Masterplan Totaal

Page 1

Masterplan


Colofon Organisatie Programmabureau ACT conceptfase Gebiedspositionering, naamgeving & ontwerp: Total Identity en Buck Consultants International

Masterplan ACT Schiphol, juni ‘08

Opsteller Schiphol Area Development Company (SADC)

Tekstredactie Fieldtrip, Amsterdam

Website www.actbeyondlogistics.nl

Vormgeving dBOD, Amsterdam

Opdrachtgevers Provincie Noord-Holland Gemeente Haarlemmermeer Schiphol Group AM Schiphol Area Development Company (i.s.m. Stadsregio Amsterdam en gemeente Amsterdam)

drukwerk GraVisie, Leiden Ruimtelijke programmering UrbanXchange Zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de opdrachtgever is het niet toegestaan deze uitgave of delen ervan te vermenigvuldigen of op enige wijze openbaar te maken.

ACT MASTERPLAN 1


ACT beyond logistics

Naar het hart van een logistiek superknooppunt 2020, Metropool Amsterdam, Noordwest-hoek Randstad. Vanaf zakendistrict Zuidas is het vijf minuten reizen naar Schiphol. Het centrum van Rotterdam ligt op nog maar 19 minuten, dankzij de HST. Diezelfde snelle treinverbinding zorgt ook voor snel goederenvervoer van en naar de nationale luchthaven. De A4 sluit hier op aan met parallelwegen en aftakkingen naar het gebied aan weerszijden van deze supersnelweg. Hier is een logistiek knooppunt ontstaan dat zijn gelijke in de wereld niet kent. Talloze bedrijven zijn er dag en nacht bezig met alles wat met logistiek te maken heeft. Zij vormen de verbindingsschakels tussen zeehavens, luchthavens, snelwegen en rails. Logistiek... en ‘beyond’! Overladen, distribueren, waarde toevoegen en verschepen zijn hier de meest voor de hand liggende activiteiten. Maar op dit uitgestrekte terrein met de naam ACT (Amsterdam Connecting Trade) gebeurt meer. Geavanceerd dataverkeer helpt om activiteiten op elkaar af te stemmen. Trolleys vervoeren vracht van de truckterminal naar het hart van ACT. Fijnmazig openbaar vervoer brengt medewerkers comfortabel van en naar hun werk. En dan is er nog de architectuur van de gebouwen en de inpassing in het landschap. Aan alles merk je dat er is geïnvesteerd in duurzaamheid, energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot. Een parkachtig bedrijvenlandschap als ontmoetingsplaats voor iedereen die in logistiek waarde toevoegt. Het ultieme netwerk van goederen, mensen en kennis. Dit alles maakt ACT ‘beyond logistics’. De ultieme verbinding Hoe kon hier - in zo’n dichtbevolkte regio - zo’n prestigieus logistiek knooppunt ontstaan? Natuurlijk was Nederland al jaren een distrubutieland, dankzij de zee en verbindingen met het achterland, en dankzij zijn handelsgeest en de internationale oriëntatie van de bevolking. Maar de echte doorbraak kwam begin 2000 met de visie dat logistiek in zo’n dichtbebouwd gebied alleen nog kon worden ontwikkeld als ook het milieu erbij gebaat was. Economie, bereikbaarheid en leefbaarheid zijn elkaar gaan versterken in ACT. Een duidelijke keuze voor duurzaamheid, multimodale verbindingen en ruimtelijke beleving heeft gemaakt dat ACT nu bijzonder aantrekkelijk wordt gevonden. Hier moet je zijn voor de ultieme verbinding met de rest van de wereld. Logistieke bedrijven, maar ook bedrijven die van logistiek afhankelijk zijn, zoals concerns in mode, hightech, farmacie en tuinbouw. Nu, in 2020, is het concept zijn kritische massa voorbij: er gebeurt hier zoveel, er is zoveel interactie, dat er vanzelf nieuwe verbindingen ontstaan die in waarde boven de som der delen uitstijgen...

2 ACT MASTERPLAN

ACT MASTERPLAN 3


Voorwoord

Voorwoord ACT (Amsterdam Connecting Trade) heeft alles mee. Luchtvracht maakt wereldwijd een gestage groei door. Schiphol heeft internationaal een sterke positie. De havens van Rotterdam en Amsterdam verbinden alle windstreken met het Europese achterland. En binnenkort sluiten hogesnelheidslijnen de Schipholregio aan op een internationaal netwerk van hoogwaardig vervoer. Kortom, de regio is booming, met als gevolg een toenemende vraag naar Schipholgebonden bedrijventerrreinen.

Het toonbeeld van duurzaam, logistiek verbinden met de wereld. Er is echter ook een ‘maar’. Al die toenemende bedrijvigheid in een van de dichtstbevolkte gebieden van Europa: hoe lang gaat dat goed? Kúnnen we nog kavels uitgeven, of komen de grenzen in zicht? Uit de voorbereidingen voor dit masterplan is mij één ding haarscherp duidelijkgeworden. Het samenkomen van logistieke stromen is een mondiale ontwikkeling, die zich vertaalt naar een toenemende vraag naar duurzame logistieke werklocaties. Het is niet de vraag óf deze terreinen er komen, maar waar en op welke wijze. De Schipholregio heeft als vestigingsplaats voor logistieke bedrijven de beste papieren. Maar omwille van de leefbaarheid willen we niet ongebreideld kavels uitgeven. We moeten zorgvuldig handelen.

4 ACT MASTERPLAN

Daarom houdt dit Masterplan ACT rekening met het dilemma tussen groei en leefbaarheid. Dit is een visie die groei mogelijk maakt, onder de voorwaarde van duurzaamheid. Dat is namelijk de enige manier om volwaardig te kunnen meedingen in de strijd om die internationale logistieke ‘hub’ te worden. Het is bovendien een weg die nieuw is, die inspireert, en die laat zien dat het kán: dat duurzaamheid de economie niet belemmert, maar juist een impuls geeft. Dit is het resultaat; een onderscheidend idee dat uitwerking geeft aan het hoge ambitieniveau van ACT. Amsterdam Connecting Trade draait om verbindingen en verbondenheid. En is meer dan logistiek alleen. ACT Beyond Logistics zorgt voor verbindingen tussen goederen, mensen en informatiestromen. Verbondenheid met de omgeving, die kwetsbaar is. Met de mensen die er wonen en verblijvenen de bedrijven die voor werkgelegenheid zorgen. Het Masterplan schetst de contouren van dit duurzame logistieke knooppunt. Het laat zien hoe alle aspecten hieromheen kunnen worden vormgegeven om op wereldschaal een werkelijk onderscheidend knooppunt te worden. Het toonbeeld van logistieke intelligentie en hét voorbeeld van duurzaamheid.

ACT draait om een geïntegreerde aanpak. Een slimme infrastructuur, duurzame ruimtelijke invulling, hoge kwaliteit van leven, een diversiteit van activiteiten en een volledig aanbod van logistieke diensten. Ik ben ervan overtuigd dat met het Masterplan ACT een goede stap is gezet op weg naar een stevige, internationale versterking van de Schipholregio. En, daarmee van de Metropool Amsterdam die terug wil in de top 3 van Europese vestigingssteden. Die top wordt alleen weer bereikt wanneer wij innovatief met onze beperkte ruimte omgaan. Arthur van Dijk, Voorzitter ACT juni 2008

ACT MASTERPLAN 5


Samenvatting

Samenvatting In 2006 hebben de gemeente Haarlemmermeer, provincie Noord-Holland, SADC, de Schiphol Group en AM een gezamenlijke visie ontwikkeld om de groei van de Schiphol Regio te accommoderen binnen de kaders van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid. De ambities van deze Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 zijn in dit Masterplan ACT geconcretiseerd, waarbij de doelen nog scherper zijn gesteld. Inhoud Masterplan ACT Het Masterplan ACT is op hoofdlijnen opgebouwd uit drie delen. In de hoofdstukken 2 en 3 worden de relevante ruimtelijk-economische kaders beschreven. De geschetste ontwikkelingen en de noodzaak om te komen tot een integrale aanpak worden in het tweede deel vertaald naar uitgangspunten (hoofdstuk 4), de programmatische eisen (hoofdstuk 5) en een ruimtelijk plan (hoofdstuk 6). Het derde deel richt zich op de projecten en de uitvoeringsstrategie (hoofdstukken 7, 8 en 9). Ruimtelijke-economische kaders Hoofdstuk 2 gaat in op de noodzaak om de logistieke bedrijventerreinen rond Schiphol te laten doorstoten tot de top 3-vestigingslocaties van Europa op het gebied van luchtvrachtgerelateerde logistics en aanverwante diensten. Het gaat daarbij niet alleen om logistiek, maar vooral ook om de meerwaarde – de toegevoegde waarde – die op basis van logistieke dienstverlening kan worden verwezenlijkt. In de hedendaagse economie wordt het concurrerend vermogen van de regio Schiphol slechts ten dele bepaald door fysiek ruimtelijke condities. Met de verdergaande mondialisering van de logistieke sector groeit het belang van non-fysieke aspecten zoals arbeidsmarkt, innovatievermogen, veiligheid en efficiency bij douaneafhandeling. Hoofdstuk 3

6 ACT MASTERPLAN

beschrijft de context waarin deze ambitie wordt gerealiseerd. De publieke overheden hebben op diverse niveaus de kaders gesteld waarbinnen Schiphol en de luchthavengerelateerde bedrijven kunnen groeien. Uit het hoofdstuk komt naar voren dat groei mogelijk is, maar dat er duidelijke grenzen zijn gegeven de bereikbaarheid en leefbaarheid van de regio. Hier ligt de uitdaging te voldoen aan de meest recente eisen op het gebied van luchtkwaliteit en duurzame ontwikkeling. Al met al moet een impuls voor het logistieke cluster in combinatie met het benutten van de unieke mogelijkheid voor innovatie, ervoor zorgen dat Nederland haar sterk concurrerende vestigingsklimaat (internationaal) weet te behouden, leidend blijft en daarmee bijdraagt aan versterking van de economie en werkgelegenheid op alle niveaus ACT Beyond Logistics Hoofdstuk 4 gaat vooral in op de wijze waarop economische groei kan worden verbonden met duurzame ontwikkeling. Duurzaam in de meest brede zin van het woord. ACT Beyond Logistics, ‘Amsterdam Connecting Trade’ is meer dan logistiek alleen. Het is een gebied waar mensen, goederen en informatie optimaal worden verbonden in een stimulerende en duurzame omgeving waar veel ruimte is voor (internationale) ontmoetingen en uitwisseling van kennis en ervaring. ACT vertegenwoordigt

een wereld waaraan ondernemingen willen deelnemen omdat ze groei én vernieuwing kunnen bereiken. Vestiging betekent meerwaarde, omdat bedrijven zich herkennen in de kernwaarden van ACT. ACT is ook het nieuwe internationale logistieke knooppunt bij Schiphol. De ontwikkeling van ACT sluit aan op de sterkten van de regio rond Schiphol. Het gebied ligt centraal en heeft goede verbindingen: een internationale luchthaven met een goede reputatie, de zeehavens van Rotterdam en Amsterdam, aansluiting op de HSL, binnen-vaartwegen en de bloemenveiling van Aalsmeer. ACT is meer dan de afzonderlijke ontwikkeling van de terreinen A4-zone west, Schiphol Logistics Parc, Schiphol Zuidoost en het Geniepark. Innovatieve oplossingen zorgen voor gezamenlijke meerwaarde in een optimale balans tussen leefbaarheid, bereikbaarheid en economie. Uitvoering van het Masterplan ACT moet leiden tot: - Versterking van de internationale concurrentiepositie van de regio; - Realisatie van een Global Market Place gerelateerd aan logistiek en ondersteund door zowel fysieke als non-fysieke kwaliteiten; - Ruimte voor kansrijke clusterconcepten met meer nadruk op ketenconcepten en waardetoevoeging; - Aanzienlijk meer werkgelegenheid voor alle opleidingsniveaus; - Een combinatie van innovatie en duurzaamheid die leidt tot meerwaarde voor zowel economie, bereikbaarheid als milieu. Knopen en lijnen Hoofdstuk 5 beschrijft de wijze waarop de ambities van ACT kunnen worden vormgegeven als een unieke wereld. De ruimtelijke principes richten zich op een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte, maar

ook en vooral uit het vormen van netwerken die bestaan uit infrastructurele lijnen en knopen waar een concentratie van functies plaatsvindt. Dit vertaalt zich in de stedenbouwkundige principes, die weer de basis zullen vormen voor het verder uit te werken stedenbouwkundig plan. Een belangrijk onderdeel van het Masterplan is de realisatie van een netwerk van verbindingen voor zowel vrachttransport als personenvervoer (voor werknemers en bezoekers), dat aanvullend is op het onderliggende regionale verkeersnetwerk. Het nieuwe netwerk functioneert deels los van dit bestaande netwerk. Centraal staat de Ongestoord Logistieke Verbinding: een vrije vrachtbaan tussen luchthavenplatform en bedrijventerreinen. Vervoer via spoor en water vormen alternatieven voor het vrachttransport via de weg. Bij spoor gaat het dan vooral over vrachtvervoer over het HSL-netwerk met hoge snelheidsvrachttreinen, waarvoor op Europees niveau al veel interesse bestaat. ‘Toegangspoorten’ in de vorm van bewaakte parkeerplaatsen zorgen voor de regulering van vervoersstromen binnen de locaties, maar ook voor de uitwisseling tussen het interne en externe verkeersnetwerk. Het bestaande netwerk voor personenvervoer wordt aangevuld en vernieuwd, bijvoorbeeld met de uitbreiding van de bestaande hoogwaardig openbaar vervoersverbinding (HOV), uitbreiding van het OV-sternetwerk op Schiphol en met nieuwe vormen van vervoersmanagement. Wat wordt met deze aanpak bereikt? - Een goede bereikbaarheid van Schiphol én ACT op lokaal, regionaal en nationaal niveau voor het wegverkeer en het openbaar vervoer; - Een forse toename van de logistieke efficiency en korte, betrouwbare doorlooptijden bij afhandeling van de luchtvracht;

- De realisatie van een multimodaal transportaanbod (lucht, weg, rail en water). Ruimtelijk plan De geschetste ontwikkelingen en de noodzaak om te komen tot een integrale aanpak worden in hoofdstuk 6 vertaald naar een aanzet voor een ruimtelijk plan, gegeven de bestaande kwaliteiten van het gebied. Te midden van de veelheid aan wereldwijde netwerken biedt ACT een unieke wereld, waarin de ruimtelijke aanpak moet werken als beleving: de inrichting van het gebied draagt bij aan een gemakkelijke bereikbaarheid en aan een hoge ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheidsprincipes, zoals de uitgangspunten van ‘cradle to cradle’ vormen hierin de sleutel. ACT laat daarmee zien dat economie hand in hand gaat met leefbaarheid en duurzaamheid en de zorg voor het bestaande landschap. Deze positionering en de bijbehorende ambities vertalen zich in een aantal programmatische, ruimtelijke en stedenbouwkundige principes en naar de Masterplankaart. Projecten en uitvoeringsstrategie Het derde deel, de hoofdstukken 7, 8 en 9, richt zich op de projecten en de uitvoeringsstrategie. Als het Masterplan definitief is, wordt hiervoor het vervolgtraject in gang gezet. De grondslag voor ACT is gelegen in het kwalitatief hoogwaardig, integraal en

duurzaam ontwikkelen van de ruimtelijke en infrastructurele projecten binnen het ACTgebied. Daarnaast vindt afstemming plaats met de omliggende projecten: PrimAviera, Park van de 21ste eeuw, de omlegging van de N201, A4 parallelstructuur, Zuidtangent Oost, Beechavenue en het project OV SchipholAmsterdam-Almere-Lelystad (SAAL). Ook een ongestoorde verbinding tussen luchthaven en bloemenveiling, behoort tot de ambitie van ACT. ACT staat hiernaast open voor andere locaties in de Schipholregio zoals de bedrijvenlocaties: Beukenhorst, Schiphol Rijk, Schiphol Zuid, Greenpark Aalsmeer, Schiphol Oost, De Hoek en de Groene Hoek. Terreinen die in de toekomst wellicht gaan opereren onder ACT. De uitvoeringsstrategie van ACT is gebaseerd op het realiseren van samenwerking en afstemming tussen partijen. Er worden afspraken gemaakt om overkoepelende thema’s gezamenlijk uit te werken zoals duurzaamheid, externe veiligheid, energie-infrastructuur, groen/watersysteem, parkmanagement, vervoersmanagement, luchtkwaliteit en non-fysieke projecten. Een supervisorteam zorgt voor kwaliteitsborging en de afstemming met andere toetsende instanties.

ACT MASTERPLAN 7


Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Beschrijving plangebied 1.4 Locaties en condities 1.5 Scope Masterplan 1.6 Uitgangspunten Masterplan 1.7 Leeswijzer

2. Ruimtelijk-economische ontwikkelingen 2.1 Economische ontwikkelingen 2.1.1 Mainport en metropolitane strategie 2.1.2 Luchtvracht 2.1.3 Werkgelegenheid en onderwijs 2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen 2.2.1 Bedrijventerreinen 2.2.2 Bereikbaarheid 2.2.3 Leefbaarheid 2.3 Marktontwikkelingen 2.3.1 Logistieke sector 2.3.2 Clusterstrategie 2.3.3 Duurzaamheid 2.4 Conclusies

3. Ruimtelijke beleidskaders 3.1 Europees beleid 3.2 Nationaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Lokaal beleid 3.5 Conclusies

8 ACT MASTERPLAN

10 11 12 12 13 14 14 15

16 17 17 17 19 20 20 22 23 23 23 24 24 25

26 27 27 28 30 31

4. ACT ‘Beyond logistics’ 4.1 Positionering ACT 4.2 Kernwaarden ACT 4.3 Nieuwe benadering van gebiedsontwikkeling 4.4 Uitwerking ambities 4.4.1 Economie 4.4.2 Bereikbaarheid 4.4.3 Leefbaarheid 4.5 Conclusies

5. Ruimtelijk concept 5.1 Programmatische principes 5.1.2 Programma vraagzijde: meerdere werelden 5.1.3 Programma aanbodzijde: meerdere concepten 5.2 Ruimtelijke principes 5.3 Stedenbouwkundige principes 5.3.1 Bereikbaarheid en multimodaliteit 5.3.2 Ruimtelijke indeling/zonering 5.3.3 Organisatie bedrijvenzones 5.3.4 Flexibiliteit 5.3.5 Samenhang 5.3.6 Zichtbaarheid 5.3.7 Toegankelijkheid 5.3.8 Leefbaarheid en duurzaamheid 5.4 Conclusies

32 33 33 34 34 35 37 38 39

40 41

6. Ruimtelijke vertaling Masterplan 6.1 Het bestaande landschap 6.1.1 Kenmerken polderlandschap 6.1.2 Openheid en grote schaal 6.1.3 Randen 6.1.4 Historische elementen 6.1.5 Waterhuishouding 6.1.6 Duurzaamheid 6.2 Infrastructuur 6.2.1 Multimodaal systeem 6.2.2 Openbaar Vervoer 6.2.3 Parkeren 6.2.4 Langzaamverkeerroutes 6.3 Masterplankaart 6.4 Conclusies

52 53 53 53 53 53 55 55 55 55 57 58 58 58 58

7. Projecten ACT 7.1 Kerngebieden ACT 7.1.1 A4-zone west 7.1.2 Schiphol Logistics Park (SLP) 7.1.3 Schiphol Zuidoost 7.1.4 Het Geniepark 7.2 Ongestoord Logistieke Verbinding (OLV) 7.2.1 Vrachtbaan 7.2.2 Poorten en terminals 7.2.3 Services 7.3 Railterminal 7.4 Truckterminal 7.5 Waterterminal 7.6 Non-fysieke projecten 7.6.1 Veiligheid en beveiliging 7.6.2 Slim toezicht 7.6.3 Kennis en expertise 7.6.4 Betrouwbaarheid van het logistieke systeem 7.7 Conclusies

60 61 61 61 61 61

42 44 44 45 46 46 47 48 48 49 49 50 51

63 63 64 64 65 67 67 68 68 69 70

8. Gerelateerde ruimtelijke projecten 8.1 Afstemmingsprojecten 8.1.1 Primaviera 8.1.2 Park van de 21ste eeuw 8.1.3 Omlegging N201 8.1.4 Parallelstructuur A4 8.1.5 Zuidtangent 8.1.6 Beechavenue 8.1.7 Openbaar vervoer SchipholAmsterdam-Almere-Lelystad (SAAL) 8.2 Locaties die kunnen aansluiten bij ACT 8.2.1 Beukenhorst 8.2.2 Schiphol Rijk 8.2.3 Schiphol Zuid 8.2.4 Greenpark Aalsmeer 8.2.5 Schiphol Oost 8.2.6 De Hoek 8.3 Conclusies

72 73 73 73 73 73 74 74

75 75 75 75 76 76 76 76 77

9. Uitvoeringsstrategie 9.1 Samenwerking 9.2 Positionering en marketing 9.3 Afstemming publieke en private partijen 9.4 Kwaliteitsborging 9.5 Multimodaliteit 9.6 Conclusies en organisatie

78 79 79 80 84 84 85

Literatuurlijst

86

70 71

ACT MASTERPLAN 9


1

1 Inleiding

Inleiding

1.1 Aanleiding Mainport Schiphol is een van de belangrijkste economische motoren van de Randstad en van Nederland. Voor veel hoogwaardige bedrijvigheid is de aanwezigheid van de luchthaven een belangrijke voorwaarde om te kunnen opereren in hun internationale netwerken. Dat geldt onder meer voor de zakelijke dienstver­ lening, handelsondernemingen en de Europese distributiecentra van grote internationale bedrijven.

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de aanleiding voor het Masterplan ACT, alvorens in paragraaf 1.2 in te gaan op de doelstellingen. Een nadere bepaling van het plangebied volgt in paragraaf 1.3. Vervolgens wordt in paragraaf 1.4 de samenhang tussen locaties en condities geschetst op basis waarvan het gebied integraal tot ontwikkeling kan worden gebracht. Paragraaf 1.5 en 1.6 omschrijven respectievelijk de scope en uitgangspunten. Het hoofdstuk besluit met een leeswijzer voor de overige hoofdstukken van het Masterplan.

De komende jaren is een groei van het aantal passagiers en van de luchtvracht voorzien. De luchtvracht brengt tal van logistieke werkzaamheden met zich mee. De fysieke ruimte op het Schipholterrein is niet toereikend om deze activiteiten te kunnen huisvesten. Daarom is in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen (Schiphol Logistics Park, A4-zone west en Schiphol Zuidoost) voorzien. Vanuit marktpartijen is daarnaast met het Manifest Werkstad A4 aangedrongen op maatregelen zodat de bereikbaarheid van Schiphol voor logistieke diensten verzekerd blijft.

SADC, provincie Noord-Holland, gemeente Haarlemmermeer, Schiphol Group en AM hebben in 2006 met dit doel de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 opgesteld. De gebiedsvisie is eind 2006 en begin 2007 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, de gemeenteraad van Haarlemmermeer, de directie van AM en de directie van Schiphol Group. Het college van B en W van de gemeente Amsterdam en het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam ondersteunen de visie. Het gebied moet volgens de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 een internationale toplocatie worden voor luchthavengebonden logistieke activiteiten, onder meer door een unieke, multimodale ontsluiting. Doel is het creëren van een unieke wereld waarbij de efficiëntie van de multimodale logistieke knoop in de Schipholregio wordt geoptimaliseerd met behulp van een vernieuwde ruimtelijke indeling en interne ontsluiting van de bedrijventerreinen. Een vrachtbaan, een ‘dedicated route’ voor het vrachtverkeer, verbindt het luchthavenplatform met de

omliggende terreinen. Efficiëntere achterlandontsluitingen per lucht, water, weg en rail zorgen in deze visie voor een verbeterde bereikbaarheid en vooral voor een verbeterde betrouwbaarheid. Tegelijkertijd zorgt een integrale aanpak dat ook de leefbaarheid van het gebied verbetert. Groenprojecten zoals het Geniepark worden op de ontwikkelingen afgestemd en de terreinen zelf krijgen een hoogwaardige inrichting. Eind 2006 hebben de partijen, verantwoordelijk voor de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4, een programmabureau opgericht binnen SADC. Het programmabureau heeft de opdracht gekregen om te komen tot concrete afspraken tussen publieke en private partijen omtrent het programma van eisen en de samenwerking bij het verder concretiseren van de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4. Figuur 1.1 geeft een overzicht van de geplande resultaten van het programmabureau en de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. Centraal staat het Masterplan ACT, dat kaderstellend is ten aanzien van de uitvoering van de in de Integrale Gebiedsvisie neergelegde ambities.

ACT MASTERPLAN 11


1 Inleiding

1 Inleiding

Opdracht

Invulling

Notitie nadere onderbouwing locatiekeuze Werkstad A4

Rapportage locatieonderzoek Werkstad A4 van Ecorys, in opdracht van Plabeka/stadsregio Amsterdam

Notitie randvoorwaarden voor de leefbaarheid binnen Werkstad A4

Opgenomen als onlosmakelijk onderdeel van het Masterplan ACT (voorliggend document)

Bestuursovereenkomst, met afspraken over het vervolg

Samenwerkingsovereenkomst begin 2008

Ontwikkelplan logistieke terreinen Werkstad A4 binnen de Noordvleugel

Opgenomen in locatieonderzoek Werkstad A4 van Ecorys, in opdracht van Plabeka/Stads-regio Amsterdam

1ste versie Masterplan Werkstad A4

Voorliggend document

Business Case Werkstad A4

Aanzet onderdeel van rapport Ontwikkelingsstrategie

Afspraak over commitment van Rijk

Urgentieprogramma Randstad

Afspraken met publieke en private partijen over de uitvoering van concrete projecten

Intentieverklaring HST terminal juli 2007

Figuur 1.1: Opdracht en resultaten programmabureau.

Figuur 1.2: Relatie ACT met omgeving.

12 ACT MASTERPLAN

1.2 Doelstelling Dit Masterplan heeft als doel het in concrete termen omschrijven van een uitwerking van de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4. De uitwerking is gericht op de ruimtelijke en programmatische afstemming tussen de logistieke gebieden als integraal onderdeel van het totaal aan ontwikkelingen in de regio. De Integrale Gebiedsvisie hanteerde als benaming nog ‘Werkstad A4’. Deze benaming geeft echter geen uiting aan de internationale ambities van het Masterplan. Daarom is ge­kozen voor een nieuwe naam: ‘Amsterdam Connecting Trade’ oftewel ‘ACT’. 1.3 B eschrijving plangebied Het Masterplan heeft betrekking op de gebieden behorende tot het logistieke concept dat voorheen bekend was onder de werktitel Werkstad A4. Dit zijn de gebieden Schiphol Logistics Park, Schiphol Zuidoost, A4-zone west en Geniepark, inclusief bijbehorend multimodaal systeem (figuur 1.2). Genoemde gebieden worden omschreven met de naam ACT (Amsterdam Connecting Trade). Afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen kunnen de gebieden behorende tot ACT worden uitgebreid.

De afgelopen periode zijn de diverse projecten uit de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 verder uitgewerkt: - Met marktpartijen zijn gesprekken gevoerd over de vracht-, rail- en waterterminal. Voor de HST-Cargo hebben tien marktpartijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten om het project van studie naar uitvoeringsproject te brengen. Ook is uit diverse studies van marktpartijen zowel in Nederland als in Frankrijk gebleken dat er al voldoende vrachtaanbod is voor de exploitatie van een verbinding tussen Amsterdam en Parijs. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegaan; - De bedrijventerreinen A4-zone west, Schiphol Logistics Park en Schiphol Zuidoost bevinden zich in de ontwerp- of uitvoeringsfase. Het Masterplan PrimAviera voor de glastuinbouw bij Rijssenhout is in 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de Haarlemmermeer. De integrale aanpak zoals voorgesteld in de Gebiedsvisie vindt ook respons bij de ontwikkelaars van een aantal andere bedrijventerreinen in de regio waarvoor de zogenoemde Schipholbinding (ten dele) geldt: Beukenhorst Zuid, Beukenhorst Oost-Oost en De Hoek. Deze terreinen worden in het Masterplan gekoppeld aan de positioneringsstrategie. Bij de uitwerking zal verder worden gekeken hoe deze terreinen onderdeel kunnen vormen van de gewenste logistieke knoop. - De Amsterdam Airport Area (AAA) heeft als onderdeel van de clusterstrategie reeds voor de clusters fashion, perishables en aerospace afspraken met marktpartijen gemaakt over de ontwikkeling van (vastgoed) strategieën voor deze clusters.

- Diverse initiatieven gericht op de regionale arbeidsmarkt zijn in 2006 van start gegaan. - De provincie Noord-Holland heeft een visie ontwikkeld voor het Geniepark en omgeving en heeft samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat een verkenningsstudie voor de parallelstructuur A4 afgerond. - De gemeente Haarlemmermeer heeft een projectorganisatie gestart voor het Park van de 21e eeuw. Het project staat daarmee als zodanig stevig op de uitvoeringsagenda. De uitvoering ervan hangt evenwel nauw samen met de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek. Gekozen is dan ook om in het Masterplan wél het Geniepark en omgeving integraal op te nemen, maar niet het Park van de 21e eeuw. Hierover vindt op gemeentelijk niveau afstemming plaats. - Verkennende gesprekken met diverse marktpartijen hebben plaatsgevonden over de wijze waarop het gebied in zijn energiebehoefte gaat voorzien. Dit zal in de verdere uitwerking een belangrijk bepalende factor voor de inrichting van het gebied worden. - Werkstad A4/ACT is opgenomen als kandidaat­ project in het Urgentieprogramma Randstad.

Met de verschillende overheden is op diverse schaalniveaus onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de plannen voor het gebied. De uitkomsten zijn positief en de discussie over de vraag ‘of’ de plannen noodzakelijk zijn is verschoven naar de vraag ‘hoe’ de plannen te realiseren. Het Masterplan richt zich dan ook op vier met elkaar verbonden vragen: - Invulling van de positionering van de bedrijfslocaties als top 3-vestigingslocatie; - Uitwerking van de business cases voor de diverse multimodale projecten; - Verdere invulling van de leefbaarheidsambities; - Een uitvoeringsstrategie voor de integrale aanpak van de plannen. 1.4 Locaties en condities ACT richt zich op de integrale samenhang tussen gebieden en slechts in beperkte mate op de ontwikkeling van individuele gebieden die als begrensde projecten reeds benoemd zijn. Het plangebied van ACT bestaat uit bestaande projecten voor locaties, met een eigen opdrachtgever, planning en exploitatie. Met ACT kan sturing worden georganiseerd op de

ACT MASTERPLAN 13


1 Inleiding

condities waaronder de locaties in het gebied tot ontwikkeling kunnen worden gebracht (figuur 1.3). Niet alleen om afstemming tussen projecten te bewerkstelligen, maar óók om een gezamenlijke meerwaarde te genereren. De voorwaardelijke condities stijgen boven de individuele projecten uit. ACT is als het ware een dynamisch sturingsorgaan dat zich richt op het tijdig creëren van die condities, om zo een vraaggestuurde ontwikkeling te kunnen faciliteren. Timing en het genereren van investeringsstromen zijn belangrijke taken van ACT als sturend orgaan. Het Masterplan

Figuur 1.3: Locaties en condities.

14 ACT MASTERPLAN

1 Inleiding

is er op gericht draagvlak te genereren bij de ontwikkelende partijen en de meerwaarde van het deelnemen aan ACT te onderkennen. De condities betreffen zowel conceptuele aspecten – zoals positionering, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit – als fysieke aspecten, zoals bereikbaarheid, groen, water en luchtkwaliteit. 1.5 Scope Masterplan Het voorgaande leidt tot de volgende scope van het Masterplan: - Uitgangspunten van een positioneringsstrategie voor de terreinen behorende tot ACT; - Uitgangspunten van het interne logistieke netwerk voor de luchthavengebonden bedrijventerreinen aan de zuidkant van Schiphol, met name Schiphol Zuidoost, Schiphol Logistics Park en A4-zone west; - Stedenbouwkundige uitgangspunten voor het gebied (o.m. multimodale ontsluiting); - Programma van eisen voor de diverse vervoers­modaliteiten; - Programma van eisen voor leefbaarheid.

