Masterplan Totaal

Page 43

9 Uitvoeringsstrategie

Duurzaamheid In dit Masterplan wordt de ambitie uitgesproken ACT met behulp van de ontwerpfilosofie Cradle to Cradle tot meest duurzame bedrijven­ terrein van Europa te maken. Wat betreft de uitwerking van Cradle to Cradle is het van belang de geformuleerde duurzaamheidsambities uit te werken tot concrete (pilot) projecten. Externe veiligheid Vliegverkeer brengt risico’s op de grond met zich mee. Ook het transport van gevaarlijke stoffen over weg (onder andere LPG), rail, water en buisleidingen gaat gepaard met een zeker risico. Door bebouwing in veiligheidszones kan het groepsrisico toenemen. Door toename van de verkeersintensiteiten op weg, water en

Figuur 9.3: Referentie duurzame inrichting.

82 ACT MASTERPLAN

9 Uitvoeringsstrategie

rail kunnen de risico’s langs de betreffende routes toenemen als gevolg van een vergrote kans op verkeersongevallen. Uitgangspunt is dat er geen toename plaatsvindt van risico en groepsrisico (luchtvaart, weg-, water- en railverkeer). In de Masterplan­ kaarten zijn de LIB-normen rond Schiphol, inclusief de belemmeringen ten aanzien van nieuwe bestemmingen, als uitgangspunt genomen. Deze veiligheidszones zijn benut voor bestemmingen met een lage personendichtheid, bijvoorbeeld parkeren. Daarnaast vormen de A4 en N201 onderdeel van de Route Gevaarlijke Stoffen (invloedsgebied maximaal 200 meter). Het plan houdt rekening met de inpassing van veiligheidszones rond LPGstations en langs buisleidingen. De LIB-normen zorgen voor diverse ruimtelijke restricties. In verband met de beperkte mate waarin inrichtingsvoorstellen op dit moment zijn te concretiseren dienen de ruimtelijke implicaties van de LIB-normen in de toekomst nader onderzocht te worden.

Energie-infrastructuur Gebruik van fossiele brandstoffen door bedrijven en glastuinbouw leidt tot CO2-uitstoot. ACT streeft ernaar CO2-neutraal te zijn door energie­ besparing, efficiency en grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Het Masterplan maakt nog geen keuze voor de wijze van energievoorziening van ACT, wel worden kansen benoemd. In de uitwerking van het Masterplan is het nodig een energievisie voor de gebieden behorende bij ACT op te stellen. Groen- en watersysteem Bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer kunnen leiden tot aantasting van natuur- en leefgebieden van beschermde soorten flora en fauna. ACT vormt een belangrijke schakel tussen stedelijke groengebieden en grote aaneengesloten droge en natte natuurgebieden. Daarnaast kan bebouwing leiden tot verstoring van de bodem, bijvoorbeeld door ophoging en – ondermeer als gevolg daarvan – inklinking. Bebouwing leidt tot toename van verhard oppervlak. De grote piekafvoer bij neerslag die hiervan het gevolg is, dient te worden opgevangen door bijvoorbeeld de aanleg van

groendaken en waterretentiebekkens. Inlaat van gebiedsvreemd water bij droogte kan de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloeden. Klimaatveranderingen kunnen deze problemen versterken (meer neerslag, langere droogteperiodes). Het groen-en water­ systeem op de bedrijventerreinen van ACT dient dan ook uitgewerkt te worden in samenhang met de gewenste ruimtelijke structuur en met zijn omgeving. Parkmanagement Om de gemeenschappelijk gekozen identiteit en bijbehorend ambitieniveau verder te ontwikkelen en uit te werken, is het mogelijk om een aantal fronten te sturen op het kwaliteitsniveau van ACT. De primaire taak van de organisatie is het op managementniveau sturen van de (ruimtelijke) inrichting, het aanbod aan voorzieningen en het beheer van een locatie, met als doel het structureel ontwikkelen en vasthouden van het gewenste kwaliteitsniveau van de bedrijfsomgeving. Het gebiedsmanagement op de bedrijventerreinen zal plaatsvinden op het niveau van de individuele terreinen behorende bij ACT,

zodat nauwkeurig ingespeeld kan worden op de kansen per locatie. Mobiliteit ACT zal waarschijnlijk leiden tot een toename van personen- en goederenverkeer. Om de effecten op bereikbaarheid, leefbaarheid en energie zoveel mogelijk te beperken dienen de verschillende vervoerstromen binnen ACT optimaal te worden geaccommodeerd. Zo zal een groot deel van het goederenvervoer worden afgewikkeld via de OLV. Uitgangspunt bij ACT is daarnaast het beperken van het aantal handelingen met luchtvracht en het zoveel mogelijk bundelen van ladingen. Bij het personenvervoer ligt de nadruk sterk op het minimaliseren van het woon-werkverkeer met de auto. Ten behoeve hiervan dienen het openbaar vervoer en langzaamverkeersroutes een aantrekkelijk alternatief voor de auto te zijn. Hiertoe wordt een goede OV- en fiets­ ontsluiting ontwikkeld. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van intensieve bebouwing rondom HOV-­knooppunten. Onderzocht moet worden op welke wijze de effecten van het personen- en goederen­verkeer binnen ACT beperkt

kunnen worden. Voor het goederen vervoer betekent dit het nader uitwerken van het totale logistieke systeem (OLV, vervoerswaardestudie, keten­integratie en logistieke innovaties). Ter beperking van het woon-werkverkeer met de auto dienen daarnaast de langzaamverkeersroutes en openbaarvervoersverbindingen (onder meer op basis van het Regionaal Verkeer & Vervoerplan) uitgewerkt te worden. Verder onderzoek is daarnaast nodig voor innovatieve vervoersconcepten en mobiliteitsmanagement (onder meer bedrijfsvervoer van en naar OV-haltes). Luchtkwaliteit Toename van intern en extern transport van goederen en personen kan leiden tot toename van uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en een verslechtering van de luchtkwaliteit. Met behulp van maatregelen als de bundeling van ladingstromen, verhoogde efficiency in de knoop, modal shift en schonere transport­ systemen wordt in ACT de emissie van NO2 en fijn stof (PM10) beperkt. Afhankelijk van technologische ontwikkelingen kan op termijn zelfs uitstoot worden voorkomen. Uitgangspunt

ACT MASTERPLAN 83


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.