Het Register 2016 nr. 6: Leo Stevens tegen RB-jongeren: ‘Jullie zullen het zelf moeten waarmaken’

Page 1

HET

Register Vakblad van het Register Belastingadviseurs december 2016 | nummer 6

Jong-RB Leo Stevens tegen RB-jongeren: ‘Jullie zullen het zelf moeten waarmaken’ De personeelskant van het RB-kantoor van de toekomst Jeroen Lammers: ‘Verlaag de belasting en vergroot het rendement op investeringen’ Praktijkervaringen met de Wet werk en zekerheid



DE

n n n

Inhoud

Colofon Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00 Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/ betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb. nl; informatie over het opzeggen van het lid­ maatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.

Redactieraad Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk RB (hoofd­ redacteur) Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks RB Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveen Mr. W.J.M. (Wil) Vennix RB

Eindredactie

10

Leo Stevens tegen RB-jongeren: ‘Jullie zullen het zelf moeten waarmaken’

20

Verslag RB Jongerencongres

‘Verlaag de belasting en vergroot het rendement op investeringen’ Interview met mr. J.M. Lammers

Kamminga Publicaties, Ton Kamminga E-mail: ton@kammingapublicaties.nl

n

4

Kort & bondig

n

5

Saskia van Baal Tel.: (0345) 54 70 00 E-mail: svanbaal@rb.nl

De personeelskant van het RB-kantoor van de toekomst

n

6

Zesde jaargang, oplage 7500

Drs. S.J. Koning

Uitgever Register Belastingadviseurs E-mail: communicatie@rb.nl

Rubriek Jurisprudentie en Wetgeving Fiscaal up to Date, Eindhoven

De redactie - ‘Wie niet aan tafel zit, is de dupe’ Mr. W.J.M. Vennix RB

Advertenties

Vormgeving Twinmedia BV, Joke Boer

© Register Belastingadviseurs Niets uit deze uitgave mag worden gerepro­ duceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder vooraf­ gaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs. ‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie. Citeertitel: Het Register 2016/nr.

n

14

n

19

Jurisprudentie en wetgeving

n

25

Schenken of lenen voor de eigen woning: een praktische analyse

n

30

n

35

Het technolease drama: eens maar nooit weer? n

36

Pakket Belastingplan 2017: stilte voor de verkiezingsstorm? Bureau Vaktechniek RB

Zwaar weer Column - Prof. em. dr. H.A. Kogels

Mr. E.A. van Uunen RB

In Memoriam prof. mr. Ch.P.A. Geppaart

Mr. S.F.J.J. Schenk RB

Praktijkervaringen met de Wet werk en zekerheid n

38

Mr. J.P.M. van Zijl

www.rb.nl/het-register

Het Verenigingsnieuws

n

47

december 2016 | nummer 6 | Het Register

3


DE

Redactie

‘Wie niet aan tafel zit, is de dupe’ Bovenstaande kop staat boven een interessant artikel in het FD van 14 november 2016. Journalist Laurens Berentsen werpt in dit stuk de vraag op ‘wie in Nederland het belastingbeleid bepaalt’. Diverse meningen passeren de revue. PwC-partner Eelco van der Enden herhaalt zijn op 2 november 2016 in het FD geuite kritiek op de in zijn ogen ongezonde verstrengeling van adviespraktijk, ondernemersorganisaties en fiscus: ‘Bij de NOB zijn adviseurs lid, maar ook bedrijfsfiscalisten. Die bedrijven worden ook weer vertegenwoordigd door VNONCW. Vervolgens gaan die weer in overleg met de Belastingdienst. Iedereen kent elkaar en komt elkaar overal weer tegen.’ NOB-voorzitter Maurice de Kleer verwerpt dit beeld en meent dat Van den Enden alleen staat in zijn kritiek. Public affairs adviseur Michiel Spanjers bevestigt echter dat NOB en VNO-NCW gebroederlijk de belangen van het grootbedrijf behartigen: ‘Wie niet aan tafel zit, is de dupe. Dat zijn gewone burgers en gemiddelde ondernemers.’ Dat zijn stevige woorden, die we ons als RB-leden en -bestuur mogen aantrekken. Die gewone burgers en gemiddelde ondernemers zijn immers ónze klanten. Of het geschetste beeld klopt, kan ik niet volledig beoordelen, maar het roept zeker herkenning op. Uiteraard heeft ook het RB contacten in Den Haag en praten we mee over relevante ontwikkelingen. En natuurlijk wordt er naar ons geluisterd. Dat is echter niet te vergelijken met de entree en invloed – of zelfs macht – die VNO-NCW heeft. Verderop in dit nummer van Het Register leest u een interview met Jeroen Lammers, directeur bij VNO-NCW/MKB-Nederland met onder meer de fiscaliteit in zijn portefeuille. Hij stelt dat zijn organisatie wel degelijk ook de belangen van het mkb behartigt. Dat moeten we dan maar aannemen, maar ik stel tegelijkertijd vast dat de gemiddelde mkb’er weinig reden heeft om blij te zijn met de behandeling door de overheid. Die ondernemer merkt bijvoorbeeld vooral dat het alleen maar moeilijker en duurder is geworden om mensen in dienst te nemen en er later weer afscheid van te nemen. Die stelt vast dat de problematiek van het pensioen in eigen beheer jarenlang heeft voortgesleept voordat er een oplossing kwam (waarbij op de uitvoering en de gemaakte keuzes bovendien erg veel is aan te merken). En die ondernemer krijgt tot zijn ontzetting in de vennootschapsbelasting standaard € 2639 boete om de oren bij een te late aangifte en minimaal 8% rente als te laat wordt opgemerkt dat de voorlopige aanslag te laag is geweest. Of neem het feit dat met de vervanging van de VAR door de Wet DBA ‘geen wijzigingen werden beoogd’, maar dat de Belastingdienst het momenteel wel bijna onwerkbaar maakt voor zowel (potentiële) opdrachtgevers als opdrachtnemers. En zo kan ik nog wel even doorgaan. ‘Kijk in de spiegel en bedenk wat je zelf kunt doen’, kunt u zeggen. Dan doen we ook en het RB is zeker van plan om de activiteiten richting de politiek verder uit te bouwen. Waar mogelijk en nuttig kunnen we daarbij samen optrekken met andere ondernemers- en belangenorganisaties. Maar dan wel primair op inhoud en met argumenten, niet als onderdeel van het politieke lobbycircuit. De gewone burgers en gemiddelde ondernemers moeten weer aan tafel!   <<< Mr. W.J.M. (Wil) Vennix RB Voorzitter Register Belastingadviseurs, redactielid Het Register en partner bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs te Tilburg

4

Het Register | december 2016 | nummer 6


n n n

Kort & Bondig Een op vijf bedrijven voert analyses op big data uit

Zzp’ers krijgen makkelijker NHG-hypotheek

Van de bedrijven met minstens 10 werknemers voerde een op de vijf in 2015 analyses uit op big data. De helft van deze bedrijven liet ten minste een deel van dit werk uitvoeren door een ander bedrijf, schrijft het CBS. Enerzijds gaat het bij deze analyses om eigen datasets, afkomstig van bijvoorbeeld apparaten of sensoren van het bedrijf; een op de elf bedrijven analyseert deze. Anderzijds voeren bedrijven ook analyses uit op big-databronnen buiten het eigen bedrijf, zoals sociale media (10 procent van de bedrijven). Bij grote bedrijven is big-data-analyse gebruikelijker dan bij kleine bedrijven: van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen analyseert 15 procent big data, onder bedrijven met 500 of meer werknemers zijn dat er bijna drie keer zo veel.

Het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) heeft het per 1 december 2016 voor zzp’ers mogelijk gemaakt om al na twaalf maanden zelfstandigheid een hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) af te sluiten. Voorheen moest deze groep ten minste drie jaar actief zijn als zelfstandige. Zelfstandigen kunnen voor zo’n hypotheek met NHG terecht bij SNS, Delta Lloyd, BLG Wonen, Aegon Hypotheken en RegioBank. Hiermee kan een woning worden gefinancierd met een koopsom tot € 231.132. Ook andere geldverstrekkers kunnen aansluiten bij dit initiatief. Zo start Woonfonds per 1 januari en kan men binnenkort ook bij NIBC Direct terecht. Zelfstandigen en hun hypotheekadviseurs lopen nog regelmatig tegen moeilijkheden aan bij het aanvragen en afsluiten van een hypotheek. Daarom heeft het WEW de samenwerking met experts gezocht. Zij stellen het toetsinkomen vast, op een manier die goed aansluit bij de huidige arbeidsmarkt. Er wordt meer gekeken naar iemands verdiencapaciteit, waarbij het niet uitmaakt binnen welke contractvorm iemand zijn inkomen heeft verdiend. Na bepaling van het toetsinkomen wordt het reguliere hypotheektraject gevolgd.

n Centraal Bureau voor de Statistiek, 8 november 2016

Vermindering kosten bij ontslag Werknemers die langdurig ziek zijn, houden recht op een transitievergoeding, maar hun werkgever wordt gecompenseerd uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Daar staat dan wel een verhoging van de uniforme Awf-premie tegenover. Ook krijgen caopartijen meer ruimte om af te wijken van de transitievergoeding die verschuldigd is bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. Wel moet de cao voorzien in een redelijke financiële vergoeding of in voorzieningen die de kans op nieuw werk vergroten. Eerder dit jaar kregen de sociale partners al de mogelijkheid per cao af te wijken van de ketenbepaling bij seizoenswerk. Dit alles staat in een wetsvoorstel van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat eerst nog voor advies naar de Raad van State gaat. Zie ook het artikel van Joop van Zijl elders in dit nummer. n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 11 november 2016

n Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, 22 november 2016

Senaat vraagt kabinet om eenverdiener minder te belasten De Eerste Kamer wil dat het kabinet eenverdieners niet langer onevenredig zwaar belast: het moet maatregelen nemen om de belastingtarieven voor deze groepen te normaliseren, aldus een motie van de SGP die de steun kreeg van bijna de gehele oppositie, en dankzij de geheel andere stemverhoudingen in die Kamer ook werd aangenomen. De ongelijkheid tussen een- en tweeverdieners in voor het overige vergelijkbare huishoudens is ook een gerenommeerd fiscalist als Leo Stevens een doorn in het oog. Bij diverse gelegenheden heeft hij daarover zijn ongenoegen uitgesproken. Het kabinet vindt daarentegen het zwaarder belasten van eenverdieners juist goed, omdat het denkt op die manier niet-werkende partners aan te moedigen om ook een baan te zoeken. n ANP en Eerste Kamer, 1 november 2016

<<<

december 2016 | nummer 6 | Het Register

5


n n n n

De personeelskant van het RB-kantoor van de toekomst Tijdens het voorbereiden van dit artikel viel mijn oog op de volgende ‘instructie’ van de hoofdredacteur van Het Register aan het adres van een van de medeauteurs van deze serie: ‘Gelet op het feit dat Het Register een blad is voor belastingadviseurs, zouden we vanzelfsprekend graag bijzondere aandacht zien voor de fiscale praktijk en deze liever niet op één hoop geveegd zien met de accountancy.’ Dat is klare taal en in mijn bijdrage, die gaat over de personeelskant van het kantoor van de toekomst, kan ik alvast beginnen met één goed bericht voor de fiscalisten: er is een toekomst voor hun beroep!

V Hans Koning Drs. S.J. Koning is directeur van Koning Business Solutions Veranderkracht! en onder meer bestuursadviseur en interim-­ manager bij accountants­ organisaties

6

olgens een onderzoek van Oxford University (2013) naar de automatiseerbaarheid van beroepen geldt voor accountants en auditors dat hun beroep volledig kan worden geautomatiseerd. Fiscalisten kwam ik in dit rijtje van volledig te automatiseren beroepen niet tegen. Dat zo zijnde belicht ik in deze bijdrage de vraagstelling vanuit een drietal perspectieven: n ontwikkelingen aan de personeelskant van het RB-kantoor van de toekomst die impact hebben op zowel werkgevers als medewerkers; n zaken die gevolgen hebben voor de werkgevers; n tips voor medewerkers bij de keuze van hun kantoor van de toekomst.

De personeelskant van het kantoor van de toekomst Dat het RB-kantoor dat een toekomst wil hebben voor grote uitdagingen staat, is inmiddels een open deur. Te pas en te onpas valt tegenwoordig het woord ‘disruptie’. Dit betekent niet meer en niet minder dan dat er in hoog tempo allerlei zaken veranderen die om een grote aanpassing van fiscale organisaties vragen om ook in de toekomst een zinvolle bijdrage te kunnen leveren waar klanten voor willen betalen. Het staat in ieder geval vast dat alle routinematige administratieve handelingen volledig geautomatiseerd uitgevoerd gaan worden. Dit heeft grote

Het Register | december 2016 | nummer 6

gevolgen voor met name de aangiftepraktijk. Mijn voorspelling is dat tussen nu en vijf jaar er vrijwel geen medewerkers meer in deze praktijk actief zullen zijn. Nu al speelt de vooringevulde aangifte een belangrijke rol bij de inkomstenbelasting en met de komst van de elektronische facturen zal het met slimme software ook duidelijk worden welke voorbelasting je in de btw mag aftrekken. Advisering met behulp van software en fiscale databanken Kennis is niet langer macht voor de fiscaal adviseur. Steeds meer databanken zijn vrij toegankelijk en ook voor ‘leken’ bruikbaar omdat in ‘Jip-en-Janneke-taal’ wordt uitgelegd hoe het zit. De markt van tax tech ontwikkelt zich snel; bij de fiscale dienstverlening wordt steeds meer gebruik gemaakt van het web en digitale technologie. Er komen ‘do it yourself’-websites, waar klanten fiscale documenten kunnen downloaden en invullen. Ook zal het web steeds meer worden gebruikt als marktplaats om vraag en aanbod met elkaar in contact te brengen. De aanbieders van software zitten intussen niet stil en zullen de automatisering van werkprocessen almaar verder brengen. Dit alles maakt dat de tijd dat fiscalisten de adviesvragen van hun klanten op een stapel konden leggen om die vervolgens op hun gemakje af te werken, definitief achter ons ligt. Hedendaagse klanten vragen om een 24/7


n n n n

mentaliteit van hun fiscale adviseur; de supermarkt is tegenwoordig immers ook elke zondag open? Profiel toekomstbestendige fiscale adviseur Goede vaktechnische kennis blijft de basis van de professionaliteit van de fiscalist. Die levert het inzicht in de materie en de kennis om de juiste analyses uit te voeren. De opleiding moet breed zijn, zodat een fiscalist meer een generalist is met bepaalde specialismen dan iemand die diepgaande kennis heeft van bijvoorbeeld één belastingmiddel. Doordat hij zeer vaardig is met ICT-hulpmiddelen, kan hij gemakkelijk beschikken over relevante data. Soft skills zijn heel belangrijk; de fiscalist moet goed kunnen samenwerken en communiceren. Hij moet de fiscaliteit breed kunnen uitdragen en uitleggen, niet alleen bij de vakbroeders, maar zeker ook bij de eigenaren van ondernemingen en andere relevante stakeholders. Hij moet weten wat er speelt in de samenleving – in het klein en in het groot – en moet de gevolgen daarvan voor de fiscaliteit in kaart kunnen brengen. Ethische vraagstukken, zoals fair share en corporate social responsibility, worden steeds belangrijker bij het beoordelen van organisaties. De fiscalist zal zich daarom steeds meer ontwikkelen tot een compliance coach voor de ondernemer. Hij kent diens organisatie, weet wie de klanten zijn en zal de ondernemer risicomijdend de fiscale weg wijzen. Grote veranderingen noodzakelijk voor de opleiding In 2013 deed de fiscalist Eelco van de Enden de uitspraak dat fiscale studenten de ‘hangadviseurs’ van de toekomst worden, vanwege hun werkloosheid als gevolg van een ‘old school’ opleiding. Volgens hem zijn de vakken en boeken van vandaag nog steeds ongeveer dezelfde als die toen hij 25 jaar geleden afstudeerde. Hij schetst daarmee wel een erg somber beeld, maar feit is dat er inderdaad veel moet veranderen op het onderwijsvlak van de fiscalisten. De noodzaak daartoe blijkt ook al uit het hiervoor beschreven profiel van de toekomstbestendige fiscale adviseur. Kantoren investeren jaarlijks vele miljoenen aan de opleiding en ontwikkeling van hun medewerkers. Veel van die investeringen renderen niet; medewerkers keren in eerste instantie enthousiast terug van hun opleiding – ze hebben iets nieuws geleerd – maar vallen al snel terug in hun oude gedrag. Bijvoorbeeld omdat wat ze hebben geleerd allang niet meer aansluit bij de hedendaagse praktijk. Het gebruikelijke opleidingsmodel is gebaseerd op het wegwerken van tekorten bij individuen. De idee is dat, als je die individuen opleidt op het vlak van kennis, vaardigheden en houding, dit de effectiviteit van de organisatie ten goede zal komen. Uit onderzoek is echter gebleken dat dit concept achterhaald is. Problemen bij het functioneren van organisaties worden veroorzaakt door een slecht ontworpen en ineffectief gemanaged organisatiesysteem. Dit systeem moet opnieuw worden ontworpen en het nieuwe kader vormen voor de opleiding van de individuele medewerkers. In fiscale organisaties plegen hoogopgeleide, slimme mensen te werken. Uit eigen ervaring weet ik dat pro-

Volgens Van de Enden zijn de vakken en boeken nog steeds ongeveer dezelfde als 25 jaar geleden

fessionele organisaties die veel regelcapaciteit en vormen van zelforganisatie bij hun medewerkers beleggen, veel succesvoller en leniger zijn dan de ‘old school, top down geleide piramide’ waarbij de partners zich als godenzonen gedragen. Coaching on the job als basis voor toekomstig succes Bij de meeste organisaties waar fiscalisten werken vindt er nog een eindejaarsbeoordeling plaats waarbij wordt stilgestaan bij behaalde resultaten uit het verleden. Nu kennen we allemaal de slogan: ‘Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.’ Met deze manier van beoordelen is veel tijd en geld gemoeid, met de nadruk op financiële beloning – of soms straf – gebaseerd op historisch gedrag. De leiding van accountantsorganisaties zal dit comfortabel hebben gevonden, omdat terugkijken onderdeel is van hun traditionele core business. Toch zien we met name bij de grote kantoren momenteel een kentering. Bij Deloitte werd onlangs uitgerekend dat er op jaarbasis wereldwijd 1,8 miljoen uren werden besteed aan de jaarlijkse beoordelingscyclus. Vanwege de nadruk op iemands individuele prestaties belemmert deze systematiek samenwerking en vernieuwing, twee eigenschappen die essentieel zijn voor het op lange termijn overleven van organisaties. De beoordelingssystemen ‘nieuwe stijl’ worden gedreven door de behoefte om medewerkers continu te ontwikkelen, de organisatie wendbaar te houden en om teamwerk te benadrukken. In deze tijd van toenemende schaarste op de arbeidsmarkt is de permanente ontwikkeling van de professional ook een element dat leidt tot een grotere medewerkersloyaliteit. Bij de nieuwe aanpak krijgen medewerkers veel minder formele feedback op vastgelegde momenten, maar ligt de nadruk op het coaching on the job, waarbij de leidinggevenden in de natuurlijke werkcyclus verschillende keren kort stilstaan bij het functioneren van de medewerker. Dit alles vanuit de positieve insteek om iemand verder te helpen, snel te kunnen schakelen en teamwerk te bevorderen. Zo vindt er een continue beoordeling door het jaar heen plaats.

Zaken die gevolgen hebben voor werkgevers Het toekomstgericht optimaliseren van het personeelsbestand is voor veel kantoren de moeilijkste actie in de noodzakelijke veranderopdracht. Omdat ik geen specifieke informatie heb over fiscale organisaties of afdelingen, maak ik hier toch even een uitstapje naar het aanverwante mkb-accountantskantoor. In Nederland re-

december 2016 | nummer 6 | Het Register

7


Personeelskant

n n n n

aliseert dit soort kantoren zo’n 80% van zijn omzet met dataverwerking en daaraan gekoppelde compliance en assurance (administratie, jaarrekening, controle, belastingaangiftes en salarisadministratie) en zo’n 20% met (fiscale) advisering. Mijn voorspelling is dat tussen nu en vijf jaar de dataverwerking inclusief compliance en assurance zo goed als volledig digitaal zal plaatsvinden, waardoor er nog nauwelijks mensen aan te pas komen. Aan het begin schreef ik al dat een onderzoek van Oxford University (2013) naar het beroep van accountant en auditor uitwijst dat dit volledig kan worden geautomatiseerd. Naar mijn mening geldt dit ook voor de aangiftemedewerkers. De conclusie kan niet anders zijn dan dat er voor zo’n 80% van de huidige medewerkers binnen afzienbare tijd geen werk meer is. In ieder geval niet het werk dat zij thans gewend zijn te doen. Waaraan wel een dringende behoefte is, zijn de trusted advisors, marketeers en digitale wonderkinderen. Maar helaas beschikken veel medewerkers in het huidige accountantskantoor niet over de competenties om deze nieuwe rollen in te vullen. Dat valt hen niet te verwijten, maar is simpelweg een feit. Voor de continuïteit van een kantoor is het essentieel om tijdig het personeelsbestand door te lichten en het bestaande team te confronteren met de wensen van de toekomst. En daar vervolgens op te acteren.

n b esluitvaardigheid: ze zijn actiegericht en kunnen knopen doorhakken. Daarbij volgen ze vaak hun hart en laten ze zich minder leiden door materiële zaken; n omgevingsbewustzijn: ze willen een bijdrage leveren aan een ‘betere wereld’, zijn goed geïnformeerd over maatschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen en benutten die. Ze leven niet om te werken, maar werken om te leven. De millennials kunnen helpen bij de noodzakelijke veranderingen van het kantoor. Ze zijn opgegroeid met de mogelijkheden van de digitale wereld en kunnen het web en social media inzetten voor marketing en communicatie. Met zulke competenties hebben ze bovengemiddelde adviseurskwaliteiten. Het aantrekken en behouden van millennials vraagt om maatwerk bij de carrièreplanning, waarbij rekening wordt gehouden met hun mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen en met hun persoonlijke wensen. Hun behoefte aan waardering en erkenning is iets anders dan een mooi salaris. Als vader van drie millennial-kinderen en hun aanhang geloof ik erin dat ze organisaties verder kunnen brengen en een bijdrage zullen leveren aan een betere wereld.

Aantrekkelijk werkgeverschap De instroom in de branche van de professionele dienstverleners staat onder druk. Voor een aantal functies is nu al een war on talent gaande. Voor de toekomst van het fiscale kantoor, c.q. de fiscale afdeling is een adequate instroom van millennials/generatie Y van essentieel belang. Zij hebben andere waarden en normen dan de gemiddelde partner van een kantoor, die dat over het algemeen is geworden door heel hard te studeren en te werken. En die een flinke inkoopsom ten behoeve van de zittende maten heeft gestort. Competenties waar een millennial hoog op scoort, zijn: n ondernemerschap en initiatief: ze denken vooral in kansen en beginnen liever als zzp’er dan te wachten op een passende baan. Ze denken in netwerken en niet in hiërarchieën; n klantgerichtheid: ze onderzoeken de wensen en behoeften van klanten en handelen hiernaar. Daarbij maken ze gebruik van het web en social media. Klanttevredenheid is heel belangrijk voor hen;

Bij de keuze of iemand wil blijven werken bij zijn huidige kantoor of dat het tijd wordt om zich te oriënteren op een andere baan, adviseer ik om een antwoord te krijgen op de volgende vragen: n Wat is de toekomstvisie van het kantoor? n Hoeveel vertrouwen is er in de samenwerking op het kantoor? n Hoeveel variatie is er in de samenstelling van het personeelsbestand? n Hoeveel veranderbereidheid en -kracht is er in de organisatie aanwezig?

Voor zo’n 80% van de huidige medewerkers is binnen afzienbare tijd geen werk meer, althans niet het werk dat ze nu doen

8

Het Register | december 2016 | nummer 6

Tips voor medewerkers bij de keuze van hun kantoor van de toekomst

De toekomstvisie van het kantoor Waar moet zo’n visie aan voldoen? Er zijn vele formats voor strategische plannen beschikbaar. Wat heel belangrijk is om mee te beginnen, is het waarom van het kantoor: welke waarden, normen en overtuigingen drijven de eigenaren? Organisaties die een antwoord hebben op deze waaromvraag, zijn succesvoller dan organisaties die praktisch bezig zijn met het wat en het hoe. Apple heeft een prachtig antwoord op de waaromvraag: zij zijn er om geavanceerde technologie eenvoudig te maken voor mensen. En dat is ze gelukt! Waardegedreven organisaties zijn aantrekkelijker voor jonge mensen die een zinvolle bijdrage willen leveren aan de samenleving. Vervolgens komt het waartoe aan de orde: wat is de ‘jongensdroom’ van de leiding, de ‘stip aan de horizon’ voor 2020? Daarna gaat het erom voor wie je het allemaal doet. Wie wil je tot je klanten rekenen en met welke stakeholders moet je rekening houden? De volgende stap is praktisch van aard. Wat ga je de komende periode concreet doen (jaarplan)?


n n n n

Vertrouwen in samenwerking Vertrouwen is: n de bereidheid van een persoon of groep om afhankelijk te zijn van de daden van een andere persoon of groep; n geloven dat een ander eerlijk is of dat iets goed zal gaan; n de verwachting van iemand dat degene die hij vertrouwt, zal handelen op een manier die hem niet zal benadelen, met het risico in een nadelige positie te belanden als die ander dit vertrouwen schaadt. Als er geen vertrouwen in elkaar is, komt daarvoor een houding in de plaats die wordt gedreven door onkwetsbaarheid, denken in bedreigingen en het ontwikkelen van allergieën voor de ander. Een gedegen vertrouwensbasis is een noodzakelijk fundament voor een succesvol kantoor. Het komt regelmatig voor dat er in een partnerteam of op een afdeling of tussen afdelingen grote spanningen zijn die een succesvolle samenwerking frustreren. Mijn advies: onderzoek dit zorgvuldig want bij een vertrouwenscrisis is de kans dat een kantoor of een afdeling succesvol de toekomst zal ingaan, zeer klein. Variatie in personeelsbestand Voor een succesvol voetbalelftal vinden we het heel vanzelfsprekend dat het team bestaat uit een variëteit aan kwaliteiten die elkaar goed aanvullen. Bij het gemiddelde kantoor zien we echter nog steeds veel ‘blauw’ (= introvert/taakgericht) in het ‘eerste elftal’ (veel verdedigers en weinig aanvallers). Bij de kantoren in onze branche is de samenstelling van dat eerste elftal vaak historisch gegroeid en kunnen of willen we geen wissels toepassen. De ervaring heeft mij geleerd dat een weloverwogen mix van vakmanschap, leiderschap en ondernemerschap kenmerkend is voor de meest succesvolle en innovatieve

kantoren, onder de voorwaarde van een gezonde vertrouwensbasis. Nog steeds zien we te weinig vrouwelijke partners, waardoor er een mannenmonocultuur is en vrouwelijke eigenschappen als sensitiviteit, vriendelijkheid en zorgzaamheid node worden gemist in de top van de organisatie. De meeste partners zijn geen jonkies meer, terwijl in dit tijdperk van digitalisering en disruptie het juist de jonge mensen zijn die daar kansrijker mee weten om te gaan en er uitdagingen in zien. Tot slot over de broodnodige variatie nog de constatering dat Nederland steeds meer een multiculturele samenleving wordt. Ook vanuit die invalshoek is het goed om na te denken over de samenstelling van het medewerkersen partnerteam. Bij wat voor soort organisatie wil jij werken en welke kansen zie jij daar voor jezelf? Kun jij de nodige variatie brengen? Veranderbereidheid en -kracht Vraag naar voorbeelden van succesvol uitgevoerde veranderingen in de organisatie en ook naar plannen die nog uitgevoerd gaan worden. Onderzoek daarbij hoeveel weerstand er is bij implementaties en waar die weerstand zit. Dit doe je om na te gaan of de organisatie in staat is de noodzakelijke veranderingen ook daadwerkelijk uit te voeren.

Ten slotte De RB-fiscalist staat voor een grote uitdaging, zowel als individu die een keuze moet maken aan welk kantoor hij zijn toekomst wil verbinden, maar ook als lid van een team dat de noodzakelijke veranderingen moet implementeren. Ter inspiratie sluit ik af met een citaat van Barack Obama: ‘Change will not come if we wait for some other person or some other time. We are the ones we’ve been waiting for. We are the change that we seek.’ Hij kan het in elk geval wel mooi brengen.  <<< december 2016 | nummer 6 | Het Register

9


n n n n

Leo Stevens op RB Jongerencongres: ‘Jullie zullen het zelf moeten waarmaken’ Op 24 november was het dan zover: het eerste RB Jongerencongres! Flitsend, zoals dat bij die leeftijd past, met een heuse catwalk, opzwepende muziek, buzzmaster voor de broodnodige participatie en een dj tot besluit. Dit alles in een al evenzeer passende entourage, de Van Nelle Fabriek in Rotterdam. Thema van de bijeenkomst was ‘geloofwaardig belasting heffen’, naar het gelijknamige boek van Leo Stevens en Arjan Lejour. Met een inspirerend betoog van Stevens en de uitwerking van een drietal stellingen door evenzoveel inleiders kregen de jongeren een boeiende middag voorgeschoteld, die zeker voor herhaling vatbaar is. Dat gaat ook gebeuren, hebben we mogen optekenen. Verslag: Ton Kamminga | foto’s: Robert Goddyn

Z

o’n honderdvijftig jonge fiscalisten – niet alleen RB-leden, maar ook een plukje studenten en, jawel, de bekende tax talents van de Belasting­ dienst – hebben zich in de Van Nelle Fabriek verzameld voor een middagje morele inspiratie onder leiding van Barbara Baarsma, hoogleraar marktwerking en mededingingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam, kroonlid bij de SER en directeur bij de Rabobank. Ze prikkelt de jongeren meteen met de vraag op welke leeftijd ze denken van hun AOW te kunnen gaan genieten. Daar komen realistische antwoorden op, ten teken dat het wel goed zit met het besef van de jongeren dat ze nog een lange rit voor de boeg hebben. En vervolgens biedt ze de voorzitter van de RB-jongerencommissie, Ralph Rijnders, de gelegenheid om te vertellen wat die rit dan voor een jonge RB’er allemaal in petto heeft.

Geen sleur Met zijn flamboyante opkomst – op de catwalk, onder denderende muziek, wild zwaaiend – laat Rijnders zien hoe je een voordracht ook kunt beginnen. Met een aan-

10

Het Register | december 2016 | nummer 6

tal voorbeelden schetst hij de dagelijkse gang van zaken in zijn werk. Geen sleur te bekennen daarin. Zo verscheen hij voor een due diligence onderzoek keurig in pak bij een installatiebedrijf. De directeur nam hem snel mee naar de keukentafel in zijn huis, want zijn personeel zou bij zo’n gekleed persoon meteen argwaan krijgen. En dan komt om 12 uur de vraag van de vrouw des huizes: ‘Eet u ook een boterham mee?’ Dat is de sfeer van de fiscalist in het mkb, zegt Rijnders. Die krijgt met de meest uiteenlopende situaties te maken. Zoals een claim van 50.000 euro aan een werkgever, van een medewerker die bij zijn bedrijf over een hek was geklommen en zodanig was blijven haken dat hij zijn ringvinger verloor. Hoe ga je daar fiscaal mee om? Of neem de dj die alleen met het allerduurste genoegen neemt en Magnum flessen champagne over zijn publiek heen spuit: zijn dat zakelijke kosten of niet? Boeiend is ook het fenomeen van nieuwe ondernemers als vlogger Enzo Knol. Die opereren vaak wereldwijd, waardoor ook belastingdiensten worstelen met de vraag hoe daar grip op te krijgen en te houden. Voor fiscalisten liggen daar volgens Rijnders veel kansen.


n n n n

Een ander aspect van het mkb-werkveld is de binding met de regio, met soms lastige dilemma’s. Rijnders haalt het voorbeeld aan van een sportclub waar iemand niet alleen zelf, maar ook zijn vrouw en minderjarige kinderen als vrijwilliger te boek staan. Daar zul je als adviseur dan toch wat van moeten zeggen. En wat doe je als je eigen baas het niet zo nauw neemt met de regels bij een organisatie waar hij bijvoorbeeld een bestuurlijke functie heeft en waar hij jou als adviseur op afgestuurd heeft? Of wanneer een plantenkweker een plantage op de Bahama’s wil beginnen? Hoe dan ook, besluit Rijnders, de klant verwacht dat je met hem meedenkt en dat je ook je mening geeft over wat ter tafel ligt.

Historisch moment Menig jongeling kan er een puntje aan zuigen: de onuitputtelijke energie en geestdrift die Leo Stevens met al zijn 72 jaren aan de dag legt als het gaat om het enthousiasmeren van de aanstormende jeugd. Hij spreekt van een historisch moment voor de ambitie van de aanwezige jongeren. Vergeet de techniek, doceert hij, en concentreer je op de bredere impact van jouw vakgebied op de samenleving; je hebt per slot van rekening niet voor niets een academische opleiding genoten. Met de nadruk op ‘genoten’, voegt hij eraan toe. Hoe kijk je aan tegen je eigen toekomst, want van de ouderen moet je het niet hebben, zegt hij. Die lijden vaak aan een verkrampte visie, gericht op het eigen belang. We hebben een fascinerend vakgebied, vervolgt Stevens, dat vele dimensies kent: ‘Probeer maar eens iets te bedenken dat geen fiscale dimensie heeft.’ Bij hem aan beeldspraak geen gebrek: van de ‘bonafide lefgozer’ in het mkb tot de fiscalist die als een loods op de brug van de onderneming staat. Als het onderwijs dat ook maar begreep, verzucht hij, want voor deze bredere kijk is op de universiteiten veel te weinig aandacht. Hoed je voor een eendimensionaal leven, waarschuwt hij, want eindeloos doorspecialiseren leidt tot versmalling van je denkwereld.

Met als kapstok de afbouwperikelen rond de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, alsmede de problematiek rond de aanrechtsubsidie in combinatie met het belastingverschil tussen een- en tweeverdieners poneert Stevens een aloude wijsheid: als je de burger bedot, krijg je op enig moment de rekening gepresenteerd. Want het resultaat is een steeds poverder wordende samenleving. ‘Dus jongelui,’ besluit hij, ‘jullie zullen het zelf moeten waarmaken.’

Drie stellingen Wat heeft tegenwoordig iedereen standaard op zak: de sleutel van de voordeur en zijn mobieltje. Maar waar tot voor kort bij gelegenheden als deze vaak werd gevraagd om die mobieltjes zo ver mogelijk weg te stoppen, dienen ze nu ter vervanging van een batterij aan afstandbedieninkjes voor interactief handelen. Dat levert al meteen op dat de vrouwen flink in de meerderheid zijn en dat drie op de vijf in een organisatie met meer dan 50 medewerkers werken. Dan introduceert Baarsma de inleiders bij een drietal stellingen: Guido de Bont, hoogle-

Ralph Rijnders: de klant verwacht dat je met hem meedenkt

december 2016 | nummer 6 | Het Register

11


RB Jongerencongres

n n n n

Leo Stevens: concentreer je op de bredere impact van jouw vakgebied op de samenleving raar formeel belastingrecht aan de Erasmus Universiteit, Ruud de Smit, docent en verbonden aan het Fiscaal Economisch Instituut van diezelfde universiteit en wederom ‘good old’ Leo Stevens. Hoe wil jij je vak uitoefenen? De eerste stelling luidt: ‘Als blijkt dat mijn klant gebruik maakt van de Panama route, zeg ik deze klant op.’ Daar is een duidelijke meerderheid het op voorhand niet mee eens. De eerste vraag die je moet beantwoorden, zegt De Bont, is of er sprake is van fraude of van ontwijking. Bij de Panama route gaat het bijvoorbeeld Barbara Baarsma: maak een plan voor ons toekomstige belastingstelsel

12

Het Register | december 2016 | nummer 6

niet per se om fraude. Is daar wel sprake van, dan is afscheid nemen de enige optie, en daarover moet je altijd met de cliënt het gesprek aangaan. Maar de werkelijkheid kan weerbarstig zijn. De Bont haalt het eerdere voorbeeld van Rijnders aan over de baas die ook een functie bij de sportclub bekleedt en jou opzadelt met het probleem van de niet volgens de regels betaalde vrijwilligers. Verder geldt juist voor mkb-kantoren dat ze er vaak te dicht op zitten, waardoor een kritische houding wordt bemoeilijkt. Pas op voor cliënten die leidend zijn, waarschuwt De Bont. Gaat het daarentegen om ontwijking, dan liggen de zaken een stuk genuanceerder. Op de keper beschouwd is iemands keuze voor de aanschaf van een belastingvriendelijke Toyota Prius – of recenter, de Mitsubishi Outlander – belastingontwijking, net zoals zelfs stoppen met roken vanwege fors toegenomen accijnzen dat is, oreert De Bont. Ander voorbeeld is de ethische commissie van een groot adviesbureau die over een zogenoemde scholenconstructie rond de btw-heffing heeft gezegd: dat doen we niet meer. Anderen doen dat nog wel, omdat het de enige manier is om bepaalde, de gemeenschap ten goede komende doelen te realiseren. Voor de adviespraktijk is van belang, concludeert De Bont, om bij het aannemen van een nieuwe cliënt duidelijk te maken waar je staat, maar bij ieder advies wel altijd alle opties de revue te laten passeren. Om vervolgens aan te geven dat de agressieve optie niet de keuze van jouw kantoor is. Stop met het fiscaal in de watten leggen van de zzp’er Controversieel en actueel is de positie van de zzp’er. Zeker arbeidsrechtelijk, vanwege het gedoe rond de Wet


n n n n

DBA, maar daar wil inleider Ruud de Smit het niet over hebben. Wel over het fiscaal pamperen van de zzp’er: is dat nog wel van deze tijd? Werkgevers vinden het allemaal best: met het inhuren van zzp’ers lopen ze veel minder financieel risico dan met werknemers, en volgens De Smit romen ze in de praktijk ook een deel van het fiscaal voordeel af. Grootste boosdoener voor de aantrekkingskracht van het ondernemerschap is de zelfstandigenaftrek. De invoering daarvan heeft in het verleden verschillende motieven gekend, maar erg valide zijn ze vandaag de dag niet meer. Volgens De Smit moet de aftrek op zijn minst een stuk worden ingesnoerd. Het vrijkomende budget zou je dan kunnen aanwenden voor een afdrachtsvermindering in de loonbelasting van bijvoorbeeld een paar duizend euro voor de eerste werknemer die de ondernemer in dienst neemt. Een beetje à la de kleine-ondernemersregeling in de btw, maar in dit geval wel voor alle rechtsvormen, dus ook voor de dga en zijn bv. Deze zogenoemde kleinewerkgeversregeling kan op ruime sympathie van de zaal rekenen. Dat het onderwerp de gemoederen bezighoudt, blijkt wel uit de reacties. Natuurlijk verzetten de aanwezige zzp’ers zich tegen het idee dat ze überhaupt een probleem vormen. Het is meer de overheid die maar geen knopen wil doorhakken en de onduidelijkheid laat voortbestaan. Pas op met instrumentalisering ‘Je krijgt het belastingstelsel dat je verdient’. Met deze stelling geeft Stevens alvast de schuld, dan wel de credits aan de jongeren voor wat ons in de toekomst op fiscaal gebied te wachten staat. Hij somt nog maar eens de vier e’s op waaraan een goed stelsel naar zijn mening moet voldoen: het moet eerlijk, evenwichtig, efficiënt en eenvoudig zijn. Ook hij maakt zich zorgen over het gedoe rond de zzp’er. Die zzp’er heeft onmiskenbaar gezorgd voor een onevenwichtigheid op de arbeidsmarkt, maar tegelijkertijd blijkt er een grote ondernemingsdrang uit. Ontegenzeglijk zijn de fiscale stimulansen te sterk aangezet, waardoor we nu ook ‘dwang-zzp’ers’ hebben. Die zul je in bescherming moeten nemen. Je kunt dus ook niet zomaar de zelfstandigenaftrek afschaffen; voor de overgrote meerderheid – met een inkomen van minder dan 20.000 euro – fungeert die in feite als een verkapte bijstandsuitkering. Voor de economen heeft Stevens ook een boodschap: ‘Blijf zo veel mogelijk met je tengels af van ons belastingstelsel.’ Maar wat graag bouwen ze allerlei instrumenten in dat stelsel in, maar ze geven zich geen rekenschap van de uitvoerbaarheid. Van politici moet je het wat dat betreft ook niet hebben, fulmineert Stevens verder. Die brengen je meestal van de regen in de drup. Zijn uitsmijter geldt de 30%-regeling. Goed, zegt hij, als iemand in ons land komt werken, is hem enige gewenning gegund. Bijvoorbeeld om te ontdekken dat de Lidl goedkoper is dan Albert Heijn. Maar waarom moet een inkomende ceo van 2 miljoen ter bestrijding van zijn extra kosten in vredesnaam voor zes ton aan belastingvrijdom hebben?

Guido de Bont: is daadwerkelijk sprake van fraude, dan is afscheid nemen de enige optie

Ruud de Smit: zelfstandigenaftrek inruilen voor afdrachtsvermindering in de loonbelasting

Ter afsluiting Baarsma, als bezoldigd bewaakster van de tijd, vindt het tijd worden voor een oproep aan de jongeren om met ideeën voor een nieuw belastingstelsel te komen en vervolgens ook als klankbord te fungeren voor de SER. Meteen vliegen er al wat voorstellen door de ruimte, maar we wachten nog maar even de uitwerking daarvan af. Het laatste woord is aan RB-voorzitter Wil Vennix, die de uitnodiging aan de jeugd onderstreept. En hen maant om een voorbeeld te nemen aan Stevens, het levende bewijs dat je heel lang kunt doorgaan, als je maar bevlogen bent. Het doet hem goed wederom jongeren van de Belastingdienst aanwezig te zien, want er was toch bezig een kloof te ontstaan tussen de adviseur en de Belastingdienst. Het is ook zoveel onpersoonlijker geworden; vroeger belde je gewoon Pietje of Klaasje als je ergens mee zat. Met de mededeling ‘volgend jaar weer!’ sluit hij het officiële gedeelte af en nodigt iedereen uit voor de disco en de borrel.  <<< december 2016 | nummer 6 | Het Register

13


n n n n n

Pakket Belastingplan 2017: stilte voor de verkiezingsstorm? Onze samenvatting in Het Register van eind 2015 sloot af met de zin: ‘We kijken met grote belangstelling – en hoop – uit naar wat Prinsjesdag 2016 te bieden zal hebben.’ Natuurlijk hopen we al geruime tijd vurig op een algehele belastingherziening. Maar met de verkiezingen voor de deur hoefden we daar dit jaar natuurlijk niet op te rekenen. Dat neemt niet weg dat het kabinet op Prinsjesdag toch een zestal fiscale wetsvoorstellen wist te lanceren.

Bureau Vaktechniek RB: drs. M.A.B. (Martijn) Bögemann RB, mr. P.H.J. (Peter) Furer RB, mr. drs. P.W.H. (Patrick) van den Heuvel RB, drs. P.N.M. (Peter) Goossens RB, mr. A.T. (Adjay) Pahladsingh RB en drs. D.M. (Diana) de Vries RB

H

et gaat om de volgende wetsvoorstellen: Belastingplan 2017 (34552), Overige fiscale maatregelen 2017 (34553), Fiscale vereenvoudigingswet 2017 (34554), Wet uitfasering pensioen in eigen beheer (34555), Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing (34556) en de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting (34545). Een deel van de wetsvoorstellen was natuurlijk te verwachten, omdat het kabinet eerder in 2016 via internetconsultaties al aandacht had gevraagd voor bepaalde onderwerpen. Gelukkig heeft Financiën ook eindelijk een beslissing genomen over het dossier pensioen eigen beheer. Hoewel we natuurlijk liever hadden gezien dat de staatssecretaris onze roep had gehonoreerd om dga’s de mogelijkheid te bieden om af te zien van hun pensioen in eigen beheer. In dit artikel beperken we ons tot een paar belangrijke in het oog springende voorstellen. Dit artikel is opgesteld naar de stand van zaken op 16 november 2016.

Eigen woning De wetsvoorstellen bevatten verschillende regelingen die de eigen woning raken. Deels betreft het de codificatie van bestaande beleidsbesluiten. Denk aan de woning in aanbouw (bouwkavel) en de rentemiddeling. Vruchtgebruik krachtens erfrecht en eigenwoningschuld In geval van een vruchtgebruik krachtens erfrecht was de bloot eigenaar al voor zijn bezittingen gedefiscali-

14

Het Register | december 2016 | nummer 6

seerd in box 3 (art. 5.4 Wet IB 2001). In het wetsvoorstel wordt thans geregeld dat ook de schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, worden gedefiscaliseerd voor de bloot eigenaar. Daarnaast past het kabinet de eigenwoningregeling aan voor belastingplichtigen aan wie de eigen woning ter beschikking staat op basis van (vrucht)gebruik krachtens erfrecht. Uitgaande van de situatie waarin de langstlevende het vruchtgebruik krachtens erfrecht heeft verkregen en de kinderen de blote eigendom, betekent dit dat: n voor de langstlevende mede als eigenwoningschuld wordt aangemerkt de schuld waarvoor hij gehouden is de kosten en lasten te dragen, mits aan alle overige voorwaarden is voldaan. Voor hem geldt in voorkomend geval ook de aflossingseis, hoewel hij in het algemeen niet degene is die de aflossingen voor zijn rekening moet nemen. Die verplichting zal doorgaans op de kinderen rusten; de schuld zit immers in hun vermogen; n bij vervreemding van de eigen woning, de langstlevende geen eigenwoningreserve hoeft te vormen. Hij is immers niet gerechtigd tot de vervreemdings­ opbrengst. De kinderen hoeven ook geen eigenwoningreserve te vormen, omdat voor hen geen sprake is van een eigen woning (tenzij een kind als fiscaal partner van de langstlevende een eigen woning heeft); n de restschuldregeling van art. 3.120a Wet IB 2001 van toepassing is voor de langstlevende als de schuld in stand blijft en aan de overige voorwaarden is voldaan;


Valerie Kuypers

n n n n n

n h et aflossingsschema van de erflater overgaat op de langstlevende, mits deze partner was van de erflater; n het regime van de bestaande eigenwoningschuld voor het resterende deel van de 30-jaarstermijn overgaat op de langstlevende, mits deze partner was van de erflater. Verruiming vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning Met ingang van 1 januari 2017 verruimt het kabinet de wettelijke mogelijkheden om, met behoud van de belastingvrijstelling, een kapitaalverzekering af te kopen. Dit is deels codificatie van bestaand beleid, deels een verruiming. In de volgende situaties vervallen de zogenoemde tijdklemmen van 15 of 20 jaar premiebetaling: n het fiscale partnerschap is geëindigd en in het kader van de financiële afwikkeling daarvan komt de kapitaalverzekering tot uitkering; n de belastingplichtige krijgt schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulp­verlening; n de eigen woning is verkocht of gaat naar box 3, waarna de belastingplichtige nog steeds of opnieuw een eigen woning ter beschikking staat. De situatie dat na vervreemding geen eigen woning meer ter beschikking staat, kende al geen tijdklem op grond van art. 10bis.6, lid 2 Wet IB 2001. Als bij vervreemding van de eigen woning overigens sprake is van een negatief vervreemdingssaldo, wordt aflossing van een restschuld met een KEW-uitkering voor de vrijstelling KEW aangemerkt als aflossing van een eigenwoningschuld.1 In afwijking van de renteaftrek voor restschulden is de periode waarin de restschuld ontstaat niet relevant voor de vrijstelling KEW;2 n door financiële problemen kan de belastingplichtige de lasten van de eigen woning niet meer opbrengen.

Dit is ter beoordeling van het ministerie van Financiën, waarvoor belastingplichtigen zich kunnen wenden tot de Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen/Team Brieven en beleidsbesluiten in Den Haag. De verruiming geldt ook voor de spaarrekening eigen woning (SEW), het beleggingsrecht eigen woning (BEW) en kapitaalverzekeringen van vóór 2001. Voor deze laatste geldt dan wel een aflossingseis. Bovendien geldt met ingang van 1 januari 2017 voor belastingplichtigen die goedkoper gaan wonen, dat zij voor de berekening van de vrijstelling mogen uitgaan van de eigenwoningschuld van de vorige eigen woning, direct voorafgaand aan de vervreemding. Voorwaarde is dat de kapitaalverzekering binnen zes maanden na de vervreemding van de vorige eigen woning tot uitkering komt. Via overgangsrecht geldt dit ook als de vervreemding in 2016 heeft plaatsgevonden, en de uitkering vóór 1 juli 2017 plaatsvindt. De regeling voor goedkoper wonen geldt niet voor kapitaalverzekeringen van vóór 2001. Afschaffen aftrek onderhoudskosten monumenten Minister Bussemaker heeft de Tweede Kamer gevraagd om het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing aan te houden. In dit wetsvoorstel wordt onder meer per 1 januari 2017 de fiscale aftrek van onderhoudskosten van monumenten afgeschaft. Het aanhouden van het wetsvoorstel betekent praktisch dat de aftrek toch nog voor 2017 gehandhaafd blijft.

De VBI niet meer aantrekkelijk voor de dga Het Belastingplan 2017 bevat enkele maatregelen om ‘sluiproutes’ te dichten waarmee box 2- en box 3-heffing

december 2016 | nummer 6 | Het Register

15


Pakket Belastingplan 2017

n n n n n

Voortaan geldt voor de innovatiebox in alle gevallen dat er een S&O-verklaring moet zijn kan worden uitgesteld of ontlopen. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan een motie bij het Belastingplan 2016. Zo worden twee nieuwe maatregelen voorgesteld die het (veel) minder aantrekkelijk maken om via een VBI te beleggen: 1. voortaan moet in box 2 worden afgerekend over de positieve aanmerkelijkbelangclaim op de aandelen van een lichaam dat de VBI-status verkrijgt. Hierdoor is het niet meer mogelijk om met box 2-vermogen fiscaal geruisloos een VBI-structuur op te zetten. Om anticipatie te voorkomen werkt deze maatregel terug tot Prinsjesdag 2016. Voor VBI-verzoeken die vóór die datum zijn ingediend, geldt de maatregel nog niet. Het begrip verzoek wordt door de staatssecretaris ruim uitgelegd: ook verzoeken om vooroverleg over een reorganisatie in het kader van een VBI voldoen; 2. als box 3-vermogen wordt ondergebracht in een VBI en binnen 18 maanden teruggaat naar box 3, wordt dit belast in box 2 én in box 3 (anti-boxhopping). Hiermee wordt beoogd de zogenoemde jojo-VBI tegen te gaan. Wel geldt er een tegenbewijsregel als sprake is van zakelijke – lees: niet-fiscale – motieven voor het terughalen van het vermogen naar box 3. Verder wordt per 1 januari 2017 ook het percentage van het forfaitair rendement in box 2 verhoogd van 4 naar 5,39% (percentage hoogste box 3-schijf). Deze maatregel was al opgenomen in een amendement van het Belastingplan 2016.

Aanscherping innovatiebox Met de innovatiebox worden winsten uit innovatieve activiteiten belast tegen effectief ‘slechts’ 5% vennootschapsbelasting. In het kader van het project ‘Base Erosion and Profit Shifting’ (BEPS) van de OESO zijn afspraken gemaakt over de minimale regels die moeten gelden voor ‘preferential IP regimes’, zoals de Nederlandse innovatiebox. De benodigde aanpassingen zijn opgenomen in het Belastingplan 2017. In hoofdlijnen blijft de innovatiebox in stand. Maar er vindt wel een aantal aanscherpingen plaats: n voortaan geldt in alle gevallen dat er een S&O-verklaring moet zijn; n grotere ondernemingen moeten daarnaast over een tweede toegangsticket beschikken, zoals een verleend octrooi of kwekersrecht. Een ingediende aanvraag voor een octrooi of kwekersrecht gaat ook kwalificeren. Overigens wordt bij afwijzing van die aanvraag het ten onrechte genoten voordeel teruggenomen;

16

Het Register | december 2016 | nummer 6

n d e zogenoemde nexusbreuk moet ervoor zorgen dat (vrijwel) alleen nog de in eigen onderneming ontwikkelde innovatie fiscaal wordt gestimuleerd; n bij de doorontwikkeling van een aangekocht immaterieel activum geldt de innovatiebox niet, tenzij en voor zover de doorontwikkeling tot een nieuw immaterieel activum leidt; n de administratieve verplichtingen worden uitgebreid. De wijzigingen in de innovatiebox treden in werking op 1 januari 2017 en zijn van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017. Overgangsrecht Voor op 31 december 2016 bestaande situaties gaat overgangsrecht gelden. Zo blijft de innovatiebox tot uiterlijk 30 juni 2021 ongewijzigd van toepassing op immateriële activa die uiterlijk op 30 juni 2016 zijn voortgebracht. Daarnaast kwalificeren activa die vóór 1 januari 2017 zijn voortgebracht en waarvoor een octrooi of kwekersrecht is verleend, maar waarvoor geen S&O-verklaring is afgegeven, ook voor de nieuwe regeling. Bestaande vaststellingsovereenkomsten worden wel opgezegd, tenzij sprake is van een kleinere belastingplichtige.3 Deze moet dan wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Een daarvan is het hebben van een S&Overklaring.

Aanscherping renteaftrekbeperking tegen winstdrainage De vennootschapsbelasting kent een specifieke renteaftrekbeperking die is gericht tegen winstdrainage (art. 10a Wet Vpb 1969). Deze bepaling beoogt te voorkomen dat op een kunstmatige wijze een aftrekbare rentelast in Nederland wordt gecreëerd, terwijl de daartegenover staande rentebate niet of nauwelijks wordt belast bij een verbonden lichaam. De renteaftrekbeperking ziet op schulden aan een verbonden lichaam die verband houden met een ‘besmette rechtshandeling’, zoals kapitaalstortingen of winstuitdelingen. De rente op een dergelijke schuld is in beginsel niet aftrekbaar. Van verbondenheid is hierbij, kort gezegd, sprake bij belangen van ten minste een derde. Volgens de staatssecretaris komt het in de praktijk regelmatig voor dat verschillende partijen gezamenlijk een investering doen. Formeel zijn de individuele partijen geen verbonden lichamen, maar materieel is wel sprake van verbondenheid. Ook in een dergelijke situatie kan sprake zijn van een gekunstelde financiering waarvoor de renteaftrekbeperking is bedoeld, maar momenteel niet zo uitwerkt. Met ingang van 1 januari 2017 worden de lichamen van een samenwerkende groep onder voorwaarden aangemerkt als verbonden lichamen, zodat de renteaftrekbeperking voortaan ook op deze structuren van toepassing kan zijn. Het voorstel van het RB om voor deze renteaftrekbeperking een drempel voor het mkb te introduceren, heeft de staatssecretaris helaas afgewezen.


n n n n n

‘Reparatie’ bedrijfsopvolgingsregeling

Uitfasering pensioen in eigen beheer

Vanwege een arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016 wil het ministerie van Financiën de bedrijfopvolgingsregeling (BOR) aanpassen. In de desbetreffende casus ging het om de vererving van aandelen in een bv met aandelen in een aantal rechtspersonen. In een van die rechtspersonen, een Limited, had de erflater een indirect aanmerkelijk belang van minder dan 5%. De vraag was of de BOR ook daarop van toepassing kon zijn. Volgens de Hoge Raad dreef de bv een onderneming en konden vermogensbestanddelen (via vermogensetikettering) tot het ondernemingsvermogen behoren. Zo ook het belang in de Limited, zodat de BOR ook daarvoor gold. De BOR beoogt te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming door de overgang in gevaar komt. Voorwaarde is wel dat sprake is van een bedrijfsopvolging. Dit is volgens de staatssecretaris niet het geval als sprake is van een indirect belang van minder dan 5%. Volgens Financiën moet de wet zo worden gewijzigd dat indirecte belangen in beginsel niet onder de reikwijdte van de BOR vallen, tenzij sprake is van een indrect belang van 5% of meer. Dit beperkt evenwel de toegang tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteit en leidt tot overkill voor de kleine indirecte belangen die fiscaal als ondernemingsvermogen zijn aan te merken. Volgens de wetgever is een indirect belang sowieso beleggingsvermogen als toerekening van de bezittingen en de schulden niet mogelijk is. Dit lijkt onjuist, omdat de wetgever zelf voor het ‘drijven van een onderneming’ aansluiting zoekt bij het ondernemingsbegrip in box 1 en de regels van vermogensetikettering.

De uitfasering van pensioen in eigen beheer is opgenomen in een apart wetsvoorstel. Voorgesteld werd om het pensioen in eigen beheer per 1 januari 2017 af te schaffen. De staatssecretaris heeft inmiddels begrepen dat die datum voor belastingplichtigen in een aantal gevallen niet haalbaar is om alles te regelen. Daarom is het bij nota van wijziging mogelijk gemaakt om die datum te verschuiven. Dit moet nog worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, maar uit de parlementaire behandeling blijkt dat pensioenopbouw in eigen beheer nog tot 1 april 2017 mogelijk blijft. Tot die datum opgebouwde pensioenaanspraken mogen ook daarna nog wel in eigen beheer worden gehouden en deze aanspraken mogen – mits toegezegd – na die datum ook nog worden geïndexeerd. Wel dient ervoor te worden gezorgd dat alle pensioenregelingen in eigen beheer waarvoor in 2016 nog pensioen wordt opgebouwd, vóór 1 april 2017 premievrij worden gemaakt! Wat vanaf 1 april 2017 niet meer mogelijk is, is over-

De ‘reparatie’ van de BOR beperkt de toegang tot de bedrijfsopvolgings­ faciliteit en leidt voor de kleine indirecte belangen tot overkill december 2016 | nummer 6 | Het Register

17


Pakket Belastingplan 2017

n n n n n

dracht van een extern verzekerd pensioen van een professionele verzekeraar naar eigen beheer. En dan kan voor deze pensioenaanspraken ook geen gebruik meer worden gemaakt van het overgangsrecht. Dit pensioen kan dan alleen nog vanaf de pensioeningangsdatum in termijnen aan de pensioengerechtigde worden uitgekeerd. Wie ook voor het extern verzekerde pensioen gebruik wil maken van het overgangsrecht, zal dit dus vóór 1 april 2017 terug moeten halen naar eigen beheer! Het overgangsrecht houdt in dat de pensioengerechtigde de mogelijkheid heeft om zijn pensioen in eigen beheer geruisloos prijs te geven tot de fiscale balanswaarde en het pensioen vervolgens tegen deze waarde af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting. Het overgangsrecht geldt zowel voor pensioen in de opbouwfase als voor pensioen dat al is ingegaan. Dat overgangsrecht is in het vorige nummer van Het Register beschreven door David Bakker. RB-leden kunnen tevens de notitie over de uitfasering van pensioen in eigen beheer op RB-plaza raadplegen.

Teruggaafverzoek omzetbelasting De belangrijkste wijziging in de btw-wetgeving is terug te vinden in de aanpassingen van art. 29 Wet OB 1968. Deze bepaling regelt in lid 1, onder a op welke wijze een teruggaaf van omzetbelasting kan plaatsvinden, indien en voor zover de vergoeding niet wordt ontvangen. Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en lastenverlichting wordt deze regeling aangepast. Geen afzonderlijk verzoek De teruggaafregeling wordt allereerst vereenvoudigd door niet meer te eisen dat er een afzonderlijk verzoek moet worden gedaan. Vanaf 1 januari 2017 kan het teruggaafverzoek in de reguliere aangiften omzetbelasting worden opgenomen. Verwacht mag worden dat hiervoor een aparte rubriek in het aangiftebiljet komt. Het verzoek om teruggave moet worden gedaan in de aangifte over het tijdvak waarin het moment is gelegen waarop de uiterste betaaltermijn van de factuur met een jaar is overschreden. Een te laat ingediend verzoek kan nog steeds worden afgewezen. Het wordt dus noodzakelijk om bij elke aangifte een ouderdomsanalyse van de openstaande debiteuren te maken. Herziening aftrek bij debiteur In de huidige situatie moet de debiteur zijn in aftrek gebrachte omzetbelasting uiterlijk twee jaar na het opeisbaar worden van de vergoeding herzien, voor zover deze nog steeds niet is betaald. Met de wijziging op 1 januari 2017 wordt deze termijn verkort tot een jaar. Ook deze herziening kan eenvoudig via de reguliere aangiften worden verwerkt. Het wordt dus noodzakelijk om bij elke aangifte ook een ouderdomsanalyse van de openstaande crediteuren te laten plaatsvinden.

plaatsvinden. Er wordt dan teruggevallen op de bestaande regeling. De herziening van de aftrek bij de debiteur is wel direct van toepassing op alle op 31 december 2016 nog niet betaalde facturen, als de uiterste betaaltermijn op 1 januari 2017 met een jaar is overschreden. Herziening van de aftrek is dus al aan de orde bij de eerste aangifte omzetbelasting in 2017. Latere betaling Als na het verzoek om teruggaaf alsnog door de debiteur geheel of gedeeltelijk wordt betaald, is de eerder terugontvangen omzetbelasting opnieuw verschuldigd. De betalende debiteur kan de eerder door hem herziene voorbelasting dan weer in aftrek brengen.

Wijziging definitie bouwterrein In art. 11, lid 4 Wet OB 1968 wordt de definitie van het begrip bouwterrein aangepast. Volstaan wordt met een algemene omschrijving, te weten: ‘Onder een bouwterrein wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meerdere gebouwen.’ Uit deze omschrijving volgt dat de intentie van de partijen in voorkomende gevallen bepalend is voor de kwalificatie als bouwterrein.

Uitsluiting lig- en bergplaatsen van vrijstelling omzetbelasting De vrijstelling voor sportverenigingen geldt vanaf 1 januari 2017 niet meer voor het door deze verenigingen ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening.

Tot slot Ook nu weer omvat het op Prinsjesdag gelanceerde pakket fiscale maatregelen een keur aan onderwerpen. Helaas moeten we constateren dat ook dit jaar weer volop wordt geschoven met percentages – liefst drie cijfers achter de komma – en heffingskortingen. De wetgever neemt daarbij continu voor meerdere jaren beslissingen die hij vervolgens in de jaren daarna weer deels terugneemt. Voor de burger natuurlijk niet te volgen. Net zoals de verkapte verhoging van de marginale tarieven door afbouw van heffingskortingen waarop al veelvuldig, ook door onze voorzitter, is gewezen. Ook nu weer kijken we met grote belangstelling – en hoop – uit naar wat ons het volgende pakket Belastingplan zal gaan bieden. Wij hopen in ieder geval dat dat pakket meer duidelijkheid en structuur geeft.  <<< Noten 1

Een restschuld is in beginsel geen eigenwoningschuld meer.

2

Art. 3.120a, lid 2 Wet IB 2001.

3

Overgangsrecht Een verzoek om teruggaaf van reeds op 31 december 2016 openstaande vorderingen kan pas geschieden vanaf 1 januari 2018! Dit is slechts anders als al eerder met zekerheid kan worden vastgesteld dat er geen betaling zal

18

Het Register | december 2016 | nummer 6

Van een kleinere belastingplichtige is op grond van het voorgestelde art. 12ba, lid 2 Wet Vpb 1969 sprake als in het jaar zelf en de vier voorafgaande jaren tezamen in totaal de brutovoordelen uit intellectueel eigendom minder dan € 37,5 mln bedragen én een wereldwijde nettogroepsomzet wordt behaald van minder dan € 250 mln.


COL UMN

Zwaar weer Prof. em. dr. H.A. (Han) Kogels Gasthoogleraar Erasmus Universiteit Rotterdam

De Belastingdienst en staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën bevinden zich al geruime tijd in zwaar weer. De meest recente stormdepressie is de gulle vertrekregeling voor ambtenaren van de Belastingdienst die leidt tot een massale en kostbare exodus. Toen de top van Financiën te laat door had dat, door procedurefouten, het oorspronkelijk geschatte kostenplaatje van € 650 miljoen dreigde te worden verdubbeld, werd inderhaast een poging ondernomen om de schade te beperken tot € 720 miljoen. Bovendien lijkt niemand erbij te hebben stilgestaan dat voor oudere werknemers de vertrekregeling een verkapte vut-regeling voor de LB is. Een van de overgebleven belastinginspecteurs zal dus de Belastingdienst een aanslag moeten opleggen van € 150 tot € 200 miljoen. Naar verluidt gaat de Belastingdienst tegen deze aanslag in beroep. Wie legt de burger deze schizofrene vertoning uit? In een verhit debat met de Kamer over deze vertrekregeling ging Wiebes door het stof. Hij gaf toe te hebben gefaald door de autonome en informele gang van zaken bij de Belastingdienst te onderschatten. Maar, zo sprak hij krachtdadig, de zaak zal worden opgelost door een commissie van wijze mannen in te stellen, de Rekenkamer erop los te laten en de Belastingdienst onder curatele te stellen. Met lastige verkiezingen in het vooruitzicht ging de Kamer akkoord, mits Wiebes regelmatig vertelt hoe het ermee staat. Intussen blijkt er nog iets aan zijn aandacht te zijn ontsnapt, dit keer een project om een nieuwe methode te ontwikkelen voor de opsporing en inning van belastinggeld, wat € 34 miljoen blijkt te kosten. Afwachten wat de speurtocht van de Rekenkamer verder oplevert. Is dit alles straks opgelost door een strakkere leiding van de Belastingdienst? Ik vrees van niet. De Belastingdienst wordt de afgelopen vijftien jaar geconfronteerd met steeds ingewikkelder wordende regels voor heffingen en toeslagen en langs elkaar werkende computersystemen – onuitvoerbare regelgeving waarmee ‘de politiek’ denkt te kunnen scoren. De fiscale advieswereld en de fiscalisten van de Belastingdienst zijn zich hiervan bewust en waarschuwen, maar het ontbreekt de top van het ministerie van Financiën aan fiscale kennis om de kritiek van fiscaal deskundigen op waarde te schatten en tijdig tegengas te geven in het politieke proces. Na Willem Vermeend (2000) ontberen alle andere staatssecretarissen van Financiën, behalve Steven van Eijck (2002-2003), een fiscale achtergrond. Na Jenny Thunnissen, die als directeur-generaal Belastingen in 2008 struikelde over problemen bij de Belastingdienst met het ICT-systeem voor de huur- en zorgtoeslag, zijn er evenmin opvolgers geweest met een fiscale achtergrond. De taak van de ‘D-G Bel’ is in feite gereduceerd tot die van een algemeen manager, met de opdracht om als een gehoorzaam soldaat het fiscale beleid kritiekloos uit te voeren. Als voormalig driesterrengeneraal van de Koninklijke Marechaussee zal Hans Leijtens een dergelijke gezagsverhouding niet onbekend zijn, maar de Belastingdienst is geen legeronderdeel. Om de Belastingdienst te behoeden voor zwaar weer zijn naar mening een staatssecretaris en een directeur-generaal Belastingen nodig die beiden voldoende fiscale competenties hebben om de politiek ervan te weerhouden onuitvoerbare wet- en regelgeving door te drukken. Ook voor belastingplichtigen zou dat trouwens beter zijn.  <<<

december 2016 | nummer 6 | Het Register

19


n n n n n

20

Het Register | december 2016 | nummer 6


HET

Interview

n n n n n

Directeur Economische Zaken VNO-NCW en MKB-Nederland Jeroen Lammers:

‘ Verlaag de belasting en vergroot het rendement op investeringen’ Het vestigingsklimaat en het investeringsklimaat in Nederland zijn goed. Maar om te zorgen dat ondernemingen de grote maatschappelijke en economische veranderingen aan kunnen, moet de overheid 7,5 miljard euro extra investeren in bijvoorbeeld innovatie en groene energie, zegt Jeroen Lammers, fiscalist en directeur Economische Zaken bij VNO-NCW en MKB-Nederland. Door Lex van Almelo en Sylvester Schenk | foto’s Raphaël Drent

O

p de ochtend van het interview pleitte Leo Stevens in Het Financieele Dagblad tegen de voorgestelde tegemoetkoming in de gebruikelijkloonregeling voor directeuren-grootaandeelhouders van innovatieve startups. Volgens hem moet je gewoon in de wet vastleggen dat het gebruikelijk loon niet hoger kan zijn dan de winst van de vennootschap. Wat vindt u daarvan? ‘Hij zegt terecht dat de regeling heel vervelend en ingewikkeld is, maar op dit moment is er weinig politieke animo om daar grondig mee aan de slag te gaan. En wat er nu ligt is helemaal niet zo’n slecht voorstel: het leven van innovatieve startups wordt iets eenvoudiger gemaakt door te zeggen dat de dga’s een lager gebruikelijk loon mogen regelen. Wij bepleiten regels die ervoor zorgen dat er meer eigen vermogen in die ondernemingen komt, zodat ze snel kunnen groeien. We hebben liever dat ondernemers het geld gebruiken voor investeringen dan dat ze het aan de Belastingdienst geven. Je kunt natuurlijk klagen over het vehikel waarmee je er komt, maar je moet vooral kijken naar het doel dat je ermee wilt bereiken.’ Is het voorstel van Stevens niet logisch en eenvoudig? ‘Eigenlijk is het huidige voorstel niets meer en niets minder dan een maatregel om voor technisch innovatie-

ve startups het administratieve circus over de vaststelling van het loon te vermijden. Zodat die ondernemers zich kunnen richten op het ondernemen en niet hoeven te zeggen: ik denk dat ik het ondernemen maar ga uitbesteden, zodat ik mij kan richten op de administratieve lasten en wetgeving.’

Klein en groot Wat zijn de fiscaal gerelateerde werkzaamheden van VNONCW en MKB-Nederland? ‘Het is breder dan alleen fiscaal. Wij kijken door een ondernemersbril naar de economie, maar wel zo dat we daar uiteindelijk met zijn allen beter van worden. Dat doen we ook met de fiscaliteit. We kijken naar fiscale beleidsvoorstellen of doen zelf beleidsvoorstellen op zowel nationaal als internationaal niveau.’ Zijn er nog fiscalisten werkzaam die met name het belang van het MKB behartigen? ‘Onze drie fiscalisten behartigen de belangen van eenpitters tot en met de multinationals. Het is niet zo dat VNONCW en MKB-Nederland negentig procent van de tijd besteden aan de grote ondernemingen en tien procent aan de kleintjes. Het is eerder andersom. Dat was overigens al zo voordat VNO-NCW in 2009 ging samenwerken met MKB-Nederland. Wij kijken naar iedereen en proberen alle belangen netjes te wegen. Er zijn bij onze achterban

december 2016 | nummer 6 | Het Register

21


n n n n n

Interview

veel minder belangentegenstellingen dan mensen denken. Het zijn allemaal ondernemers. En als er tegengestelde belangen zijn, komen we er eigenlijk altijd uit.’

Verkiezingen We gaan weer naar de verkiezingen toe. Heeft u als werkgeversorganisatie al een verlanglijstje klaarliggen? ‘We hebben zelfs een serie verlangboekjes...’ (Lammers houdt de brochure NL Next Level omhoog, met het motto Investeren in de transformatie van Nederland.) ‘Ons Nederland Next Level programma is er in het kort op gebaseerd dat wij zien dat een aantal systemen in Nederland op het eind van hun houdbaarheidsdatum komen en dat we moeten kijken hoe we nu grote transities kunnen gaan maken. Dan gaat het onder meer over energietransitie, over digitalisering, internationaal ondernemen, over hoe we met ondernemerschap omgaan en over uitvoerbare regelgeving voor het mkb. Daarbij kijken we hoe we het bedrijfsleven zo in positie kunnen brengen dat het de nodige investeringen kan doen.’

Mr. J.M. (Jeroen) Lammers 1976 1994 1999 - 2003

geboren te Emmen vwo Katholiek Drents College Emmen Belastingadviseur Horlings Brouwer Horlings Amsterdam 2000 doctoraal Fiscaal Recht Universiteit Groningen 2003 - 2011 secretaris Fiscale Zaken en andere functies VNO-NCW 2011 - 2016 manager beleidsteam Fiscaliteit, Ondernemingsrecht en Corporate Governance VNO-NCW en MKBNederland 2013 - heden lid hoofdredactie Vakstudie Nieuws Wolters Kluwer 2016 - heden Directeur Economische Zaken VNO-NCW en MKBNederland

‘Je moet de regel- en financierings­ barrières slechten. Dat is het wensenlijstje van VNO-NCW en MKBNederland’

22

Het Register | december 2016 | nummer 6

Ruimte scheppen voor investeringen? ‘Dat is de kern van het programma. Het bestaat uit acht grote investeringsprogramma’s en twee meer horizontale programma’s. Een van de horizontale programma’s richt zich op het wegnemen van belemmeringen in weten regelgeving. Het andere is meer een financieel verhaal, waarin wij pleiten voor een publiek-private nationale investeringsbank voor grote investeringen in bijvoorbeeld een nieuw warmtenet ten behoeve van de energietransitie. Kortom, je moet de regel- en financieringsbarrières slechten. Dat is het wensenlijstje van VNO-NCW en MKB-Nederland – een ambitieus lijstje.’ Blijven dat algemene goede bedoelingen of wordt dat heel concreet? ‘Wij doen in NL Next Level hele concrete voorstellen. Het kabinet moet bijvoorbeeld een MKB-groeifonds oprichten via een box 3-vrijstelling. We willen de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek verruimen en mogelijk maken dat ondernemers versneld kunnen afschrijven over investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen of de afschrijvingsbeperking achterwege laten als ondernemingen investeren in onroerend goed met een A-label. Hele concrete zaken, die allemaal zijn gericht op het aanjagen van investeringen in Nederland door mkb-ondernemingen.’ Mag het wat kosten of moet het allemaal budgettair neutraal? ‘Voor een onderneming is het niet raar om te lenen voor een investering, want je gaat ervan uit dat de investering rendabel is en dat je die terugverdient. Maar in de financiële overheidshuishouding is dat eigenlijk verboden. Als je kijkt naar de ontwikkeling van het overheidstekort en het houdbaarheidssaldo, is het verantwoord om het begrotingstekort ietsje te laten oplopen. Al denken wij in 2021 om en nabij op een begrotingsevenwicht uit te komen. Wij zeggen: plus nu 1 procent van het bbp bij de verdienende uitgaven, dat is ongeveer 7,5 miljard euro,


n n n n n

en gebruik dat bedrag om de Nederlandse economie te versterken. Met die investering van 7,5 miljard kun je particulier 100 miljard vrij spelen om te investeren in bijvoorbeeld energietransitieprojecten. Het is dan niet afhankelijk van de vraag of het bijvoorbeeld lukt om op de zorg te bezuinigen.’

‘Als je je houdt aan de door jezelf gepresenteerde feiten en omstandig­ heden, is de zekerheid vooraf ook achteraf echt zeker’

DBA en VAR Dat was vooruitkijken, je kunt ook terugkijken: wat is er minder goed gegaan de afgelopen jaren? ‘Nou, wij zijn vooral van het vooruitkijken. Wij zeggen: zorg nu dat je gaat groeien, want dan hoef je niet te bezuinigen. Daarom hebben we de plannen voor NL Next Level gelanceerd. Wij komen met deregulerings- of reguleringsvoorstellen zonder veel budgettaire consequenties. Het aantrekken van personeel is voor ondernemers bijvoorbeeld een belangrijk punt. De gemiddelde onderneming in Nederland heeft minder dan tien werknemers. Dan zijn doorbetaling bij ziekte of andere risico’s die een dienstverband of het inhuren van zzp’ers met zich meebrengen een belemmering, terwijl je wel extra menskracht nodig heb om te kunnen groeien. Ondernemers moeten dat kunnen organiseren en overheidsregulering moet dat niet in de weg zitten.’ Zijn jullie van plan de oude Verklaring Arbeidsrelatie weer van stal te halen of toch maar door te gaan met wat er nu ligt? ‘Ondernemers moeten mensen kunnen aantrekken zonder dat wet- en regelgeving dat belemmeren. De discussie moet niet gaan over het instrument, maar over voldoende zekerheid voor opdrachtgevers dat ze ook in de toekomst zzp’ers kunnen blijven inhuren. In technische zin moet de Wet DBA kunnen werken, maar in de markt bestaat er onzekerheid over. Die onzekerheid moet worden weggenomen.’ Krijgen jullie er klachten over van de leden? ‘Vooral vragen. Je ziet dat veel opdrachtgevers ermee bezig zijn. Wij hebben vanaf het begin gezegd dat het idee van zo veel mogelijk voorbeeldovereenkomsten slecht is. Daarmee creëer je eigenlijk onnodig onzekerheid. Ik vind het moeilijk voor te stellen dat de Belastingdienst wel vooraf zekerheid kan geven over de ingewikkeldste internationale fusie, maar dat het te moeilijk zou zijn om vooraf zekerheid te geven over de vraag of er loonheffing moet worden ingehouden voor iemand die bij mij ICT-werkzaamheden komt doen. Dat kan er bij mij niet in.’ Dat riekt naar onwil... ‘Dat weet ik niet. De Belastingdienst geeft wel zekerheid vooraf, maar het arbeidsrecht is ingewikkeld. Fiscalisten zijn gewend aan zekerheid vooraf en kunnen daarmee omgaan. Maar vooral arbeidsrechtjuristen vrezen dat de Belastingdienst hier desondanks toch nog achteraf op kan terugkomen. Dat is niet zo. Als je je houdt aan de door jezelf gepresenteerde feiten en omstandigheden, is de zekerheid vooraf ook achteraf echt zeker. De staatssecretaris heeft dat onlangs ook nog bevestigd.’

Bij onze cliënten proef je de angst om vast te zitten aan werknemers. Is er nog meer flexibiliteit nodig op de arbeidsmarkt? ‘Wij zetten zoiets als loondoorbetaling bij ziekte natuurlijk niet voor niks op de agenda. Het is niet een directe financiële last, maar wel een financieel risico dat je loopt. Dat weerhoudt ondernemers ervan mensen in dienst te nemen. Elke werkgever en opdrachtgever worstelt met de vraag of die voldoende werk heeft voor langere tijd en of hij het risico kan nemen om iemand in dienst te nemen. Maar dat is een breder vraagstuk dan de Wet DBA.’

Vestigingsklimaat Hoe is het Nederlandse vestigingsklimaat? ‘Ik denk dat we in Nederland een heel behoorlijk vestigingsklimaat hebben, zowel voor nationaal als voor internationaal ondernemen.’ De bottom line is: het is goed? ‘Het Nederlands fiscale systeem zit zo in elkaar dat dochters van Nederlandse ondernemingen in het buitenland tegen dezelfde voorwaarden kunnen concurreren als de mensen daar. Want we hebben een deelnemingsvrijstelling, we hebben een verdragennetwerk en we zorgen dat er niet te veel bronheffing kan blijven hangen. Dat zijn de Deltawerken van de Nederlandse fiscale wetgeving. Ook het feit dat je de Belastingdienst vooraf zekerheid kunt vragen, is een groot goed. Een ander onderdeel van onze fiscale Deltawerken is dat hoogwaardig personeel hier kan en wil komen werken. Overigens is het ook om allerlei niet-fiscale redenen goed toeven in Nederland. Daarom zeggen wij dat we hier een goed vestigingsklimaat hebben voor ondernemers.’ Als wij het zo beluisteren lijkt het belangrijker om te verdedigen wat we hebben dan dat er zaken zijn die moeten worden verbeterd. ‘Dit zijn de principes waar je je stelsel op bouwt. Zonder

‘Ook om allerlei niet-fiscale redenen is het goed toeven in Nederland. Daarom zeggen wij dat we hier een goed vestigingsklimaat hebben voor ondernemers’ december 2016 | nummer 6 | Het Register

23


n n n n n

Interview

met je economie als je dat soort bedrijvigheid eruit gaat drukken. Er zit ook een keerzijde aan, want het simpele feit dat je niet de kapitaalstromen belast, betekent soms dat je wel de kapitaalstromen krijgt, maar niet de sub­ stance. Je moet dus nadenken over hoe je kunt voorkomen dat dit soort bijwerkingen het systeem kannibaliseert, zonder daarbij de legitieme investeringen kwijt te raken. We moeten zorgen dat we de economische activiteit naar Nederland halen en dat we de beslissers en hoofdkantoren hier hebben. Het MKB dat tegen deze internationale ondernemingen aan zit, profiteert er niet alleen van omdat het daarmee een klantenbasis heeft, maar ook omdat die mkb-bedrijven daardoor zelf productiever en innovatiever zijn.’ Zijn die buitenlandse investeerders ook lid van uw organisatie? ‘Ja, ongeveer vijfennegentig procent van de ondernemers die hier werkgelegenheid bieden, is aangesloten bij MKB-Nederland of VNO-NCW.’ Hoe kijkt u naar de Europese besluiten over de renteaftrekbeperking? ‘Er komt een generieke maatregel die zegt dat als jouw renteaftrek groter is dan dertig procent van jouw winst, dat meerdere dan niet aftrekbaar is. Wanneer je een aantal slechte jaren hebt en je een kleine winst of helemaal geen winst behaalt, zeggen de regels dus dat je de rente niet meer mag aftrekken, ook al is de verhouding tussen het eigen vermogen en de schuldpositie op zichzelf goed. In het geval dat je verlies maakt, wordt het nog erger. Er komt nu iets waarvan toch niet duidelijk is hoe het gaat uitpakken en wat heel snel heel ingewikkeld wordt.’

Belastingverlaging

‘Verlaging van de belastingen is goed voor het vestigingsklimaat en goed voor het investeringsklimaat voor kleine en grote ondernemingen’

die principes krijg je een heel andere economie. Er werken twee miljoen mensen bij internationaal opererende ondernemingen. Dat is een kwart van de beroepsbevolking. Ongeveer de helft werkt bij buitenlandse investeerders in Nederland. Nederland is dus niet alleen maar een doorstroomland. Internationaal opererende ondernemingen zijn gemiddeld twee keer zo productief en investeren twee keer zo vaak in R&D. De werknemers verdienen over het algemeen ook meer en geven dat weer uit in Nederland. Je moet goed bedenken wat er gebeurt

24

Het Register | december 2016 | nummer 6

Als u een fiscale wijziging mocht doorvoeren, wat zou die dan zijn? ‘We moeten niet te veel naar de regeltjes kijken, maar vooral naar het doel dat we willen bereiken, naar wat er moet gebeuren zodat ondernemingen in Nederland meer kunnen investeren. Dat laat zich het gemakkelijkst vertalen in een lagere belasting op winsten voor de IB-ondernemer tot en met de multinational. Je verlaagt de belastingen. Daarmee verhoog je het rendement op de investeringen. Dat is goed voor het vestigingsklimaat en goed voor het investeringsklimaat voor kleine en grote ondernemingen. Ook het Centraal Planbureau zegt dat dit een goed idee is.’ Jullie zijn niet bang dat de ondernemers dan rode Ferrari’s, bier en taartjes gaan kopen en het rendement niet wordt geïnvesteerd in de economie? ‘Nee. Die rendementen worden weer geïnvesteerd in hetzelfde bedrijf of die gaan naar de aandeelhouders en dan komen ze op die manier weer bij het bedrijfsleven terecht. Zelfs als er auto’s van zouden worden gekocht, worden die ook weer geproduceerd door ondernemingen en komt het op die manier weer in de economie.’   <<<


Jurisprudentie en wetgeving Inkomstenbelasting

Loonbelasting

Bijzondere omstandigheden bij onzakelijke lening toegelicht 25 ■ Herinvesteringsreserve ook mogelijk bij onttrekking 25 ■ Koersverlies op lening voor eigen woning niet aftrekbaar 26 ■ Zelfstandigenaftrek voor vrouw die via vof in bedrijf werkte 26

Eerste uitspraak over gebruikelijkheidscriterium WKR Fiscus moet heffing over niet ingehouden LB bewijzen

27 28

Erf- en schenkbelasting ■ Tegenbewijsregeling verhuurde box 3-woningen

Omzetbelasting Zonder btw-nummer op factuur toch aftrek voorbelasting 26 Zelfde begrip voor vervaardigen roerende en onroerende zaken 27 ■ Gemeente btw-plichtig bij straatparkeren 27 ■

ook voor SW 28 Verruimde vrijstelling schenkbelasting gold voor één kalenderjaar 28

Inkomstenbelasting

2016/58 Bijzondere omstandigheden bij onzakelijke lening toegelicht De Hoge Raad heeft voor het eerst een definitie gegeven van het begrip ‘bijzondere omstandigheden’, op grond waarvan een onzakelijke lening toch zakelijk kan zijn en deze daarom ten laste van het resultaat kan worden afgewaardeerd. Het betrof hier een lening van een bouw- en onderhoudsbedrijf (bv 1) aan haar zustermaatschappij (bv 2) die een onderneming had overgenomen die brandschade saneerde, gebouwen schoonmaakte en elektronica intern reinigde. Door de overname verkreeg bv 1 toegang tot opdrachten van verzekeringsmaatschappijen voor (schoonmaak)werkzaamheden. Bv 2 leende bij de uitvoering van haar eigen opdrachten personeel in van bv 1. De leningen van € 297.000 en € 60.000 waren in 2008 en 2009 door bv 1 verstrekt om bv 2 in staat te stellen lopende uitgaven te doen. Er waren geen zekerheden gesteld en de verschuldigde rente van 4% per jaar werd steeds bijgeschreven bij de hoofdsom. Vanaf 2008 waren de resultaten van bv 2 negatief, waarna ze in juni 2011 failliet ging. In haar aangifte Vpb 2010 waardeerde bv 1 de toen bestaande lening van € 384.399 af ten laste van haar winst. De inspecteur weigerde de aftrek, omdat volgens hem sprake was van een onzakelijke lening. Rechtbank Gelderland en Hof Arnhem-Leeuwarden waren het met de inspecteur eens. Bv 1 ging daarop in cassatie. Ze stelde dat sprake was van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in het arrest van 25 november 2011 (nr. 08/05323, ECLI:NL:HR:2011:BN3442), omdat ze de lening had verstrekt om toegang te krijgen tot een nieuwe markt en extra omzet te behalen. De Hoge Raad stelde voorop dat een bijzondere omstandigheid in de zin van het arrest van 25 november 2011 zich voordoet als tussen een schuldeiser en een schuldenaar sprake is van een zakelijke relatie die ook bij afwezigheid van een concernrelatie voor die schuldeiser van voldoende gewicht is geweest om een lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden te verstrekken en het daardoor belopen debiteurenrisico te aanvaarden. In dit geval stond vast dat zakelijke relaties waren ontstaan door opdrachten

van derden aan bv 2, waardoor bv 1 personeel had uitgeleend en ook zelf opdrachten had uitgevoerd. Het hof had daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de zakelijke relaties voor bv 1 niet van voldoende gewicht konden zijn geweest om de lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden te verstrekken en het daardoor belopen debiteurenrisico te aanvaarden. De Hoge Raad verwees de procedure naar Hof Den Bosch, dat moet onderzoeken of sprake is geweest van bijzondere omstandigheden. ■  Hoge Raad 14 oktober 2016, nr. 16/01370, ECLI:NL:HR:2016:2340

2016/59 Herinvesteringsreserve ook mogelijk bij onttrekking De Hoge Raad is een nieuwe weg ingeslagen met een arrest over de herinvesteringsreserve. Het ging daarbij om de vraag: ■ of het deel van de verkoopprijs waarvoor een correctie heeft plaatsgevonden vanwege een onttrekking aan het ondernemingsvermogen (een verkapte winstuitdeling), kwalificeert als opbrengst in de zin van art. 3.54 Wet IB 2001, aangezien hiervoor niet daadwerkelijk een vergoeding is ontvangen; en ■ of voor zo’n correctie sprake kan zijn van een herinvesteringsvoornemen, omdat dit deel is onttrokken aan de onderneming en het vermogen van de onderneming dus heeft verlaten. Volgens de Hoge Raad volgt uit de wetsgeschiedenis dat de aanwending van de opbrengst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel een aanwijzing kan zijn voor het bestaan van een herinvesteringsvoornemen. Dit is echter niet bepalend bij de beoordeling van het herinvesteringsvoornemen. Ook als de door de vervreemding verkregen middelen niet meer beschikbaar zijn voor herinvestering, kan volgens de Hoge Raad wel degelijk een voornemen tot herinvestering (uit andere middelen) aanwezig zijn. Vervolgens ging de Hoge Raad in op de vraag of bij een onttrekking sprake is van een opbrengst. Als in de vervreemding van een bedrijfsmiddel een uitdeling van winst ligt besloten, wordt voor het bepalen van de winst de overdrachtsprijs gesteld op de waarde in het economisch verkeer (wev) van het bedrijfsmiddel. De belastingheffing gaat in dat geval uit van de wev en met art. 3.54 Wet IB

december 2016 | nummer 6 | Het Register

25


n n n n n

2001 is, net als met art. 14 Wet IB 1964 (over de vervangingsreserve), beoogd om bij vervanging van bedrijfsmiddelen belastingheffing over de stille reserves in de oude bedrijfsmiddelen te voorkomen. Daarom ligt het volgens de Hoge Raad voor de hand om ook voor het begrip opbrengst uit te gaan van de (hogere) wev. De Hoge Raad verwees hiervoor naar een arrest van 15 april 1998 (nr. 33228, ECLI:NL:HR:1998:AA2491) dat was gewezen voor de toepassing van de ruilarresten. Een andere benadering leidt volgens de Hoge Raad bovendien tot een onevenwichtig gevolg. De verkoop van een bedrijfsmiddel aan de aandeelhouder tegen de wev terwijl de koopsom gedeeltelijk wordt verrekend met een gelijktijdig uitgekeerd dividend, zou dan namelijk voor de toepassing van art. 3.54 Wet IB 2001 anders worden behandeld dan de verkoop van dat vermogensbestanddeel aan de aandeelhouder tegen de (lagere) fiscale boekwaarde, waarbij voor fiscale doeleinden een uitdeling van dezelfde omvang als dat dividend wordt geconstateerd. De Hoge Raad concludeerde dat ook een fiscaal in aanmerking te nemen voordeel door de gedeeltelijke onttrekking van een bedrijfsmiddel moet worden aangemerkt als een opbrengst in de zin van art. 3.54, lid 1 Wet IB 2001. Hij kwam daarmee terug van zijn arrest van 18 maart 1970 (nr. 16322). ■  Hoge Raad 16 september 2016, nr. 15/04483, ECLI:NL:HR:2016:2080

2016/60 Koersverlies op lening voor eigen woning niet aftrekbaar Tot de aftrekbare kosten van een eigen woning in box 1 behoren alle (eenmalige) kosten die verband houden met de geldlening. De bekendste kosten zijn die voor taxatie, de hypotheekakte, een hypotheekadvies en uiteraard de rente. De Hoge Raad moest zich onlangs buigen over de vraag of ook het koersverlies op een lening voor een eigen woning in aftrek kan komen. Nee, luidde het antwoord. De eigenwoningschuld van art. 3.119a Wet IB 2001 is beperkt tot de schulden die zijn aangegaan voor het verwerven, verbeteren of onderhouden van de eigen woning. Dit houdt volgens de Hoge Raad in dat alleen de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het opnemen, verlengen of aflossen van de geldleningen voor het verwerven, verbeteren of onderhouden van de eigen woning, behoren tot de kosten van een geldlening in verband met die schulden. Tot die kosten behoort niet het koersverlies ten opzichte van de euro. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook als een lening die in een andere munteenheid dan de euro luidt, wordt omgezet in een lening die in euro’s luidt. ■  Hoge Raad 23 september 2016, nr. 16/00934, ECLI:NL:HR:2016:2136

2016/61 Zelfstandigenaftrek voor vrouw die via vof in garagebedrijf werkte

Een man bracht zijn garagebedrijf per 1 januari 2006 in een vof met zijn echtgenote in. De winstverdeling bedroeg 40% voor de vrouw en 60% voor de man. De vrouw werkte tot en met 2007 in loondienst en daarnaast halve dagen in het garagebedrijf. Na een boekenonderzoek stelde de inspecteur dat de vrouw geen recht had op de door haar geclaimde zelfstandigenaftrek en MKB-winst-

26

Het Register| december 2016 | nummer 6

Jurisprudentie en wetgeving

vrijstelling. Volgens hem waren haar werkzaamheden in het garagebedrijf nagenoeg geheel ondersteunend van aard en was het ongebruikelijk dat een dergelijk samenwerkingsverband werd aangegaan tussen niet-verbonden personen. Rechtbank Noord-Nederland vond echter dat de vrouw aannemelijk had gemaakt dat de door haar verrichte werkzaamheden betrekking hadden op de kernactiviteiten van de onderneming en niet alleen hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Bij het onderhoud of de reparaties was geen sprake van vaste tarieven en bij de verkoop en inruil van auto’s onderhandelde de vrouw zelfstandig over de prijs, ook al overlegde ze bij inruil van duurdere auto’s met haar man. Verder vond de rechtbank van belang dat de vrouw tijdens de volledige arbeidsongeschiktheid, door een burn-out, van haar echtgenoot in 2006/2007 de onderneming ruim een half jaar alleen en zelfstandig had gedreven. Hieruit bleek volgens de rechtbank dat ze daadwerkelijk in staat en bekwaam was om de onderneming te managen, de werkplaats te plannen en organiseren, te beslissen over het personeelsbeleid en investeringen, contacten met de leveranciers te onderhouden, auto’s te verkopen en in te ruilen, monteurs aan te sturen, offertes op te stellen en met klanten te overleggen over meerwerk. De werkzaamheden van de vrouw telden daarom mee voor de beoordeling van het urencriterium. Dat stond niet ter discussie, zodat de vrouw recht had op de zelfstandigenaftrek en de MKBwinstvrijstelling. De rechtbank verminderde daarom de over 2009 tot en met 2013 aan de vrouw opgelegde navorderingsaanslagen. ■  Rechtbank Noord-Nederland 11 augustus 2016, nr. 16/750, ECLI:NL:RBNNE:2016:4191

Omzetbelasting

2016/62 Zonder btw-nummer op factuur toch aftrek voorbelasting Senatex GmbH dreef een groothandel in textiel. In haar btw-aangiften over 2008 tot en met 2011 claimde ze aftrek van voorbelasting op provisierekeningen die ze had uitgereikt aan haar handelsagenten, en op facturen van een reclameontwerper. De Duitse belastingdienst weigerde de aftrek omdat de facturen niet het fiscale registratienummer of het btw-identificatienummer van de handelsagenten en de reclameontwerper vermeldden. Senatex corrigeerde de provisieafrekeningen in 2013. De belastingdienst legde echter toch naheffingsaanslagen op, omdat pas in 2013 was voldaan aan de voorwaarden voor aftrek van de voorbelasting en niet in de loop van de jaren 2009 tot en met 2011. Senatex ging in beroep, waarop de Duitse rechter het Europese Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing vroeg. Dat oordeelde dat de Duitse regeling in strijd was met de btw-richtlijn. Het was in Duitsland namelijk niet mogelijk om een factuur met een verplichte vermelding, zoals het btw-identificatienummer, met terugwerkende kracht te corrigeren. Hierdoor kon het recht op aftrek van de btw alleen worden uitgeoefend voor het jaar waarin de oorspronkelijke factuur was gecorrigeerd en niet voor het jaar waarin deze factuur was opgesteld. Het Hof bevestigt hiermee dat een formeel gebrek niet in de weg hoeft te staan aan btw-aftrek als is voldaan aan de materiële voorwaarden. ■  Hof van Justitie EU 15 september 2016, nr. C-518/14


n n n n n

2016/63 Zelfde begrip voor vervaar­ digen roerende en onroerende zaken Een bv paste door cliënten ter beschikking gestelde confectieschoenen aan om deze geschikt te maken voor personen met een orthopedische aandoening. Daartoe moesten deze schoenen, die door de cliënten zelf in speciaalzaken werden gekocht, voldoen aan bepaalde eisen wat betreft model, snit, materiaal, kwaliteit en binnenmaat. Bij het aanpassen verwijderde de bv de binnen- en buitenzool. Vervolgens werd aan de binnenkant van de schoenen het orthopedisch materiaal aangebracht, zodat met een nieuwe binnen- en buitenzool een bedding ontstond die geschikt was voor de zieke voet. De schoenen konden daarna niet meer worden gebruikt door een persoon met gezonde voeten. De bv vond dat ze het verlaagde btw-tarief van 6% mocht toepassen, omdat sprake was van oplevering van door haar vervaardigd orthopedisch schoeisel (post b16 van tabel I). Volgens haar werd een wezenlijke functie toegevoegd aan de bestaande functie van de schoenen, zodat deze alleen nog maar door de patiënt waren te gebruiken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat de werkzaamheden vielen onder het reguliere btw-tarief van 21%, maar Hof Den Bosch dacht daar anders over. Het was het met de bv eens dat een parallel kon worden getrokken met een onroerend goed waarvan alleen de zichtbare gevel was blijven staan en voor het overige alles was afgebroken en opnieuw opgebouwd. Volgens het hof resulteerden de aanpassingen dan ook in nieuw vervaardigde schoenen. De staatssecretaris ging in cassatie, met de stelling dat uit een arrest van 19 november 2010 (nr. 08/01021, ECLI:NL:HR:2010:BM6681) volgde dat voor het begrip vervaardigen voor onroerende zaken een andere maatstaf gold dan voor roerende zaken. De Hoge Raad verwierp echter deze stelling en bevestigde de uitspraak van het hof dat de bv het 6%-tarief mocht toepassen. ■  Hoge Raad 23 september 2016, nr. 15/01732, ECLI:NL:HR:2016:2137

2016/64 Gemeente btw-plichtig bij straatparkeren Rechtbank Gelderland heeft een opmerkelijke uitspraak gedaan over btw-heffing op een naheffing van parkeerbelasting. Deze naheffing was door de gemeente Arnhem opgelegd aan een bv voor het parkeren op een parkeerplaats op de openbare weg (straatparkeren). De bv ging daartegen in beroep en stelde dat de gemeente een factuur met btw aan haar moest uitreiken, zodat ze die btw als ondernemer in aftrek kon brengen. De gemeente was het daar niet mee eens. Volgens haar trad ze bij de heffing van parkeerbelasting op als overheid en concurreerde ze ook niet met bedrijven die tegen betaling gelegenheid boden om te parkeren in parkeergarages of achter een slagboom (slagboomparkeren). Rechtbank Gelderland oordeelde dat het bieden van gelegenheid tot straatparkeren door de gemeente werd verricht in het kader van een specifiek voor haar geldende juridische regeling. De gemeente handelde als overheid en in beginsel dus niet als belastingplichtige. Ze moest echter wel als belastingplichtige worden aangemerkt wanneer een behandeling als niet-belastingplichtige zou leiden tot een concurrentieverstoring van enige betekenis. En daarvan was volgens de rechtbank in dit geval sprake. De gemiddelde consument zou zijn auto slechts zo dicht mogelijk bij zijn

bestemming willen parkeren; controle, bewaking en bescherming tegen weersinvloeden zou hij van ondergeschikt belang vinden. Dat de gemeente in het kader van parkeerregulering het parkeren op bepaalde plaatsen toestond en op andere verbood, was volgens de rechtbank vooral van belang voor de gemeente en niet voor degene die zijn auto wil parkeren. Over verschillen in parkeerduur was niets gebleken. Dit betekende volgens de rechtbank dat straatparkeren en slagboomparkeren voor de modale consument dezelfde handelingen zijn. Behandeling van de gemeente als niet-belastingplichtige bij straatparkeren leidde dus tot concurrentieverstoring, die ook niet van onbeduidende omvang was. Om deze concurrentieverstoring op te heffen, moest de gemeente voor het gelegenheid geven tot straatparkeren worden aangemerkt als ondernemer en hoorde ze een factuur met btw uit te reiken aan de bv. De rechtbank verklaarde het beroep van de bv gegrond. Ze ging hiermee lijnrecht in tegen een uitspraak van 18 mei 2016 (nr. 15/00019, ECLI:NL:GHARL:2016:3819). Hierin had Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een gemeente voor het straatparkeren niet was aan te merken als ondernemer voor de btw. Tegen die uitspraak is inmiddels cassatie ingesteld. ■  Rechtbank Gelderland 3 november 2016, nr. 15/2830, ECLI:NL:RBGEL:2016:5821

Loonbelasting

2016/65 Eerste uitspraak over gebruikelijkheidscriterium WKR In art. 31, lid 1, onderdeel f Wet LB stond tot en met 2015 dat onbelaste vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger mochten zijn dan in verder overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk was. Rechtbank Noord-Holland heeft zich als eerste – in het voordeel van de werkgever – uitgelaten over de toepassing van dit gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling (WKR). De zaak betrof een bv met een aandelenplan, op grond waarvan haar directieleden gratis aandelen kregen toegekend. Met ingang van 2012 paste de bv de WKR toe, waarbij ze de aandelen aanwees als eindheffingsbestanddeel. De bv overschreed echter de vrije ruimte van 1,4% in 2012 en 1,5% in 2013 en gaf daarom in verband met de toegekende aandelen bedragen aan als eindheffing op basis van een tarief van 80%. De inspecteur vond echter dat de aandelen niet konden worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel, omdat het ging om verstrekkingen met een ‘aanzienlijke’ waarde. De bv kreeg daarom naheffingsaanslagen LB over 2012 en 2013, waarbij het gebruteerde tabeltarief van 108,3% was toegepast. In beroep oordeelde de rechtbank dat de aanzienlijke waarde geen reden was om de verstrekkingen niet onder de WKR te brengen. Daarvoor moest worden vastgesteld wat gebruikelijk was in overeenkomstige omstandigheden. Daarna kon worden beoordeeld of daarvan al dan niet in belangrijke mate (voor minstens 30%) werd afgeweken. De inspecteur had volgens de rechtbank niet duidelijk gemaakt waarmee hij de situatie van de bv had vergeleken. De Belastingdienst hanteerde een doelmatigheidsgrens van € 2400 en inhoudingsplichtigen accepteerden deze grens in het algemeen. Dit betekende volgens de rechtbank niet dat de inspecteur daarmee de ongebruikelijkheid had bewezen. Hetzelfde gold voor de

december 2016 | nummer 6 | Het Register

27


n n n n n

stelling van de inspecteur dat bij de beoordeling van de gebruikelijkheid een mogelijk tariefvoordeel een rol speelde. De rechtbank kwam tot de slotsom dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de bv de door haar verrichte verstrekkingen niet mocht aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en vernietigde de naheffingsaanslagen. Vanaf 2016 is het gebruikelijkheidscriterium overigens aangescherpt. Sindsdien is bepalend of de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate groter is dan die van de vergoedingen en verstrekkingen die in verder overeenkomstige omstandigheden in de regel worden aangewezen. De term ‘gebruikelijk’ komt dus niet meer voor in het nieuwe gebruikelijkheidscriterium; het gaat er nu vooral om dat de aanwijzing als vergoeding of verstrekking door de werkgever gebruikelijk moet zijn. ■  Rechtbank Noord-Holland 14 september 2016, nr. 14/2599, 14/2600, 14/2601, 14/2620 en 14/2645, ECLI:NL:RBNHO:2016:7583/7585/7586/7588/7587

2016/66 Fiscus moet heffing over niet ingehouden LB bewijzen Een dga was de enige werknemer van zijn bv. Die had hem een brutoloon van € 99.000 toegekend, maar geen loonheffing ingehouden. In zijn aangifte IB gaf de dga steeds dit brutoloon aan en vermeldde hij ook de te verrekenen bedragen aan ingehouden LB. De inspecteur verrekende de LB niet en legde over 2006 tot en met 2010 (navorderings)aanslagen IB op, waartegen de dga in beroep ging. Hof Den Bosch oordeelde dat de bv niet van plan was geweest om de niet ingehouden loonheffing af te dragen. Daarom was geen loonheffing ingehouden op het loon van de dga over 2006 tot en met 2010. Het hof vond ook dat de dga niet te goeder trouw was geweest. Verder had hij niet inzichtelijk gemaakt tot welke bedragen het overeengekomen loon was uitbetaald en had hij niet aannemelijk gemaakt dat een deel van het toegekende brutoloon niet was uitbetaald. Het hof concludeerde dat de dga steeds een loon van € 99.000 had genoten en daarover IB was verschuldigd, zonder dat daarmee enig bedrag aan loonheffing kon worden verrekend. Op het beroep in cassatie van de dga heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd. Het bedrag van de over een brutoloon verschuldigde loonheffing werd door de werknemer als loon genoten door de inhouding daarvan door de werkgever. Als inhouding achterwege bleef, was het loon in zoverre niet genoten. Het bedrag van de ten onrechte niet ingehouden loonheffing kon dan volgens de Hoge Raad niet worden betrokken in de heffing van IB. De Hoge Raad verwees hiervoor naar zijn arrest van 24 juni 1998 (nr. 33238, ECLI:NL:HR:1998:AA2323). Dit was alleen anders als dat bedrag op een andere wijze ten goede was gekomen aan de werknemer, zoals genoemd in art. 3.146, lid 1 Wet IB 2001. Uit het oordeel van het hof volgde dat de dga het bedrag van de over het brutoloon verschuldigde loonheffing niet door inhouding had genoten. De bewijslast voor de vraag of dit bedrag op een andere manier was genoten, lag volgens de Hoge Raad bij de inspecteur. Het oordeel van het hof was dus onjuist. De Hoge Raad verwees de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. ■  Hoge Raad 28 oktober 2016, nr. 15/05890, ECLI:NL:HR:2016:2427

28

Het Register| december 2016 | nummer 6

Jurisprudentie en wetgeving

Erf- en schenkbelasting

2016/67 Tegenbewijsregeling verhuurde box 3-woningen ook voor SW Wie een verhuurde woning erft of geschonken krijgt, moet sinds 2010 voor de erf- of schenkbelasting de WOZ-waarde van de woning als uitgangspunt nemen en die verminderen met een zogenoemde leegwaarderatio (art. 21, lid 8 SW en art. 10a UB SW). Het moet dan wel gaan om een woning die valt onder de huurbeschermingsregels. De manier van waarderen in de erf- en schenkbelasting komt overeen met die voor verhuurde woningen in box 3 van de inkomstenbelasting (art. 5.20 Wet IB 2001 en art. 17a UB IB 2001). Op 3 april 2015 oordeelde de Hoge Raad (nr. 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812) voor de inkomstenbelasting dat in plaats van de WOZ-waarde met leegwaarderatio de lagere werkelijke waarde van de verhuurde woning op de WOZ-waardepeildatum kan worden toegepast, als door de stapeling van forfaits in box 3 de leegwaarderatiowaarde in betekenende mate – voor 10% of meer – hoger uitkomt dan de waarde in het economisch verkeer (wev). De belastingplichtige moet dit tegenbewijs aannemelijk maken. De Hoge Raad moest zich onlangs buigen over de vraag of deze tegenbewijsregel ook van toepassing is op verkrijgingen die zijn belast met erf- of schenkbelasting. Daarvoor keek de Hoge Raad naar de wetsgeschiedenis. De wetgever had met de regeling van art. 21, lid 8 SW willen voorkomen dat verhuurde woningen door het gebruik van de WOZ-waarde voor de schenk- en erfbelasting in aanmerking werden genomen voor een waarde die te ver afweek van de werkelijke waarde. Daarbij werd verzekerd dat de heffingsgrondslag marktconform zou zijn. Art. 10a UB SW had daarom volgens de Hoge Raad met art. 17a UB IB 2001 gemeen dat de door de wetgever gedelegeerde bevoegdheid was beperkt tot het treffen van een regeling waardoor de grondslag van de belastingheffing bij benadering overeenkwam met de wev van verhuurde onroerende zaken. Het leegwaarderatio-arrest voor de inkomstenbelasting gold daarom ook voor de schenk- en erfbelasting. Het maakte daarbij volgens de Hoge Raad niet uit dat het bij de aanslag schenk- of erfbelasting niet ging om een forfaitair rendement van de onroerende zaken, waarop die aanslag (mede) betrekking had. ■  Hoge Raad 23 september 2016, nr. 15/05738, ECLI:NL:HR:2016:2135

2016/68 Verruimde vrijstelling schenk­ belasting gold voor één kalenderjaar Een vrouw kreeg op 18 november 2013 € 10.000 geschonken van de zwager van haar oma. Ze gebruikte dit om een deel van de hypotheek op haar eigen woning af te lossen, met toepassing van de tijdelijke verruiming van de vrijstelling van schenkbelasting uit het besluit van 16 september 2013 met nr. BLKB2013/1699. Op 9 december 2014 schonk de man nog eens € 12.000 aan de vrouw en ook dit bedrag werd gebruikt om de hypotheek af te lossen. In haar aangifte schenkbelasting 2014 deed de vrouw voor deze schenking een beroep op de vrijstelling van art. 33a SW, die tijdelijk was verruimd tot € 100.000. De inspecteur weigerde de vrijstelling, waarna de vrouw in beroep ging. Rechtbank Gelderland verwees naar de volgende passage in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2014: ‘Dit betekent dat


n n n n n

meld dat de vrijstelling van € 100.000 maar voor één kalenderjaar gold. Maar dat vond ze toch onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Uit vaste jurisprudentie volgde dat uitlatingen van de Belastingdienst die niet waren op te vatten als een toezegging of goedkeuring, maar waarin algemene voorlichting werd gegeven, bijvoorbeeld om het invullen van een aangiftebiljet te vergemakkelijken, niet konden leiden tot in rechte te beschermen vertrouwen. Dit was alleen anders als de belastingplichtige die was afgegaan op die inlichtingen, een handeling had verricht of nagelaten waardoor hij niet alleen de verschuldigde belasting moest betalen, maar ook schade leed. De man had op verzoek van de vrouw ook de verschuldigde belasting voldaan en volgens haar had dit de relatie tussen beiden belast. De rechtbank oordeelde dat de vrouw hiermee echter niet aannemelijk had gemaakt dat ze schade had geleden en verklaarde het beroep ongegrond. <<<

■ Datum inwerkingtreding

■ Staatsblad

■ Aangenomen EK

■ Eindverslag EK

■ Memorie van Antwoord EK

■ Voorlopig verslag EK

■  Rechtbank Gelderland 7 september 2016, nr. 16/1247, ECLI:NL:RBGEL:2016:4832

■ Wetsvoorstel EK

■ Aangenomen TK

■ Eindverslag TK

■ Nota n.a.v. verslag TK

■ Verslag TK

■ Wetsvoorstel +MvT TK

Per 21 november 2016

De stand van zaken

Wetgeving

van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning.’ De rechtbank vond dat deze passage op zichzelf de indruk zou kunnen wekken dat de vrijstelling van toepassing was voor de hele periode van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015. Uit de wettekst en de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2014 bleek volgens de rechtbank echter dat slechts in één kalenderjaar gebruik kon worden gemaakt van de verruimde schenkingsvrijstelling. De inspecteur had daarom terecht alleen in 2013 die vrijstelling in aanmerking genomen. De rechtbank verwierp het beroep van de vrouw op het vertrouwensbeginsel. Ze vond het weliswaar aannemelijk dat de vrouw en de man op basis van informatie van de Belastingdienst in de toelichting bij de aangifte schenkbelasting hadden verondersteld dat het in 2013 ongebruikte deel van de vrijstelling in 2014 alsnog zou kunnen worden gebruikt, omdat in die informatie niet expliciet was ver-

BTW-constructie (on)roerende zaken 30 061

Bij KB

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362

Bij KB

Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst 33 714

Bij KB

Wet aanpassing fiscale eenheid 34 323

Dag na datum Stb

Wet uitwisseling inlichtingen over rulings 34 527

1-1-2017

Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen 34 545

1-1-2017

Belastingplan 2017 34 552

1-1-2017

Overige fiscale maatregelen 2017 34 553

1-1-2017

Fiscale vereenvoudigingwet 2017 34 554

1-1-2017

Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 34 555

1-1-2017

Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing 34 556

1-1-2017

december 2016 | nummer 6 | Het Register

29


n n n n n

Schenken of lenen voor de eigen woning: een praktische analyse Vanaf 2017 geldt weer de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 100.000 voor schenkingen voor een eigen woning. Paul Schut en Marian Bruggink schreven uitgebreid en helder over deze in de volksmond geheten ‘jubelton’ in Het Register van oktober 2016. Ook de Belastingdienst besteedt tijdens de Intermediairdagen 2016 ruimschoots aandacht aan de jubelton, waardoor die vrijstelling nadrukkelijk in de schijnwerper staat. Dit artikel gaat daarom niet zozeer over de inhoud van die vrijstelling zelf, maar meer over het antwoord op de vraag of het überhaupt wel zinvol is om er gebruik van te maken.

H Eric van Uunen Mr. E.A. van Uunen RB is als belastingadviseur en vennoot verbonden aan Marree & Van Uunen Belastingadviseurs te Oisterwijk

et hoeft namelijk lang niet altijd financieel aantrekkelijk te zijn om een bedrag voor de eigen woning te schenken. Het kan juist aantrekkelijker zijn om uit te lenen. Dit houdt verband met de omstandigheid dat de schuld bij de lener een eigenwoningschuld vormt waardoor de rente in box 1 aftrekbaar is, terwijl de vordering bij de uitlener in box 3 kan zitten. In dit artikel formuleer ik een aantal overwegingen die voor de beantwoording van de vraag ‘lenen of schenken voor de eigen woning’ relevant zijn. En daarnaast ga ik nog in op een bijzondere valkuil bij de jubelton: de kapitaalverzekering eigen woning. Ik ga daarbij uit van de situatie die bij de eenmalige verhoogde schenking eigen woning het meest zal voorkomen: een kind investeert in zijn eigen woning – aankoop, verbouwing, verbetering, aflossing eigenwoningschuld – en zijn ouders willen dat financieren. En laten we tevens veronderstellen dat het gaat om het maximum van € 100.000.

Psychologie Als er één ding is waar menig belastingadviseur geen verstand van heeft, dan is dat de psyche van de mens. Dit tot zijn grote frustratie, want emoties winnen het vaak van de ratio. Toch wil ik als eerste een poging wa-

30

Het Register | december 2016 | nummer 6

gen om een aantal niet-rationele overwegingen de revue te laten passeren. Zolang je als kind die € 100.000 van je ouders moet lenen, is dat geld nog niet van jou. En na een schenking wel. Stel je toch eens voor dat, al dan niet door toedoen van ‘de koude kant’, de verhouding met de ouders gebrouilleerd raakt. Dat kan voor de begiftigde een belangrijke overweging zijn om te gaan voor de schenking in plaats van voor de lening. Ofwel het aloude adagium ‘binnen is binnen’. Maar let op de tegenhanger bij de ouders. Zij hebben bij de jubelton de zekerheid dat het geld ook daadwerkelijk veilig wordt aangewend voor de eigen woning van het kind. En dat het niet wordt geïnvesteerd in een onderneming waarover de ouders altijd al twijfel hebben gehad of, zo mogelijk nog erger, simpelweg wordt verbrast. Zolang die € 100.000 nog niet is geschonken maar nog steeds in het bezit is van de ouders, zijn zij ervan verzekerd dat het kind zich netjes gedraagt en braaf elke zondagmorgen met de kleinkinderen op de koffie blijft komen. Er is nog een andere overweging die je in dezelfde reeks van psychologische aspecten kunt rangschikken: eenvoud. Door het bedrag eenmalig te schenken is de zaak klaar. In plaats van die lastige lening die enerzijds ge-


n n n n n

paard gaat met aktewerk – met bijbehorende advieskosten – en anderzijds met jarenlange administratieve rompslomp, rentebetalingen, aflossingen, verwerkingen in IB-aangiften bij zowel de lener als de uitlener, enzovoort. Het fiscale leven is al ingewikkeld genoeg en bij een schenking is eenvoud troef. Dat kan weer een belangrijke overweging zijn om te schenken in plaats van te lenen.

c.

Fiscale ratio Maar stel dat de ouders en het kind puur voor de ratio gaan. Dan is het zinvol om uit te rekenen wat aantrekkelijker is: schenken of lenen. Een eenvoudig voorbeeld luidt als volgt. Een ouder stelt € 100.000 ter beschikking aan zijn kind voor de aflossing van een bancaire hypotheek. De ouder kan dit geld schenken of uitlenen tegen, stel, 3% op jaarbasis (herfinanciering van de bancaire lening). Stel dat het kind de betaalde eigenwoningschuldrente kan aftrekken in box 1 tegen 50% en de ouder een forfaitaire vermogensrendementsheffing kent van 2,87% x 30% = 0,861%. In dat geval zijn de nettolasten van het kind: betaalde rente (3% x € 100.000) af: fiscaal voordeel (50% x € 3000) nettolast en is de nettobate van de ouders: ontvangen rente (3% x €100.000) af: fiscaal voordeel (€100.000 x 2,87% x 30%) nettobate

€ 3.000 € 1.500 € 1.500

€ 3.000 € 861 € 2.139

En als vervolgens de ouder de nettobate van € 2139 – minder dan de jaarlijkse vrijstelling van € 5304 in 2016 – schenkt, wordt het kind er per jaar € 2139 – € 1500 = € 639 beter van. Op grond hiervan zou het de voorkeur hebben dat de ouders € 100.000 uitlenen aan het kind en de schenking pas later effectueren. Want dat is een belangrijk verschil met de jubelvrijstelling uit 2013/2014: de nieuwe verhoogde schenkvrijstelling eigen woning is structureel en kan ook nog in een later jaar worden toegepast, door de ouders de vordering van € 100.000 op het kind te laten kwijtschelden. En dan win je in bovenstaand voorbeeld elk jaar € 639. Let er dan wel op dat die latere schenking alsnog plaatsvindt voordat het kind (of zijn partner) 40 jaar is geworden.

Belangrijke variabelen Hoe groot het voordeel van lenen ten opzichte van schenken is, is afhankelijk van een aantal variabelen: a. welke rente is over de lening verschuldigd: hoe hoger de rente, des te groter het voordeel van lenen; b. tegen welk percentage mag het kind zijn eigenwoningschuldrente aftrekken. Vaak zal dat 40,4% (2016)

d.

e.

f.

g.

zijn. Als het kind met zijn box 1-inkomen in de hoogste belastingschijf zit, is de maximale renteaftrek voor 2017 effectief 50% en vanaf 2018 elk jaar 0,5% lager: hoe hoger het IB-tarief bij het kind, des te groter het voordeel van lenen; is een deel van de rente die het kind aan zijn ouders betaalt, wellicht niet aftrekbaar door de werking van de beperking van het eigenwoningforfait: hoe hoger de niet-aftrekbaarheid van de rente, des te kleiner het voordeel van lenen; valt de vordering op het kind bij de ouders wellicht in het heffingvrij vermogen van € 25.000 per persoon: hoe groter het deel van de vordering dat bij de ouders in het heffingvrij vermogen valt, des te groter het voordeel van lenen; en als de vordering bij de ouders in het belaste deel van box 3 valt, welke rendementsgrondslag geldt dan voor die ouders door de invoering van het schijvensysteem in die box vanaf 2017: hoe lager het rendementspercentage, des te groter het voordeel van lenen; daarnaast moet nog een onderscheid worden gemaakt tussen aflossingsvrije eigenwoningschulden (aangegaan vóór 2013) en eigenwoningschulden waarop ten minste annuïtair moet worden afgelost. Bij de laatste daalt op termijn door de aflossing het rentebedrag, waardoor het voordeel van lenen weer kleiner wordt; en ten slotte speelt de vraag of de ouders en het kind al gebruikmaken van de jaarlijkse schenkvrijstelling van € 5304 (2016): zo ja, dan zou over het meerdere boven de schenkvrijstelling 10 tot 20% schenkbelasting verschuldigd worden.

Als ouders en kind puur voor de ratio gaan, is het zinvol om uit te rekenen wat aantrekkelijker is: schenken of lenen Wat is verstandig? Omdat de nieuwe verhoogde schenkvrijstelling eigen woning structureel is en niet tijdelijk, kan in eerste instantie het bedrag door de ouders aan het kind worden geleend, en kunnen de ouders later altijd nog op enig moment de schuld van het kind kwijtschelden. Deze kwijtschelding valt dan alsnog onder de nieuwe verhoogde schenkvrijstelling eigen woning. Als die eigenwoningschuld van het kind dan al op enig moment wordt kwijtgescholden, heeft het de voorkeur dat dit geschiedt kort voor de peildatum van 1 januari van enig jaar, vanwege het verlagen van het inkomen uit sparen en beleggen in box 3 bij de ouders. En doorgaans is rond de kersttijd ook wel een passend moment voor een dergelijke geste. Maar door eerst te lenen en vervolgens te schenken kan een aantal jaren een extra fiscaal voordeel worden behaald.

december 2016 | nummer 6 | Het Register

31


n n n n n

Schenken of lenen

Beschouwing per variabele In eerdervermeld rekenvoorbeeld hanteerde ik de volgende uitgangspunten: n bedrag van lening/schenking: € 100.000; n rente: 3%; n aftrekpercentage eigenwoningschuld bij het kind: 50%; n vermogensrendementsheffing bij de ouders: 30% over 2,87% van de vordering. Hierna ga ik in op belangrijke variabelen zoals die ik hiervoor heb opgesomd. Rentevergoeding Bij het bepalen van de hoogte van de rente bij leningen van ouders aan kinderen ter zake van een eigen woning van dat kind geldt maar één eis: hij moet zakelijk zijn. Als een kind minder dan de marktrente betaalt, is het verschil een schenking van ouders aan kind. En als de rente te hoog is ten opzichte van de marktrente, vormt dat een schenking van kind aan ouders. De zakelijkheid van de lening is afhankelijk van een aantal factoren, zoals: n het inkomen en het vermogen van het kind en daarmee de capaciteit om rente en aflossingen te betalen; n de hoogte van het bedrag aan leningen ten opzichte van de waarde van de woning; n de looptijd van de rentevaste periode; n de hardheid van de zekerheden die aan de uitlener worden verstrekt. In het eerdere rekenvoorbeeld hanteer ik een rente van 3%. Daarmee zeg ik niet dat dit een zakelijke rente is of kan zijn. Het dient slechts als rekeneenheid voor het voorbeeld. Uitgaande van de uitgangspunten in het rekenvoorbeeld betekent dit dat bij een rente van ongeveer 1,75% een omslagpunt wordt bereikt. Naarmate de eigenwoningschuldrente lager is, wordt het mutatis mutandis gunstiger om te schenken in plaats van te lenen. Renteaftrekpercentage eigenwoningschuld Eigenwoningschuldrente is aftrekbaar van het inkomen uit werk en woning. Het toptarief van box 1 is 52%. Sinds 2013 wordt het aftrekpercentage teruggebracht met 0,5% per jaar, waardoor de maximale aftrek in 2017 nog maar 50% bedraagt, in 2018 49,5%, enzovoort. Tot en met 2033 – althans indien en voor zover de huidige regeling voor de eigen woning in de fiscale wetgeving dan niet is gewijzigd – blijft de aftrek tegen het tarief van de derde IB-schijf ongewijzigd. Maar ook bij een aftrekpercentage van 40,4% blijft lenen aantrekkelijker dan schenken. Alleen daalt dan het verschil van € 639 naar € 351 per jaar. Beperking aftrek eigenwoningschuldrente Het kan zijn dat het eigenwoningforfait dermate hoog is ten opzichte van de eigenwoningschuldrente, dat een deel van de rente over het bedrag van € 100.000 niet aftrekbaar is. In het voorbeeld ligt het omslagpunt bij een niet-aftrekbaar bedrag aan rente van € 1250. Ofwel, als

32

Het Register | december 2016 | nummer 6

Als het eigenwoningforfait het bedrag aan betaalde eigen­ woningschuldrente nadert, kan het verstandiger zijn om de lening af te lossen uit box 3-vermogen genoemde € 100.000 de enige eigenwoningschuld zou zijn en het eigenwoningforfait bedraagt € 1250, maakt het fiscaal per jaar nier meer uit of wordt geschonken of geleend. Het is sowieso verstandig om bij kleinere eigenwoningschulden te kijken naar een optimale allocatie. Als het eigenwoningforfait het bedrag aan betaalde eigenwoningschuldrente nadert, kan het verstandiger zijn om de lening af te lossen uit box 3-vermogen. En wel omdat de


n n n n n

besparing aan box 3-heffing dan groter is dan de teruggaaf door de betaalde eigenwoningschuldrente. Of om de schuld te herfinancieren, waarbij de nieuwe lening niet voldoet aan de eisen van een eigenwoningschuld, zodat de schuld in box 3 valt. Door toedoen van de ‘Wet Hillen’ – aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld – en het effect van de schuld in box 3 wordt fiscaal een gunstiger resultaat behaald dan via een laag negatief voordeel uit eigen woning. Heffingvrij vermogen bij de ouders Als een deel van de vordering van de ouders op het kind in het heffingvrij vermogen van de ouders in box 3 valt, stijgt het voordeel in bovengenoemd voorbeeld met 30% x 2,87% x het vrijgestelde deel. Ofwel, als de ouders een zodanig grote schenking doen dat hun resterend vermogen precies onder het heffingvrij vermogen in box 3 zakt, verdient lenen nog meer de voorkeur boven schenken; het voordeel stijgt daardoor immers met 0,861% van de anders onbenutte vrijstelling in box 3. Hoogte van de rendementsgrondslag bij de ouders in box 3 Als de vordering bij de ouders in het belaste deel van box 3 valt, is de hoogte van de rendementsgrondslag relevant. Hoe hoger die rendementsgrondslag, des te ongunstiger wordt lenen. In 2017 kennen we de volgende schijven in box 3, uitgaande van twee fiscale partners: n een vrijstelling van € 50.000; n het meerdere tot € 200.000 wordt geacht een inkomen te genereren van 2,87%; n het meerdere daarna tot € 2.000.000 een inkomen van 4,60%; n en het meerdere daarna vanaf € 2.000.000 een inkomen van 5,39%.

Voor één belastingplichtige/ouder dienen deze bedragen door twee te worden gedeeld. Uitgaande van de gegevens uit het voorbeeld betekent dit bij een rendementsgrondslag van: n 2,87%: een voordeel van € 639, n 4,60%: een voordeel van € 120, n 5,39%: een nadeel van € 117 van lenen ten opzichte van schenken. Ofwel, lenen in plaats van schenken is alleen maar fiscaal aantrekkelijk als daardoor de heffing bij de ouders wordt beperkt tot een rendementsgrondslag van 4,60%. Daarboven wordt schenken juist weer aantrekkelijker. Aflossingsvrij of ten minste annuïtair aflossen Als op de lening dient te worden afgelost omdat sprake is van een ‘nieuwe’ eigenwoningschuld, gesloten vanaf 2013 – zonder dat sprake is van een herfinanciering – zal in de loop der jaren het voordeel dalen omdat de verschuldigde rente elk jaar lager wordt. Maar omdat de eerste jaren de annuïteit vooral uit een rentecomponent bestaat en pas later vooral uit een aflossingscomponent, zal dit verschil pas na verloop van een aantal jaren materieel worden.

Ter illustratie In tabel 1 is de impact van lenen in plaats van schenken over een groter tijdsverloop weergegeven. Daarbij heb ik een horizon van tien jaar gehanteerd. Want degene die meent te kunnen voorspellen hoe over tien jaar de fiscale wetgeving in Nederland eruit ziet, is óf buitengewoon briljant óf heeft te veel naar Astro TV gekeken, waarbij ik de kans op het tweede groter acht dan die op het eerste. Dit overzicht is een weergave van een spreadsheet dat leden via RB-Plaza kunnen downloaden en waarin ze dus ook andere parameters kunnen invullen (zie https://www.rb-plaza.nl/schenken-of-lenen-tabel).

Tabel 1. Lenen of schenken? jaar

schuld

nettolast bij kind

nettobate bij ouders

betaalde rente

IB-aftrek box 1

nettolast

ontvangen rente

IB-heffing box 3

nettobate

saldo voordeel lenen

2017

100.000

3.000

50,00%

1.500

3.000

861

2.139

639

2018

100.000

3.000

49,50%

1.515

3.000

861

2.139

624

2019

100.000

3.000

49,00%

1.530

3.000

861

2.139

609

2020

100.000

3.000

48,50%

1.545

3.000

861

2.139

594

2021

100.000

3.000

48,00%

1.560

3.000

861

2.139

579

2022

100.000

3.000

47,50%

1.575

3.000

861

2.139

564

2023

100.000

3.000

47,00%

1.590

3.000

861

2.139

549

2024

100.000

3.000

46,50%

1.605

3.000

861

2.139

534

2025

100.000

3.000

46,00%

1.620

3.000

861

2.139

519

2026

100.000

3.000

45,50%

1.635

3.000

861

2.139

504 5.715

december 2016 | nummer 6 | Het Register

33


Schenken of lenen

n n n n n

De kapitaalverzekering eigen woning Er is nog een belangrijk aandachtspunt dat de keuze tussen lenen of schenken beïnvloedt: menig eigenwoningbezitter heeft in het verleden zijn lening bij een bankinstelling afgedekt met een kapitaalverzekering eigen woning. Bij expiratie van die polis komt belastingvrij een kapitaal tot uitkering dat moet worden aangewend voor de aflossing van een eigenwoningschuld. Gebeurt dat niet, dan wordt bij de uitkeringsgerechtigde het rentebestanddeel in de uitkering belast in box 1. Als van de jubelton gebruik wordt gemaakt door een bancaire eigenwoningschuld af te lossen, kan de situatie ontstaan dat de uitkering van de kapitaalverzekering eigen woning hoger is dan de resterende schuld bij de bank. En dat zou weer betekenen dat de rentecomponent van de uitkering die niet wordt aangewend voor de aflossing van de eigenwoningschuld, progressief in box 1 wordt belast. Een valkuil die in de adviespraktijk onvoldoende belicht is. Nog afgezien van de omstandigheid dat aflossing van een eigenwoningschuld die is gedekt door een kapitaalverzekering, gevolgen kan hebben voor het rendement op die kapitaalverzekering: vaak is de te ontvangen rente op de stortingen op die polis gekoppeld aan de rente die de lener betaalt over zijn hypotheekschuld. Aflossen op die schuld heeft onmiddellijk gevolgen voor de rentevergoeding over, c.q. de garantiekapitalen bij die kapitaalverzekering. Kortom, de gelukkige bezitter van een lening met een hoge rente die is gedekt door een kapitaalverzekering met een even hoge rente – denk aan de bekende spaar-

34

Het Register | december 2016 | nummer 6

Wie een spaarhypotheek heeft met een hoge rente, snijdt zichzelf in de vingers door de jubelton te gebruiken voor aflossing van zijn schuld hypotheek – snijdt zichzelf in de vingers door gebruik te maken van de jubelton, als hij daarmee zijn lening bij de bank zou aflossen. Maar ook als hij die lening zou herfinancieren bij bijvoorbeeld zijn ouders. Dan kan zelfs een schenking zonder gebruik te maken van de jubeltonvrijstelling gunstiger zijn.

Conclusie De fiscale adviespraktijk wordt vanaf 2017 bij toepassing van de eenmalige verhoogde schenking eigen woning geconfronteerd met de keuze: schenken of lenen. Dit artikel geeft daarbij een praktische handreiking. In veel gevallen zullen de verschillen betrekkelijk gering zijn. En dan vraag ik toch aandacht voor de niet-fiscale overwegingen, met name de laatste die ik noemde: eenvoud. Dat pleit voor schenken in plaats van lenen. Let daarnaast op situaties waarbij de lening bij de bank is gedekt door een kapitaalverzekering eigen woning. Ook dan schuilen er addertjes onder het gras.  <<<


In memoriam prof. mr. Ch.P.A. Geppaart Op 17 november 2016 is tot ons verdriet op 84-jarige leeftijd overleden prof. Chris Geppaart, erelid van het Register Belastingadviseurs. De naam van ‘professor Geppaart’ – zoals de meeste leden hem met veel respect en sympathie noemden – is vele decennia verweven geweest met onze vereniging, meer in het bijzonder met haar rechtsvoorganger de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs. Als jong wetenschapper trad Chris Geppaart vijf maal op als spreker tijdens het jaarlijkse congres van de Federatie, de Belastingadviseursdag. Vanaf 1976 fungeerde hij als dagvoorzitter van dat congres, waarmee hij uitgroeide tot een waar monument in fiscaal Nederland. Met grote inzet en betrokkenheid heeft Geppaart de Belastingadviseursdag 26 maal geleid. Hij deed dit op volstrekt eigen wijze, met humor en een kwinkslag. Door zijn grote deskundigheid, veelzijdigheid en eruditie speelde hij een cruciale rol bij de keuze van de onderwerpen en het begeleiden van de sprekers. Moeiteloos legde hij verbanden tussen de meest uiteenlopende onderwerpen op fiscaal terrein. Het congres begon altijd met een gesproken column van de dagvoorzitter, die hij steevast introduceerde met de legendarische woorden ‘Maar voordat we overgaan naar het programma veroorloof ik het me enkele woorden tot u te richten...’ Daarnaast was prof. Geppaart adviseur van de Commissie Permanente Educatie van de Federatie. Als zodanig was hij nauw betrokken bij het kiezen van de onderwerpen en sprekers van de Landelijke Studiebijeenkomsten. In die tijd zaten de voorzitter en adviseur van

de Commissie PE tijdens de lezing nog op het podium, en voor veel Federatieleden werd hij aldus een vaste waarde en een baken in de woelige fiscale wereld. Op de Belastingadviseursdag van 18 mei 2001 nam Chris Geppaart afscheid van beide genoemde functies. Wegens zijn buitengewone verdiensten voor de vereniging werd hij bij die gelegenheid benoemd tot erelid van de Federatie. En sinds de fusie van de Federatie met het College Belastingadviseurs tot het Register Belastingadviseurs was hij uiteraard erelid van de nieuwe vereniging. Met het aantreden van het nieuwe bestuur in 2006 ontstond de traditie dat hij het jaarlijkse congres, thans bekend als de RB-dag, bijwoonde. De donderdag voor de RB-dag nam Chris dan deel aan de gezamenlijke maaltijd met de bestuursleden, hetgeen menige gedenkwaardige avond heeft opgeleverd. In verband met zijn broze gezondheid was dat vanaf 2013 niet meer mogelijk. Mijn voorganger Sylvester Schenk en ik hebben sindsdien warme contacten met Chris en zijn kinderen onderhouden, waaraan wij beiden met veel genoegen terugdenken. Het RB is Chris Geppaart grote dank verschuldigd voor zijn inzet voor en betrokkenheid bij onze vereniging gedurende vele decennia. We herinneren ons hem als een eminent en scherpzinnig fiscalist, maar vooral ook als een sympathiek en meelevend mens. Het voelt als het einde van een tijdperk. Moge hij rusten in vrede. Namens bestuur, bureau en leden van het Register Belastingadviseurs, Wil Vennix

<<<

december 2016 | nummer 6 | Het Register

35


n n

Het technolease drama: eens maar nooit weer? Op 21 november 2016 werd in de aula van Tilburg University een symposium georganiseerd ter gelegenheid van het verschijnen van het boek ‘Het Technolease drama’, dat als pakkende ondertitel de vraag: ‘Eens maar nooit weer?’ mee kreeg. Aan het einde van dit symposium werd het eerste exemplaar aangeboden aan Jan Timmer, ten tijde van de technoleasezaak ceo bij Philips. De uitgave van het boek, het symposium en de genoeglijke borrel nadien is mede mogelijk gemaakt door het Register Belastingadviseurs.

H Sylvester Schenk Mr. S.F.J.J. Schenk RB is hoofdredacteur van Het Register en directeur wetenschappelijk bureau bij Flynth te Arnhem

et boek is het resultaat van een onderzoek dat acht Tilburgse studenten onder leiding van prof. dr. Peter Essers – samen ook wel aangeduid als de Onderzoeksgroep Technolease – verrichtten naar een fenomeen dat zich in het begin van de jaren negentig afspeelde bij de combinatie Philips en Rabobank, om enige tijd later te worden herhaald bij de combinatie Fokker en Rabobank: technolease. Na een moment van stilte voor de ‘Tilburgse’ professor Geppaart – van wie eerder die dag afscheid was genomen, zie elders in dit nummer – opende decaan prof. mr. Corien Prins van de juridische faculteit het symposium. In haar welkomstwoord roemde ze allereerst Peter Essers voor diens in haar ogen zeer geslaagde poging om studenten bij wetenschappelijk onderzoek te betrekken. Ook de vorm van het symposium was bijzonder. Nog afgezien van de bijzondere, zeer geslaagde muzikale omlijsting was gekozen voor een rollenspel, waarbij de betrokken studenten in de huid kropen van de bij het ‘drama’ direct betrokken partijen, waaronder naast genoemde ondernemingen de Belastingdienst, het ministerie van Financiën, de staatssecretaris en de Europese Commissie. Het maakte de presentatie bijzonder levendig.

Inhoud boven vorm Maar het gaat bij wetenschappelijk onderzoek vanzelfsprekend niet primair om de vorm, maar om de inhoud. En die was (en is) boeiend. Het boven water krijgen van de waarheid is vaak al lastig genoeg, maar als direct betrokkenen – zoals de toenmalige staatssecretaris Van Amelsfoort en niet te vergeten de Tilburgse hoogleraar Van Dijck, die in één nacht een voor de aanvaardbaarheid van de constructie zeer relevante opinie schreef – inmiddels zijn overleden, dan wel zich ook nu nog niet

36

Het Register | december 2016 | nummer 6

vrij voelen om het achterste van hun tong te laten zien, kan zo’n zoektocht veel weg hebben van een whodunnit. Een mooie anekdote is het terugvinden van de tekst van Van Dijcks opinie, door zijn zoon, op een oude computer. Als het de computer was die op de tijdens het symposium getoonde foto van Van Dijck te zien was, houd ik het op een Commodore 64 of een Amiga. Inderdaad, zo lang geleden is het allemaal al weer. Alhoewel er tussen de Philips- en de Fokkerzaak niet onbelangrijke verschillen bestonden, was de technoleaseconstructie in beide gevallen in grote lijnen hetzelfde: een omvangrijke, in de vorm van een aandelentransactie gegoten sale and lease back transactie. Nu is sale and lease back anno 2016 misschien minder bijzonder dan aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, maar wat de beide zaken extra bijzonder maakte, was dat hetgeen werd verkocht en teruggehuurd, bestond uit immateriële activa, meer in het bijzonder technische kennis. De reden voor beide transacties was dat zowel Philips als Fokker destijds in grote financiële moeilijkheden verkeerde. Om de ergste nood te lenigen verkochten beide bedrijven daarom hun technische kennis aan de Rabobank, waarna deze kennis weer van de bank werd teruggehuurd. Bij de verkopende partij kon de behaalde winst – door aanwezige verliezen en/of WIR-aanspraken – grotendeels belastingvrij worden getoucheerd, terwijl de wel goed renderende Rabobank met de kennis naast toekomstige opbrengsten ook afschrijvingspotentieel verwierf. Tegenwoordig heet zoiets een win-winsituatie.

Omstreden De technolease deal was van meet af aan omstreden. Aan de ene kant was hij voor Philips en daarmee voor tal van anderen van levensbelang, zoals ook Timmer bena-


n n

Foto: Robert Knipscheer

Peter Essers met zijn Onderzoeksgroep Technolease drukte in zijn korte rede na het in ontvangst nemen van het boek. De uitdrukking too big to fail zal destijds nog geen gemeengoed zijn geweest, maar toch was dit wel waar het bij Philips om ging. Dat zal ook bij Fokker het geval zijn geweest, al liep het daar uiteindelijk niet goed mee af. Aan de andere kant had de deal van meet af aan last van een fraus legis luchtje en verder diende zich nog een ander, wellicht nog belangwekkender probleem aan, namelijk dat van de verboden staatssteun. Want inmiddels was wel duidelijk geworden dat ook fiscale wet- en regelgeving het predicaat staatssteun kan krijgen. De hiervoor genoemde (belangen)tegenstelling kwam ook heel nadrukkelijk naar voren in de opstelling van de betrokken partijen. Onder grote tijdsdruk verdedigden de betrokken ondernemingen hun zaak, daarin gesteund door vooral de minister van Economische Zaken, en voorts diens collega’s van Financiën en Algemene Zaken. Ook de betrokken Kamercommissie had bovenal, zo leek het, oog voor de werkgelegenheid. Aan de andere kant van het spectrum opereerde met name de Belastingdienst Grote Ondernemingen Amsterdam, die zich op fiscaaltechnische gronden niet vrij voelde de gewenste zekerheid vooraf te verschaffen. Men werd daarin gesteund door staatssecretaris Van Amelsfoort van Financiën, die echter niet op kon tegen de hiervoor genoemde verenigde tegenspelers. Wellicht had aftreden voor de hand gelegen, maar uiteindelijk zwichtte hij, wellicht in de (ijdele) hoop dat het bij één keer zou blijven. Eens maar nooit weer. Dat dit standpunt alleen al op grond van het gelijkheidsbeginsel weinig kansrijk was, moge duidelijk zijn.

Twee rapporten Een bijzondere rol in het hele circus was weggelegd voor een tweetal rapporten. Allereerst een onder grote tijdsdruk geschreven rapport van professor Van Dijck, waarin deze concludeerde dat de gekozen opzet niet door fraus legis zou worden getroffen. Het is daarbij overigens

Van Dijck schreef in één nacht een voor de aanvaardbaarheid van de constructie zeer relevante opinie de vraag of Van Dijck wel op de hoogte was van alle relevante aspecten, zoals ten aanzien van een aan WIR-premies te verrekenen bedrag. Een tweede rapport werd, op verzoek van de staatssecretaris, uitgebracht door de landsadvocaat. In dit rapport werd met name ingegaan op de realiteitswaarde en de zakelijkheid van de gekozen opzet. Ook hier luidde de conclusie dat geen sprake zou zijn van fraus legis, maar werd wel ruimte geboden voor de opvatting dat eerder sprake was van een lening dan van een daadwerkelijke verkoop. Aan het rapport van Van Dijck werd een groter gewicht toegekend dan aan dat van de landsadvocaat, al had dat wellicht ook te maken met het feit dat de conclusie uit het eerste rapport beter van pas kwam dan die uit het tweede.

Synopsis Het laatste woord in de vorm van een synopsis was voor Essers. Zijn conclusie luidde dat van fraude nimmer sprake is geweest, maar ook dat de uiteindelijke goedkeuring werd verleend onder grote politieke druk. Daarbij werd de Tweede Kamer eenzijdig en onvolledig geïnformeerd. Essers had verder kritiek op het lease-arrest (BNB 1986/75), dat een alles-of-niets-uitkomst tot gevolg had. Essers bepleitte een activering aan de hand van het economisch belang. Hij besloot met eerdergenoemde vraag of dit nu een kwestie was van eens maar nooit weer of niet. Technolease kan, zo besloot Essers. Al kun je het onder de huidige omstandigheden wel vergeten daarvoor nog zekerheid vooraf te krijgen.   <<< december 2016 | nummer 6 | Het Register

37


n n n n n n n

Praktijkervaringen met de Wet werk en zekerheid Als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid is het ontslagrecht herzien. De belangrijkste onderdelen van deze wet zijn op 1 juli 2015 in werking getreden. Inmiddels is er dus meer dan een jaar ervaring mee opgedaan. Een goed moment voor een eerste evaluatie. In dit artikel bespreek ik de ontwikkelingen rond de belangrijkste thema’s. Omwille van de leesbaarheid heb ik daarbij gekozen voor een beschrijving die deze ontwikkelingen kort samenvat, zonder verwijzing naar wetsartikelen of jurisprudentie.

A Joop van Zijl Mr. J.P.M. van Zijl is advocaat te Tilburg

ls eerste behandel ik de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De zogenoemde ‘ketenregeling’, die regelt wanneer verlengde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van rechtswege gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is aldus gewijzigd dat van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd sprake is zodra de gezamenlijke verlengde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een periode van 24 maanden (was: 36 maanden) overschrijden en zodra meer dan drie arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd. De ‘teller’ gaat daarbij pas weer op nul als tussen het einde van een arbeidsovereenkomst en het begin van een volgende meer dan zes maanden – de ‘tussenpoos’ – is verstreken (was: meer dan drie maanden). Seizoensarbeid Werkgevers die te maken hebben met seizoensarbeid ondervonden met name hinder van de verlenging van de vereiste tussenpoos naar meer dan zes maanden. Deze werkgevers hebben behoefte aan arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, omdat ze buiten het seizoen geen arbeid voor werknemers beschikbaar hebben. Een tussenpoos van meer dan drie maanden stelde hen doorgaans in staat om jaarlijks een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan. Met een tussenpoos van meer dan zes maanden was dit voor veel van hen onmogelijk. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dreigde, met als gevolg dat ook loon zou moe-

38

Het Register | december 2016 | nummer 6

ten worden betaald in de periode waarin er geen werk was. Daar kwam bij dat voor de berekening van het recht op en de hoogte van de wettelijk verplichte ontslagvergoeding – de transitievergoeding, waarover verderop meer – eveneens sprake was van een regeling waarbij een tussenpoos van meer dan zes maanden moest worden gehanteerd, om te voorkomen dat bij het einde van elke jaarlijkse arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd de transitievergoeding moest worden betaald. De minister had al ingegrepen met een aantal wetswijzigingen, waardoor: n arbeidsovereenkomsten die vóór 1 juli 2012 zijn geëindigd niet meetellen voor de berekening van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding; n arbeidsovereenkomsten die vóór 1 juli 2015 zijn geëindigd niet meetellen voor de berekening van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding als op of na 1 juli 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangegaan; n geen transitievergoeding zou zijn verschuldigd als de werkgever bij het eindigen van de jaarlijkse arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd de werknemer de garantie zou bieden dat hij binnen zes maanden een nieuwe arbeidsovereenkomst zou krijgen. Deze wijzigingen boden echter onvoldoende soelaas, omdat door de werking van de nieuwe ketenregeling nog steeds een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dreigde te ontstaan. Uiteindelijk heeft de minister


n n n n n n n

gezorgd voor een spoedreparatie van de wetgeving per 1 juli 2016, waardoor bij cao kan worden bepaald dat in geval van seizoensarbeid als minimaal vereiste tussenpoos in afwijking van de wet een periode van meer dan drie maanden zal gelden. Het is nu aan cao-partijen om per bedrijf of bedrijfstak een dergelijke uitzondering mogelijk te maken voor seizoensarbeid. Opvolgend werkgeverschap Voor problemen zorgt de bepaling inzake het ‘opvolgend werkgeverschap’. Dit is in feite een antimisbruikbepaling die moet voorkomen dat werkgevers na het verstrijken van 24 maanden of na drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd toch weer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaan, door de werknemer bij een andere rechtspersoon in dienst te laten treden, maar hem hetzelfde werk te laten doen. De Hoge Raad had bepaald dat voor opvolgend werkgeverschap niet voldoende was dat het ging om hetzelfde werk, maar dat ook noodzakelijk was dat de nieuwe werkgever een zodanige band had met de oude werkgever dat hij al inzicht had in de hoedanigheid en de geschiktheid van de werknemer voor de verrichte arbeid. Bij de invoering van het nieuwe ontslagrecht heeft de wetgever bepaald dat de eis van ‘een zodanige band’ niet moet worden gesteld. Voldoende is dat het gaat om hetzelfde werk en dat er een ‘aanleiding’ is waardoor de werknemer van de oude naar de nieuwe werkgever overgaat, bijvoorbeeld omdat hij eerst als uitzendkracht voor de nieuwe werkgever heeft gewerkt of omdat sprake is van de overgang van een concessie of opdracht van de oude naar de nieuwe werkgever. De vraag is nu wanneer van een dergelijke aanleiding sprake is. Dat was bijvoorbeeld het geval bij een werknemer die na de doorstart van een onderneming na fail­ lissement in dienst kwam bij de doorgestarte onderneming. De rechter achtte niet van belang dat de werknemer vóór het faillissement niet werkzaam was bij de onderneming die een doorstart beleefde, maar bij een zustermaatschappij van die onderneming. Voldoende was dat de werknemer door de doorstarter was benaderd om in dienst te treden. De bepaling van het opvolgend werkgeverschap vraagt daarmee om grote alertheid bij partijen die een activiteit starten die voorheen door een andere onderneming werd uitgeoefend.

Concurrentiebeding Een concurrentiebeding – waaronder begrepen een relatiebeding – in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is alleen nog rechtsgeldig als sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang dat ook als zodanig in de arbeidsovereenkomst is beschreven. De toetsing van deze eis in de jurisprudentie blijkt tamelijk streng. Als de beschrijving van genoemd belang onvoldoende specifiek is, is het concurrentiebeding niet rechtsgeldig. De beschrijving van het belang moet zijn toegesneden op de situatie van de desbetreffende werknemer. Als het concurrentiebeding de werkgever bijvoorbeeld moet beschermen tegen het bekend worden van be-

Het opvolgend werkgeverschap vraagt om grote alertheid bij partijen die een activiteit starten die voorheen door een andere onderneming werd uitgeoefend

drijfsgegevens bij concurrenten, moet specifiek worden beschreven om welke gegevens het dan gaat en waarom de werkgever schade zou ondervinden als deze gegevens bij de concurrent bekend werden. Bescherming van de werkgever tegen het teloorgaan van investeringen in de opleiding van de werknemer is mogelijk met een studiekostenbeding, zodat dit geen zwaarwegend bedrijfsbelang voor het bestaan van een concurrentiebeding kan opleveren.

december 2016 | nummer 6 | Het Register

39


n n n n n n n

Wet werk en zekerheid

niet meer dan een kwestie van goed fatsoen, blijkt in de praktijk voor de nodige problemen te zorgen. Wat aanzeggen? Op grond van de wet is geen aanzegvergoeding verschuldigd als wel is aangezegd dat de arbeidsovereenkomst kan worden voortgezet, maar niet onder welke voorwaarden. In dat geval mag de werknemer er echter van uitgaan dat sprake zal zijn van gelijkblijvende voorwaarden. Als het dan daadwerkelijk tot verlenging komt, kan de werknemer dus de voorheen geldende voorwaarden claimen. Werkgevers doen er daarom goed aan om direct melding te maken van eventuele afwijkende voorwaarden. Verzendperikelen Hoewel er toch weinig discussie over kan bestaan dat het aan de werkgever is te bewijzen dat de aanzegging de werknemer heeft bereikt, is daarover inmiddels al verschillende keren geprocedeerd. Aangetekende verzending of het voor ontvangst laten tekenen door de werknemer verdient dan ook de voorkeur. Een verzending middels een WhatsApp-bericht werd voldoende geacht, omdat uit de reactie van een werknemer kon worden afgeleid dat hij dat bericht had ontvangen. Omvang aanzegvergoeding Het loon waarover de aanzegvergoeding moet worden berekend, is bij werknemers met een vaste arbeidsduur gelijk aan het bruto-uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand. Voor werknemers zonder vaste arbeidsduur wordt gezocht naar het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand over een periode van in beginsel twaalf maanden. De vakantietoeslag behoort niet tot het loon waarover de aanzegvergoeding wordt berekend.

Werkgevers doen er goed aan om bij verlenging direct melding te maken van eventuele afwijkende voorwaarden Aanzegging Als een werkgever met een werknemer een arbeidsovereenkomst aangaat voor een bepaalde tijd van zes maanden of langer, is hij verplicht hem uiterlijk een maand voor het verstrijken schriftelijk mee te delen of de overeenkomst kan worden voortgezet, en zo ja, onder welke voorwaarden (de zogenoemde aanzegging). Bij gebreke daarvan is de werkgever de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de periode waarin niet, dan wel te laat is aangezegd (de aanzegvergoeding). Deze vergoeding compenseert de werknemer voor het nadeel dat hij heeft ondervonden doordat hij niet (tijdig) wist of hij ander werk moest gaan zoeken. Deze op het oog niet zo spectaculaire bepaling, toch eigenlijk ook

40

Het Register | december 2016 | nummer 6

Is de aanzegging een opzegging? Problemen met de aanzegging kunnen ontstaan als een werkgever er ten onrechte van uitgaat dat nog sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, terwijl op grond van de wet inmiddels sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zegt hij vervolgens aan dat deze arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen tijd niet zal worden voortgezet, dan kan het zijn dat de werknemer dit mag opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat heeft twee gevolgen, een in het voordeel van de werknemer en een in diens nadeel. In zijn voordeel is dat hij dan in beginsel recht heeft op de transitievergoeding, alsmede op de wettelijke schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn en ook nog eens op een billijke vergoeding wegens het opzeggen zonder toestemming van het UWV of instemming van de werknemer. In zijn nadeel is dat de termijn van twee maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst waarbinnen hij een verzoekschrift bij de kantonrechter moet hebben ingediend om deze vergoedingen te krijgen, dan ook is gaan lopen


n n n n n n n

op het moment waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd door de aanzegging die achteraf bezien een opzegging was. Ten aanzien van de vraag of de werknemer het verstrijken van de vervaltermijn voor het indienen van het verzoekschrift kan worden tegengeworpen, is sprake van wisselende jurisprudentie. Gevolgen van niet aanzeggen Ook het bewust niet doen van een aanzegging – om ziekmelding en de daaraan verbonden kosten van de Ziektewetuitkering en eventueel WGA-uitkering te voorkomen – kan nadelige gevolgen voor de werkgever hebben, buiten de verplichte aanzegvergoeding. Zo werd het uitblijven van de aanzegging opgevat als een omstandigheid die bijdroeg aan het oordeel van de rechter dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een arbeidsongeschikte werknemer was verlengd.

Ontslaggronden Een van de belangrijkste gevolgen van de invoering van het herziene ontslagrecht is dat opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever nog slechts kan plaatsvinden als is voldaan aan de voorwaarden van een van de acht in de wet genoemde ‘redelijke gronden’. Bij een onderzoek naar de uitspraken van vier rechtbanken in de eerste vijf maanden van 2016 bleek het aantal toewijzingen van ontbindingsverzoeken van werkgevers ten opzichte van de periode 20052009 te zijn gedaald van 83 naar 55%, terwijl het aantal afwijzingen steeg van 15 naar 38%.1 Hierna beschrijf ik de situatie ten aanzien van de belangrijkste ontslaggronden. De meest voorkomende ontslaggrond, die ter zake van het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van bedrijfs- of bedrijfseconomische omstandigheden, wordt daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat te dien aanzien relatief weinig is veranderd. Ongeschiktheid voor de functie Wil een werkgever bereiken dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst van een disfunctionerende werknemer ontbindt, dan moet laatstgenoemde tijdig van dat disfunctioneren in kennis zijn gesteld en moet hem vervolgens voldoende kans op verbetering zijn geboden. Met name ten aanzien van het vereiste verbetertraject blijken werkgevers vaak niet in staat te bewijzen dat deze gelegenheid is geboden, als daarvan al sprake is. Dat brengt met zich mee dat maar 16% van de ontbindingsverzoeken op deze grond wordt toegewezen. De verzoeken waarbij uiteindelijk nog overeenstemming tussen partijen werd bereikt, zijn daarbij overigens niet meegeteld. Daarmee blijkt deze ontslaggrond voor werkgevers verreweg de moeilijkste te zijn. Daar komt bij dat ook wanneer het disfunctioneren al is aangetoond, het verzoek tot ontbinding nog niet wordt toegewezen. De werkgever moet namelijk ook nog aantonen dat de werknemer niet kon worden herplaatst. Bij deze herplaatsing moet tevens worden gekeken naar mogelijkheden binnen het concern waartoe de onderneming van de werkgever behoort.

De ontslaggrond wegens disfunctioneren blijkt voor werkgevers verreweg de moeilijkste te zijn Tegelijkertijd hebben werkgevers die de werknemer wel een adequaat verbetertraject hebben aangeboden, wel degelijk mogelijkheden voor ontslag. Zo’n verbetertraject hoeft niet altijd lang te duren; in een geval van eenvoudige, ongeschoolde arbeid werd een traject van zes weken voldoende geoordeeld. Verwijtbaar gedrag Voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar gedrag wordt als eis gesteld dat de overtreden norm vooraf duidelijk moet zijn geweest. Schriftelijke vaststelling is daarbij welhaast een vereiste. Overduidelijke normen – ‘gij zult niet stelen’ –behoeven evenwel geen schriftelijke vastlegging. De overtreden norm moet gangbaar zijn en niet buitensporig. Van de ontbindingsverzoeken die werden gebaseerd op deze ontslaggrond, werd 47% toegewezen. De toewijzing van het ontbindingsverzoek betekent overigens nog niet dat geen transitievergoeding is verschuldigd; die blijft pas achterwege in geval van ernstig verwijtbaar gedrag. Verstoorde arbeidsverhouding De werkgever kan ook om ontbinding vragen als de arbeidsverhouding met de werknemer zodanig is verstoord dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daartoe moet de verstoring ernstig en duurzaam zijn. De eis van duurzaamheid ziet erop dat voldoende moet zijn geprobeerd om de verstoorde verhouding te herstellen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat ontbinding ook mogelijk is als de verstoring weliswaar niet duurzaam is, maar wel zo ernstig dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst om die reden onmogelijk is. Minister Asscher heeft aangegeven dat in dat geval toch ontbinding kan plaatsvinden, maar dat de werkgever dan naast de transitievergoeding nog een billijke vergoeding zou moeten betalen. In het arbeidsrechtelijke jargon is deze ontslagmogelijkheid de ‘Asscher-escape’ gaan heten.

Van alle ontslaggronden is verstoring van de arbeidsverhouding de meest kansrijke: niet minder dan 70% van de ontbindingsverzoeken blijkt te worden toegewezen december 2016 | nummer 6 | Het Register

41


n n n n n n n

Wet werk en zekerheid

Hoewel de wettelijke regels ongewijzigd zijn, is het geven van ontslag op staande voet in de praktijk nog veel meer dan voorheen met grote risico’s omgeven Van alle ontslaggronden is de verstoring van de arbeidsverhouding verreweg de meest kansrijke. Van de ontbindingsverzoeken blijkt 70% te worden toegewezen. Met name de Asscher-escape biedt wellicht onvermoede mogelijkheden. Begin november 2016 waren in de gepubliceerde jurisprudentie 35 voorbeelden te vinden waarin de rechter van deze escape gebruik had gemaakt. Aanvankelijk waren de toegekende billijke vergoedingen erg laag (duizenden euro’s). Later vatte het besef post dat het werkgevers niet te makkelijk moest worden gemaakt om het einde van de arbeidsverhouding te bewerkstelligen via een stevige ontsporing van de arbeidsverhouding. Dat leidde tot de toekenning van hogere billijke vergoedingen (tienduizenden euro’s). Veel werkgevers zullen niettemin betaling van deze hogere vergoedingen prefereren boven de nadelen van voortzetting van de arbeidsovereenkomst.

42

Het Register | december 2016 | nummer 6

Het lijkt erop dat de Asscher-escape veel biedt van wat het oude ontslagrecht werkbaar maakte, namelijk toch ontslag als niet geheel aan de voorwaarden voor een ontslag wordt voldaan, maar dan tegen een hogere vergoeding. Gelet op het feit dat de toegekende billijke vergoedingen niet zeer afwijken van wat voorheen als ontslagvergoeding werd toegekend, lijken ook kantonrechters de Asscher-escape te gebruiken om datgene te doen dat voorheen in de praktijk van belang was – en dat nog steeds is – namelijk enerzijds het beëindigen van een arbeidsovereenkomst die geen toekomst meer heeft en anderzijds recht doen aan de belangen van de werknemer door de toekenning van een hogere ontslagvergoeding. Restgrond Als achtste en laatste in de wettelijke opsomming is als ontslaggrond genoemd: ‘Andere omstandigheden waar-


n n n n n n n

door van de werkgever redelijkerwijs niet langer kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.’ Reeds van aanvang af had de wetgever duidelijk gemaakt dat deze zogenoemde restgrond een beperkte werkingsomvang zou dienen te hebben. Aanvankelijk werden slechts de voorbeelden genoemd van de gedetineerde en de illegale werknemer, later ook die van de voetbaltrainer met achterblijvende resultaten en de manager met wie een verschil van inzicht over het te voeren beleid bestond. De restgrond zou met name niet moeten worden gebruikt voor het ‘repareren’ van ontslagen die op een andere grond onvoldoende waren onderbouwd. De praktijk laat als toepassing van de restgrond allereerst de nodige voorbeelden zien van managers en leidinggevenden met wie een verschil van inzicht bestaat over het te voeren beleid. Daarnaast valt op dat er de nodige voorbeelden zijn van werknemers die niet langer voldoen aan een voorwaarde die noodzakelijk is voor de uitoefening van de arbeidsovereenkomst. Te denken valt aan het niet voldoen aan wettelijke diploma-eisen, het ontbreken van een verklaring omtrent het gedrag voor een werknemer in het onderwijs, het intrekken van de verklaring van de korpschef voor een werknemer in de beveiliging en het intrekken van de Schipholpas voor een werknemer die op Schiphol moest werken. Maar de restgrond is ook toegepast in een aantal gevallen die als zeer bijzonder kunnen worden aangemerkt. Te denken valt aan een werknemer die al een jaar was vermist of aan een werkneemster van een kinderdagverblijf die met de dood werd bedreigd, waardoor de kinderen van dat verblijf gevaar liepen. De restgrond leidde in 29% van de gevallen tot toewijzing en in de andere gevallen tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van de werkgever. Daarmee is deze restgrond nog steeds niet erg kansrijk, maar voor specifieke gevallen als bovengenoemd blijkt deze toch een voor de praktijk van belang zijnde toepassingsmogelijkheid te bieden.

Ontslag op staande voet Hoewel de wettelijke regels ongewijzigd zijn, is het geven van ontslag op staande voet in de praktijk nog veel meer dan voorheen met grote risico’s omgeven. De reden daarvoor is dat onduidelijkheid bestaat over de vraag of een verzoek om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk is. Een dergelijke voorwaardelijke ontbinding – geldend voor wanneer het ontslag op staande voet niet het einde van de arbeidsovereenkomst tot gevolg zou hebben – maakte het werkgevers voorheen mogelijk om de gevolgen te beperken van de onzekerheid die ontstond als de werknemer de nietigheid van dat ontslag inriep. Dan moest immers via een mogelijk langdurige loonvorderingsprocedure blijken of het ontslag op staande voet rechtsgeldig was of niet. Voor het geval dat niet zo was, verzocht de werkgever de kantonrechter dan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden (‘voor zover vereist’). Deed de kantonrechter dat, dan waren de gevolgen van het ontslag op staande

Onder het herziene ontslagrecht is het de vraag of wel voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan worden gevraagd voet beperkt tot het betalen van het loon tot aan de datum van ontbinding en, mocht een ontslagvergoeding zijn toegekend, tot betaling van die vergoeding, maar alleen als later zou blijken dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. In veel gevallen leidde dit ertoe dat het ontslag op staande voet werd ingetrokken en dat het loon tot de datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en eventueel de door de kantonrechter toegekende ontslagvergoeding werden betaald. Daarmee was de zaak dan geëindigd. Onder het herziene ontslagrecht is het echter de vraag of wel voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan worden gevraagd. De Hoge Raad heeft deze mogelijkheid in het verleden toegestaan, omdat daarmee voor de werkgever snel duidelijkheid kon worden gekregen. Ten aanzien van deze snelle duidelijkheid liggen de zaken nu in elk geval anders, omdat de werknemer hoger beroep kan instellen tegen de beschikking van de kantonrechter tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Kantonrechters beslissen tot nu toe zeer verschillend op voorwaardelijke verzoeken, reden waarom de Hoge Raad is verzocht om middels een prejudiciële uitspraak duidelijkheid te verschaffen. Wat het ontslag op staande voet verder compliceert, is dat een ontslag op staande voet niet langer via een buitengerechtelijke verklaring kan worden vernietigd, maar dat de werknemer een verzoekschrift daartoe bij de kantonrechter moet indienen. Zolang de kantonrechter het ontslag niet heeft vernietigd, blijft het rechtsgeldig en is er geen arbeidsovereenkomst meer die kan worden ontbonden. Vervelende complicaties voor de werkgever kunnen bovendien ontstaan als de kantonrechter het ontslag op staande voet heeft vernietigd en de werkgever daartegen met succes in hoger beroep opkomt. Het hof kan dan niet bepalen dat de arbeidsovereenkomst alsnog met terugwerkende kracht is geëindigd, maar kan haar slechts per toekomende datum ontbinden. Dat betekent dat de werkgever, hoezeer ook door het hof in het gelijk gesteld, het loon moet doorbetalen tot aan de datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door het hof. Ook deze, aan werkgevers nauwelijks uit te leggen consequentie zou in de praktijk aanleiding moeten zijn voor een zeer terughoudende toepassing van het ontslag op staande voet.

Ontslagvergoeding Als de arbeidsovereenkomst 24 maanden heeft geduurd en op initiatief van de werkgever wordt beëindigd of

december 2016 | nummer 6 | Het Register

43


Wet werk en zekerheid

n n n n n n n

De regeling voor kleine werkgevers kent dermate strenge voorwaarden dat ze daar alleen voor in aanmerking komen als ze strikt genomen al ‘faillissementswaardig’ zijn niet voortgezet, is de werkgever een ontslagvergoeding verschuldigd, de zogenoemde transitievergoeding. De hoogte daarvan is in de wet geregeld. De mogelijkheden voor de rechter tot verhoging of verlaging van deze vergoeding zijn beperkt. Alleen in geval van ernstige verwijtbaarheid van de werkgever of de werknemer zou daarvan sprake kunnen zijn. Blijkens de wetsgeschiedenis zou het moeten gaan om zeer uitzonderlijke omstandigheden. Gesproken werd over een ‘muizengaatje’. Verzoeken tot toekenning van een hogere ontslagvergoeding – de zogenoemde billijke vergoeding – blijken in 20% van de gevallen te worden toegewezen. Hoewel de toepassing van de billijke vergoeding daarmee zeker nog niet zeer uitgebreid is, blijkt deze ook niet zozeer uitzonderlijk te zijn als de wetgever zich had voorgesteld. Transitievergoeding langdurig arbeidsongeschikte werknemer In de praktijk ontstonden problemen rond de betaling van de transitievergoeding aan werknemers van wie de arbeidsovereenkomst moest worden opgezegd nadat ze al langer dan twee jaar ziek waren. Betaling daarvan werd door werkgevers als onrechtvaardig ervaren, omdat ze toch al hoge kosten hadden gemaakt in verband met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Veel werkgevers probeerden betaling te omzeilen door de arbeidsovereenkomst niet op te zeggen, waardoor een slapend dienstverband resteerde. De loondoorbetalingsverplichting was immers geëindigd en de daarna nog resterende re-integratieverplichting was veelal niet aan de orde, omdat geen passend werk binnen de eigen onderneming aanwezig was. Deze praktijk werd door minister Asscher als onfatsoenlijk aangemerkt, maar daar bleef het bij. Werknemers die zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzochten met toekenning van de transitievergoeding, kregen bij de rechter steevast nul op het rekest, omdat geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid van de werkgever. Inmiddels heeft de Ministerraad ingestemd met een wetsvoorstel dat werkgevers een vergoeding van het UWV toekent voor het bedrag van de transitievergoeding, berekend naar de stand per de datum waarop de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd. Het wetsvoorstel moet op 1 januari 2018 ingaan en zal dan terugwerken tot de datum van invoering van de transitievergoeding, 1 juli 2015.

Overbruggingsregeling kleine werkgever Grote problemen bestaan in de praktijk ook rond de betaling van de transitievergoeding door werkgevers die werknemers moeten ontslaan wegens een zeer slechte financiële situatie. Betaling is dan veelal niet mogelijk, of alleen met grote bezwaren, zoals het moeten aanspreken van het vermogen ter dekking van de oudedagsvoorziening van de ondernemer. Een regeling die de gevolgen voor kleine werkgevers moet verzachten, kent dermate strenge voorwaarden dat werkgevers daar alleen voor in aanmerking komen als ze strikt genomen al ‘faillissementswaardig’ zijn. Met name de eis dat de laatste drie boekjaren met verlies moeten zijn afgesloten, leidt in de praktijk nog wel eens tot een rechtszaak als in één jaar geen verlies is gemaakt als gevolg van een incidentele omstandigheid. In één geval redde de kantonrechter de werkgever in kwestie door deze eis te mitigeren, in die zin dat voldoende zou zijn dat gemiddeld over deze drie jaren verlies is geleden. Niettemin lijkt deze regeling dringend aan versoepeling toe.

Beëindiging met wederzijds goedvinden De zeker in de ogen van werkgevers verminderde mogelijkheden om de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter te doen ontbinden, hebben ertoe geleid dat arbeidsovereenkomsten veel vaker dan voorheen met wederzijds goedvinden worden beëindigd via een zogenoemde vaststellingsovereenkomst (een overeenkomst tot voorkoming of beëindiging van een geschil). Op zichzelf valt dat natuurlijk toe te juichen, zij het dat veel werkgevers, wellicht niet helemaal terecht, het idee hebben dat ze geen andere mogelijkheid hebben dan hoe dan ook in te gaan op de eisen van de werknemer. Met de herziening van het ontslagrecht heeft de werknemer ook een wettelijke bedenktijd van twee weken. Binnen die periode kan hij de overeenkomst ontbinden, waarbij de vaststellingsovereenkomst dan is beëindigd zonder dat hij daar een reden voor hoeft op te geven. In de praktijk blijkt deze bedenktijd veel minder vaak te worden ingeroepen dan vooraf werd gevreesd. Wel ontstaan in de praktijk soms problemen met betrekking tot de ingangsdatum van de bedenktijd. Volgens de wet gaat deze in zodra de overeenkomst schriftelijk is aangegaan. De vraag is nu of dat het geval is als de werknemer de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend, dan wel ook reeds zodra de (gemachtigden van de) werkgever en de werknemer in schriftelijke correspondentie verklaren dat overeenstemming is bereikt. Deze onduidelijkheid kan worden voorkomen door vooraf duidelijk te maken dat pas definitief overeenstemming is bereikt indien en zodra beide partijen de vaststellingsovereenkomst hebben getekend.   <<<

Noot 1

Bron: Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland en Vereniging voor Arbeidsrecht, Evaluatie-onderzoek WWZ (prof. mr. A.R. Houweling, mr. M.J.M.T. Keulaerds, mr. dr. P. Kruit). Dit onderzoek is ook de bron van de overige percentages die verder in dit artikel zijn genoemd.

44

Het Register | december 2016 | nummer 6


Klanten van Schipper Groep krijgen een specialist die ook allround kan denken.

“Het gaat nu om de juiste kennis bij de juiste mensen op het juiste moment.” Bij Schipper Groep in Rotterdam zijn ze niet bang om buiten hun vakgebied te stappen: “We zijn gretiger naar nieuwe kennis. Gretiger om echt actueel te zijn. En gretiger om de klant vooruit te helpen. Onze klanten hebben behoefte aan een totaalpakket. En dus moeten wij zorgen dat we overal iets van afweten. NDFR is daarbij voor ons onmisbaar. De actualiteit is echt super en het geeft ons overzicht en verbreding.”

Belasting Zaken

Sebastian van Wijk Manager Belastingadvies bij Schipper Groep.

NDFR gratis proberen? Mail naar aanvraagndfr@sdu.nl of kijk op sdu.nl/ndfr


When you have to be right

Speciaal voor u als RB-lid Praktische en betrouwbare fiscale vakinformatie van Wolters Kluwer tegen zeer gunstige, unieke prijzen voor RB-leden.

Bestel voor 31 december 2016 en ontvang 2 gratis bioscoopbonnen

Kies wat bij u past:

RB Praktisch Totaal pakket

meest voordelig

RB Advies pakketten

meest compleet

Geeft u toegang tot alle relevante informatie

Geven u toegang tot de gerenommeerde en

voor het MKB en ondersteunt u optimaal bij uw

bekende vakliteratuur van Wolters Kluwer.

aangifte- en adviespraktijk.

Perfect voor een goed onderbouwd en 100% betrouwbaar advies. Leverbaar in drie niveaus: RB Advies Zeker RB Advies Zeker Plus RB Advies Zeker Premium

Al vanaf 615,-

Al vanaf 2.913,-

Meer informatie of bestellen:

www.wolterskluwer.nl/rb-ledenactie


HET

Verenigingsnieuws Ledenservice

RB-ledenvoordeel: Fiscale databanken Sdu en Wolters Kluwer Eerder dit jaar hebben wij u ­gevraagd of u ­behoefte heeft aan collectieve inkoop van fiscale databanken en vakliteratuur door het RB en welke condities hierbij voor u van belang zijn. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat er grote ­interesse is in aantrekkelijk geprijsde vakliteratuur. En dat het aanbod praktisch en praktijk­gericht moet zijn. Met die kennis zijn we als RB aan de slag gegaan. Zowel Sdu als Wolters Kluwer hebben een scherp geprijsd aanbod op het gebied van (­ online) fiscale databanken en (digitale) vak­literatuur. Tijdelijk met een ­extra aanbieding, ­exclusief voor u als RB-lid.

Sdu maakt fiscaal recht overzichtelijk en direct toepasbaar! Kies het pakket dat het beste aansluit bij uw eigen praktijk: • NDFR basispakket: € 2.200 • NDFR pluspakket: € 3.250 • NTFR: 4 maanden voor € 179 (inclusief gratis tablet!) • BelastingZaken: 8 maanden voor € 168 (inclusief gratis tablet!) Prijzen zijn exclusief btw.

Probeer NDFR op proef en ontvang bij een abonnement de eerste maand gratis! NDFR is het online kennisplatform voor de fiscalist die zelf bepaalt wat hij nodig heeft. Tot in detail compleet, 100% betrouwbaar en altijd actueel. Daar staan meer dan 400 redacteuren en commentatoren elke dag opnieuw garant voor.

Wolters Kluwer biedt praktische en betrouwbare fiscale vakinformatie Kies het pakket dat het beste aansluit bij uw eigen praktijk: • RB Praktisch Totaal: € 615 - voor optimale ondersteuning bij uw aangifte- en adviespraktijk • RB Advies: met toonaangevende fiscale uitgaven, leverbaar in drie niveaus: - RB Advies Zeker: € 2.913 - RB Advies Zeker Plus: € 3.524 - RB Advies Zeker Premium: € 4.433 Prijzen zijn exclusief btw. Meer RB-leden op één kantoor? Neem dan contact op met Wolters Kluwer.

Bestel voor 31 december 2016 en ontvang 2 gratis bioscoopbonnen. Via de online portal Navigator van Wolters K ­ luwer zoekt u snel en eenvoudig in alle belangrijke bronnen die u nodig heeft. Alle informatie is gekoppeld en gescreend. U weet dus zeker dat u werkt met de meest betrouwbare en actuele ­vakinformatie. > Meer weten? U vindt de (reguliere) aanbiedingen op RB-plaza onder Ledeninformatie/Ledenvoordeel. U vindt hier ook de overige kortingsregelingen waarvan u als RB-lid kunt profiteren.

Oud-bestuurslid NFB Giulio Giunta d’Albani overleden Op vrijdag 21 oktober 2016 is oud-bestuurslid NFB Giulio ­Giunta d’Albani (58) plotseling overleden. Wij herinneren hem als een toegewijd bestuurslid van de Nederlandse Federatie voor Belastingadviseurs, één van de rechtsvoorgangers van het RB. Gedurende zeven jaar heeft hij een bijzonder actieve en betrokken rol gespeeld binnen het bestuur van de Federatie. Een deel van deze periode heeft hij de functies vervuld

van vicevoorzitter en secre­taris. Daarnaast was hij onder­ nemend en gedreven in zijn vak als fiscaal-juridisch adviseur en mediator. Zijn werkkracht en zakelijk inzicht, evenals zijn markante persoonlijkheid zullen zeker gemist worden. Het ­bestuur heeft ­namens de vereniging per brief condoleances overgebracht aan de familie.

december 2016 | nummer 6 | Het Register

47


HET

Verenigingsnieuws Ledenservice

Keuzes voor een toekomstbestendig beroep Ingrijpende veranderingen, handelen is onontkoombaar Stellen dat het beroep van belasting­ adviseur ‘volop in beweging is’, is tegelijkertijd een open deur intrappen en een enorm understatement. Het was de afgelopen jaren al niet rustig maar de veranderingen die de komende jaren over de ­sector heenkomen, zullen nog veel groter zijn. Deze ontwikkelingen zullen ingrijpende gevolgen hebben voor de beroeps­uitoefening van onze leden en de ­organisatie, personele opbouw, markt­ positie en het verdienmodel van de kantoren waarop ze werkzaam zijn (ongeacht of dat als zelfstandige, werkgever of werknemer is). Niet voor niets besteedt Het Register in een reeks artikelen aandacht aan het ­‘RB-­kantoor van de toekomst’ en staat ditzelfde onderwerp ­centraal tijdens de RB-nieuwjaarsbijeenkomst op 16 januari 2017. Het bestuur heeft zich in een aantal ­sessies beraden op de vraag wat de geschetste ontwikkelingen voor onze vereniging betekenen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat op diverse terreinen stevige maatregelen noodzakelijk zijn. Over de hele linie zetten we in op het verhogen van de kwaliteit. Het bestuur realiseert zich terdege dat deze maatregelen voor sommige leden ingrijpend zullen zijn, maar acht ze onvermijdelijk om het beroep toekomstbestendig te maken. Het belang van de vereniging én van de leden vereist nu actie, stilzitten is geen optie.

Samenvatting voorgestelde maatregelen Het bestuur heeft het voornemen de ­volgende maatregelen te nemen: 1. Vanaf 1 januari 2022 zal de vereniging nog slechts één register en beroepstitel kennen: Register Belastingadviseur. Bestaande RBc-leden

48

Het Register | december 2016 | nummer 6

worden gestimuleerd en gefaciliteerd om de RB-opleiding te gaan volgen. 2. Invoering van de RB Academy: een verplicht twee- of driejarig programma, specifiek gericht op jonge belastingadviseurs dat moet worden gevolgd voor het verkrijgen van het RB-lidmaatschap. 3. Profilering van de Register Belastingadviseur vanuit de vereniging, waarbij de daarvoor kwalificerende ‘RB-kantoren’ kunnen aanhaken met eigen profilering. 4. Upgraden van de eigen opleidingen van het RB (de RBc-opleiding van 1,5 jaar en de RB-opleiding van 3 jaar) en het stroomlijnen van de instroom in deze opleidingen. 5. Meer aandacht voor beroepsvaardig­ heden in het PE-programma.

Een eerste reden is dat RBc-leden relatief vaak werkzaam zijn op aangifte- en administratief gebied. Naar verwachting staan juist deze werkzaamheden de komende jaren zwaar onder druk door standaardisering en automatisering. Het is zaak dat deze leden zich daarvan bewust zijn en serieus de mogelijkheden overwegen om alsnog de RB-opleiding te gaan volgen om zich zodoende te kunnen ontwikkelen tot adviseur.

Maatregel 1: Afschaffing (na overgangs­ periode) van de RBc-titel

Het bestuur stelt concreet voor om het RBc-register per 1 januari 2022 te beëin­ digen. Vanaf 1 juli 2017 worden geen nieuwe RBc-leden meer in het register ingeschreven, met uitzondering van degenen die thans studeren aan de RBc-opleiding en voor 2022 afstuderen. De leden die op 31 december 2021 zijn ingeschreven in het RBc-register en niet kwalificeren als RB-lid, verliezen per 1 januari 2022 het recht de RBc-titel te voeren.

De RBc-titel (destijds nog ‘bc’) is ooit bedoeld als tussenstap. Na de RBc-opleiding zou men deze titel krijgen, waarna zou worden doorgestudeerd met de ­RB-titel als resultaat. De praktijk is evenwel dat het merendeel (circa 70%) van de RBc’s niet doorstudeert. De RBc-titel is voor de meesten derhalve geen tussenstap maar een eindstation. Het bestuur vindt dit voor de toekomst een niet meer houdbare situatie.

Een tweede reden is dat de vereniging meer wil gaan doen aan de externe profilering van de RB (zie hierna onder punt 3). Om dat succesvol te kunnen doen, is het noodzakelijk om een heldere, eenduidige boodschap te hebben. Voor het bestuur is die boodschap glashelder: de RB is dé ­belastingadviseur voor het mkb.

Het bestuur verwacht echter dat veel ­RBc-leden alsnog de RB-opleiding gaan

Tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering op 16 januari 2017 zullen deze plannen voor de eerste maal met de leden worden besproken. In de maanden daarna zal het bestuur in circa 13 regio­nale bijeenkomsten met de leden in gesprek gaan. Na die dialoog met de leden is besluitvorming over de maatregelen onder 1, 2 en 3 voorzien op de algemene ledenvergadering van 16 juni 2017 De maatregelen onder 4 en 5 vereisen geen wijziging van de statuten en zullen al eerder tot uitvoering komen.


volgen. Zij zullen gestimuleerd en gefaciliteerd worden om de nieuwe RB-opleiding af te ronden.

Maatregel 2: Invoering RB Academy Het RB zet sterk in op jongerenbeleid. Enerzijds om als vereniging aansluiting met deze groep te versterken, anderzijds om de kantoren van onze leden te ondersteunen bij het werven van jonge ­medewerkers (vaak rechtstreeks uit de ­collegebanken). In dit kader passen onder meer Jong RB, het recente RB Jongerencongres in Rotterdam en de intensivering van de contacten met universiteiten, hogescholen en studentenverenigingen. Een volgende maatregel op dit vlak is de invoering van de RB Academy: een nader te ontwikkelen beroepsprogramma van twee of drie jaar voor jonge belastingadviseurs. In dit programma zal aandacht worden besteed aan beroepsvaardigheden en beroepsuitoefening, soft skills en ethiek, maar ook aan specifiek op jongeren gerichte vaktechnische verdiepende onderwerpen. Tevens dient het beroepsprogramma om de verbinding tussen de leden en met de vereniging te versterken. Doelstelling is om de RB Academy in september 2018 van start te laten gaan en als voorwaarde te stellen voor toetreding als lid van de vereniging (voor startende belastingadviseurs; voor belastingadviseurs met een aantal jaren ervaring wordt de RB Academy niet verplicht).

Maatregel 3: Profilering RB Vanuit de leden komen regelmatig verzoeken om versterking van de profilering van de RB. Op dit terrein zijn in 2016 flinke stappen gezet. Samen met een extern bureau is de merkidentiteit van de RB en de vereniging vastgesteld, waarmee is vastgelegd waar we voor gaan en waar we voor staan. Dit is de kern van de communicatie naar onze stakeholders: leden, potentiële leden, studenten, Belastingdienst, politiek, maatschappij en – last but not least – ondernemers in het mkb (de bestaande

en potentiële klanten van de leden). De manier waarop de boodschap wordt uitgewerkt en de wijze waarop deze wordt ‘verkocht’ verschilt per doelgroep, maar de basis en de kern zijn steeds hetzelfde. Op de buitengewone algemene ledenvergadering van 16 januari 2017 zal dit in beeld worden gebracht. Om het effect van de profilering van de RB en het RB te versterken, hoopt het bestuur dat veel leden zich bij de landelijke campagne zullen aansluiten en daarop in hun eigen uitingen zullen aanhaken. Dat kan simpel door vermelding op de website, maar ook in de vorm van advertenties en dergelijke. Nu is het RB een ledenvereniging, maar profilering is bij uitstek niet een zaak van het lid maar van het kantoor. Vanwege de eenduidigheid van het beeld en uitstraling wil het bestuur gaan vastleggen welke kantoren zich als ‘RB-kantoor’ mogen profileren. Een kantoor kwalificeert als RB-kantoor als de eigenaar of een van de eigenaren/ partners RB is dan wel de eindverantwoordelijkheid over de fiscale afdeling in handen van een RB is. Indien het kantoor meerdere vestigingen heeft, dient per twee vestigingen minimaal één RB werkzaam te zijn.

Maatregel 4: Upgraden van eigen opleidingen Begin 2017 zal een bijeenkomst worden georganiseerd met onder andere wetenschappers, docenten, werkgevers en bestuursleden om input te verzamelen voor het upgraden en actualiseren van

de RB-opleiding. Tevens zal worden onderzocht wat de plaats en vorm van de huidige RBc-opleiding moet zijn. Ook de regels over instroom in de RB-opleiding zijn aan modernisering en stroomlijning toe. Doelstelling van dit alles is kwaliteitsverhoging door verdieping en verbreding van het programma en aldus modernisering van de RB-opleiding gericht op een toekomst­bestendig beroep.

Maatregel 5: Meer aandacht voor beroepsvaardigheden in het PE-programma Het PE-programma van het RB is van oudsher primair gericht op theoretische verdieping en het bijhouden van de vaktechnische kennis. Gelet op de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het beroep zal in het PE-programma aanzienlijk meer ruimte komen voor cursussen en bijeenkomsten over beroepsvaardigheden en -uitoefening. Denk aan communicatie- en schrijfvaardigheden, ­presentatie, technische toepassingen en beroepsregels. Het recente onderzoek onder leden, uitgevoerd door Business Monitor, toont de behoefte en noodzaak voor deze verbreding van het PE-programma. Het bestuur hoopt dat veel leden zullen bijdragen aan de discussie over bovenstaande keuzes voor kwaliteit en een toekomstbestendig beroep. Namens bestuur RB Voorzitter mr. Wil Vennix RB Vicevoorzitter Paul Cramer RB

> De BALV-stukken en meer informatie over de maatregelen voor een toekomstbestendig beroep vindt u in het dossier ‘toekomstbestendig beroep’ op RB-plaza.

december 2016 | nummer 6 | Het Register

49


HET

Verenigingsnieuws Model onder de aandacht

De commanditaire vennootschap en de aansprakelijkheid van de commandiet Het RB heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.

Wat is een commanditaire vennootschap1 Een commanditaire vennootschap (CV) wordt aangegaan door één of meerdere hoofdelijk verbonden vennoten, de beherende ­vennoten, en één of meer andere personen als geldschieter, de commanditaire vennoten.

Naams- en beheersverbod Het naams- en beheersverbod zijn kenmerkend voor de CV. Het beheersverbod houdt in dat de commanditaire vennoot geen ­daden van beheer voor de CV mag verrichten. De exacte reikwijdte van dit verbod is onduidelijk, maar uit rechtspraak blijkt dat handelingen van de commandiet jegens derden of interne ­beheershandelingen die behoren tot de bevoegdheidssfeer van de beherende vennoten, onder dit beheersverbod vallen. Tevens is het de vennoten van een CV niet toegestaan de naam van de commandiet te gebruiken in de naam van de CV (naamsverbod).

Aansprakelijkheid van de commandiet In beginsel is een commandiet alleen aansprakelijk tot het bedrag dat hij in de CV heeft ingebracht. Indien echter het naams- of ­beheersverbod wordt overtreden is de overtredende commandiet naast de CV hoofdelijk verbonden voor alle schulden en verbintenissen van de vennootschap. De Hoge Raad had al bepaald dat daarvoor de commandiet in elk geval enig verwijt moet zijn te ­maken over de handelwijze, maar recent heeft hij deze aansprakelijkheid verder genuanceerd.2 Aan deze uitspraak van de Hoge Raad ligt het volgende feitencomplex ten grondslag. De ouders als commanditaire vennoten en de zoon als beherend vennoot vormen een CV die een lunchroom ­exploiteert. Op verzoek van de verhuurder hebben de ouders mede namens de CV de huurovereenkomst in 1998 getekend, en hebben zij tevens in 2010 de huurbeëindigingsovereenkomst mede ­namens de CV ondertekend. Op enig moment draagt de CV de lunchroom over. Bij de overdracht komen partijen overeen dat de CV zorg zal dragen voor de betaling van vergoedingen aan het ­personeel tot het moment van overdracht. De overnemende partij voldoet aan een werknemer een vergoeding van € 1.037,79, die betrekking heeft op de periode voor de overdracht en dus voor ­rekening van de CV komt. De overnemende partij spreekt de CV aan, maar de vergoeding wordt niet voldaan. Vervolgens spreekt de overnemende partij de ouders aan op grond van het feit dat zij het beheersverbod hebben overtreden door het ondertekenen van de huur- en de huurbeëindigingsovereenkomst.

50

Het Register | december 2016 | nummer 6

Zowel de rechtbank als het hof zijn van oordeel dat door onder­ tekening van de overeenkomsten het beheersverbod is over­ treden. De Hoge Raad vernietigt echter de uitspraak van het hof. Hij bepaalt dat aansprakelijkheid alleen gerechtvaardigd is voor zover zij in overeenstemming is met de strekking daarvan. De hoofdelijke verbondenheid dient in een evenredige verhouding te staan tot de aard en ernst van de schending door de commanditaire vennoot en dient achterwege te blijven indien en voor ­zover zij door het handelen van de commanditaire vennoot niet of niet ten volle wordt gerechtvaardigd, aldus de Hoge Raad.3 Het beheersverbod betekent overigens niet dat de commandiet geen zeggenschap kan hebben. Het is bijvoorbeeld mogelijk om te bepalen dat bepaalde besluiten van de beherende vennoten de goedkeuring behoeven van de commandiet of dat de commandiet (mede) beslist over de aanwending van het resultaat. Leg dergelijke afspraken bij voorkeur vast in een overeenkomst en voorkom hierbij dat het beheersverbod wordt overtreden. Ondanks de genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Creëer op dit punt bewustzijn bij uw klant, zodat niet alleen de gemaakte ­afspraken maar ook het handelen in de praktijk niet strijdig zijn met het beheersverbod. U vindt de juridische modellenbank op RB-plaza. Bij korte vragen over het gebruik van of behoefte aan uitleg over de juridische modellen kunt u gratis gebruikmaken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen. Zij zijn bereikbaar per e-mail via juristen@boljuristen.nl of telefonisch op 088-1211211.

Door: Mr. Kim Ibes-Stax Bol Juristen 1 De werkgroep personenvennootschappen heeft in april 2016 een rapport genaamd Modernisering Personenvennootschappen uitgebracht. De huidige wettelijke regeling dateert uit 1838 en de werkgroep heeft het initiatief genomen tot een aanzet voor een nieuwe wettelijke regeling, welke aanzet is vastgelegd in voornoemd rapport. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financiele-sector/documenten/rapporten/2016/09/26/modernisering-person 2 HR 11 april 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC1941. 3 HR 29 mei 2015, ECLI: NL:HR:2016:1413.


Opleiden

Geslaagd! RB Opleidingen heeft een unieke samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, exclusief voor RB-leden. RB-lid de heer mr. ing. L.A.J. van Dijk MB RB is geslaagd voor zijn Master Fiscaal Recht. Van harte gefeliciteerd en veel succes bij uw beroepsuitoefening.

Ook geslaagd In de vorige editie van Het Register feliciteerden we maar liefst 193 geslaagden met het behalen van hun diploma. Drie RB-leden zijn alsnog geslaagd voor hun opleiding en verdienen uiteraard ook een eervolle vermelding. RB Opleidingen feliciteert: De heer G.J. Borkus RB - opleiding Register Belastingadviseur de heer M.G. van Holsteijn RB - opleiding Register Belastingadviseur de heer F. Alshazli RBc - opleiding Register Belastingconsulent

De collega’s van RB Opleidingen wensen u fijne feestdagen toe. Doet u examen in januari? Dan wensen wij u alvast veel succes!

december 2016 | nummer 6 | Het Register

51


HET

Verenigingsnieuws Opleiden

Van RBc naar RB-adviseur!

Gaat u in 2017 de uitdaging aan om verder te studeren tot allround fiscalist? Kies dan nu voor de opleiding Register Belastingadviseur en werk aan een toekomstbestendige carrière.

Register Belastingadviseur een essentiële verdieping

De opleiding Register Belastingadviseur leidt u op tot allround fiscalist voor het mkb. U maakt in uw adviezen niet alleen de ­juiste keuze voor de klant, maar u begeleidt de klant ook bij de uitwerking ervan. U bent na afronding van de opleiding de fiscale vertrouwenspersoon van de klant en u kunt ingewikkelde ­praktijkproblemen oplossen. Als aanvulling op het lesprogramma bieden we ook interactieve e-learning onderdelen aan.

“Het mooie van het vak is dat je bij elk bedrijf kunt meedenken hoe je hun problemen kunt oplossen.”

“Ik vind het heel belangrijk dat we een keurmerk hebben van een organisatie die ergens voor staat.” – Sandra Aardema-Bloemberg RB

• ervaren docenten uit het werkveld • klassikale lesdagen aangevuld met e-learning • in 3 jaar uw titel Register Belastingadviseur

- Edo Meijerhof RB

“Ik was altijd al goed met data en cijfers” “In de opleiding Register Belastingconsulent zag ik heel veel dingen die ik ook in de praktijk tegenkwam. Er waren veel herkenningspunten en veel dingen kon ik al direct toepassen. De basiskennis van een belastingconsulent was op dat moment ook voldoende voor het werk waar ik destijds voor verantwoordelijk was. Ik wist echter al snel dat ik hierin door wilde gaan. Aansluitend volgde ik daarom de opleiding Register Belastingadviseur. Waar je in de opleiding tot belastingconsulent de soorten belastingen op hoofdlijnen bestudeert, ga je in de opleiding tot belastingadviseur meer de diepte in en komen ook alle uitzonderingen aan bod.

toe is het best lastig te combineren. Examens zijn in januari en juni, terwijl dat juist de drukke ­tijden zijn op het werk. Dat is zwaar, maar aan de andere kant: hoe meer je ervoor moet doen, hoe meer voldoening je er ook van hebt.

“Tijdens de opleiding Register Belastingadviseur ga je de diepte in en komen ook de uitzonderingen aan bod.”

Tegenwoordig biedt de opleiding Register ­Belastingadviseur ook online interactieve ­e-learning onderdelen. Ik denk dat dit zeker een meerwaarde is. Sowieso geldt dat de ­opleiding goed in elkaar zit en goed georganiseerd is. Als er iets onduidelijk is, kun je altijd bellen met de opleidingscoördinatoren van het RB en word je goed geholpen. Vanuit mijn ­ervaring een echte aanrader dus.“

Voor beide opleidingen geldt dat ze best pittig zijn. Je studie moet nu eenmaal buiten werktijd gebeuren, dus je moet dat goed inplannen. Af en

De bijeenkomsten zijn een echte meerwaarde, je leert hier veel. De meeste medestudenten en docenten komen uit de praktijk en tijdens de lessen komen hun praktijkvragen en praktijkervaringen uitgebreid aan bod. Je merkt dan ook dat je in de praktijk vaak met dezelfde problemen te maken hebt en tegen dezelfde zaken aanloopt. Dat is heel leerzaam.

Meer informatie: rbopleidingen.nl

52

Het Register | december 2016 | nummer 6

Naam: Christiaan Mulder RB Werkgever: Tavernemeun Accountants Opleidingen: Hbo Bedrijfseconomie, Register Belastingconsulent, Register ­Belastingadviseur


PE- Tip Indeplaatsstelling

!

U heeft een cursus besteld en betaald, maar u bent verhinderd op de geplande datum. Is de annuleringstermijn van 21 kalenderdagen reeds verstreken? U kunt dan niet meer kosteloos annuleren. Maar u kunt wel gebruikmaken van een indeplaatsstelling. Hoe werkt het? De in-de-plaats-gestelde collega moet zich eerst aanmelden voor de PE-cursus via www.RB-plaza.nl (leden) en indien de collega geen lid is van het RB via www.RBopleiden.nl. Zodra de in-de-plaats-steller zich heeft aangemeld, stuurt u een e-mail naar pe@rb.nl en geeft u aan dat u onverhoopt verhinderd bent en dat uw collega (naam en adres­ gegevens) in de plaats komt en zich heeft aangemeld. De afdeling Permanente Educatie verwerkt daarna uw ­annulering en zorgt dat er een creditnota wordt opgemaakt. Heeft u nog vragen? Neemt u dan gerust contact op met de afdeling Permanente Educatie, telefoon (0345) 54 70 30 of via e-mail: pe@rb.nl.

Mijn cursussen Een belangrijke doelstelling van RB-plaza is leden met elkaar te verbinden. Het is daarom nu mogelijk om op RB-plaza te ­bekijken wie er nog meer deelnemen aan een cursus, opleiding of bijeenkomst. Navigeer op de homepage naar Mijn cursussen en klik op het ­grijze blokje “Aantal leden aanwezig”. Er verschijnt een lijst met deelnemers. Door te klikken op een van de namen ­verschijnt het ­profiel van het desbetreffende lid. Let op: Als u deelneemt aan de cursus, wordt deze cursus ­genoemd in uw overzicht ‘Mijn cursussen’. Uw naam staat daarom niet in de lijst zelf vermeld.

PE-registratie 2016: Controleer uw PE-dossier Door u behaalde PE-punten worden door de cursusorganisatoren verwerkt in PE-online. Dit geldt voor alle door het RB geaccrediteerde bijeenkomsten. Deze vindt u terug op de cursuslijst in uw persoonlijke PE-dossier. De PE-punten van alle RB-bijeenkomsten worden ook verwerkt in uw PE-dossier. Indien u bijeenkomsten heeft gevolgd bij de Belastingdienst, intern fiscaal vaktechnisch overleg heeft gevolgd, gedoceerd heeft of bijvoorbeeld een fiscaal artikel heeft geschreven, dient u deze activiteit zelf te registreren.

Controleer uw PE-punten PE-punten behaald in 2016 kunnen tot en met 31 januari 2017 worden geregistreerd. Na deze datum is verantwoording van activiteiten in 2016 niet meer mogelijk. Na 31 januari 2017 controleert het RB de geregistreerde PE-punten. Controleert u alstublieft of de door uw behaalde PE-punten in 2016 correct in uw PE-dossier zijn geregistreerd. Dit doet u door te gaan naar RB-plaza > Mijn PE-online.

Modulair onderwijs volgen? Dit voorjaar bieden wij binnen de Permanente Educatie wederom twee losse modules uit de RB-opleiding aan: Loonbelasting en Inkomstenbelasting voor de particulier. Beide modules zijn verdeeld over drie lesavonden. Wilt u uw kennis over een of beide onderwerpen opfrissen of kennismaken met de RB-opleiding? Dan is dit een goede gelegenheid. Na afronding van een module kunt u als RB-lid deelnemen aan het bijbehorende examen. Op deze manier • toetst u uw geactualiseerde kennis • kunt u uw positief behaalde resultaten inbrengen als vrijstelling in de RB-opleiding • kunt u punten behalen (15 per module) Data: Inkomstenbelasting voor de particulier 16 maart / 23 maart / 30 maart 2017 Loonbelasting 5 april / 12 april / 19 april 2017 Tijdstip: 16.00-21.00 uur Locatie: Van der Valk Hotel, Vianen

> Meld u aan via RB-plaza!

december 2016 | nummer 6 | Het Register

53


HET

Verenigingsnieuws Opleiden

Cursuskalender Onderstaand vindt u het cursusaanbod voor januari t/m april. Het volledige cursusaanbod vindt u op RB-plaza. Uiteraard komen er continu nieuwe cursussen bij. Kijk daarom regelmatig op RB-plaza voor het meest actuele aanbod. januari Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting Aangifte inkomstenbelasting

2016 - particulier 2016 - ondernemer 2016 - particulier 2016 - particulier 2016 - ondernemer 2016 - particulier 2016 - ondernemer 2016 - particulier 2016 - ondernemer 2016 - ondernemer 2016 - ondernemer 2016 - particulier

9 januari 11 januari 12 januari 17 januari 18 januari 19 januari 23 januari 23 januari 24 januari 26 januari 30 januari 30 januari

Zwolle Vianen Vianen Akersloot Zwolle Vianen Akersloot Dordrecht Zwolle Vianen Dordrecht Akersloot

Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - particulier Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - particulier Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - ondernemer Aangifte inkomstenbelasting 2016 - particulier Aangifte vennootschapsbelasting 2016

1 februari 6 februari 6 februari 7 februari 13 februari 13 februari 14 februari 16 februari 20 februari 23 februari

Vianen Zwolle Veldhoven Dordrecht Veldhoven Zwolle Akersloot Vianen Vianen Vianen

Aangifte vennootschapsbelasting 2016 Aangifte vennootschapsbelasting 2016 Aangifte vennootschapsbelasting 2016 Module Inkomstenbelasting voor de particulier 1 Module Inkomstenbelasting voor de particulier 2 Module Inkomstenbelasting voor de particulier 3

6 maart 7 maart 9 maart 16 maart 23 maart 30 maart

Zwolle Dordrecht Vianen Vianen Vianen Vianen

Module Loonbelasting 1 De bijzondere fiscale positie van de dga Casuscollege Vennootschapsbelasting Module Loonbelasting 2 Btw, auto en de margeregeling Aftrek van voorbelasting in de btw Casuscollege Eigen woning De bijzondere fiscale positie van de dga Module Loonbelasting 3

5 april 10 april 11 april 12 april 13 april 18 april 18 april 19 april 19 april

Vianen Dordrecht Vianen Vianen Vianen Vianen Zwolle Vianen Vianen

februari

maart

april

Dossiers in één klik bereikbaar Sinds de vernieuwingen op RB-plaza is het mogelijk om via één muisklik een dossier te openen met relevante informatie over een specifiek onderwerp. De zogenaamde tags die u onder bijvoorbeeld nieuwsberichten, modellen en blogs ziet staan, kunt u aanklikken.

54

Het Register | december 2016 | nummer 6

Ieder belastingmiddel en thema heeft een tag en iedere tag heeft dus een eigen dossier. Dit is een verzamelpagina met informatie over dat specifieke onderwerp. Dit betreft alle nieuwsberichten, cursussen, modellen, notities, downloads, blogs en discussies.


PE uitgelicht Aangifte vennootschaps­ belasting 2016 Voor het verzorgen van de aangifte en het samenstellen van de jaarrekening op fiscale grondslag, is gedegen kennis een vereiste. Zo is het van belang dat u op de hoogte bent van goed koopmansgebruik en van administreren. In deze cursus wordt u bijgepraat over de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie op dit gebied. Ook worden de ontwikkelingen op het gebied van administratieve verplichtingen ­behandeld. Doelen: • U kunt de jaarrekening op fiscale grondslag verzorgen conform goed koopmansgebruik, de wet en de recente jurisprudentie. • U kunt de zakelijkheid van de verhouding tussen de vennootschap en de dga aannemelijk maken naar de Belastingdienst. • U kunt de vennootschap adviseren inzake de administratieve verplichtingen, de informatieverplichting en de relatie met de Belastingdienst. Onderwerpen: • Recente jurisprudentie inzake bedrijfsmiddelen en activeren, de herinvesteringsreserve en voorzieningen • De rekening-courant van en de lening aan/van de dga • De administratieve verplichtingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de recente jurisprudentie • De informatiebeschikking en de recente jurisprudentie Let op: De inhoud van deze cursus komt deels overeen met de cursus ‘Aangifte inkomstenbelasting 2016 voor de ondernemer’.

Aangifte inkomstenbelasting 2016 voor de ondernemer Voor het verzorgen van de aangifte en het samenstellen van de jaarrekening op fiscale grondslag, is gedegen kennis noodzakelijk. Zo moet u op de hoogte zijn van de Wet inkomsten­ belasting 2001, van goed koopmansgebruik en van goed ­administreren. In deze cursus wordt u bijgepraat over de recente ontwikkelingen

in de jurisprudentie op dit gebied. Ook worden de ontwikkelingen op het gebied van administratieve verplichtingen behandeld. Doelen: • U kunt de jaarrekening op fiscale grondslag verzorgen conform goed koopmansgebruik, de wet en de recente jurisprudentie. • U kunt de ondernemer adviseren inzake de administratieve verplichtingen, de informatieverplichting en de relatie met de Belastingdienst. Onderwerpen: • Recente jurisprudentie inzake bedrijfsmiddelen, keuze­­ver- mogen en activeren • De herinvesteringsreserve en voorzieningen • De administratieve verplichtingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de recente jurisprudentie • De informatiebeschikking en de recente jurisprudentie

Aangifte inkomstenbelasting 2016 (particulier) Het opstellen van een correcte, optimale aangifte inkomstenbelasting is voor elk kantoor een essentiële dienst. Ook nu de Belastingdienst een toenemend aantal gegevens zelf al invult. In deze cursus komen alle nieuwe ontwikkelingen aan de orde die van belang zijn voor de aangifte voor de particulier over 2016 (exclusief winst uit onderneming en aanmerkelijk ­belang). Ook wordt tijd ingruimd voor bestaande regels die wellicht minder vaak voorkomen. Theorie en praktijk komen aan de orde aan de hand van casussen. Doel: • U kent de ontwikkelingen in rechtspraak en wetgeving voor de aangifte inkomstenbelasting 2016 voor particulieren. Onderwerpen cursus: • Inkomenstoerekening tussen partners • Eigen woning • (Uitgaven voor) inkomensvoorzieningen • Resultaat uit werkzaamheid • Persoonsgebonden aftrek • Bezittingen en schulden in box 3 • Heffingskortingen

Meer informatie of het volledige cursusaanbod vindt u op RB-plaza onder ‘Opleiden’. U bestelt hier eenvoudig en snel de cursus van uw keuze.

december 2016 | nummer 6 | Het Register

55


HET

Verenigingsnieuws Boeken

Systeem en symmetrie

Het inkomen van buitenlandse belastingplichtigen

Auteur: Coen Maas en Rens Pieterse Uitgever: Wolters Kluwer ISBN: 9789013139822 Prijs: € 54,95

Auteur: H.O.A. van Dobbenburgh MSc Uitgever: Wolters Kluwer ISBN:9789013129069 Prijs: € 61,32

Praktisch nut 6 Wetenschappelijk niveau 9 Actualiteit 8 Leesbaarheid 8 Presentatie 8 Prijs-kwaliteitverhouding 7 Bedoel voor: specialist

Praktisch nut 5 Wetenschappelijk niveau 6 Actualiteit 7 Leesbaarheid 7 Presentatie 7 Prijs-kwaliteitverhouding 7 Bedoeld voor: generalist

Bavinck-bundel, opstellen aangeboden aan mr. C.B. Bavinck

Deze bundel is aangeboden aan Bernhard Bavinck ter gelegenGlobalisering is een veelvuldig gebruikte term deze dagen. Overiheid van zijn afscheid als raadsheer van de Hoge Raad. In totaal gens veelal binnen een wat negatieve context. Vanuit fiscaal perzijn er 35 bijdragen van verschillende personen die op welke wijspectief is niet bij voorbaat te stellen dat grensoverschrijdende ze dan ook met Bavinck hebben samengewerkt. Logischerwijs zijn fiscale aspecten altijd negatief uitpakken. Complex is het in de het met name bijdragen die gaan over thema’s die de interesse ­regel wel. Feiten en omstandigheden, nationale wetgeving en hadden van Bavinck. Deze thema’s liggen op het terrein van de ­besluiten, maar ook verdragen bepalen uiteindelijk de fiscale totaalwinst, de jaarwinst, de fiscale eenheid vennootschapsbelasconsequenties van internationale situaties. Onderhavig boekje ting, de deelnemingsvrijstelling en de Europese dimensie van het beschrijft de belastingplichtige die door vermogen of ondernefiscaal recht. Ook zijn er auteurs die als onderwerp hebben gekoming (partieel) in Nederland belastingplichtig is. Uiteraard komen zen dat ligt op het metier van de belastingrechter. Juist deze de onroerende zaken, aanmerkelijk belang en onderneming, ­diversiteit en de omvang van de bijdragen (maximaal 10 bladzij­inclusief vaste inrichting ter sprake. Daar waar nodig wordt naast den) maakt dat dit boek goed leesbaar is. Gezien de omvang van wettekst ook veelvuldig verwezen naar besluiten. Helaas blijft het het aantal bijdragen is het niet erg om een bijdrage over te slaan. boek op te veel aspecten hangen op de beschrijving van de basis. We doen niet recht aan alle auteurs om één bijdrage te bespreEr worden geen cijfermatige uitwerkingen of andere voorbeelden ken. Wel gaan enkele auteurs in op het fenomeen van de amicus gegeven en de rol van jurisprudentie lijkt beperkt zijn. Ook miscuriae. Deze praktijk zal bij de meeste fiscalisten niet bekend zijn. sen wij een persoonlijke (kritische) noot hier en daar. Het is wat Interessant om juist een dergelijk onderwerp kort en bondig de zakelijk geschreven. De titel van het boek had wellicht beter ‘Een revue te laten passeren. Gezien het aantal inleiding tot het inkomen van buitenlandse en de omvang van de bijdragen is dit echt belastingplichtigen’ kunnen luiden. Voor de In de boekenrubriek geven ervaeen aanrader! doelgroep die enkel op de hoogte wil zijn ren ­vak­mensen op persoonlijke van de hoofdlijnen, is het een prima boek. titel hun mening over recent Eindoordeel: n n n n n Voor een praktisch handboek is een boek ­verschenen (fiscale) boeken: van 86 pagina’s over dit onderwerp echt te n Twee beoordelaars recenseren Door: mr. Lucas Blom en weinig. een boek. mr. drs. Martin Klomp RB n Zij kennen cijfers toe voor Eindoordeel: n n n ­bijvoorbeeld ­leesbaarheid, ­actualiteit en niveau. Door: mr. Marcel van Galen RB en De recensenten geven een mr. Marco Dijkstra RB

­eindoordeel: Aanrader Goed Redelijk Matig Afrader

56

Het Register | december 2016 | nummer 6

n n n n n

n n n n n n n n n n


Nieuwjaarsbijeenkomst en Buitengewone Algemene Ledenvergadering

De nieuwe RB: antwoord op de vragen van morgen Het beroep van belastingadviseur verandert. Wat zijn de risico’s en kansen? Wat is de impact van Big Data? Om welke kennis en vaardigheden vraagt de toekomst? Tijdens de Nieuwjaarsbijeenkomst maken we de balans op. Met onder meer Han Mesters over de verdienmodellen van morgen, uitdagende discussies en volop kansen om te netwerken. Dit mag u niet missen!

Kom ook op 16 januari 2017 naar het NBC in Nieuwegein

Foto: Rogier Bos

Meld u nu aan op RB-plaza


When you have to be right

Verrassend compleet

Verrassend voordelig KBP Online is hét alles-in-een aangiftepakket in de cloud. Verrassend compleet en voordelig, met alle biljetsoorten voor IB en Vpb, inclusief Uitstel, Toeslagen, VA en VIA. Werk waar en wanneer u wilt.

Probeer gratis!

KBP Online: hét digitale alles-in-een aangiftepakket Gemak en besparing KBP Online is het voordeligste aangiftepakket in de cloud, waardoor u al snel honderden euro’s bespaart. Bovendien kunt u KBP Online koppelen aan andere software. Importeer jaarrekeninggegevens bijvoorbeeld uit Twinfield of laat uw aangiften accorderen via Pinkweb. Vraag nu een gratis demo aan via www.kbpaangiftesoftware.nl Voor meer informatie kunt u bellen naar 0570 - 67 34 44. www.wolterskluwer.nl


Hét online kennisplatform voor de fiscaal expert die zelf bepaalt wat hij nodig heeft.

maatwerk voor fiscalisten

NDFR maakt fiscaal recht overzichtelijk en direct toepasbaar NDFR is hét gebruiksvriendelijke platform voor fiscaal experts. U bepaalt zelf wat u nodig heeft, want NDFR is online beschikbaar en modulair af te nemen. Zodat u op elk moment en voor elk fiscaal vraagstuk het beste advies kunt geven. Tot in detail compleet, 100% betrouwbaar en altijd actueel. Daar staan meer dan 400 redacteuren en commentatoren elke dag opnieuw garant voor.

Gratis proberen? Mail naar aanvraagndfr@sdu.nl of kijk op sdu.nl/ndfr

16132 Adv NDFR 210x285.indd 1

08-06-16 09:15


“En ik zorg dat de kapper, mijn klant, niet geknipt en geschoren wordt.� Als RB ontmoet je elke dag ondernemers met de gekste fiscale vragen. Jouw expertise en creativiteit zijn medebepalend, soms cruciaal, voor hun succes. Dus je begrijpt: ze zien je elke keer weer graag komen. Willem Hoensbroek, RB

Een RB maakt meer mee Word Register Belastingadviseur. Kijk op rbopleidingen.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.