1.6 Uitgangspunten Masterplan Belangrijkste randvoorwaarden en uitgangspunten gehanteerd bij het opstellen van dit Masterplan zijn: - Beyond Logistics, Ruimtelijke en programmatische richtlijnen voor Werkstad A4 - Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4; - Vrachtstrategie Amsterdam Airport Schiphol; - Metropolitane strategie van de Noordvleugel, met name: - Programmatische inpassing van bedrijfs- en kantoren­ontwikkeling in de Noordvleugel (BFS- en Plabeka-afspraken); - Inpassing in regionale visie (ruimtelijk-economisch programma en woon-werk balans). - Leefbaarheidskaders Werkstad A4 van de gemeenteraad van Haarlemmermeer; - Onverkorte uitvoering van de plannen rond de N201 en Oosttak van de Zuidtangent; -Ruimtelijke Ontwikkelingsplan Schiphol 2015; - Regionaal Verkeer & Vervoerplan; - R uimtelijke-economische visie Schipholregio; - MIT-Verkenning Bereikbaarheid Schiphol A4 Corridor zuid; - Langetermijnvisie Schiphol Rijk; - Planningshorizon tot 2020.

1.7 Leeswijzer Het Masterplan ACT is in hoofdlijnen opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel bestaat uit de hoofdstukken 2 en 3 waarin de relevante ruimtelijk-economische ontwikkelingen en beleidskaders zijn omschreven. De geschetste ontwikkelingen en noodzaak om te komen tot een integrale aanpak worden in het tweede deel vertaald naar een ruimtelijk plan. Een eerste stap hierbij is de positionering van ACT als ‘Beyond logistics’ in hoofdstuk 4. Het positioneringsconcept en bijbehorende ambities zijn in hoofdstuk 5 vertaald naar een aantal programmatische, ruimtelijke en stedenbouwkundige principes. Deze principes vormen de ruimtelijke onderbouwing van de Masterplankaart in hoofdstuk 6. De uitwerking van de afzonderlijke fysieke en non­fysieke projecten die samen ACT vormen staat beschreven in hoofdstuk 7. Het derde deel richt zich op het vervolgtraject dat na het gereedkomen van het Masterplan in gang gezet dient te worden. Zo worden in hoofdstuk 8 de projecten beschreven die in de toekomst mogelijk aansluiting kunnen krijgen bij ACT. Het rapport besluit met hoofdstuk 9 waarin de uitvoeringsstrategie wordt toegelicht.

Figuur 1.4: Uitgangspunten ACT

Logistiek concept ACT

• Ongestoorde logistieke verbinding (vrachtbaan) • Vrachtterminal/Railterminal/Waterterminal

Stedenbouwkundige uitwerking

• Schiphol Logistics Park (uitwerking bestemmingsplan) • A4-Zone west (stedenbouwkundig plan) • Schiphol Zuidoost

Segmentering en uitgifte bedrijventerreinen

• Segmentering bedrijven (clusters) en fasering uitgifte terreinen • Marketing en acquisitie ACT

Arbeidsmarkt

• Koppeling vraag en aanbod arbeidsmarkt Schipholregio

Bereikbaarheid en leefomgeving

• Ruimtelijke kwaliteit en visie op Geniedijk en omgeving • Aansluiting op (parallelstructuur) A4

Bereikbaarheid en leefomgeving

• Ruimtelijke kwaliteit en visie op Geniedijk en omgeving • Aansluiting op (parallelstructuur) A4

ACT MASTERPLAN 15


2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

Ruimtelijk-economische  ontwikkelingen

In de integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 is beschreven waarom het noodzakelijk is te komen tot een integraal plan voor het gebied ten zuiden van Schiphol. In dit hoofdstuk wordt een stap verder gegaan door te beschrijven op welke specifieke ontwikkelingen het Masterplan een antwoord moet geven, te beginnen met de relevante economische ontwikkelingen in paragraaf 2.1. In paragraaf 2.2 worden vervolgens de ruimtelijke ontwikkelingen beschreven die betrekking hebben op de lokalisering van bedrijventerreinen, bereikbaarheid en leefbaarheid. Paragraaf 2.3 haakt hierop aan door in te gaan op ontwikkelingen vanuit de markt, waaronder relevante trends in de logistieke sector. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de belangrijkste conclusies.

2.1 Economische ontwikkelingen De regio Schiphol fungeert als belangrijk logi­stiek knooppunt waar nationale, Europese en intercontinentale verbindingen samen komen. De luchthaven vormt een integraal onderdeel van de grootstedelijke regio Amsterdam en haar hoogwaardige woon-, leefen vestigingsklimaat. De Schipholregio is dan ook een onlosmakelijk onderdeel van de metro­ politane strategie op Noordvleugelniveau. De bijbehorende economische dynamiek heeft grote betekenis voor de nationale en regionale welvaart (figuur 2.1). 2.1.1 Mainport en metropolitane strategie Technologische innovaties hebben productieen distributieprocessen mogelijk gemaakt waar­bij afstand minder belangrijk is geworden. Nu kapitaal en arbeid steeds mobieler worden neemt de internationale concurrentie toe. Voor bedrijven is het van groot belang zich te vestigen op locaties met optimale vestigingscondities. Hierdoor neemt het belang van regionale vestigingscondities voor het vasthouden en aantrekken van economische bedrijvigheid toe. Immobiele factoren zoals kennisinfrastructuur, fysieke infrastructuur,

kwaliteit van woon- en werkomgeving en van openbaar bestuur zijn cruciaal voor het aantrekken van nieuwe investeringen. Ter verbetering van de internationale concurrentiepositie – en daarmee van de werkgelegenheid en welvaart – van de regio Schiphol zijn op diverse bestuurlijke niveaus nieuwe strategieën ontwikkeld. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het mainporten metropolitane beleid. Het bestaande mainportbeleid is opgezet ter stimulering van de internationale concurrentiepositie van de luchthaven Schiphol en de directe omgeving, alsmede de ontwikkeling van de landzijdige bereikbaarheid (figuur 2.3). De metropolitane (figuur 2.4) strategie vult dit aan door relaties te leggen tussen de mainport en de nabij gelegen stedelijke omgeving (Noordvleugel). Kern van de strategie is dat luchthaven en omgeving elkaar nodig hebben om optimaal te kunnen functioneren. 2.1.2 Luchtvracht De positie van Gateway to Europe op basis van het mainportbeleid heeft geleid tot de vestiging van een groot aantal distributie­centra, hoofdkantoren en productiefaciliteiten van

Amerikaanse en Japanse bedrijven. Meer dan de helft van de bedrijven met een Europees logistiek centrum in Nederland heeft hier ook zijn Europese hoofdkantoor staan. De voornaamste reden is dat luchtvracht voor veel belangrijke productieprocessen en waardeketens een essentiële schakel vormt1. De betekenis van Schiphol voor de vestiging van Europese distributiecentra (EDC) wordt de laatste jaren overgenomen door regionale centra in Zuid-Nederland. Bedrijven verplaatsen hun activiteiten naar het zuiden van Nederland om te profiteren van de combinatie van waterverbindingen naar Rotterdam, de nabijheid van verschillende – ook regionale – lucht­ haven en de goede verbindingen naar het achterland. De aanwezigheid van een sterk logistiek cluster in de regio rond Schiphol is voor veel bedrijven echter nog steeds een belangrijke reden om toch in de Schipholregio gevestigd te blijven. Schiphol is op het gebied van luchtvracht de nummer drie van Europa na Frankfurt en ParijsCharles de Gaulle (figuur 2.5). Het vracht­ vervoer van en naar Schiphol steeg tussen 1995 en 2007 met 60% naar 1,6 miljoen ton. In tonnen is de import substantieel groter dan

ACT MASTERPLAN 17


2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

De toppositie van de Amsterdamse regio op het gebied van logistiek is niet vanzelfsprekend en komt in gevaar door gerichte ontwikkeling van buitenlandse concurrenten. Voor het versterken van de internationale logistieke centrumfunctie van de Noordvleugel en het geven van een nieuwe impuls aan deze sector, is het van belang om: - In te zetten op een aantal grote projecten rond nieuwe innovatieve logistieke complexen; - Innovatieve logistieke concepten te ontwikkelen, organisatorische innovatie tot stand te brengen en kennis te verbreden; vooral kennisbundeling is van belang bij het verterken van de relatie tussen bedrijfsleven, overheid (onder andere douane) en kennis­ instellingen; - Hoogwaardige clusters in luchtvracht­ segment met een toegevoegde waarde te faciliteren (mode, medisch, hightech, fresh, etc.); op dit punt komen zakelijke en logistieke dienstverlening samen.

de export; uitgedrukt in waarde zijn import en export min of meer in balans. In tonnages wordt de Nederlandse import gedomineerd door bloemen, groenten en fruit2. In waarde zijn hightech producten dominant. Schiphol groeit echter minder snel dan de concurrenten. Parijs kent een sterke positie dankzij de aanwezigheid van twee grote spelers, AirFrance/ KLM en FedEx. Frankfurt is sterk vanwege zijn centrale ligging voor Oost-Europa en de aanwezigheid van een andere grote speler, Lufthansa. Ook de concurrentie van regionale luchthavens neemt toe, zoals Maastricht, Luik en Brussel. Deze concurrenten bieden goedkopere, maar ook specifiek klantgerichte diensten aan. Schiphol zal evenals zijn concurrenten het logistieke proces zoveel mogelijk moeten integreren. Daar waar nu logistieke

Bron: Programmacommissie Noordvleugel Randstad (2006).

Figuur 2.1: De economische betekenis van luchtvaart op Schiphol in 2003.

De economische betekenis van luchtvracht op Schiphol in 2003 Bijdrage Bruto Binnenlands Product (BBP):

0,4%

Schiphol totaal:

€ 5,1 tot 6,2 miljard

waarvan luchtvracht:

€ 1,5 miljard (direct € 0,8 miljard; indirect € 0,7 miljard)

waarvan export/import in NL:

60%

waarvan doorvoer (via weg, etc.):

40%

18 ACT MASTERPLAN

activiteiten nog ruimtelijk verspreid zijn over verschillende locaties, vraagt de markt om veelal binnen één gebouw geïntegreerde functies. Daar waar dit kostentechnisch of vanwege ruimtegebrek niet kan, dient het transport zoveel mogelijk ongestoord plaats te vinden. De mondiale groei van luchtvracht wordt de komende jaren op 5 à 6% per jaar geschat, een hoger groeicijfer dan de passagiersmarkt (circa 4%). De toename van de goederen­stromen op de luchthavens wordt voor een groot deel verklaard door de groei van de wereldhandel. Het aandeel Azië in de luchtvracht nam de afgelopen tien jaar sterk toe; in het afgelopen jaar kwam ruim de helft van de luchtvracht uit Azië (43%), met name uit China3.

Figuur 2.2: Rangorde van 20 Europese steden naar aantrekkelijkheid als vestigingsplaats (2006).

2.1.3 Werkgelegenheid en onderwijs De luchthaven Schiphol levert een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid. De Schiphol­ regio omvat 13% van de nationale werkgelegenheid. De mainport zelf genereert in totaal zo’n 80.000 tot 120.000 arbeidsplaatsen, waarvan ongeveer 60.000 direct. Een kwart daarvan, rond de 13.600 banen, betreft directe luchtvrachtgebonden werkgelegenheid4. Het in­­directe effect wordt geschat op 13.000 banen. Het totale werkgelegenheidseffect van luchtvracht bedraagt daarmee ten minste 26.000 arbeidsplaatsen. De komende tien jaar zal concurrentie tussen regio’s in toenemende mate worden beslist door de beschikbaarheid van de juiste arbeidskrachten. Voor de Schipholregio vragen enkele ontwikkelingen aandacht: - Het opleidingsniveau van werknemers in de Randstad in Europees perspectief is gemiddeld. De regio springt er Europees gezien niet in positieve of negatieve zin uit (figuur 2.6). - Hoewel in de Noordvleugel een groeiend aanbod aan werk wordt verwacht, blijft de werkloosheid onder laagopgeleiden hoog. Dit ondanks het relatief grote aanbod van vacatures voor laag- en middelbaar opgeleiden in de distributiesector5. Schaarste is in toe­nemende mate te vinden bij werknemers met een middelbare beroepsopleiding (figuur 2.7). Figuur 2.5: Ontwikkeling vrachttonnage per luchthaven (x 1.000 ton).

Figuur 2.3: Mainportontwikkeling door sterke interactie tussen regio, luchthaven en netwerk. Figuur 2.4: Mainport versus Metropolitane strategie.

1995-2004 Luchthaven Regio Beleid Beleid 2004-2015 Luchthaven Regio Beleid Beleid

ACT MASTERPLAN 19


2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

- De diverse sectoren in de regio concurreren met elkaar bij de vraag naar laag- en middelhoog geschoolde arbeid. Haven, luchthaven maar ook Green­port Aalsmeer voelen de druk op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd zal de logistieke sector bij de vraag naar hoogopgeleide werknemers moeten concurreren met bijvoorbeeld de creatieve sectoren en de

2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

zakelijke dienstverlening. Deze zijn met name gevestigd in Amsterdam, Haarlem en het Gooi. 2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen Vanwege de ligging in een intensief stedelijk gebied kent de mainport Schiphol een sterke samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen in haar omgeving.

2.2.1 Bedrijventerreinen De verwachte groei van de luchtvracht leidt ook tot een vraag naar bedrijventerreinen. Daarbij is ook de omvang van deze vraag en de locatie in de onmiddellijke omgeving van Schiphol aan de orde. Vraag De vraag naar Schipholgebonden bedrijventerreinen wordt veelal onderverdeeld in milieus (transport, bedrijvenpark en modern gemengd) of naar linies (1e, 2e en 3e linie): - De 1e linie bestaat uit bedrijven die de vliegtuigen laden en lossen. Zij moeten daartoe naast de start- en landingsbanen gevestigd zijn. Hieronder vallen het opbouwen en afbreken van vrachtunits, administratie en inklaren. - De 2e linie wordt gevormd door lucht­vracht­ expediteurs. Zij organi­seren de logistieke keten en regelen het vervoer van een verlader naar de klant in het gebied achter de 1e linie. Voor face-to-face contacten met de 1e linie en het combineren van veel kleine vrachten tot grote stromen zijn zij in de directe nabijheid van de luchthaven gevestigd. - De 3e linie luchtvracht-logistieke bedrijven worden gekenmerkt door opslag, bewerking

en distributie van zendingen. Zij krijgen naast luchtvracht deels ook producten via weg, spoor of water aangeleverd voor verdere doorvoer in Europa. - In toenemende mate is sprake van integratie van de gehele keten, waaronder ook het samenvoegen van functies in 1e en 2e linie. De Integrale Gebiedsvisie geeft aan dat op basis van een jaarlijkse luchtvrachtgroei van 6% de vraag naar bedrijventerreinen tot 2020 ruim 200 ha bedraagt. Uit diverse onderzoeken naar de relatie tussen luchtvrachtgroei en de vraag naar bedrijventerreinen zijn de volgende conclusies te trekken6: - De mondiale luchtvrachtgroei van 6% is voor wat betreft Schiphol vooral afhankelijk van de beschikbaarheid van slots voor vrachtvliegtuigen. Afhankelijk van de scenario´s van economische groei groeit de luchtvracht op Schiphol van de huidige 1,5 miljoen tot minimaal 2,2 miljoen en maximaal 3,5 miljoen ton in 2020. De vraag wanneer deze groei omslaat in een ruimtelijke vraag naar bedrijventerreinen, is vooral afhankelijk van de beschikbaarheid en de kosten

van deze locaties. Groei van het luchtvrachtaanbod gaat in alle gevallen samen met een toename van het landzijdig transport. - 1e en 2e linieactiviteiten dienen vanwege de aard van de werkzaamheden dicht bij de luchthaven plaats te vinden. Dit geldt echter niet voor een groot deel van de opslag en verwerking van niet-tijdkritische vracht in de 3e linie. Het uitplaatsen van 3e linieactiviteiten uit de directe nabijheid van de luchthaven leidt wél tot meer vervoersbewegingen van en naar de luchthaven.

Figuur 2.9: Vraag- en aanbodconfrontatie van Schipholgebonden bedrijventerreinen naar type.

Figuur 2.6: Werkzame personen per opleiding (laag, midden, hoog), als percentage van het totaal in 2005.

Schipholgebonden bedrijventerreinen 2006-2030 (ha)

Vraag

Aanbod

Totaal

400

325,9

Transport en distributie

250

252,7

Bedrijvenpark

75

9,5

Modern gemengd

75

63,7

Vrachtvolume (ton per jaar)

20 ACT MASTERPLAN

Figuur 2.8: Vraag- en aanbodconfrontatie van Schipholgebonden bedrijventerreinen naar type.

Aantal vbo (m2)

Figuur 2.7: Percentage werkloosheid per opleidingsniveau in region Amsterdam

- Zoals gezegd is de positie van Schiphol als dé vestigingslocatie voor Europese Distributie Centra tegenwoordig minder vanzelfsprekend. Regionale distributiecentra nemen de functie van EDC’s over. Bij de berekening van de vraag naar Schipholgebonden bedrijventerreinen gaat de ‘Ruimtelijk economische visie’ Schipholregio7 uit van 16 hectare per jaar, onderverdeeld in 10 hectare transport en distributie, 3 hectare bedrijvenpark en 3 hectare modern gemengd (figuur 2.8). Indien de behoefte aan luchthavengebonden logistieke terreinen wordt opgesplitst naar 1e, 2e en 3e linieactiviteiten betekent dat een jaarlijkse behoefte van 4,2 ha 1e linie, 5,6 ha 2e linie en 6,2 ha 3e linie8. Aanbod Binnen Plabeka is specifiek gekeken naar vraag en aanbod van Schipholgebonden bedrijventerreinen voor de luchtvrachtlogistiek. Uit de inventarisatie van terreinen komt naar voren dat inclusief de in de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 genoemde gebieden tot 2020 vol­doende aanbod gecreëerd kan worden voor de verwachte vraag van circa 16 hectare Schipholgebonden terrein per jaar. Ondanks

ACT MASTERPLAN 21


2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

het beschikbare aanbod van Schipholgebonden bedrijven­terreinen op korte en middellange termijn, is er op dit moment juist sprake van een beperkt aanbod van hoogwaardige vestigingslocaties. Dit is in de eerste plaats te verklaren door vertraging in de ruimtelijke plannen en procedures. Ten tweede is er krapte in de 2e linie op het luchthavenareaal zelf (figuur 2.9). 2.2.2 Bereikbaarheid De bereikbaarheid rondom de Mainport Schiphol staat onder druk. Ontwikkelingen in de omgeving van de luchthaven zullen de druk op de bereikbaarheid verder vergroten. Daarnaast leidt uitbreiding van de luchtzijdige capaciteit tot een groter landzijdig vervoersaanbod. Naast investeringen in de weginfra­ structuur zijn ook investeringen in de beschikbaarheid van een multimodaal vervoersaanbod en goed openbaar vervoer nodig.

2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

economische ontwikkelingen en ruimtelijke intensivering nemen zowel het personen- als het goederenvervoer tot 2020 verder toe. Na 2020 ontstaat zonder verdere weguitbreiding overbelasting van het wegennet. Ook met de geplande MIT investeringen9a blijft de bereikbaarheid op middellange en lange termijn onder druk staan (figuur 2.10). De hoge verkeersdruk op het hoofdwegennet heeft daarnaast tot gevolg dat verdringing ontstaat op het onderliggende wegennet met als gevolg dat ook hier de congestievorming toeneemt. Daarbij komt dat Schiphol veel werknemers genereert uit andere gebieden, hetgeen een hoge verkeersdruk veroorzaakt9. Voor de logistieke bedrijvigheid leidt dit tot onbetrouwbaarheid en tijdverlies en daarmee tot een grote kostenpost. In het bijzonder geldt dit voor zendingen van bedrijven in de Schiphol-

Verplaatsing van werkgelegenheid van de regio Schiphol naar andere locaties in de Noordvleugel verlaagt de congestie niet. De hoofdreden hiervoor is dat vrachtverkeer in de spits een relatief klein aandeel heeft (< 10%) (figuur 2.11). De groei van met name woon-werkverkeer tussen Haarlemmermeer, Amsterdam en Almere is daarnaast dusdanig sterk dat de locatiekeuze voor de regio Schiphol maar zeer beperkt invloed heeft op de totale woonwerkbalans in de regio10.

Figuur 2.11: Gemiddeld aantal vrachtwagens per telvak op werkdagen in 2004.

Weginfrastructuur Diverse trajecten in de regio Schiphol kenmerken zich momenteel door een sterke vorming van congestie. Ten gevolge van

Figuur 2.10: Intensiteits-capaciteitsverhouding (per wegvak), ochtendspits 2010.

goed matig slecht

22 ACT MASTERPLAN

regio vanwege het tijdkritische karakter en de doorgaans hoge waarde van de goederen. Congestie heeft op deze wijze een negatieve impact op de aantrekkelijkheid van de regio als vestigingsplaats.

Openbaar vervoer Knelpunten in het regionale openbaar vervoer zijn vooral de verbinding via de Utrechtboog tussen Schiphol en Utrecht en het traject Leiden-Haarlem-Amsterdam. Verbetering en versnelling van het openbaar vervoer zal zeker extra ov-reizigers trekken. In het mobiliteitsbeleid is dit een belangrijke opgave. Door de groei van het woon-werkverkeer zal het extra ov-gebruik echter niet tot een betekenisvolle afname van het autoverkeer leiden. Dit geldt voor de A4 en voor het onderliggend wegennet11. De extra ov-reizigers bieden voldoende reden om de potentie van het openbaar vervoer in de regio optimaal te benutten. Logistiek De logistieke wereld rond Schiphol past zich al aan de gewijzigde omstandigheden aan. Wegtransporteurs richten hun bedrijfsvoering­ processen zó in, dat zo min mogelijk verliezen worden geboekt met het rijden van vracht in de spits. Trends wijzen uit dat de groei van het vrachtverkeer over de weg vooral is terug te vinden in de dalperiode en in het bijzonder in de nacht. Toch is in de sector een toenemende interesse in de beschikbaarheid van multimodale transportmogelijkheden. De betrouwbaarheid van de logistieke keten neemt daarmee toe. Een andere trend, die samenhangt met het toenemende belang van een betrouwbare logistieke keten, is de vraag om een betrouwbare afhandeling op de bedrijventerreinen op Schiphol zelf. Hier ontstaat wachttijd bij de afhandeling door administratieve procedures en doordat vrachtwagens op elkaar moeten wachten12.

2.2.3 Leefbaarheid De leefbaarheid in de Noordvleugel staat onder druk, mede als gevolg van de bedrijvigheid rond Schiphol. Nachtvluchten worden steeds kritischer bekeken en het aantal voertuigbewegingen over de weg stijgt. Ruimte is een schaars goed in de Noordvleugel, daarom zijn een optimale benutting van de ruimte en een hoge ruimtelijke kwaliteit rond Schiphol dan ook belangrijke criteria bij verdere ontwikkeling. 2.3 Marktontwikkelingen In deze paragraaf wordt ingegaan op de marktontwikkelingen die de basis vormen voor de uitwerking van het Masterplan. Achtereen­ volgens wordt ingegaan op ontwikkelingen in de logistieke sector, op de clusterstrategie en op duurzaamheid. 2.3.1 Logistieke sector De logistieke dienstverlening behoort tot de pijlers van de Nederlandse economie. Ruim 4,4% van het BNP is toe te schrijven aan de logistieke sector, terwijl 8,7% van de beroepsbevolking in deze sector werkzaam is. In 2006 groeide de logistieke sector in Nederland ruim twee keer zo snel als gemiddeld in Europa13. Flexibiliteit van de werknemers, talenkennis en

douaneafhandeling worden geprezen. Wereld­ wijd scoort Nederland uitmuntend gezien de tweede plaats op de ranglijst van het Worldbank Rapport wat betreft de efficiency van het logistieke proces14. De rol van Nederland als Gateway to Europe wordt gestaafd door het feit dat gemiddeld éénderde van de totale Europese import verloopt via Nederland15. De sector ontwikkelt zich richting integratie en omkering in de logistieke keten16. Hierdoor worden enerzijds de ketenkosten verminderd en anderzijds mogelijkheden voor een grotere toegevoegde waarde benut. Gemiddeld genomen besteden ondernemingen circa 7-10% van hun kosten aan logistiek17. Het verminderen van kosten in de logistieke keten is noodzakelijk om concurrerend te blijven. Betrouwbaarheid, snelheid, veiligheid en integrale kosten worden hierbij steeds belangrijker. Een andere ontwikkeling is de integratie in de logistieke keten tussen 1e, 2e en 3e liniebedrijven. Dit leidt tot lagere kosten omdat tijd en geld worden bespaard bij administratie en overslag. Het managen van de logistieke keten wordt daarin belangrijker dan het feitelijke transport en het logistieke vastgoed. Naast het verminderen van kosten

ACT MASTERPLAN 23


2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

Cradle to Cradle als denkraam Cradle to Cradle (C2C) benadert het ontwerpen van industriĂŤle processen als een natuurlijk proces door intelligente producten en systemen te ontwerpen vanuit het idee dat afval niet bestaat. Belangrijk daarbij is dat milieu óók economie is geworden en daarmee een belangrijke drijfveer is voor innovatie. Afval is niet langer een onvermijdelijke kapitaalvernietiging, maar een potentiĂŤle voedingsstroom die geld kan opleveren. Daarbij maakt C2C onderscheid tussen biologische en technische kringlopen met behulp waarvan biologisch afbreekbare materialen en ‘manmade’ (technische) materialen kunnen dienen als voeding voor de aarde en nieuwe ‘manmade’ producten. Met de natuur als voorbeeld gaat het erom een rijkere verbinding te maken met de omgeving en het ontwerp daarmee passend te maken. Welke afvalstromen in het gebied hebben hun effect op lokale bodem-, lucht- en waterkwaliteit, hoe zouden ze kunnen voeden in plaats van vervuilen? Hoe kan tegelijk de economische en fysieke gesteldheid van een gebied worden verbeterd en biologische en technische welvaart voor de toekomst worden toegevoegd?

(Bron: www.planetprosperity.nl

24 ACT MASTERPLAN

2 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen

zijn er mogelijkheden om de opbrengsten te vergroten. Logistieke ontwikkelingen zijn daarbij met name: het vergroten van de toegevoegde waarde en het benutten van kansen bij het omkeren van de logistieke keten. 2.3.2 Clusterstrategie Clustering is de geografische concentratie van bedrijfsactiviteiten op werklocaties. Het positioneren van specifieke en sectorgebaseerde werklocaties op basis van marktconcepten draagt bij aan het versterken van de concurrentiekracht van de Noordvleugel als geheel. Clustering kan alleen succesvol zijn indien er een goede voedingsbodem voor bepaalde sectoren aanwezig is en bestaande activiteiten verder worden ondersteund. Inmiddels hebben tal van bedrijven zich binnen de kansrijke clusters in de Amsterdam Airport Area gevestigd18. In de Noordvleugel kan ACT voor verschillende overheden een aanjager zijn voor verdere integratie en coĂśrdinatie. ACT is hierbij complementair aan andere vestigingslocaties in de regio (figuur 2.12).

2.3.3 Duurzaamheid Mondiaal is er momenteel grote aandacht voor het drastisch terugdringen van broeikasgassen. Europa blijft daarbij onder meer via regelgeving sterk sturen op het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit (lucht-, geluids-, en waterkwaliteit en externe veiligheid). Ook maatschappelijk verantwoord ondernemen is inmiddels voor veel bedrijven gemeengoed. Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van duurzaam ontwerpen is Cradle to Cradle, een principe waarmee productie processen worden herontworpen, kringlopen gesloten en afval geĂŤlimineerd. IndustriĂŤle groei heeft altijd op gespannen voet gestaan met leefbaarheid (figuur 2.13). Enerzijds is groei nodig om de economie draaiende te houden. Maar groei leidt ook tot verlies van natuur, uitputting van voorraden, verontreiniging en minder gezonde mensen. Het lijkt erop dat de waarden van het ene systeem moeten worden opgeofferd voor de andere. Het principe van Cradle to Cradle vormt de sleutel in dit conflict tussen economie versus het milieu. In tegen-

Figuur 2.12: Uitstralingseffecten luchtvrachtklusters ACT voor Noordvleugel.

Mainport Noordvleugel Schiphol WA4 NZ-kanaal Overig Noord- Flevoland gebied Holland Zuid Fresh +

Expeditie Vis Veiling Food/gecondi- Fresh Park/handel distributie tioneerde opslag distributie x

Nationale

Aerospace +

Logistiek MRO/training

Onderwijs Kantoren

MRO (general aviation)

Broedplaats Merken WFC

Nationaal Handelscentrum TCN

Logistiek 3e linie

Fashion + Expeditie Logitiek Merken (zeehavens) Healthcare +

Distributie R&D Marketing

Productie, R&D, distributie, marketing en sales

Hightech +

Distributie Productie, R&D, distributie, marketing en sales handel Experience centres

stelling tot traditionele milieumaatregelen gaat Cradle to Cradle niet uit van strikte beperkingen van industriĂŤle groei en vervuiling. Centraal staat het ontwerpproces waar innovatieve oplossingen ervoor zorgen dat groei de wereld herstelt, voedt en verrijkt. Cradle to Cradle gaat er met andere woorden van uit dat economie in harmonie met de natuur en een leefbare omgeving kan bestaan (figuur 2.14). 2.4 Conclusies De Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 heeft het kader geschetst waarbinnen een nieuwe aanpak mogelijk is om de groei van Schiphol te accommoderen binnen de kaders van bereikbaarheid en leefbaarheid. Sindsdien heeft een verdere verdiepingsslag plaatsgevonden met betrekking tot de condities waaronder een dergelijke aanpak mogelijk is. - De autonome groei van de luchtvracht als mondiale trend vertaalt zich in vraag naar

Figuur 2.13: D e vicieuze cirkel van het afschuiven van verantwoordelijkheden.

%F WJDJFV[F DJSLFM WBO IFU BGTDIVJWFO WBO WFSBOUXPPSEFMJKLIFJE WPPS EVVS[BBN CPVXFO (FCSVJLFST ÂŽ8F XJMMFO XFM CFUBMFO WPPS EVVS[BNF FO FGGJDJqOUF HFCPVXFO NBBS FS JT HFFO WSBBH OBBSÂŻ

#PVXFST ÂŽ8F LVOOFO EVVS [BBN CPVXFO NBBS POUXJLLFMBBST WSBHFO POT EBU OJFUÂŻ

#FMFHHFST ÂŽ8F XJMMFO NFFS EVVS[BNF HFCPV XFO NBBS FS JT UF XFJOJH LFVTÂŻ

0OUXJLLFMBBST ÂŽ8F IFCCFO MJFWFS EVVS[BNF HFCPVXFO NBBS EF CFMFHHFST XJMMFO EBBS OJFU WPPS CFUBMFOÂŻ

bedrijventerreinen. De vraag daarbij is niet óf deze terreinen er komen, maar waar en op welke wijze. Een clusterstrategie gericht op de logistiek in specifieke sectoren kan een belangrijke rol spelen bij een optimale vestigingsstrategie voor bedrijven; - Het economisch belang van luchtvracht voor de regio is groot. Wel is er een trend zichtbaar dat EDC’s zich minder in deze regio vestigen; - Hoewel dit veel werkgelegenheid schept, is er ook zorg over een kwantitatief en kwalitatief voldoende aanbod; - De vraag naar Schipholgebonden bedrijventerreinen bedraagt ongeveer 16 ha per jaar reÍel. Hoewel op lange termijn voldoende aanbod beschikbaar komt, is er op korte termijn een tekort; - De landzijdige afwikkeling van vracht over de weg zal het komende decennium in de spits problematisch zijn. Vervoerders

zoeken naar betrouwbare verbindingen; - De huidige in uitvoer zijnde projecten voor verbetering van het openbaar vervoer dragen slechts beperkt bij aan de verbetering van de bereikbaarheid voor werknemers; - In de logistieke keten is in toenemende mate sprake van integratie in de gehele keten, waaronder ook het samenvoegen van functies in 1e en 2e linie; - Een verdere ontwikkeling van bedrijven­ terreinen dient op duurzame wijze plaats te vinden. De principes van Cradle to Cradle dienen hierbij als uitgangspunt.

Figuur 2.14: Afval is voedsel.

voetnoten 1. Regioplan (2005). 2. Ministerie V&W, VROM en EZ (2005). 3. DTZ (2007). 4. Regioplan (2005). 5. SEO (2006). 6. O.m. Buck (2006) en Ecorys (2007a). 7. Bestuursforum Schiphol (2002). 8: Stadsregio Amsterdam (2007a). 9a. Provincie Noord-Holland (2007a). 9. Ministerie V&W, VROM en EZ (2005), 10. Ecorys (2007a). 11. Provincie Noord Holland (2007a). 12. Provincie Noord Holland (2007a). 13. Buck (2006). 14. Worldbank (2007.) 15. DTZ. 16. Omgekeerde logistiek (reverse Logistics) is een onderdeel van de logistiek dat zich bezighoudt met het inzamelen van afgewerkte en afgedankte producten, verpakkingsmateriaal en transportmateriaal, geretourneerde bestellingen en dergelijke. Reverse logistics wordt het meest gebruikt voor het inzamelen van producten die na verwerking een hogere waarde hebben dan de kosten van het logistieke proces. 17. Ministerie van V&W (2006). 18. Buck (2006).

