Voorbeeld Zorgvisie ICT

Page 1

VAKBLAD OVER ICT IN DE ZORG

JAARGANG 14 | NUMMER 6 | DECEMBER 2013 | WWW.ZORGVISIE.NL/ICT

ict

06 Tweeduizend pc’s

10 Trage groei

Het St. Antonius Ziekenhuis verhuisde in één weekend met al zijn ict

De groei van online hulpverlening gaat te traag, vindt Frank Schalken

HANS OSSEBAARD

‘Technologie wordt steeds sneller gedomesticeerd’

24 Verspilling Steeds weer nieuw beleid kost de zorg tientallen miljoenen


16 & 17 december 2013 en 14 januari 2014 Nyenrode Business Universiteit 16 DEC

ĂƐŝƐƉƌŝŶĐŝƉĞƐ Į ŶĂŶĐŝĞĞů ŵĂŶĂŐĞŵĞŶƚ Frans Stark RA, directeur gezondheidszorggroep, Price Waterhouse Coopers ƌƐ͘ ŝŶŐ͘ ^ĂŶĚĞƌ KƵĚĞ >Ƶƫ ŬŚƵŝƐ, eigenaar Capax Capital Partners Luvic Janssen, &K ZĂĂĚ ǀĂŶ ĞƐƚƵƵƌ͕ KƌďŝƐ DĞĚŝƐĐŚ ĞŶ ŽƌŐĐŽŶĐĞƌŶ

17 DEC

Financieel strategisch management in de zorg Drs. Mark Visser, ĚŝƌĞĐƚĞƵƌ sŝƚ ǀĂŶƟ Prof. dr. Dennis Vink͕ ŚŽŽŐůĞƌĂĂƌ Į ŶĂŶĐŝģŶ ĞŶ ŝŶǀĞƐƚĞƌŝŶŐĞŶ͕ ELJĞŶƌŽĚĞ ƵƐŝŶĞƐƐ hŶŝǀĞƌƐŝƚĞŝƚ

14 JAN

Terugkomdag Dr. Mike Nawas͕ ƐƐŽĐŝĂƚĞ WƌŽĨĞƐƐŽƌ ŽĨ &ŝŶĂŶĐŝĂů DĂƌŬĞƚƐ͕ ELJĞŶƌŽĚĞ ƵƐŝŶĞƐƐ hŶŝǀĞƌƐŝƚĞŝƚ

Masterclass Financieel Management in de Zorg Krijg inzicht in de complexiteit van de jaarrekening! Aan het einde van deze masterclass bent u in staat om investeringĞŶ Į ŶĂŶĐŝĞƌŝŶŐƐǀŽŽƌƐƚĞůůĞŶ ƚĞ ďĞŽŽƌĚĞůĞŶ͘ •പWat haalt u (niet) uit een jaarrekening •പContractvormen van verzekeraars •പHoe om te gaan met onderhanden werk •പ ^ĞůĞĐƟ ĞǀĞ njŽƌŐŝŶŬŽŽƉ ĞŶ ĚĞ ĐŽŶƐĞƋƵĞŶƟ ĞƐ ǀŽŽƌ Į ŶĂŶĐŝĞĞů management •പFinancieringsvormen voor projecten en vastgoed

Krijg inzicht in de complexiteit van de jaarrekening! Volg deze masterclass en meld u aan via:

www.zorgvisie.nl/academy ŽƌŐǀŝƐŝĞ ĐĂĚĞŵLJ ŝƐ ĞĞŶ ŝŶŝƟ ĂƟ ĞĨ ǀĂŶ ZĞĞĚ ƵƐŝŶĞƐƐ DĞĚŝĂ ĞŶ ELJĞŶƌŽĚĞ ƵƐŝŶĞƐƐ hŶŝǀĞƌƐŝƚĞŝƚ


INHOUD

COLOFON Hét vakblad voor professionals in de zorg verschijnt zes keer per jaar. Daarnaast is er de gratis wekelijkse e-mail nieuwsbrief van Zorgvisie ict. Zorgvisie ict is een uitgave van Reed Business Media. Veertiende jaargang, nummer 6, december 2013. REDACTIEADRES Postbus 152, 1000 AD Amsterdam Telefoon: (020) 5159722 Fax: (020) 5159700 E-mail: Redactie.ICT zorg@reedbusiness.nl www.ictzorg.com REDACTIE Eric Bassant (hoofdredacteur) MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER Mario Gibbels, Loek Kusiak, Jo Bollen, Frank van Wijck, Ron van den Bosch, Urs Keller, Richard Sitters Ontwerp en vormgeving Twin Media bv, Culemborg FOTOGRAFIE en illustraties Mario Gibbels, Frank Schalken, Allard de Witte UITGEVER Ben Konings DRUK Senefelder Misset, Doetinchem ADVERTENTIES Informatie over tarieven en afsluitdata Marcel de Roode, tel. (020) 5159768, marcel.de.roode@reedbusiness.nl Aanleveren materiaal: traffic.ghz@reedbusiness.nl ABONNEMENTEN Reed Business bv, Klantenservice, Postbus 4, 7000 BA, Doetinchem, tel: +31 (0314) 35 83 58 E-mail: klantenservice@reedbusiness.nl www.reedbusiness.nl Abonnementen lopen automatisch door, tenzij uiterlijk 30 dagen voor de vervaldatum bij onze klantenservice wordt opgezegd via telefoonnummer 0314-358358. Kies voor optie ‘vraag over het abonnement’ en vervolgens de optie ‘abonnement opzeggen’. PRIJZEN Jaarabonnement particulieren 169,98 euro en losse nummers 26,67 euro. Geïnteresseerd in een instellingsabonnement? Neem dan contact op met onze klantenservice, via klantenadministratie@reedbusiness.nl Alle prijzen zijn inclusief BTW en verzendkosten. Prijswijzigingen voorbehouden. ISSN: 1567-8148 Copyright: Copyright Reed Business bv AUTEURSRECHT EN AANSPRAKELIJKHEID Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijzen, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS Uw opgegeven gegevens kunnen worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen door Reed Business bv en speciaal geselecteerde bedrijven. Indien u hiertegen bezwaar heeft, stuurt u een brief naar: Reed Business Media, t.a.v. Adresregistratie, Postbus 808, 7000 AV Doetinchem.

6

30 18

ARTIKELEN 6

De verhuizing Het St. Antonius Ziekenhuis is binnen een weekend van twee locaties naar één nieuw ziekenhuisgebouw verhuisd. Daarbij moesten tweeduizend pc’s aangesloten worden.

UITGELICHT 30 Storage De hoeveelheid opgeslagen data stijgt explosief, zo blijkt uit een inventariserend onderzoek van M&I/Partners.

10 Groei van online hulpverlening te traag Online hulpverlening in de ggz neemt toe, maar het gaat te langzaam, vindt directeur Frank Schalken van kennis- en adviescentrum stichting E-hulp.nl. 14 Een forse besparing en meer tevreden bewoners Zorginstelling Het Spectrum behaalde een forse besparing op de arbeidskosten door de zelfredzaamheid van haar bewoners te stimuleren. Techniek was hierbij slechts een hulpmiddel. 21 Zorg voor diabetici vanuit de cloud Bij Diabeter is e-health integraal onderdeel van het zorgaanbod. 24 Bakken met geld Door de voortdurende stroom van beleidswijzigingen moet de zorg steeds weer software aanpassen. Dat kost tientallen miljoenen..

INTERVIEW 18 Implementatie e-health kost tijd E-health deskundige en onderzoeker Hans Ossebaard vindt de verwachtingen met betrekking tot e-health wel erg hooggespannen. ‘Er is vooral behoefte aan effectiviteitsstudies.’

RUBRIEKEN 4 Ictkort 32 Apps

COLUMNS 13 Jo Bollen 27 Ron van den Bosch

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

3


ICTKORT

Raalte vervangt fysiek door virtueel verzorgingshuis

NIEUWSFLITS

VIRTUELE BUTLER Het Nationaal Ouderenfonds gaat een virtuele butler ontwikkelen die de zelfredzaamheid van ouderen moet vergroten. De spraakgestuurde butler, die Alfred gaat heten, stelt sociale activiteiten voor, houdt de gezondheid in de gaten via sensoren en houdt de ouderen fit door middel van spelletjes.

De sluiting van een verzorgingshuis was aanleiding voor Zorggroep Raalte en de gemeente Raalte om samen te werken aan een virtueel verzorgingshuis. Tijdens het symposium Zorg op afstand toekomstbestendig inzetten, vertelden wethouder Gosse Hiemstra en directeur-bestuurder Henk van Kampen van Zorggroep Raalte hoe ze dit aangepakt hebben.

••

ICTOPLEIDING Het AMC start een ict-opleiding voor zorgprofessionals. De deeltijdopleiding moet zorgverleners handvatten bieden voor het toenemend gebruik van ict in de gezondheidszorg.

••

TELE MONITORING Bij het Scheper Ziekenhuis in Emmen is het aantal klinische opnames met 64 procent verminderd en het gemiddeld aantal verpleegdagen met 87 procent dankzij de inzet van zorg op afstand voor patiënten met chronisch hartfalen.

••

BEWEEG PROGRAMMA Inactieve ouderen met overgewicht hebben baat bij een online beweegprogramma. Dat blijkt uit onderzoek van het Leids UMC.

4

Het begon allemaal met de sluiting van een verzorgingshuis in Raalte, vertelt Hiemstra. 'De eerste reactie van de burgers was dat de politiek dit moest voorkomen. Ik heb me er toen in verdiept en kwam erachter dat het hier om een landelijke ontwikkeling gaat waarbij het de bedoeling is dat mensen zolang mogelijk thuis blijven wonen, en dat het daarom ook niet is tegen te houden.' De gemeente Raalte en Zorggroep Raalte zijn daarom samen gaan nadenken hoe de gemeente en de zorg ervoor

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

kunnen zorgen dat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Hiemstra: 'We hebben toen onder meer het virtueel verzorgingsdossier verzonnen waar iedereen die betrokken is bij de zorg, bij kan.' Om in beeld te brengen wat ouderen nog zelf kunnen en wat er nog geregeld moet worden, is Zorggroep Raalte met alle ouderen een zogeheten "keukentafelgesprek" gaan voeren, vertelt directeur-bestuurder Henk van Kampen. 'We hebben mensen gevraagd hoe ze hun oude dag zien en wat ze daar-

voor nodig hebben. Vervolgens zijn we gaan kijken wat daarvoor nodig is, wat kan opgevangen worden door de familie en vrijwilligers, waar moeten wij bijspringen?' Omdat mensen langer thuis blijven wonen, moet de gemeente hiervoor woningen geschikt maken, aldus Hiemstra. 'En hierbij kunnen ook allerlei vormen van thuistechniek worden ingezet. En dat alles met het uiteindelijke doel de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de kosten te drukken.' (MG)


REDACTIONEEL

Teledermatologie minstens even goed én goedkoper Teledermatologie is efficiënt en minstens even goed als een regulier consult met de dermatoloog. Dat concludeert Job van der Heijden in zijn proefschrift over teledermatologie waar hij onlangs in Amsterdam op is gepromoveerd. Job van der Heijden evalueerde dermatologische consulten, waarbij een foto van het huidprobleem werd verzonden naar een expert op een andere locatie. Hierdoor nam het aantal verwijzingen voor huidklachten met 74 procent af. Verder constateert Van der Heijden dat de kwaliteit van de zorg verbetert omdat in

16 procent van de gevallen dermatologische problemen eerder worden opgespoord. Dit leidt tot een kostenbesparing van 18 procent in de tweedelijnszorg. De promovendus bepleit daarom het opnemen van teledermatologie in de richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap NHG.

Koepel zorgict-bedrijven krijgt directeur Kees Donker is benoemd tot directeur van OIZ, de vereniging van ict-bedrijven in de zorg. De benoeming past in het beleid van de vereniging om verder te professionaliseren. Daarnaast is Marc Sterenberg aangesteld als nieuwe bestuursvoorzitter van OIZ .

Met de benoeming van een directeur wil OIZ de belangen van haar leden beter behartigen en haar rol als spreekbuis versterken. De 62-jarige Kees Donker heeft een lange staat van dienst bij IBM. Hij vervulde de laatste 17 jaar uiteenlopende functies, met als meest recente die van directeur Innovatie en Technologie voor Healthare & Life Sciences en directeur Innovatie en Technologie voor IBM Benelux. Donker (1951) is geboren in Rotterdam en woont daar nog steeds. Hij heeft een technische achtergrond als elektrotechnisch ingenieur. Hij heeft voor verschillende bedrijven gewerkt zoals GTI,

DOW Chemical, ABB en vanaf 1995 bij IBM. Sinds hij bij ABB werkte is hij in management gespecialiseerd op het gebied van Services en Innovatie. Behalve Donker is Marc Sterenberg, commercieel directeur van McKesson, benoemd als bestuursvoorzitter van OIZ. Hij neemt deze rol over van Hans ter Brake die statutair is afgetreden. Bij OIZ zijn op dit moment bijna 80 organisaties aangesloten. Hiermee is het grootste deel van de branche vertegenwoordigd. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij een omzet van meer dan 500 miljoen euro op de Nederlandse markt. (MG)

Kijk voor het laatste ict-nieuws in de zorg op www.zorgvisie.nl/ict

Techno-utopisme Techno-utopisme: dat is de term die e-healthdeskundige en onderzoeker Hans Ossebaard kiest om het ongebreidelde vertrouwen te omschrijven waarmee veel mensen e-health aanprijzen als medicijn tegen stijgende zorgkosten als gevolg van de vergrijzing. Hij is van mening dat goed moet worden onderzocht of de zorg er inderdaad beter en goedkoper door wordt. De noodzaak van effectiviteitstudies geldt wat hem betreft overigens niet alleen voor e-healthtoepassingen maar ook voor allerlei andere behandelvormen. En het zou volgens hem zomaar kunnen dat veel e-healthtoepassingen de zorg in eerste instantie zelfs duurder maken. Want de implementatie van e-health kost tijd. Om Frank Schalken een 'techno-utopist' te noemen gaat te ver, maar als directeur van Stichting E-hulp.nl heeft hij een heilig vertrouwen in de mogelijkheden van e-health. Het probleem is volgens hem vooral het gebrek aan innovatief vermogen van de zorgsector en de angst om de regie bij de cliënten neer te leggen. Hij pleit daarom, en dat klinkt bijna revolutionair, voor creatieve destructie en het slopen van heilige huisjes om de weg vrij te maken voor e-health. Gebrek aan innovatief vermogen kan zorginstelling Het Spectrum niet verweten worden. Op een gegeven moment was de halve organisatie bezig met innoveren, vertelt manager Extramuraal en Innovatie Pieter Baanvinger. En met een duidelijk positief resultaat: de zorg is fors goedkoper geworden en de bewoners zijn meer tevreden. De innovatie zat 'm echter niet zozeer in de techniek. Nieuw was vooral dat Het Spectrum zich meer is gaan richten op de zelfredzaamheid van de bewoners. Want alle onderzoeken wijzen erop dat mensen langer, gelukkiger en gezonder leven als ze zo veel mogelijk zelf de regie over hun eigen leven houden. En de techniek is hierbij slechts een handig hulpmiddel.

ERIC BASSANT hoofdredacteur Zorgvisie ict


ICT-AFDELING

Een vrijwel vlekkeloze verhuizing Het St. Antonius Ziekenhuis is in één weekend van twee locaties verhuisd naar een nieuw ziekenhuisgebouw in Utrecht Leidsche Rijn. Daarbij moesten onder meer tweeduizend pc’s verhuisd en aangesloten worden. AUTEUR MARIO GIBBELS FOTO MARIO GIBBELS / ST. ANTONIUS ZIEKENHUIS

V

rijdag 13 september vonden ’s ochtends nog de laatste poliafspraken plaats op locatie Oudenrijn van het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. Daarna gingen de stekkers van de pc’s eruit en werd er ingepakt. Op maandagmorgen 16 september gingen in het nieuwe ziekenhuisgebouw in de Utrechtse Vinex-wijk Leidsche Rijn de poli’s weer van start. De verhuizing van de locaties Oudenrijn en Overvecht van het St. Antonius Ziekenhuis naar het nieuwe ziekenhuis in Utrecht Leidsche Rijn was welhaast een militaire operatie, vertellen klinisch fysicus Peter de Munck en hoofd ICT Leo Arendshorst in een nog wat kaal vergaderzaaltje van het nieuwe gebouw. Arendshorst: ‘We wilden zo min mogelijk productieverlies maken tijdens de verhuizing.’ Dat betekende bijvoorbeeld dat in één weekend zo’n tweeduizend pc’s verhuisd en

geïnstalleerd moesten worden. Arendshorst: ‘Op de tekeningen was precies ingetekend waar elke pc moest komen te staan. Discussie daarover werd tijdens het weekend van de verhuizing niet getolereerd.’ De daadwerkelijke verhuizing vond weliswaar in één weekend plaats, maar de voorbereidingen hiervoor waren al jaren geleden gestart. Hiervoor was een speciale stuurgroep in het leven geroepen. Belangrijk is dat ict daarin vertegenwoordigd is, benadrukken De Munck en Arendshorst. De Munck, die weliswaar over de medische apparatuur gaat, zat in de stuurgroep voor de ict. ‘Het onderscheid tussen medische apparatuur en ict begint steeds meer te vervagen. Bovendien betrok ik regelmatig Leo erbij als dat nodig was.’ Hoewel de voorbereidingen voor de verhuizing jaren van tevoren begonnen, moet

‘HET NETWERK IS TOCH DE RUGGENGRAAT VAN EEN ZIEKENHUIS’

6

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

je ook weer niet te snel zijn met het maken van keuzes als het om ict gaat, vindt Arendshorst. ‘Omdat de technische ontwikkelingen zo snel gaan, is het de kunst om beslissingen zo lang mogelijk uit te stellen. Zo’n twee jaar voor de verhuizing hebben we de knoop doorgehakt over de bekabeling en de switches.’ De Munck: ‘We hebben er toen ook voor gekozen om op de nieuwe locatie niet meer met vaste maar met mobiele telefonie te werken en gebruik te gaan maken van het UMTS-netwerk. Medewerkers kunnen met een mobieltje bellen en naar buiten lopen waarbij automatisch wordt overgeschakeld op het openbare netwerk, zonder dat de verbinding wordt verbroken. Ook maken we in het nieuwe ziekenhuis gebruik van zowel een openbaar wifi-netwerk voor patiënten als een gesloten wifi-netwerk voor medewerkers.’ Een voordeel was dat er geen servers verhuisd hoefden te worden. Het datacenter waarvan het nieuwe ziekenhuis gebruikmaakt is ondergebracht in het ziekenhuis in Nieuwegein. Op een andere locatie in Nieuwegein bevindt zich ook het backupdatacenter. De Munck: ‘De nieuwe loca-


Hoofd ICT Leo Arendshorst en klinisch fysicus Peter de Munck

tie is hiermee verbonden door middel van een dubbele glasring. Mocht er een breuk optreden in de ring, dan kan de verbinding via de andere kant worden voortgezet.’ Arendshorst: ‘Toen we half april de sleutel kregen van het nieuwe gebouw, konden de netwerkbeheerders rustig beginnen met de voorbereidingen en hadden we in mei al een volledig operationeel netwerk.’ De Munck: ‘Het netwerk is toch de ruggengraat van een ziekenhuis. Alles is erop aangesloten, de bewakingscamera’s, de medische apparatuur en natuurlijk alle pc’s. Doordat het netwerk in mei al operationeel was hadden we zo’n vijf maanden de tijd om alles te testen.’

Kwartiermakers Elk van de circa veertig afdelingen moest voor de verhuizing een kwartiermaker leveren. Arendshorst: ‘Die moesten voor de afdeling inventariseren wat er allemaal verhuisd moest worden en waar de pc’s moesten komen te staan. Dat is precies ingetekend omdat de verhuizing in één weekend moest gebeuren. Daar zijn heel veel uren aan besteed.’ De Munck: ‘In februari zijn we met de

kwartiermakers om de tafel gaan zitten. Dat moet je niet te vroeg doen, want dan is nog niemand met de verhuizing bezig, maar ook niet te laat, want je moet genoeg tijd hebben om alles voor te bereiden. Zeven maanden van tevoren bleek precies goed te zijn.’ Arendshorst: ‘De kwartiermakers waren voor ons tijdens de verhuizing de contactpersonen. Tijdens het weekend van de verhuizing spraken we ook alleen maar met de kwartiermakers. Anders wordt het een chaos. We hadden twee jongens die heel secuur alle ruimtes, kabels en aansluitingen in kaart hebben gebracht.’ De Munck: ‘Het gaat wel om zo’n tweeduizend aansluitingen; als er dan iets niet klopt, probeer dan nog maar eens te achterhalen waar dat ene kabeltje uitkomt.’ Met de aanschaf van nieuwe medische apparatuur is gewacht tot de verhuizing. De Munck: ‘Het operationeel krijgen van bijvoorbeeld een nieuwe scanner kost vier

weken en dat wil je liever niet twee keer kort achter elkaar doen. Je leeft wat dat betreft echt naar de verhuizing toe. We hebben voor het nieuwe ziekenhuisgebouw met name nieuwe bewakingsmonitoren, beademingssmachines en CTen MRI-scanners aangeschaft.’ En alle pc’s die ouder dan vijf jaar waren zijn bij de verhuizing achtergebleven. De Munck: ‘Dat is de normale afschrijftijd voor pc’s.’

‘HET IS DE KUNST OM BESLISSINGEN ZO LANG MOGELIJK UIT TE STELLEN’

Extra handjes Tijdens de verhuizing zijn een twintig paar extra ‘handjes’ ingeschakeld om de circa tweeduizend pc’s aan te sluiten. Arendshorst: ‘Maar de coördinatie werd door onze eigen mensen gedaan want de administratie moet wel kloppen.’ De verhuizing is vrij soepel verlopen. Lastig was alleen dat de pc’s pas laat binnenkwamen. Arendshorst: ‘Afspraak was dat de bureaus leeg zouden blijven totdat de pc’s waren geïnstalleerd, maar je zag toch dat mensen al hun fotolijstje met kinderen >

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

7


> en andere spulletjes hadden neergezet.’ De Munck: ‘Achteraf gezien hadden we voor de pc’s een aparte verhuisstroom moeten organiseren. Nu stonden de pc’s, die netjes in aparte kratten waren verpakt, tussen de meubels en andere spullen. Daardoor moest tijdens het weekend van de verhuizing nog stevig doorgewerkt worden. Mooie was wel dat de ictmedewerkers die zich anders helemaal niet met de werkplekken bemoeien, nu spontaan mee kwamen helpen.’ Arendshorst: ‘Wat dat betreft is zo’n verhuizing een goede vorm van teambuilding.’ De Munck: ‘Beter dan een dagje zeilen.’ Arendshorst: ‘En de keuken zorgde voor het eten, die medewerkers waren ook paraat. De pizzakoeriers hebben weinig aan ons verdiend.’ Bij de verhuizing zijn, behalve de invoering van mobiele telefonie, geen revolutionaire nieuwe keuzes gemaakt. Arendshorst: ‘Je hoort weleens ziekenhui-

8

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

zen roepen dat zij bij de verhuizing overgaan op een papierloos ziekenhuis, maar wij waren al voor een groot deel papierloos.’ De Munck: ‘Wat wel echt nieuw is, is dat nu in iedere vergaderzaal waar ’s morgens en ’s avonds de overdrachten van de specia-

‘TIJDENS DE VERHUIZING SPRAKEN WE ALLEEN MAAR MET DE KWARTIERMAKERS’ listen plaatsvinden videoconferencing mogelijk is. Op de oude locaties vond de overdracht nog vaak telefonisch plaats. Nu hebben we twee grote ziekenhuizen en kunnen de medisch specialisten met elkaar overleggen met behulp van videoconferencing en hoeven ze voor de overdracht niet

meer te bellen of op en neer te reizen’ Groot voordeel van het nieuwe gebouw is dat de ict-afdeling in het gebouw zelf is ondergebracht, vindt Arendshorst. ‘Op de oude locatie zaten we in apart gebouw en moesten we alles telefonisch afhandelen. Nu loop je als het nodig is gewoon even langs.’ De Munck en Arendshorst kijken tevreden terug op de verhuizing. Eigenlijk is alles vrijwel vlekkeloos verlopen. De Munck: ‘Maandag 16 september konden we weer gelijk aan de slag. Al zijn we wel voorzichtig begonnen met het in gebruik nemen van eerst vier ok’s en dat hebben we langzaam opgebouwd tot negen ok’s aan het eind van de week. Je moet toch even kijken hoe het gebouw zich houdt. Maar buiten wat kleine oneffenheden, verliep alles prima.’ Arendshorst lachend: ‘We moesten bijvoorbeeld die eerste dagen nog een dansje voor de automatische deuren doen omdat ze anders niet opengingen.’


seminar Meer kwaliteit, minder kosten - lessen uit de Nederlandse en Amerikaanse praktijk

Op veler verzoek een vervolg op het succesvolle seminar

30 januari 2014 | Hotel Houten, Houten

Gary Kaplan

Jack Silversin

Hoe transformeert een middelmatig presterend ziekenhuis tot een van de allerbeste van Amerika? Virginia Mason Medical Center (VMMC) is hiervan een schoolvoorbeeld. Het ziekenhuis in Seattle heeft de kwaliteit van zorg spectaculair verbeterd en tegelijkertijd de kosten drastisch verminderd. Is het succes te kopiëren in andere landen? Fundament onder het succes is de cultuuromslag in Virginia Mason. Het ziekenhuis heeft een einde gemaakt aan de traditionele stammenstrijd tussen medisch specialisten en bestuur. Artsen nemen het voortouw bij innovatie en het verbeteren van de doelmatigheid. Ze vergroten de patiëntveiligheid en bannen verspilling uit hun werkprocessen met de verbetermethode Lean, waarvoor Virginia Mason wereldwijd geldt als één van de koplopers. Gary Kaplan en Jack Silversin komen naar Nederland en gaan nog dieper in op de praktijk CEO Gary Kaplan en Jack Silversin (expert in de relatie arts-ziekenhuis) zetten uiteen hoe hun succesvolle werkwijze is te vertalen naar de Nederlandse context. Ze geven hun commentaar op Nederlandse ziekenhuizen die nu al succes boeken met de lessen van Virginia Mason. Wat zijn de kritische succesfactoren en de valkuilen?

Enkele reacties van de vorige meeting met Kaplan & Silversin “Zeer inspirerend verhaal! Voorbeeld voor de hele sector.”

Jeroen Engelkes, Hagaziekenhuis

“Erg goed programma. Werd erg geïnspireerd door compact. Vond tafeldiscussie erg zinvol.” D. Creemers, Rijnstate


E-HEALTH IN DE GGZ

‘Online hulpverlening is nog te vaak iets voor erbij’ Online hulpverlening in de ggz groeit, maar het gaat nog te langzaam, constateert directeur Frank Schalken van kennis- en adviescentrum Stichting E-hulp.nl. Oorzaken zijn volgens hem het gebrek aan visie bij ggz-bestuurders en behandelaars. ‘Men is bang om de regie bij de cliënt neer te leggen.’ AUTEUR LOEK KUSIAK FOTO FRANK SCHALKEN

Drie jaar geleden voorspelde u in dit blad een explosieve groei van online hulpverlening in de ggz. Voor ggz-instellingen zou er een enorm terrein braak liggen in ‘blended hulpverlening’, een combinatie van face-to-facecontact en hulp via internet. Hoe staat het er nu voor? ‘Hoewel niet alle hulpsites hun cijfers bij ons hebben aangeleverd, is het aantal mensen dat in 2012 online hulp kreeg gestegen tot 226.000. Een groei van 13 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Ik schat dat circa 40 procent van de online gebruikers bestaat uit mensen die niet op een andere wijze hulp zouden hebben gezocht. Die groei is

bemoedigend, maar ik had verwacht dat het sneller zou gaan. Het aantal mensen dat met een blended behandeling geholpen wordt, schat ik op enkele tienduizenden. Dat is misschien zo’n twee procent en dat moet echt naar 40 procent. Veel cliënten zijn nog onbekend met de mogelijkheden van online hulpverlening. Soms oriënteren ze zich wel, maar worden door de instelling niet of onvoldoende verleid om online aan de slag te gaan. Voor online preventie is ook geen verwijzing van de huisarts nodig. De onwetendheid over online hulp blijkt ook uit de e-Health Monitor van het Nivel, het onderzoeksinstituut voor de gezondheidszorg, en uit onderzoek van het Nictiz, het exper-

‘WE HEBBEN TE MAKEN MET EEN BRANCHE DIE VAN NATURE NIET INNOVATIEF IS’

10

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

tisecentrum voor ict-ontwikkeling in de zorg.’ Wat doen instellingen nog te weinig of wat laten ze na om substantieel meer online therapie aan te bieden? ‘Aan de technologie ligt het niet. Die is beschikbaar, verbetert ook nog steeds, en dat moeten we goed implementeren. De meeste zorg- en welzijnsinstellingen doen ook al iets met e-health. De vraag is echter hoe slim en in welke mate ze dat doen, en hoe belangrijk ze online hulp vinden. We hebben te maken met een branche die van nature niet innovatief is, weinig vermogen tot verandering etaleert. De moderne inzichten van de psychiatrie dateren uit 1900. Daar wordt nog steeds mee gewerkt, al 113 jaar. En dat terwijl wetenschappelijk al onomstotelijk is vastgesteld dat online therapie net zo effectief is als een reguliere behandeling. Niettemin blijft het voor veel organisaties lastig de slag te maken van


‘Veel cliënten zijn nog onbekend met de mogelijkheden van online hulpverlening’

pilot naar een organisatiebrede uitrol. Het blijft vaak hangen in uitproberen.’ Behandelaars willen geen verantwoordelijkheid overdragen? ‘Ja, ze overschatten hun rol: “Ik ben er om die patiënt te genezen.” En online hulpverlening is “iets voor erbij”. Men is bang om de regie bij de cliënt neer te leggen, terwijl die cliënt vaak veel verder wil gaan. Die vindt het ook verhelderend en prettig om op internet lotgenoten te ontmoeten.’ Hoe ziet die regie van de cliënt er online uit? ‘De cliënt kan over zijn verslaving of depressie een dagboek bijhouden, dagelijks een formulier met vragen invullen en doormailen, of twee keer per week per mobiel zijn toestand aan de behandelaar doorgeven. Die kan daar weer feedback op geven. Zo’n aanpak bespaart zowel cliënt als behandelaar tijd. De cliënt hoeft alleen nog voor het

het face-to-facegesprek vrijaf te nemen. De behandelaar kan de tijd die hij wint, doordat de cliënt huiswerk bijhoudt, benutten voor opleiding, bijscholing en andere cliënten. Zijn werk wordt interessanter als hij routinematige klusjes kan afstoten. Vraag therapeuten of ze psycho-educatie leuk werk vinden. Ze zullen nee zeggen. Maar analyseren vinden ze wel boeiend, want daar hebben ze voor gestudeerd.’

op de horizon zetten waar men met online hulpverlening naartoe wil. Investeringen die nodig zijn, verdien je echt wel terug. Zorgverzekeraars proberen online hulpverlening te stimuleren door dit vanuit het basispakket te vergoeden. Ze kunnen zelfs instellingen die niets online aanbieden korten. Uit maatschappelijk en financieel oogpunt moeten instellingen dus nieuwe wegen inslaan. De kosten in de zorg rijzen de pan uit. Het land zit in de greep van bezuinigingen. De behandelaar of ggz-organisatie die de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt negeert, zit op een doodlopend spoor.’

‘HET BLIJFT VAAK HANGEN IN UITPROBEREN’

Het schiet dus niet echt op omdat organisaties geen marsroute voor online hulpverlening hebben? ‘Er is veel vrijblijvendheid en kennisachterstand rond het gebruik van e-health. Het ontbreekt bestuurders ook aan visie en leiderschap. Bestuurders moeten juist een stip

Wat zijn die nieuwe wegen dan? ‘Soms biedt samenwerking met andere instellingen uitkomst. In de kinder- en

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

11

>


FRANK SCHALKEN Frank Schalken (1970) is oprichter en directeur van Stichting E-hulp. nl. Als marketeer en socioloog heeft hij vele veranderingen geïmplementeerd op het gebied van cliëntbenadering, ict en maatschappelijk ondernemen. Als vrijwilliger was Schalken werkzaam bij de Kindertelefoon en nam hij daar ook het initiatief tot online hulp. Het project Chatten met de Kindertelefoon werd in 2003 door de Stichting Nederland Kennisland uitgeroepen tot meest vernieuwende en maatschappelijk relevante project op internetgebied in Nederland. Schalken heeft zijn kennis gebundeld in het Handboek online hulpverlening, waarvan onlangs een herziene druk is verschenen.

> jeugdpsychiatrie hebben verschillende organisaties door middel van een expertisenetwerk hun blended programma’s voor behandeling van angststoornissen, depressies en gedragsproblemen gebundeld. In wezen gaat het om de ontwikkeling van een juiste mix aan kanalen voor behandeling. Bij de ene behandeling kan dat 80 procent face-to-face zijn en 20 procent online. Bij een andere behandeling juist weer andersom. Als men maar snapt dat e-health geen aanvulling op face-to-face is, want dan wordt het juist duurder, maar een vervanging. De ultieme stap in de ggz zoals ik die graag zou willen zien is een situatie van creatieve destructie, van het slopen van heilige huisjes die wortelen in de psychiatrie van 1900 en die de kracht van lotgenoten negeert. Belangrijk is bovendien om cliënten te verleiden om hulpverlening ook

12

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

online aan te gaan. Waarom geen grote publiekscampagne opgezet, vergelijkbaar met campagnes in het verleden voor internetbankieren of het gebruik van de pinautomaat?’ Noem eens wat voorbeelden van bijzondere online hulp? ‘Neem de op games toegespitste technologie in de zorg. Er is door de Erasmus Universiteit onderzoek gedaan naar de effecten van een virtuele omgeving voor clienten die seksueel misbruikt zijn. Ze moesten in die omgeving nabouwen wat er precies gebeurd was, waardoor ze meer inzicht en minder schuldgevoel kregen. De resultaten van deze game-therapie waren spectaculair. Of anders wel de meldlijn 113Online voor zelfmoordpreventie. Die is heel succesvol voor suïcidale mensen die vroeger nergens anders terecht konden. Via internet kunnen ze nu wel makkelijk en anoniem hun verhaal kwijt. Juist deze laagdrempeligheid kan voor hen en anderen die met bepaalde ziektebeelden of met verslavingen kampen de stap richting behandeling zijn. Anonieme online hulpverlening wordt nu overigens door het ministerie gestimuleerd met twee miljoen euro. Dat zou minstens 20 miljoen moeten zijn.’

vooral een coachende rol aan te nemen. Hulpverleners kunnen zich ook verdiepen in leerstijlen die betrekking hebben op interventies en die aansluiten bij de leerstijl van de cliënt. In klassieke zin is de hulpverlener vooral een communicator, die soms ook nog medicijnen voorschrijft. Een andere leerstijl is die van de creator, de behandelaar die vooral focust op behandeling door middel van games en video. De analyticus houdt meer van grafieken en cijfers, terwijl de organisator zich richt op checklists en goede praktijkvoorbeelden. Zo kun je een behandeling rondom deze vier leerstijlen opbouwen en de cliënt beter bedienen.’ Online hulpverlening zorgt voor meer transparantie van zorginhoudelijke en andere gegevens. Vormt dat een belemmering voor de verspreiding van online hulpverlening? ‘Transparantie van informatie én meer regie aan de cliënt zijn de twee factoren die een blokkade vormen voor de overstap op online hulpverlening. Door het gebruik van ict zien cliënten hoe zorgpaden verlopen. Ze kunnen hun dossier nalezen. Alle online communicatie wordt bewaard. Ik zie dat als louter positief. De spreekkamer is niet langer een black box, maar de deuren gaan open. De manager heeft inkijk in het werk van zijn medewerkers. Al moet de middenmanager de medewerkers er wel op wijzen dat dit niet automatisch leidt tot een afrekencultuur. Sturingsinformatie wordt breed en makkelijk beschikbaar. Aan de hand van data valt beter de kwaliteit van en de klanttevredenheid over de hulpverlening af te lezen. En daarmee kun je ook kiezen voor aanpassing van richtlijnen en normen.’

‘VERZEKERAARS KUNNEN INSTELLINGEN DIE NIETS ONLINE AANBIEDEN KORTEN’

Bij wie in de organisatie ligt de sleutel om online hulpverlening tot een succes te maken? ‘Online hulpverlening is alleen succesvol te introduceren als het gezien wordt als een volwaardig onderdeel van de zorg. Het middenmanagement moet de regie krijgen, inspireren en het veranderproces begeleiden. Medewerkers moet je faciliteren met heldere kaders waarbinnen ze online als professional kunnen werken, weten wat de mogelijkheden en wetten en regels zijn. Dat sommige organisaties en afdelingen veel meer online werken dan andere, heeft alles te maken met een duidelijke visie en ondersteuning voor de hulpverleners. Die moeten namelijk anders gaan werken door


COLUMN

Klokkenluiders Het was Edward Snowden, voormalig medewerker van de CIA, die in juni 2013 informatie over een reeks van spionageactiviteiten door het NSA op internet onthulde. We weten inmiddels dat zelfs Merkels privételefoon werd afgeluisterd door de Amerikanen. De beerput over internetonveiligheid ging open en velen waren verbaasd over de hoeveelheid gelekte informatie en afluister- en afkijkpraktijken. Ook ik werd even met de neus op de feiten gedrukt. Maar wie is er nou geïnteresseerd in het persoonlijke reilen en zeilen van een columnschrijver? Toch vroeg ik me af, of er ook van die klokkenluiders zijn bij AH, waar ze immers weten wat wij thuis eten en hoeveel wij drinken, of bij Ziggo waar ze weten welke tv-programma's wij kijken, of bij de Rabobank waar ze mijn inkomsten- en uitgavenpatroon kennen, of bij de ING waar ze weten hoe hoog mijn hypotheek is, of bij mijn notaris die mijn testament en huwelijkse voorwaarden bewaart, of bij Vodafone waar ze tot op de seconde weten hoe lang ik met wie allemaal bel? Ongetwijfeld zijn er regels opgesteld waaraan zij allen zich te houden hebben om te voorkomen dat mijn gegevens in vreemde handen komen, maar of dat veel helpt?

authenticatie van zorgverleners en medewerkers moet vanaf die datum gebruik worden gemaakt van passende middelen, zoals de UZI-pas of middelen met een vergelijkbaar beveiligingsniveau. Alleen een combinatie gebruikersnaam/wachtwoord is onvoldoende! Ook voor patiënten- of cliëntenidentificatie is dit onvoldoende. Gebruikersnaam in combinatie met SIM/telefoon is wel voldoende. Bovendien moet vanaf die datum voor de authenticatie van patiënt of cliënt minimaal gebruik worden gemaakt van een twee-factor authenticatie waarbij de sleutel face-to-face wordt uitgegeven. Ook dient er een logging bijgehouden te worden met ten minste de acties die hebben plaatsgevonden, waaronder ten minste vastleggen, bijwerken, bewaren en raadplegen van persoonsgegevens.

100 PROCENT VEILIGHEID ZULLEN WE NOOIT BEREIKEN

De recent gepubliceerde Gedragscode Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg (EGiZ) geeft praktische richtlijnen voor zorgaanbieders en samenwerkingsverbanden om aan geldende regelgeving wat betreft beveiliging te kunnen voldoen. Een aantal zaken dienen de zorgaanbieders al geregeld te hebben op 1 januari 2015. Ze zijn dus gewaarschuwd. Voor identificatie en

Ik vrees dat er voor de meeste zorginstellingen nog heel wat werk te verrichten is om tijdig aan de verplichte eisen te voldoen, ondanks dat de eisen niet gelden voor gegevensverwerking binnen zorginstellingen. Ik beveel ze van harte aan om tijdig kennis te nemen van de inhoud van deze gedragscode en actieplannen op te stellen. De patiënten verwachten dat dat gebeurt en de inspectie zal er ongetwijfeld beter op gaan letten. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. 100 procent veiligheid zullen we nooit bereiken, klokkenluiders kunnen overal opduiken, maar dat mag nooit een reden zijn om de elektronische brievenbussen, pakketbezorgers en transportkanalen niet van de juiste hardware, software en procedures te voorzien. Patiënten rekenen op u. Veel succes met de invulling.

JO BOLLEN

is voorzitter van de VMBI

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

13


ZORG OP AFSTAND

Lagere arbeidskosten, meer tevreden bewoners Zorginstelling Het Spectrum realiseerde na de verhuizing van het oude verzorgingshuis Thureborgh naar het nieuwe gebouw De Prinsemarij aan de Nassauwweg in Dordrecht een forse besparing op de arbeidskosten. Bovendien zijn de bewoners meer tevreden en meer zelfredzaam.

‘J

e weet pas achteraf waar je aan begint’, waarschuwt bestuurder Jorn Nierstrasz van Het Spectrum de aanwezigen aan het begin van de bijeenkomst. ‘Als je een huis wil maken dat werkelijk in het teken van zelfredzaamheid staat, moet alles ten dienste staan van dat doel. Rationaal zeg je “ja”, emotioneel “tja, ik weet het niet”. Immers, je gaat ergens achter staan en later kom je er pas achter waar je eigenlijk achter bent gaan staan.’ Anderhalf jaar geleden is men in Dordrecht begonnen met het In voor zorg!-traject. Opdracht was, zo legt manager Extramuraal en Innovatie Pieter Baanvinger uit, om met de inzet van domotica en zorg op afstand te besparen op een extra nachtzorgteam en een receptie, een winstgevende businesscase te realiseren en de tevredenheid en zelfredzaamheid van de bewoners te verhogen. Maar domotica in de zorg inzetten om besparingen te realiseren is meer dan een kastje bestellen en ophangen, benadrukt Baanvinger. Het gaat om een nieuwe visie op de ouderenzorg en een belangrijk begrip daarbij is zelfredzaamheid. Innoveren vanuit

14

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

AUTEUR MARIO GIBBELS FOTO’S MARIO GIBBELS

deze visie in plaats van uit de techniek raakt de hele organisatie, aldus Baanvinger. ‘Door ons enthousiasme was op een gegeven moment de halve organisatie bezig met innoveren.’ Men is in Dordrecht begonnen om te kij-

leven als ze zo veel mogelijk zelf de regie over hun eigen leven houden. Als ze dingen blijven leren, blijven bewegen en blijven deelnemen aan de maatschappij.

Handen op de rug

‘DOOR ONS ENTHOUSIASME WAS OP EEN GEGEVEN MOMENT DE HALVE ORGANISATIE BEZIG MET INNOVEREN’ ken hoe de zorg in het oude verzorgingshuis Thureborgh geregeld was. Conclusie was dat de bewoners waren ‘gehotelliseerd’, vertelt Baanvinger. ‘In de verzorgingshuiszorg in Nederland zijn we heel goed in het verzorgen van mensen. Wij weten wat goed voor de mensen is en de bewoners laten alles over zich heen komen.’ Terwijl alle onderzoeken, zo stelt In voor zorg!-coach Steven Hanekroot, erop wijzen dat mensen langer, gelukkiger en gezonder

De conclusie was daarom dat de zorg op de nieuwe locatie De Prinsemarij gericht moest zijn op zelfredzaamheid en het sociaal en maatschappelijk actief zijn van de bewoners moest stimuleren. Dat betekent zorg ‘met de handen op de rug’. Dat betekent echter niet, zo benadrukt Hanekroot, mensen maar aan hun lot overlaten, maar juist mensen ondersteunen om weer meer de regie over hun eigen leven te nemen. Concreet houdt dat in dat je kijkt wat mensen nog zelf kunnen doen en wat niet meer. Hanekroot: ‘Het begint ermee dat mensen zelf hun deur opendoen waardoor je als medewerker op bezoek bent en niet, zoals in het oude verzorgingshuis, in en uit loopt. Het houdt in dat mensen bijvoorbeeld bij een wasbeurt al klaar staan met de handdoeken, shampoo en schone kleren. En dat ze zelf hun medicijnen innemen en zelf hun brood en beleg in de winkel halen en zelf hun ontbijt klaarmaken.’ In het begin moet je daarin investeren,


aldus Baanvinger. ‘Bewoners moeten weer leren dingen zelf te doen, medewerkers moeten leren om niet alles uit handen te nemen. Maar op den duur betekent het dat je minder tijd kwijt ben aan allerlei handelingen.’ En het is volgens Baanvinger met name het sprokkelen van allerlei zaken die medewerkers niet meer hoeven te doen of anders georganiseerd worden waardoor die forse besparing op de arbeidskosten is behaald. ‘Een douchebeurt duurt bijvoorbeeld nu gemiddeld 8 minuten en voorheen 15 minuten. Bovendien zijn de bewoners hartstikke trots dat ze weer allerlei dingen zelf kunnen doen, wat de medewerkers weer motiveert om op deze weg door te gaan.’ Meelopen met medewerkers was in het project van cruciaal belang, stelt In voor zorg!-coach Heidi Evers. ‘Het leverde niet alleen kwantitatieve data op over tijdsbesteding per type zorghandeling in de oude en nieuwe situatie, maar ook cruciale inzichten in hoe we invulling konden geven aan de veranderingen en deze konden borgen. Dit meelopen zullen we daarom ook doen bij het uitrollen van het nieuwe concept op de andere locaties.’ Techniek is hierbij een hulpmiddel bena-

drukken zowel Baanvinger als Hanekroot. Daarbij gaat het om beeldcommunicatie, toegangscontrole, alarmering, een internetportal voor diensten, een elektronische agenda en het ECD op scherm. De Zorgpost speelt hierbij een centrale rol. Die doet de triage, handelt ‘korte zorgvragen’ af, kijkt collegiaal mee en neemt overdracht, opvolg- en regelwerk voor haar rekening. Ook stellen Baanvinger en Hanekroot dat in dit proces veranderingen nodig zijn: in een uitgebreide en andere intake moet goed gekeken worden wat een bewoner nog zelf kan, wat ervoor nodig is om ze bepaalde handelingen weer aan te leren en hoe mantelzorgers en vrijwilligers, domotica en zorg op afstand ingezet kunnen worden. En dat wordt allemaal opgenomen in het zorgplan en besproken in het multidisciplinair overleg (MDO) dat daarmee ook aangepast is.

forse besparing in de arbeidskosten. Is dit uniek of kunnen andere zorginstellingen dit ook? Die vraag legde Bert Mulder, lector Informatie, Technologie en Samenleving aan de Haagse Hogeschool en directeur van het eSociety instituut, de aanwezige bestuurders voor. Wat Mulder zelf is opgevallen is dat Het Spectrum zijn visie op zorg bij De Prinsemarij consequent en tot in detail heeft doorvertaald naar de dagelijkse werkzaamheden. Een van de aanwezige bestuurders vraagt of de verhuizing naar een nieuw gebouw niet heel erg geholpen heeft om deze stap te maken. Dat heeft inderdaad geholpen, geeft Baanvinger toe, maar ze gaan het nu ook uitrollen op een andere locatie en dat is een verpleeghuis in een bestaand gebouw. Hij is ervan overtuigd dat het ook daar, natuurlijk vanuit de context van het verpleeghuis, moet lukken. Het heeft Hanekroot verbaasd dat zowel >

‘JE MOET HET UITEINDELIJK BORGEN EN TOT IN DE PUNTJES DOORVOEREN IN DE ORGANISATIE’

Doorvertalen Meer zelfredzame, tevreden en minder eenzame bewoners en ook nog eens een

Manager Extramuraal en Innovatie Pieter Baanvinger

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

15


In voor zorg!coach Steven Hanekroot

> de medewerkers als de bewoners van het oude verzorgingshuis zo vlot de overstap hebben gemaakt naar de nieuwe werkwijze in De Prinsemarij. Maar, zo wordt door een van de medewerkers van De Prinsemarij opgemerkt, het personeel en de bewoners zijn hierbij heel intensief begeleid. Door middel van bijeenkomsten, oefenen met acteurs en een speciaal ingerichte oefenruimte in het oude gebouw. Hanekroot benadrukt nog eens het belang van een interdisciplinaire aanpak. Niet alleen de verpleegkundigen en verzorgenden maar ook bijvoorbeeld de ergotherapeut en de psycholoog moeten gezamenlijk bekijken wat een bewoner nog kan, wat hij met wat ondersteuning nog kan leren en hoe domotica en zorg op afstand ingezet kunnen worden. Eenvoudig is het niet, vertelt Baanvinger. ‘Alles grijpt op elkaar in en

het is ontzettend moeilijk om greep te houden op het proces. Als innovatieteam kwamen we om de twee weken bij elkaar waarbij we telkens besloten om een paar duidelijk afgebakende zaken aan te pakken.’ En je moet vasthoudend zijn. Baanvinger: ‘Er zijn altijd argumenten om ermee te stoppen, zoals brandweervoorschriften, de inspectie of de financiering. Het was hier bijvoorbeeld een kwestie dat er ’s nachts niemand aanwezig is. Daarvoor hebben we de nodige gesprekken moeten voeren met de inspectie en de brandweer. En vaak moet je dan aanvullende en nieuwe afspraken maken.’ Een gevaar is ook, vult Hanekroot aan, dat een dergelijke innovatie wordt ingestoken als een bedrijfskundig project met een budget en een strak tijdpad. ‘Dat is de de dood in de pot. Je moet sturen op resultaten

‘ER ZIJN ALTIJD ARGUMENTEN OM ERMEE TE STOPPEN, ZOALS BRANDWEER VOORSCHRIFTEN, DE INSPECTIE OF DE FINANCIERING’

16

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

en de te behalen maatschappelijke businesscase. En dan kan het een maand korter of langer duren.’ Wat ook belangrijk is, zo vertelt Nierstrasz, is dat de bestuurder vasthoudt aan de gekozen koers. Ook als er discussie in het managementteam ontstaat. ‘Want alle energie gaat in de innovatie zitten. Andere MT-leden gaan op een gegeven moment vragen waarom al die adviseurs alleen voor De Prinsemarij werken.’ Je moet ook uitkijken dat je niet blijft innoveren, waarschuwt Nierstrasz. ‘Op een gegeven moment is het ook wel klaar en moet je het gaan borgen en tot in de puntjes doorvoeren in de organisatie. Je moet niet blijven hollen.’ Terugblikkend heeft het Baanvinger verbaasd dat zowel bewoners als medewerkers, die helemaal gewend waren aan de oude situatie op Thureborgh, zich zo vlot hebben aangepast aan de nieuwe situatie op De Prinsemarij en daar ook nog heel tevreden over zijn. ‘Terwijl een verhuizing al zoveel onrust met zich meebrengt. Ik ben er dan ook van overtuigd dat dit soort veranderingen ook op andere locaties, in een andere context, mogelijk is.’


AM E T M A E R D W U R O O V EK I T C A T E T 5(&+7 7 S I 8 6 U J 5 8 E ( D -$$5% : L 8 2 N . % ( N * E ; , V 5 E 7 G $ NG I D I $57 %( E $ L 0 M I * L $ ',16' WWW.S

INITIATIEF VAN

PARTNERS:


INTERVIEW

De verwachtingen met betrekking tot e-health zijn wel erg hooggespannen, vindt onderzoeker en e-health deskundige Hans Ossebaard. AUTEUR MARIO GIBBELS FOTO’S ALLARD DE WITTE

‘Implementatie van e-health heeft gewoon tijd nodig’

V

oor onderzoeker en e-healthdeskundige Hans Ossebaard is het duidelijk welke kant het opgaat: healthcare is going home, ofwel de zorg verplaatst zich steeds meer naar de thuissituatie. En dat kan volgens hem niet zonder de inzet van e-health. ‘Ik zie niet hoe we anders de gevolgen van de vergrijzing voor de zorg kunnen opvangen.’ Dat wil echter volgens Ossebaard niet zeggen dat e-health hét wondermiddel is dat alle problemen van de gezondheidszorg gaat oplossen. ‘De verwachtingen zijn wel erg hooggespannen en er moet nog veel wetenschappelijk bewezen worden.’ Ossebaard houdt zich op verschillende plaatsen bezig met e-health. Bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) richt hij zich met name op ePublic Health, ofwel de inzet van ict voor het verbeteren van de volksgezondheid. Daarnaast adviseert hij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) over e-health en werkt hij één dag in de week aan de Universiteit van Twente, waar hij onderwijs geeft en onderzoek doet.

Het is begonnen met kiesBeter.nl, vertelt hij. ‘Ik werkte tussen 2000 en 2005 bij het ministerie van VWS aan de verbetering van het onderzoeks- en informatiebeleid. Dat ging over welke informatie je nodig hebt om beleid voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren. Dat werd allemaal wel erg abstract en op een gegeven moment kon ik aan mijn vrienden nog nauwelijks uitleggen wat het precies inhield. Toen het RIVM me in 2005 vroeg om productmanager te worden bij kiesBeter. nl leek me dat erg leuk en concreet en heb ik onmiddellijk ja gezegd. KiesBeter.nl was erop gericht om het keuzebewustzijn bij burgers te verhogen omdat we naar een zorgsysteem gaan met meer marktwerking. De site is inmiddels diepgaand omgevormd en wordt momenteel ge-host door het RIVM in opdracht van het CVZ. Naar verwachting wordt het CVZ per 1 januari 2014 omgevormd tot Zorginstituut Nederland waarvan het Kwaliteitsinstituut deel van zal uitmaken. Daar zal kiesBeter.nl, mogelijk onder een andere naam, vervolgens onder gaan vallen. Op de site worden dan nog uitsluitend kwaliteitsgegevens over de zorg gepubliceerd.’

‘ER IS VOORAL BEHOEFTE AAN EFFECTIVITEITS STUDIES’

18

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013


DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

19


INTERVIEW

Binnen het RIVM houdt Ossebaard zich sinds > 2006 bezig met consumer health informatics, dat gefinancierd wordt door het strategisch onderzoeksprogramma van het instituut. Ossebaard: ‘Het is vooral verkennend onderzoek naar e-health. Wat is er allemaal op het gebied van e-health, waarom maken mensen gebruik van e-healthtoepassingen en waarom niet? Wat is nuttig voor ons? Voor deze opdracht heb ik de samenwerking gezocht met de Universiteit Twente waar ze een meer praktische insteek hebben en zich met name bezighouden met hoe je e-health het beste kan ontwerpen. En dat blijkt een hele productieve samenwerking.’

HANS OSSEBAARD

Is van huis uit klinisch en ontwikkelingspsycholoog. ●

Deed hiervoor onderzoek naar drugs aan de Universiteit Utrecht. ●

Werkt nu bij het RIVM, het CVZ en de Universiteit Twente. ●

Gelooft in de mogelijkheden van e-health maar vindt ook dat er behoefte is aan ‘robuuste evidence’.

20

Pakket Een dag in de week is Ossebaard e-healthadviseur bij wat nu nog het CVZ heet. ‘Het CVZ adviseert onder meer over wat er in het pakket voor verzekerde zorg hoort en niet. Voortdurend kloppen daar zorgverleners, patiëntenorganisaties en bedrijven aan om te vertellen dat ze nu iets hebben dat de zorg niet alleen beter gaat maken maar ook een stuk goedkoper. En als het dan gaat om iets wat met e-health en kwaliteitsstandaarden te maken heeft, dan word ik erbij geroepen. Het is een zelfstandig bestuursorgaan en valt niet direct onder de minister. Echter het ministerie van VWS geeft wel aan dat er bezuinigd moet worden en dat niet zomaar alles in het pakket kan worden opgenomen.’ Overigens kunnen vanuit de basisverzekering al veel e-healthtoepassingen bekostigd worden, stelt Ossebaard. ‘Zolang er zorginhoudelijk maar niets is veranderd. Dat is natuurlijk niet altijd het geval. Stonden bijvoorbeeld vroeger voor een behandeling van een depressie 16 face-to-facecontacten, tegenwoordig zie je ook mengvormen van bijvoorbeeld 10 online activiteiten in de vorm van opdrachten of het bijhouden van een dagboek plus een aantal face-tofacecontacten. De vraag is dan: is dit nu echt anders en kun je aantonen welke behandelvorm het beste werkt? En moeten de richtlijnen dan aangepast worden? Dan zijn langdurige processen die je bovendien bij heel veel behandelingen moet doorlopen.’ Want het moet wel goed onderzocht worden, stelt Ossebaard. ‘Ik hoor nu iets te vaak enthousiaste verhalen over hoe e-health ons gaat redden van vergrijzing en stijgende zorgkosten. Dat riekt naar een vorm van nog uit de Verlichting stammend technoutopisme. Er is vooral behoefte, en dat geldt voor de

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

zorg in de volle breedte, aan effectiviteitsstudies.’ En het zou volgens Ossebaard zomaar kunnen dat bij veel e-healthtoepassingen de zorg in eerste instantie zelfs duurder wordt. ‘De implementatie van e-health heeft ook gewoon tijd nodig. Belangrijk is in ieder geval dat bij gebleken effectiviteit er substitutie plaatsvindt en dat niet zowel de oude vorm van zorg als de nieuwe e-healthtoepassing naast elkaar blijven bestaan. En het is aan het veld om hier dan nieuwe richtlijnen en standaarden voor in te voeren.’ Web-based triage Ondanks zijn kritische kanttekeningen ziet Ossebaard veel mogelijkheden voor e-health in de toekomst. ‘Je zou web-based triage kunnen inzetten om de huisartsen te ontlasten. Want die krijgen het steeds drukker omdat allerlei taken vanuit de tweede lijn richting eerste lijn worden opgeschoven. Zo’n triagesysteem kan dan bepalen of je de huisarts wel of niet moet bellen. Heb je keelpijn, kijk het nog een dagje aan. Heb je pijn op de borst, bel onmiddellijk de huisarts. Hoe simpel! Dat dat er nog niet is, dat begrijp ik niet. Waarschijnlijk heeft het met de bekostiging te maken. Preventie zit niet in het pakket.’ En het is e-health die het mede mogelijk moet maken dat de zorg naar de thuissituatie verplaatst wordt, stelt Ossebaard. ‘Dat gaat absoluut gebeuren. En ik verwacht ook dat technologie steeds sneller gedomesticeerd zal worden, echt in de zin van temmen. Mensen zullen steeds makkelijker techniek integreren in hun dagelijkse leven. Je ziet bijvoorbeeld dat ouderen nu al een inhaalslag maken.’ Wil er vaart gemaakt worden met de opschaling van e-health, dan moet er in de opleiding van de toekomstige zorgprofessionals aandacht aan besteed worden. Daarom heeft Ossebaard samen met Lisette van Gemert en Oscar Peters van de Universiteit Twente een leerboek over e-health samengesteld. ‘In het boek behandelen we een aantal onderwerpen die naar ons idee van belang zijn in de opleiding van zorgprofessionals. Wat is het belang van e-health voor de zorg? Wat zijn de obstakels? Hoe ziet de toekomst eruit en waar liggen de kansen? Ik heb een algemene, beschouwende inleiding geschreven. Een van de andere hoofdstukken, geschreven door Lisette van Gemert, gaat over de zogeheten CeHRes Roadmap, een praktisch model voor ontwerp en implementatie van e-healthtoepassingen. Essentieel element daarvan is dat je de gebruikers vanaf het begin erbij betrekt. Anders gaan ze er geen gebruik van maken. Het boek wordt ook op het hbo gebruikt. En het is uiteraard als e-book verkrijgbaar.’

‘IK VERWACHT DAT TECHNOLOGIE STEEDS SNELLER GEDOMESTICEERD ZAL WORDEN’


E-HEALTH

Cloud care voor diabetespatiënten Waar veel andere zorgaanbieders blijven steken in goede bedoelingen, slaagt Diabeter, het nationaal behandelcentrum voor kinderen en jongeren met diabetes, erin om e-health tot integraal onderdeel van zijn zorgaanbod te maken. Daarbij speelt het volgens medeoprichter Henk Veeze een cruciale rol dat Diabeter niet is ingebed in een ziekenhuisstructuur. AUTEUR FRANK VAN WIJCK FOTO ISTOCK

D

iabeter, sinds eind 2006 als zelfstandige organisatie gevestigd in het Coopragebouw in Rotterdam, hoeft inmiddels zijn meerwaarde niet meer te bewijzen. ‘We hebben patiënten die ’s ochtends de eerste boot vanaf Texel nemen om hier te komen voor het spreekuur’, zegt mede-oprichter Veeze. ‘Inmiddels hebben we zoveel deskundigheid opgebouwd in de behandeling van kinderen en jongeren met diabetes dat we hiermee al heel veel patiënten hebben kunnen helpen. Binnen de structuur van een ziekenhuis hadden we onvoldoende de ruimte om dit verder uit te bouwen. Daarom hebben we in

2006 besloten de stoute schoenen aan te trekken en op basis van ondernemerschap de sprong in het diepe te wagen. We waren in die tijd ook betrokken bij de ontwikkeling van de dbc-systematiek, want we beschikten toen al over complete dataprofielen. Dit hielp ons om inzicht te krijgen in de werkelijke zorgkosten, wat zeker een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van onze eigen business case.’

‘JE MOET DIRECT ACTIE ONDERNEMEN ALS EEN VINKJE NIET MEER OP GROEN STAAT’

Gegevenskoppeling Ict is voor Diabeter altijd een key point geweest, zoals Veeze het uitdrukt. ‘We waren daar al mee bezig in de tijd dat het nog mogelijk was om een shared directory

op te zetten in Windows. Ik sloot op een gegeven moment met een hub twee pc’s op elkaar aan om een betere gegevenskoppeling te kunnen maken. Dit was in de tijd dat we nog vanuit het ziekenhuis werkten en de ict-afdeling klaagde over die aanpak. We losten dit op door een eigen server te claimen. En dat lukte ook. Maar ik ben het altijd vreemd blijven vinden dat een ict-afdeling – die in termen van manschappen veel groter is dan de maatschappen – toch geen enkele connectiviteit heeft met de medisch specialisten.’ Dit probleem werd snel opgelost toen Diabeter zich vrijmaakte uit de ziekenhuisomgeving. ‘We waren in die tijd al begonnen met digitalisering’, vervolgt Veeze, ‘om meer zicht te krijgen op onze eigen performance. Dit ontwikkelde zich vanzelf tot een research database. Geen papiervervangend elektronisch dossier dus, waarbij de werkwijze hetzelfde blijft, maar een basis voor analyse en kwaliteitsverbete- >

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

21


ring. Het moest aan de grotere vraag voldoen – hoe maken we onszelf beter? – en de grondslag vormen voor medisch-wetenschappelijk beleid. Neem de meting van de bloedsuikerwaarden. Als je dit stelselmatig doet bij patiënten, kun je op zoek gaan naar patronen waarop je je beleid kunt afstemmen.’

Controle De vervolgstap was logisch: de patiënt meer inzicht bieden in de verzamelde informatie en op basis daarvan ook een grotere rol laten spelen in zijn eigen ziektemanagement. Veeze: ‘Je kunt wel standaard iedere drie maanden de patiënt op controle laten komen, maar dat is helemaal niet nodig als je zorgt dat je tussentijds goed op de hoogte blijft van diens situatie met betrekking tot zijn diabetes. Je kunt ook de patiënt thuis data laten verzamelen en naar de professional toe laten sturen. Dan kan het spreekuur gaan over de inhoud: de doelen die je afspreekt om ondanks de diabetes de patiënt zoveel mogelijk gezond te houden. En je kunt op afstand contact houden met de patiënt, zodat die niet standaard om de drie maanden hoeft langs te komen als alles goed gaat. Natuurlijk moet je hierbij voorkomen dat de patiënt denkt dat jij denkt dat er sturing is en dat de patiënt denkt dat jij hem wel in de gaten houdt, dus je moet goede afspraken maken.’ Dat blijkt goed te kunnen. Van alle patiënten van Diabeter werkt inmiddels 85 procent op deze basis. Veeze: ‘Wij krijgen alle patiëntdata centraal binnen op een beveiligde server en verspreiden die intern naar de professionals met wie de patiënten te maken hebben. De patiënt ontvangt op volledig geautomatiseerde wijze feedback met gegevens uit het dossier als onderdeel van het persoonlijk behandelplan. Per dag gaan zestig tot tachtig van zulke rapporten de deur uit. En we zien dat 60 procent van de patiënten de hierin verza-

melde gegevens heel consequent gebruiken om hun eigen performance te meten en verbeteren. Om het hun gemakkelijk te maken, is de informatie niet alleen te lezen op een pc, maar ook op een smartphone of tablet. Ook bieden we spiegelinformatie over leeftijdgenoten die een betere performance hebben. Dan zeggen niet wij als behandelaars dat een bepaalde leefwijze beter voor je is, maar krijgt het een gameaspect: kijken of je een volgend level kunt halen.’ Persoonlijk contact met de patiënten blijft belangrijk, stelt Veeze. ‘Mensen zijn niet

‘WE PRESENTEREN NIEUWE TECHNIEKEN NIET ALS GADGETS’

22

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

primair trouw aan een app’, zegt hij. ‘Ze willen wel weten dat er iemand achter zit die ze kennen en vertrouwen.’

Monitoring Vooralsnog is de persoonlijke controle per kwartaal nog het uitgangspunt, maar Diabeter gaat nu voor de groep patiënten die actief met de monitoring op afstand omgaat proberen het aantal bezoeken te verminderen. ‘Wel moet je dan goed blijven monitoren en direct actie ondernemen als een vinkje niet meer op groen staat’, zegt Veeze. ‘Deze cloud care vereist een dashboard waarop afwijkingen goed gesignaleerd kunnen worden. We begeleiden onze patiënten in alle opzichten goed. Ze krijgen ook niet zomaar een pomp of een sensor van ons, daarvoor moeten ze examen doen.


de cloud.’ Met de zorgverzekeraars heeft Diabeter altijd goede afspraken kunnen maken. ‘Ook als het gaat om de introductie van nieuwe technieken’, zegt Veeze. ‘Dat komt omdat we die niet presenteren als gadgets, maar ons richten op zorguitkomsten. Het gaat bij een meter bijvoorbeeld niet om de kleur, maar om de vraag of hij in staat is tot communicatie met onze ict.’

Raakvlakken

We doen dit deels via e-learning en dit blijkt een effectieve manier van educatie.’ Het mooiste van de werkwijze van Diabeter is dat het na de investering in zorg op afstand en digitale educatie de kosten voor de zorg omlaag ziet gaan. ‘We zitten nu op het punt dat we volume kunnen gaan maken en dat vinden zorgverzekeraars met het oog op selectieve zorginkoop een interessant gegeven. Ook het gegeven dat we een HKZ-certificering hebben behaald voor patiëntveiligheid spreekt hen aan. En patiënten evenzeer. We hebben nu drie locaties – naast Rotterdam ook Deventer en Eindhoven – en gaan een vierde opzetten in Amsterdam. Dan zijn we voor vrijwel iedereen met een uur rijden te bereiken. Die reistijd hebben mensen er sowieso voor over, zeker als je de zorg gericht ondersteunt via

Waarom slaagt Diabeter er zo goed in e-health tot een integraal onderdeel van het zorgaanbod te maken waar veel andere zorgaanbieders blijven steken in goede bedoelingen op dit gebied? Volgens Veeze heeft dit te maken met de structuur van ziekenhuizen. ‘Ict-afdelingen hebben vaak weinig raakvlakken met de zorg’, zegt hij. ‘Ze vallen vaak ook onder de financieel directeur in plaats van onder de directeur zorg. En ze hanteren een heel stringent beleid. Iets nieuws toepassen kan niet zomaar, want er zit een firewall tussen die alles tegenhoudt. Ik snap het veiligheidsaspect daarvan wel, maar het is erg restrictief. Wij houden in de ontwikkeling van een programma al rekening met de veiligheidsissues. Wat ook helpt, is dat bij ons niets anders op de agenda staat dan de aanpak

van diabetes. In een ziekenhuis een oplossing bieden waarvan één afdeling profiteert, betekent dat alle andere afdelingen zich gaan beklagen dat zij die aandacht niet krijgen. Ziekenhuizen zijn uiterst complexe organisaties. Concentratie van zorg is echt een oplossing.’ Veeze ziet er geen meerwaarde in om e-health afzonderlijk te contracteren. ‘Het getuigt van ondernemerschap om er je eigen winst mee te creëren’, zegt hij. ‘Wij zetten het gesprek met de zorgverzekeraars dus niet in op een hogere vergoeding bij toepassing van e-health, maar op een lagere. En als we verder groeien, kunnen we verder korten op de kosten. Mijn motto is dan ook heel simpel: zeur niet maar doe het gewoon. Ontwikkel een visie op ict die hout snijdt of sluit je aan bij een partij die dit doet.’ Over de rol van de overheid in e-health en ict in de zorg in het algemeen is hij kort. ‘Die probeert vooral kaders en regels te stellen’, zegt hij. ‘Daarmee zou ze veel terughoudender moeten zijn. Laat eerst het veld ontwikkelen wat nodig is om de patiëntenzorg te verbeteren en stuur dat bij met goede adviezen, maar beknot die ontwikkeling niet met stringente beheersmodellen.’ De versnelling van de uitrol die minister Edith Schippers van VWS nu heeft aangekondigd, heeft Diabeter niet meer nodig, stelt Veeze. ‘We hebben er meer aan als de overheid zich er niet teveel inhoudelijk mee bemoeit. We willen het binnen de bestaande tarieven ontwikkelen, daarop willen we ook door de zorgverzekeraars afgerekend worden. Dat de minister kansrijke initiatieven wil ondersteunen is goed, maar wij hebben die ondersteuning inmiddels niet meer nodig. Wij vinden dat we het zelf moeten waarmaken. Natuurlijk is ze welkom bij Diabeter en ze heeft destijds aangekondigd inderdaad te willen komen kijken. Maar wat ons betreft is dat dan vooral om inspiratie op te doen.’

‘ICTAFDELINGEN HEBBEN VAAK WEINIG RAAKVLAKKEN MET DE ZORG’

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

23


BELEIDSREGELS EN SOFTWARE

‘Het kost bakken met geld’ De voortdurende stroom van beleidswijzingen kost de zorg tientallen miljoenen euro’s aan software-aanpassingen. De softwareleveranciers pleiten voor minder beleidsregels en een ruimere en strakkere planning. AUTEUR MARIO GIBBELS ILLUSTRATIE ISTOCK

M

edio 2012 besloten het ministerie van VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat binnen een aantal diagnosegroepen onderscheid aangebracht moest worden tussen verzekerde en niet-verzekerde zorg. Met ingang van januari 2013 moesten zorginstellingen dit in hun registratie- en declaratieproces hebben ingevoerd. Het betekende dat softwareleveranciers hun systemen moesten aanpassen, zorgaanbieders deze aanpassingen moesten betalen en implementeren en zorgverzekeraars hun declaratiesystemen moesten bijwerken. Maar ook de interne processen binnen zorginstellingen moesten worden gewijzigd en medewerkers moesten worden getraind om te werken met deze aangepaste systemen. Halverwege 2013 besloot de NZa echter om de maatregel per 1 januari 2014 weer in te trekken en een nieuwe registratiewijze met een andere declaratievorm voor te

24

ZORGVISIEICT 06 • DECEMEBR 2013

schrijven. Waarmee het hele circus weer van voren af aan kon beginnen. Dit was voor softwareleveranciers Marc Sterenberg en Jan Wouda van McKesson en Henk Koopman van Impulse Info Systems de welbekende druppel. Het heeft volgens hen tientallen miljoenen euro’s gekost. Sterenberg: ‘Dit soort beleidswijzigingen zijn vaak gericht op bezuinigingen. Echter ze leiden tot zoveel administratieve rompslomp dat de bezuiniging weer teniet wordt gedaan. En de rekening komt uiteindelijk terecht bij de burger in de vorm van verhoogde belastinge of zorgpremies.’ Koopman: ‘En dan krijg je vervolgens ook

nog te horen dat je het er allemaal weer uit kunt halen.’ En het houdt niet op, aldus Koopman. ‘Het lijkt alleen maar erger te worden. Moesten zorginstellingen eerst met één zorgverzekeraar onderhandelen die afspraken maakte namens de anderen, nu moeten ze met alle zorgverzekeraars om de tafel en iedere zorgverzekeraar hanteert weer een andere prijs. Dat moet allemaal verwerkt worden in de software. Straks gaat een deel van de zorg naar de gemeenten. Hoe gaan die dat regelen en zijn ze er wel voldoende op voorbereid? Het kost allemaal bakken met geld.’ Vaak blijkt het ook erg lastig om al die beleidsregels te vertalen naar de software, vult Sterenberg aan. ‘Er wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen basis-ggz en

‘OP DE WERKVLOER MOETEN DE ITMANAGERS EN SOFTWARELEVERANCIERS HET MAAR ZIEN OP TE LOSSEN’


gespecialiseerde ggz. Maar hoe vertaal je dat naar de praktijk? Op een gegeven moment vroeg zelfs een verzekeraar aan ons hoe hij dat precies moest doen. Er gaan vele rondes van aanpassingen overheen voordat eindelijk is uitgekristalliseerd hoe je zoiets vertaalt naar de software, en dan ben je snel twee jaar verder.’

Landelijk niveau Sterenberg, Wouda en Koopman hebben de indruk dat het ministerie van VWS en de NZa niet doorhebben wat de gevolgen zijn van de afspraken die ze op landelijk niveau maken met de koepels van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Wouda: ‘Op dat niveau gaat het over de verdeling van geldstromen maar op de werkvloer moeten de IT-managers en softwareleveranciers het maar zien op te lossen. Ze hebben niet in de gaten dat bijvoorbeeld op ’t oog kleine aanpassingen in de beleidsregels grote wijzigingen in de software als gevolg hebben, wat dan weer ontzettend veel geld kost.’ De leveranciers schatten dan ook dat de

helft van de ict-budgetten van zorginstellingen opgaan aan deze alsmaar terugkerende nieuwe beleidsregels. Sterenberg, Wouda en Koopman bepleiten daarom een herbezinning op de vele beleidswijzigingen die zorginstellingen en zorgverzekeraars jaarlijks te verwerken krijgen. Koopman: ‘Waarom blijven we er niet een tijdje af? Dan kunnen de zorginstellingen hun systemen eindelijk eens goed op de rit krijgen en hebben ze ook meer ruimte om te investeren in innovatie.’ De leveranciers pleiten in ieder geval voor een strakkere en ruimere planning. Sterenberg: ‘Rek de tijd tussen het bevriezen van de specificaties en de ingangsdatum op van zes naar twaalf maanden. Ik weet het, daardoor duurt het allemaal wel langer, maar haastige spoed is zelden goed. Het leidt tot betere kwaliteit zodat er minder

tijd verloren gaat aan allerlei aanpassingen.’ Bovendien kunnen zorginstellingen dan op tijd factureren, aldus Koopman. ‘Voor de tweede keer kunnen zorginstellingen pas in de zomer 2014 hun declaratie versturen omdat de zorgverzekeraars dan pas hun facturen verwerken. Het gaat hier over zorg die in 2014 is gestart. Als gevolg hiervan moeten zorginstellingen deze zorg, dbc’s en basis-ggz, duur voorfinancieren bij de banken.’

‘HET LIJKT ALLEEN MAAR ERGER TE WORDEN’

Decentralisatie Voor Jaap Schrieke, beleidsadviseur bij GGZ Nederland, is de klacht van de ict-leveranciers zeer herkenbaar. ‘Het geldt niet alleen voor de dbc-systematiek, ook de decentralisatie van de jeugdzorg en de Wmo gaan voor een heel circus aan nieuwe beleidsregels zorgen en het duurt zeker weer een aantal jaren voordat dat allemaal is uitge>

DECEMEBR 2013 • ZORGVISIEICT 06

25


> kristalliseerd.’ Hij vindt het dan ook niet zo’n vreemde schatting dat de zorginstellingen de helft van hun ict-budget kwijt zijn aan het verwerken van de constante stroom van nieuwe beleidsregels. Schrieke heeft overigens wel de indruk dat de NZa probeert de beleidsregels eerder klaar te hebben zodat er meer tijd is om de software aan te passen. Er zullen altijd nieuwe beleidsregels bij komen, meent een woordvoerder van brancheorganisatie NVZ, ‘vanwege aanpassingen in de bekostiging, vanwege het kwaliteitsbeleid of om als ziekenhuis verantwoording af te leggen.’ De vraag is echter wel of elke beleidsregel nodig is, aldus de NVZ. Zo heeft de politiek onlangs verzonnen dat op de rekening in begrijpelijke taal moet staan wat de ingreep precies inhoudt. Om mensen ervan bewust te maken wat zo’n ingreep kost. ‘Dat klinkt eenvoudig maar blijkt in de praktijk nog behoorlijk lastig om te implementeren’, aldus de NVZ-woordvoerder. ‘De dbc-systematiek moet worden aangepast, en dat geldt ook voor de communicatie met de verzekeraars en de software van de verzekeraars. En dat allemaal in een relatief korte tijd. De politiek gaat soms volledig aan de complexiteit van een op het eerste gezicht eenvoudige maatregel voorbij en beseft niet wat voor andere mooie dingen je allemaal had kunnen doen in de tussentijd. Mede op gezamenlijk aandringen van zorgaanbieders en zorgverzekeraars is de maatregel

om extra informatie op de zorgnota te zetten dan ook met vijf maanden uitgesteld. De deadline van 1 januari 2014 bleek niet haalbaar.’ De NVZ-woordvoerder gelooft overigens niet dat de ziekenhuizen de helft van hun ict-budget aan dit soort aanpassingen kwijt zijn. ‘Het belangrijkste deel van de ict-kosten blijven toch de licenties. Het is echter wel zo dat een ict-afdeling heel veel tijd kwijt is met het testen en implementeren van steeds weer nieuwe aanpassingen van de software.’ Daar wordt op landelijk niveau wel op gewezen, verzekert de NVZwoordvoerder. ‘Maar vaak wegen andere belangen zwaarder. Het zal dan ook wel nooit rustig worden. Het zou echter al enorm helpen als allerlei beleidswijzigingen van organisaties zoals de inspectie, VWS en de NZa geclusterd worden zodat de ziekenhuizen ze in één grote slag kunnen implementeren en niet telkens opnieuw hun software hoeven aan te passen. Het zou bovendien helpen als de deadlines wat ruimer worden gesteld. En zijn de specificaties niet op tijd af, dan schuift de deadline automatisch op.’

na verloop van tijd opnieuw aanpassingen nodig te zijn omdat zorgaanbieders en zorgverzekeraars stuiten op aanloopproblemen. Die worden vaak tussentijds opgelost in bijvoorbeeld tweejaarlijkse update-releases van het DOT-pakket. Overigens wil de NZa die releases gaan beperken om de belasting voor de zorgaanbieders en verzekeraars te beperken.’ De NZa maakt de nieuwe regelgeving ook zo snel mogelijk bekend om aanbieders en verzekeraars voldoende tijd te geven om hun administratieve systemen op orde te brengen, verzekert de perswoordvoerder. ‘Zo hebben we de maatregel om de ingreep op de rekening te vermelden in april 2013 bekendgemaakt terwijl dit pas in september 2013 definitief is vastgesteld.’ Ook DBC Onderhoud laat weten niets anders te doen dan politieke besluiten omzetten in specificaties, laat een woordvoerder weten. ‘Wel proberen we alle veranderingen in één jaarlijkse release mee te nemen, en die wordt een halfjaar van tevoren, op 1 juli, aangekondigd. We proberen dan nog slechts één tussentijdse update per jaar te doen met zaken waar zorgaanbieders en zorgverzekeraars tegenaan zijn gelopen. We spreken dat ook door met alle softwareleveranciers waar we maandelijks mee om de tafel zitten.’

‘WAAROM BLIJVEN WE ER NIET EEN TIJDJE VANAF?’

Politieke besluiten De zorg heeft de laatste jaren inderdaad met grote stelselwijzigingen te maken gehad, geeft een perswoordvoerder van de NZa toe. ‘Dat is het gevolg van politieke besluiten die betekenen dat de software van zorgaanbieders en zorgverzekeraars telkens weer aangepast moet worden. Bovendien blijken er

Steun ons in de strijd tegen littekens!

geef op 20.21.22 www.brandwondenstichting.nl

26

ZORGVISIEICT 06 • DECEMEBR 2013


COLUMN

Met wie spreek ik? SINDS HET BESTAAN VAN COMMUNICA tiemiddelen zijn we geïnteresseerd in degene met wie we de communicatie voeren. Met de opkomst van de telefonie, een communicatiemiddel waarbij je de gesprekspartner niet visueel kan identificeren, werd het vaststellen van de identiteit van de communicatiepartner een nieuw element in het gesprek. Het beantwoorden van een oproep met alleen ‘hallo’ leidde direct tot de tegenvraag ‘met wie spreek ik?’. Het was zeker niet zo dat met alleen het noemen van de naam de identiteit waterdicht werd vastgesteld. Ik kan mij nog herinneren uit de tijd van mijn middelbare school, dat ik zelf met een zware stem opbelde naar de conciërge met de mededeling ‘mijn zoon is ziek en zal de eerste dagen niet op school verschijnen’. Dat is verschillende keren goed gegaan.

alleen voor de zogenoemde business-toconsumercommunicatie (B2C) tussen bijvoorbeeld arts en patiënt, maar ook voor de business-to-businesscommunicatie (B2B) tussen zorgverleners onderling. Daarbij moet ik constateren, dat de middelen die we op dit moment beschikbaar hebben om de identiteit van onze communicatiepartner vast te stellen, zoals DigiD voor de B2C-communicatie en de UZI-pas voor de B2Bcommunicatie, nog onvoldoende worden ingezet. De oorzaken hiervoor zijn divers. Het meest gehoord zijn argumenten als ‘beperkt bruikbaar’, ‘eist veel van de achterliggende techniek of organisatie’ en ‘hoge kosten’. Toch is het noodzakelijk om bij een brede inzet van e-healthtoepassingen zeker te zijn van de identiteit van de betrokken communicatiepartner.

BIJ EHEALTH IS ZEKERHEID OMTRENT DE IDENTITEIT VAN DE COMMUNICATIE PARTNER NOODZAKELIJK

In de zorg bestaat veel belangstelling voor e-health, een verzamelnaam voor zorg op afstand. De diverse vormen van communicatie, zoals mail, chat, videogesprek, maar ook elektronisch afspraken maken, formulieren invullen of gegevens uit het dossier raadplegen, vereisen een betrouwbare, onweerlegbare en niet te ingewikkelde manier van identificatie. Dat geldt niet

Een probleem dat niet door de zorginstellingen kan worden opgelost. De identiteit van personen kan alleen met hulp van de overheid onweerlegbaar worden vastgesteld. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het kunnen onderscheiden van identiteiten voor privépersonen en personen in een specifieke rol, bijvoorbeeld notaris, advocaat of zorgverlener. Gelukkig is onze overheid stevig bezig met de ontwikkeling van een stelsel voor het vaststellen van de elektronische identiteit onder de namen e-Herkenning (B2B) en e-ID (B2C). Het oplossen van dit vraagstuk is zeker van belang voor de toekomst van e-health. Zodat de e-Health dokter niet continu zal hoeven vragen: met wie spreek ik?

Tegenwoordig kennen we telefoonnummers niet meer uit ons hoofd en zorgt nummerherkenning met een koppeling naar ons adresboek direct voor naamsvermelding van de oproepende partij op het display. Dat ook dit niet altijd betrouwbaar is, blijkt als jouw dochter toevallig de telefoon gebruikt van haar broer, om maar een voorbeeld te noemen.

RON VAN DEN BOSCH voorzitter VienG en hoofd bureau ICT Beleid UMC Groningen

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

27


Diepgewortelde vakkennis blijven we voeden! Altijd al eens een vakblad willen proberen? Neem nu een introductieabonnement* op je favoriete vakblad en profiteer van de korting.

MEDISCH CONTACT ACT Medisch Contact is hett meest gelezen vakblad d door artsen in Nederland. Het blad beoogt haar lezers ezers te informeren, mogelijkheden kheden te signaleren en discussies ssies aan te snijden.

* Hierna loopt het abonnement verder als een jaarabonnement met 25% korting. Wenst u niet te continueren dan kunt u voor ontvangst van het laatste nummer opzeggen.


www.eindejaarsactie.reedbusiness.nl

3

nummers voor slechts

â‚Ź10,ZORGVISIE

ZORGVISIE ICT

Zorgvisie slaat de brug tussen Beleid en Management in de Zorg! Zorgvisie is verrassend, ssend d, inspirerend, gepassioneerd eerd en gedreven. Met verdiepende epende en uitgebreide dossiers, thema artikelen en analyses en n achtergronden met benchmark mark informatie.

Met Zorgvisie ict bent u altijd op de hoogte van ICT-trends ends binnen de gezondheidszorg! zorg! Zorgvisie ict verzamelt alle belangrijke informatie rondom de thema’s EPD, domotica, ica, informatiebeveiliging, outsourcing en HRM.

Bel 0314-358 358 of bestel online via www.eindejaarsactie.reedbusiness.nl


UITGELICHT IN UITGELICHT brengt de redactie van Zorgvisie ict een ontwikkeling of een onderwerp extra onder de aandacht van de lezer.

