6 minute read

De Nederlandse Serengeti

Overleven op de Nederlandse Serengeti

Het Oostvaardersplassengebied in de Flevopolder is de meest woeste natuur die we in Nederland kennen. Zelfs in Europa is dit gebied uniek. Het doet aan de immense savannes van de Serengeti denken. In 30 jaar tijd breidden de kuddes grote grazers zich hier van enkele honderden dieren uit tot een populatie van duizenden exemplaren. Daarvan sterft jaarlijks in de winter omstreeks 25 procent. Hoe natuurlijk zijn de Oostvaardersplassen? En is het wel diervriendelijk wat daar gebeurt? Er is veel discussie over en iedereen lijkt een uitgesproken mening te hebben. In gesprek met Hans Breeveld, boswachter van Natuurmonumenten in dit bijzondere gebied...

Wie in de trein stapt in Zwolle, kan dwars door de polders naar het Westen rijden. Tussen Almere en Lelystad word je verrast met een blik op het Oostvaardersplassenge-

bied. Uitgestrekte graslanden, hier en daar wat bos en water, en een keur aan grote hoefachtigen. Hele kuddes edelherten, grote groepen van die kleine Konikpaardjes en hier en daar de Heckrunderen, die zich als roestbruine kolossen ophouden in het weidse landschap. Overal liggen dode bomen en ook kadavers worden meestal niet weggehaald. Nergens is een mens of auto te zien. Wat een verademing. een moeras- en bosgebied begon af te tekenen, heeft men de natuur een klein handje geholpen met het waterbeheer. Maar daarna mocht ze haar gang gaan en werd het

besluit genomen het natuurgebied intact te laten. Zo ontstond de afgelopen dertig jaar een soort oernatuur, die opengehouden wordt door de daar geïntroduceerde hoefdieren. Het natte gedeelte bedraagt 3600 hectare, het droge deel 2000. Hans Breeveld, boswachter in de Oostvaardersplassen, vertelt: “We begonnen in de jaren '83, '84 met 27 konikpaarden, 35 heckrunderen en 54 edelherten, die uit verschillende gebieden in Europa kwamen. Zo importeerden we de edelherten bijvoorbeeld uit wildparken in Schotland en Hongarije, en de paarden uit weer andere Europese landen. Het is een gemêleerd gezelschap. De kuddes zijn flink gegroeid. Vorig jaar telden we 3100 edelherten, 1100 paarden en 300 runderen.”

Tekst: Marian Henderson Foto’s: Staatsbosbeheer / Thijmen van Heerde

Voedselschaarste

Wanneer de winters koud en ongenaakbaar zijn, ontstaat er voedselschaarste in het gebied. Ook zijn er dan weinig schuilplaatsen. Ieder jaar sterft een groot deel van de kudde. Dat gaf de nodige beroering. Mocht je deze dieren aan hun lot overlaten? Was dat geen

dierenmishandeling in een gebied met hekken erom heen? Was dit nog wel natuur? Of waren het gehouden dieren? In 2010 werd een motie aangenomen die opdracht gaf om de beesten bij te voeden. Ze kregen schraal hooi, waar overigens maar een gedeelte van de grazers gebruik van maakte. Veel deskundigen zeggen dat bijvoeren geen goede zaak is. De stofwisseling van de dieren krijgt dan een verkeerd signaal. Vervolgens zullen er meer kalveren geboren worden en dat is juist niet de bedoeling. Breeveld: “Meer voeren geeft meer vetreserves en dus meer geboorten. De groep wordt dan groter en zal de jaren daarna zeker ook moeten worden

Overal liggen dode bomen en ook kadavers worden meestal niet weggehaald. Nergens is een mens of auto te zien. Wat een verademing.

Oernatuur

Ooit werd dit gebied ingepolderd. Een tijdlang mocht het braak liggen. Toen zich daar

bijgevoerd. Een internationale adviescommissie, de ICMO, heeft bijvoeren juist ontraden. De afgelopen jaren hebben we dit dus niet gedaan. Wij voeren slechts uit.”

Ik heb nog de beelden op mijn netvlies van kreperende, uitgemergelde dieren. Is het normaal dat zo'n groot deel van de kudde jaarlijks sterft? En is dat wel diervriendelijk? de Veluwe en het Rivierengebied, zodat de dieren kunnen trekken. Hoe staat Natuurmonumenten daar tegenover?

Breeveld: “Natuurlijk is het verbinden van natuurgebieden een goede zaak, dat geeft meer biodiversiteit. De ecologische hoofdstructuur is nog in ontwikkeling. Het is koffiedik kijken of dit in de nabije toekomst gaat gebeuren. Maar het vergroten van het gebied is geen oplossing voor de voed-

In hoeverre is het gebied toegankelijk?