ACT MASTERPLAN 25


3 Ruimtelijke beleidskaders

Ruimtelijke  beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de ruimtelijke beleidskaders die op de regio Schiphol van toepassing zijn. De beleidskaders zijn als randvoorwaarden gehouden bij de ontwikkeling van dit Masterplan. Het ruimtelijk kader voor de regio Schiphol wordt gevormd door Europees beleid waarvan de kaders zijn omschreven in paragraaf 3.1. Het nationaal en regionaal beleid volgt in respectievelijk paragraaf 3.2 en paragraaf 3.3. De lokale beleidskaders worden in paragraaf 3.4 toegelicht. Het hoofdstuk besluit met enkele conclusies.

3.1 Europees beleid Het beleid van de Europese Unie wordt steeds belangrijker voor Nederlandse ontwikkelingsprojecten. Europese kaderrichtlijnen waarmee rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van ACT zijn: - Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit: eisen aan fijnstof en CO2-gehalte. Niet zozeer de richtlijn zelf, maar de interpretatie in termen van nationale wetgeving legt voorwaarden op aan bouw door eisen van luchtkwaliteit; - Kaderrichtlijn Water: kwantitatieve en kwali­ tatieve eisen aan oppervlaktewater en grond­ water; - Kaderrichtlijn Externe Veiligheid; - Habitat- en Vogelrichtlijn.

van bestuur: het luchthavenverkeersbesluit (LVB) en het luchthavenindelingsbesluit (LIB). Het LVB richt zich met name op de lucht­ zijdige beperkingen (figuur 3.2), terwijl het LIB de grenzen stelt voor landzijdige ontwikkeling (figuur 3.3). Dit betekent voor ACT onder meer beperkingen ten aanzien van de bebouwing in een deel van het gebied van de 10-6-risicocontour, waaronder beperkingen aan dichtheden van arbeidsplaatsen, kantoorvolume en bedrijfsruimte. Voorts stelt het LIB beperkingen aan bouwhoogten, oplopend van 0 tot 90 meter.

3.2 Nationaal beleid Het nationale beleid bestaat onder meer uit de volgende, voor ACT relevante beleidsvelden.

Een kabinetsbesluit over de ontwikkeling van luchthaven Schiphol op lange termijn wordt eind 2009 genomen door middel van de structuurvisie waarin de ruimtelijke opties voor Schiphol worden afgewogen. Afhankelijk van de besluitvorming hieromtrent ontstaat meer duidelijkheid over het al dan niet continueren van de huidige ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan.

Wet Luchtvaart In 2003 is de Wet Luchtvaart van kracht geworden, waaronder de Schipholwet valt. De Schipholwet kent twee algemene maatregelen

Nota Ruimte De Nota Ruimte biedt de regio Schiphol tot minimaal 2030 Schiphol ruimte voor ontwikkeling. Uitgangspunt hierbij is het streven

De verschillende projecten binnen ACT zullen moeten passen binnen deze kaderrichtlijnen.

naar versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland door middel van het faciliteren en stimuleren van de belangrijkste mainports, waaronder de regio Schiphol. Hierdoor bestaan binnen de gestelde kaders mogelijkheden voor de ontwikkeling van de bedrijfseconomische activiteiten. Het gebied rondom de luchthaven wordt gevrijwaard van nieuwe grootschalige woningbouw en de bedrijven- en kantorenvestiging in de nabijheid van de luchthaven dienen gerelateerd te zijn aan de luchthaven. Hierdoor worden land­ zijdige bereikbaarheid, veiligheid en duurzame ruimtebehoefte van de mainport zeker gesteld. Nota Mobiliteit In de Nota Mobiliteit wordt het belang geschetst van mobiliteit als voorwaarde voor economische en maatschappelijke ontwikkeling. Om de luchthavenregio bereikbaar te houden is het noodzakelijk in te spelen op verdere groei van de mobiliteit in de Noordvleugel, in het bijzonder verdere groei in Almere. Het betreft zowel verbetering van mobiliteit per weg als per spoor.

ACT MASTERPLAN 27


3 Ruimtelijke beleidskaders

Zone 2 Luchthavenindelingbesluit (Geluidssloopzone) Binnen een geluidssloopzone zijn geen gebouwen toegestaan behoudens bestaand gebruik van gebouwen met een kantoorfunctie of van bedrijven en gebouwen waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Zone 3 Luchthavenindelingbesluit (Veiligheidscontour Plaatsgebonden Risico 10-6) Binnen de 10-6 individueel risico-contour zijn geen gebouwen toegestaan. Behoudens bestaand gebruik en gebouwen waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.

Randstad urgent Het kabinet heeft met het Urgentieprogramma Randstad diverse projecten aangewezen die in samenhang de Randstad moeten gaan ver-

Figuur 3.1: ACT raakt beleidslagen op nationaal, regionaal en provinciaal niveau.

l

aa

al

a ok

on

gi

Re L

N

at

io

Zone 4 Luchthavenindelingbesluit (Zone­ beperkingen geluid en veiligheid / de 58 dB8A L-den contour) Deze contour is berekend op basis van scenario´s met invoergegevens voor 2005 en 2010. De regeling rond zone 4 is neergelegd in artikel 2.2.1 lid 4 van het Lib. In zone 4 zijn geen beperkingen gesteld aan nieuwe bedrijfsbebouwing, maar wel aan bebouwing ten dienste van zogenoemde ‘gevoelige bestemmingen’. Nieuwe bebouwing ten behoeve van deze functies is niet toegestaan. In het Lib zijn deze geclassificeerd als woningen, woonwagens, woonschepen, gebouwen met een gezondheidszorgfunctie en gebouwen met een onderwijsfunctie. Ook hier mag bestaand gebruik doorgang vinden.

Voor ACT is met name innovatie in de logistiek als kerncluster relevant. Pieken in de Delta zet daarbij voornamelijk in op innovatieve logistieke concepten, versterking van supply chain management, multimodaliteit en doorgroei van de luchtvrachtsector met hoge toegevoegde waarde. Voorts zoekt het programma aansluiting tussen kennisinfrastructuur en het bedrijfsleven.

al

Zone 1 Luchthavenindelingbesluit (Veiligheids­sloopzone) Binnen een veiligheidssloopzone zijn geen gebouwen toegestaan, behoudens bestaand gebruik van gebouwen met een kantoorfunctie of van bedrijven en gebouwen waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.

Pieken in de Delta Pieken in de Delta vormt het overkoepelende beleidskader van het ministerie van Economische Zaken en is uitgewerkt in zes gebieds­gerichte programma’s. Het Pieken in de Delta­program­ ma van de Noordvleugel van de Rand­stad richt zich op een viertal clusters: 1. creatieve industrie 2. toerisme en congressen 3. life science en medisch 4. innovatieve logistiek en handel

na

LIB-beperkingen voor gebruik

3 Ruimtelijke beleidskaders

28 ACT MASTERPLAN

sterken. Het gaat om plannen die vertraagd verlopen door de bestuurlijke drukte in gebieden waar de ruimtedruk groot is en die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur. ACT is een van de aangewezen projecten in het kader van het Urgentieprogramma Randstad, met als trekkers mevrouw M.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken en regiobestuurder de heer A.Th.H. van Dijk, wethouder in de gemeente Haarlemmermeer. 3.3 Regionaal beleid Op regionaal niveau zijn het Streekplan Noord-Holland Zuid, de Ruimtelijk-Economische Visie Schipholregio, het Platform voor Bedrijventerreinen en Kantoren, de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek en het Provinciale Verkeer- en Vervoerplan, het Regionaal Verkeer en Vervoerplan en de Regio­ nale OV-visie 2020/2030 relevant voor de ontwikkeling van ACT. Provinciaal Streekplan Noord-Holland Zuid Het Streekplan Noord-Holland Zuid omvat de regio’s Gooi- en Vechtstreek, Amstel- en Meerlanden, Zuid-Kennemerland, IJmond, Zaanstreek, Waterland en het grondgebied van Amsterdam. Het streekplan geeft de kaders waarbinnen de ontwikkeling van economische clusters in het gebied kan plaatsvinden. Hierbij voorziet het streekplan in: - Het vastleggen van het luchthavengebied; - Het vastleggen van het beperkingengebied inclusief alle daarmee verband houdende restricties; - Het vastleggen van de criteria voor Schipholbinding voor de vestiging van bedrijven in de Schipholregio. ACT is gelegen in Amstel- en Meerlanden. Het gebied heeft in het streekplan de bestemmingen bedrijventerrein, met de toevoeging

‘Schipholgebonden’, en agrarisch gebied, met de toevoeging ‘glastuinbouw’. Met de differentiatie in vestigingsmilieus rond de mainport Schiphol, komt het streekplan tegemoet aan de (internationale) vraag naar Schipholgebonden kantoren-en bedrijventerreinen voor transport en logistiek. Voor de periode na het bereiken van de (milieu) grenzen van optimalisatie van het vijf-banenstelsel (na 2010) zal een beheerste groei van de lucht­ haven binnen milieu- en veiligheidsnormen niet onmogelijk gemaakt worden. Om een toekomstige groei van de luchthaven Schiphol mogelijk te maken is ruimte gereserveerd voor de parallelle Kaagbaan. REVS en Plabeka De Ruimtelijk-Economische Visie Schiphol­ regio (REVS, 2001) geeft de ruimtelijk-economische visie weer van de samenwerkende

partijen in de Schipholregio (provincie, gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer) en is een bouwsteen voor regionaal en lokaal ruimtelijk beleid. De REVS is erop gericht de internationale concurrentiepositie van de Schipholregio te versterken door het selectief

aanbieden van kwalitatieve werklocaties. In de visie worden reserveringen voor infrastructuur en kantoren- en bedrijventerreinen weergegeven. De partijen van de REVS, samenwerkend in het Bestuursforum Schiphol tezamen met Schiphol Group als gekwalificeerd adviseur,

Figuur 2.3: Mainportontwikkeling door sterke interactie tussen regio, luchthaven en netwerk

Figuur 3.2: Zonering luchtzijdige beperkingen.

Figuur 3.3: Zonering luchthavenindelingsbesluit. Kaart niveau 2 LIB beperkingen.

ACT MASTERPLAN 29


3 Ruimtelijke beleidskaders

3 Ruimtelijke beleidskaders

hebben de concrete uitwerking en uitvoeringsagenda van de REVS vastgelegd in het programma Ontwikkelingsstrategie REVS in november 2003. In het verlengde van de REVS is op de vierde Noordvleugelconferentie (2005) het Platform voor Bedrijventerreinen en Kantoren (Plabeka) opgericht. Doel is een gevarieerd en op de vraag toegesneden areaal aan kantorenlocaties en bedrijventerreinen te realiseren. Om de tijdelijke leegstand op de kantorenmarkt tegen te gaan is afgesproken het te ontwikkelen aanbod te faseren en het aanbod van bedrijfslocaties door de schaarste juist te intensiveren.

- Het stimuleren van de ketenmobiliteit, de combinatie ov - fiets - auto; - Een samenhangende mobiliteitsaanpak rond bedrijventerreinen; - Het verder werken aan een regionet voor HOV; - Versterken van verkeersmanagement en ICTtoepassingen om doorstroming te bevorderen; - Op het gebied van goederenvervoer zijn investeringen voorzien in het maken van een kwaliteitsnet voor goederen, bevorderen van multimodale transporten en verbeteren van de interne en externe ontsluiting van bedrijventerreinen.

Bezien moet worden in welke mate deze (ontwerp-)bestemmingsplannen aanvulling behoeven ten einde de doelstellingen van het Masterplan te kunnen realiseren.

Gebiedsuitwerking HaarlemmermeerBollenstreek De Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bol­ len­streek geeft antwoord op de vraag van het kabinet om binnen de kaders van de Nota Ruimte, ruimte te zoeken voor de bouw van 10.000 tot 20.000 woningen in samenhang met de opgaven voor waterbeheer, groen, recreatie en bereikbaarheid. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de ruimtelijke beperkingen die samenhangen met het vastgestelde beleid rond Schiphol, het Groene Hart en de Greenports. De gebiedsuitwerking heeft geresulteerd in het accommoderen van de woning­ bouwbehoefte in de Bollenstreek en ruimte voor werklocaties in de Haarlemmermeer.

3.4 Lokaal beleid De gemeente Haarlemmermeer heeft in het Collegeprogramma 2006-2010 opgenomen dat het ingezette Schipholbeleid wordt gecontinueerd. Schiphol kan zich hierbij ontwikkelen als kwaliteitsluchthaven, waarbij aandacht is voor een verdeling van de lusten en lasten en meer aandacht is voor de leefbaarheid en duurzame ontwikkeling.

Daarnaast zijn specifieke randvoorwaarden gesteld voor het zorgvuldig ruimtegebruik, water, natuur en energie. De gemeenteraad heeft de initiatiefnemers van ACT gevraagd om een integrale visie in het Masterplan op te nemen waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de kaders. In onderstaande tabel wordt aangegeven wat de kaders omvatten.

Bestemmingsplannen De diverse ontwikkelingslocaties kennen bin­nen de eigen plandynamiek verschillende planologische procedures. In onderstaande tabel zijn per project binnen het ACT-gebied de vigerende bestemmingsplannen opgenomen. Daarnaast geeft deze tabel aan of de huidige bestemming voldoet aan de toekomstige ontwikkeling.

MER-procedures Aangezien de projecten van ACT een eigen dynamiek kennen en onafhankelijk van elkaar zijn gestart, heeft een aantal hiervan al een MER doorlopen. Andere projecten zijn een direct gevolg van de uitgangspunten van ACT en bevinden zich nog in de initiatieffase. Indien ACT als kaderstellend voor de projecten wordt aanvaard, zal er ook een planMER20

Provinciale Verkeer- en Vervoerplan 2007 – 2013 Het Provinciale Verkeer- en Vervoerplan gaat uit van een toename van de mobiliteit in 2020 ten opzichte van de situatie in 2007 van dertig procent voor autoverkeer en 75 procent voor vrachtverkeer. Om congestie op het wegennet zoveel mogelijk tegen te gaan worden maat­ regelen voorgesteld: - Het streven is om op termijn een gezamenlijk regionaal systeem voor beprijzing in te voeren;

30 ACT MASTERPLAN

Leefbaarheidskader Haarlemmermeer De gemeenteraad van Haarlemmermeer heeft leefbaarheidskaders vastgesteld voor ACT (figuur 3.4). De kaders zijn vastgelegd rond de thema’s: - Mens - Economie - Ecologie - Ruimte

19

Locatie

Bestemmingsplan

Huidige bestemming

Schiphol Zuidoost

Schiphol en Omgeving

Luchthavendoeleinden

SLP-oostlob SLP-westlob

In voorbereiding In voorbereiding

Agrarische doeleinden Glastuinbouw

A4-zone west

A4-zone west

Uit te werken bedrijfsdoeleinden Uit te werken gemengde doeleinden

uitgevoerd worden. De planMER20 dient dan als eerste fase van een meertrapsraket. Voor de individuele projecten dient vervolgens beoordeeld te worden of een projectMER uitgevoerd dient te worden. Hierbij geldt dat de planMER-plicht niet van toepassing is indien de eerste formele stap in de betreffende planprocedure is gezet vóór 21 juli 2004 en het besluit vóór 21 juli 2006 is genomen. De A4-zone west en SLP vallen onder de oude regelgeving. De overige projecten (HST-terminal, Truckterminal, Waterterminal, Geniepark, OLV) zullen onder de nieuwe regelgeving vallen. De Gemeente Haarlemmermeer zal mogelijk in het kader van de nieuwe wet Ruimtelijke Ordening een structuurplan opstellen. 3.5 Conclusies De ontwikkeling van ACT kent raakvlakken met ruimtelijke beleidskaders op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, uiteen­ lopend van Europese normen op het gebied van Habitat- en Vogelrichtlijnen tot lokale eisen ten aanzien van een vigerend bestemmingsplan. Voor ACT ligt bijvoorbeeld een

belangrijke uitdaging te voldoen aan de meest voetnoten recente eisen op het gebied van luchtkwaliteit 19: stadsregio Amsterdam (2007b).] 20: Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische en duurzame ontwikkeling aansluitend op de milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling C2C-principes. Met name op dat vlak valt van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. winst te boeken, omdat duurzaam ontwikkelen De Europese richtlijn is bedoeld om milieu-effecten van planvolgens deze principes een extra stimulans nen en programma’s tijdens de voorbereiding ervan in beeld te brengen in de vorm van een milieurapport. In hoofdlijnen is kan geven voor het aantrekken en aanmoedigen het verplicht om voorafgaand aan besluiten door een overheid van innovatieve industrieën en daarmee over bepaalde plannen een planMER uit te voeren. Het gaat hierbij om plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of Nederland en de Schipholregio prominenter op activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor de kaart zijn te zetten. Schiphol en Amsterdam het milieu. kunnen daardoor een voorbeeldfunctie voor de verdere ontwikkeling van de luchtvaart­ Status bestemmingsplannen industrie en metroProject Bestemmings- Gewenste Actie politane gebieds­ont­ plan bestemming wikkeling verkrijgen. A4-zone west Hoofddorp A4 Grotendeels wel Uitwerkingsplan, Om een succesvolle ZW art 19 ontwikkeling te beSLP Geen/agrarisch Deels Art 19 en BP werkstelligen dient het 2007+2008 Masterplan ten minSchiphol ZO Schiphol Nee Art 19 (ROP ste te worden afgeZuidoost Schiphol 2015) stemd op de in dit 2008 hoofdstuk genoemde Geniepark Deels groen Deels V.O. Art 19 kaders.

Figuur 3.4: ACT leefbaarheidskaders.

Mens Gezondheid - Luchtkwaliteit - Geluidhinder Externe veiligheid

Economie Welvaart - Voorzieningenniveau - Werkgelegenheid - Arbeidsomstandigheden

Geluidhinder Mobiliteit - Bereikbaarheid / efficiency vracht - Bereikbaarheid auto - Bereikbaarheid ov - Bereikbaarheid fiets

Ecologie Water

Ruimte Zorgvuldig ruimtegebruik

OLV

A4-zone west Deels

Deels

Art 19 M.E.R. 2008

Truckterminal

Hoofddorp A4 ZW

Ja

Art 19

De Hoek

De Hoek/ De Hoek en Rozenburg

Deels/ reconstructie

Art 19/ BP 2008

De Hoek Noord

Schiphol en Omgeving

Nee

Art 19/ BP 2008

Natuur Gebruik van bestaande terreinen

Beukenhorst OO

Uitbreidingsplan in hoofdzaak

Nee

Art 19/ BP 2008

Energie Afval

Imago

Beukenhorst Zuid

Uitbreidingsplan in hoofdzaak

Nee

Art 19/ BP 2008

Park 21e eeuw

Landelijk gebied

Nee

Cultuurhistorie

N201

Nee

Art 19

Railterminal

Nee

Art 19

Waterterminal

Nee

Art 19

ACT MASTERPLAN 31


4

4 ACT ‘Beyond logistics’

ACT ‘Beyond  logistics’

In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan het concept ACT ‘Beyond logistics’ als kans binnen de huidige complexe mondiale ontwikkelingen. De basis hiervoor wordt gevormd door het rapport Beyond Logistics, Ruimtelijke en programmatische richtlijnen voor de Werkstad A4 21. Centraal staat de positionering van ACT in paragraaf 4.1 en de hieraan verbonden kernwaarden in paragraaf 4.2. Met het gekozen positioneringsconcept zet ACT in op een nieuwe benadering van gebiedsontwikkeling zoals beschreven in paragraaf 4.3. De ambities van het Masterplan worden in paragraaf 4.4 uitgewerkt voor de aspecten economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Paragraaf 4.5 sluit af met de conclusies.

4.1 Positionering ACT De regio Schiphol is onderdeel van snelle veranderingen in een complexe wereld. Om onderscheidend te kunnen zijn ten opzichte van concurrerende regio’s is een heldere, maar met name ook duurzame positionering cruciaal. ACT is gebaat bij een eigen duurzame en innovatieve visie op de toekomst, die leidend is voor de wereld van luchtvaartgebonden logistiek, en die zich concreet vertaalt in een karakteristieke plek, een ’unieke wereld’, waar ondernemingen zich mee willen verbinden. ACT moet door doelgroepen en gebruikers gezien worden als state of the art voor de luchthavenlogistiek, zoals Milaan dat is voor de modewereld en Hollywood voor de film­ wereld. Om deze reden is ervoor gekozen ACT te positioneren vanuit het creëren van een eigen unieke wereld met een sterk merk dat toe­gevoegde waarde biedt voor verschillende doelgroepen en gebruikers, onder de naam ACT ‘Beyond logistics’ . De toevoeging ‘Beyond logistics’ wil zeggen dat ACT niet alleen gaat over luchthavengebonden vrachtvervoer, maar dat de toegevoegde waarde van ACT bestaat uit een ultieme connectie, een mondiale markt­ plaats waar goederen, mensen en informatie­ stromen samen worden gebracht.

4.2 Kernwaarden ACT Het gaat bij ACT niet alleen om het logistieke proces, maar ook over het creëren van een eigen unieke wereld met een sterk merk dat toe­­ gevoegde waarde biedt voor de doelgroepen. De kernwaarden daarbij zijn: - Leidend - Ultieme connectie - Innovatief - ‘Customer intimacy’ - Kwalitatief hoogwaardige ‘business to business’ omgeving - Ruimte voor ontmoeting en beleving - Duurzaam Een leidende marktplaats in de complexe mondiale economie is alleen mogelijk wanneer het gebied zich continu verandert en aanpast, zónder dat de identiteit wordt aangetast. Zo is de City of London al 50 jaar het financiële hart van de wereld, maar niet zonder continu in beweging te zijn. In ACT worden de cargo­ wereld en de Airportcity Schiphol geïntegreerd: het gaat om de ultieme connectie – niet alleen van goederen, maar ook van diensten en mensen. Daar waar nu nog wordt gedacht in ‘passagiersstromen’ en ‘vrachtstromen’ richt de toekomst zich op het onderscheid tussen

de ‘B2C’ en de ‘B2B’-markt. ACT wil B2Boplossingen bieden en legt de verbinding tussen bijvoorbeeld de zakelijk financiële dienst­verlening op de Zuidas en de logistieke oplossingen binnen ACT. Het gebied is een organisme in plaats van een logistieke machine. Voor ACT betekent dit dat (zowel in de uitstraling als in de fysieke inrichting) naast harde indicatoren als ‘econo­mische groei’, ‘bereikbaarheid’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘vastgoedwaarde’ ook ruimte is voor ‘zachte’ indicatoren als ‘customer intimacy’ en een hoogwaardige business to business om­geving. De indicatoren worden vertaald naar ‘kwaliteit van leven’, ‘sfeer’, ‘face to face interactie’, ‘netwerkmogelijkheden’ en ‘creatieve milieus’. Het gebied zal een stimulerende omgeving gaan bieden voor ontmoeting en beleving, interactie en uitwisseling van kennis. Centraal bij de ontwikkeling van ACT staat het clusteren van onderling afhankelijke en elkaar stimulerende bedrijven en kennis­ instituten. Silicon Valley, London City, maar ook Aalsmeer zijn goede voorbeelden van het succes van clustering van bedrijven. Rotterdam, Shanghai en Dubai laten het belang zien van clustering rondom infrastructurele knooppunten en hubs (figuur 4.1).

ACT MASTERPLAN 33


4 ACT ‘Beyond logistics’

Figuur 4.1: Silicon Valley opnieuw leidend in de wereld van ICT.

Figuur 4.2: Referentie Chiswick Park in Londen. www.enjoy-work.com. Een uitstekende referentie waar eerst (tot in de finesses) een heldere identiteit is uitgewerkt, tezamen met het opbouwen van een gestroomlijnde managementorganisatie, vervolgens een strak gemanagede branding traject is ingezet gericht op het overbrengen van de identiteit, parallel daaraan een één-op-één vertaling is gemaakt naar een ruimtelijk ontwerp voor het landschap, de gebouwen en de voorzieningen, en tenslotte een selectie is gemaakt van ondernemers die binnen het concept passen, is Chiswick Park in Londen. Hier is een complete unieke wereld rondom het concept ‘enjoy-work.com’ opgebouwd, waar het draait om prettig werken. In alles zijn de kernwaarden van de identiteit doorgevoerd. Bron: UrbanXchange

4 ACT ‘Beyond logistics’

ACT richt zich op de clustering in specifieke bedrijfssectoren, zoals ‘fashion’ en ‘perishables’. Daarnaast wordt de omgeving van ACT zodanig ingericht dat waardetoevoeging in de keten optimaal is. Dat geldt voor efficiency, duurzaamheid, veiligheid en ketenintegratie, maar ook voor research & development, training en klantenontvangsten. Het concept anticipeert op een eigentijdse economische orde die vooral draait om ideeën en talent. Dit kan alleen met een continue stroom van innovaties en investeringen en op basis van steeds nieuwe energie van alle partijen. Ook op het gebied van duurzaamheid wil ACT een voortrekkersrol vervullen. ACT laat zich hierbij inspireren door de duurzaamheidsprincipes zoals Cradle to Cradle door op stedenbouw­ kundig en product­niveau duurzame innovaties te faciliteren en te stimuleren. 4.3 Nieuwe benadering van gebiedsontwikkeling De Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 zet tevens in op een integrale duurzame ont­­ wikkeling met een balans tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid in de regio (figuur 4.3).

Figuur 4.3: Het zoeken naar balans bij integrale gebiedsontwikkeling.

34 ACT MASTERPLAN

Normaliter impliceert dit een compromis waar­ ­bij altijd één of meer aspecten moeten inleveren. Het uitgangspunt van ACT daarentegen is: groei voor ieder van deze drie aspecten. Inspiratie voor de innovatie in het planproces is gevonden in het concept Cradle to Cradle. Dit nieuwe positioneringconcept zorgt voor verdere aanscherping van de ambities: het gaat niet slechts om het creëren van een balans tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid; er wordt ingezet op het bereiken van een dusdanige symbiose waardoor meer­ waarde ontstaat op alle fronten. Het gaat om innovatieve oplossingen die effectief zijn voor

zowel economie als milieu. Hierin succesvol zijn betekent dat voldaan dient te worden aan procesvoorwaarden waarin commitment, bereidheid, ondernemerszin, samenwerking, transparantie, innovatieve kennisontwikkeling en borging optimaal tot hun recht komen. Dit ontwikkelingsproces zal niet in een rechte lijn van A naar B worden doorlopen. De tech­ niek is niet ver genoeg om op dit moment al voor alle onderdelen innovatieve oplossingen te bedenken. Flexibiliteit is nodig om te kunnen inspelen op voortschrijdende inzichten in techniek en nieuwe trends. Het ontwerpproces van ACT is dan ook cyclisch. Dit betekent gefaseerd ontwerpen met steeds als maximale inzet groei voor én economie én bereikbaar­ heid én leefbaarheid en dit toetsen op huidige technische, financiële en organisatorische mogelijkheden. Het betekent ook steeds de weg openhouden naar oplossingen in latere fasen van het ontwerpproces. De nieuwe vraaggerichte benadering van ACT is zeer flexibel: de focus ligt op een sterke identiteit als raamwerk, waarbinnen flexibele, vraaggerichte invulling mogelijk is. ACT straalt op deze wijze een eigen visie uit, die zorgt dat het gebied ‘vertelkracht’ en ‘voorbeeldfunctie’ krijgt. Naast de harde factoren is ook ruimte voor ‘zachte’ factoren zoals lifestyle, beleving en ontmoeting ‘Beyond Logistics’. Bedrijven zullen zich graag verbinden met ACT omdat het bijdraagt aan hun eigen succes. In het schema op pagina 36 worden de essenties gegeven van het verschil tussen de huidige en toekomstige ontwikkelingspraktijk. 4.4 Uitwerking ambities Voor elk van de drie aspecten (te weten economie, bereikbaarheid en leefbaarheid) worden in deze paragraaf op hoofdlijnen meetbare ambities beschreven.

4.4.1 Economie ACT gaat niet alleen over volumegroei, maar bovenal over de verbetering van de kwaliteit van producten en diensten. Centraal hierbij staan de te bedienen doelgroepen en gebruikers. Op economisch vlak bestaan de ambities uit: - De logistieke bedrijfsterreinen binnen ACT behoren kwantitatief en kwalitatief tot de top-3 vestigingslocaties in Europa op het gebied van aan luchtvracht gerelateerde logistics en aanverwante diensten; - Het bieden van een efficiënt logistiek systeem dat resulteert in betrouwbaarheid en tijdsduurverkorting bij de afhandeling van luchtvracht; - Ruimte voor kansrijke clusterconcepten met meer nadruk op ketenconcepten en waarde­ toevoeging; - Toegevoegde waarde vergroten per ha; - Vergroten van de vraag naar laagopgeleide arbeidskrachten; - Vergroten van het aanbod van middelhoog opgeleide arbeidskrachten door het bieden van opleidingcentra. Doelgroepen ACT vertegenwoordigt een wereld waaraan ondernemingen willen deelnemen omdat ze groei én vernieuwing kunnen bereiken. ACT laat ondernemingen deelnemen aan een unieke wereld. Vestiging in ACT betekent meerwaarde voor de ondernemingen, omdat ze zich herkennen in de kernwaarden van ACT en zich daardoor verder kunnen ontwikkelen. Anders­­om ervaart men dat de wereldmarkt zich hier, in ACT, afspeelt juist door de aan­wezigheid van ondernemingen die in hun markt leidend zijn op dezelfde kernwaarden.

ACT zet in op ondernemingen met de volgende kenmerken: - Logistiek verhandelen van fysieke producten/ stromen die luchtvrachtgerelateerd zijn; - Creëren van meerwaarde door aan logistiek gekoppelde diensten (zoals eindassemblage, logistieke regie, R&D, training, marketing/ sales en exposure van – bij voorkeur duur­ zame – producten en prototypen gericht op business to business). Op hoofdlijn is daarbij sprake van twee doel­ groepen: 1. ‘Logistics’ bedrijven – Netwerkexpediteurs en integrators 2. ‘Beyond logistics’ bedrijven – Value added logistics Ad 1. ’Logistics’ bedrijven Grote logistieke ondernemingen als DHL, Kuehne & Nagel, TNT, Pan Alpina en Schiphol Express blijven investeren in efficiënte, moderne en duurzame warehouses voor verhandeling en transport van luchtvracht op Schiphol. Het waardeaandeel logistiek loopt verder terug, waardoor dit soort onder­nemingen

onder grote druk staan om hun dienst­ verlening te verbeteren via prijsconcurrentie en verspreiding van activiteiten over meer­ dere (lucht) havens en modaliteiten. Schaal­ vergroting is noodzakelijk om de concurrentie aan te kunnen. De trend bestaat dat 1e en 2e linie verder geïntegreerd worden. Het doel is hier om de doorstroming en distributie­ snelheid voor tijdgevoelige en/of bederfelijke goederen tegen zo laag mogelijke kosten verder te vergroten. Dit betreft zowel airside als landside én de interactie daartussen. Ad 2. ‘Beyond logistics’ bedrijven Buiten de 1e en 2e linie ondernemingen (die zich puur op logistiek richten) is luchtvracht voor specifieke sectoren in toenemende mate van groot belang. Daarbij is sprake van een logistieke trend waarbij hoogwaardige logis­ tiek minder uitbesteed wordt wanneer de supply chain van strategisch belang is. Bij de strategische keuze voor bedrijfsvestiging worden productie- en procesonderdelen binnen de supply chain belangrijker dan de meer traditionele distributielogistiek.

ACT MASTERPLAN 35


4 ACT ‘Beyond logistics’

4 ACT ‘Beyond logistics’

Huidige praktijk

Toekomstige praktijk

Focus in positionering: • Instrumentele benadering gericht op efficiëntie • Aanbodgeoriënteerd: ‘Dit is wat wij bieden’ • Onduidelijk toekomstperspectief

Focus in positionering: • Toekomstgerichte benadering gericht op sterke identiteit van een unieke wereld • Vraaggericht: ‘Dit is jouw wereld’

Kernwaarden identiteit: • Efficiënt, snel, veilig, concurrerende prijzen, functioneel, groeimogelijkheid

Kernwaarden identiteit: • Leidend, duurzaam, innovatief, ultieme connectie, ‘customer intimacy’, hoogwaardige b2b omgeving, ontmoeten en beleven

Doelgroepen: • ‘Logistics’: netwerkexpediteurs en integrators

Doelgroepen: • ‘Beyond logistics’: toegevoegde waarde activiteiten

Ruimtelijke aanpak: • Gericht op snelle uitgifte van bedrijfskavels. Plan is succesvol als beoogde uitgifte van terreinen/ locaties wordt gehaald c.q. overschreden • Standaardindeling gebied in kavel-voor-kavel • Standaard lage ruimtelijke kwaliteit • Zwaar verkeer dominant / ontoegankelijk karakter • Focus op snelle logistieke afhandeling • Ontwikkeling/uitgifte/beheer terreinen optimali­ seren binnen eigen (project)grenzen • Ontwikkelen infra nadat gebiedsontwikkeling plaatsvindt • Leefbaarheid en duurzaamheid compenseren buiten het projectgebied

Ruimtelijke aanpak: • Gericht op creëren van eigen beleving voor de diverse doelgroepen en gebruikers. Concepten voor deelterreinen ontwikkelen die worden aangeboden aan de markt om topbedrijven te faciliteren (ontwikkel je merk in ACT) • Raamwerk vast; inrichting organisch en flexibel • Hoge ruimtelijke kwaliteit • Gescheiden werelden / toegankelijk karakter • Focus op logistiek én duurzame ontwikkeling • Locatiestrategie op metropolitaan niveau. ACT ‘kraam-kamer’ van nieuwe bedrijven die deels ook elders in de Noordvleugel doorgroeien • Anticiperende investeringen in specifieke infrastructuur (OLV, HST) om vernieuwing en duurzaamheid uit te lokken • Duurzaamheid en leefbaarheid zijn sterk onderdeel van de ontwikkelfilosofie

Management-aanpak: • Gericht op publieke taken: infrastructuur, openbare ruimte en gronduitgifte. Lichte vorm parkmanagement • Overheden en private partijen scheiden hun risico’s Logistieke aanpak • Groei in volume (tonnen) is leidend • Vaste coëfficiënt tussen luchtvrachtgroei en beno­ digde ruimte op de luchthaven en op de locaties rond de luchthaven voor 1e en 2e linieactiviteiten

Management-aanpak • Gebiedsgerichte conceptontwikkeling en continue (park)management en branding • Risicodragende publieke en private participatie in conceptontwikkeling, branding en realisatie

Logistieke aanpak • Kijken naar vergroten van toegevoegde waarde • Steeds meer integratie van 1e en 2e linie. Expediteurs willen naar de platforms toe. 3e linieactiviteiten vaak op grotere afstand van de luchthaven

Gebruikersgroepen Naast het onderscheid in typen bedrijven kan ook worden onderscheiden naar uiteenlopende typen gebruikers. In stedelijke gebieden bestaat veelal de grootste groep aanwezigen uit ‘dagelijkse’ gebruikers: mensen die er dagelijks zijn omdat ze er wonen, werken of naar school gaan. Een tweede groep bestaat uit ‘regel­ matige’ gebruikers: mensen die er één keer per week of één keer per maand komen. Het zijn bezoekers die de weg kennen en komen omdat ze bijvoorbeeld klant zijn of gebruik maken van de voorzieningen. Tenslotte is er een derde groep die bestaat uit ‘sporadische’ bezoekers: mensen die er één keer per jaar of slechts één keer in hun leven komen. Dit zijn bijvoorbeeld toeristische bezoekers of een­malige zakelijke relaties. De meeste gebieden kennen daarbij een piramideopbouw in aantallen. Specifieke gebieden zoals lucht­ haven Schiphol kennen in de praktijk veel meer sporadische gebruikers en/of regelmatige gebruikers: een omgedraaide piramide.

Figuur 4.4: Gebruikerspiramide. Bron: UrbanXchange (2007)

In ACT kunnen ook verschillende typen gebruikers worden onderscheiden. Dagelijkse gebruikers van ACT zijn de werk­nemers: 1. hoogopgeleide werknemers; 2. laagopgeleide werknemers; 3. Werknemers van de voorzieningen en beheer van ACT / Schiphol. Regelmatige en sporadische gebruikers zijn: 4. Truckchauffeurs; 5. Businessrelaties, bezoekers en overzeese werknemers van de bedrijven; 6. Bewoners van omliggende gemeenten. De grofweg zes verschillende gebruikersgroepen zullen uiteenlopende verwachtingen hebben. Truckchauffeurs komen voor afhandeling van vracht en verwachten efficiënte en gestroomlijnde voorzieningen. Internationale klanten komen voor businessmeetings en verwachten een kwalitatief hoogwaardige ontvangst- en verblijfsomgeving. In feite vallen diverse ‘werelden’ in één gebied samen. ACT heeft als ambitie om voor deze verschillende doel­g roepen eigen werelden te creëren. Soms kunnen gebruikers daarbij bewust worden onderscheiden (bijvoorbeeld bij de scheiding van het vrachtverkeer van de overige modaliteiten), soms juist bewust worden samengebracht (bijvoorbeeld bij een ‘Trade City’) 4.4.2 Bereikbaarheid In de Integrale Gebiedsvisie is duidelijk gesteld dat een optimale bereikbaarheid van ACT cruciaal is voor het bereiken van de integrale

ambities. Wanneer de bereikbaarheid verbetert, levert dit grote voordelen op voor de leefbaar­ heid en de economie van het gebied. In algemene zin gelden de volgende ambities: - Verbeteren logistieke efficiëntie van de Schipholregio en ACT door middel van een multimodaal aanbod van terminals en de aanleg van een Ongestoorde Logistieke Verbinding; - Bieden van betrouwbare reistijden voor het vrachtvervoer; - Efficiënter en milieuvriendelijker transport door vermindering van het aantal vracht­ wagenbewegingen per ton luchtvracht (o.m. bezettingsgraad vrachttransport); - Geen toename van de externe veiligheids­ risico’s (luchtvaart, weg-, water-, en rail­ verkeer); - Verminderen congestie op het hoofd- en onderliggende wegennet in de Schiphol­regio door een multimodale ontsluiting; - Modal shift ten gunste van modaliteiten anders dan wegvervoer;

- Goed bereikbaar maken van ACT en de bedrijven voor auto’s; - Aanleggen van een gezamenlijk fijnmazig OV-netwerk van en naar de treinstations Hoofddorp en Schiphol; - Het verkrijgen van een optimale ontsluiting per OV is één van de uitgangspunten bij de opzet van terreinen (o.m. met een centrale ligging van halteplaatsen en intensief ruimte­ gebruik rond knooppunten). - Goed bereikbaar maken van de bedrijven voor fietsverkeer; - Innovaties voor collectieve duurzame vervoer­ systemen en schone vervoertechnologie; - Het terugdringen van autogebruik voor woon-werkverkeer ten gunste van met name het openbaar vervoer (OV) door middel van slim vervoersmanagement. ACT wil echter nog een stap verder gaan en het vliegwiel zijn die voor de gehele regio innovaties oplevert voor duurzame en schone groei. Het draaiende houden van distributie en mobiliteit als motor van de economie is

Bron: UrbanXchange (2007)

36 ACT MASTERPLAN

ACT MASTERPLAN 37


4 ACT ‘Beyond logistics’

4 ACT ‘Beyond logistics’

namelijk van levensbelang voor alle bedrijvig­ heid in de regio (niet alleen Schiphol). Het versterken van Nederland als kenniseconomie is een tweede krachtige drijfveer, waarbij kennis op het gebied van duurzame ontwikkeling van grote toegevoegde waarde is. Hier op een integrale manier en regionale schaal in verder komen betekent een nauwere en integrale samenwerking met alle betrokken partijen22, onder andere via het provinciale Regionale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Er wordt juist ingezet op het bereiken van een dusdanige symbiose waardoor meerwaarde ontstaat op alle fronten. Nadrukkelijk zal worden ingezet op innovatieve oplossingen die effectief zijn voor zowel economie als milieu. De Ongestoord Logistieke Verbinding is een voorbeeld van een innovatie die bijdraagt aan zowel een efficiënte afhandeling van het verminderen van vrachtbewegingen en congestie rondom ACT en daarmee zorgt voor verbetering van de leefbaarheid.

4.4.3 Leefbaarheid De kernwaarden die bij de gewenste identiteit van ACT behoren sluiten nauw aan bij het begrip ‘leefbaarheid’. Immers, een duurzame, innovatieve en hoogwaardige business­ omgeving waar ruimte is voor ontmoeting en beleving dient per definitie ook leefbaar te zijn. In paragraaf 4.3 is aangegeven dat het nieuwe positioneringconcept verder gaat dan slechts het creëren van een balans tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid.

De ambitie van ACT met betrekking tot leef­ baarheid heeft betrekking op de volgende punten: 1. Innovatie en duurzaamheid zijn kern­ waarden van ACT en vormen een unique selling point; 2. In ACT gaan innovatie en duurzaamheid hand in hand. Ingezet wordt op dusdanige innovatieve en duurzame oplossingen zodat tegelijkertijd meerwaarde ontstaat voor economie, bereikbaarheid en milieu;

38 ACT MASTERPLAN

3. Het streven is om het principe van Cradle to Cradle toe te passen en uit te gaan van gesloten kringlopen waarbij veront­ reiniging naar lucht, water en bodem wordt geëlimineerd; 4. Dit wordt bereikt door in te zetten op (a) ontwerpkeuzes voor de inrichting van infrastructuur, openbare ruimte, collectieve voorzieningen, bedrijfskavels en bedrijfs­ gebouwen en (b) het concretiseren van de ambities in nauwe samenwerking met de individuele bedrijven die in ACT gevestigd zijn of zich zullen vestigen. Het bereiken van Cradle to Cradle vergt inzet van de juiste kennis en bovendien een vasthoudende mentaliteit. Voor het creëren van de juiste kennis wordt voorgesteld om een innovatieplatform op te richten, waarin innovatieve marktpartijen en kennisinstituten deelnemen. Doel is om partijen uit te dagen met haalbare ideeën te komen die toepasbare oplossingen vormen voor ACT. Met betrek­

king tot de vasthoudendheid is het voorts van belang om in het vervolgtraject heldere doelen te formuleren en deze te vertalen in onderlinge afspraken. ACT wil daadwerkelijk innovaties stimuleren en kiest daarmee voor een sterk vraaggestuurde insteek. Cradle to Cradle is daarmee niet alleen een ultiem duurzaamheid­ concept maar veel meer nog een vraaggestuurd economisch model en businessconcept. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat ‘milieu’ ook ‘economie’ is. 4.5 Conclusies ACT ‘Beyond logistics is een vernieuwend en duurzaam concept, waarmee ACT zich

positioneert als een unieke wereld. Naast harde factoren (‘Logistics’) is er ook ruimte is voor ‘zachte’ factoren als lifestyle, duurzaamheid, beleving en ontmoeting (‘Beyond logistics’). De consequentie van de gekozen positione­ ring is, dat de feitelijke beleving van die unieke wereld moet kloppen met deze ‘branding’. Dit vereist een vertaling naar het juiste programma en de juiste ruimtelijke inrichting. Binnen ACT gebeurt dit door invulling te geven aan een aantal kernwaarden: duurzaamheid, innovatie, ultieme connectie, customer intimacy, hoog­ waardige business to business, ontmoeting en beleving. Daarbij heeft ACT specifiek de ambitie zich te richten op de wereld van de

verschillende doelgroepen en zal bij de uitwer­ king worden uitgegaan van duurzaamheids­ principes. Het ruimtelijk concept van ACT in het volgende hoofdstuk vormt de ruimtelijke vertaling naar deze programmatische, ruimte­ lijke en stedenbouwkundige ambities.

voetnoten 21: UrbanXchange (2007). 22: H et Rijk (o.a. Ministerie van V&W en EZ), Provincie Noord-Holland, Stadsregio Amsterdam, Gemeente Haarlemmermeer, Gemeente Amsterdam en Gemeente Almere.

ACT MASTERPLAN 39


5 Ruimtelijk concept

Ruimtelijk  concept

Het ruimtelijk concept van ACT vormt een ruimtelijke vertaling van het positioneringconcept dat achtereen volgens wordt vertaald naar programmatische, ruimtelijke en stedenbouwkundige principes. Het hoofdstuk is gebaseerd op het rapport Beyond Logistics, Ruimtelijke en programmatische richtlijnen voor de Werkstad A4 23 en begint met paragraaf 5.1 waarin de programmatische principes, verdeeld in een vraag- en aanbodzijde staan beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 ingegaan op de ruimtelijke principes welke de uitgangpunten vormen voor de stedenbouw kundige principes zoals beschreven in paragraaf 5.3. De laatste paragraaf geeft beknopt de conclusies van het hoofdstuk weer.

5.1 Programmatische principes Bij het vaststellen van een programma wordt vaak gedacht aan het vaststellen van kavels waar bepaalde functies moeten komen met bijbehorende te bebouwen vierkante meters. Dit is echter slechts de ‘hardware’ van een gebiedsontwikkeling. Relevant voor ACT is echter met name de ‘software’: het gebruik, de uitstraling en de beleving. Het gaat dan over duurzame ontwikkeling, het toekomstige gebruik, de gebruikersgroepen, het gebruik van de (openbare) ruimte en voorzieningen, de gewenste identiteit van plekken binnen ACT, de uitstraling van onderliggende waarden en het ‘begeleiden’ van gebruikers. In ACT ligt om deze reden de nadruk op strategisch programmeren; het programma is immers méér dan een optelsom van vierkante meters. Het programma wordt strategisch ingezet om de gewenste ambities te bereiken. Dit geldt niet alleen voor de beginfase van het planningsproces: het planningsproces als geheel is een iteratief proces waarbij continu de ambities, het programma en het ontwerp op elkaar worden afgestemd. De onderstaande programmatische principes zijn daarbij leidend voor de verdere vormgeving van ACT:

1. Unieke wereld Uitgangspunt is de overall-ambitie om te komen tot de gewenste identiteit van een unieke wereld die een leidende, mondiale marktplaats is voor luchtvrachtgerelateerde ondernemingen, met toegevoegde waarde ‘Beyond logistics’. De unieke wereld straalt duurzaamheid, innovatie, ultieme connectie, customer intimacy, hoogwaardige businessto-business, ontmoeting en beleving uit. Dit zijn de kernwaarden van ACT (zie vorige hoofdstuk). 2. ‘Beyond logistics’ als leidend principe ACT is continu in beweging omdat de marktomstandigheden snel veranderen – het bedrijventerrein zal dan ook nooit af zijn. Het positioneringconcept is een leidend principe voor de inrichting, het gebruik en het type onderneming in het gebied – maar de daadwerkelijke invulling ervan zal meebewegen met de tijd. Wat wij nú als innovatief en duurzaam beschouwen, is over drie jaar misschien de standaard geworden. Wat wij nu dus niet moeten doen is een blauwdruk geven voor de inrichting. Wat we wél moeten doen is het creëren van voorwaarden en omstandigheden waarin ontwikkelingen in de gewenste richting kunnen groeien.

3. Stimulerende bedrijfsomgeving Primaire functie van ACT is het stimuleren van bedrijvigheid. ACT moet dus een bedrijfs­ omgeving vormen die stimulerend is voor de gewenste ondernemingen. Dit gaat (veel) verder dan het aanbieden van een kavel. Door middel van de inzet van de juiste sfeer, de juiste voorzieningen, de juiste services en een strikte selectie van ondernemingen wordt een omgeving gecreëerd die sterk bijdraagt aan het individuele bedrijfsproces. Bedrijven kunnen zich op deze manier volledig focussen op hun primaire bedrijfsprocessen. ACT zorgt voor de condities die alle zorgen rondom secundaire bedrijfsprocessen uit handen nemen. 4. Raamwerk van voorzieningen en services Het programmatische (en dus ook het ruimtelijke) concept bestaat uit een raamwerk dat voorziet in een ondersteunend programma van voorzieningen en services voor de gewenste typen ondernemingen. ACT zal bestaan uit meerdere ‘werelden’ die toegesneden zijn op de wensen en verwachtingen van de gebruikers. Elk van de werelden heeft een eigen netwerk van knopen (voorzieningen) en lijnen (infrastructuur). Deels zullen ze dedicated zijn voor de specifieke groep – deels zullen ze overlappen wanneer ze voor meerdere groepen toegankelijk zijn. ACT MASTERPLAN 41


5 Ruimtelijk concept

5.1.2 P rogramma vraagzijde: meerdere werelden In het vorige hoofdstuk zijn de doelgroepen van ACT beschreven: de ‘Logistics’ en ‘Beyond logistics’ bedrijven. Deze twee doelgroepen vormen de primaire werelden van ACT: stimulerende bedrijfsomgevingen waarin de twee doelgroepen optimaal kunnen functioneren. Naast deze twee zijn er de diverse gebruikers die op hun eigen manier ACT zullen beleven: werknemers, truckchauffeurs, zakelijke bezoekers en bewoners van de gemeente Haarlemmermeer en omliggende gemeenten. Voor een deel zullen deze gebruikersgroepen binnentreden in de twee werelden van ‘Logistics’ en ‘Beyond logistics’. Belangrijk uitgangspunt voor de inrichting van het gebied is dat de verschillende doelgroepen en gebruikers een eigen wereld aangeboden krijgen die voldoet aan hun verwachtingen over ACT. 1. De wereld van ‘Logistics’ bedrijven De eerste groep is primair gericht op afhandeling en doorvoer van luchtvracht. Deze ondernemingen willen derhalve een bedrijfsomgeving waarbij de voorzieningen en services bijdragen aan een zo efficiënt, snel en veilig mogelijke logistiek. Dit is een ‘wereld’ die door ACT wordt aangeboden: de ondernemingen die zich hier vestigen worden aangetakt op het netwerk van ACT bestaande uit Truckterminal, Railterminal, Waterterminal, douanefaciliteiten etc. die onderling optimaal efficiënt verbonden zijn via een Ongestoorde Logistieke Verbinding en naar buiten optimaal efficiënt aangetakt zijn door het multimodale netwerk. Het uiteindelijke resultaat bestaat uit een herkenbare eigen ‘Logistics wereld’ van (grootschalige) bedrijven, terminalvoorzieningen en verbindende infrastructuur die dusdanig stimulerend werkt zodat ze ieder voor

42 ACT MASTERPLAN

5 Ruimtelijk concept

zich optimaal functioneren. Aan deze ‘wereld’ wordt overigens al hard gewerkt met diverse onderliggende projecten. Deze ‘Logistics wereld’ zal grootschalig zijn en (vanwege de wens tot veiligheid en ongestoorde logistiek) niet toegankelijk zijn voor publiek. 2. De wereld van ‘Beyond logistics’ bedrijven Kansen voor ACT liggen op het aantrekken van bedrijven die luchtvracht en vestiging nabij internationale luchthavens willen combineren met eindassemblage, research & development, company trainingen, showroom van testproducten en/of tot het laatste moment uitgestelde customer services. Zo zou Nederland zich op zijn kernkwaliteiten kunnen etaleren met bijvoorbeeld themagerichte innovatieve centra op gebied van perishables, fashion, health en andere functies. Hier gaan logistiek, distributie en het tonen van producten samen. Denk ook aan specifieke deelmarkten waar eindassemblage, spare parts distributie en kwaliteitscontrole zo dicht mogelijk tegen de eindmarkt aan moeten liggen. Hoogwaardige medische apparatuur is hiervan een voorbeeld, of bijvoorbeeld een combinatie van logistieke regie en trainingscentra. Bedrijven in luchtvaarttechnologie (aerospace) laten deze tendens al zien. Een ander voorbeeld zijn innovatieve bedrijven die luchtvrachtlogistiek willen combineren met het internationaal uitbouwen van hun merk door middel van het presenteren van de nieuwste producten of prototypen in en om de luchthaven Schiphol, zoals modebedrijven of hightech consumerbedrijven. Dergelijke toegevoegdewaardeactiviteiten (value added logistics) bij luchtvracht zijn te herkennen bij diverse sectoren. ACT kan een dusdanige ‘wereld’ creëren die stimulerend werkt voor dergelijke activi-

teiten. Het uiteindelijke resultaat bestaat uit een herkenbare ‘Beyond logistics wereld’ van merken (ondernemingen die in hun eigen sector internationaal scoren) en diverse aangename omgevingen die gericht zijn op ontmoeten, beleven, kennisuitwisseling en verblijven. ACT zorgt voor de omgevingsinrichting, de voorzieningen en de services. Deze twee werelden zijn de primaire werelden van ACT: stimulerende bedrijfsomgevingen waarin de twee doelgroepen optimaal kunnen functioneren. Daarnaast zal ACT gebruikt worden door uiteenlopende gebruikersgroepen die een eigen beleving zullen hebben. Voor een deel zullen deze gebruikersgroepen binnentreden in de twee werelden van ‘Logistics’ en ‘Beyond logistics’. Maar ze zullen ook hun eigen verwachtingen hebben, waarin ACT kan voorzien. Vandaar dat hier­ onder nog eens vier werelden worden beschreven: de werelden van de werknemers, truckchauffeurs, business relaties en omwonenden. Ook zij vormen de vraagkant van ACT. 3. De wereld van de werknemers In ACT zullen veel mensen dagelijks werken bij de diverse ondernemingen. Het zal een mix zijn van laag- en hoogopgeleide werknemers. Daarnaast zullen veel mensen in ondersteunende functies werken bij de voorzieningen en de dienstverlening. De werknemers maken grotendeels deel uit van de werelden van ‘Logistics’ of ‘Beyond logistics’. Toch zullen zij ACT breder ervaren: ze maken dagelijks gebruik van de infrastructuur voor auto’s (inclusief parkeren), fietsen of openbaar vervoer. De werknemers willen een snel en efficiënt transport. ACT wil nadenken over maatregelen om het woon-werkverkeer met de auto te verminderen en tevens het autoverkeer binnen ACT te verminderen. Dit betekent dat

gebruik van innovatieve oplossingen waar­ onder een dicht netwerk van openbaar vervoer in samenhang met mogelijke P+R-locaties en een raamwerk van parkeervoorzieningen voor werknemers aan de rand van ACT. Bovendien speelt nog een ander belangrijk issue. Voor ondernemingen wordt het uiterst belangrijk om de juiste mensen aan te kunnen trekken. De huidige conjuncturele voorspellingen wijzen erop dat er tekorten zullen ontstaan aan werknemers van alle opleidingsniveaus. In de slag om werknemers is een belangrijk element het bieden van een aantrekkelijke en duurzame werkomgeving. Voorzieningen voor werknemers lijken vaak van secundair belang, maar nog weinig bedrijfsomgevingen zien werknemers als ‘gasten’. Voor ACT liggen hier kansen, in combinatie met een goed doordacht, breed pakket van parkmanagementservices. 4. De wereld van de truckchauffeurs ACT draait grotendeels om luchtvracht. Het overgrote deel daarvan wordt met vrachtwagens afgehandeld, met chauffeurs van tal van transportondernemingen en uit alle windrichtingen. ACT gaat een nieuwe wereld creëren voor de truckchauffeurs, waarbij de huidige vertragingen door lange douane- en inspectieprocedures en wachttijden voor dockshelters op de vrachtloodsen van de baan zijn. Door de aanleg van de Ongestoorde Logistieke Verbinding en Truckterminal kunnen chauffeurs dichtbij de snelweg hun vracht leveren, van waaruit de stromen door een dienstverlener just in time kunnen worden verplaatst. Bij de Truckterminal zijn diverse gemaks-, brandstof-, onderhoudsen servicevoorzieningen gevestigd, speciaal toegesneden op de chauffeurs.

Figuur 5.1 Referentie The Strip op de High Tech Campus in Eindhoven.

5. De wereld van de bezoekers Met name de ondernemingen ‘Beyond logistics’ zullen diverse business-relaties ontvangen. Het kan daarbij zowel gaan om internationale klanten als om internationale collega’s. Ze zullen deze relaties een bijzondere en representatieve wereld willen voorschotelen – niet alleen hun eigen onderneming, maar ook het deel van ACT dat is ingericht op ontvangst, ontmoeting en verblijf. Vanuit de bezoekers bezien begint de beleving al vanaf het moment van aankomst op Schiphol. Het vervoer van en naar de onderneming zal hoogwaardig en duurzaam moeten zijn – denk aan hybride – of met waterstof aangedreven taxi’s of taxibussen. De weg ernaartoe zal een indruk moeten geven van de kwaliteit van het businesspark en de kwaliteit van de ondernemingen die er gevestigd zijn. De omgeving voor ontmoetingen, lunches, klantenontvangsten, conferenties en cursussen zal eveneens de klasse moeten hebben behorend bij een mondiale marktplaats in de vorm van hoogstaande conferentie- en hotelvoorzieningen.

Bron: UrbanXchange (2007)

6. De wereld van de bewoners ACT moet voor bewoners van de omliggende gemeenten een toegankelijk gebied worden. ACT moet voor het gevoel van de bewoners openbaar en aantrekkelijk zijn. Dit betekent niet dat het publiek overal kan komen binnen de werelden van met name ‘Logistics’, maar ook de private delen van ‘Beyond logistics’ is de toegankelijkheid beperkt tot bevoegden. Er kan echter gedacht worden aan de aanleg van een (recreatie)netwerk voor fietsers en voetgangers, waarbij gelet wordt op de ‘begeleiding’ zodat bezoekers zich niet verloren voelen binnen de grote schaal van het gebied. Net als bij vliegtuigspotten of het aanschouwen van de Rotterdamse haven hoef je niet de bedrijvigheid ‘aan te raken’ om het van een afstand te kunnen waarderen. Daarnaast zullen bepaalde voorzieningen zoals cafés, restaurants en kleine winkeltjes openbaar toegankelijk zijn voor de recreant. Een referentie voor de wereld van businessrelaties die openstaat voor de wereld van bewoners is The Strip op de High Tech Campus in Eindhoven (Figuur 5.1).

ACT MASTERPLAN 43


5 Ruimtelijk concept

Zo ontstaan verschillende samenhangende concepten die tegemoet komen aan de vraag vanuit de diverse werelden. Het bedenken en realiseren van de concepten is een zaak van de initiatiefnemers van ACT waarbij nauwe samenwerking wordt gezocht tussen publieke en private partijen. Op dit moment bevinden de concepten OLV, Truckterminal, HST Railterminal en Waterterminal zich in de initiatieffase. In hoofdstuk 7 worden genoemde concepten nader toegelicht. Het pakket aan voorzieningen in ACT verdient veel aandacht, en zal een leidend principe voor de inrichting van de ruimte moeten zijn. De voorzieningen geven invulling aan de werelden zoals die in eerder in dit hoofdstuk zijn geschetst voor elke gebruikers-groep gelden andere verwachtingen en hiermee andere netwerken aan voorzieningen. Aan de voorzieningen ten behoeve van de ‘Logistics’ wordt al hard gewerkt: zie de OLV en de verschillende terminals. De voorzieningen voor ‘Beyond logistics’ zijn minder vanzelfsprekend. Voorzieningen waaraan gedacht kan worden zijn:

44 ACT MASTERPLAN

- Gemeenschappelijke voorzieningen (publiek toegankelijk): variëteit aan cafés en restaurants, convenience shops, bankfiliaal, kapper, fitnesscentrum, kinderopvang, hotel en infocentrum/receptiedesk. - Bedrijvenvoorzieningen (toegankelijk bij reservering): vergaderruimtes, conferentiecentrum, auditorium, drukkerij en parkmanagement desk.

ting dient een één-op-één vertaling van de gewenste identiteit te zijn. Dit begint bij de kernwaarden van ACT, die overal in moeten doorwerken in stedenbouwkundig ontwerp en beeldkwaliteit van het landschap, ontwerp van de gebouwen, type voorzieningen, ontwerp van het logistieke complex, maar ook in de organisatie van het totaal, het gebieds­management en de selectie van de juiste ondernemingen.

5.2 Ruimtelijke principes De feitelijke beleving van de identiteit van ACT – wat ervaren mensen zelf – zal één van de belangrijkste assets van ACT worden. Dit betekent dat het positioneringsconcept vertaald moet worden in ruimtelijke inrichtingsprincipes.

2. Netwerken bestaande uit lijnen en knopen In de programmatische principes zijn de verschillende ‘werelden’ geschetst vanuit het oogpunt van de gebruikers. Ruimtelijk kan dit worden opgevat als een aantal netwerken bestaande uit lijnen en knopen. De netwerken vormen een wereld op zich, die zoals beschreven (voor een deel) van de andere werelden is gescheiden. De lijnen zijn de infrastructurele lijnen. Eén van de kernwaarden is ‘ultieme connectie’ en zal in ACT moeten worden waargemaakt door middel van zeer efficiënt, betrouwbaar transport, en duurzaam van vracht, werknemers en zakelijke bezoekers. Voor al deze aspecten dient een uitgekiend systeem aanwezig te zijn. Voor de vracht is dit

1. Hoogwaardige inrichting ruimte Uitgangspunt is het vormgeven van een hoog­waardige inrichting van de ruimte ten zuiden van Schiphol – waarbij de lucht­vracht­ gerelateerde bedrijvigheid zich zal concentreren in drie onderling verbonden bedrijven­ terreinen: Schiphol Zuidoost, Schiphol Logistics Park en A4-zone west. De ruimtelijke inrich-

Figuur 5.2: Vormgeven van de Netwerken. Tezamen vormen ze het raamwerk van ACT.

Figuur 5.3: Bepalen van bedrijvenzones. De zones hebben een eigen karakter en treden daardoor uit de anonimiteit van het grote ACT.

met de OLV al in gang gezet. Maar ook voor de werknemers en de zakelijke bezoekers zal een ultieme connectie moeten worden gefaciliteerd. De knopen zijn plekken binnen ACT waar diverse lijnen bij elkaar komen, en waar een concentratie van functies is gevestigd (knooppuntontwikkelingen). De twee belangrijkste netwerken zijn die van de doelgroepen ‘Logistics’ en ‘Beyond logistics’. Het netwerk voor ‘Logistics’ is (vanwege de noodzakelijke efficiency van de luchtvracht) leading en daar zijn dan ook al diverse studies naar in gang gezet. De ruimtelijke inpassing van de bedrijven zal volgen op de definitieve keuzes met betrekking tot de OLV en de terminals. Het netwerk voor ‘Beyond logistics’ is nog niet in gang gezet. Het vormgeven van de overige gebruikersnetwerken volgt op de twee hoofddoelgroepen-netwerken. 5.3 Stedenbouwkundige principes Het stedenbouwkundig ontwerp bevat naast de ruimtelijke aspecten die betrekking hebben op de kwaliteit, inrichting en ontsluiting van de omgeving, een ruimtelijke vertaling van

het positioneringconcept. Aspecten die in het stedenbouwkundig ontwerp terug zullen moeten komen zijn: 1. Bereikbaarheid en multimodaliteit 2. Ruimtelijke indeling/zonering 3. Organisatie bedrijvenzones

4. Flexibiliteit 5. Samenhang 6. Zichtbaarheid en openheid 7. Toegankelijkheid 8. Leefbaarheid en duurzaamheid

Schema Uitwerking van de netwerken in ACT.

Bron: UrbanXchange (2007)

Netwerk Lijnen Knopen – de Concepten

Doelgroepen / Gebruikers

5.1.3 Programma aanbodzijde: meerdere concepten In de vorige paragraaf zijn de verschillende ‘werelden’ beschreven. Deze werelden vormen de vraagkant. Het antwoord daarop is de aanbodkant die bestaat uit het te ontwikkelen vastgoedprogramma. ACT heeft baat bij toekomstgerichte, karaktervolle en samenhangende concepten die flexibel kunnen meebewegen in de tijd. Deze concepten bestaan uit een combinatie van: - door ACT geïnitieerde voorzieningen; - ruimte voor het vestigen van ondernemingen die rondom die voorzieningen gesitueerd worden.

5 Ruimtelijk concept

‘Logistics’

- OLV - Aansluiting A4 en N201

- Truckterminal, HST Railterminal, Waterterminal

‘Beyond Logistics’

- OLV - Aansluiting A4 en 0

- Trade Boulevard - (Hiërarchie van) Voorzieningen

Werknemers

- Openbaar vervoer - Wegenstructuur

(Hiërarchie van) Parkeren

Truckchauffeurs

- Aansluiting A4 en N201

- Truckterminal

Business relaties

- (Collectief) Vervoer van en naar Schiphol

- Business voorzieningen

Bewoners

- Openbaar/recreatief netwerk - Toegankelijkheid

- Publieke voorzieningen

Figuur 5.4: Schema Uitwerking van de netwerken in ACT.

ACT MASTERPLAN 45


5 Ruimtelijk concept

5 Ruimtelijk concept

Cargo De OLV vormt de belangrijkste maatregel om het vrachtverkeer los te koppelen van het overig verkeer. Het externe vrachtverkeer wordt bij de Truckterminal overgedragen aan het interne vrachtverkeer en vice versa. Verder is het van belang dat er geen filevorming naar de Truckterminal mag ontstaan op de nieuwe N201. De parallelstructuur van de N201 ter plekke zal daarbij heel belangrijk zijn vanwege een efficiënte afwikkeling (in de planvorming is daar al rekening mee gehouden). Maar de Truckterminal zélf zal ook goed moeten worden ingericht, bijvoorbeeld met ruim voldoende opstelplaatsen. Voor de aantakking van de OLV op de A4 is sprake van een korte- en een langetermijnsituatie. Voor de korte termijn geldt de aanpassing van de N201 als voldoende maatregel. Voor de lange termijn zal een cargo dedicated aansluiting A4 – ACT noodzakelijk zijn.

Werknemers Werknemers zijn de dagelijkse gebruikers van ACT. Voor het aantrekken van personeel dient ACT een uitstekende werkomgeving te zijn, waarbij de bereikbaarheid heel belangrijk is. De huidige congestie rondom Schiphol moet daarom worden aangepakt door middel van een pakket van maatregelen dat de bereikbaarheid optimaliseert en de uitstoot van CO2 en fijnstof minimaliseert. Het belang van (hoogwaardig) openbaar vervoer is daarbij groot. In het stedenbouwkundig plan voor ACT zullen daarom P+R punten buiten het plangebied worden opgenomen. Veel bewoners aan de westkant van de Haarlemmermeer zijn op de auto aangewezen en veroorzaken congestie en luchtvervuiling op de wegen rondom Schiphol. Het realiseren van P+R punten buiten ACT biedt de autogebruiker een alternatief, omdat men vervolgens per trein of bus (HOV) verder kan reizen. Mogelijke locaties zijn het NS station Hoofddorp en de A4 afslag Nieuw Vennep. Voor degenen die in ACT moeten zijn, zou intern een snel en efficiënt ov-systeem moeten komen, dat in ieder geval aantakt op station Hoofddorp en station Schiphol. Mogelijk zou station Hoofddorp als regionaal knooppunt meer geschikt zijn als ontvangststation voor de werknemers (en Schiphol voor de internationale zakelijke bezoekers). Een intern ov-systeem om bereikbaarheid voor de werknemers te bevorderen, past goed bij de nieuwe positionering. Tevens wordt ingezet op het ontwikkelen van ‘groene’ fietspaden, waardoor wordt bijgedragen aan de leefbaarheid van het gebied.

Privileged Voor internationale zakelijke bezoekers is een intern ov-systeem niet erg uitnodigend wanneer dit niet het niveau van een bus overstijgt. Het openbaar vervoer moet voor deze doelgroep een ‘eerste klas’-status hebben en een hoge frequentie kennen. Omdat de dichtheid van ACT waarschijnlijk niet voldoende is voor het benodigde draagvlak voor een dusdanig hoogwaardig ov-systeem is een alternatief het gebruik van hybride of waterstof aangedreven taxi’s en taxibussen. Voor de zakelijke bezoekers is Schiphol de aangewezen entree tot ACT.

Publiek ACT zal voor een deel openbaar toegankelijk zijn voor het publiek. In het stedenbouwkundig plan dient daarom rekening te worden gehouden met een (recreatief ) netwerk van fiets- en wandelpaden. Hierbij moet worden geanticipeerd op de netwerken van ‘Logistics’ en ‘Beyond logistics’. Delen van het gebied zijn dedicated areas vanwege vrachttransport en veiligheid. Voorts kan worden aangesloten bij de voorzieningenclusters die bij de ‘Beyond logistics’ wereld horen, deze zullen (deels) openbaar toegankelijk zijn. Het publieke netwerk kan zó worden ingericht dat ‘een kijkje in de keuken’ van ACT wordt gegeven. Bron: UrbanXchange (2007).

46 ACT MASTERPLAN

5.3.1 Bereikbaarheid en multimodaliteit Voor het stedenbouwkundig plan moet onderscheid worden gemaakt naar externe en interne bereikbaarheid van ACT. Voor de externe bereikbaarheid wordt momenteel gewerkt aan diverse projecten met betrekking tot: - efficiënte ontsluiting cargo (denk aan de inspanningen voor een parallelstructuur bij de A4 waarbij kan worden geanticipeerd op een dedicated aansluiting voor vrachtverkeer); - verminderen congestie autoverkeer, CO2- en fijnstofuitstoot in de Schipholregio; - verbeteren openbaar vervoer in de Schipholregio. Voor de interne bereikbaarheid is het goed om onderscheid te maken naar Cargo, Werknemers, Privileged en Publiek (zie kader). Dit onderscheid sluit aan bij de gebruikers­werelden. 5.3.2 Ruimtelijke indeling/zonering De afgelopen periode is gewerkt aan het selecteren van clusters waarop de marketing voor het aantrekken van bedrijfsvestigingen gericht kan worden. De clusters vormen daarbij geen statisch verhaal – het gaat om sectoren waarbij nú al ‘Beyond logistics’ trends worden waargenomen en daarmee uitermate interessant zijn voor ACT. Ontwikkelingen in de logistiek gaan razendsnel: ook andere sectoren kunnen uiteraard in de toekomst van strategisch belang blijken. De snelle ontwikkelingen in de modewereld laten dit zien. Ook moet beseft worden dat de clusters niet letterlijk moeten worden genomen voor de ruimtelijke zonering. Ondernemingen zullen niet zo zeer kiezen voor nabijheid bij concurrenten, maar veeleer voor aanwezige dedicated facilities die ACT voor hen kan aanbieden en die toegevoegde waarde betekenen binnen de supply chain. De volgende clusters zijn geselecteerd: Fashion, Fresh, Aerospace, High

Tech en Health Care. Er zijn daarnaast twee belangrijke argumenten welke bij ruimtelijke segmentering naar clusters of bedrijfssectoren in ogenschouw genomen dienen te worden. Het eerste argument is een economische: de interessante sectoren van nu zijn wellicht over een aantal jaren vervangen door andere. Het modecluster is een voorbeeld van een razendsnelle marktontwikkeling waarbij luchtvracht opeens belangrijk is geworden – een trend die een aantal jaren geleden niet was voorzien. Het tweede argument is een ruimtelijke: wanneer zonering naar bedrijfstypen het leidende principe wordt voor de ruimtelijke indeling, worden andere (meer bindende) aspecten naar de achtergrond gedrukt. Een indeling in aparte segmenten leidt tot een verminderde samenhang. Voor de samenhang is het juist van belang dat de ruimtelijke indeling wordt gebaseerd op: Figuur 5.6: Positionering kansrijke ketens Schipholregio

- het zodanig vormgeven van de diverse netwerken zodat efficiëntie en snelle doorstroming ontstaat; - het invullen van de diverse werelden die aansluiten bij de beleving van de doelgroepen en de gebruikers; - het ontwikkelen van concepten die recht doen aan de werelden, bestaande uit een samenhangend programma van een voorzieningencluster en bedrijfsvestigingen. 5.3.3 Organisatie bedrijvenzones De bedrijvenzones zijn de gebieden waar grond wordt uitgegeven, in samenhang met het bijbehorende voorzieningencluster. Ze krijgen elk een eigen karakter en zullen door de markt worden ontwikkeld. Er gelden drie argumenten om per concept te ontwikkelen (en niet overal een smaldeel uit te geven):

- In korte tijd kan op een relatief kleine schaal een kritische massa worden bereikt, waardoor draagvlak ontstaat voor voorzieningen en het gebied een samenhangend karakter krijgt; - Bij geconcentreerde ontwikkeling ontstaat sneller een gebied dat ‘af’ is, waardoor ondernemingen en gebruikers niet continu het gevoel hebben in een bouwput te werken; - Over een langere periode stijgt de onzekerheid met betrekking tot marktontwikkelingen. Bij geconcentreerde ontwikkeling blijft meer flexibiliteit over voor andere vormen in de toekomst. Bij de inrichting van de terreinen en concepten moeten de volgende elementen verder worden uitgewerkt: - Beeldkwaliteit landschap en gebouwen – karakter, materiaalgebruik, collectieve uitstraling vs vrijheden etc.; - Meervoudig en intensief ruimtegebruik – een optimale dichtheid en hoogte van gebouwen; - Verkeerscirculatie en entrees – scheiding zwaar en licht verkeer, leesbaarheid gebied, herkenbaarheid etc.; - Parkeren – niet op maaiveld, wél onder gebouw, op het dak of collectief parkeren in parkeergarage; - Toegankelijkheid – indeling in openbaar, semi-openbaar (privileged) en privaat; - Schaalgrootte – definiëren van de beste locaties voor grootschaligheid naast kleinschalig verblijfskarakter; - Voorzieningen – definiëren samenstelling en kwaliteitsniveau en vaststellen ligging t.o.v. bedrijfsvestigingen; - Services – parkmanagement.

ACT MASTERPLAN 47


5 Ruimtelijk concept

5.3.4 Flexibiliteit ACT krijgt met het positioneringconcept een bijzonder karakter, waardoor het gebied voor bedrijven veel meer zal zijn dan alleen een functionele plek voor gebruik. Met de toenemende invloed van mondiaal, op de lange termijn gerichte beleggers in logistiek vastgoed neemt de toekomstwaarde van het vastgoed aan belang toe. Waarde voor de toekomst kan alleen worden gecreëerd door het inbouwen van flexibiliteit. Op het niveau van ACT als geheel door middel van een ruimtelijke indeling waarin een overzichtelijk raamwerk wordt uitgewerkt, met daarin opgenomen herkenbare zones met karakteristieke centrale voorzieningenclusters en een flexibele indeling met differentiatie van ruimtes. Op het niveau van de bedrijvenzones en individuele kavels kan dit door te differentiëren naar fysieke, functionele en financiële flexibiliteit.

5 Ruimtelijk concept

- Fysieke flexibiliteit bestaat enerzijds uit de mogelijkheid voor bedrijven om op of aan het gebouw te kunnen doorgroeien en anderzijds uit de mogelijkheid om gebouwen op te kunnen delen in kleinere units. - Functionele flexibiliteit bestaat uit het kunnen omzetten van een deelgebied of een gebouw naar een andere functie. Met slimme innovatieve constructies kan dit ook worden bereikt bij logistieke ondernemingen. - Financiële flexibiliteit bestaat uit een differentiatie in grond- en huurprijzen, waarmee ruimte kan worden gegeven aan ‘groeidiamanten’ die na een tijdje elders in ACT kunnen uitbreiden. 5.3.5 Samenhang Het feitelijk creëren van een unieke wereld kan op het niveau van individuele bedrijfsvestigingen door de creatie van samenhangende ontwikkelingen. De huidige praktijk dat kavels ieder voor zich worden uitgegeven leidt er toe dat veel potentiële ruimte verloren gaat omdat gebouwen midden op de kavel staan en de

In figuur 5.7 en 5.8 worden twee voorbeelden van samenhangende ontwikkelingen verbeeld. In het eerste zien we individuele bedrijven met hun entree naar een collectieve plek gericht. De collectieve plek heeft een eigen entree voor werknemers en bezoekers. De plek kan eigen collectieve voorzieningen hebben en heeft een aangenaam verblijfskarakter waarmee identiteit wordt gecreëerd voor de bedrijven. Bedenk dat parkeervoorzieningen ook collectief kunnen worden aangelegd, bijvoorbeeld gecentreerd onder de voorzieningen. Aan de andere zijde leven de gebouwen in een geheel andere wereld , die van de logistiek. Daar vindt de afwikkeling van goederen plaats. De vrachtwagens hebben hierdoor een eigen ongestoorde dynamiek. In het tweede voorbeeld zien we hetzelfde concept maar dan niet rondom een centrale plek maar langs een binnenstraat. Deze binnenstraat kan open zijn of als een atrium worden ingericht. De binnenstraat is wederom ingericht voor de wereld van werknemers en (zakelijke) bezoekers. De gebouwen hebben ook hier een andere logistieke zijde die zich in de ‘wereld’ van de truckchauffeurs bevindt.

48 ACT MASTERPLAN

ruimte rondom private bedrijfsruimte is. De straat is de enige entree en is daarmee ook tegelijkertijd een openbare weg die gedeeld wordt door zowel het zware vrachtverkeer als fiets- en voetgangersverkeer. Veel meer karakter en kwaliteit kunnen worden bereikt bij het creëren van samenhang, waarbij diverse bedrijfsgebouwen én voorzieningen geconcentreerd zijn in één plek. De plek krijgt één hoogwaardige entree waar rondom de diverse bedrijven (van verschillende grootte) hun individuele gebouwen hebben gevestigd. Door de concentratie van de bedrijven (intensieve bebouwing) ontstaat veel meer ruimte voor collectief groen (extensief parklandschap) en mogelijkheden voor centrale schone energieopwekking (met behulp van windmolens en zonne-energie) en verwarming (met behulp van warmte-koudeopslagsystemen). De samen­­hangende ontwikkeling geeft ten­ slotte veel meer potentie voor draagvlak aan voorzieningen, die immers gecentreerd en op loopafstand kunnen liggen (als onderdeel van het samenhangende karakter). Samenhang is

Figuur 5.7: Conceptualisatie verschil in kavelontwikkeling, semi-samenhangend en samenhangende ontwikkeling. Bron: UrbanXchange (2007)

ook mogelijk door intensief parkmanagement. ACT draagt zorg voor een langdurige betrokkenheid van de eigenaren bij de gemeenschappelijke cq openbare ruimte. Naast de zorg voor ‘schoon, heel, veilig’ gaat het ook om het gemeenschappelijk aanbieden van voorzieningen aan bedrijven, werknemers en bezoekers. Te denken valt dan aan diensten (bijvoorbeeld boodschappenservice), gemeenschappelijke activiteiten, catering etcetera. 5.3.6 Zichtbaarheid Veel bedrijven willen zichtbaar zijn omdat de expressie van het gebouw bijdraagt aan de beeldvorming over de onderneming. Daar staat anderzijds de beleving van andere gebruikers tegenover. Grootschalige ontwikkelingen langs openbare routes kunnen leiden tot irritatie en vervreemding. Omdat in ACT sprake is van uiteenlopende werelden, zal hetgeen zichtbaar is, moeten voldoen aan de verwachtingen van de verschillende gebruikersgroepen. Zichtbaarheid staat in directe relatie tot de beleving van het gebied. Om te bereiken dat de gebruikers in het gebied ook daadwerkelijk aantreffen wat ze verwachten, kan met de expressie van bedrijfsgebouwen

Figuur 5.8: Twee mogelijk samenhangende ontwikkelingen

worden aangesloten bij de eerdere ruimtelijke indeling in verschillende netwerken en werelden. Vaak ligt bij bedrijfsterreinen de nadruk op de zichtbaarheid van de snelweg, omdat de terreinen zelf geen eigen identiteit hebben, die meerwaarde biedt. ACT breekt hiermee door juist wél een eigen unieke maar vooral ook duurzame wereld te creëren. De expressie van deze unieke wereld staat steeds bovenaan. Pas daarbinnen volgt de expressie van de individuele bedrijven. In Engeland zijn diverse voorbeelden te vinden van businessparks met een sterk, identiteitsverschaffend

Bron: UrbanXchange (2007)

karakter – ook voor logistieke bedrijven. Daarnaast is ACT uiteraard ook een logistieke wereld. Wat niet openbaar toegankelijk is kan natuurlijk wel vrij zichtbaar zijn. Denk aan de OLV – een innovatie van ACT die het verdient om zichtbaar te zijn. Bovendien wordt met het schouwspel van de vele vrachtbewegingen begrip gekweekt voor deze efficiënte oplossing. 5.3.7 Toegankelijkheid Het begrip toegankelijkheid is van wezenlijk belang in ACT. Het creëren van een unieke ‘Beyond logistics’ sfeer waar beleving en ontmoeting kernwaarden zijn, staat enigzins in contrast met de vereiste veiligheid rondom de goederenlogistiek. De indeling in diverse netwerken geeft de benodigde aanzet tot differentiatie in toegankelijkheid. De centrale plekken en entrees van de gebouwen zijn openbaar (of semi-openbaar) – de logistieke zijde en de logistieke vrachtverbindingen zijn echter strikt toegankelijk voor bevoegden.

ACT MASTERPLAN 49


5 Ruimtelijk concept

5.3.8 Leefbaarheid en duurzaamheid Bij de ontwikkeling van ACT worden publieke en private partijen uitgedaagd het meest duurzame bedrijventerrein van Europa te ontwikkelen. Als leidend principe wordt hiertoe het Cradle to Cradle denkraam gehanteerd. Om dit te bereiken wordt vanaf het begin van het ontwerpproces gestuurd op de meerwaarde die natuurlijke materialen, (energie)bronnen en ecosystemen kunnen hebben voor vastgoedontwikkeling. Dit betekent toepassing van de meest actuele technologieën en innovaties in de architectuur, stedenbouw, energievoorziening en landschapsinrichting. Onderstaand kader vormt een overzicht van de belangrijkste uitgangspunten.

5 Ruimtelijk concept

Groen en Water Water en natuur maken ACT onderscheidend en voegen recreatie- en belevingswaarde toe voor de generaties nu en in de toekomst. Deze opgave wordt momenteel uitgewerkt in een watervisie. Belangrijke ontwerpuitgangspunten zijn: - de kaders gesteld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (kwantiteit) en de Kaderrichtlijn Water (kwaliteit); - creëer schoon, helder en ecologisch gezond water (verbeter waterkwaliteit); - creëer inheemse biodiversiteit (nat en droog) en sluit aan op de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) (verbeternatuurwaarde); - uitgekiend watersysteem (‘machine’ met nadruk op vasthouden, reinigen en bergen); - waterparagraaf; - norm bestuursakkoord water (waterneutraal); - oppervlakte water is publiek toegankelijk; - borging hoofddragers Geniepark, A4-zone West, polderlinten; - inrichting/ beheer.

Afvalmanagement De bedrijven in het gebied zetten gezamenlijk een kringloopsysteem op die de voorkomende fracties in het gebied als papier, glas, hout, plastic, textiel en grof afval upcycled. Een bedrijfseconomisch rendabel systeem is alleen mogelijk met het commitment van bedrijven om in hun bedrijfsvoering alleen specifieke grondstoffen en materialen te gebruiken die een rol kunnen spelen in het kringloopsysteem. Een samen met de deelnemende overheden op te zetten stimuleringsprogramma,en kennisnetwerk moet bedrijven aanzetten om te kijken naar de mogelijkheden voor elk individueel bedrijfsproces en de productcycli. Voor een individueel bedrijf is het zeker geen makkelijke keuze, het vereist gespecialiseerde product-, materialen- en toxicologische kennis en de bereidheid de bedrijfsvoering aan te passen, met een zeker risico aan tijd- en geldinvestering vooraf. Vanuit het op te zetten kennisnetwerk met de deelnemende partijen zal dit nader worden uitwerkt. Uitgangspunten op het gebied van bedrijfsafval zijn: - scheiden van afval in de fracties papier, glas, hout, plastic, textiel; - afval als energieopwekking; - verminder afval door retoursystemen (bijvoorbeeld pallets).

Mobiliteitsmanagement Met de emissie van SO2, NO2, CO2, lood, benzeen en fijn stof, afkomstig van verkeer en industriële Figuur 5.9: Slim vervoersmanagement.

50 ACT MASTERPLAN

activiteiten, staat de luchtkwaliteitsnorm in de gebieden behorende tot ACT sterk onder druk. Om te voorkomen dat de situatie nog verder verslechtert, wordt de lat voor ACT hoog gelegd. Aansluitend op de gemeentelijke leefbaarheidskaders wordt gestreefd naar een klimaat-en uitstootneutrale ontwikkeling. Om aan deze eisen te voldoen wordt gedacht aan een breed pakket aan innovatieve maatregelen op het gebied van bereikbaarheid welke tijdens de ontwikkeling verder uitgewerkt worden. Duurzame vervoersystemen: - aardgas-, elektrisch of waterstof aangedreven voertuigen in het gebied; - voertuigen met roetfilters; - auto’s op perslucht (Franse uitvinding); - onbestuurde automatische vrachtvervoersystemen; - vrachtwagens die in laadruimte fijnstof afvangen die daarna kan worden afgewassen (Duitse uitvinding); - creëren van voordelen voor bedrijven bij schone technologie (bijvoorbeeld verruimde venstertijden (slots) voor schone voertuigen;

- centrale voor opslag van goederen (zoals met het Truckterminalconcept is beoogd); - IT-toepassingen ten behoeve van just in time management voor intern transport; - koelsystemen op basis van accu-oplading tijdens het rijden of centrale koelunits waar koelte getankt kan worden (Nederlandse innovaties).

Slim vervoersmanagement: - bedrijven maken afspraken over vervoer; - aanleg van fietsenstallingen en fietspaden; - connectie van bedrijven met de OLV; - hub and spoke-systemen voor het OV (pendelbussen van centraal punt naar aftakkingen) en transport (Truckterminal); - strenge parkeernormen.

Milieuzones: - geografisch gebied waarbij eisen worden gesteld aan voertuigen qua uitstoot; - vastleggen van aantal verkeersbewegingen per terrein.

Energie-infrastructuur Bij conventionele energieopwekking komt afval vrij (onder andere CO2). ACT wil dé innovatieplek zijn voor technieken die dat ongedaan maken. In het ontwerp wordt uitgegaan van duurzame energieopwekking waarbij de CO2 tot een minimum beperkt wordt (bijvoorbeeld door middel van planten en bomen in het gebied of in kassen). Technologische innovaties op het gebied van energie zijn veelbelovend. De uitdaging voor ACT is de markt én het kennisnetwerk maximaal te mobiliseren en faciliteren. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: - CO2-neutraal (compensatie buiten gebied is mogelijk, exclusief mobiliteit); - state of the art duurzame energievoorziening; - duurzame opwekking van energie binnen gebied; - CO2-opname door planten en bomen in het gebied of in kassen; - gebouwen die energie produceren door de toepassing van zonnecollectoren; - besparing energiegebruik.

5.4 Conclusies Om de gewenste ambities te bereiken wordt ACT vormgegeven als unieke wereld, waarbij ‘Beyond logistics’ als leidend principe wordt gehanteerd om een stimulerende en duurzaam ingerichte bedrijfsomgeving te creëren. Gekozen is voor een benadering waarbij de eindgebruiker centraal staat, ondersteund door fysieke en non-fysieke concepten. De ruimtelijke vertaling hiervan moet leiden tot een hoogwaardig werklandschap bestaande uit lijnen en knopen welke de verschillende netwerken en gebruikersgroepen met elkaar verbinden. Om het gekozen positioneringsconcept ruimtelijk te borgen dienen de volgende aspecten ten minste in de stedenbouwkundige uitwerking te worden verankerd: 1. Bereikbaarheid en multimodaliteit; 2. Ruimtelijke indeling/zonering; 3. Organisatie bedrijvenzones; 4. Flexibiliteit; 5. Samenhang; 6. Zichtbaarheid en openheid; 7. Toegankelijkheid; 8. Leefbaarheid en duurzaamheid.

Stedenbouw De ontwerpgave is om gebouwen te ontwerpen in ACT die niet alleen goed zijn voor de natuur maar die de natuur zelfs imiteren. Door zuurstof te produceren en water te zuiveren, en door de toepassing van groene daken passen gebouwen beter in hun omgeving. Deze baanbrekende en innovatieve doelstellingen vragen om een nieuwe benadering bij ontwerpende en bouwende partijen in het gebied. Dit leidt tot de volgende ontwerpuitgangspunten: - afstemming fysieke kenmerken bedrijfsomgeving, milieu- en sociale kenmerken worden in samenhang ontwikkeld; - bouw klimaatbestendig; - stapel waar mogelijk functies; - geclusterde voorzieningen; - meertijdig en gezamenlijk ruimtegebruik; - benutten van dakoppervlakken (parkeren, waterberging, energiewinning, luchtzuivering); - intensief en meervoudig ruimtegebruik (meerlaags bouwen, functiemenging); - 60% van plangebied als uitgeefbaar terrein; - mogelijkheid tot kwalitatief parkmanagement.

Voetnoot 23: UrbanXchange (2007)

ACT MASTERPLAN 51


6

6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

Ruimtelijke vertaling  Masterplan

Dit hoofdstuk geeft de aanzet tot de ruimtelijke vertaling van ACT uitgaande van het bestaande landschap en de bijbehorende kernwaarden. ACT wil de bestaande ruimtelijke structuur versterken en integreren. In paragraaf 6.1 wordt een beschrijving gegeven van het bestaande landschap en de bijbehorende kernwaarden. Daarop aansluitend wordt ingegaan op het versterken en integreren van het landschap in ACT. In paragraaf 6.2 wordt een toelichting gegeven op de ruimtelijke invloed van de diverse infrastructurele projecten binnen ACT. Paragraaf 6.3 beschrijft de overkoepelende Masterplankaart waarin duidelijk de positionering van de diverse functies en structuren zichtbaar zijn. Paragraaf 6.4 sluit af met de conclusies.

6.1 Het bestaande landschap Het landschap waarin de projecten rond ACT vorm moeten krijgen, heeft ruimtelijke kenmerken die het gebied duurzaam en uniek maken. Het ligt dan ook voor de hand de cultuurhistorische ruimtelijke kwaliteit als vertrekpunt te nemen voor de ruimtelijke structuur. Temeer omdat het een sterke en robuuste structuur is, die goed aansluit op de grootschaligheid van de nieuwe functies. Het gebied is daarnaast een onderdeel van de groen-, water- en ecologische structuur van de Haarlemmermeer en de verdere omgeving. Een aantal onderdelen van deze grootschalige groenstructuur loopt door en/of raakt aan ACT en vraagt om een inhoudelijke en procedurele afstemming, zodat de deelgebieden van ACT goed aansluiten bij en gebruik kunnen maken van de landschappelijke kwaliteit. 6.1.1 Kenmerken polderlandschap Ondanks dat Haarlemmermeer als een van de meest dynamische gebieden in Nederland kan worden aangemerkt, beschikt het plangebied ACT over een vrijwel onverstoord landschapspatroon (figuur 6.1). Kenmerkend zijn de systematische opzet van de droogmakerij, de lange polderlijnen en de ruimtelijke opzet in

blokken ingeklemd tussen polderwegen en vaarten. Dit is in alles ervaarbaar, zoals in de orthogonale structuur van het openbaar gebied met haar smalle wegen, smalle bermen en steile taluds. De boerderijen staan langs de wegen in de lengte­­richting (zuidwest-noordoost) van de pol­ der. Langs deze wegen is in de regel een­zijdige beplanting aanwezig (figuur 6.2). 6.1.2 Openheid en grote schaal De openheid en grote schaal zijn karakteristiek voor het agrarische landschap van de inge­ polderde Haarlemmermeer. Bij de omvorming van agrarisch cultuurlandschap naar bedrijvenen kantorenlocaties krijgt deze openheid een andere betekenis. Door deze karakteristieken bij de planvorming zorgvuldig mee te ont­werpen kan een bedrijventerrein ontstaan, dat ‘typisch Haarlemmermeers’ is en een grotere ruimtelijke kwaliteit heeft dan een gemiddeld bedrijventerrein op een willekeurige locatie. In ACT wordt de grootschalige polderverkaveling behouden, in combinatie met rechte lijnen wordt de openheid ook in zijn nieuwe context benadrukt.

6.1.3 Randen Door rondom de deelgebieden van ACT ruimte te creëren en mee te nemen in de programmering van het gebied, worden de ‘randen’ van de deelgebieden geaccentueerd. De meest beeldbepalende elementen in dit verband zijn de Rijnlanderweg, de A4, de Bennebroekerweg, de Aalsmeerderweg, de Geniedijk en de spoorlijn. Lange zichtlijnen door het gebied bieden uitzicht op deze randen, waardoor ze tot diep in het gebied ervaarbaar zijn. Daarnaast zorgt het benadrukken van de randen dat de deel­ gebieden van ACT ook vanuit de omgeving goed worden waargenomen en geaccentueerd. In ACT vormen de bestaande randen van het gebied dan ook een beeld­bepalend element. 6.1.4 Historische elementen Door in de deelgebieden van ACT gebruik te maken van bestaande historische landschapselementen worden ruimtelijke en recreatieve kwaliteiten ontwikkeld. De Rijnlanderweg, Aalsmeerderweg en de Geniedijk vormen aanleiding om aantrekkelijke recreatieve routes voor zowel utilitair als recreatief gebruik door het gebied te creëren. Ontwerpend onderzoek moet zich richten op de vraag hoe deze cultuur­ historische landschappelijke elementen tot

ACT MASTERPLAN 53


6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

Figuur 6.1: Verkaveling Haarlemmermeer.

6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

structuurbepalende en aantrekkelijke passages door het gebied ontwikkeld kunnen worden, zodat ook toekomstige kwaliteiten ingebracht kunnen worden. De Rijnlanderweg en Aalsmeerder­weg hebben een sterke noord-zuid­oriëntatie en -verbinding. Om ook oost-westverbindingen in het gebied te realiseren, zullen hoogwaardige langzaamverkeersroutes het gebied doorkruisen. Door inpassing in groen of water kan de recreatieve verbinding tussen de binnenduinrand en de Westeinderplassen tot stand komen.

Figuur 6.2: Impressie kenmerken polderlandschap.

Figuur 6.3: Stelling van Amsterdam.

De Geniedijk in de Haarlemmermeer is onderdeel van de Stelling van Amsterdam, een historische verdedigingsring rond de hoofdstad (figuur 6.3 en 6.4). In 1996 is de Stelling van Amsterdam vanwege haar historische en culturele waarde geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco. De Stelling van Amsterdam laat zich niet als object conserveren; het is een landschappelijk systeem. Samen met de hoger gelegen delen in de Linie maken de Aalsmeerderweg en de Rijnlanderweg onlosmakelijk deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en worden als zodanig ook gezien als representanten van de historische structuur in het nieuw te ontwikkelen gebied.

wordt hierbij afgewaardeerd tot een route voor fiets- en bestemmingsverkeer. In de stedenbouwkundige uitwerking van ACT zullen deze elementen moeten worden geïntegreerd. Het Geniepark is daar een belangrijk onderdeel van. Verder kan ook worden gedacht om de Stelling van Amsterdam het gebied in te trekken. 6.1.5 Waterhuishouding ACT leidt tot een aanzienlijke toename van verhard oppervlak in de polder. Waterberging ter compensatie hiervan is voorzien op de betreffende bedrijven- en glastuinbouwterreinen zelf, langs de Geniedijk en langs de A4. Aanvullend hierop kan in het westelijk deel van het Park van de 21e eeuw waterberging worden voorzien (conform de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer - Bollenstreek). Tussen de terreinen van ACT dient daarnaast afstemming plaats te vinden voor welke onderdelen samen­ werking dan wel ruimtelijke koppeling nodig zijn, met andere woorden: wat moet gezamenlijk worden geregeld, en wat individueel (per

Figuur 6.4: Stelling van Amsterdam.

terrein). Complicerende factor daarbij is dat in het gebied verschillende waterhuishoudkundige deelgebieden bestaan en dat de wetgeving vanuit het LIB de realisatie van extra oppervlaktewater in de nabijheid van Schiphol bemoeilijkt. ACT valt volledig binnen het vogel­ protectiegebied rond Schiphol. In dit gebied met een straal van 6 kilometer mogen in principe geen aaneengesloten moerasachtige en/of wateroppervlakken groter dan 3 ha worden gerealiseerd. Dit met het oog op gevaar voor het vliegverkeer (vogelaantrekkende werking). Onder bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld compartimentering door middel van bruggen) is overigens ontheffing van deze bepaling mogelijk. De waterbergingsopgave vraagt daarmee niet alleen om een slimme koppelings-, maar ook een zoneringstrategie. De watervisie zal daarmee een belangrijk kader vormen bij de uitwerking van de stedenbouwkundige plannen van de projecten van ACT.

op verschillende wijzen concreet uitgewerkt worden. Het gaat allereerst om duurzame ontwerpkeuzes die de inrichting van de openbare ruimte (gebouwen, groen, water, energie, afval en bereikbaarheid) en de activiteiten voor gezamenlijk nut raken (zoals de OLV). De oplossingen zijn voor een groot deel min of meer generiek voor ACT als geheel uit te werken. Denkbare maatregelen zijn bijvoorbeeld het (vertraagd) afvangen van regenwater (met vegetatiedaken), het eventueel nazuiveren (met natuurlijke filters) en dit schone water schoon houden en voor gebruik als grijswatervoorziening inzetten. Hier ligt een belangrijke relatie met het ontwerp van de groen- en water­ structuur voor de omgeving van Geniepark en de zones langs de A4. Essentieel bij de opgave is ook de uitwisseling van op- of afvangwater tussen de verschillende gebieden.

6.1.6 Duurzaamheid De duurzaamheidsambities van ACT moeten

6.2 Infrastructuur De goede bereikbaarheid is zoals al eerder is gezegd van essentieel belang voor ACT. Een verbeterde bereikbaarheid wordt verkregen door aan te sluiten bij de ontwikkelingen ter

Figuur 6.5: Zonering van de aanpak wateropgave ACT.

Figuur 6.6: Groen.

verbetering van de doorstroming op de rijks­ wegen (zoals de A4) en de provinciale wegen, zoals de N201. Bij de ontwikkeling van ACT is het dan ook van belang om gezamenlijk met Rijk, provincie en gemeenten een oplossing te vinden om de aansluiting te optimaliseren en de processen op elkaar af te stemmen in verband met de toekomstige fasering (figuur 6.7). 6.2.1 Multimodaal systeem Uitgangspunt bij de ontwikkeling van ACT is om optimaal en efficiënt goederen over te slaan naar een andere vorm van transport. Hierbij gaat het om overslag van goederen naar de vrachtwagen, trein, vliegtuig en boot. De goederen worden verder getransporteerd met een vervoersmiddel dat het beste past bij het product op dat moment. Door de diverse modaliteiten ruimte te bieden binnen ACT en efficiënt met elkaar te koppelen is op deze wijze het transport uniek afgestemd op de identiteit en de vraag van de bedrijven die zich in ACT bevinden. Daarnaast vraagt een multimodiaal systeem om een goede aansluiting

De strook Rijnlanderweg in de A4-zone west is momenteel een private groenstrook met als belangrijke functie het versterken van de polder­ verkavelingsrichting in de Haarlemmermeer. In de zone liggen de erven en de huidige bebouwing van de Rijnlanderweg. De zone heeft als bestemming gemengde doeleinden, gerelateerd aan het logistieke bedrijven­terrein. Het lint kan hiermee worden opgevuld met moderne lintbebouwing waarbinnen diverse functies (voorzieningen, commerciële ruimten) gehuisvest kunnen worden. De Rijnlanderweg

54 ACT MASTERPLAN

ACT MASTERPLAN 55


6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

op het openbaar vervoer en de parkeer­ mogelijkheden zodat de toegankelijkheid voor klanten en werknemers wordt vergroot. Het multimodaal systeem van ACT bestaat uit: (figuur 6.8). Ongestoorde Logistieke Verbinding (OLV) De OLV is een vrije vrachtbaan, die een verbinding vormt tussen de verschillende deelgebieden van ACT en de diverse terminals in deze deelgebieden. Voor de toegankelijkheid van de OLV zijn er op diverse punten op- en afritten opgenomen. Ruimtelijk is rekening

6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

gehouden om in de toekomst de OLV te verlengen naar bijvoorbeeld de A9 en/of de bloemenveiling in Aalsmeer. De vrachtbaan is deels op niveau+1 gepland waardoor de ontsluitende wegen op maaiveld in de deel­ gebieden ongestoord gekruist worden. Ter plaatse van het Geniepark wordt voorgesteld de OLV-baan verdiept aan te leggen in een open bak waardoor het landschappelijk karakter van het Geniepark minimaal wordt onderbroken. Nader dient te worden bezien of dit de meest optimale en duurzame oplossing is. De OLV loopt ter plaatse van SLP langs het plan­gebied.

Met een beperkte verlenging van het viaduct op het knooppunt A4 en de N201 kan zo een doorgang onder de N201 worden gerealiseerd. De hoogteligging en het exacte tracé van de OLV in Schiphol Zuidoost is nog niet definitief en zal in een nadere uitwerking worden bepaald. Truckterminal In het geografische hart van het gebied, aan de westkant van de A4 (de A4-zone west) bevindt zich de Truckterminal. Door de strenge hinderzones van geluid en LIB, kan deze ruimte niet voor permanente bebouwing dienen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de ruimte optimaal te benutten (intensief ruimte­ gebruik) door parkeren en kleinschalige bebouwing toe te staan. De op- en afrit naar de OLV bevindt zich momenteel naast de Truckterminal. Bij een verdere uitwerking zal worden bekeken of dit een juiste toegang is of dat deze toegang in de Truckterminal zelf moet worden opgenomen. Railterminal Aan de westzijde van de A4-zone west bij Hoofddorp bevindt zich de Railterminal. In eerder onderzoek is de technische haalbaarheid van de aansluiting in beeld gebracht. Via een wissel zuidelijk van de Bennebroekerweg kan een apart spoor in de A4-zone west in worden gelegd. Voor de nadere uitwerking van de aansluiting zal Prorail in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een planstudie moeten uitvoeren. Waterterminal Met de aanleg van een Waterterminal ontstaat de mogelijkheid om goederen verder te transporteren via de binnenvaart. Deze waterterminal bevindt zich bij de Ringvaart aansluitend aan

Figuur 6.7: Infrastructuur.

56 ACT MASTERPLAN

SLP. De locatie is bepaald door de aanwezigheid van een vaarroute naar zowel Amsterdam als Gouda/Rotterdam en ligt relatief gunstig voor de mogelijke aanvoer vanuit de bloemenveiling Aalsmeer. De capaciteit van de vaar­ verbinding zal worden bepaald door de diepgang van de waterweg en de mate waarin een ongestoorde vaart mogelijk is gegeven de vele wegverbindingen die worden gekruist. Airterminal De Airterminal vormt de link van het gebied van ACT met het bestaande luchthavenplatform op Schiphol Zuidoost. Deze zal worden uitgebreid en worden gekoppeld aan de OLV. De koppeling vergroot het gebied waar 1e en 2e linie activiteiten kunnen worden geplaatst, waardoor het mogelijk is de vrachtafhandeling in de 1e linie op de terreinen te vergroten. 6.2.2 Openbaar Vervoer Een goed openbaar vervoersysteem is van belang voor de bereikbaarheid voor werknemers en bezoekers van de ACT-locaties. Uitgangspunt voor het regionale openbaar vervoer is de regionale ov-visie 2020/2030 als verdere uitwerking van het Regionaal Verkeer & Vervoerplan, opgesteld door de Stadsregio Amsterdam. Bij de verdere ontwikkeling van ACT zal onderzocht moeten worden welke mogelijkheden er bestaan tot inpassing van een hoogwaardig openbaar vervoerssysteem. Op dit momenteel is er naast het NS-station Hoofddorp een oosttakverbinding van de Zuidtangent die via SLP richting Aalsmeer gaat. Onderzocht dient te worden of het mogelijk is aftakkingen van deze busbaan in de richting van de A4-zone west en Schiphol Zuidoost in te passen.

Figuur 6.8: Multimodaal systeem.

ACT MASTERPLAN 57


6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

6.2.3 Parkeren Uitgangspunt bij de lokalisering van grootschalige parkeerlocaties is de LIB-zonering. Binnen deze zones mag niet worden gebouwd, of slechts in zeer lage dichtheden. Door een groot gedeelte van het parkeren, van zowel vracht- als personenwagens, te verplaatsen naar de LIB-zones in de A4-zone west en SLP, kan de parkeerdruk worden verminderd. Onderzoek zal verder uitwijzen wat de minimale en maximale varianten voor het parkeren zijn. Naast de aanleg van een Truckterminal kan daarbij ook worden gedacht aan P&Rvoorzieningen die een deel van de verkeersdruk op de A4 richting Amsterdam ‘afvangt’.

6 Ruimtelijke vertaling Masterplan

6.2.4 Langzaamverkeersroutes Door in de deelgebieden goede fietsroutes op te nemen is het voor werknemers en bezoekers vanuit de omgeving mogelijk per fiets in de deelgebieden van ACT te komen. Hierdoor is het mogelijk om bij de kavels de parkeerbehoefte voor auto’s te minimaliseren waardoor het gebruik van de kavel kan worden geoptimaliseerd voor de bedrijfsvoering. Doorgaande recreatieve fietsroutes zijn gepland langs het Geniepark en de Rijnlanderweg.

6.3 Masterplankaart In de Masterplankaart ACT zijn de landschappelijke structuren op zowel regionaal als lokaal niveau zichtbaar. Belangrijk bij deze grondstructuren is dat zij goed aansluiten op dan wel inpassen in de diverse plangebieden van ACT en daarmee een meerwaarde bieden ten behoeve van de identiteit en het functioneren van de werkgebieden. Er zijn vier plangebieden opgenomen in de Masterplankaart ACT, te weten A4-zone west, SLP, Schiphol Zuidoost en Geniepark. Daarnaast zijn de vier terminals opgenomen die de schakel vormen tussen de verschillende modaliteiten en onderling verbonden zijn met de OLV. 6.4 Conclusies De Masterplankaart is tot stand gekomen na uitvoerig overleg met betrokken partijen in de regio. Uitgangspunt bij de inrichting van ACT is het historisch landschap en bijbehorende karakteristieken. Kenmerkend zijn de openheid en schaal, randen en historische elementen binnen het gebied. Een grote ruimtelijke uitdaging wordt gevormd door de structuur van de bestaande en toekomstige water­ huishouding en -berging. Bij de ruimtelijk inrichtingsprincipes wordt aansluiting gezocht bij de principes van Cradle to Cradle. Dit moet resulteren in een duurzame inrichting van de ruimte. De inrichting van de infra­structuur krijgt enerzijds vorm door het multimodale systeem bestaande uit de Ongestoord Logistieke Verbinding en bijbehorende terminals. Anderzijds behoren bij de uitwerking van het plan de ontwerp­principes voor openbaar vervoer, parkeren en langzaam­verkeersroutes in acht te worden genomen.

Figuur 6.9: Openbaar Vervoer.

58 ACT MASTERPLAN

Figuur 6.10: Masterplankaart ACT.

ACT MASTERPLAN 59


7 Projecten ACT

Projecten  ACT

In dit hoofdstuk worden de projecten beschreven die het hart van ACT zullen gaan vormen, inclusief de daarmee verbonden infrastructurele projecten en non-fysieke toepassingen. Paragraaf 7.1 omschrijft de kerngebieden van ACT waarna in de volgende paragrafen het multimodaal systeem wordt toegelicht. Zo beschrijft paragraaf 7.2 de Ongestoorde Logistieke Verbinding (OLV) en de paragrafen 7.3 tot en met 7.5 achtereenvolgens de Railterminal, Truckterminal en Waterterminal. De non-fysieke toepassingen volgen in paragraaf 7.6 alvorens het hoofdstuk te besluiten met de conclusies.

7.1 Kerngebieden ACT Drie logistieke terreinen vormen het hart van ACT: de A4-zone west, Schiphol Logistics Park en Schiphol Zuidoost. Deze terreinen samen dienen invulling te geven aan de ambitie om van de regio het meest vooruitstrevende en duurzame vestigingsgebied voor luchtvracht gerelateerde logistieke bedrijven te vormen. De ambitie om een multimodaal knooppunt te creëren komt terug in de ambities van het project Multimodaliteit. Om tot slot in een volledige integrale aanpak van het gebied te voorzien is ook het Geniepark als kerngebied aangemerkt. 7.1.1 A4-zone West De A4-zone west is het terrein, gelegen direct aan de rijksweg A4 ten zuiden van de vrachtarealen van Schiphol en het bedrijventerrein Schiphol Logistics Park. Het terrein omvat circa 160 hectare uitgeefbare grond. Door de aanleg van de N201+ krijgt het terrein een directe aansluiting op de A4. De groenzone van het Geniepark ter plaatse van de A4-zone west valt binnen het plangebied. Hier zal een groot deel van de waterbergingsopgave van de A4-zone west plaatsvinden. Het gebied wordt gezamenlijk ontwikkeld door Haarlemmermeer, Schiphol Real Estate, SADC en AM.

7.1.2 Schiphol Logistics Park (SLP) Schiphol Logistics Park, het terrein ten zuiden van de huidige N201 en ten oosten van de A4 wordt door samenwerkende partijen ont­wikkeld tot een Schipholgebonden, logistiek bedrijven­ terrein. Het bestaat uit een oostlob en een westlob, waarvan de oostlob als eerste uitgegeven zal worden. De beschikbare ruimte is circa 45 hectare groot en grenst direct aan Schiphol-Rijk en de vrachtarealen van Schiphol. Het terrein ligt op 5 minuten rijden van Schiphol Centrum en 20 minuten van het centrum van Amsterdam. Inmiddels is gestart met het bouw­rijp maken. De oostlob van SLP wordt ook ontsloten door een zijtak van de Zuid­tangent. Het gebied wordt gezamenlijk ontwikkeld door Schiphol Real Estate, KLM en SADC. 7.1.3 Schiphol Zuidoost Schiphol Zuidoost maakt integraal deel uit van ACT. Op Schiphol Zuidoost worden 1e en 2e linievrachtgebouwen ontwikkeld. De gekozen inrichtingsstructuur van het gebied houdt rekening met de eventuele komst van de parallelle Kaagbaan. Het gebied is ontsloten op de N201 en de A9 via de Fokkerweg. Daarnaast kent de locatie aansluitingen op Schiphol Centrum en Zuid vanwege het

belang van 2e en 3e liniebedrijven directe toegang te hebben tot handelaren in de 1e linie. Het ontwikkelings­programma in de periode tot 2015 bestaat uit 1e (70.000 m2) en 2e linie (35.000m2) bedrijfsruimte. In totaal is momenteel nog ongeveer 35 ha. netto beschikbaar. Het gebied wordt ontwikkeld door Schiphol Real Estate. 7.1.4 Het Geniepark Het Geniepark omvat de Geniedijk en de randen daarvan. Als onderdeel van de Stelling van Amsterdam vormt het een belangrijke rand van verschillende deelgebieden in ACT, zoals de noordelijke rand van de A4-zone west en de zuidelijke rand van het deelgebied SLP. Voor het Geniepark maakt de gemeente Haarlemmermeer, mede in opdracht van de provincie Noord-Holland, een inrichtingsplan waarbij ook gezocht wordt naar mogelijkheden voor waterberging en recreatieve routes. Het Geniepark (en het park 21e eeuw) vervult tevens een belangrijke rol als waterbergingsopgave voor de A4-zone west. Daarnaast is het Geniepark zoals gezegd onderdeel van de noordelijke bebouwingsrand in de A4-zone west, een overgang waarin het groen een

ACT MASTERPLAN 64


7 Projecten ACT

7 Projecten ACT

Financiering van de OLV zal plaatsvinden vanuit drie bronnen: - exploitatie, vervoerders betalen voor het gebruik; - bijdragen vanuit de grondexploitatie; - overheidsbijdragen daar waar sprake is van een maatschappelijk rendement.

Het concept vermindert de druk op het onderliggende wegennet en draagt daarmee bij aan de bereikbaarheid van Schiphol en de Schipholregio24. Ook biedt het mogelijkheden om milieueffecten te beperken door de inzet en stimulering van schone voertuigen.

7.2.1 Vrachtbaan De OLV is een vrachtbaan alleen toegankelijk voor vrachtvervoer dat de bedrijfsparken, het platform en het spoor wil bereiken of wil verlaten. De vrachtbaan verbindt de bedrijfsparken A4-zone west en Schiphol Zuidoost. Uitbreidingsmogelijkheden naar de veiling, Schiphol Logistics Park, het kassengebied

De OLV voorziet niet in automatische trans­ port­vormen zoals bijvoorbeeld destijds het mislukte ‘Ondergronds Logistiek Systeem’. Het is een dedicated route voor het reguliere vrachtvervoer tussen luchthaven, bedrijventerreinen en terminals. Wel zal bij het ontwerp rekening worden gehouden met het toekomstige gebruik door andersoortige vervoers­ middelen.

PrimAviera en De Hoek zijn mogelijk. De vrachtbaan is een geprivatiseerde route en heeft een eigen exploitant. De route kent geen congestie en geen verkeerslichten en functioneert separaat van het openbaar toegankelijk wegennet. De exploitant regelt de afwikkeling van het vrachtvervoer op de baan. Vrachtvervoer kan daardoor op de baan gecontroleerd afgewikkeld worden. Het gaat hierbij om het verkorten van doorlooptijden bij hoge betrouwbaarheid, lage kosten en hoge mate van verkeersveiligheid en security.

7.2 Ongestoord Logistieke Verbinding (OLV) In de Integrale Gebiedsvisie Werkstad A4 is het belang van een Ongestoord Logistieke Verbinding beschreven. In het kader van het Masterplan is onderzocht welk tracĂŠ het OLV zou moeten krijgen. Daarbij is veel aandacht uitgegaan naar de plaats van de toegangspoorten voor de OLV. Ook is onderzocht op welke wijze de OLV de bestaande infra- en groenstructuur doorsnijdt.

- de internationale UNESCO-status van de Stelling van Amsterdam; - het nationale belang van de mainport Schiphol en ACT; - de regionale schakel in de ecologischrecreatieve structuur tussen het kustgebied en de Groene-As; - de kwaliteitsimpuls vanuit het Routeontwerp A4 (onderdeel nationaal architectuurbeleid); - de betekenis als verbinding met het landschap en recreatief uitloopgebied van Hoofddorp; - een hoogwaardige en duurzame ontwikkeling van de bedrijventerreinen op lokaal niveau.

Het Geniepark in de Haarlemmermeer sluit via ACT aan op de ‘rood voor groen’-regeling zoals omschreven in het convenant Mainport en Groen. De schade aan het Geniepark als gevolg van de realisatie van infrastructurele ontwikkelingen zoals de nieuwe N201 en de OLV, dient zoveel mogelijk beperkt en waar mogelijk gecompenseerd te worden. Met de koppeling aan ACT is de mogelijkheid gecreĂŤerd het Geniepark beter in het landschap te verankeren en tegelijkertijd het groen binnen ACT te halen.

De uitdaging voor het park is om cultuurhistorische en postmilitaire waarden te transformeren tot een maatschappelijke betekenis; als vitaal onderdeel van de eigentijdse stedelijke en landschappelijke omgeving. De opgave is daarbij het erfgoed veilig te stellen door het een rol toe te bedelen als onderdeel van de dagelijkse leefomgeving van omwonenden en passanten. Hierbij valt te denken aan verbeelding van de geschiedenis, het organiseren verblijfskwaliteiten, gelegenheid voor evenementen, recreatieve routes, ecologische verbindingen, waterberging etcetera. De scope van de opgave voor duurzame omgang met de Stelling van Amsterdam in het gebied vormt dan ook een integraal pallet van doelstellingen, waarbij de inrichting van het gebied rond de Geniedijk recht doet aan:

belangrijke rol speelt bij de identiteit van de bebouwing. Op deze manier wordt een ‘zachte’ overgang van bebouwing naar groen gecreĂŤerd in de vorm van bedrijven in het groen. Het Geniepark vormt ter plaatse van SLP een duidelijke grens met het te ontwikkelen deelgebied.

Figuur 7.2: Uitsnede A4-zone west.

Figuur 7.3: Uitsnede SLP.

Figuur 7.1: Kerngebieden.

Figuur 7.4: Uitsnede Schiphol Zuidoost.

0-7 PQ NBBJWFME

5PFHBOH UPU 0-7

1MBOHSFOT

3FTFSWFSJOH QBSBMMFMMF

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ NBBJWFME

5PFHBOH UPU 0-7

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ OJWFBV

7JBEVDU

8BUFS

LBBHCBBO0OUXJLLFMJOHTHFCJFE

-*# CFQBMJOHFO

)FMMJOHCBBO

7JBEVDU

-*# CFQBMJOHFO

0-7 5SBDF OBEFS UF CFQBMFO

-*# CFQBMJOHFO

5FSNJOBM (FOJFEJKL

5F SFBMJTFSFO , M USBDn QBSBMMFMMF " "JSUFSNJOBM

3JOHEJKLQBSL (FOJFQBSL " TUSPLFO 3FTFSWFSJOH QBSBMMFMMF LBBHCBBO

8BUFSUFSNJOBM

-*# CFQBMJOHFO

)FMMJOHCBBO

5VOOFMCBL

-*# CFQBMJOHFO

"GUBLLJOH 0-7 UCW CFESJKWFO OJWFBV

7JBEVLU / PWFS 0-7

.BYJNBMF IPPHUF

0-7 5SBDF OBEFS UF CFQBMFO

,BCFM MFJEJOHFO USBDn

"

"JSUFSNJOBM

5FSNJOBM

-*# CFQBMJOHFO

.BYJNBMF IPPHUF

5PFHBOH UPU 0-7

0-7 PQ NBBJWFME

7JBEVDU

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ OJWFBV

5VOOFMCBL

#FTUBBOEF MJOUCFCPVXJOH WPPS[JFOJOHFO

-*# CFQBMJOHFO

)FMMJOHCBBO

7JBEVLU / PWFS 0-7

)45 SBJMUFSNJOBM

(FOJFEJKL

.BYJNBMF IPPHUF

"GUBLLJOH 0-7 UCW CFESJKWFO OJWFBV

4QPPS )45 3BJMUFSNJOBM

5SVDLUFSNJOBM

(FOJFQBSL " TUSPLFO

0-7 5SBDF OBEFS UF CFQBMFO

8

0-7 PQ OJWFBV

-*# CFQBMJOHFO

1BSLFSFO

5F SFBMJTFSFO , M USBDn QBSBMMFMMF "

-*# CFQBMJOHFO

0OUXJLLFMJOHTHFCJFE

,BCFM MFJEJOHFO USBDn

3FTFSWFSJOH QBSBMMFMMF LBBHCBBO

8BUFS

1MBOHSFOT

KBOVBSJ

65 ACT MASTERPLAN

WFSTJF EFDFNCFS

) 5

KBOVBSJ

0OUXJLLFMJOHTHFCJFE

8BUFS

/JWFBV 4DIJQIPM ;VJEPPTU

KBOVBSJ

1MBOHSFOT ,BCFM MFJEJOHFO USBDn

" 8

8

85

/JWFBV 4DIJQIPM -PHJTUJDT 1BSL

/JWFBV " [POF 8FTU

"

)

/JWFBV ,FSOHFCJFEFO

5

4DIJQIPM -PHJTUJDT 1BSL

" [POF 8FTU

(FOJFQBSL

"

)

4DIJQIPM ;VJEPPTU

5

"

)

ACT MASTERPLAN 66


7 Projecten ACT

7 Projecten ACT

Het Masterplan voorziet in elk geval in drie terminals: - koppeling aan het luchthavenplatform, - e en Truckterminal in de A4-zone west (met mogelijk een tijdelijke vestiging in SLP) met een directe aansluiting op de A4; - een terminal bij de hoge snelheid Railterminal in de A4-zone west.

7.2.2 Poorten en terminals De toegangen tot de OLV dienen zo ver mogelijk van Schiphol op de achterlandroutes te worden gepositioneerd. Daar waar de OLV aansluit op de achterlandroutes van het nationale wegennet ontstaat een bijzonder knooppunt. Dit zijn knopen waar de vracht onderdeel wordt van het logistieke systeem doordat de aansluiting wordt gecombineerd met een dienstverlenend concept. Vanuit de A4-terminal worden alle vrachtbewegingen binnen het gebied (over de OLV) geregisseerd. Vrachtstromen worden met behulp van ICT just in time gecontroleerd in aankomst, wachten en doorvoeren (ritplanning, bundelen van vrachten, bewaking, onderhoud).

Daarnaast is het mogelijk de volgende terminals toe te voegen: - een aansluiting op Schiphol Logistics Park, westelijk deel; - een mogelijke aansluiting op de Waterterminal; - een ontsluiting van PrimAviera; - s eparate ‘dedicated’ aansluitingen voor bedrijven binnen A4-zone west.

Figuur 7.5: Uitsnede Geniepark.

Het gebruik van de OLV zal worden geregeld met reeds bestaande of reeds ver ontwikkelde systemen: - Momenteel bestaat er een voorkeur voor de koppeling aan het pasjessysteem van Air Cargo Netherlands (ACN). Dit systeem regelt nu al de toegang tot de 1e en 2e linievrachtterminals op Schiphol. - Ook is het mogelijk om het systeem voor de kilometerheffing te gebruiken bij toegang tot en registratie van het gebruik van de OLV. - Ontwikkelingen rond RFID maken het ook mogelijk een separaat systeem relatief goedkoop te implementeren. De OLV geeft de mogelijkheid in- en uitgaande ladingstromen te bundelen. In geval van export wordt het mogelijk pallets op te bouwen in de warehouses op de nieuwe bedrijfsterreinen en deze just in time aan te leveren op het platform. Bij import wordt het mogelijk ladingstromen te bundelen en daarmee de beladingsgraad van de vrachtwagens te optimaliseren. De integratie van 1e, 2e en 3e linie activiteiten leidt er toe dat bedrijven zich dicht bij het luchthavenplatform vestigen, maar niet altijd tegen het platform aan gevestigd hoeven te zijn.

"

5

7.2.3 Services Centraal voor het OLV-concept is het beheer en gebruik van de vrachtbaan. Uitgangspunt is dat een beheerorganisatie de toegang tot de baan zal reguleren op basis van een exploitatieovereenkomst met grondeigenaren, gebruikers en publieke overheden.

)

Tot slot zal met Flora Holland de mogelijk heden worden onderzocht voor een koppeling met de vervoersstromen van en naar de veiling Aalsmeer.

1MBOHSFOT

3FTFSWFSJOH QBSBMMFMMF LBBHCBBO

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ OJWFBV

5PFHBOH UPU 0-7

8BUFS

(FOJFEJKL

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ NBBJWFME

7JBEVDU

,BCFM MFJEJOHFO USBDn

(FOJFQBSL " TUSPLFO

-*# CFQBMJOHFO

0-7 PQ OJWFBV

5VOOFMCBL

-*# CFQBMJOHFO

)FMMJOHCBBO

7JBEVLU / PWFS 0-7

.BYJNBMF IPPHUF

"GUBLLJOH 0-7 UCW CFESJKWFO OJWFBV

4QPPS )45 3BJMUFSNJOBM

'JFUTQBEFO

0-7 5SBDF OBEFS UF CFQBMFO

8BUFSUFSNJOBM

67 ACT MASTERPLAN

KBOVBSJ

5F SFBMJTFSFO , M USBDn QBSBMMFMMF "

8

8

/JWFBV (FOJFQBSL

De OLV is daarmee niet alleen hardware (vrachtbaan, terminals, parkeren), maar ook vooral software. Hier ligt de kans voor innovatie met nieuwe diensten. Deze services zullen door de exploitant van de OLV en de terminals samen met de eindgebruikers en de ontwikkelaars van het logistiek vastgoed worden ontwikkeld. Indien wordt gekozen voor een model waarbij de OLV op een niveau van +1 blijft binnen de A4-zone west, dan is het tevens mogelijk om locaties aan te bieden met een directe aansluiting op niveau+1 aan de OLV. Deze constructie zal een meerwaarde bieden voor deze locaties vanwege de flexibiliteit die aan deze aan de OLV gelegen ondernemingen wordt geboden. Op deze manier kunnen bedrijven op drie manieren gebruik maken van de OLV: - via een directe aansluiting op de OLV (privileged); - via de poorten en terminals (algemeen); - via het overladen naar andere vervoerders die vervoer over de OLV voor hun rekening nemen (serviced). Een OLV op niveau+1 kan naast meervoudig ruimtegebruik en de daarbij horende financiĂŤle voordelen ook relatief eenvoudig de veiligheid van de goederenstromen helpen waarborgen. Hierbij valt ook te denken aan uitbreiding van de douanevrijezone of nieuw te ontwikkelen free trade zones met een aparte fiscale status. Een uitzondering op het +1 niveau vormen het Geniepark en de nabijgelegen kruising met de N201. In overeenstemming met het provinciaal en gemeentelijk beleid ter bescherming van de Stelling van Amsterdam gaat de huidige trajectkeuze uit van een tunnel onder het Geniepark door. Nader wordt bezien of dit de meest optimale keuze is.

Vanwege de onmogelijkheid om de OLV reeds vóór de kruising met de N201 op niveau+1 te krijgen, zal de N201 over het OLV-traject heen moeten komen. In de vervolgroute vanaf dit viaduct zal de OLV weer naar niveau+1 stijgen om vervolgens aan te sluiten op Schiphol Zuidoost. De OLV zal een bepaalde mate van duur­zaam­ ­heid nastreven. In dit kader kunnen aan transporteurs en aan de OLV aangesloten bedrijven eisen worden gesteld over de milieukwaliteit. Hierbij dient de flexibiliteit voorop te staan waardoor meerdere initiatieven mogelijk zijn en de OLV voor een zo groot mogelijk aantal partijen beschikbaar is. 7.3 Railterminal De Gebiedsontwikkeling Werkstad A4 noemt de ontwikkeling van een spoorterminal bij de A4-zone west. Gedacht werd aan zowel een reguliere spoorverbinding, waarbij trailers op

treinen worden gezet (‘Trailers on trains’). Daarnaast werd gedacht aan een aansluiting op het hoge snelheidsnet. Onderzoek naar ‘Trailer on trains’ wijst uit dat hoewel er een sluitende business case mogelijk is, de realisatie van dit concept stuit op de grenzen van de beschikbare spoorcapaciteit in de Schipholtunnel. Het vervoer van goederen via het hoge snelheids­ spoor vanuit A4-zone west is daarentegen wel een interessante aanvulling op de reeds be­staande vervoersmogelijkheden voor goederen rond Schiphol. De HSL biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om de vrachtnetwerken van AirFrance en FedEx in Parijs en die van KLM vanaf Schiphol tijdkritisch te koppelen. Hiermee ontstaat een integralehub Charles de Gaulle/Schiphol. Dit biedt weer mogelijkheden om vrachtvervoer te optimaliseren en belading van vliegtuigen te maximaliseren.

Figuur 7.6: TracĂŠ en kunstwerken OLV

)

" 5

8

/JWFBV 0OHFTUPPSE -PHJTUJFLF 7FSCJOEJOH

0-7 PQ OJWFBV 0-7 PQ NBBJWFME 0-7 PQ OJWFBV )FMMJOHCBBO "GUBLLJOH 0-7 UCW CFESJKWFO 0-7 8PSME OJWFBV 0-7 OBEFS UF CFQBMFO

5PFHBOH UPU 0-7 7JBEVDU 5VOOFMCBL 7JBEVLU / PWFS 0-7

4QPPS )45 SBJMUFSNJOBM 5FSNJOBM

) 5 8 "

)45 3BJMUFSNJOBM 5SVDLUFSNJOBM 8BUFSUFSNJOBM "JSUFSNJOBM

ACT MASTERPLAN 68


7 Projecten ACT

7 Projecten ACT

Schiphol blijft zo ook in de toe­komst een gelijkwaardig alternatief in de alliantie AirFranceKLM. Vervoer over het HSL-net is niet alleen interessant voor expressvracht en luchtvracht maar ook voor andere tijdkritische goederen zoals versproducten en bloemen. Door gebruik te maken van de hoge­snelheidslijn kan een betrouwbaar, snel en milieuvriendelijker goederenvervoer naar met name het zuiden van Europa worden aangeboden.

In Frankrijk hebben SNCF en La Poste onlangs afspraken gemaakt om het nationale postvervoer niet meer via luchtvracht, maar via het hoge snelheidsnetwerk af te handelen. Tegelijkertijd onderzoekt de initiatiefgroep Carex, met daarin ondermeer AirFrance/KLM en Fedex de mogelijkheid om een deel van de pakketpost per HST-trein te vervoeren. Voor­ deel is de milieuwinst (minder luchtvracht), zekerheid (weersomstandigheden, stakingen

Figuur 7.7: Referentie Railterminal.

SFTFSWFSJOH MPTQFSSPO #FOOFCSPFLFSXFH

69 ACT MASTERPLAN

TQPPSSFTFSWFSJOHFO MPTQFSSPO N

N

N

N

4QPPSFNQMBDFNFOU )PPGEEPSQ

luchtverkeerleiders), snelheid en last but not least de mogelijkheid goederen snel midden in regionale centra af te leveren (Londen). Vooral integrators (zoals FedEx, TNT, UPS en DHL) en andere vervoerders van express cargo zijn hier in geïnteresseerd. Nederland heeft de kans om – relatief goedkoop – te worden aangesloten op dit in ontwikkeling zijnde netwerk voor HST-Cargo treinen. Vanaf het moment dat andere landen voorop gaan lopen, zullen de treinpaden ten zuiden van Parijs aan andere partijen worden vergeven. De mogelijkheid van een HSL-vrachtverbinding naar Madrid (vanaf 2010) en Milaan (vanaf 2015) is dan van de baan. In Nederland hebben bedrijfsleven en overheid gezamenlijk het initiatief genomen de mogelijkheid van een Railterminal voor een HST-Cargo trein te onderzoeken om daarmee de internationale concurrentiekracht van de Schipholregio te versterken. Met het ondertekenen van een samenwerkings­ overeenkomst hebben de partijen deze doelstellingen naar elkaar toe vastgelegd. Voor de aansluiting van de terminal op het HSL-net wordt overleg gevoerd met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en ProRail. De bijbehorende Railterminal dient door marktpartijen te worden ontwikkeld. Tegerlijkertijd wordt met een aantal Europese partners (het in Frankrijk opgestarte EuroCarex en het Duitse initiatief REX) gewerkt aan de totstandkoming van een Europees HSL-vrachtnetwerk. Met de Europese partners worden afspraken gemaakt over standaarden, techniek en planning.

7.4 Truckterminal In de Schipholregio rijden op dit moment veel vrachtwagens met een lage beladingsgraad. Vervoerders hebben te maken met lange wachttijden op het vrachtareaal en ondervinden veel vertraging als gevolg van congestie in het vervoer tussen Schiphol Centrum en Schiphol Zuidoost. In ACT zal een Truckterminal worden ontwikkeld. De Truckterminal is het centrale aanmeldingspunt voor vracht komende vanaf de A4. Via de OLV is er een verbinding naar het luchthavenplatform. Vervoerders melden zich bij de Truckterminal en worden op afroep naar diverse vrachtarealen geleid. Dit zal veel onnodig rondrijden, luchtvervuiling en wachten voorkomen. De ontwikkeling van de Truckterminal zal ook technologische en logistieke vernieuwingen initiëren waardoor keteninnovatie mogelijk wordt. Tot slot zal de Truckterminal een grote rol spelen in het verhogen van de veiligheid van het goederenvervoer dankzij de bewaakte parkeerplaatsen. De aanscherping van het Figuur 7.8: Referentie Truckterminal.

rijtijdenbesluit heeft ook een grotere behoefte aan parkeerplaatsen tot gevolg. De Truckterminal draagt hieraan bij, maar kan ook functioneren als opstapplaats voor chauffeurs. 7.5 Waterterminal Europese distributiecentra in de Amsterdam Area Metropool ontvangen hun producten in containers via de zeehavens in Antwerpen/ Rotterdam en Amsterdam. Vervolgens worden de producten via de weg naar de Schipholregio

vervoerd. Het goederenvervoer vormt hiermee een belangrijk aandeel in de congestievorming op de A4, A13 en A15. Vanuit ACT wordt met een aantal private partners onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een Waterterminal voor de binnenvaart. Gekeken wordt naar de integratie van waterwegen in de bestaande vervoersmodaliteiten. Containers vanuit de zeehavens kunnen dan over het water worden vervoerd in plaats van over de weg. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke vestigingslocatie en aan het bereikbaar houden van de Schipholregio en aan de vermindering van de CO2 uitstoot. Daarnaast is een belangrijke ontwikkeling de voortschrijdende technologie in agrologistiek. Hierdoor blijven versproducten steeds langer houdbaar. De lage snelheid van vervoer over water vormt daardoor een lagere drempel dan voorheen. Ook groenteproducten vanuit het Westland en bloemen vanuit Aalsmeer kunnen in toenemende mate in koelcontainers (‘reefers’) worden verpakt25. In de containervaart is veel ervaring aanwezig met Supply Chain Management (SCM). De terminal fungeert voor regionale verladers als buffer zodat voorraden just in time worden beheerst.

ACT MASTERPLAN 70


7 Projecten ACT

Op regionale schaal vindt afstemming plaats met de andere terminals voor een goede afstemming voor het containervervoer. 7.6 Non-fysieke projecten Bestaande fysiek-ruimtelijke condities bepalen slechts een deel van het concurrerend vermogen van de regio Schiphol als internationale vestigingslocatie. Vanwege de verdere mondialisering van de logistieke sector in combinatie met de toenemende technologische ontwikkelingen groeit het belang van sturing op hoogwaardige non-fysieke toepassingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende toepassingen die aan het beoogde ambitieniveau van ACT concreet invulling geven. De hier genoemde projecten vormen – nog – geen integraal onderdeel van de projecten die vanuit de Cockpit (zie paragraaf 9.1) worden aangestuurd, maar zijn wel van cruciaal belang voor het succes van ACT. In de regio werkt een coalitie van logistieke partijen samen binnen het kader van de

Figuur 7.9: Referentie Waterterminal.

7 Projecten ACT

‘Smart Cargo Hub for Europe’. Centraal staat hier de noodzaak tot samenwerken om tot innovatie in de logistieke keten te komen. Het programma ‘Smart Cargo Hub for Europe’ werkt daarbij langs vier lijnen: - Veiligheid en beveiliging; - Slim toezicht; - Kennis en expertise; - Betrouwbaarheid van het logistieke systeem. In de Smart Cargo Hub werken Air Cargo Netherlands (ACN), AirFrance/KLM-Cargo, Amsterdam Airport Schiphol, FloraHolland, Haven Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam, Kamer van Koophandel Amsterdam, Ondernemersvereniging Regio Amsterdam (ORAM), SADC en VGB samen. 7.6.1 Veiligheid en beveiliging Vanwege terreurdreiging en (inter)nationale veiligheid zijn de veiligheidsnormen in het internationaal handelsverkeer de laatste jaren sterk aan verandering onderhevig geweest. De introductie van nieuwe standaardnormen

heeft ondermeer geleid tot ingrijpende fysieke en non-fysieke aanpassingen in het luchtverkeer. In verband hiermee zijn diverse internationale en nationale maatregelen ge­troffen, die hieronder kort worden besproken. Cargo Convenant van het Regionaal Criminaliteitsplatform Schiphol In 2002 is door luchthaven Amsterdam Airport Schiphol, Transported Asset Protection Association (TAPA), het Openbaar Ministerie, de Regiopolitie Kennemerland, de Koninklijke Marechaussee, KLM, het Verbond van Verzekeraars, de verladersorganisatie EVO en ACN het Cargo Convenant van het Regionaal Criminaliteitsplatform Schiphol getekend. In het programma zijn afspraken gemaakt over26: - invoering van een veiligheidskeurmerk met certificering voor alle leden van ACN; - scherpere eisen aan beveiliging en toegangsbeheer van alle luchtvrachtbedrijven; - screening van (nieuw) personeel; - vereenvoudiging van de aangifteprocedure bij de Regiopolitie en de Koninklijke Marechaus­ see via Internet; - instelling van een Cargo Criminal Prevention List (CCPL) om te voorkomen dat personen waartegen op basis van crimineel gedrag een aangifte is gedaan of die eerder veroordeeld zijn, zonder meer elders in de luchtvrachtindustrie worden aangenomen en hun criminele gedrag kunnen voortzetten; - oprichting van een kenniscentrum met informatie ter voorkoming van criminaliteit. Security en Veiligheid Het project ‘Security en Veiligheid’ voorziet in het ontwikkelen van een integrale internettoolkit op het gebied van wet- en regelgeving voor terrorisme- en criminaliteitsbestrijding. De toolkit stelt logistieke ketenspelers op

71 ACT MASTERPLAN

eenvoudige wijze in staat inzicht te verkrijgen in de mate waarin zij voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en in de maatregelen die zij kunnen treffen om hun weerbaarheid tegen criminaliteit in brede zin te vergroten. Het project draagt daarmee in belangrijke mate bij aan de ambitie om de veiligste locatie te zijn voor de overslag, afhandeling en doorvoer van lading, zonder dat dit ten koste gaat van de logistieke kwaliteit. Het project is een initiatief van ACN, AON Risk Consultant, Ondernemersvereniging ORAM, Haven Amsterdam en de Kamer van Koophandel Amsterdam. Douanescan De Douane op Schiphol heeft twee röntgen­ scans in gebruik. Deze X-raymachines maken het mogelijk om goederen te inspecteren zonder de containers of pallets te hoeven openen of beschadigen. Met deze scans kunnen de goederen van alle kanten worden gecontroleerd. Bovendien gaat dit snel, zodat het vrachttransport niet vertraagd wordt. Dit is belangrijk ingeval van een tijdkritische lading. ACT dient aan te sluiten op de verscherpte veiligheidseisen welke gelden in het internationale lucht- en vrachtverkeer. Daarnaast dienen bedrijven welke zich op de betreffende bedrijventerreinen willen vestigen gestimuleerd te worden deel te nemen aan het door ACN opgestelde Cargo Convenant. Een andere optie om binnen ACT een optimale veiligheid te waarborgen, is de mogelijkheid de toegang tot het gebied te beperken tot een overzichtelijk aantal ingangen die met de nieuwste chip- en scantechnologie in- en uitgaande goederenstromen nauwgezet controleren. Binnen de fysieke en virtuele omgeving wordt zo een optimale veiligheid gegarandeerd.

Effectieve stroomlijning met de douaneafhandeling en servicefaciliteiten zorgen daar­n aast voor een optimale afhandeling van de verschillende goederenstromen. 7.6.2 Slim toezicht Documentstromen en fysieke inspecties van transporten beïnvloeden in hoge mate de kwaliteit, efficiency en betrouwbaarheid van een internationaal logistiek knooppunt. Door de inspecties van goederen en lading slimmer in te richten en uit te voeren, kunnen kosten worden bespaard en kan de hinder die het logistieke proces van de inspecties ondervindt, worden geminimaliseerd. De volgende projecten kunnen worden onderscheiden. Radio Frequency Identification RFID RFID (Radio Frequency Identification) is de barcode van de toekomst en werkt met chips die aan producten of laadeenheden worden gekoppeld. Op deze chips kan veel informatie worden opgeslagen en er zijn versies die actief met de buitenwereld communiceren. De verwachting is dat de toepassing van RFID veel mogelijkheden biedt om de afhandeling van logistieke stromen efficiënter, sneller, accurater en veiliger te maken.

ACN, Ondernemersvereniging ORAM en Atos Consulting hebben het initiatief genomen een aantal proefprojecten met RFID uit te voeren. Hierbij wordt praktijkervaring opgedaan in goederenstromen over water, over de weg en door de lucht. Aan het project werken een groot aantal bedrijven mee uit de lucht- en zeehaven. Ook de Douane is nauw bij het project betrokken. Virtuele Vrije Zone De Virtuele Vrije Zone op Schiphol is een vrije zone met administratieve controle waarbinnen deelnemende entrepothouders douanegoederen kunnen opslaan. Het douanetoezicht op die deelnemers geschiedt aan de hand van de eigen administraties en het Documentloos Goederen Volgsysteem, aangevuld met fysiek douanetoezicht. Dankzij de vrije zone op Schiphol zijn de deelnemende bedrijven niet meer verplicht om aangifte te doen bij de douane voor het vervoer van goederen tussen deze bedrijven onderling. Goederen die op Schiphol binnenkomen, gaan eerst naar de 1e linieloodsen alvorens naar een verder gelegen 2e linieloods te worden getransporteerd. Het vervoer tussen deze locaties zou anders door een douaneaangifte

ACT MASTERPLAN 72


7 Projecten ACT

(NCTS) gedekt moeten zijn. Door in ACT gebruik te maken van slimme oplossingen bij het inrichten van de logistieke processen kan een belangrijk concurrentievoordeel worden gecreëerd in termen van kwaliteit, efficiency en betrouwbaarheid. 7.6.3 Kennis en expertise Bij toepassingen op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt staat een drietal pijlers centraal: verhoging van de arbeidsproductiviteit, scholing en imagoverbetering, en tenslotte het verlagen van de werkloosheid onder laagopgeleiden. Deze pijlers zijn nauw met elkaar verbonden: scholing en werving van met name lageropgeleiden, maar ook middelbaaropgeleiden draagt bij aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit in de distributiesector. Aangesloten kan worden op bestaande initiatieven en projecten om de grote behoefte aan logistiek personeel in de toekomst op te vangen. In ACT moeten deze initiatieven een prominente plaats hebben en zich verder uitkristalliseren. De belangrijkste elementen van de pijler onderwijs en imagoverbetering zijn: - Het project Kennisbrug waarbij door middel

73 ACT MASTERPLAN

7 Projecten ACT

van opleiding de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt verbeterd moet worden. Dit is voor zowel toekomstige werknemers als voor werkgevers in de logistieke branche (Airport/ Seaport en bloemenveiling Aalsmeer) aantrekkelijk. In het kader hiervan beginnen het ROC van Amsterdam en het Nova College aan een nieuwe opleiding ‘Airport/Seaport Logistiek’; - Schiphol College is een samenwerkingsverband tussen Schiphol Group, het ROC van Amsterdam en Dienst Werk en Inkomen (DWI) Amsterdam. Werkloze (jongere) mensen uit de regio Schiphol krijgen op de luchthaven Schiphol twee jaar lang een leer-werkplek aangeboden. Als zij het traject succesvol afronden, komen ze in aanmerking voor een baan bij een van bedrijven die gevestigd zijn op Amsterdam Airport Schiphol; - Schiphol University moet een topinstituut op het gebied van innovaties, handel en transport worden, waarbij de opleidingen variëren van grootschalig tot uitbouw van bestaande opleidingen; - D iverse bestaande opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam (o.a. Master Operationele research & Management) en de

Hogeschool van Amsterdam (o.a. Business Logistics en Logistiek & Economie); - In de Noordvleugel is genoeg kennis aanwezig op het gebied van handel en logistiek, maar veelal versnipperd en weinig zichtbaar. Het is de bedoeling deze kennis te bundelen in de vorm van een netwerk Relate: Research network for applied international economics, logistics and technology dat zich specialiseert in kennis op het gebied van internationale handel, logistiek en techniek. Scholing, imagoverbetering en verhoging van de arbeidsproductiviteit kunnen de concurrentiepositie van logistiek rond Schiphol in de Noordvleugel helpen verbeteren. 7.6.4 Betrouwbaarheid van het logistieke systeem Voor dienstverleners in de logistieke sector is een betrouwbare afwikkeling van luchtvracht van groot belang. Bedrijven moeten erop kunnen vertrouwen dat goederen op het afgesproken tijdstip en in goede staat worden afgeleverd. Enkele innovatieve luchtvrachtconcepten die een optimale distributiebetrouwbaarheid en just in time/space-delivery kunnen garanderen zijn: Cargo 2000 Cargo 2000 is het antwoord van de International Air Transport Association (IATA) op de vraag naar betrouwbare kwaliteit. Toonaangevende luchtvaartmaatschappijen, expediteurs en dienstverleners werken samen met het doel om een wereldwijde standaard in de luchtvrachtketen te realiseren. Cargo 2000 leidt tot minder werk en betere processen in een papierloze omgeving. Een belangrijk hulpmiddel hierbij vormt de implementatie van een uniform datasysteem waarmee de lading op elk moment eenvoudig gelokaliseerd en gemeten kan worden in termen van

tijdigheid en volledigheid. Amsterdam en Hong Kong zijn hiervoor geselecteerd als eerste luchthavens waar betrokkenen aan het Cargo 2000-programma kunnen deelnemen. Documentloos Goederen Volgsysteem (DGVS) In overleg met de Douane en ACN is een geautomatiseerd systeem ontwikkeld dat fungeert als overkoepelende voorraadadministratie: het Documentloos Goederen Volgsysteem (DGVS). Hierin wordt informatie over de goederen vastgelegd (bijvoorbeeld: soort goed, hoeveelheid, locatie van het goed). De deelnemende bedrijven zijn verplicht een eigen administratie te voeren die voldoet aan de eisen van de Douane. De gegevens uit de eigen administraties worden gebruikt voor het DGVS. In plaats van op individueel niveau kan hiermee een integraal toezicht over alle deelnemende bedrijven plaatsvinden. Momenteel wisselen enkele honderden bedrijven al onderling informatie uit via het computersysteem Cargonaut. Cargonaut is het vrachtdatacommunicatiesysteem op luchthaven Schiphol voor het versnellen van de voorheen papieren afhandeling van vrachtzendingen. Het systeem biedt de verschillende bedrijven applicaties aan voor het doen van aangiften, het vervaardigen van luchtvrachtbrieven en het plannen van exportleveringen. Ook levert het informatie over tarieven en de status van een bepaalde zending. Nieuwe planningsystemen Door verschillende bedrijven zijn logistieke planningssystemen ontwikkeld om door middel van optimalisatie van de informatieoverdracht zowel op microniveau (efficiëntie en winstgevendheid) als op macroniveau (vermindering congestie en ruimtegebruik) voordelen te behalen. De ontwikkelde

systemen sluiten hiermee uitstekend aan op de ambities van ACT op het gebied van leefbaarheid, bereikbaarheid en economie. De systemen omvatten technologische en organisatorische infrastructuur voor verbeteringen op het gebied van planning van transport, opslag en productiecapaciteit. Airport/Seaport-City De nabijheid van zowel Schiphol als het havencomplex van Amsterdam zorgt ervoor dat er verbindingen zijn van de lucht naar het water en omgekeerd. Het gaat om twee logistieke complexen die heel verschillend zijn. In het project Airport/Seaport-City wordt gezocht naar complementaire elementen in zowel fysieke als non-fysieke zin, waarmee meerwaarde gecreëerd kan worden voor bedrijven die in deze regio gevestigd zijn of zich willen vestigen. Te denken valt aan het concept trailer-on-train, optimalisatie van douaneafhandeling, ICT in de logistieke keten, internationale profilatie, veiligheidsformules, infrastructuur en arbeidsmarkt. Het initiëren van innovatieve programma’s zorgt voor een verdere versterking van ACT als unieke wereld. Naast de toegevoegde waarde van innovaties door mogelijk te behalen bedrijfseconomische voordelen speelt een innovatieve aanpak tevens een voorname rol bij de positionering van ACT. Juist de non-fysieke elementen kun­­ nen bijdragen aan de samenhang tussen de op het oog afzonderlijke elementen binnen ACT. Toepassing van innovaties in de logistieke keten zorgt voor optimalisatie van logistieke processen waardoor aanzienlijke competitieve voordelen kunnen ontstaan ten opzichte van concurrerende luchthavens.

7.7 Conclusies Gebiedsontwikkelingsprojecten zijn vrijwel altijd nieuwe, grote projecten die een functionele transformatie van het gebied betekenen. Sommige bestaande functies worden daarbij behouden en landschappelijke kenmerken worden ingepast. Het bijzondere bij ACT is dat de meeste onderliggende projecten al op de tekentafel liggen en sommige zelfs in uitvoering zijn. Centraal bij ACT staat het tot één geheel smeden van die bestaande projecten, en daar waar sprake is van uit­breiding met nieuwe projecten het in samenhang brengen met het bestaande. Het fysieke hart van ACT wordt gevormd door de kerngebieden A4-zone west, Schiphol Logistics Park, Schiphol Zuidoost en het Geniepark. Daarnaast is een belangrijke rol weggelegd voor het te ontwikkelen multimodale systeem bestaande uit een Ongestoord Logistieke Verbinding welke een verbinding vormt tussen de Rail-, Truck-, Water- en Airterminals. Om de ambitie van ACT als meest competitieve en duurzame vestigingslocatie van Europa te realiseren zijn optimale fysiekruimtelijke condities echter niet voldoende. Non-fysieke elementen zoals onderwijs en arbeidsmarkt, logistieke innovaties en veiligheidsconcepten zijn in toenemende mate beslissende vestigingsplaatsfactoren geworden. In de Amsterdamse regio zijn het met name ACN, Amsterdam Airport Area (AAA), de Kamer van Koophandel en de Amsterdamse Haven die deze projecten begeleiden en ondersteunen. ACT werkt met al deze partijen nauw samen. Bij het verder uitwerken van de concepten voor de diverse terreinen zal gezocht worden naar voorbeeldprojecten. voetnoten 24: Provincie Noord Holland (2007a). 25: ACN (2005a).

ACT MASTERPLAN 74


8 Gerelateerde ruimtelijke projecten

Gerelateerde ruimtelijke  projecten

8.1 Afstemmingsprojecten Naast de ruimtelijke projecten waarmee ACT afstemming zoekt, zijn er ook duidelijke raakvlakken met de belangrijke, op de bereikbaarheid gerichte infrastructuurprojecten. De projecten waar de provincie Noord-Holland opdrachtgever is (omlegging N201 en Zuidtangent-oost) zijn in de laatste planningsfase en zelfs voor delen al in uitvoering. Het is juist hier dat ACT alleen mogelijk is als alle partijen ook op korte termijn bereid zijn met elkaar de plannen op elkaar af te stemmen.

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de projecten die in enigerlei mate gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van ACT. Enerzijds zijn dit de ruimtelijke en infrastructurele afstemmingsprojecten zoals omschreven in paragraaf 8.1. Anderzijds zijn dit de locaties en ontwikkelingen die aansluiting kunnen vinden bij het in dit Masterplan beschreven positioneringsconcept. Gerelateerde gebieden zijn beschreven in paragraaf 8.2. De laatste paragraaf geeft de conclusies van het hoofdstuk weer.

8.1.1 PrimAviera PrimAviera vormt een onderdeel van de Greenport Flower Mainport Aalsmeer en wordt ontwikkeld door een samenwerkingsverband van de gemeente Haarlemmermeer en Stallings­ bedrijf Glastuinbouw Nederland. De toekomstige ontwikkelingen staan beschreven in het Masterplan PrimAviera. Binnen het gebied wordt minimaal 220 ha nieuw uitgeefbaar glastuinbouwgebied gerealiseerd. De ontwikkeling en herstructurering passen in het streven van de overheid de Greenports in Nederland op lange termijn hun leidende positie op de wereldmarkt te kunnen behouden.

De vorming van een innovatief kassencomplex (bij voorkeur met afvangmogelijkheden voor CO2 en fijnstof van vervoerbewegingen in de directe omgeving) biedt conform de doel­stellingen van ACT kansen voor logistieke concepten en uitbreiding van de aan Schiphol gebonden bedrijvigheid. In het Masterplan PrimAviera wordt rekening gehouden met een reservering voor een OLV in het noordelijk deel. Daar­ naast heeft het nieuwe glastuinbouwgebied PrimAviera grote ambitie om wat betreft duurzame energie toonaangevend in Nederland te worden. Het is met name door de koppeling van netwerken binnen ACT, gezamenlijke ontsluiting met openbaar vervoer en mogelijk een aansluiting op de OLV, dat PrimAviera onderdeel vormt van de visie op ACT. 8.1.2 Park van de 21ste eeuw Het Park van de 21ste eeuw bestaat uit de ontwikkeling van circa 650 hectare groen in combinatie met kleinschalige woningbouw. Hierbij geldt het principe ‘rood voor groen’. De ontwikkeling vindt plaats onder regie van de gemeente Haarlemmermeer en wordt geplaatst binnen het kader van de Gebieds­ uitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek.

Om deze reden is ook besloten het park geen integraal onderdeel uit te laten maken van ACT. 8.1.3 Omlegging N201 Het nieuwe tracé van de N201 tussen Hoofddorp en Mijdrecht biedt meer capaciteit ter afwikkeling van het bestaande weggebruik. Met nieuwe aansluitingen op de A9 en de A4 verbetert de doorstroming naar de rijks­wegen structureel. De omlegging om Aalsmeer, Uithoorn en Amstelhoek neemt de fileoverlast in de dorpskernen voor een belangrijk deel weg. Dat draagt niet alleen bij aan een betere doorstroming, het verbetert ook de verkeersveiligheid en vermindert de milieubelasting. De N201 biedt tevens een rechtstreekse ontsluiting van de nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen van ACT. Wél zijn afspraken nodig over de kruising van de OLV met de nieuwe N201 en de aansluiting van de bedrijven­ terreinen op de nieuwe weg. 8.1.4 Parallelstructuur A4 Onderdeel van de plannen voor de nieuwe N201 is de gedeeltelijk aanleg van een parallel­structuur bij de A4. De provincie Noord-Holland heeft mede in opdracht van Verkeer en Waterstaat

ACT MASTERPLAN 73


8 Gerelateerde ruimtelijke projecten

De urgentie en de ernst van de bereikbaarheidsproblematiek in de regio Schiphol zijn groot. In de Netwerkanalyse Noordvleugel is de A4 tussen Burgerveen en Hoofddorp als knelpunt aangemerkt. In 2020 zal hier veelvuldig (zware) congestie optreden. De autonome groei, gevoegd bij de voorziene en op hoofdlijnen reeds geaccordeerde sociaal economische ontwikkelingen (groei Schiphol en bijbehorende bedrijvigheid, groei Amsterdam, woningbouw in westen van Haarlemmermeer en Bollenstreek) resulteert in filevorming op zowel de A4 als het onderliggende wegennet. Dit laatste mede door het sluipverkeer dat de volle A4 mijdt. De infrastructuur op een aantal onderliggende wegen (N207, Bennebroekerweg, N201) is niet toereikend waardoor het verkeer niet goed bij de A4 kan komen. Voor het hoofdwegennet blijken twee alternatieven doelmatig te zijn: een 2 x 2 parallelstructuur of een 1 x 2 wisselbaan. Beide alternatieven bieden voldoende probleemoplossend vermogen voor de A4; er zijn echter wel verschillen in de verkeerskundige werking. Dit laatste geldt zowel voor het onderliggend wegennet, de robuustheid als de gebiedsontwikkeling. Ten aanzien van die aspecten scoort een parallelstructuur beter. Bron: Provincie Noord-Holland (2007), Bereikbaarheid Schiphol A4 Corridor Zuid MIT verkenning.

74 ACT MASTERPLAN

8 Gerelateerde ruimtelijke projecten

een verkenning gedaan naar de diverse opties om de bereikbaarheid van de regio zeker te stellen via uitbreiding van het regionale wegen­net en via verbreding van de A4. Uit de verkenning komt naar voren dat om de bereikbaarheid van de regio Schiphol structureel te verbeteren investeringen nodig zijn zowel in de uitbreiding van de capaciteit van het onderliggend wegennet (N205/207) als in het hoofdwegennet (A4). Opvallend positief is de verkenning in de bijdrage voor de bereik­baarheid via de ontwikkeling van nieuwe concepten voor het goederenvervoer, waarmee onder meer de Ongestoord Logistieke Verbinding wordt bedoeld. Volgens de verkenning draagt dit bij aan de gewenste afwikkelingskwaliteit op de A4 en is een investering zinvol om de voorspelde groei van het vrachtverkeer over de weg beter op te vangen26. 8.1.5 Zuidtangent Door de kwaliteit van het openbaar vervoer te verbeteren kan optimaal worden ingespeeld Figuur 8.1: Zuidtangent.

op de toenemende vervoersvraag in de regio Amsterdam – Schiphol. Een van de maatregelen is de bestaande Zuidtangent, een hoogwaardige, grotendeels vrije busbaan die rijdt tussen station Haarlem via Schiphol naar Amsterdam Zuidoost. Door de uitbreiding van het traject worden Aalsmeer en Uithoorn aangesloten op de Zuidtangent door middel van een afsplitsing tussen de haltes HoofddorpBeukenhorst en De Hoek. De partijen betrokken bij ACT, waaronder de Stadsregio Amsterdam, zullen bij de verdere ontwikkeling van de plannen bezien of ook in het oostelijk deel van de A4-zone west een vrije busbaan kan worden opgenomen. Verder bestaat er nog een optimaliseringsvariant voor bovengenoemde verlenging van het kerntraject van de Zuid­tangent. Hierdoor zou tevens de ontsluiting van SLP en Schiphol Zuidoost verbeteren. 8.1.6 Beechavenue De Beechavenue verbindt Schiphol Centrum met de vrachtarealen van Schiphol en met Schiphol Rijk (via de Fokkerweg).

Hiermee wordt de zogenoemde ‘binnenring’ van Schiphol gesloten. Zo treedt er een sterke verbetering op van de bereikbaarheid van de logistieke locaties en wordt de doorstroming na sluiting van de Kaagbaantunnel gegarandeerd. SADC heeft na langdurige bestemmingsplan- en onteigeningsprocedures inmiddels opdracht gegeven de Beechavenue aan te leggen. 8.1.7 Openbaar vervoer SchipholAmsterdamAlmere-Lelystad (SAAL) De bereikbaarheid van de Randstad per openbaar vervoer schiet tekort. Op het traject Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad zijn in de toekomst knelpunten te verwachten. Deze worden onderzocht in de Planstudie OV Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor de korte termijn is een ‘no regret’-pakket ontwikkeld. De hierin opgenomen maatregelen zullen de capaciteit en de betrouwbaarheid op dit traject vergroten. De opgave voor de langere termijn (2020-2030) is de ontwikkeling van een OV-netwerk dat past bij het metropolitane karakter van de regio. Besluitvorming vindt plaats in samenhang met de besluitvorming over de Zuiderzeelijn.

8.2 Locaties die kunnen aansluiten bij ACT ACT bestaat uit de fysieke projecten zoals om­ schreven in het vorige hoofdstuk. Tegelijker­tijd geldt voor de non-fysieke toepassingen dat er geen sprake is van een duidelijk gedefinieerde fysieke grens. Het concept van ACT is zelf dan ook niet zonder meer vastgeklonken aan de genoemde bedrijventerreinen en kan ook breder worden toegepast. 8.2.1 Beukenhorst Beukenhorst is opgeknipt in twee programma’s: een deel zal een parkachtige ontwikkeling krijgen, en een deel een ‘normale’ ontwikkeling in het segment ‘specifiek werkmilieu’. Begin 2007 is in het Plabeka Noordvleugel de kantoorplan­capaciteit van de locatie Beukenhorst bijgesteld naar 250.000 m2 bvo en gedeeltelijke omzetting naar hoogwaardig bedrijventerrein, dit betreft 16 ha. Momenteel zijn er plannen om in dit gebied een grootschalig Chinees handelscentrum (Chinamex) te vestigen. Een andere ontwikkeling vindt plaats in Beukenhorst Zuid waar een aantal private partijen de ambitie heeft het eerste

full servicekantorenpark van Nederland te maken volgens het principe van Cradle to Cradle. In alle gevallen lijkt afstemming met de plannen voor ACT voor de hand te liggen, zowel vanwege de milieudoelstellingen van de gemeente als vanwege de vergelijkbare logistieke opgave. 8.2.2 Schiphol Rijk Schiphol Rijk/Oude Meer herbergt vooral logistieke activiteiten. Bestaande dienst­ verleners breiden uit en zijn er ook logistieke vestigingen van toonaangevende buitenlandse bedrijven bijgekomen. Het gebied kenmerkt zich daarnaast door een clustering van ICT-bedrijven. De kantorenlocatie van Schiphol Rijk heeft te kampen met een moeilijke marktsituatie, vooral veroorzaakt door bereikbaarheidsproblemen en het gebrek aan (stedelijke) faciliteiten als cafés en restaurants, kinderopvang, en leisurevoorzieningen27. In de toekomst zal veel aandacht moeten worden besteed aan de ontsluiting van de gebieden voor werknemers en bezoekers.

ACT MASTERPLAN 75


8 Gerelateerde ruimtelijke projecten

8.2.3 Schiphol Zuid Schiphol Zuid is in de jaren ‘80 en ‘90 ont­wikkeld als vrachtareaal. In het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol 2015 behoudt het gebied haar functie voor vracht. Op termijn kan kwaliteitsverbetering door (gedeeltelijke) herontwikkeling van gebouwen of delen van het gebied opportuun worden. 8.2.4 Greenpark Aalsmeer Green Park Aalsmeer is een nieuw te ontwikkelen bedrijvenpark voor de bloemenen planten­sector. Het terrein is 180 hectare groot en ligt direct naast de Bloemenveiling Aalsmeer. De ambitie is het verouderde glastuinbouwgebied te transformeren naar een modern bedrijvenpark. Het gebied vormt de schakel tussen de huidige kern Aalsmeer en de toekomstige kern Nieuw Oosteinde. Ook wordt in het gebied een recreatieve en ecologische verbinding gezocht tussen de Amstel en de Haarlemmermeer.

76 ACT MASTERPLAN

8 Gerelateerde ruimtelijke projecten

8.2.5 Schiphol Oost Schiphol Oost is een gemengde bedrijven- en kantorenlocatie ten noorden van het Fokkerterrein. Op het terrein is ontwikkelingsruimte beschikbaar voor kantoren; voor bedrijfsruimte ontstaan vooral mogelijkheden bij her­ structurering van het terrein. Schiphol Oost richt zich met name op het verder versterken van de bedrijvigheid in de luchtvaartsector. Schiphol werkt aan een Masterplan voor de ontwikkeling van het gebied tot ‘Schiphol Aerospace Exchange’. Het plan, dat een periode van 15 tot 20 jaar bestrijkt, voorziet in de bouw van kantoorruimte, bedrijfsruimte, een nieuwe terminal voor general aviation (kleine luchtvaart) en een parkeergarage. Het concept van Schiphol Aerospace Exchange bestaat uit het creëren van een ‘community’ waar vrijwel alle bedrijvigheid in de luchtvaartketen wordt gevestigd: van onderwijs en opleidingen, gespecialiseerde arbeidsbureaus, assemblage en distributie, onderhoud, reparatie en revisie, marketing en sales,

R&D, consultancy, tot holdingactiviteiten en operatoractiviteiten28. SADC/AAA, Delta, AMB en SRE zijn momenteel bezig het aanwezige cluster van aero­space­bedrijven verder te versterken. Dit kan zowel met het ontwikkelen van specifiek op deze doel­groep gerichte vastgoedconcepten als via de een internationale marketing van het gebied. De doelstellingen voor het gebied hangen nauw samen met de doelstellingen voor ACT. 8.2.6 De Hoek Het bedrijvengebied rondom De Hoek bestaat uit een aantal deellocaties29: De Hoek De Hoek is een bestaande bedrijvenlocatie, waar reeds revitalisering heeft plaatsgevonden. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het aanleggen van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, het verbeteren van de verlichting en van de bochtstralen, aanleggen van een voet- en fietspad en het verbeteren

van aansluitingen op de ontsluitingsweg. De revitalisatie wordt doorgezet door middel van het aankopen van bedrijvenkavels. Met eigenaren in het gebied kunnen verdere afspraken gemaakt worden hoe dit gebied ook via de OLV kan worden ontsloten en hoe in de internationale marketing dit gebied kan aansluiten op de positionering van ACT. De Hoek Noord De Hoek Noord is een toekomstig bedrijvenpark dat ontwikkeld zal worden vanaf 2010. De Hoek Noord is geprogrammeerd voor grotendeels logistieke bedrijfsactiviteiten (circa 35 ha). Op het gebied rust een ruimte­ reservering voor een zware railverbinding naar een tweede terminal en naar Amsterdam. Voor De Hoek Noord geldt wellicht zelfs nog meer dan voor De Hoek dat samenwerking bij de ontsluiting van het gebied een win-winsituatie oplevert voor zowel De Hoek Noord als de overige ontwikkelingen.

De Groene Hoek De Groene Hoek is een toekomstige bedrijven­ locatie in het segment ‘bedrijvenpark’ met een plancapaciteit van circa 40 ha. Momenteel worden er geen concrete plannen uitgewerkt voor de ontwikkeling van dit terrein. 8.3 Conclusies Om haar ambities te kunnen verwezenlijken zoekt ACT afstemming met ruimtelijke en infra­structurele projecten in haar omgeving. Hierbij staan de kwaliteit en integraliteit van Gerelateerde ruimtelijke projecten de duur­zame gebiedsontwikkeling centraal. Voorbeelden van afstemmingsprojecten zijn: PrimAviera, Park van de 21ste eeuw, de omlegging van de N201, A4 parallelstructuur, Zuidtangent Oost, Beechavenue en het project OV Schiphol­ Amsterdam-Almere-Lelystad (SAAL). In de toe­komst is het concept ACT niet beperkt tot de kernprojecten die in hoofdstuk 7 zijn omschreven. Op basis van de ambities geform­uleerd in onderliggend Masterplan

bestaat ook voor andere locaties in de Schipholregio de mogelijkheid aansluiting te vinden bij het positioneringsconcept ACT. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan bedrijvenlocaties als: Beukenhorst, Schiphol Rijk, Schiphol Zuid, Greenpark Aalsmeer, Schiphol Oost en De Hoek.

voetnoten 26: Provincie Noord Holland (2007). 27, 28, 29: Bestuursforum Schiphol (2007).

ACT MASTERPLAN 77


9 Uitvoeringsstrategie

Uitvoerings  strategie

De uitvoering van het Masterplan ACT betekent een ordening van de relaties tussen de partijen en projecten binnen ACT. Partijen zullen gezamenlijk besluiten over de vervolgorganisatie van ACT. Deze afspraken moeten de doelstellingen en planning van ACT waarborgen via bindende afspraken tussen de deelnemende partijen en worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Dit hoofdstuk presenteert daartoe een model voor een uitvoeringsstrategie waarin de samenhang van de diverse projecten wordt gewaarborgd. De wijze van samenwerking staat beschreven in paragraaf 9.1. Vervolgens wordt in de paragrafen 9.2, 9.3, 9.4 en 9.5 ingegaan op de belangrijkste taken van de projectorganisatie.

9.1 Samenwerking Afstemmings- en coÜrdinatieproblemen leiden op dit moment tot grote vertraging in het planningsproces van individuele projecten. Het ontbreken van regie op de individuele projecten leidt tot suboptimale oplossingen. Ook bij het aanbieden van locaties aan partijen bestaat het risico van een versnipperde aanpak. De doelstelling van het Masterplan is het realiseren van samenwerking en afstemming tussen partijen. Ook het gewenste multi­ modale systeem kan alleen via samenwerking tussen partijen tot stand komen. Hierbij spelen de grondeigenaren in het gebied een cruciale rol. In de tabel (figuur 9.1) staat aangegeven welke grondeigenaren participeren in welke projectentiteit. Naast de grondeigenaren zijn ook de publieke partijen van belang: gemeente Haarlemmermeer, gemeente Amsterdam, Stadsregio Amsterdam en provincie Noord-Holland. Het Waterschap Rijnland is via het opstellen van de watervisie betrokken bij ACT. De publieke partijen stellen de kaders en ondersteunen initiatieven gericht op een duurzame ontwikkeling.

SADC heeft een aparte rol als publiek-privaat samenwerkingsverband tussen de gemeenten Haarlemmermeer en Amsterdam, provincie Noord-Holland en Schiphol Groep. Mogelijke andere partijen die in ACT kunnen participeren zijn FloraHolland, vanwege de betrokkenheid bij de vrachtstromen in de regio, SGN als opdrachtgever voor PrimAviera en de grondeigenaren van andere bedrijventerreinen aan de zuidkant van Schiphol, zoals De Hoek. Het Rijk heeft onderzocht of er een directe rol ligt voor het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf. Vanwege het ontbreken van een grondpositie is hier van afgezien. Wel zijn de ministeries Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat en VROM via diverse dossiers betrokken bij de ontwikkeling van ACT. Dit heeft nog niet geleid tot deelname aan ACT. ACT kan alleen gerealiseerd worden in samenwerking tussen partijen. De afhankelijkheden tussen projecten en partijen zijn groot en alleen een gezamenlijke aanpak levert daadwerkelijk de meerwaarde op die

wordt nagestreefd door alle partijen. ACT is een integrale en ondernemende aanpak van gebiedsontwikkeling. Wil deze samenwerking tot stand komen, dan zullen partijen bereid moeten zijn met elkaar een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten. De regie op drie doelstellingen staat in een dergelijke Samenwerkingsovereenkomst (SOK) centraal: - Positionering en marketing ACT; - Afstemming publieke en private partijen; - Kwaliteitsborging. Aparte aandacht vraagt de realisatie van de multimodale ontsluiting van de ACT-terreinen. 9.2 Positionering en marketing ACT leidt tot afspraken tussen de partijen over een gemeenschappelijke positionering en marketing van de betrokken bedrijfsterreinen als integraal onderdeel van de ontwikkeling aan de zuidkant van Schiphol. SADC heeft reeds op basis van overeenkomsten met de stakeholders (Haarlemmermeer, Amsterdam, Noord-Holland, Schiphol, KLM) de taak om de marketing en sales van ondermeer A4-zone west en Schiphol Logistics Park op zich te nemen.

ACT MASTERPLAN 79


9 Uitvoeringsstrategie

9 Uitvoeringsstrategie

Ook zijn er op basis van het Streekplan afspraken om de selectiviteit bij bedrijfsvestiging te bewaken. In het kader van de vereniging Amsterdam Airport Area werken publieke en private partijen ook al samen bij de internationale marketing van de Schipholregio. Partijen zullen in de Samenwerkingsovereenkomst tot aanvullende afspraken komen om ACT ‘Beyond logistics’ verder inhoud te geven via de ontwikkeling van nieuwe concepten, en tegelijkertijd komen tot een gemeenschappelijke marketing naar – internationale – partijen. Daarmee wordt voorkomen dat terreinen los van elkaar in de markt worden neergezet met het risico van versnippering en minder optimale bedrijfsvestigingen. In het kader op de volgende pagina zijn enkele kenmerkende begrippen voor ACT uitgewerkt. Communicatie is uiterst belangrijk voor de gekozen positionering en verdient een professionele aanpak. Als communicatie­ middelen worden onder meer een huisstijl, website, gebiedsfolder, nieuwsbrief, beeldbank, beursstand en een jaarverslag onderscheiden. Een en ander wordt verder uitgewerkt in het gezamenlijk door partijen opgestelde communicatieplan ACT.

9.3 Afstemming publieke en private partijen De verschillende bedrijventerreinen hebben in wisselende verhouding deels dezelfde grondeigenaren (m.n. Schiphol Real Estate en SADC). Haarlemmermeer is zowel als grondeigenaar als publieke partij bij de projecten betrokken. SADC is zelfs specifiek opgericht om voor de afstemming tussen de verschillende bedrijfsterreinontwikkelingen zorg te dragen. Voor eigenaren die slechts bij één ontwikkeling zijn betrokken bestaat het risico dat zij slechts in beperkte mate kunnen meespreken over de ontwikkeling van het gebied als geheel. Om ook deze belangen van eigenaren te waarborgen zullen alle grondeigenaren worden gevraagd aan de gezamenlijke stuurgroep deel te nemen. Zo is de KLM weliswaar één van de initiatiefnemers geweest voor het Manifest Werkstad A4, maar heeft als grondeigenaar van Schiphol Logistics Park tot nu toe nog niet aangesloten bij de stuurgroep, de zogenoemde Cockpit. Meerwaarde voor een partij als de KLM is zowel de positionering als de gemeenschappelijke afstemming. De KLM zal dan ook gaan deelnemen aan de Cockpit. ACT zal afspraken maken met projecten en publieke partijen om een aantal thema’s

Figuur 9.1: Tabel grondeigenaren ACT.

A4-zone West Gemeente Haarlemmermeer SADC Schiphol Real Estate

• • •

KLM AM

80 ACT MASTERPLAN

SLP

• • •

Spl Zuidoost

gezamenlijk uit te werken. Te denken valt aan afspraken over duurzaamheid, externe veiligheid, energieinfrastructuur, groen/water systeem, parkmanagement, vervoersmanagement, luchtkwaliteit en de non-fysieke pro­ jecten zoals benoemd in het vorige hoofdstuk. Een apart programmabureau zal in het kader van ACT deze afstemming coördineren. De gemeente Haarlemmermeer heeft aangegeven bereid te zijn ook zijn publieke taken in een dergelijk verband af te stemmen. Zonder samenwerking zal de gemeente zich vanuit haar eigen verantwoordelijkheid de kaders stellen voor deze thema’s. Het programmabureau coördineert deze afstemming bij de uitvoer van de verschillende werkzaamheden. Overkoepelend vraagstuk is voor welke onderdelen gezamenlijk moeten worden opgepakt of waar afstemming voldoende is met andere woorden: wat moet gezamenlijk, en wat kan individueel (per project). Het vervolg van deze paragraaf gaat in op de agenda voor het raakvlakmanagement. Bewaken uitgangspunten Masterplan De partijen die participeren in ACT dienen zich volledig te conformeren aan de in Hoofdstuk 4.2 omschreven kernwaarden. Voor een aantal omschreven raakvlakken met andere gebieden en ontwikkelingen zijn publieke actoren als de provincie NoordHolland en de gemeente Haarlemmermeer kaderstellend. Gezien het gegeven dat uiteindelijke toetsing ook bij de publieke actoren plaatsvindt, hebben zij de mogelijkheid publiekrechtelijke instrumenten in te zetten als machtsmiddel om raakvlakmanagement af te dwingen. Het programmabureau zal zoals eerder gesteld de kernwaarden verder meetbaar moeten maken zodat daarop kan worden gestuurd.

Uitbouwen positioneringsconcept

Een marktgerichte aanpak

Een duurzame aanpak

De nieuwe positionering waarbij een unieke,

De concepten kunnen door private partijen

Kenmerkend voor een sterke identiteit is de

duurzame wereld wordt gecreëerd heeft een

ontwikkeld worden en in de markt worden

duurzaamheid ervan, het staat als een rots

andere aanpak dan bij de ontwikkeling van

gezet. Het gaat dan om zowel het

en kan tegen een stootje. In een tijd van

traditionele bedrijventerreinen. Kenmerkende

voorzieningencluster als de uitgifte van

snelle ‘consumptie’ van bedrijventerreinen

begrippen zijn ‘innovatief’, ‘samenhangend’,

gronden daaromheen. Om te voorkomen dat

is het noodzaak om duurzaamheid van te

‘marktgericht’, ‘flexibel’, ‘doortastend’,

marktpartijen bij een mindere economische

voren in te bouwen. Hieraan wordt

‘duurzaam’ en ‘communicatief’.

conjunctuur niet het eindbeeld willen

momenteel door ACT hard gewerkt, doordat

vasthouden, zal van te voren goed moeten

gekozen is voor een benadering met als

Een innovatieve aanpak

worden nagedacht over de inhoud van de

uitgangspunt het denkraam Cradle to Cradle.

ACT in zijn nieuwe gedaante betekent

concepten, de beeldkwaliteit en de wijze van

Essentieel voor een duurzame ontwikkeling

afscheid nemen van oude gewoonten.

handhaving ervan. Marktgericht betekent

is de oprichting van een onafhankelijk

Het gaat niet enkel meer om kavelverkoop

dat er daarnaast ruimte is voor nieuwe

kennisplatform met als doel het bundelen

maar om het ontwikkelen van een gebied

ontwikkelingen op het gebied van

van kennis en krachten waarmee het denk­

met een unieke identiteit. Hier kan alleen

luchtvrachtlogistiek.

raam Cradle to Cradle zich kan ontwikkelen.

wordt op een visie op de toekomst van ACT.

Een flexibele aanpak

Een communicatieve aanpak

De in hoofdstuk 4 omschreven kernwaarden

In het vasthouden van het positionering­

Gekozen is voor een positioneringconcept

dienen hiertoe centraal te staan bij de

concept is een flexibele houding noodzakelijk.

waarbij het merk centraal staat en sterk

ontwikkeling van ACT. Het programma­

Vijf jaar geleden hadden we niet kunnen

gefocust wordt op de doelgroep.

bureau zal deze kernwaarden verder

bedenken dat rondom Schiphol een mode-

Getracht wordt om de doelgroep te verleiden

meetbaar moeten maken zodat daarop kan

cluster zou ontstaan en dat duurzame

door het aanbieden van een unieke wereld

worden gestuurd.

ontwikkeling zo’n grote vlucht zou nemen.

die aansluit bij de belevingswereld van de

Een samenhangende aanpak

Een doortastende aanpak

continu richting diezelfde doelgroepen

Rondom ACT zijn vele partijen actief met

ACT zal tijd nodig hebben om een ‘unieke

wordt gecommuniceerd. Enerzijds via

diverse werkgroepen en overleggen.

eigen wereld’ te worden. Dit kan echter

de diverse marketingmethoden voor

Het risico bestaat dat de projectresultaten

alleen wanneer vanaf het begin de nieuwe

de doelgroepen, anderzijds door contact

alle kanten opgaan en elkaar niet meer

identiteit naar buiten wordt gecommuniceerd.

te houden met de doelgroepen om te

versterken. Samenhang is daarom uiterst

Door continu het beeld neer te zetten,

kunnen anticiperen op trends.

belangrijk, zeker in een periode waarin een

waarbij uiteraard ook steeds voeling met de

nieuw positioneringconcept wordt door­

markt wordt gehouden, wordt de visie

gevoerd. Een programma aanpak is nodig

scherper en wordt een imago gecreëerd

om te kunnen sturen op de ambities zoals

dat betekenis heeft voor de gewenste

verwoordt in dit Masterplan.

ondernemingen.

succes worden behaald wanneer gestuurd

doelgroep. Dit kan echter alleen wanneer

ACT MASTERPLAN 81


9 Uitvoeringsstrategie

Duurzaamheid In dit Masterplan wordt de ambitie uitgesproken ACT met behulp van de ontwerpfilosofie Cradle to Cradle tot meest duurzame bedrijven­ terrein van Europa te maken. Wat betreft de uitwerking van Cradle to Cradle is het van belang de geformuleerde duurzaamheidsambities uit te werken tot concrete (pilot) projecten. Externe veiligheid Vliegverkeer brengt risico’s op de grond met zich mee. Ook het transport van gevaarlijke stoffen over weg (onder andere LPG), rail, water en buisleidingen gaat gepaard met een zeker risico. Door bebouwing in veiligheidszones kan het groepsrisico toenemen. Door toename van de verkeersintensiteiten op weg, water en

Figuur 9.3: Referentie duurzame inrichting.

82 ACT MASTERPLAN

9 Uitvoeringsstrategie

rail kunnen de risico’s langs de betreffende routes toenemen als gevolg van een vergrote kans op verkeersongevallen. Uitgangspunt is dat er geen toename plaatsvindt van risico en groepsrisico (luchtvaart, weg-, water- en railverkeer). In de Masterplan­ kaarten zijn de LIB-normen rond Schiphol, inclusief de belemmeringen ten aanzien van nieuwe bestemmingen, als uitgangspunt genomen. Deze veiligheidszones zijn benut voor bestemmingen met een lage personendichtheid, bijvoorbeeld parkeren. Daarnaast vormen de A4 en N201 onderdeel van de Route Gevaarlijke Stoffen (invloedsgebied maximaal 200 meter). Het plan houdt rekening met de inpassing van veiligheidszones rond LPGstations en langs buisleidingen. De LIB-normen zorgen voor diverse ruimtelijke restricties. In verband met de beperkte mate waarin inrichtingsvoorstellen op dit moment zijn te concretiseren dienen de ruimtelijke implicaties van de LIB-normen in de toekomst nader onderzocht te worden.

Energie-infrastructuur Gebruik van fossiele brandstoffen door bedrijven en glastuinbouw leidt tot CO2-uitstoot. ACT streeft ernaar CO2-neutraal te zijn door energie­ besparing, efficiency en grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Het Masterplan maakt nog geen keuze voor de wijze van energievoorziening van ACT, wel worden kansen benoemd. In de uitwerking van het Masterplan is het nodig een energievisie voor de gebieden behorende bij ACT op te stellen. Groen- en watersysteem Bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer kunnen leiden tot aantasting van natuur- en leefgebieden van beschermde soorten flora en fauna. ACT vormt een belangrijke schakel tussen stedelijke groengebieden en grote aaneengesloten droge en natte natuurgebieden. Daarnaast kan bebouwing leiden tot verstoring van de bodem, bijvoorbeeld door ophoging en – ondermeer als gevolg daarvan – inklinking. Bebouwing leidt tot toename van verhard oppervlak. De grote piekafvoer bij neerslag die hiervan het gevolg is, dient te worden opgevangen door bijvoorbeeld de aanleg van

groendaken en waterretentiebekkens. Inlaat van gebiedsvreemd water bij droogte kan de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloeden. Klimaatveranderingen kunnen deze problemen versterken (meer neerslag, langere droogteperiodes). Het groen-en water­ systeem op de bedrijventerreinen van ACT dient dan ook uitgewerkt te worden in samenhang met de gewenste ruimtelijke structuur en met zijn omgeving. Parkmanagement Om de gemeenschappelijk gekozen identiteit en bijbehorend ambitieniveau verder te ontwikkelen en uit te werken, is het mogelijk om een aantal fronten te sturen op het kwaliteitsniveau van ACT. De primaire taak van de organisatie is het op managementniveau sturen van de (ruimtelijke) inrichting, het aanbod aan voorzieningen en het beheer van een locatie, met als doel het structureel ontwikkelen en vasthouden van het gewenste kwaliteitsniveau van de bedrijfsomgeving. Het gebiedsmanagement op de bedrijventerreinen zal plaatsvinden op het niveau van de individuele terreinen behorende bij ACT,

zodat nauwkeurig ingespeeld kan worden op de kansen per locatie. Mobiliteit ACT zal waarschijnlijk leiden tot een toename van personen- en goederenverkeer. Om de effecten op bereikbaarheid, leefbaarheid en energie zoveel mogelijk te beperken dienen de verschillende vervoerstromen binnen ACT optimaal te worden geaccommodeerd. Zo zal een groot deel van het goederenvervoer worden afgewikkeld via de OLV. Uitgangspunt bij ACT is daarnaast het beperken van het aantal handelingen met luchtvracht en het zoveel mogelijk bundelen van ladingen. Bij het personenvervoer ligt de nadruk sterk op het minimaliseren van het woon-werkverkeer met de auto. Ten behoeve hiervan dienen het openbaar vervoer en langzaamverkeersroutes een aantrekkelijk alternatief voor de auto te zijn. Hiertoe wordt een goede OV- en fiets­ ontsluiting ontwikkeld. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van intensieve bebouwing rondom HOV-­knooppunten. Onderzocht moet worden op welke wijze de effecten van het personen- en goederen­verkeer binnen ACT beperkt

kunnen worden. Voor het goederen vervoer betekent dit het nader uitwerken van het totale logistieke systeem (OLV, vervoerswaardestudie, keten­integratie en logistieke innovaties). Ter beperking van het woon-werkverkeer met de auto dienen daarnaast de langzaamverkeersroutes en openbaarvervoersverbindingen (onder meer op basis van het Regionaal Verkeer & Vervoerplan) uitgewerkt te worden. Verder onderzoek is daarnaast nodig voor innovatieve vervoersconcepten en mobiliteitsmanagement (onder meer bedrijfsvervoer van en naar OV-haltes). Luchtkwaliteit Toename van intern en extern transport van goederen en personen kan leiden tot toename van uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en een verslechtering van de luchtkwaliteit. Met behulp van maatregelen als de bundeling van ladingstromen, verhoogde efficiency in de knoop, modal shift en schonere transport­ systemen wordt in ACT de emissie van NO2 en fijn stof (PM10) beperkt. Afhankelijk van technologische ontwikkelingen kan op termijn zelfs uitstoot worden voorkomen. Uitgangspunt

ACT MASTERPLAN 83


9 Uitvoeringsstrategie

9 Uitvoeringsstrategie

als private partijen dat wensen, aangevuld met een door hen aan te wijzen kwaliteitsfunctionaris. Ook kan gedacht worden aan een vertegenwoordiger benoemd vanuit provincie en stadsregio. Het supervisorsteam heeft daarmee tot taak de stuurgroep (Cockpit) te adviseren over de verwezenlijking van ACT volgens de daaraan gestelde architectonische, duurzaamheids-, esthetische en stedenbouwkundige eisen.

is hierbij toepassing van de best bestaande technieken op het gebied van duurzaamheid, eventueel te regelen via de milieuvergunning. Om de luchtkwaliteitproblematiek voor het totale gebied in beeld te brengen is het van belang rekening te houden met de programmering van het gebied. Dit inzicht schept de mogelijkheid om in termen van maatregelen, sturend in te spelen op luchtkwaliteiteffecten. Als onderdeel hiervan zal de fijnstofproblematiek op bestemmingsplanniveau verder worden uitgewerkt. Stedenbouw en RO Bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer leggen direct of indirect beslag op de schaarse ruimte in de regio. De inrichtingsopgave voor het gebied is om het ontwerp zoveel mogelijk af te stemmen op het gebruik door toekomstige generaties. Uitgangspunt hiervoor vormen de duurzaamheidsprincipes van Cradle to Cradle. Het op dusdanige schaal ontwerpen van gebieden volgens dit principe is tot dusver nog niet eerder gebeurd. Wel zijn er in Nederland inmiddels diverse initiatieven die zich in een vergelijkbare fase bevinden (Venlo, Almere, Amsterdam Zuidas). Om het pionieren in goede banen te leiden wordt aansluiting gezocht bij een op te richten regionaal kennisplatform.

84 ACT MASTERPLAN

Non-fysieke toepassingen Een belangrijk onderdeel van het positionerings­­ ­concept ACT bestaat uit de non-fysieke toepassingen zoals onderwijs en arbeidsmarkt, logistieke innovaties en veiligheidsconcepten. Voor ACT bestaat de mogelijkheid de verschillende marktinitiatieven ruimtelijk en organisatorisch te faciliteren. Hierbij valt te denken aan het uitwerken van ruimtelijke condities bij het optimaliseren van douaneafhandeling of veiligheid. 9.4 Kwaliteitsborging Een uitdrukkelijke doelstelling van ACT ‘Beyond logistics’ is om de innovatieve en duurzame kwaliteit van de verschillende projecten te garanderen. ACT stelt dan ook voor om te komen tot een supervisorsteam dat zowel partijen als gemeente adviseert over de plannen. Het team moet enerzijds zorgen dat de gewenste kwaliteit wordt gerealiseerd, maar kan ook zorgen voor een goede afstemming met andere toetsende instanties, zoals het welstandstoezicht. Het supervisorsteam krijgt een onafhankelijke rol. Gedacht kan worden aan door de Cockpit aan te wijzen des­ kundigen op het gebied van architectonische, esthetische, stedenbouwkundige kwaliteit en duurzaamheid. Het supervisorsteam wordt

9.5 Multimodaliteit Voor de vier A4-zone west, SLP, Schiphol Zuidoost en Geniepark geldt dat de betrokken partijen goed in staat worden geacht te komen tot realisatie van de betreffende projecten binnen de kaders van het Masterplan. Minder duidelijk geldt dit voor het realiseren van de multi­modale ontsluiting van ACT. Het project heeft een reikwijdte die alle projecten overstijgt en ook deels (HST-Cargo) ver buiten de ruimtelijke kaders effecten heeft. Voorgesteld wordt dan ook om voor het onderdeel ‘multimodaliteit’ te starten met een aparte project­ aanpak. Vooralsnog wordt er voor gekozen hiervoor een leidende rol te leggen bij de grond­ bankpartners van de A4-zone west. Zij hebben: - het grootste belang bij de realisatie van de OLV; - binnen haar plangebied wordt een groot deel van het multimodale systeem (Truckterminal, Railterminal) gerealiseerd; - de meeste mogelijkheden om de OLV optimaal te integreren in de ontwikkeling van het terrein en vastgoed; - een in potentie hoge opbrengstcapaciteit (afhankelijk van het succes van ACT als geheel). De grondbank A4-zone west pakt als initiatief­ nemer de planontwikkeling actief op om te komen tot een business case voor de OLV, Truckterminal en Railterminal. In het vervolg

zullen afspraken moeten worden gemaakt met SLP en Schiphol Zuidoost over verdere samen­ werking vindt via het afsluiten van individuele overeenkomsten over realisatie van de OLV op de gronden in eigendom van deze entiteiten. De Stadsregio Amsterdam, provincie NoordHolland, Schiphol en Flora Holland hebben aangegeven te willen onderzoeken welke specifieke rol zij kunnen spelen bij de realisatie van het multimodale concept. De Rijksoverheid onderzoekt zijn betrokkenheid via de afspraken over ACT als kandidaatproject in het kader van het Urgentieprogramma Randstad. De feitelijke realisatie en exploitatie van OLV, Truckterminal en Railterminal zal naar alle waarschijnlijkheid op basis van tenders aan de markt worden overgelaten. 9.6 Conclusies en Organisatie Het voorgaande leidt in hoofdlijnen tot onderstaand organisatiemodel (figuur 9.2). De samenwerkingsovereenkomst zal deze taakverdeling tussen partijen vastleggen. De uitvoeringsstrategie van ACT is gebaseerd op het realiseren van samenwerking en afstemming tussen partijen. Onderdeel hiervan zijn afspraken over een gemeenschappelijke positionering van de betrokken bedrijfsterreinen. Daarnaast worden met de diverse publieke en private participanten afspraken gemaakt om gemeenschappelijke thema’s als duurzaamheid, externe veiligheid, energie-infrastructuur, groen/water systeem, parkmanagement, vervoersmanagement, luchtkwaliteit en nonfysieke projecten gezamenlijk uit te werken. Om de innovatieve en duurzame kwaliteit van de projecten te garanderen wordt binnen ACT een supervisorsteam opgericht dat naast kwaliteitsborging zorgt voor afstemming met andere toetsende instanties. Vanwege het projectoverstijgend belang wordt voor het multimodaal systeem een aparte

projectorganisatie voorgesteld waarbij vooralsnog een leidende rol is weggelegd voor de grondbankpartners van de A4-zone west. De beknopte uitvoeringsstrategie als omschreven in dit hoofdstuk vormt de basis voor de uit te werken samenwerkingsovereenkomst ACT. Al met al ontstaat op basis van deze overeen-

komst een nieuw samenwerkingsverband. De partijen die dit Masterplan tot stand hebben gebracht kunnen daarmee hun taak afsluiten. De vraag vanuit de markt in oktober 2005 om te komen tot een integrale aanpak, is daarmee nu in de fase van uitvoering gekomen.

Figuur 9.2: Organisatiemodel ACT.

Schiphol

SADC

GHM

PNH

AM

Overigen

Sturing Afstemmings thema’s

Cockpit

Supervisors team

Programmabureau

Publieke toetsing

Coördinatie Multimodaliteit

Schiphol ZO

SLP

A4W

Genie-park

ACT MASTERPLAN 85


Literatuurlijst

Literatuurlijst Ministerie van EZ (2004), Pieken in de delta, gebiedsgerichte economische perspectieven. Ministerie van EZ (2002), Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein. Ministerie van V&W (2006), Perspectief op logistiek. Ministerie van V&W (2007), Urgentieprogramma Randstad : Naar een duurzame concurrerende topregio. Ministerie van V&W (2004), Verkenning Haarlemmermeer-Almere : Integrale MIT-verkenning van de verkeers- en vervoersproblematiek. Ministeries V&W, VROM en EZ (2005), Mainport Schiphol, Achtergronddocument. Ministeries VROM, L&V, V&W en EZ (2006), Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling. Programmacommissie Noordvleugel Randstad (2006), Pieken in de Noordvleugel. Provincie Noord-Holland (2003), Streekplan Noord-Holland Zuid. Provincie Noord-Holland (2007a), Bereikbaarheid Schiphol A4 Corridor Zuid MIT verkenning. Provincie Noord-Holland (2007b), Vestigingslocaties Schiphol, een globale verkenning voor de lange termijn. Rakhorst, A. (2007), Duurzaam ontwikkelen; een wereldkans. Rand Europe (2004), Bereikbaarheid en concurrentiekracht van mainports en de Randstad. Regio Randstad (2004a), Randstad: “Ready for Take-off�. Regio Randstad (2004b), Een gezamenlijke metropolitane strategie en een economische agenda voor een internationaal concurrerende Randstad. Regio Randstad (2007), Randstadmonitor 2006. Regioplan (2005), De economische betekenis van luchtvracht: huidig belang en kansen voor morgen. Ruimtelijk Planbureau (2007a), De toekomst van Schiphol. Ruimtelijk Planbureau (2007b), Reactie Pieken in de Delta. Schiphol Group (2006), Feiten en cijfers 2006. Schiphol Group (2007a), Factsheet vracht. Schiphol Group (2007b), Ruimtelijk ontwikkelingsplan Schiphol 2015. Schiphol Group (2007c), Vrachtstrategie Amsterdam Airport Schiphol.

Stichting Connekt (2002), Optimalisatie van Luchtvaartnetwerken.

SenterNovem (2006), Samenhangend bedrijventerreinenbeleid. SEO (2006), Ontwikkeling Schiphol tot 2020-2040 bij het huidige beleid. Stadsregio Amsterdam (2004), Regionaal Verkeer & Vervoerplan (RVVP)

Strategem en Adecs Air Infra (2007), Internationale Benchmark capaciteitsontwikkeling luchthavens. Strategem en Buck Consultants International (2007), Locatiekeuze luchtvracht, Het belang van Werkstad A4.

Stadsregio Amsterdam (2007), Uitvoeringsstrategie Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka). Stallingsbedrijf Glastuinbouw Nederland (SGN) (2007), Masterplan PrimAviera.

86 ACT MASTERPLAN

Worldbank (2007), Connecting to Complete. Trade Logistics in the Global Economy.

ACT MASTERPLAN 87


88 ACT MASTERPLAN


ACT, Amsterdam Connecting Trade, is de naam voor het nieuwe logistieke knooppunt ten zuiden van Schiphol. Het wordt de meest innovatieve en duurzame vestigingslocatie ter wereld voor logistieke en aanverwante ondernemingen. Dé plek voor internationaal succes, dankzij de best denkbare vervoersmogelijkheden via lucht, snelweg, spoor en water. En dankzij tal van geavanceerde voorzieningen om mensen, goederen en informatie met elkaar te verbinden.

Het concept gaat verder dan economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Het unieke van ACT is dat het geheel duurzaam wordt opgezet, met zo veel mogelijk gesloten kringlopen zonder verontreiniging of verspilling. Ook de ruimtelijke inrichting wordt speciaal: open, toegankelijk en van een hoge architectonische kwaliteit. Dit vraagt om ondernemingen die zich thuis voelen in deze unieke wereld. Die deel willen uitmaken van, en hun bijdrage willen leveren aan het ultieme fysieke en sociale netwerk van ACT, beyond logistics.

ACT is een initiatief van AM, gemeente Haarlemmermeer, provincie Noord-Holland, SADC en Schiphol Group. Het Masterplan ACT is gedrukt door de milieuvriendelijke drukkerij GraVisie. Het FSC keurmerk zorgt ervoor dat bossen, zowel tropische als niet – tropische, goed worden beheerd. Door papier met een FSC keurmerk te gebruiken worden de verschillende belangen – milieu- mens en economie, evenwichtig afgewogen. Het betekent bovendien dat het Masterplan tot stand komt door maatschappelijk verantwoord ondernemen. Drukkerij GraVisie is een van de meest innovatieve milieuvriendelijke drukkers in Nederland. Met zowel het milieu als het FSC certificaat, sterven zij er naar het productieproces zo schoon (milieuvriendelijk ) mogelijk te laten verlopen.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.