschrijven van de eerste klasse Competitie.” Wie deze ik is, is niet duidelijk. Er reageren vijf verenigingen die duidelijk maken dat het begrip landelijk met een korrel zout moet worden genomen: VAS en ASC, beide uit Amsterdam, DD uit Den Haag, NRSV uit Rotterdam en USC uit Utrecht. Blijkbaar was er snel gereageerd, want hoewel het om de competitie 1920-1921 gaat meldt de volgende aflevering van het blad: “De eerste ontmoeting tusschen D.D.N.R.S.V. is bepaald op 29 Februari in café Hollandais, den Haag; Clublokaal van D.D.” De overige wedstrijden worden pas maanden later in de herfst en de winter gespeeld.

Gejuich zonder weerga

ASC, met de jonge Max Euwe aan het eerste bord, wordt de eerst landskampioen. Nogmaals het Tijdschrift: “Maandag 28 Februari, herdacht de Amsterdamsche

Schaakclub in Café de “Ruyter” te Amsterdam, in een gezellig samenzijn het feit van haar 35 jarig bestaan. (...) Daarna las hij (De voorzitter van de feestcommissie, MbdW) een telegram voor van Mr. Tresling, waarin medegedeeld werd, dat beide hangpartijen van den laatsten wedstrijd uit de competitie, tegen Utrecht, remise verklaard waren, zoodat de A.S.C. “de mannetjes van Reeders” den eeretitel van Kampioen der Schaakvereenigingen in Nederland had verworven, toen brak een gejubel en gejuich zonder weerga, los.”

Eliteclubje

Een eliteclubje vormden ze, die vijf verenigingen, en voorlopig waren ze niet gediend van inmenging. Daarvoor vonden ze zichzelf te sterk. Achteraf bekeken kan je daar wel enig begrip voor opbrengen, want tot het seizoen 1964-1965 zou de kampioen uit hun gelederen komen, met uitzondering van 1951 toen het ook al Amsterdamse Max Euwe de titel veroverde. Overigens is het een beetje overdreven van een overheersend vijftal te spreken. Utrecht en NRSV wonnen de titel maar een keer, DD zes keer en voor de rest domineerde Amsterdam met ASC (tien titels) en vooral VAS. Die laatste club is met 23 titels nog steeds recordhouder.

Lekker onder elkaar, dat beviel de vijf wel, maar uiteraard was dat niet vol te houden. Er ontstonden acht regionale competities die onder de naam Tweede klasse speelden. De beste regioteams wilden graag de overstap naar de Eerste klasse maken. Het bondsbestuur besloot eind jaren twintig dat het beste regioteam tegen de nummer vijf van de Eerste klasse mocht spelen. Bij winst promoveerde de tweedeklasser, wat er met de verliezer zou gebeuren werd in het midden gelaten. DD 2 mocht in 1929 de eerste poging wagen en greep mis. Een jaar later slaagde BSG uit Bussum wel. Voordat het zover was moest in een nacompetitie wel eerst gewonnen worden van het Leidsch Schaakgenootschap, het Haarlems Schaakgezelschap, Max Euwe uit Amsterdam en Staunton uit Groningen. Een slijtageslag. Daarna werd Utrecht met 7-3 verslagen. Hoofdredacteur Zittersteyn van het Tijdschrift dacht aan een zetfout in de krant: “Een slachting als het geworden is, zullen zelfs de pessimisten niet verwacht hebben en eerlijk gezegd, ook wij niet.“ Maar, zo schreef hij, Utrecht miste twee vaste krachten en zou in de tweede wedstrijd orde op zaken stellen. Niet dus, BSG won de tweede wedstrijd met 8-2. Zittersteyn: “Daarmede hebben de Bussumers hun eerste-klasse-Fähigkeit volkomen gedemonstreerd.” Het verpletterde Utrecht mocht overigens in de Eerste Klasse blijven.

‘Eenigszins belangrijk’

Van vijf naar zes teams, het was maar een kleine stap naar uitbreiding, want tot het seizoen 1937-1938 bleef de situatie ongewijzigd. Blijkbaar had de competitie ook geen prioriteit, want in het Tijdschrift van april 1938 lezen we: “Chronisch plaatsgebrek belet ons van deze, overigens wel eenigszins belangrijke competitie (cursivering MbdW) de afzonderlijke uitslagen te vermelden.”

Pas in het seizoen 1938-1939 kwam het tot een uitbreiding, naast de Eerste klasse A kwam er een Eerste klasse B met eveneens zes teams. Er is een promotie- degradatieregeling tussen 1A en 1B en de kampioenen van de Tweede klasse (de regionale competities) kunnen zich aanmelden voor een afvaltoernooi, waarvan de winnaar tegen de nummer laatst van de Eerste klasse B speelt. Erg lang duurde deze situatie niet, want toen kwam de oorlog.

De oorlog

Het eerste oorlogsjaar lijkt geen invloed op de competitie gehad te hebben, in het tweede jaar veranderde er wel iets. We hebben het dan niet over het verbod van joden om lid te zijn van een vereniging. Dat komt in een ander artikel aan de orde. De competitie werd iets uitgebreid en opgesplitst in vier regionaal verdeelde groepen. Dat laatste waarschijnlijk in verband met reisproblemen. De competitie 1941-1942 werd nog wel uitgespeeld; dat lukte de twee jaar daarna niet meer. Dat wil zeggen: de groepen lukte het nog min of meer alle wedstrijden te spelen maar van de afrondende kampioenswedstrijden kwam het niet meer.

Dat het oorlogsgevaar reëel was blijkt wel uit het volgende bericht in het Tijdschrift van december 1942: “Toch willen wij niet nalaten de spelers van Spangen en Eindhoven geluk te wenschen met het behoud van hun leven. Dezen werden tijdens de wedstrijd Eindhoven-Spangen te Eindhoven overvallen door het bombardement en het mag een buitengewoon geluk heeten, dat zij er zoo goed zijn afgekomen.”

In het seizoen 1944-45 was er helemaal geen competitie, het enige jaar sinds de start dat er niet gespeeld werd. De spoorwegstaking van september 1944 bracht de Duitse bezetter ertoe het treinverkeer voor lange tijd stil te leggen.

Naast de kleine uitbreiding van de hoogste klasse, die na de oorlog gehandhaafd bleef, liet de oorlog nog iets blijvends na. Halverwege het seizoen 1942-43 werd de naam van de Eerste klasse plotseling veranderd in Hoofdklasse. Dat had er ongetwijfeld mee te maken dat de bezetter de regionale bonden afschafte en de schaakbond verplichtte om over te gaan tot een centrale organisatie met regionale afdelingen. Zoals het bondsblad schreef: “Hierbij valt op te merken, dat de naam Hoofdklassecompetitie slechts door de Bond kan worden gebruikt, terwijl de onderverdeeling in de Afdeelingen met eerste, tweede, enz. klasse zal moeten worden aangeduid.”

Uitbreiding

Toen na de oorlog de competitie werd hervat kwam er al snel de roep tot verdere uitbreiding en een strakkere organisatie. Het eerste seizoen kende nog problemen: vanwege de beperkte reismogelijkheden konden clubs ver van het centrum van het land, zoals Philidor Leeuwarden, Staunton (Groningen), Maastricht en Heerlen niet meespelen. Daarna ging het verder met de vier bekende groepen, West (noord), West (zuid), Centrum en Zuid. Maar al in maart 1949 werd besloten om de hoofdklassecompetitie te splitsen in één groep van acht tientallen (A klasse) en daaronder twee parallelgroepen van acht tientallen (B klasse). Een jaar later ging men nog een stap verder: de competitie werd uitgebreid met een C-klasse die bestond uit vier parallelgroepen van zeven tientallen. Daar was een kleine contributieverhoging aan verbonden en dat vond niet iedere regionale bond een goed idee. Vooral de ASB (Amsterdam) was mordicus tegen. Hier kondigde zich al aan dat de ASB enkele jaren later vanwege een contributieverhoging de landelijke bond zou verlaten.

Met de wijzigingen van 1949 en 1950 had de competitie voor het eerst een piramidale opbouw gekregen en daar is in wezen tot 2018 niets aan veranderd. Wel werd de competitie geleidelijk uitgebreid. Eerst ging de C-klasse van zeven naar acht teams, in het seizoen 1971-1972 werden alle groepen uitgebreid naar tien teams. In 1986 kwam er een derde klasse bij, maar ging de tweede klasse terug naar drie groepen. In het seizoen 1998-1999 werd de aloude piramide hersteld: 1-2-4-8. De hoofd- en eerste klasse spelen sindsdien met tientallen, de rest met achttallen. En passant werd de hoofdklasse, het oude overblijfsel uit de oorlog, in 1996 omgedoopt in meesterklasse.

Sponsoring

In april 1974 stond in Schakend Nederland een interview met J.H. Wittebol, de voorzitter van Watergraafsmeer. Het bondsblad had in september 1960 zijn naam veranderd. Het Amsterdamse Watergraafsmeer was door het aantrekken van jonge spelers in een paar jaar veranderd van een buurtclub in een landelijke topper en was op weg naar zijn derde landstitel. Zat er misschien sponsoring aan te komen vroeg verslaggever J. van den Berg. “De heer Wittebol ziet dat voor Amsterdam zo direct nog niet zitten, wel voor de regio, waar plaatselijke bladen veel meer aandacht besteden aan het verenigingsschaak.”

Het kan verkeren. Een paar maanden later zou Watergraafsmeer het eerste gesponsorde schaakteam van Nederland worden. Schakend Nederland van oktober 1974 schreef: “De aandacht werd in de weken vóór de competitie getrokken door (...) het sponsorisme en daarmee het betalen van spelers. Het zichtbare resultaat van de activiteiten van sponsors bleef ditmaal beperkt tot één naamsverandering, de landskampioen ’73-’74 zal zich voortaan met Desisco-WGM laten aanduiden.” Ton Timman vertelde daar later over dat de spelers 150 gulden per wedstrijd ontvingen.

Geest uit de fles

Met de komst van Desisco was de geest uit de fles. Een jaar later ging Volmac, net als Desisco een softwarebedrijf, Rotterdam steunen. Dat werd een groot succes, want in de jaren tot 1995 zou Volmac liefst zeventien keer de landstitel veroveren. Volmac was ook de eerste club die tegen betaling buitenlanders inzette. Hoofdredacteur Ploeger noemde dat in het bondsblad zuinig ‘sportverdwazing’.

Volmac was het bedrijf van Joop van Oosterom, die daarnaast als privé persoon ook zijn oude club HSG steunde. Wat met Volmac lukte, het ene kampioenschap na het andere behalen, ging met HSG steeds mis. De ploeg was sterk genoeg maar er kwam een kink in de kabel in de vorm van het Bredase De Variant. Dat was een merkwaardige vereniging. Er was geen clubavond, alleen twee teams die in de KNSBcompetitie speelden. Met een handvol Nederlandse toppers en buitenlandse grootheden als Adams, Aronian, Beljavski en Lautier, om er een paar te noemen, was het eerste tiental sterk genoeg om onder verschillende sponsornamen twaalf keer de titel binnen te halen. In 1998 wonnen ze zelfs de Europese clubtitel.

Van De Variant was ook het idee afkomstig om de competitie af te sluiten met play-offs tussen de top vier. Dat waren tien jaar lang de feestelijke hoogtepunten van het seizoen. Toen de KNSB daar in 2006 een eind aan maakte was voor Henk Verstappen, de grote stimulator en mecenas van De Variant, de lol eraf en werd de club opgeheven. HSG kon alsnog, of moeten we zeggen eindelijk, een serie van vier titels binnenhalen.

Reusachtige groei

Even terug naar de basis. De KNSBcompetitie begon met vijftig man en telde afgelopen seizoen 3042 deelnemers. Twee jaar daarvoor waren dat er nog 1260. De reusachtige groei is het gevolg van de beslissing om de landelijke en regionale competitie van elkaar los te koppelen en de inschrijving voor de landelijke competitie vrij te maken. Van het ene op het andere moment werd er aan de competitie een vierde, een vijfde, een zesde en in 2019 zelfs een zevende klasse toegevoegd. De angst dat de regionale competities daardoor zouden leeglopen is tot nu toe niet uitgekomen. Er is een daling, maar die is gering. De afgelopen twee jaar speelden er landelijk en regionaal meer mensen clubcompetitie dan ooit tevoren. Blijkbaar is de schaker toch niet zo’n individualist als wordt gedacht en voorziet het competitie spelen in een grote behoefte.

Op de website van de KNSB staat een overzicht van alle clubkampioenen: www.schaken.nl/nks/nationale-competitie/ clubkampioen-van-nederland

This article is from: