Tussenrapportage Dwars Jonge moeders in Rotterdam

Page 1

Jonge moeders in Rotterdam Tussenrapportage DWARS

Elizabeth van Twist Drs. Szabinka Dudevszky Drs. Sandra Lohman

Kenniskring Opgroeien in de Stad/ Expertisecentrum Praktijkgericht Onderzoek (EPO) Instituut voor Sociale Opleidingen Hogeschool Rotterdam Maart 2011

1


Inhoudsopgave

Voorwoord

3

1.

Inleiding

4

1.1

Onderzoekskader

4

1.2

Onderwerp en aanleiding

4

2.

Opzet van het onderzoek

6

2.1

Probleemformulering

6

2.2

Methodologie

7

3.

Onderzoekskader

8

3.1

Cijfers

8

3.2

Gemeentelijk beleid

9

3.3

Organisaties

11

4.

Bevindingen professionals`

13

5.

Bevindingen jonge moeders

18

6.

Conclusies

25

6.1

Antwoorden deelvragen

25

6.2

Antwoorden hoofdvraag

26

7.

Aanbevelingen en actieplannen

28

Bijlage 1: Topiclijst vraaggesprekken met sleutelfiguren

31

Bijlage 2: Topiclijst vraaggesprekken met jonge moeders

32

Bijlage 3: Lijst ge誰nterviewde sleutelfiguren en jonge moeders

34

Bijlage 4: Verslag en deelnemers Expertmeeting Jonge Moeders

35 2


Voorwoord De voorliggende tussenrapportage Jonge moeders in Rotterdam geeft de bevindingen weer van een praktijkgericht onderzoek verricht onder jonge moeders en professionals/organisaties die werken met jonge moeders in de wereldhavenstad. Het is een eerste inventarisatie van de vraag hoe het hulpverleningsaanbod voor jonge moeders in Rotterdam aansluit op de wensen en behoeften van de jonge moeders. Daarbij is onderzocht of het hulpverleningsaanbod is afgestemd op de diversiteit van de doelgroep. Deze tussenrapportage is geen volledig verslag van wat er leeft onder jonge moeders en hun hulpverleners/begeleiders in Rotterdam. Wel geeft het een inzichtelijk beeld van de succesfactoren, knelpunten en problemen in de aansluiting tussen de vraag en aanbod in de hulpverlening aan en begeleiding van jonge moeders in Rotterdam. Het onderzoek waarop deze tussenrapportage berust, is niet zuiver wetenschappelijk - met toetsing van hypotheses, theorieĂŤn en betrouwbaarheidstesten - maar is wel verantwoord in de betekenis, dat het navolgbaar en controleerbaar is. Bovendien richt het praktijkgerichte onderzoek zich primair op verbetering en versterking van de beroepspraktijk o.a. door middel van innovatie. Wij beogen vooral de werkpraktijk van de professional te verbeteren ten bate van jonge moeders in Rotterdam. Dat is ook de reden, waarom de aanbevelingen aan het eind van het rapport zijn aangevuld met een tweetal actieplannen waarmee snel aan de slag kan worden gegaan. Om dezelfde reden - de sterke praktijkgerichtheid - zal de lezer constateren dat de tussenrapportage vooralsnog niet wordt geschraagd door een uitgebreid literatuuronderzoek. Er is veel geschreven en gepubliceerd over jonge moeders. Dit alleen al zou een apart en intensief onderzoek vergen maar dat was en is niet de opzet en bedoeling van het onderhavige onderzoek geweest. Wij hebben er in eerste instantie voor gekozen om met behulp van uitgebreide interviews met jonge moeders en professionals de aansluiting tussen de vraag en het aanbod in de hulpverlening in kaart te brengen en te analyseren en op basis daarvan gefundeerde voorstellen te doen voor verbetering van deze aansluiting. In de nog te verschijnen eindrapportage, gepland begin 2012, zullen de bevindingen van het onderzoek en het verloop van de actieplannen geplaatst worden in een bredere, theoretische, context. Ik hoop, mede namens de onderzoekers/auteurs, dat deze rapportage u inzicht verschaft over de aansluiting van het hulpverleningsaanbod op de wensen en behoeften van de jonge moeders en u inspireert tot het versterken van deze aansluiting. Het optimaliseren van de kansen op het veilig en gezond opgroeien van de Rotterdamse jeugd is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en professionals waaraan de Kenniskring Opgroeien in de Stad/Talentontwikkeling i.o. van de Hogeschool Rotterdam graag een duurzame bijdrage wil leveren.

Dr. G.T. (Toby) Witte Hoofd van het Expertisecentrum Praktijkgericht Onderzoek (EPO) Kenniskring Opgroeien in de Stad/Kenniscentrum Talentontwikkeling i.o. Instituut voor Sociale Opleidingen Hogeschool Rotterdam e-mail: g.t.witte@hro.nl

3


Jonge moeders in Rotterdam 1. Inleiding 1.1 Onderzoekskader De Kenniskring Opgroeien in de Stad (KOS) van de Hogeschool Rotterdam participeert met het praktijkgerichte onderzoek „Jonge moeders in Rotterdam‟ in het door ZonMW in 2009 toegekende project DWARS (Diversiteit: Werkplaats Academische samenwerking in de Rotterdamse Stadsregio). DWARS heeft hiertoe van ZonMw een subsidie ontvangen om kennis en vakmanschap rond het thema Diversiteit in het Jeugdbeleid te vergaren en te verspreiden en de samenwerking tussen welzijns- en zorginstellingen, het beroepsonderwijs en de wetenschap te stimuleren. Partners van de Hogeschool Rotterdam in het DWARS traject zijn: de GGD RotterdamRijnmond, het Erasmus MC en de Erasmus Universiteit met afdelingen die zich inzetten voor kennisontwikkeling en kennistoepassing in de multiculturele stadsregio Rotterdam, het lectoraat Dynamiek van de Stad van Hogeschool INHolland, de gemeentelijke diensten Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe), welzijnsorganisaties, Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, „Ieder kind wint‟(een sectoroverstijgend netwerk van de Stadsregio Rotterdam-Rijnmond) en migrantenorganisaties.

1.2 Onderwerp en aanleiding Jonge moeders (in dit onderzoek hanteren we de term jonge moeders voor moeders van 23 jaar of jonger), die alleen staan voor de zorg en de opvoeding van hun kind(eren), worden vaak geconfronteerd met problemen rond zorg, opvang en opvoeding. Bij een aanzienlijk deel van hen zijn de problemen zo groot zij niet in staat zijn hun schoolopleiding af te maken en/of een (goede) positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen. Uit onderzoek in 2008 blijkt dat 44% van de jonge moeders in Rotterdam de school zonder startkwalificatie verlaat.1 Vroegtijdige signalering van de problemen en professionele interventies lijken voor deze moeders en hun kinderen van groot belang. Het ontbreekt in Rotterdam niet aan voorzieningen en instellingen die hulp en ondersteuning bieden. Bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) staan 31 organisaties geregistreerd die hulpverlening en/of begeleiding bieden aan jonge moeders. Door diverse gemeentelijke diensten zijn de laatste jaren acties ondernomen op het dossier Jonge moeders. Echter, een groot hulpverleningsaanbod is nog geen garantie voor een gefundeerd en passend aanbod voor jonge moeders die de boot dreigen te missen. Hiervoor zijn goede afspraken, onderlinge afstemming en stevige samenwerkingsverbanden nodig tussen de verschillende betrokken instanties. De beleidsmedewerkers van JOS signaleren dat er nog te weinig sprake is van een structurele en geïntegreerde aanpak. Het is noodzakelijk de ketenaanpak verder aan te scherpen om sociale uitsluiting te voorkomen.

1

Jonge moeders in Rotterdam, stand van zaken 2008, Centrum voor Onderzoek en Statistiek.

4


Vanuit JOS is daarom enkele jaren geleden een regiegroep Jonge moeders opgezet om meer samenhang in het beleid rond jonge moeders in Rotterdam te bewerkstelligen. Naast JOS nemen ook de GGD en SoZaWe deel aan deze regiegroep. De regiegroep heeft in 2009 tijdens een overleg met de Kenniskring Opgroeien in de Stad van de Hogeschool Rotterdam te kennen gegeven graag antwoord te willen hebben op de vraag of het Rotterdamse hulpverleningsaanbod aansluit bij de wensen en behoeften van de jonge moeders, een groep die qua samenstelling bijzonder divers is. Over de nodige cijfers, verzameld door het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS), beschikt de gemeente Rotterdam wel maar er is nog weinig kwalitatief onderzoek gedaan naar hoe jonge moeders de geboden hulp- en ondersteuningsprogrammaâ€&#x;s in Rotterdam ervaren. Ook de ervaring in deze van de hulpverlenende instanties en de vraag of hun afzonderlijke en gezamenlijke expertise aansluit bij de praktijk van doelgroep, is nog onvoldoende geĂŻnventariseerd. De Kenniskring Opgroeien in de Stad, heeft vanuit de Academische werkplaats DWARS deze vraag opgepakt. Dit heeft geresulteerd in het onderzoek Jonge moeders in Rotterdam, waarvan dit verslag de eerste tussenrapportage is.

5


2. Opzet van het onderzoek 2.1. Probleemformulering Op basis van het ingediende subsidiekader Diversiteit in het Jeugdbeleid/DWARS en in samenspraak met de gemeentelijke regiegroep Jonge moeders zijn de navolgende probleemstelling, doelstelling en vraagstellingen geformuleerd ten behoeve van een nader te verrichten inventariserend/verkennend praktijkgericht onderzoek. Probleemstelling De probleemstelling luidt: Er zijn in Rotterdam veel instellingen en organisaties die hulp bieden aan jonge moeders maar het is niet duidelijk of het hulpverleningsaanbod aansluit op (de diversiteit aan) behoeften van jonge moeders en of de doelgroep voldoende effectief wordt bereikt. Doelstelling De doelstelling is meervoudig. Het doel van het onderzoek is het aanbod aan hulpverlening en begeleiding voor jonge moeders in Rotterdam te inventariseren en te analyseren teneinde te bekijken hoe dit aanbod aansluit op de wensen en behoeften van de zeer diverse groep jonge moeders. Op basis van de onderzoeksresultaten doen we aanbevelingen ter verbetering van de aansluiting van vraag en aanbod. Tevens heeft de Kenniskring Opgroeien in de Stad de mogelijkheid om in het vervolg op het onderzoek een concrete bijdrage te leveren aan de versterking van die aansluiting. Deze bijdrage kan bijvoorbeeld bestaan uit het realiseren van een aanvullend expertiseprogramma voor het werkveld, indien uit het onderzoek blijkt dat hieraan behoefte is. Definitie gebruikte begrippen Het onderzoek richt zich specifiek op jonge moeders in Rotterdam die in een opvang en/of begeleidingstraject zitten. Immers, niet alle in Rotterdam woonachtige jonge moeders ondervinden problemen en/of maken gebruik van het hulpverlenings/begeleidingsaanbod. Onder jonge moeders worden in dit onderzoek moeders geschaard in de leeftijd tot en met 23 jaar. In ons onderzoek hebben we geen apart onderscheid gemaakt tussen tienermoeders, moeders jonger dan twintig jaar, en jonge moeders. Het begrip diversiteit wordt in dit onderzoek in een brede definitie gebruikt: niet alleen cultureel-etnische diversiteit maar ook diversiteit in de achterliggende problematiek van de moeders wordt onderscheiden, bijvoorbeeld moeders met licht verstandelijke beperking. Vraagstelling Vertrekkend vanuit de probleemstelling, namelijk sluit het aanbod aan hulpverlening in Rotterdam aan op (de diversiteit aan) wensen en behoeften van de jonge moeders, zijn de volgende deelvragen leidend in ons praktijkgerichte onderzoek:     

Welke doelgroepen worden wel/niet bereikt? Zitten er gaten in het stedelijk aanbod of is er overlap? Wordt in het aanbod rekening gehouden met diversiteit van jonge moeders? Wat is de behoefte/vraag aan hulpverlening van jonge moeders in Rotterdam? Wat zijn tot nu toe de succesfactoren in de huidige aanpak?

6


 

Wat zijn knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod? Hoe zou de match tussen vraag en aanbod versterkt kunnen worden?

2.2. Methodologie Methode van dataverzameling Het betreft een kwalitatief inventariserend en verkennend praktijkgericht onderzoek op basis van interviews waarbij gebruik is gemaakt van semi-gestructureerde vragenlijsten. Deze vragenlijsten zijn als bijlagen toegevoegd aan dit rapport. Er zijn zeventien interviews afgenomen met sleutelfiguren van dertien organisaties in Rotterdam en er is met negentien jonge moeders gesproken. Van de negentien jonge moeders zijn er zeven individueel geïnterviewd en twaalf via een tweetal panelgesprekken. De uitgebreide interviews zijn telkens door twee onderzoekers afgenomen en na afloop uitgewerkt in een op onderwerp gestructureerd verslag. De geïnterviewde professionals zijn sleutelfiguren werkzaam bij de ambulante hulpverlening en opvangorganisaties alsmede het Jongerenloket, het Centraal Onthaal Jongeren en het tienermoedernetwerk van Scala. Sommige organisaties hebben hun wortels in de jeugdhulpverlening, andere komen voort uit de vrouwenhulpverlening. De meeste geïnterviewde sleutelfiguren hebben een functie als teamleider of unitleider. Enkelen zijn werkzaam als praktijkbegeleider. Opvallend is dat een aantal respondenten kan bogen op een zeer lange ervaring, langer dan twintig jaar, in het werken met jonge moeders. De selectie van de organisaties en de sleutelfiguren is gemaakt op basis van deskresearch naar organisaties en instellingen in Rotterdam die een relevante rol spelen in de opvang en begeleiding van jonge moeders. Deze zijn verder aangevuld via de „sneeuwbalmethode‟: de geïnterviewde sleutelfiguren is verzocht een naam te noemen van een andere sleutelfiguur of organisatie/instelling die vervolgens door de onderzoekers is benaderd voor een interview. De benaderde professionals hebben allen tijd vrij gemaakt om de onderzoekers te woord te staan, waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn. De selectie van de jonge moeders heeft plaatsgevonden via de bemiddeling van de sleutelfiguren. Zij zijn verzocht een actieve rol te spelen in het werven van jonge moeders uit de eigen instelling voor deelname aan ons onderzoek. Gesproken is met zowel jonge moeders uit de intensieve opvangvoorzieningen als jonge moeders die een lichtere begeleiding krijgen. Een aantal van de geïnterviewde jonge moeders ontvingen ten tijde van het interview nog begeleiding, enkele anderen hadden deze al afgerond. De tussentijdse resultaten van het onderzoek zijn getoetst bij het werkveld in de vorm van een expertmeeting die nieuwe input opleverde voor de onderhavige tussenrapportage. Tijdsperiode In de periode van juni tot september 2010 hebben docentonderzoekers van de Kenniskring Opgroeien in de Stad onder auspiciën van het Expertisecentrum Praktijkgericht Onderzoek van de Hogeschool Rotterdam de interviews afgenomen met de sleutelfiguren van hulpverleningsinstellingen en andere relevante organisaties. De gesprekken met de jonge moeders hebben plaatsgevonden in de periode oktober 2010 tot en met januari 2011. De voorgenoemde expertmeeting met het werkveld heeft plaatsgevonden op 3 februari 2011.

7


3. Onderzoekskader In deze paragraaf schetsen we een beeld van de situatie en context van jonge moeders in Rotterdam. Hoeveel jonge moeders zijn er in Nederland en hoeveel bevinden zich er in Rotterdam? Welk beleid is er de laatste jaren door de gemeente Rotterdam geformuleerd voor deze doelgroep? Welke hulpverlenende zorg- en welzijnsorganisaties spelen een rol binnen dit geheel?

3.1. Cijfers Landelijk In Nederland ligt het aantal vrouwen dat voor haar 24ste levensjaar moeder wordt in de periode 2005-2008 op ongeveer 14.000 per jaar (zie figuur 1). Onder tienermoeders verstaat men de leeftijdsgroep beneden de twintig jaar en onder jonge moeders worden de moeders gerekend in de leeftijdscategorie 20-23 jaar. Landelijk zien we een daling van het aantal jonge moeders vanaf 2005 en een lichte stijging vanaf 2007 tot 11.797 jonge moeders in 2008.

Figuur 1

Absoluut aantal tienermoeders en jonge moeders per jaar in Nederland

Bron: Drs. A. E. de Jong, Dr. B.J.M. van der Aa (2011) Tienermoeders en jonge moeders in Zuid-Holland Zuid, Aantal, behoeften en zorgaanbod, Onderzoekscentrum Drechtsteden.

8


Rotterdam In ons onderzoek scharen we de tienermoeders onder de groep jonge moeders. Ook in Rotterdam zien we een daling van het aantal jonge moeders. In tegenstelling tot de landelijke cijfers, zet de daling in de Rotterdamse cijfers door na 2008. Voor 2005 schommelde het aantal namelijk rond de 2.300, daarna daalde het aantal tot 1.563 jonge moeders in 2008. Figuur 2 geeft een overzicht van het aantal jonge moeders in Rotterdam in de jaren 2000-2007, in dit geval uitgesplitst naar etnische afkomst. Volgens de meest recente cijfers vormen de Surinamers en Kaapverdianen, na de autochtonen, de grootste groepen jonge moeders in Rotterdam. Verder zien we dat bijna 80% van de jonge moeders tot een etnische minderheid behoort. In het onderzoek betrekken we de vraag of in het Rotterdamse hulpverleningsaanbod rekening wordt gehouden met deze diversiteit. Figuur 2

Aantal jonge moeders, Rotterdam, 1 januari 2000-2007 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

2007

Totaal

2209

2281

2263

2307

2293

2172

1976

1737

Surinamers Antillianen Kaapverdianen Turken Marokkanen Noordmediterranen Autochtonen

338 271 95 515 293 79

356 319 87 453 281 67

356 305 95 420 248 66

376 302 90 415 248 68

334 296 98 381 232 70

344 277 98 308 200 63

312 255 98 245 187 56

301 241 99 188 130 45

275

303

268

271

368

374

387

367

Bron: Plan van aanpak Jonge Moeders (2007), JOS, GGD en SoZaWe.

3.2. Gemeentelijk beleid In 2007 is door de gemeentelijke dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe), in samenwerking met de GGD Rotterdam Rijnmond en de gemeentelijke dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) een plan van aanpak Jonge Moeders 2007 – 2010 opgesteld waarin de volgende doelstellingen staan geformuleerd2: 1) Het reduceren van het aantal tienerzwangerschappen; 2) Het bevorderen van de maatschappelijke en economische zelfredzaamheid van de huidige en toekomstige groep jonge moeders; 3) Het optimaliseren van opgroeicondities van kinderen door middel van opvoedondersteuning en voor- en vroegschoolse educatie waar dit nodig is. In het plan van aanpak 2007 – 20103 staat eveneens het activiteitenprogramma beschreven dat is opgezet om bovenstaande doelstellingen te realiseren in een sluitende aanpak. Het activiteitenprogramma bevat, onderverdeeld naar deelgebieden, de volgende activiteiten: -

2 3

Preventie: Er is nog geen structurele aanpak voor opvoeding en maatschappelijke vorming op dit gebied in de Rotterdam. Wat hier voor nodig is staat beschreven in het actieprogramma „Wensen en grenzen‟ van de GGD.

Plan van aanpak Jonge moeders JOS, SoZaWe en GGD, september 2007. Idem 2.

9


-

-

-

Opvoedingsondersteuning: Een herkenbare structuur van goed toegankelijke basisvoorzieningen is nodig om ouders te ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen. (Dit wordt geboden door de CJG‟s). Huisvesting: Om dit te realiseren is behoefte aan centrale registratie, een goed volgsysteem en een loket voor eerste diagnose en doorverwijzing. (Centraal Onthaal Jongeren – geopend in 2007). Werk en scholing: Het Jongerenloket is een samenwerking tussen JOS, CWI en SoZaWe. Het is het centrale uitvoeringsorgaan voor werken, leren en inkomen voor Rotterdamse jongeren van 18 tot 27 jaar zonder werk of opleiding. De focus van het Jongerenloket ligt op teruggeleiding naar het onderwijs of, indien dat niet haalbaar is, toeleiding naar arbeid of een zorgtraject.

Tot september 2006 lag de regie op het onderwerp Jonge moeders bij de dienst SoZaWe. Na die datum is de verantwoordelijkheid overgedragen aan JOS. Onder voorzitterschap van JOS is een regiegroep Jonge moeders opgericht waaraan ook SoZaWe en de GGD deelnamen. De regiegroep was ambtelijk en (beleids)inhoudelijk verantwoordelijk voor het plan van aanpak Jonge moeders 2007-2010 en zorgde voor de afstemming en samenhang tussen de activiteiten. Tevens bewaakte JOS de voortgang in de uitvoering van het plan van aanpak. Op dit moment (2010/2011) staat in het gemeentelijk beleid ter discussie of het specifieke beleid voor jonge moeders moet worden voortgezet en welke gemeentelijke dienst de regie hierover zou moeten voeren. In de afgelopen jaren is een aantal belangrijke stappen gezet in het kader van het integrale jeugdbeleid in Rotterdam waartoe ook jonge moeders behoren. Er zijn verschillende programma‟s ontwikkeld en (deels) geïmplementeerd om een sluitende aanpak rond jeugd te waarborgen zoals het actieprogramma „Ieder kind wint‟, het preventieprogramma „Wensen en grenzen‟ van de GGD en de ontwikkeling van het Jongerenloket en het meldpunt Centraal Onthaal Jongeren. Actieprogramma Ieder kind wint In het programma Ieder kind wint staat de hulp aan het kind centraal; instellingen werken samen met als doel risico‟s en problemen eerder en beter te signaleren en weg te nemen. De belangrijkste afspraken en uitgangspunten in dit programma zijn: de jeugdgezondheidszorg ziet ieder kind en heeft specifieke aandacht voor risicokinderen. Professionals in ondermeer het onderwijsveld worden opgeleid om sneller risico‟s en problemen te kunnen signaleren, waarmee sneller kan worden ingegrepen. Er komt één kinddossier en een signaleringssysteem voor alle betrokken partijen. Alle gemeenten en zorgadviesteams (ZAT) van scholen krijgen aansluiting tot een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Op deze wijze beoogt het programma een optimale preventie te bieden aan ieder kind. Preventieprogramma Wensen en grenzen De gedachtegang bij het preventieprogramma „Wensen en grenzen‟ (2007-2011) van de GGD is dat preventie van tienerzwangerschappen begint met opvoeding en maatschappelijke vorming (voorlichting). De GGD heeft in het kader hiervan beschreven wat er in Rotterdam nodig is voor een goede relationele en seksuele vorming onder jongeren. In de volgende paragraaf worden het Centraal Onthaal Jongeren en het Jongerenloket besproken, evenals het tienermoedernetwerk van Scala.

10


3.3 Organisaties Cluster Zorgregie GGD en het programma Centraal Onthaal Jongeren Om voor risicojongeren, waaronder jonge moeders vallen, opvang en begeleiding te realiseren is in 2007 het programma Centraal Onthaal Jongeren ingesteld. Dit programma biedt jongeren in de leeftijd van 18 -23 jaar huisvesting in combinatie met begeleiding. Centraal Onthaal Jongeren is opgericht in het kader van het onderdeel maatschappelijk opvang (opvang dak- en thuislozen, sectie kwetsbare personen) van het cluster Zorgregie van de GGD. De GGD neemt, naast de gemeente en instellingen die maatschappelijke opvang aan jongeren bieden, plaats in het Traject Toewijzings Commissie Jongeren (TTCJ). In dit overleg worden alle Rotterdamse jongeren besproken die via het Jongerenloket zijn aangemeld voor opvang en begeleiding. Er wordt gekeken of de jongere in aanmerking komt voor opvang en begeleiding in Rotterdam (of deze o.a.voldoet aan de voorwaarde van regiobinding). Tevens vindt er zorgverduidelijking plaats: voorgeschiedenis van de problematiek, aard van de problematiek. Het Jongerenloket is uitvoerder van het programma Centraal Onthaal Jongeren en coรถrdineert de diensten op het gebied van uitkeringen, arbeidstoeleiding, schuldhulpverlening, huisvesting etc. Het Jongerenloket zorgt ervoor dat er een integraal pakket tot stand komt voor jongeren. Jongeren onder de 18 jaar vallen onder Bureau Jeugdzorg. Voor dak- en thuislozen vanaf 23 jaar is er het programma Centraal Onthaal Volwassenen. Jongerenloket Het Jongerenloket Rotterdam viel in het verleden onder de gemeentelijke dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid maar is nu ondergebracht bij de gemeentelijke dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS). Het Jongerenloket werkt samen met de afdeling Jeugd van JOS aan het voorkomen van schoolverzuim, schooluitval en het verhogen van de opleidingsgraad, waaronder het verwerven van een startkwalificatie, en kansen van jongeren op de arbeidsmarkt. Het Jongerenloket werkt binnen drie kaders: de volledige leerplichtwet (tot 16 jaar), de kwalificatieplicht (verlengt de leerplichtwet tot 18 jaar) en de wet WIJ (18 tot 27 jaar). WIJ staat voor Wet Investeren in Jongeren (WIJ). Deze wet is er op gericht dat alle jongeren zonder startkwalificatie in de leeftijd tot 27 jaar deelnemen aan een opleiding of arbeid. Pas na acceptatie van een werkleeraanbod van het Jongerenloket beoordeelt de gemeente of een jongere recht heeft op een (aanvullende) inkomensvoorziening op grond van de Wet WIJ. De focus van het Jongerenloket is meer dan voorheen komen te liggen op terugleiding naar het onderwijs en het voorkomen van schooluitval. Mocht dit niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij jongeren met een lage intelligentie of onvoldoende leercapaciteiten, dan wordt ingezet op toeleiding naar arbeid. Jongeren die, door bijvoorbeeld een handicap, niet kunnen werken, worden toegeleid naar een zorgtraject. Het Jongerenloket Rotterdam heeft eind 2010 circa 900 jonge moeders in de leeftijd tot 27 jaar in het bestand. Voor deze groep zijn speciale trajecten ingekocht waarbij opleiding gecombineerd kan worden met kinderopvang. De jonge moeders die op meer dan twee leefdomeinen problemen hebben, krijgen extra aandacht van de zes jongerencoaches van het Jonge Oudersteam van het Jongerenloket. Eind 2010 betreft dit 360 van de 900 jonge moeders.

11


Tienermoedernetwerk van Scala Scala Scala is het expertisecentrum voor emancipatie en participatie in Rotterdam. Scala heeft als doel de emancipatie en participatie van de Rotterdamse bevolking te bevorderen. In haar emancipatieactiviteiten richt Scala zich op zowel mannen als vrouwen, meisjes en jongens maar de kerntaak van Scala is de structurele positieverbetering van vrouwen en meisjes. Kernbegrip in de aanpak van Scala is empowerment: het versterken van de zelfredzaamheid van vrouwen waardoor zij in staat zijn om zowel individueel als gezamenlijk veranderingen in hun persoonlijke en maatschappelijke omgeving te bewerkstelligen. Scala komt voort uit de vrouwenemancipatie. Er is aandacht voor beleidsspecifieke doelgroepen als tienermoeders en jonge moeders maar in toenemende mate ook aandacht voor mannen, kortom de “gewone Rotterdammerâ€&#x;. Scala richt zich op de navolgende activiteiten: beleidsadvies, projectontwikkeling, onderzoek, informatie & voorlichting, training, methodiekontwikkeling, coaching en bemiddeling. Scala wordt op projectbasis gefinancierd door de gemeente Rotterdam voor het geven van beleidsadviezen en voor het voorzitterschap van het netwerkoverleg tienermoeders. Netwerkoverleg tienermoeders Scala organiseert het stedelijk netwerkoverleg tienermoeders voor professionals werkzaam met Rotterdamse tienermoeders/jonge moeders. Het netwerkoverleg heeft als doel het bevorderen van de uitwisseling van kennis en expertise tussen professionals, het inventariseren van overkoepelende knelpunten en het uitbrengen van adviezen aan de gemeente Rotterdam. Het netwerk is opgericht in 1998 en omvat ongeveer 30 organisaties uit de sectoren welzijn, zorg, hulpverlening en onderwijs. Het netwerk komt vier keer per jaar samen meestal in de vorm van themabijeenkomsten. Op deze bijeenkomsten wordt inzicht gegeven in de hiaten rondom het Rotterdamse tienermoederbeleid en streeft men ernaar de onderlinge samenwerking tussen organisaties te bevorderen. Best practices worden uitgewisseld en knelpunten in beleid en hulpverlening worden gemeld. Naast het stedelijke overleg organiseert Scala nog een digitaal netwerk tienermoeders. Dit netwerk bestaat uit een gesloten mailbestand. Zowel specifieke organisaties als algemene organisaties zoals JOS zijn er bij aangesloten. Het netwerk plaatst nieuwsbrieven en informatie over trainingsaanbod. De lidorganisaties kunnen tevens op een besloten gedeelte van het digitale netwerk met elkaar overleggen over een bepaalde casus.

12


4. Bevindingen professionals Het eerste gedeelte van het onderzoek heeft zich gericht op de bevindingen van de professionals met betrekking tot de aansluiting van vraag en aanbod van de hulpverlening aan jonge moeders in Rotterdam. De sleutelfiguren/professionals van dertien organisaties zijn geïnterviewd over het hulpverleningsaanbod van de eigen organisatie, de vorm van begeleiding, het bereik van de doelgroepen, het stedelijk aanbod, en de hulpbehoefte van de jonge moeders. Tevens zijn de sleutelfiguren gevraagd succesfactoren en knelpunten in het aanbod te benoemen, zowel op het niveau van de eigen organisatie als op stedelijk niveau. Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen per topic. Bereik en diversiteit De kenmerken van de doelgroep komen bij de meeste instellingen overeen. De leeftijd van de jonge moeders die door de instellingen worden begeleid, ligt grotendeels onder de 23 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 18 jaar. Qua etnische achtergrond/diversiteit is de groep jonge moeders behoorlijk heterogeen. De instellingen bieden hulp en ondersteuning aan moeders met een Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en Nederlandse achtergrond. Jonge moeders met een Antilliaanse achtergrond maken het meest gebruik van de hulpverlening en moeders met een Turkse achtergrond het minst. De etnische achtergrond van vaders wordt niet geregistreerd, wel geven sommige instellingen aan dat zij relatief veel allochtone partners zien. De geïnterviewde instellingen hebben geen specifiek aanbod voor groepen met een bepaalde etnische achtergrond. Wel zijn bepaalde groepen jonge moeders sterker vertegenwoordigd in sommige instellingen dan in andere, dit heeft onder andere te maken met de historie van de instelling. Een instelling die zich vroeger specifiek op Antilliaanse moeders richtte, heeft nog steeds een groter bereik onder deze doelgroep. Alle geïnterviewde respondenten (professionals) hebben een autochtone achtergrond. De meeste jonge moeders die terechtkomen in de hulpverlening staan alleen voor de opvoeding van hun kind(eren). Naar de inschatting van de hulpverleners komen de jonge moeders vaak uit multiprobleem gezinnen. De zwaarte van de problematiek van de jonge moeders waarmee de instellingen in Rotterdam te maken krijgen, verschilt per instelling. Jonge moeders met zware problemen komen voornamelijk bij de 24-uursvoorzieningen terecht zoals Arosa, het Web of het Leger de Heils. Andere instellingen zoals de Matrix en Stek richten zich op moeders met lichtere problematiek, die vooral een „steuntje in de rug‟ nodig hebben. Bij alle instellingen is de hulp primair gericht op de jonge moeder en het kind. De vader en overige familieleden worden weinig tot niet betrokken bij de hulpverlening tenzij de jonge moeder aangeeft daar behoefte aan te hebben. Een aantal instellingen geeft aan dat zij het netwerk rond de jonge moeder meer willen gaan betrekken bij de hulpverlening. Opvangmogelijkheden voor jonge stellen zijn actueel niet aanwezig. Niet alle groepen jonge moeders worden bereikt door de in het onderzoek betrokken instellingen. Jonge moeders met zeer zware problemen (psychiatrische problemen, verslaving, gedragsproblemen) komen niet in dit opvangcircuit terecht. De in het onderhavige onderzoek betrokken hulp- en opvangorganisaties hebben voor deze groep met zware problematiek geen hulpverleningsaanbod. Zelfs de voorzieningen voor intensieve hulpverlening en opvang van Arosa en het Leger des Heils nemen hen niet op. Het is de respondenten onduidelijk waar deze jonge moeders wel terechtkomen. Zijn de kinderen van deze moeders meteen uit huis 13


geplaatst en zitten zij in een zorg- en begeleidingstraject? Of zitten zij onbekend achter de voordeur bij hun moeder, vriend of netwerk met of zonder kind? Andere groepen die niet worden bereikt zijn jonge moeders die illegaal in Nederland verblijven, zwerfjongeren/zwerfmoeders en Antilliaanse nieuwkomers. Dit heeft te maken met het zogeheten Rotterdamse restrictiebeleid. Deze regel stelt dat jonge moeders gedurende de laatste drie jaar minimaal twee jaar hiervan aantoonbaar in de regio in Rotterdam ingeschreven moeten staan om in aanmerking te kunnen komen voor een opvangplaats. Hulpvraag Bij de intakegesprekken die de instellingen voeren met jonge moeders, geven de jonge moeders zelf aan dat zij problemen ervaren op een van de volgende gebieden: het vinden van een woning, hun inkomen en mogelijke schulden in combinatie met de zorg voor het kind. Echter, volgens de hulpverleners, schuilt er achter deze vooral praktisch gerichte hulpvraag vaak een diepere psychische problematiek. De professionals geven aan dat zij vermoeden dat bij een groot aantal jonge moeders de zwangerschap voortkomt uit de wens om eindelijk iets voor zichzelf te hebben, ergens bij te horen of een partner aan zich te binden. De professionals geven aan dat sommige van deze jonge moeders ernstige problemen hebben op persoonlijk vlak (zoals weinig sociale vaardigheden, identiteitscrisis, relatieproblemen), een problematisch verleden kennen (gekenmerkt door mishandeling, een gebrek aan liefde en geborgenheid), en meestal niet goed in staat zijn hun leven praktisch te regelen. In de ogen van de professionals is zwangerschap op zich geen probleem, maar de moeders die zij begeleiden, zaten ook voor de zwangerschap in een moeilijke situatie. De zwangerschap is het moment waarop de problemen samen komen. Sommige jonge moeders hebben al een heftig leven achter de rug waarbij ze in aanraking zijn gekomen met geweld, criminaliteit, verslaving en dakloosheid. De professionals constateren een discrepantie tussen wat de jonge moeders zelf als probleem ervaren en wat zij als hulpverlener signaleren. Zij geven voorbeelden van moeders die kampen met hoge schulden of een wietverslaving of moeders met een gewelddadige relatie, die op dat gebied geen bemoeienis van de hulpverleners wensen. De formulering van de hulpvraag is op dat moment een ingewikkelde zaak. Ten aanzien van de professionele competenties stellen de respondenten zich vragen als: Hoe ontwikkel je contact en vertrouwen met een groep die soms moeilijk te bereiken is? Hoe signaleer je de achterliggende problematiek, hoe interpreteer/diagnosticeer je de problematiek? Wie bepaalt de hulpvraag? Hoe ver kun je gaan met het opdringen van hulpverlening? Hulpverleningsaanbod Rotterdam kent een breed aanbod aan hulpverlening voor jonge moeders. Dit aanbod varieert van een lichte en laagdrempelige vormen van begeleiding als het maatjesproject (vrijwilligers) van de stichting Mara4 tot zwaardere ambulante begeleiding en 24-uursvoorzieningen. De tijdsduur die hulpverleners/begeleiders ter beschikking hebben voor de individuele begeleiding van jonge moeders loopt uiteen van één tot maximaal zes uur per week. De gemiddelde looptijd van de begeleiding is een jaar. Bij een aantal instellingen kunnen de jonge moeders na afloop van een traject nog een paar maanden in aanmerking komen voor nazorg. Individuele begeleiding wordt gegeven op alle mogelijke leefgebieden: financiën, dagbesteding, opvoedondersteuning, het vinden van werk of opleiding, huisvesting, 4

Dit project is eind 2010 beëindigd

14


huishouden. Naast individuele begeleiding wordt de jonge moeders in groepsverband cursussen (o.a. budgetteren), trainingen (sociale vaardigheden en opvoeding) en voorlichtingbijeenkomsten aangeboden. Sporadisch is er een groepsuitje. Bijna alle instellingen werken met wachtlijsten omdat zij niet beschikken over voldoende opvangplaatsen. De respondenten van vooral de ambulante hulpverlening, signaleren dat er een tekort is aan goede huisvesting voor jonge moeders met een lichte problematiek. Deze jonge moeders, die redelijk zelfstandig zijn, hebben huisvesting nodig met minimale begeleiding. Ze bezetten noodgedwongen plekken die eigenlijk bedoeld zijn voor een intensievere begeleiding. Omdat er vrijwel geen doorstroom is aan het einde van het traject, raakt het hulpaanbod verstopt. Naast het tekort aan huisvesting met lichte begeleiding, signaleren de professionals dat er een tekort is aan intensieve zorg: 24-uursopvang en begeleiding voor de groep met de zwaardere problematiek. Dit betreft jonge moeders met een (lichte) verstandelijke beperking, moeders met psychische, psychiatrische problematiek of met gedragsproblemen, zware criminele antecedenten of een verslavingsproblematiek. Bijna alle gesprekpartners geven aan dat er binnen hun instelling meer jonge moeders met een verstandelijke beperking aanwezig zijn dan een aantal jaren geleden. Deze groeiende doelgroep heeft speciale begeleiding nodig, waarvoor nog weinig kennis in huis is bij de meeste instellingen. Ook vraagt deze groep veel individuele tijd en aandacht van de begeleiders, die niet altijd voorhanden zijn. Dezelfde signalen geven sommige instellingen ten aanzien van moeders met gedragsproblemen, die zij benoemen als borderline problematiek. Het gedrag van deze moeders doet een groot beroep op de begeleiding en heeft volgens de respondenten een negatief effect op de groep. Een aantal respondenten meldt dat zij een tekort signaleert aan plaatsen voor zwangere jonge vrouwen. Zij geven voorbeelden van de soms schrijnende situaties die dit kan opleveren: jongeren die noodgedwongen bij hun moeder thuis blijven waar de baby wel welkom is maar de dochter zelf niet. Ingewikkelde patronen- wie is nu de moeder in huis- spanningen en ruzies zijn dan het gevolg. Ook zijn voorbeelden bekend van zwangere vrouwen die op straat zwerven en aangewezen zijn op de nachtopvang voor daklozen. Tevens is er een te kort aan opvangplekken voor jonge moeders met twee of meerdere kinderen. De respondenten geven aan dat zij doorgaans niet passen in de groep van moeders die voor het eerst een kind verwachten. Een laatst genoemd knelpunt is het gebrek aan goede nazorg, en begeleiding langer dan een jaar. Begeleidingsaanbod Er bestaan grote verschillen tussen organisaties en instellingen wanneer het gaat om de visie van waaruit de begeleiding voor jonge moeders is opzet. Een aantal instellingen gaat vooral uit van de eigen kracht van jonge moeders. Zij zien de jonge moeders als sterke personen, met veel potentie die helaas weinig sociale contacten hebben en vaak gestigmatiseerd worden. In hun ogen hebben de jonge moeders steuntje in de rug nodig om een en ander te bereiken. De begeleiding is daarom vooral gericht op het vinden en vasthouden van de kracht van de jonge moeder en het vergroten van haar zelfvertrouwen. Sleutelwoorden bij dit type begeleiding zijn: liefde, respect, warmte en vertrouwen. Andere instellingen hebben hun aanbod opgezet vanuit de gedachte dat de jonge moeders kampen met een zware problematiek en dat de veiligheid en gezondheid van de moeder en haar kind(eren) mogelijk in gevaar is. De hulpverlening bestaat bij deze visie naast het bieden van begeleiding ook uit het gericht beschermen van het welzijn van moeder en kind. Organisaties die deze visie aanhangen bieden een meer sturende begeleiding en stellen eisen aan de jonge moeders. Duidelijkheid en strenge regels zijn

15


sleutelwoorden bij dit type begeleiding. Het aanvaarden van begeleiding is een voorwaarde voor het verkrijgen van opvang/huisvesting. Hoe uiteenlopend de verschillen in visie op de begeleiding mogen zijn, voor alle professionals geldt dat zij op een bepaald moment tegen een aantal cruciale vragen aanlopen waarop moeilijk een eenduidig antwoord is te geven: Wie is eigenlijk de cliënt, de jonge moeder of het kind? Sommige respondenten pleiten ervoor om niet alleen voor elke moeder in de opvanginstelling een plan op te stellen, maar ook voor elk kind. De mogelijkheid om elk kind dat in de opvang woont a priori onder Bureau Jeugdzorg te laten vallen, achten de meeste respondenten niet wenselijk. Dit zou moeders afschrikken om gebruik te maken van de opvang en hulpverlening. Een ander vraagstuk waar professionals mee te maken krijgen is het probleem van de gedwongen hulpverlening. In hoeverre kun je en moet je als hulpverleningsorganisatie/ opvangorganisatie moeders verplichten begeleiding en hulp te aanvaarden. Niet alleen ten bate van moeder maar ook ten gunste van het kind. Gedwongen hulpverlening werpt een drempel op en kan jonge moeders afschrikken en ze voortijdig uit de hulpverlening jagen. Opvang- en hulpverleningsorganisaties zijn verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van het kind. Soms hebben ze enige schroom om melding te doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van Bureau Jeugdzorg in de wetenschap hiermee het vertrouwen van de moeder te kunnen verliezen. Een van de respondenten meent dat er op stedelijk niveau sprake is van een zorgwekkende onderschatting en onderbehandeling van jonge moeders met zware problematiek. Door gebrek aan expertise worden hun problemen niet tijdig gediagnosticeerd. Deze groep met een problematiek die ABWZ-waardig is ontvangt daardoor niet de behandeling die zij verdient. “Op deze manier financiert en faciliteert de gemeente voortzetting van verwaarlozing. De jonge moeders die zelf al een geschiedenis van verwaarlozing achter de rug hebben, komen nu met hun jonge kind in dezelfde situatie terecht.” De respondent vindt dat de gemeente zich meer moet opstellen als een „goede ouder‟, die verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van de jongere en het kind. Stedelijk bereik en aanbod Het stedelijk aanbod in Rotterdam is, zoals we al meldden, gevarieerd. Er zijn veel instanties die hulpverlening bieden aan jonge moeders. De doelgroep waarop ze zich richten en de vorm van begeleiding is afhankelijk van type hulpverleningsorganisatie. In het onderzoek komt naar voren dat de bij dit onderzoek betrokken organisaties geen aanbod hebben voor jonge moeders met zware psychische problemen, met een verslaving of voor dakloze en illegale jonge moeders. Om optimaal gebruik te maken van de verscheidenheid aan expertise tussen de verschillende instellingen, blijkt het stedelijk netwerk tienermoeders van Scala een goed instrument te zijn. De meeste organisaties zijn lid van het netwerk en nemen deel aan de themabijeenkomsten. Sommige gesprekspartners geven echter aan dat het niet altijd duidelijk is waar ze terecht kunnen voor informatie wanneer het gaat om veranderende wetgeving of de mogelijkheid voor extra financiering. Om de doorverwijzing van de jonge moeder naar andere vormen van begeleiding zo goed mogelijk te laten verlopen, is een ketenadviseur aangesteld bij het Jongerenloket. Na een indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg wordt de jonge moeder geregistreerd bij het Jongerenloket en doorverwezen naar de meest geschikt geachte vorm van begeleiding. Een

16


pluspunt van deze procedure is dat jonge moeders minder snel van de „hulpverleningskaartâ€&#x; verdwijnen omdat ze traceerbaar zijn. Een minpunt van deze registratie is dat deze registratieprocedure jonge moeders kan afschrikken. Ze zijn soms bang voor Jeugdzorg en vrezen hun kind te verliezen. Het blijkt dat een aantal instellingen niet goed weet hoe ze jonge moeders op de juiste manier op de hoogte kan stellen (motiveren tot) van de verplichte registratie. Een nazorgtraject is nog niet meegenomen in het registratietraject. De communicatie tussen het Jongerenloket en de hulpverleningsinstanties kan, aldus de professionals, worden verbeterd. De nieuwe rol van het Jongerenloket heeft veel beslag gelegd op de organisatie. Tot slot, de gesprekspartners geven aan dat er binnen het stedelijk aanbod meer gedaan zou kunnen worden aan preventie van zwangerschappen, seksuele voorlichting en voorlichting over het moederschap. Er vinden gefragmenteerd voorlichtingsactiviteiten plaats maar er is geen bundeling en uitwisseling van kennis en ervaring op dit vlak. Een stedelijk overzicht van de voorlichtingsactiviteiten en mogelijkheden ontbreekt.

17


5. Bevindingen jonge moeders In ons onderzoek zijn negentien jonge moeders geïnterviewd om hun behoeften en ervaringen ten aanzien van de hulpverlening in kaart te brengen en te analyseren of vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Ze zijn geïnterviewd over de volgende topics: zwangerschap, huisvesting, dagbesteding (opleiding/werk), netwerk, inkomen, ervaringen met de hulp- en dienstverlening en toekomstperspectief. Hieronder volgen bespreken we de belangrijkste bevindingen per topic. Met twaalf jonge moeders is gesproken in een tweetal panelgesprekken. Zeven jonge moeders zijn individueel geïnterviewd. De panelgesprekken hebben plaatsgevonden bij „Zij aan Zij‟ van het Leger des Heils en de locatie Annie M.G. van Stichting Arosa. Dit zijn 24uursvoorzieningen waar de moeder en kind een eigen kamer, douche en wc hebben en een gemeenschappelijke woonkamer, keuken en wasvoorzieningen. De individueel geïnterviewde moeders hebben allemaal contact (gehad) met laagdrempelige projecten/trajecten. Het gaat om het Maatjesproject van Stichting Mara, Stichting Voorzorg, en Jonge Moeders van Perspect. Eén moeder is via haar betrokkenheid bij het netwerk tienermoeders als ervaringsdeskundige geïnterviewd en één moeder zit in hetWoonfoyer van Matrix van FlexusJeugdplein. Diversiteit respondenten De groep respondenten is zeer divers qua etnische afkomst en vormt een afspiegeling van jonge moeders die bekend zijn met het hulp- en dienstenaanbod in Rotterdam voor jonge moeders. Etnische achtergrond negentien geïnterviewde jonge moeders Antilliaanse

22%

16%

Kaapverdiaanse Marokkaanse

16% 10% 10% 5% 5% 16%

Nederlandse Ned/Kaapverdiaanse Ned/Surinaamse Somalische Surinaamse

De meeste jonge moeders geven te kennen dat zij niet op hun etnische afkomst aangesproken willen worden, zij voelen zich „Nederlands‟ of „Rotterdams‟. Alleen in het panelgesprek spraken sommige jonge moeders hun voorkeur uit voor een niet-Nederlandse begeleider. „Nederlanders denken alleen in regeltjes en zijn minder gevoelsmensen. Zij leven en werken meer volgens het boekje. Ze zijn geprogrammeerd!’ ‘Ik heb lange tijd geen vertrouwen gehad in Nederlandse hulpverleners. Zij komen meteen met de jeugdbescherming aanzetten en voordat je het weet ben je je kind kwijt.’

18


Anderen hechten geen belang aan de etnische afkomst; levenservaring en oprechte betrokkenheid vinden zij de belangrijkste waarden. Zij waarderen het positief als de hulpverleners zelf ook kinderen hebben. Mannelijke hulpverleners zijn niet in beeld, een panelgroep meldde dat zij dit ook niet op prijs zouden stellen. „Je voelt je toch ongemakkelijk bij het geven van borstvoeding als er mannen bij zijn.‟ De leeftijd waarop de respondenten moeder zijn geworden, varieert tussen de 17 en 25 jaar. Ze woonden op dat moment niet meer bij eigen hun ouder(s) maar bij hun partner of een ander familielid. Sommigen woonden in een (jeugd)instelling of zwierven rond. De meeste respondenten hebben met elkaar gemeen dat de relatie met hun eigen ouders slecht was of er gewoonweg niet was, bijvoorbeeld omdat de moeder overleden is of de vader niet in beeld. Veel van de gesproken jonge moeders zijn zelf uit huis geplaatst of weggelopen. Ze zeggen weinig liefde te hebben gehad en willen zelf veel liefde geven. Allen geven ze aan dat ze het voor hun kind(eren) anders/beter willen doen. Slechts een enkeling is opgegroeid in een gezin met beide ouders en praat over een goede jeugd. De meeste respondenten hebben een lange geschiedenis met Jeugdzorg of andere hulpverleningsinstanties achter de rug. Huiselijk geweld, mishandeling, (soft) drugs en criminaliteit speelden een belangrijke rol in de jeugd van een deel van deze moeders. Zwangerschap Bijna alle geïnterviewden zijn bevallen rond hun 18de jaar. Bijna alle zwangerschappen waren ongepland. De zwangerschappen verliepen verschillend. Terwijl de één bijna niet merkte dat ze zwanger was of er laat achterkwam, heeft de ander een zware zwangerschap gehad met complicaties en ziekenhuisopnames. De meesten geven aan dat zij aanvankelijk schrokken toen ze ontdekten dat ze zwanger waren. Een aantal heeft abortus overwogen, voor sommigen was het te laat. ‘Ik was te laat voor abortus. Ik heb allemaal rare dingen gedaan, mezelf van de trap gegooid, met mijn vuisten op mijn buik geslagen. Ik wilde het kind gewoon niet. Ik vond het heel erg, ik was zo jong, wat zou mijn oma zeggen, wat zouden de mensen van me vinden. Hoe moest ik dat allemaal doen met het geld en zo. Ik was zelf nog maar een kind. Ik wilde verder met mijn jeugd.’ Andere moeders hebben bewuste keuze gemaakt om het kind te houden. Hoewel alle geïnterviewden aangeven blij te zijn met hun kindje, geven de meeste van hen toe dat zij liever pas op latere leeftijd hun kindje hadden gekregen. Eerst een opleiding afronden en een huis hebben, heeft de voorkeur. Zij vinden het lastig financieel rond te komen en ook het vinden van een betaalbare woning waar zij met hun kindje kunnen wonen, is een probleem. Zij zouden het andere jongeren niet aanraden om moeder te worden voordat deze zaken geregeld zijn. Enkele moeders geven aan dat ze bewust op jonge leeftijd een kind wilden, net als hun eigen moeder en oma. Het feit dat ze haar eerste twee kinderen niet zelf kan opvoeden, verandert voor een geïnterviewde jonge moeder niets aan deze opvatting. Een aantal geïnterviewden geeft aan dat het moederschap hun leven in positieve zin heeft veranderd. Doordat zij graag het goede voorbeeld willen geven aan hun kinderen, gaan zij zichzelf ook beter gedragen; „rotzooi trappen‟ en op straat zwerven, behoort tot het verleden. Ze beseffen dat ze verantwoordelijkheid dragen voor een kind en verlangen naar iemand die onvoorwaardelijk van hen houdt. De zorg voor het kind geeft invulling aan hun leven.

19


‘Ik wilde graag een kind. Ik zwierf op straat, leidde een wild leven. Sinds ik mijn dochter heb, gedraag ik me beter en ben ik minder vaak op straat. Toen ik zwanger was, dacht ik: Fuck alles! Er is nu iemand die mij nodig heeft.’ De meeste respondenten geven aan moeite te hebben met de negatieve beeldvorming die er volgens hen bestaat over jonge moeders. „Toen ik collega’s vertelde dat ik zwanger was, ik was toen 18 jaar, feliciteerden sommigen mij niet eens. Dat vond ik echt asociaal en daarna heb ik bewust weinig mensen verteld over mijn zwangerschap. Er hangt een negatief beeld rond jonge moeders en soms werd ik benaderd alsof ik ‘beperkt’ was. Je krijgt het gevoel dat je zielig bent: je bent nog een kind dat een kind krijgt en het is wel je eigen schuld.’ Twee van de negentien moeders hebben meer dan één kind. Huisvesting De meeste respondenten wonen ten tijde van het interview in een 24-uursvoorziening of een woonproject. Een aantal woont zelfstandig. De meeste jonge moeders die in een instelling verblijven geven aan dat ze zichzelf hebben aangemeld. Via internet hebben ze informatie gezocht en hebben zelf de instanties afgebeld „Ik heb er wel honderden gebeld.‟ Een aantal geeft aan dat de informatie gemakkelijk te vinden is, anderen geven aan dat zij door geldgebrek niet konden telefoneren. Een plek waarvandaan je gratis 0900 nummer kunt bellen zou hen zeer welkom zijn, evenals een site met alle informatie bijeen. De keuze voor een voor een 24-uurs voorziening is niet altijd een positieve keuze, soms waren er geen andere opties voorhanden. ‘Hier kon ik meteen terecht want er was geen wachtlijst. Logisch ook want wie wil hier nou zitten.’ De geïnterviewde jonge moeders die deelnamen aan de panelgesprekken vanuit de 24-uurs voorzieningen vinden dat de gemeenschappelijke woonkamer en eetkamer ongezellig zijn ingericht. Het te weinig huiselijk, de sfeer wordt „instellerig‟ genoemd. De eigen kamers vinden ze klein, een „kippenhok‟, en de huur hoog. Een aantal moeders geeft aan dat ze een huurschuld opbouwen. ‘Ik woon hier pas een maand maar heb nu al een huurachterstand. De huur is € 559 en mijn inkomen maar € 437. Ik weet niet hoe dit opgelost moet worden, ze zeggen dat de huur niet naar beneden kan, de gemeente bepaalt de huur.’ In een van de 24-uurs voorzieningen is de huur € 593 inclusief gas, licht, eten en pampers. De meer zelfstandige jonge moeders wonen in units met eigen keuken en badkamer. Deze units zijn groter en iets goedkoper, omdat de maaltijden niet inbegrepen zijn. Ze doen zelf de boodschappen en koken hun eigen maaltijd. Alle jonge moeders geven aan graag zelfstandige huisvesting - een plek voor zichzelf – te willen met een minimum aan begeleiding en regels. Het is niet eenvoudig om zulke huisvesting te vinden, in deze zin sluiten de ervaringen van de jonge moeders aan bij de ervaringen van de geïnterviewde sleutelfiguren.

20


Betaalbare huisvesting is schaars evenals begeleid kamerwoonprojecten, waar ze met één of meerdere kinderen terecht kunnen. Immers, jonge moeders krijgen geen voorrang bij de toekenning van huizen. Sommigen geven aan dat ze daarom gekozen hebben voor een plaats in een opvanginstelling- die is altijd inclusief begeleiding- om daarna door te stromen naar een zelfstandige woning. Omdat de opvangorganisaties hulp bieden bij het verkrijgen van een woning na de opvang, zien zij dit als de snelste route naar het zelfstandig wonen. Wanneer de moeders vanuit een begeleidingsproject naar een eigen woning gaan, wordt er veel van hen gevraagd. Zij moeten alles zelf regelen: van de zorgverzekering, Eneco tot de kinderopvang en de belastingdienst. Ze ervaren dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Een pakket voor starters met toegankelijke informatie over regelzaken voor huurders zou welkom zijn. Een groot probleem is de veelgehoorde eis van het betalen van een „dubbele‟ huur: het vooruitbetalen en/of betalen van een borg bij het verkrijgen van een huurhuis. Er zijn jonge moeders die langer dan een jaar in een voorziening wonen. Ze kunnen niet doorstromen naar zelfstandige woonruimte, hierdoor ontstaan wachtlijsten. Dagbesteding De zelfstandig wonende moeders hebben allen hun school of werk opgegeven tijdens de zwangerschap. Opvallend is dat veel moeders die weer zijn gaan studeren een opleiding volgen in de sector zorg & welzijn. Enkele anderen willen starten met opleidingen en speciale trajecten voor jongeren in de administratie en detailhandel. De combinatie van studeren of het volgen van een back on track scholingstraject en het huishouden thuis valt ze zwaar. Daarbij komt dat studiefinanciering niet wordt beschouwd als inkomen: studerende jonge moeders zijn verplicht om naast opleiding, het huishouden en de zorg voor het kind hun inkomen aan te vullen door inkomsten uit arbeid. Deze groep jonge moeders, zegt zich zwaar belast en soms eenzaam te voelen. De jonge moeders uit de voorzieningen geven aan dat ze weinig te doen hebben en (gezamenlijke) activiteiten, zoals uitstapjes, op de dag missen. Op het gebied van activiteiten is er een discrepantie in de ervaringen van de jonge moeders zelf en de professionals. De professionals geven aan dat ze regelmatig activiteiten zoals uitjes of cursussen organiseren maar dat er weinig tot geen animo is voor deelname. De jonge moeders vertellen dat ze activiteiten missen. Vooral in de 24-uurs voorzieningen worden de dagen ervaren als lang en saai. De foto‟s aan de wand van activiteiten en uitjes, waarnaar de professionals wijzen, betreffen activiteiten van meer dan een jaar geleden. Inkomen en financiën De studerende jonge moeders ontvangen studiefinanciering met een toelage voor hun kind. Anderen krijgen een uitkering en een toeslag voor de kinderopvang. Een aantal van de negentien moeders slaagt erin om te sparen. Eén moeder heeft een goed inkomen van haar echtgenoot. De meesten hebben schulden en bij sommige moeders loopt hun financiële huishouding via de schuldhulpverlening of via een traject bij de Kredietbank. Meestal begonnen ze hun moederschap al met schulden, met de komst van het kind stapelen de vaste lasten zich op. Schulden, het slecht om kunnen gaan met geld is volgens de sleutelfiguren (professionals) een van de grootste problemen van de jonge moeders. De jonge moeders herkennen dit wel, zij geven aan dat ze het moeilijk vinden om hun uitgavenpatroon aan te passen op hun inkomen. De makkelijke wijze waarop ze via internet op bestelling met uitstel van betalen kleding en dergelijke kunnen kopen, draagt hieraan bij. Sommige moeders geven aan dat ze de dupe zijn van (ex-)vriendjes die abonnementen afsluiten op hun naam.

21


Veel jonge moeders geven aan dat de bureaucratische regelingen een gezonde financiële huishouding bemoeilijkt. Sommigen van hen vielen financieel tussen wal en schip. Ze kwamen als minderjarige niet in aanmerking voor een regeling. ‘Ik woon nu anderhalf jaar in deze instelling (24-uursopvang). De eerste zes maanden heb ik moeten wachten op mijn uitkering, niemand hielp me. Ik kon geen huur betalen. Toen ik eindelijk geld binnen kreeg, kwamen ze wel: met de vraag wanneer ik huur ging betalen.’ Ook zijn er voorbeelden, waarbij de studerende moeder van de belastingdienst het totale budget voor de kinderopvang op haar rekening gestort kregen zonder uitleg. De moeder gaf het geld uit en kwam later in de problemen. De ervaringen met het Jongerenloket zijn niet onverdeeld positief. Dit sluit aan bij de ervaringen van een aantal sleutelfiguren. Ook zij spreken over de slechte bereikbaarheid, lange wachttijden, grote vertragende bureaucratie. Er zijn wel vaste contactpersonen maar die zijn beperkt bereikbaar. De moeders geven in het gesprek aan moeite te hebben met de veelheid en complexiteit van wet- en regelgeving en de vele formele, vooral onleesbare, ambtelijke brieven. ‘Ik ben heel zelfstandig, zoek het al tijden zelf uit. Maar ik wil wel begeleiding met die brieven. Al die moeilijke woorden die ze gebruiken, daar kom ik alleen niet uit.’ Wanneer de financiële nood heel hoog is gaan ze op zoek naar hulp maar de schulden en andere problemen zijn dan meestal zo complex en hoog opgelopen dat ze niet snel en eenvoudig op te lossen zijn. Netwerk De meeste jonge moeders staan alleen voor de zorg en opvoeding van hun kind(eren). Twee moeders vormen hierop een uitzondering. Eén moeder is vorig jaar getrouwd en huismoeder voor haar zoontje van vier jaar en een pasgeboren dochter. Een andere moeder krijgt steun en oppas van haar moeder en familie. De meeste vaders zijn nog wel in beeld en halen regelmatig hun kind op of komen langs. Met een enkeling is geen contact meer of niet gewenst. Een aantal moeders reclameert dat hun partner slechts beperkte tijd op bezoek mag komen in de opvanginstelling. ‘Slechts twee keer twee uur per week mag mijn vriend op bezoek komen. Zo krijgt een vader toch geen band met zijn kind?’ Meestal hebben de moeders één of twee goede vriendinnen, maar vaak wonen die niet in de buurt. Hoewel de studerende moeders dankzij hun opleiding contacten hebben met studiegenoten, ervaren ze in deze een groot verschil tussen zichzelf en de studiegenoten zonder kinderen: ze hebben andere interesses, andere bezigheden. Ze vinden minder gemakkelijk aansluiting bij hun klasgenoten zonder kinderen en voelen zich eenzaam op de opleiding. De geïnterviewde moeders zeggen weinig ervaring te hebben met goede relaties. De relatie met de ouder(s) was en is veelal slecht. Het vinden van een partner en het sluiten van vriendschap met leeftijdgenoten blijkt soms lastig. De jonge moeders houden zich dan ook vooral vast aan de onvoorwaardelijke liefde van hun kind(eren). Ook de relatie met de hulpverlener wordt extra belangrijk. Door het ontbreken van een uitgebreid netwerk, zoeken

22


de jonge moeders veel steun en aandacht bij de hulpverleners. Ze hechten daarom veel belang aan de begeleiding en activiteiten die georganiseerd worden vanuit de instelling. ‘Ik kon altijd binnenlopen, mocht bellen naar Eneco en het Zilveren Kruis. Ik werd geholpen met brieven. Met Kerst was ik niet alleen en kon daar gratis eten. Ik heb er veel geleerd, want tijdens de uitstapjes werd altijd op een leuke manier voorlichting gegeven over bijvoorbeeld opvoeding. In Duinrell bijvoorbeeld, spraken we met elkaar over het omgaan met negatief gedrag. Het was ook prettig dat andere moeders dezelfde problemen hadden.’ Weer andere moeders hebben niet veel belangstelling voor contact met lotgenoten, vriendinnen of begeleiders. ‘ Tegenwoordig is het iedereen voor zich. Ik bouw alleen op mijn vriend.’ Hulpverlening en begeleiding De geïnterviewden uit de 24-uurs voorzieningen vinden dat er te veel strenge regels gelden ondermeer over de tijden dat zij binnen moeten zijn, het bezoek van partners, deelname aan activiteiten. Zij ervaren de regels als betuttelend en bevoogdend. Vooral het systeem waarbij punten kunnen worden verdiend met goed gedrag wordt als kleinerend ervaren. De moeders geven aan dat zij enerzijds aangesproken worden op hun volwassen rol als moeder. Ze moeten zich aan afspraken houden, verantwoordelijk omgaan met geld enzovoort. Anderzijds worden zij door professionals als „kind‟ beschouwd of erger als „beperkt persoon‟ behandeld. Dit geldt zeker voor de jonge moeders die in een 24-uursvoorziening wonen en zich aan de geldende en strikte regels binnen die voorziening moeten houden. ‘In de opvang ben je moeder maar ook behandeld als kind. Als je 22 jaar bent en er wordt tegen je gezegd dat je pas chips krijgt na het eten, denk je wel wat een onzin. Dat bepaal ik zelf wel. Die begeleidster is net 25 en heeft geen kinderen, wat weet zij er van.’ De jonge moeders die een lange geschiedenis met jeugdzorg en hulpverlening achter de rug hebben, staan soms vanwege minder prettige ervaringen argwanend ten opzichte van de hulpverlening. Zij zijn bang dat hun kind wordt afgepakt. Zij proberen naar de buitenwereld toe een positief beeld van zichzelf neer te zetten, ook wanneer de werkelijkheid minder gunstig is. Zo vertelde een jonge moeder dat zij, wanneer zij weet dat zij bezoek krijgt van een maatschappelijk werker er voor zorgt dat haar huis netjes is opgeruimd. Zij zorgt ervoor dat ze altijd op tijd op afspraken verschijnt, bijvoorbeeld bij het consultatiebureau. Wanneer zij weet dat zij hierin niet zal slagen, verzint ze een smoesje. Ze belt dan op met het excuus dat haar kindje ziek is en laat daarna niets meer van zich horen. De instellingen nemen daarna meestal geen contact met haar op. De geïnterviewde jonge moeders geven aan dat zij veel gebruik maken van het internet bij het zoeken naar informatie over het regelen van praktische zaken. Tevens verkrijgen jonge moeders via televisieprogramma‟s als Tienermoeders, Sixteen & pregnant en de Nanny informatie en tips over de opvoeding. Voor vragen over kinderopvang, kindertoeslag, schulden en belastingen zoeken ze ook hulp bij het maatschappelijk werk of jonge moedersprojecten. Wat de jonge moeders tegenvalt, is dat het regelen van zaken vaak lang duurt. Ze ervaren nogal eens van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Ze zouden graag meer

23


ondersteuning krijgen van hun begeleiders bij het lezen van moeilijke brieven, het regelen van hun financiën of studie. Tevens geven zij aan het belangrijk te vinden een vaste mentor of contactpersoon te hebben. Enkele ervaringen getuigen van hulpverlening waar de moeder niet op zat te wachten. Ze zijn niet op zoek naar begeleiding, willen alleen een woning met zo min mogelijk bemoeienis. ‘Ik zat bij een afkickkliniek. Die wilden hele tijd maar lullen, daar was ik niet in geïnteresseerd: het enige dat ik wilde was een plek om met mijn aanstaande kind te kunnen gaan wonen.’ ‘Mijn moeder heeft me al geleerd: als je in Nederland iets wilt dan moet je gaan huilen. Nou dat heb ik gedaan en toen kon ik hier terecht.’ De meeste jonge moeders geven echter aan dat zij graag een steuntje in de rug krijgen of beter gezegd: oprechte aandacht. Zij hebben behoefte aan iemand die echt naar hen luistert en zich kan inleven in de situatie van de ander, de situatie (h)erkent en een perspectief weet te bieden. De jonge moeders geven aan dat er zeker begeleiders zijn die dit oprecht doen. Het zijn wel de hulpverleners en begeleiders die doorgaans niet een negen tot vijf mentaliteit hebben, maar in het contact laten merken dat het om de jonge moeder gaat en vertrouwen in haar hebben. ‘Het belangrijkste is gewoon dat ze echt naar je luisteren. Ze staan ook echt altijd klaar en vinden jou het belangrijkst. Je krijgt weer hoop als je het niet meer ziet zitten en zelfvertrouwen, want zij geloven in jou.’ ‘ Er was een Surinaamse vrouw van 60 jaar. Zij leek op mijn oma. Ze was lief en gaf echt om mij. Toen ik in het ziekenhuis lag, kwam ze langs en ze belde ook na werktijd om te vragen hoe het met ging. Ze deed meer dan haar werk.’ ‘Wat ik fijn vond bij het project is dat er iemand kwam die er echt voor mij was. Leuke uitjes, etentjes, echt even tijd voor mezelf.’ ‘Benader jongeren met liefde en respect. Geef ze een knuffel. Bestempel niet alles negatief. Benoem de positieve dingen en geef ze zelfvertrouwen.’ Toekomstbeeld De wensen voor de toekomst van de geïnterviewde jonge moeders zijn: een diploma, een goede baan, een rijbewijs, een grotere woning (betere woonruimte in een goede wijk voor de kinderen), meer geld. Voorop staat de wens dat hun kind gelukkig is. ‘Ik heb zelf thuis meegemaakt hoe het niet moet. Die fout ga ik niet maken.’ De meesten hebben een duidelijk beeld van wat ze wel en niet willen ten aanzien van de opvoeding. Zij voeden hun kind(eren) zelf op en niet de vader of nieuwe vriend. Hoewel de vader wel gevraagd wordt om mee te helpen in de verzorging of op te passen, is het kind van de moeder. De moeders willen veel liefde kwijt aan hun kinderen en zijn geneigd ze te verwennen, de kinderen mogen veel. Toch vinden de jonge moeders zichzelf streng genoeg en rechtvaardig, want ze geven duidelijke normen en waarden (grenzen) aan. Ze willen dat hun eigen kinderen opgroeien met een moeder en, als het kan, vader die hen liefhebben. Er moet rust en regelmaat zijn, de kinderen moeten hun best doen op school en een diploma halen.

24


6. Conclusies In februari 2011 zijn tijdens een expertmeeting de bovenstaande bevindingen voorgelegd aan 35 professionals die in Rotterdam met jonge moeders werken. Het doel was de bevindingen te toetsen aan de ervaring en expertise van de professionals in het werkveld om gezamenlijk een stap te kunnen zetten in het ontwikkelen van een actieplan. Op basis van deze expertmeeting en ons praktijkgerichte onderzoek onder de jonge moeders en professionals komen we tot de volgende conclusies.

6.1 Antwoorden deelvragen Welke doelgroepen worden bereikt en welke niet? De doelgroep die de hulpverleningsinstellingen in Rotterdam bereiken is qua etnische achtergrond divers: Antilliaanse, Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Nederlandse jonge moeders komen terecht bij de hulpverleningsinstellingen. Niet bereikt worden zwervende jonge moeders, jonge moeders die illegaal in Nederland verblijven en Antilliaanse nieuwkomers. Het netwerk van de jonge moeders (familie, partner etc.) wordt nog weinig bereikt. Zijn er gaten in het stedelijk aanbod of is er overlap? De mogelijkheden voor intensieve opvang en begeleiding van jonge moeders met een zware problematiek (psychische problemen, gedragsproblemen en psychiatrische problemen, licht verstandelijke handicap) zijn beperkt. Er lijkt een capaciteitsgebrek in het aantal plekken voor opvang en begeleiding van deze groep. Daarnaast is er een probleem in het tijdig herkennen en diagnosticeren van deze groep. Tevens geven de professionals aan dat zij kampen met een expertise (competentie) vraag in de begeleiding van deze jonge moeders. Andere gaten in het stedelijk aanbod zijn: er is weinig huisvesting met lichte begeleiding voor jonge moeders met een zeer lichte problematiek, er zijn weinig opvangplekken voor jonge moeders met twee of meer kinderen en het aantal opvangplekken waar jonge moeders terecht kunnen tijdens hun zwangerschap is beperkt. Er zijn weinig mogelijkheden voor nazorg en begeleiding van langer dan een jaar. Wordt in het aanbod rekening gehouden met de diversiteit van de jonge moeders? De hulpverleningsinstellingen bieden ondersteuning aan jonge moeders met verschillende etnische achtergronden maar er is geen specifiek aanbod voor de verschillende groepen. Wat is de behoefte aan hulpverlening van jonge moeders in Rotterdam? De jonge moeders hebben behoefte aan meer ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken zoals het vinden van geschikte huisvesting, het aanvragen van een uitkering of studiefinanciering, het regelen van kinderopvang etc. Zij hebben behoefte aan een professional die begeleiding biedt vanuit een coachende „ouderrolâ€&#x;. Zij willen liefde en aandacht en een steuntje in de rug, maar geen bemoeienis of betutteling. Tevens geven de jonge moeders aan dat zij een fysieke en digitale kennis/hulp/ontmoetingsplek missen. Zij vinden het lastig om informatie te vinden over praktische zaken die zij zelf moeten regelen. Verder hebben zij behoefte aan een huiselijke voorziening met goed/gezond eten en en een leuk/beter aanbod dagbesteding (vanuit voorziening). Jonge moeders in voorzieningen missen activiteiten en uitstapjes.

25


Op de vraag naar behoefte aan diversiteit binnen de hulpverlening, reageren de jonge moeders verschillend. De meesten vinden een oprechte houding belangrijker dan de afkomst van de hulpverlener/begeleider. Toch noemen de moeders wel expliciet dat ze zich de eerste keer vaak meer op hun gemak voelden bij een niet-Nederlandse professional. Nederlandse hulpverleners beginnen vaak eerder over regels, de kinderbescherming en geven minder blijk van (h)erkenning of inleving in de situatie van de jonge moeder. Wat zijn succesfactoren? Naar voren komt dat goede begeleiding sterk afhankelijk is van het individu. Iedere jonge moeder kon wel één of twee goede ervaringen gegeven van werkers met passie voor het werk en een liefdevolle benadering. Met andere woorden, een professional die oprecht luistert, zich inleeft in de situatie van de moeder en de situatie (h)erkent. Ze noemden voorbeelden van hulpverleners die met lichaamstaal en uitstraling laten zien dat ze geloven in de potentie en kracht van de jonge moeder en de jonge moeder een perspectief voor de toekomst bieden. Er is behoefte aan begeleiding waarbij de jonge moeder wordt geholpen zich te ontwikkelen van „denken in problemen‟ naar „denken in mogelijkheden‟. Daarnaast ervaren jonge moeders de praktische ondersteuning, zoals het aanvragen van fondsen of het (mogen) bellen naar instanties, als een succesfactor voor goede hulp. Wat zijn knelpunten in de begeleiding? In het begeleiden van de jonge moeders komen de volgende knelpunten naar voren: professionals vinden het lastig om te bepalen of zij moeten ingrijpen wanneer blijkt dat de jonge moeder het kind niet goed opvoedt. Bieden zij begeleiding aan de moeder of richten zij zich op het kind? Een ander knelpunt dat professionals ervaren is dat het lastig is achter de werkelijke achterliggende problematiek van de jonge moeder te komen. De jonge moeders komen veelal met praktische vragen bij de hulpverleners terecht. Na verloop van tijd blijkt er meer aan de hand te zijn. Door psychische problemen is het voor de jonge moeders lastig hun leven op orde te brengen. Wat zijn overige knelpunten? Een ander knelpunt dat professionals ervaren in hun werk is de samenwerking met andere instellingen en organisaties die hulp bieden aan jonge moeders. De doorverwijzing van jonge moeders naar andere hulpverleningsinstanties is niet optimaal. Het ontbreekt aan een centraal informatiepunt.

6.2 Antwoord hoofdvraag Sluit het hulpverleningsaanbod in Rotterdam aan op de behoeften en wensen van de jonge moeders? Uit de interviews met de jonge moeders en de professionals is naar voren gekomen dat jonge moeders behoefte hebben aan een eigen woning, aandacht en praktische ondersteuning van de hulpverleners. Voor zelfstandige jonge moeders gaat het om praktische hulp bij het vinden van een dagbesteding (opleiding of werk) of starthulp eventueel met ambulante coaching bij het verkrijgen van een eigen woning. Voor jonge moeders in de voorzieningen gaat het om gezamenlijk met andere jonge moeders uitstapjes te ondernemen of andere voldoening gevende dagbesteding te hebben. In deze behoefte wordt nog onvoldoende voorzien. De jonge moeders komen met praktische problemen bij de hulpverleners maar deze zien naar verloop van tijd dat er meer aan de hand is; zij zien dat het soms door psychische problemen voor de jonge moeder lastig is hun leven op orde te brengen. Het is voor de professional niet

26


eenvoudig achter de achterliggende problematiek te komen. Het hulpverleningsaanbod sluit hier nog niet voldoende bij aan. Verder is er een tekort aan goede huisvesting met begeleiding voor de jonge moeders met een lichte problematiek evenals begeleiding voor de zware problematiek. Het hulpverleningsaanbod sluit niet altijd aan als het gaat om de wijze waarop jonge moeders door de hulpverleners worden begeleid. Ze missen de „coachende ouderrolâ€&#x;, ervaren de vele regels waaraan ze zich in de instellingen moeten houden als betuttelend en vinden de voorzieningen te weinig huiselijk. Dat jonge moeders meer dan alleen praktische problemen ervaren en moeite hebben de combinatie van moederschap, jong zijn, opvoeden, studeren, relatieproblemen en ook (soms extreem hoge) schulden willen ze nauwelijks toegeven. Toch zijn ze meestal op zoek naar informatie en hulp, die ze niet altijd gemakkelijk kunnen vinden. Ook de uitvoerende professionals geven aan dat de jonge moeders met vaak praktische problemen bij hen komen maar dat zij een achterliggende zware problematiek signaleren.

27


7. Aanbevelingen en actieplannen Op basis van de interviews met professionals en jonge moeders plus de input van de expertmeeting doen wij enkele aanbevelingen, die opgesplitst zijn naar twee met elkaar samenhangende deelterreinen: 1. Het gemeentebeleid van Rotterdam en 2. Het vakmanschap van de uitvoerende professionals. Vervolgens werken wij een en ander uit in, nog met het werkveld te overleggen, eventueel uit te voeren actieplannen. Gemeentelijk beleid Op dit gebied doen wij de gemeente Rotterdam – relevante gemeentelijke diensten en hulpverleningsinstellingen - de volgende aanbevelingen: - er zou in Rotterdam meer woonruimte met een lichte vorm van begeleiding beschikbaar moeten komen voor jonge moeders met een lichte problematiek. - Tevens zou het wenselijk zijn wanneer er meer regie zou komen voor wat betreft het beleid voor jonge moeders. De regiefunctie van de lokale overheid is momenteel niet duidelijk, wie trekt de „kar‟? De functie zou met meer kracht en visie, mogelijk in samenwerking met het tienermoedernetwerk, vorm moeten worden gegeven zodat het stedelijke aanbod geoptimaliseerd kan worden wat betreft kwantiteit en kwaliteit en afstemming op de behoefte van de doelgroep. Vakmanschap Ten aanzien van het bevorderen en versterken van het vakmanschap zijn de aanbeveling als volgt: meer voorlichting aan jonge moeders omtrent seksualiteit, relaties, zwangerschap en ouderschap, waarbij rekening wordt gehouden met de culturele diversiteit van doelgroepen jonge moeders. Om versnippering van krachten te voorkomen en deze te bundelen zou een ontmoetingscentrum voor jonge moeders kunnen worden opgericht waarin instellingen voor onderwijs, opvoeding, (gezondheids)zorg, welzijn en hulpverlening participeren en samenwerken. Om de betrokken hulpverleners/professionals instrumenten en handvatten te geven voor interdisciplinaire en inter-organisatorische samenwerking (ketenaanpak) zou een trainingsmodule kunnen worden ontwikkeld, waarin ondermeer aandacht wordt geschonken aan een geïntegreerd aanbod van preventie en voorlichting, afgestemd op de diverse doelgroepen jonge moeders. Op basis hiervan zouden de professionals kunnen worden getraind. Daarnaast zouden professionals/hulpverleners die werken met jonge moeders met een zware problematiek opgeleid kunnen worden in het herkennen en begeleiden van deze groep. Actieplan 1: Beleid en jonge moeders met een lichte problematiek De tweede fase van het DWARS traject „Jonge moeders‟ zal in de komende periode (maart 2011 tot en met januari 2012) mogelijkerwijs gaan bestaan uit verdere deskundigheidsbevordering van de betrokken professionals op de volgende twee thema‟s:  Versterking van de ketensamenwerking  Preventie en voorlichting Samenhangend professionaliseringsaanbod 1.Versterking van de ketensamenwerking  Achtergrond: De Rotterdamse organisaties betrokken bij de hulpverlening, opvang en scholing van jonge moeders zijn verenigd in het Netwerk Tienermoeders dat wordt

28


  

geleid door Scala. Vanuit dit netwerk bestaat het idee om een Ontmoetingscentrum voor jonge moeders/vaders in Rotterdam te realiseren in samenwerking met instellingen voor onderwijs, opvoeding, zorg, welzijn en de gemeentelijke overheid. Een initiatiefgroep is hiertoe in oprichting. Inbreng van de Kenniskring Opgroeien in de Stad/Hogeschool Rotterdam: De kenniskring is geen uitvoerende organisatie maar wil bijdragen aan het initiatief door: o Inbreng van innovatie kennis van vergelijkbare initiatieven/ervaringen, benchmarking, in andere steden in kaart te brengen; o Kennisinbreng op het gebied van ketensamenwerking door het ontwikkelen en het bieden van een trainingsmodule op het gebied van ketensamenwerking; o Het inhoudelijk (mede)organiseren van uitwisselingsbijeenkomsten op relevante thema‟s met betrokken partners; o Uitwisseling realiseren met initiatieven in de regio en daarbuiten. Doel: Aanreiken van instrumenten aan de professionals zodat zij hun keteninitiatief kunnen laten slagen. Doelgroep: Professionals/organisaties die betrokken zijn bij de door het Netwerk Tienermoeders georganiseerde initiatief. Randvoorwaarden: Het ontwikkelen van een professionaliseringsaanbod c.q. trainingsmodule ketensamenwerking kan het best starten op het moment dat het Netwerk Tienermoeders een initiatiefgroep voor het realiseren van Ontmoetingscentrum van de grond weet te krijgen.

2. Preventie en voorlichting  Achtergrond: In Rotterdam is sprake van een versnipperd aanbod op het gebied van voorlichting en preventie over seksualiteit, relaties, zwangerschap, en ouderschap. Tijdens het onderzoek is gebleken dat bij de Rotterdamse instellingen behoefte bestaat aan bundeling van krachten en uitwisseling van kennis op dit gebied.  Inbreng van de Kenniskring Opgroeien in de Stad/Hogeschool Rotterdam: o Een inventarisatie van het huidige aanbod van preventie en voorlichting; o Het analyseren van de diversiteitscomponent van het aanbod (is er specifiek materiaal, specifieke aanpak voor de diverse doelgroepen etc.); o Terugkoppelen van de inventarisatie en analyse aan de betrokken organisaties; o Voorstellen ontwikkelen voor bundeling van krachten en aanvullen van leemtes om te komen tot een geïntegreerd aanbod; o Voorstellen doen voor het ontwikkelen van aanbod dat aansluit op de diversiteit van de doelgroep; o Indien gewenst een training organiseren voor de uitvoerende professionals;  Doel: Bijdragen aan de ontwikkeling van een geïntegreerd aanbod van voorlichting en preventie dat is afgestemd op diverse doelgroepen.  Doelgroep: Professionals die betrokken zijn bij voorlichting en preventie in de stad.  Randvoorwaarden: voldoende draagvlak bij de betrokken organisaties en Netwerk Tienermoeders. Actieplan 2: Jonge moeders met zware problematiek Samenhangend professionaliseringsaanbod Tijdens de expertmeeting is de aanwezigen de vraag voorgelegd: hoe de zorg voor en hulp aan jonge moeders met zwaardere problematiek verbeterd zou kunnen worden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat intensieve opvang en begeleiding van jonge moeders met een zware problematiek (gedrags- en psychische problemen, psychiatrische problemen en met een licht

29


verstandelijke handicap) in Rotterdam beperkt is. De capaciteit voor de opvang en begeleiding van deze groep is gering. Als knelpunt kwam tevens naar voren dat het tijdig herkennen en diagnosticeren van jonge moeders met een zware problematiek voor veel professionals niet gemakkelijk is. Zij geven aan te kampen met een expertisevraag in de begeleiding van deze jonge moeders. Professionalisering van hulpverlening aan moeders met zware problematiek  Achtergrond: Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er behoefte is bij de professionals aan deskundigheidsbevordering op het gebied van de herkenning, diagnosticering en begeleiding van jonge moeders met zware problematiek.  Inbreng van de Kenniskring Opgroeien in de Stad/Hogeschool Rotterdam: o Inventarisatie en analyse van de aanpak en methodieken die gebruikt worden door de Rotterdamse instellingen voor diagnosticering en intensieve begeleiding en opvang van jonge moeders; o Inventarisatie van best practices en initiatieven buiten Rotterdam; o Op basis van deze inventarisatie faciliteert de Kenniskring Opgroeien in de Stad de kennisoverdracht op een aantal thema‟s aan de betrokken professionals. Gedacht kan worden aan een cursus/training psychopathologie, groepsdynamica of omgaan met moeders met een licht verstandelijke beperking;  Doel: Bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering van de betrokken professionals in het herkennen en begeleiden van jonge moeders met een zware problematiek.  Doelgroepen: Professionals (organisaties) werkzaam in de begeleiding en opvang van jonge moeders met een zware problematiek.  Randvoorwaarden: Draagvlak bij de betrokken professionals/organisaties om te participeren.

30


Bijlage 1

Topiclijst vraaggesprekken met sleutelfiguren

Achtergrond sleutelfiguur  Naam, organisatie, functie  Ervaring in het veld van jonge moeders  Over de organisatie Vragen mbt het Aanbod  Welk aanbod heeft de organisatie  Vanuit welke visie op jonge moeders is aanbod ontwikkeld  Wat zijn recente ontwikkelingen in het aanbod  Is er sprake van overlap, leemtes in aanbod  Zijn er knelpunten in aanbod  Wat zijn succesfactoren in aanbod Bereik  Op welke groepen richt het aanbod zich  Welke groepen worden bereikt  Welke groepen worden niet bereikt Stedelijk bereik en aanbod  Hoe verhoudt het aanbod van de organisatie zich tot het stedelijke aanbod  Hoe verhoudt het bereik van de organisatie zich tot het stedelijke aanbod  Is er sprake van overlap/overconcentratie  Is er sprake van leemtes in aanbod  Wat is de overheersende visie van het stedelijke beleid  Wat zijn de knelpunten in stedelijke aanbod  Wat zijn succesfactoren in het Rotterdamse aanbod Vraag      

Wat is volgens de sleutelfiguur de belangrijkste vraag van de jonge moeders Hoe sluit de vraag aan op aanbod van organisatie Hoe sluit de vraag aan op stedelijke aanbod Wat zijn actuele ontwikkelingen in matching vraag aanbod Wat zijn knelpunten daarin Wat zijn succesfactoren daarin

Tot slot  Zijn er vragen die de organisatie graag in het onderzoek opgenomen zou zien?  Zijn er nog tips mbt andere sleutelfiguren voor het onderzoek?

31


Bijlage 2

Topiclijst vraaggesprekken met jonge moeders Personalia  Wat is je nationaliteit?  Waar ben je geboren?  Wat is je leeftijd?  Heb je dochter(s) of zoon(s)?  Hoe oud zijn ze?  Heb je een vaste partner? Zwangerschap  Wanneer wist je dat je zwanger was en hoe kwam je erachter?  Wat ging er door je heen toen je net wist dat je zwanger was?  Hoe was het met je tijdens de zwangerschap?  Hoe was het vlak na de geboorte?  Toen je moeder werd, waar liep je het meest tegenaan?  Wat moest je allemaal regelen?  Welke hulp / ondersteuning wil je dan en van wie? Huisvesting  Hoe lang woon je hier al?  Hoe ben je hier terecht gekomen?  Was het moeilijk om deze plek te vinden?  Is dit wat je wilde of wat je wilt?  Hoe lang kan je hier blijven?  Waar kun je hierna terecht? Dagbesteding  Volg je op dit moment een opleiding? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?  (Indien het antwoord ja is: )Hoe ben je op deze opleiding gekomen?  Heb je werk? Zo ja, waar? Zo nee, waarom niet?  (Indien het antwoord ja is: )Hoe ben je aan deze baan gekomen?  Heb je begeleiding bij (gehad) wil je dat?  Wat vind je van die begeleiding (als je die krijgt).  Bij opvang instelling is vaak de eis dat je werkt of naar school gaat: wat vind je daarvan?  Maak je gebruik van kinderopvang? Zo ja, hoe bevalt dat? Zijn er problemen?/Is het moeilijk om te regelen?  Wie past er op je kind(eren) – vaak/weleens?  Heb je problemen (gehad) op het gebied van je dagbesteding? Zo ja, welke? 32


Inkomen  Is je inkomen voldoende om rond te komen?  Veel jonge ouders hebben schulden, herken je dat?  Krijg je daar begeleiding in? Wil je dat? Wat vind je van de begeleiding die je daar in krijgt? Netwerk  Wie heb je als eerste(n) verteld dat je zwanger was?  Hoe waren de reacties?  Heb je nog steeds relatie met de vader van het kind?  Is hij betrokken bij opvoeding? Wordt hij door de instelling betrokken?  Zou je dat willen of moet instelling zich daar niet mee bemoeien? Met wie deel je de leuke dingen (van het moeder-zijn en van alles)?  Bij wie kun je je problemen of verdriet kwijt? Van wie krijg je het meeste steun?  Heb je contact met je moeder? Kan zij je ondersteunen? Wordt zij door de instelling betrokken? Zou je dat willen?  Zie je je vriendinnen vaak? Is dat veranderd nu je moeder bent?  Heb je ook vriendinnen die jong moeder zijn?  Doe je weleens mee aan activiteiten waar jonge moeders elkaar ontmoeten?  Zou je andere moeders willen ontmoeten? Hulp- en dienstverlening  Hoe ben je bij instelling x terechtgekomen?  Hoe lang is dit geleden?  Hoe is de intake verlopen?  Wat waren jouw verwachtingen van de hulpverlening?  Welke begeleiding krijg je? Hoe vaak?  Waaruit bestaat de begeleiding?Waarin krijg je begeleiding?  Wat vind je van de begeleiding?  Wat vind je van de begeleiders? Wat vind je van het contact met de begeleiders? Vertrouw je ze? Voel je je begrepen?  Zijn er zaken waarover je niet praat met begeleiders?  Krijg je begeleiding bij de opvoeding en zorg voor je kind?  Krijg je ook begeleiding opgedrongen, verplicht die je niet wilt?  Wat mis je in de begeleiding?  Hoe zou de begeleiding verbeterd kunnen worden?  Ben je veranderd tijdens het hulpverleningstraject?  Heb je voorkeur voor een begeleider met dezelfde etnische achtergrond?

33


Bijlage 3

Overzicht geïnterviewde sleutelfiguren en jonge moeders Sleutelfiguren De sleutelfiguren die geïnterviewd zijn in het kader van dit onderzoek waren werkzaam bij de volgende instellingen en organisaties: Arosa, Jeannette van der Geer Avanco, Isia da Luz Cluster Zorgregie, Stef de Weerd GGD Rotterdam- Rijnmond, Ernie van der Weg Instituut voor onderzoek naar leefwijzen en verslaving (IVO), Carola Schrijvers Jongerenloket, Willy Wolters en Ruud Breems Leger des Heils – Zij aan zij, Irene den Hollander Perspect, Francien Schoemakers Steady, Mies van Marrewijk Stek sector Jeugdhulp Thuis, Yvonne Romein en Petra Casimiri Stichting Voorzorg / prézorg/Voorzorgorganisatie CJG Rotterdam, Roelianne Dijkstra St Mara, maatjes project, Joke Veraart Tienernetwerk Scala, Stephanie Vallianatos WEB (FlexusJeugdplein), Paula Roovers en Wil van Hoorn Woonfoyer de Matrix (FlexusJeugdplein), Caroline Bulthuis en Alexander de Vink

Jonge moeders De panelgesprekken met de jonge moeders hebben plaatsgevonden bij „Zij aan zij, van het Leger des Heils en op de locatie Annie M.G van Arosa. Individueel geïnterviewde moeders hebben contact gehad met de volgende instellingen: Stichting Mara, Stichting Voorzorg, Perspect en de Matrix van FlexusJeugdplein.

34


Glashaven 42 Postbus 208 3000 AE Rotterdam T (010) 243 81 08

Bijlage 4

F (010) 440 10 70 E skorpel@cvd.nl

Verslag en deelnemers Expertmeeting Jonge moeders

CVD Expertmeeting Jonge Moeders HR in samenwerking met Scala Locatie: HR, G.J. de Jonghweg

Opening Teja Michels opent als dagvoorzitter de expertmeeting. Deze expertmeeting is georganiseerd om de eerste bevindingen van het onderzoek te toetsen. Het onderzoek Het onderzoek is gedaan door:  Sandra Lohman  Szabinka Dudevszky  Elizabeth van Twist  Marjo Westenborg Projectleider is Toby Witte. Zij zijn onderdeel van de Kenniskring Opgroeien in de Stad van de HR. De Kenniskring is lid van DWARS: een netwerkorganisatie waarin kennis en vakmanschap wordt gedeeld tussen zorginstellingen, onderwijs, onderzoek en beleid, met als doel alle Rotterdamse kinderen gelijke kansen te kunnen geven. De Regiegroep Jonge Moeders heeft contact gezocht met de Kenniskring ten behoeve van dit onderzoek. Voor het onderzoek is gesproken met sleutelfiguren van relevante organisaties. Daarnaast zijn er diepte-interviews afgenomen met 7 jonge moeders en 12 jonge moeders in 2 panelgesprekken. De doelstelling van het onderzoek is: 1. In kaart brengen van het hulpverleningsaanbod voor jonge moeders in Rotterdam 2. De behoeften van de jonge moeders in kaart brengen 3. Onderzoeken of vraag en aanbod aansluiten Op basis van de onderzoeksresultaten zullen er aanbevelingen worden gedaan voor praktijk en beleid, en, aansluitend, een scholingsaanbod voor en met professionals. Jonge moeders, dwz jonger dan 23 jaar, staan (vaak) alleen voor de zorg en de opvoeding van de kinderen. Hierdoor worden zij gezien als risicojongere, omdat dit kan leiden tot schooluitval, waardoor zij geen startkwalificatie behalen, geen baan kunnen krijgen, schulden opbouwen. Daarnaast speelt huisvestingsproblematiek en problemen rond zorg, opvang en opvoeding van kind(eren). De resultaten Met betrekking tot het aanbod:  Rotterdam heeft een gevarieerd aanbod. Knelpunten: 1. Er is een tekort aan plaatsen en begeleiding van jonge moeders met zwaardere problematiek. Dit wordt veroorzaakt door:

35


1.1.Toename van het aantal LVG-moeders 1.2.Tekort aan expertise 1.3.Tekort aan plaatsen jonge moeders met 2e, 3e kind. 2. Er is een tekort aan huisvesting voor de groep met een lichte problematiek 2.1.Huisvesting met lichte begeleiding 2.2.Doorstroom wordt verhinderd (plaatsen ingenomen door jonge moeders met zwaardere problematiek) 2.3.Tekort aan plaatsen voor zwangere meiden. 3. Er is een tekort aan nazorg en begeleiding langer dan een jaar. Met betrekking tot het bereik:  Het bereik is divers  Er is geen specifiek aanbod voor etnische groepen Knelpunten: 1. Rotterdam restrictie 2. Tekort aan bereik en aanbod voor jonge vaders 3. Weinig aanbod voor jonge stellen 4. Weinig samenwerking met het netwerk van de moeders. Met betrekking tot de begeleiding:  Het jonge moederschap is geen probleem op zich  Jonge moeders hebben wel vaak problemen  Rotterdam kent diversiteit in begeleiding. Knelpunten: 1. Wie bepaalt de hulpbehoefte? 2. Jonge moeders en professionals verschillen van mening over de hulpbehoefte 3. Dwang en drang in begeleiding 4. Autonomie moeder en bescherming van het jonge kind 5. Diagnostische expertise 6. Onderbehandeling van groep met zware problematiek door gebrek aan expertise 7. ‘Gemeente faciliteert en financiert de voortzetting van verwaarlozing’ 8. Gemeente als goede ouder. Moet je het kind direct meenemen in de hulpverlening? Moet je het kind direct aanmelden bij Jeugdzorg? Andere knelpunten en verbeterpunten:  Schuldenproblematiek is groot  Samenwerking met Jongerenloket, Kredietbank  Behoefte aan meer voorlichting  Bundeling informatie. De groep jonge moeders is heel divers. Wat opvalt bij de geïnterviewde jonge moeders is dat het merendeel een moeilijke jeugd heeft gehad: huiselijk geweld, misbruik, druggebruik en slechte ervaringen met jeugdzorg, internaten en pleeggezinnen. Verder zijn er problemen met financiën, huisvesting, regelgeving, partnerrelaties en hebben de meesten een klein sociaal netwerk. De bevindingen zijn voor alle aanwezigen herkenbaar. Enkele reacties: o Er zijn wel degelijk netwerken, zoals het zwerfjongerennetwerk. Het Jongerenloket is ook voor jonge moeders, de instellingen zitten daar wekelijks bij elkaar aan tafel. Er zijn nu zo’n 100 plekken, er is een enorme hoos bijgekomen, maar het is niet bekend waarom ineens. Schept het aanbod de vraag, wellicht? o Wat zijn, volgens de jonge moeders, de successen?  Houding van de hulpverleners  De persoonlijke aandacht, ook buiten het werk. Kwetsbaar, want persoonsafhankelijk.

36


o Wat is de rol van diversiteit in het geheel? Er is niet alleen gekeken naar etnische achtergrond, hoewel deze bij allemaal verschillend was. Het maakte de jonge moeders niet uit of zij een hulpverlener met eenzelfde achtergrond troffen; het belangrijkste was de persoonlijke aandacht. Kanttekening hierbij is wel de opmerking van een van de jonge moeders dat zij, wanneer zij een instantie trof met alleen maar ‘Nederlandse’ hulpverleners, er sprake was van enig wantrouwen jegens hen. Zij vertelde dan in het begin alleen het hoognodige om haar doel te kunnen bereiken. o Het onderzoek naar de zwangeren is klein, maar 4 aanstaande moeders. Komt daar nog een vervolg op? Het betreft hier een klein deelonderzoek. De statistisch gegevens zijn voorhanden; de interviews zijn puur bedoeld om een beter beeld van de hulpverlening te krijgen. o Zaten er tussen de geïnterviewde moeders ook meiden met LVG-problematiek? Ja. o Het positieve wordt gemist. Dit zal meegenomen worden in de rapportage. Vanzelfsprekendheden als een veilige plek worden door de geïnterviewden niet genoemd. Vragen en behoeften jonge moeders 1. Ondersteuning bij materiële zaken als financiën, huisvesting, hulp bij regelgeving kinderopvang, belasting, opleiding. Verder een praktische plek om 0900-nummers te kunnen bellen en hulp bij wat er allemaal komt kijken bij zelfstandig wonen, zoals verzekeringen. 2. Ondersteuning bij immateriële zaken als echte aandacht, erkenning, perspectief, een positieve instelling. Daarnaast is er behoefte aan goede relaties met het kind, ouder, partner, netwerk en hulpverlener. Binnen de hulpverlening dient het aanbod beter aan te sluiten bij de behoefte. 3. Voorlichting en informatie, zoals het in kaart brengen van het hulpaanbod, preventieve seksuele voorlichting en één website. Bevindingen in het kort:  De hulp wordt geboden tot 23 – 25 jaar  Eenzaamheid  Schuldenproblematiek  Zwangerschappen waren niet gepland, maar het kindje is wel welkom  Veel betrokken instellingen die soms tegenstrijdige adviezen geven  Minder beschouwd worden als ‘probleemgeval’  Sneller hulp bij financiële problemen/uitkeringen  Contact met andere jonge aanstaande moeders. Vraagstukken De deelnemers gaan in 5 groepen uiteen en proberen elk één van de 5 vraagstellingen te beantwoorden. 1. Versnippering van kracht. Hoe komen we tot bundeling? 2. Aansluiting van verwachtingen van jonge moeders en professionals 3. De rol van de hulpverlener bij het oplossen van problemenrond financiën, huisvesting en regelgeving 4. Preventie en voorlichting 5. Hoe kan de zorg voor jonge moeders met zwaardere problematiek worden verbeterd? Versnippering van kracht. Hoe komen we tot bundeling?  Wat heeft de jonge moeder nodig? Vraaggericht werken en tijd nemen om te zien wat er nodig is.  Een belangrijke rol kan hier liggen voor CJG, als ingang voor jonge moeders.  Aansluiten bij de eigen kracht van de jonge moeder en indien nodig de eigen organisatie loslaten; een stuk van de regie bij de jonge moeder laten, zonder de controle los te laten als deze noodzakelijk is.

37


     

Meer richting activering dan zorg Presentietheorie, naast de jonge moeder gaan staan en samen de zaken aanpakken. De eigen organisatie loslaten als een andere instelling beter is toegerust Stoppen met pamperen De rol van de hulpverlener is coachend Het netwerk betrekken bij het coachen van de jonge moeder.

Aansluiting van verwachtingen van jonge moeders en professionals  De jonge moeders komen uit eigen belang  Persoonlijke aandacht  Het is soms lastig voor een hulpverlener om geen oordeel te vormen  Positieve controle door hulpverlener  De werkdruk van de hulpverlener is redelijk hoog, er is minder tijd en daardoor geen tijd voor ‘een kopje thee’, dit gaat ten koste van de persoonlijke aandacht.  De jonge moeders willen geen nazorg; ‘kopje thee’ is goed, maar als hulpverlener je met hen bemoeien wordt niet op prijs gesteld. De jonge moeders vinden dat ze geen begeleiding meer nodig hebben als de doelen zijn bereikt.  Als ervaringsdeskundige hulpverlener is het makkelijker om een band te scheppen  Je hebt een lange adem nodig  Als jij de klik niet kunt maken dan kan een collega dat wellicht wel  Blijf dichtbij Rol van de hulpverlener bij heet oplossen van problemen rond financiën, huisvesting en regelgeving Dit was een lastig punt; met name omdat iedereen weet dat het een probleem is. Wanneer je inkomen € 660 is en je huur € 500 dan is het moeilijk om je hoofd boven water te houden; daarbij missen zij vaak de vaardigheden en zijn soms verkeerd geïnformeerd. Aanmelding bij KBR betekent niet dat je direct van je schulden af bent, bijvoorbeeld. Er is gekeken naar de oorzaken:  Levensstijl  Jongerencultuur  Bewijzen: ‘ik doe het goed’ Aanbevelingen:  Preventie op school (basis- en voortgezet onderwijs) in de vorm van financiële opvoeding  Minder formulieren bij de aanvraag van bijvoorbeeld kinderopvang.  Samenwerking tussen scholen, hulpverlening en KBR Wanneer de belastingdienst een vordering heeft op de toeslag kinderopvang, dan wordt dit verrekend met de huur- en/of zorgtoeslag. Het Jongerenloket biedt hulp bij het invullen van formulieren, maar ervaring leert dat ook bij KBR de jongeren niet op de afspraken verschijnen. Er zijn inmiddels vaste contactpersonen bij SoZaWe en KBR. Tip is de toolkit van het Nibud waarmee je het financiële bewustzijn en de zelfredzaamheid kunt vergroten. Preventie en voorlichting Leidt voorlichting tot preventie?  Voorlichting over ouderschap en de consequenties  Voorlichting aan de ouders van de jonge moeders  Langer durende hulpverlening  Voorlichting moet herhaald worden  Jong ouderschap is alleen een probleem als er sprake is van multiproblem Zouden horrorscenario’s werken? Szabinka heeft ervaren dat ze hier alleen maar boos op reageren. Ze geven hooguit aan dat ze, achteraf gezien, wat later in hun leven aan kinderen hadden willen beginnen. Hoe kan de zorg voor jonge moeders met zwaardere problematiek worden verbeterd?

38


 Pas na plaatsing in een voorziening wordt de problematiek duidelijk, zoals LVG, borderline of depressies, trauma’s. Dit vergt veel aandacht van de hulpverleners, maar de rest van de groep heeft die aandacht ook nodig.  Er is weinig inzicht in de eigen problemen.  Aansluiting bij reguliere voorzieningen moet beter; de laagdrempelige voorzieningen vallen weg.  Zijn de voorzieningen die we hebben wel zwaar genoeg?  Zijn sommige jonge moeders wel in staat om hun kinderen op te voeden?  Er moet een uitwisseling van deskundigheid op het vlak van LVG, borderline etc georganiseerd worden.  Er zou een sneltest gedaan moeten worden bij de intake, zodat je eerder weet wat je in huis haalt. Ook kun je iemand dan sneller op de juiste plek plaatsen. Als je het meldt in het TTC-team dan kunnen zij het ACT inschakelen. Afstemming blijft lastig als je ‘verrassingspakketjes’ binnen krijgt. Ter afsluiting Toby Witte bedankt een ieder voor de kennis en expertise; het onderzoek krijgt zo veel nuttige input. Half, eind maart moet er een rapportage liggen. Zij gaan dan proberen om een vertaalslag te maken voor de instellingen en instanties in de stad. Stephanie bedankt namens Scala en meldt dat er begin april weer een jongemoedernetwerkbijeenkomst is. Zij is blij met de vandaag gevoerde discussies. We kunnen nu een stap verder. Wat kunnen we samenbundelen ten behoeve van betere hulpverlening aan de jonge moeders?

39


Deelnemers expertmeeting Jonge Moeder, 03 februari 2011 Academieplein, La Plaza.

Naam Cas Barendregt

Instelling Heemraadssingel 194 3021 DM Rotterdam

Emailadres barendregt@ivo.nl

Tel. Nr

t.beirens@erasmusmc.nl

0 10 7043056 (ma & di)

m.bibi@pbr.nu

010 4122057

Tinneke Beirens

Functie IVO Addiction Research Institute senior onderzoeker Projectcoördinator

M. Bibi

Coördinator

Dept. of Public Health Erasmus MC Postbus 2040 3000 CA Rotterdam Platform Buitenlanders Rijnmond

Petra Casimiri

teamleider

Jonge Moeders Ste®k van Stek.

Roelianne Dijkstra

Verpleegkundige Wetenschappelijk docent

CJG Rijnmond

r.dijkstra@cjgrijnmond.nl

06 14492803

Metamedica, Vumc van der Boechorststraat 7 kamer D 334 1081 BT Amsterdam

m.vanelteren@vumc.nl

020 444 5569 06 25280174

Sheila Gorré-Hoffman

Consulent

Postbus 21217 3001 AE Rotterdam

sheila.gorre@meerotterda m.nl

010 2821111

Wil van Hoorn

Ambulant hulpverlener

wilvanhoorn@flexusjeugdp 010 4760333 lein.nl

Frans de Jonge

Trajectbureau AKA / jonge ouders

FlexusJeugdplein Un kas pa mamanan Coolhaven 100C 3024 AH Rotterdam Albeda College Baljuwstraat 2 3039 AK Rotterdam

f.dejonge@albeda.nl

0104436605

Barbra van Keulen

010-4116085 06-38367957

skorpel@cvd.nl j.p.kraaijeveld@timon.nl

010 2438108

Suzanne Melfor,

assistentmanagement,

Stichting Mara Hang 14 3011 GG Rotterdam CVD Timon Adriaan Kluitstraat 38 3052 RD Rotterdam Steunpunt Studerende Moeders Expertise centrum voor studie en gezin Goudsesingel 182 3011KD Rotterdam

barbra@maraprojecten.nl

Sylvia Korpel Joan Pieter Kraaijeveld

coordinator van het maatjesproejct voor jonge moeders. Secr. Tienermoederwerk behandelcoördinator

Suzanne@studerendemoed ers.nl .

010-2067559

Marianne van Elteren

31 10 425 3366

010-2907305

40


Sabrina Ong-Aban,

peercoach,

Steunpunt studerende Moeders Expertise centrum voor studie en gezin Goudsesingel 182 3011KD Rotterdam

sabrina@studerendemoeder 010-2067559 s.nl .

Fouzia Outmany

Beleidsadviseur

Lectoraat Dynamiek v.d. Stad INHolland

Fouzia.outmany@inholland.n l

Lya Pijpers Francien Schoemakers

Woonbegeleider

CVD- jonge moeders, Welzijnsorganisatie Perspect project Jonge Moeders Trefpunt Lombardijen Horatiusstraat 50 3007 ME Rotterdam

lpijpers@cvd.nl f.schoemakers@perspect.n u

Stephanie Vallianatos

Voorzitter netwerken

Scala Rotterdam www.scalarotterdam.nl 010-44 3000

S.Vallianatos@scalarotter dam.nl stephanie@ostaraconsult ancy.nl

010-44 3000

Marja van der Veen

maatschappelijk werker

Siriz Arnhemseweg 23 postbus 559 3800 AN Amersfoort

m.vanderveen@siriz.nl

033 460 50 70

Frouwkje de Waart,

afdelingshoofd jeugdmonitor & onderzoek (penvoerder DWARS), GGD Rotterdam-Rijnmond,

Loes van Weert

Directeur Scala Rotterdam

Scala Rotterdam www.scalarotterdam.nl 010-44 3000

l.vanweert@scalarotterda m.nl

Maaike Westerbeke

Ambulant begeleider

m.westerbeke@timon.nl

Harriet de Wolf

Jongemoedercoache

Timon Adriaan Kluitstraat 38 3052 RD Rotterdam Afdeling werk team 1 Jeugd Onderwijs en Samenleving Gemeenten Rotterdam Postbus 70014 3000 KS ROTTERDAM

h.dewolf@jos.rotterdam.nl

(010)2671464

Willy Wolters

Stafadviseur Jongerenloket

Westblaak 122 3012 KM Rotterdam

w.wolters@jos.rotterdam.n l

010 2671391

Sjaak Kreeft

Docent

INHolland

Sjaak.kreeft@inholland.nl

06 15279886

010 7074001

f.dewaart@ggd.rotterdam.nl

010-44 3000

41


Mieke van As Tamara van Batenburg

Albeda GGD/Dwars-lid

B. Plomp Mieke van As Fietje Schelling Aga Owsianka

Steady Albeda JSO Leger des Heils

Pien de Heer

Arosa

a.owsianka@legerdesheilsmcr.nl p.deheer@arosa-zhz.nl

Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam

s.i.z.a.dudevszky@hro.nl s.m.lohman@hro.nl e.m.van.twist@hro.nl m.j.westenborg@hro.nl g.t.witte@hro.nl

Szabinka Dudevszky Sandra Lohman Elizabeth van Twist Marjo Westenborg Toby Witte

Onderzoeker Onderzoeker Onderzoeker Onderzoeker Hoofd EPO

t.vanbatenburg@ggd.rotter dam.nl B.Plomp@arosa-zhz.nl i.vanas@albeda.nl

0107944029 0107944044 0107944029 0107945133 0107944029

42


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.