Breeveld: “Er is een centraal moeras, dat is niet toegankelijk. Daar komen ook nauwelijks beheerders. Dan is er een gedeelte

Wij zijn niet meer aan natuur gewend. De dieren reguleren zelf hun aantallen, aangepast aan de grootte van het gebied.

Breeveld: “Het is normaal dat dieren gedurende de winter magerder worden. Ze hebben in de zomer een vetreserve opgebouwd en die reserve van 25% gebruiken ze in de winter. Sommige dieren hebben onvoldoende vet en redden het dus niet. Je kunt je afvragen hoe erg die sterfte is, maar dat is een andere discussie. Ons uitgangspunt is dat we dierenleed ten koste van alles willen voorkomen. Daarom kijken we naar de toestand van de individuele dieren. De jonge kalveren die aan het eind van het seizoen geboren worden, hebben minder tijd gehad om een vetreserve voor de winter op te bouwen. Oudere dieren kunnen bijvoorbeeld ondervoed raken door gebitsproblemen. Dat zullen vaak de dieren zijn die het niet redden. Wanneer we zien dat een dier kans loopt om te gaan lijden, kiezen wij voor afschot om dat te voorkomen. Maar we kunnen natuurlijk geen 100% garantie geven. In zo'n groot gebied spoor je niet al die dieren op. Bovendien is er ook ieder jaar een aantal dat een natuurlijke dood sterft. Daarom zijn de sterftecijfers hoger dan de afschotcijfers.”

De Partij voor de Dieren is niet gelukkig met dit project. Zij vindt dat het gebied te klein is en meent dat het terrein moet worden verbonden met andere natuurgebieden, zoals het Holsterwold,

selschaarste. De kuddes zouden dan alleen maar groter worden en dan heb je precies hetzelfde probleem, maar dan op een andere schaal. In grote natuurgebieden in Afrika zie je dezelfde sterftecijfers. 25% is helemaal niet buitensporig. Wij zijn niet meer aan natuur gewend. De dieren reguleren zelf hun aantallen, aangepast aan de grootte van het gebied. Je ziet dat lang niet alle vrouwelijke dieren een jong krijgen. Soms wordt een hinde wel ''beslagen'', zoals dat zo mooi heet, en vindt er inderdaad een bevruchting plaats, maar als de omstandigheden ongunstig zijn, komt het embryo niet tot ontwikkeling en wordt het later weer opgenomen in het lichaam.”

Vindt u het experiment dus wel geslaagd?

Breeveld: “Ik vind het uitstekend geslaagd. Wij zijn 365 dagen per jaar bezig met dierenwelzijn. Dat hebben we hoog in het vaandel staan. Er zijn inderdaad veel meningen over dit gebied, omdat mensen eigen opvattingen hebben over hoe de natuur zou moeten zijn. Maar vroeger leefden runderen en paarden ook in het wild en regelden zij zelf ook de grootte van de kudde. Dat is natuur. Wij zijn gewend aan een stal en een wei, maar de natuur kent geen gehouden dieren. Elk gebied heeft zijn eigen, natuurlijke grenzen, bijvoorbeeld een berg of een rivier. En zodra het terrein groter wordt, komen er meer dieren bij. Als je reageert met een groter terrein of met bijvoeding, stimuleer je de groei.”

waar je onder begeleiding kunt komen en daaromheen ligt een schil met een vrij wandel- en fietsgebied.”

Safari in eigen land

Wie op onderzoek wil in de Oostvaardersplassen kan deelnemen aan ecokartochten, bolderkarexcursies, fotosafari's en vogelweekeindes. Raadpleeg de site www.staatsbosbeheer.nl of www.stadennatuur.nl. Zo is er op 24 en 25 augustus weer een vogelweekend, de Birdfair. (www.dutchbirdfair.nl). Het afgelopen jaar bezochten zo'n 450 groepen het gebied. Honden zijn in de gehele Oostvaardersplassen verboden.

Wat kun je er behalve de grote hoefdieren nog meer tegenkomen? Onder andere broedt hier de zeearend, met zijn spectaculaire vleugelbreedte ook wel de ''vliegende deur'' genoemd. Je vindt er vossen, reeën, ijsvogels, een lepelaarkolonie, allerlei eenden en watervogels. Ruiende grauwe ganzen vinden hier rust. Het gebied leent zich uitstekend voor een safari in eigen land. Alleen de treinreis is al een speciale ervaring.

This article is from: