
4 minute read
Kunsthistorie, Tiny Houses
Tiny Houses toen en nu
Tiny Houses zijn oorspronkelijk ontstaan uit bittere armoe. Eind 19e eeuw tot in de jaren 30 van de 20e eeuw waren ze daarom in de Verenigde Staten populair. Ook na rampen waarbij velen dakloos werden, zoals de verwoestingen door de orkaan Katrina in Mississippi en New Orleans was het bouwen van Tiny Houses een oplossing. Ze waren goedkoop, snel te bouwen namen minder bouwgrond in beslag.
Advertisement
Deze huisjes hadden enkele gedeelde voorzieningen zoals een wasplaats of een moestuin, een gezellige plek om elkaar te ontmoeten. Er werd slim gebruik gemaakt van innovatieve technologieën in de beperkte ruimte.
Later ontstond de ‘tiny-houses movement’. Deze is niet op armoede gebaseerd, maar op een filosofie die kleiner wonen, eenvoud, duurzaamheid en leven met minder spullen bepleit. Kortom een leefstijl die draait op wat werkelijk belangrijk is en ecologisch verantwoord. Het gebruikte materiaal was duurzaam, van goede kwaliteit en de huisjes zijn esthetisch om te zien.
Begin 1900 schreef de stadse Paula uit Amsterdam, de vrouw van de schilder Dirk Ocker, aan haar familie in het westen van het land: “De mensen hier in de Plasmolen zijn zo primitief dat ze nog in holen onder de grond leven.” Zij duidde op de plaggenhutten die midden 19de eeuw door de allerarmste mensen gebouwd werden. Ze bestonden uit een uitgegraven hol, bedekt met heideplaggen. Daarvan moeten er toentertijd nog enkele gestaan hebben getuige het citaat van J.S. Göbel uit de gids uit 1909 “Plasmolen en omstreken, het mooiste plekje van ons land”. “Eenvoudige leemen hutten en boerenhoeven, nog in aantal te vinden getuigen niet van weelde, toch bespeuren we aan de bouw der huizen eenige vooruitgang, daar zij nu uit meer deugdelijk materiaal zijn opgetrokken, terwijl er kortgeleden nog leemen hutten in aantal te vinden waren. …...Ten spijt der landschapsschilders die vaak de Plasmolen bezoeken, zijn die allen verdwenen.” Hoe woonden de Plasmolense kunstenaars begin 20ste eeuw?
De Molen van Niehorster


Interieur van de blokhut van Theo Deckers, geschilderd door Jacques van Mourik
Jacques van Mourik woonde aanvankelijk in een ‘hut’ aan het Groene water en leefde er van bessen, noten en konijntjes die hij ving. Het gebied waar zijn hut lag is nu onbereikbaar, restanten zijn er niet meer. Later bouwde hij een woonhuis aan het ven. Hij gebruikte stoelen als een schildersezel ofwel groef een greppel om grote doeken in te zetten. In de deur zaten talloze punaise-gaatjes ontstaan als hij op papier werkte. Mies Tom, zijn tweede vrouw, zorgde dat hij een atelier kreeg: ‘Het Torentje’. Dit werd, evenals zijn huis verwoest in WO II.
Dirk Ocker woonde in het bos in een zeer eenvoudig huisje. Voor zijn grote doeken groef hij een greppel in de kamer om het spieraam te fixeren. Paula hing door het hele huis dennentakken vanwege de frisse geur. Je kon precies zien waar er gelopen werd omdat daar de spinnenwebben weg waren.
Van Gerard Cox sr. is bekend dat hij altijd zijn huis zelf bouwde. Als hij de drukte van het grote gezin zat was ging hij ergens anders wonen. Eerst in een houten atelier met alleen een kachel en bed. Naarmate de behoefte aan ruimte groeide, groeide ook het huis. Maar altijd eromheen de tuin met de mooiste bloemen. Deze organische gegroeide huizen werden door zijn kinderen hutten genoemd.
Peter Job woonde in 1919 aanvankelijk in bij het gezin van Jacques van Mourik en zijn vrouw Marie Cox en dochtertje Ity. Later schonk zijn vader hem geld om een stuk grond van een hectare te kopen. Timmerlieden uit Middelaar bouwden er een huis met atelier van zes bij tien meter. Naderhand mocht Theo Deckers hier wonen. Binnen stond een Salamanderkacheltje, voor het raam een tafel waarop een weckpot met kwasten, een divan waarop hij sliep en een oude piano waarbij de vilten hamertjes voorzien waren van punaises. De klavecimbel van de armen. Aan een spijker hing zijn onvermijdelijke fluwelen jasje.
Van Niehorster is bekend dat hij eerst in een soort hut woonde, maar toen hij trouwde met Sibedien van de Berg in 1924 kreeg hij van zijn schoonvader de windmolen met woning op de Jansberg. Om de molen heen bouwde hij een atelier. In de oorlog was dit hét middelpunt van het culturele leven van de Plasmolense kunstenaars. Er werd gemusiceerd, toneel gespeeld, gefilosofeerd en veel georeerd. De molen, het atelier en het woonhuis werden kapotgeschoten op het einde van de oorlog, in najaar 1944.
Al met al kun je zeggen dat de kunstenaars, zeker in het begin heel sober leefden. Maar gaandeweg krijgen ze toch steeds betere huizen. Het was voor hen deels een eigen keus, de behoefte aan soberheid, midden in de natuur leven. Het waren Tiny Houses zonder de comfortabele technische snufjes van nu.
Blokhut van Theo Deckers Literatuur: J.S. Göbel: “Plasmolen en Omstreken. Gids van het mooiste plekje van ons land, geïllustreerd met plattegrond en wandelkaarten”. 1909 Rondom de Grenssteen, afleveringen 8, 12, 26, 29, 33, 51

KunstLokaalMook
Rijksweg 86, nabij het Raadhuisplein. Elke zondag open van 11.00 tot 16.00 uur. Actuele informatie m.b.t. exposities zie www.stichtingjacquesvanmourik.nl of agenda van www.maasburen.nl
Torenhuisje van Jacques van Mourik, geschilderd door Jacques van Mourik