Van radiologiebeelden tot DNA-sequences M&I/Partners deed onderzoek naar de stand van zaken rondom storage in ziekenhuizen. De hoeveelheid opgeslagen data groeit enorm en de markt wordt gedicteerd door slechts enkele fabrikanten. AUTEURS URS KELLER EN RICHARD SITTERS FOTO ISTOCK

E

en belangrijk thema voor ziekenhuizen is de enorme groei van de hoeveelheid opgeslagen data. Daarvoor is een aantal oorzaken. Zo hebben ziekenhuizen te maken met een groeiend aantal nieuwe bestandstypen. Had de opslag in het verleden voornamelijk betrekking op radiologiebeelden, tegenwoordig is er sprake van veel meer typen digitaal beeldmateriaal zoals video-opnamen uit de OK of de opslag van DNA-sequences. Maar ook vanuit de niet-medische hoek is er een groeiende behoefte aan opslag, denk bijvoorbeeld aan beelden van bewakingscamera's. Daarnaast neemt de bestandsomgvang van de beelden toe doordat nieuwe apparaten beelden produceren met een steeds hogere resolutie. En ook de uitwisseling van bestanden tussen instellingen zorgen voor een groeiend aantal

30

bestanden omdat er met lokale kopieën wordt gewerkt. De ervaring is dat er een lineaire groei van de hoeveelheid data is van circa 10 à 20 procent voor de bestaande systemen (de zogenaamde autonome groei), maar dat de groei meer dan lineair wordt onder invloed van 'projecten'. Een project kan bijvoorbeeld de introductie van digitale beeldverwerking voor pathologie zijn. Bij de door ons onderzochte ziekenhuizen bedraagt de hoeveelheid opgeslagen centrale data circa 100 tot 200 terabyte (TB). Uitzondering hierop is een door ons onderzocht academisch

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

ziekenhuis: daar is de hoeveelheid data nog een orde hoger.

Beheer Het merendeel van de door ons onderzochte ziekenhuizen heeft de storage in eigendom en in eigen beheer. Het eerstelijnsbeheer wordt door het ziekenhuis zelf uitgevoerd. Voor het tweede en derdelijnsbeheer, afhankelijk van de hoeveel kennis die in huis beschikbaar is, wordt een beroep gedaan op de leverancier of op een storageintegrator. Geen van de ziekenhuizen neemt storage af in de vorm van een 'clouddienst'. Belangrijke

DE WETGEVING MET BETREKKING TOT OPSLAG IS COMPLEX, SOMS ONDUIDELIJK EN ZELFS HIER EN DAAR TEGENSTRIJDIG

reden hiervoor is de privacy. Ziekenhuizen zijn terughoudend in het plaatsen van gegevens buiten de deur. Maar ook de kosten spelen een rol. Ziekenhuizen vinden de aanschaf van een eigen 'storageoplossing' toch goedkoper. Bovendien krijg je als ziekenhuis bij opslag buiten de deur te maken met een extra beheerpartij. Toch zien wij een voorzichtige trend van uitbesteden. Verschillende ziekenhuizen hebben bij vervanging van het opslagsysteem overwogen om de opslag als managed dienst af te nemen. Hoewel de meeste hier niet voor kiezen, is in enkele gevallen een vorm van sourcing toegepast zoals het afnemen van opslagcapaciteit op basis van een bedrag per gigabyte (GB) per maand en in de vorm van picture archiving and communication system (PACS) inclusief storage als managed dienst.


Wat betreft de 'housing' van de storagesystemen geldt bij alle onderzochte ziekenhuizen dat de data minimaal over twee datacenters verdeeld zijn. In enkele gevallen wordt de housing van het tweede datacenter bij een externe partij afgenomen, waarbij zowel de serversystemen als de storagesystemen in het externe datacenter geplaatst zijn.

Capaciteit Het overgrote deel van de storagecapaciteit wordt in beslag genomen door beelddata die worden beheerd door het PACS, inclusief het archief.

Gewoonlijk is dit zo tussen de 50 en 65 procent van de gebruikte storagecapaciteit. De totale capaciteit van backupgegevens (inclusief beeldmateriaal) bedraagt gewoonlijk zo rond de 25 en 35 procent. De opslag van mail, epd-gegevens en filedata nemen in vergelijking met de PACS-data weinig ruimte in beslag.

Daarnaast maken alle ziekenhuizen gebruik van servervirtualisatie en de meeste ook van werkplekvirtualisatie. Een deel van de storagecapaciteit wordt gebruikt voor deze virtualisatie, waarbij het dus niet om gegevensopslag gaat, maar om opslag van sessie- en imagedata. De capaciteit die hiervoor wordt gebruikt, is verwaarloos-

ZIEKENHUIZEN ZIJN TERUGHOUDEND IN HET PLAATSEN VAN GEGEVENS BUITEN DE DEUR

baar ten opzichte van de totale hoeveelheid gegevens. Storagecapaciteit wordt ingedeeld in verschillende lagen ofwel tiers. Allereerst is er het snelle geheugen waarin gegevens worden opgeslagen die snel beschikbaar moet zijn (tier 0). De media die daarvoor worden gebruikt, zijn duur en dus is de capaciteit beperkt. Gegevens die minder snel beschikbaar hoeven te zijn, worden opgeslagen in tier 1. De capaciteit van tier 1 is groter dan die van tier 0, maar de gebruikte opslagmedia zijn minder snel en dus goedkoper. Ditzelfde geldt vervolgens ook voor tier 2, enzovoorts. >

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

31


> Hoewel nog niet op grote schaal toegepast, worden op tier 0 zogenaamde Solid State Drives (SSD) ingezet. SSD's bevatten geen draaiende onderdelen en zijn bijvoorbeeld gebaseerd op 'flash' geheugen. De SSD storagecapaciteit is in de orde van 0,5 tot 1 procent van de totaal beschikbare storage. SSD wordt vooral ingezet als cache, bijvoorbeeld ten behoeve van werkplekvirtualisatie. Aandachtspunt bij de inzet van SSD is de verwachte levensduur: van een harde schijf is de levensduur gewoonlijk 5 tot 7 jaar, voor een SSD is dit minder duidelijk. Het is bekend dat elk blok van een flash-based SSD maar een beperkt aantal malen kan worden overschreven voordat er fouten optreden. In de praktijk zien wij steeds vaker de toepassing van Serial Attached SCSI (SAS) disktechnologie in plaats van Fiber Channel disks. Een andere, nog meer prominente trend is de vervanging van tape door disk storage voor archivering van data.

Fabrikanten De storageoplossingen die de onderzochte ziekenhuizen gebruiken, zijn van een beperkt aantal fabrikanten: HP, Hitachi, EMC, IBM en NetApp. De technische verschillen tussen de verschillende storageoplossingen worden kleiner. De kosten voor nieuwe fabrikanten om toe te treden tot de storagemarkt worden steeds lager. Dit komt vooral door de toepassing van standaardcomponenten en het feit dat steeds meer functionaliteit van storagesystemen in software wordt geïmplementeerd in plaats van in hardware. Daar staat tegenover dat door

32

de toename van het aantal producten de markt onoverzichtelijker wordt. Vendors proberen marktpositie te behouden en de leading leveranciers houden de markt gesloten door onder meer kleine verschillen uit te vergroten en afspraken tussen system integrators en fabrikanten over de laagste prijsgarantie. Dit heeft geleid tot een markt waarin een beperkt aantal spelers de markt dicteert met hoge prijzen en hoge marges.

Kosten De door ons onderzochte ziekenhuizen besteden gemiddeld 4,3 procent van het ict-budget aan storage. Dit betreft zowel de kapitaallasten als de exploitatielasten. De ziekenhuizen die wij gesproken hebben, belasten storagegebruik nog niet door aan de gebruikers, waaronder de specialisten. Sommige ziekenhuizen belasten de kosten wel door aan de afdeling binnen het ziekenhuis. Door de integrale omslag is er geen rem op het gebruik van opslag. Een voorbeeld is dat de wetgeving bepaalt dat beelden van specifieke delen van een operatie bewaard moeten blijven. In plaats van dat alleen die beelden worden bewaard, blijft in de praktijk de opname van de gehele operatie bewaard.

naamde 'statische data'. Een voorbeeld hiervan is een gemaakte foto van een patiënt. Een back-up slaat een 'momentopname' van gegevens tijdelijk op, terwijl het origineel later nog kan wijzigen. Een vraag die bij back-ups speelt, is de retentietijd. Hierbij gaat het om hoe lang een backup moet worden bewaard zodat gegevens die bijvoorbeeld onterecht zijn overschreven of weggegooid, weer teruggehaald kunnen worden. Voor de retentietijden van back-ups is geen wetgeving. Er zijn grote verschillen tussen ziekenhuizen als het gaat om de retentietijden: afhankelijk van de gegevens tussen een paar weken tot wel 20 jaar. Een vaak toegepast schema is om dagback-ups een week te bewaren en de weekback-ups een maand, de maandback-ups een jaar en de jaarback-ups langer te bewaren. De algemene trend lijkt te zijn dat de retentietijden toenemen.

EEN BEPERKT AANTAL SPELERS DICTEERT DE MARKT MET HOGE PRIJZEN EN HOGE MARGES

Bewaartermijnen Er is een groot verschil tussen archivering en back-up. Bij een archief gaat het om gegevens die nooit meer wijzigen, zoge-

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

Wetgeving De wetgeving met betrekking tot de opslag van gegevens in ziekenhuizen is complex, soms onduidelijk en zelfs hier en daar tegenstrijdig. Ziekenhuizen hebben er dan ook moeite mee om de van belang zijnde wetten en regels en bijbehorende consequenties goed te overzien. De belangrijkste wetten waaraan moet worden voldaan zijn de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en Wet op de

geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo). Wat opvalt is dat de specialisten zich er weinig om bekommeren. Zij laten het vooral over aan de IT-afdeling. De Wgbo en de norm NEN7510 stellen eisen aan opslag en bewaartermijnen van patiëntgegevens. De Wgbo kent verschillende bewaartermijnen voor patiënt- dan wel cliëntgegevens. Ook heeft de Wbp richtlijnen voor het bewaren van gegevens.

Dossiers Volgens de Wbp Artikel 10 mag een zorginstelling gegevens niet langer bewaren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verzameld en bewaard. Volgens de Wgbo en het Burgerlijk Wetboek Boek 7 moeten medische dossiers 10 jaar worden bewaard ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en dergelijke, tenzij de patiënt een verzoek doet om deze informatie te laten verwijderen. Langer bewaren mag alleen als dat noodzakelijk is voor goede hulpverlening. Voor de medische dossiers in een academisch ziekenhuis gelden langere bewaartermijnen, tot wel 115 jaar. Niet alle gegevens uit een medisch dossier mogen echter 115 jaar worden bewaard. Er is veel onduidelijkheid over de lengte van de bewaarplicht. Deze onduidelijkheid wordt mede veroorzaakt doordat definities niet consistent worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het startmoment van de bewaartermijn. De Wgbo stelt een bewaartermijn van 15 jaar gerekend vanaf het moment dat de gegevens zijn vervaardigd. Daarentegen geldt in andere gevallen dat de termijn


start op het moment dat de behandelingsovereenkomst is beëindigd. Aangezien storage onderdeel is van een zorgsysteem is storage onderhavig aan de eisen die aan een zogeheten 'Goed Beheerd Zorgsysteem' (GBZ) worden gesteld.

Schakelpunt In hoofdlijnen gaat het GBZ over techniek, privacy en veiligheid. Het zijn de algemene eisen die worden gesteld aan informatiesystemen om gekoppeld

te kunnen worden aan het landelijk schakelpunt (LSP). Het definieert de eisen die worden gesteld aan de beheer- en aan de gebruiksorganisatie en het bevat kwaliteitseisen ('nonfunctionals') die worden gesteld aan de informatiesystemen. Zo definieert het Nictiz bijvoorbeeld eisen met betrekking tot authenticatiemiddelen die de zorgsystemen moeten implementeren om daarmee de privacy van de gegevens te waarborgen. Ook worden eisen gesteld aan de beschikbaarheid

van systemen (minimaal 99,5 procent), de performance (responsetijden) en capaciteit van de systemen. Opvallend is dat de regierol bij storage vooral bij de it-afdeling ligt. Daarbij gaat het niet alleen over de techniek van de oplossing en het beheer daarover, maar vooral ook over bewaartijden, privacyaspecten, enzovoorts. Terwijl dit vooral juridische en vakinhoudelijke vraagstukken zijn, laten de medisch specialisten dit vooral over aan de it-afdeling.

De klinisch fysicus zou hierin een belangrijke rol kunnen vervullen als brugfunctie tussen it en de vakgroepen om te bepalen wat bijvoorbeeld bewaartijden zijn, retentietijden en wie toegang tot welke gegevens mag hebben. Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport Storagevraagstukken in de ziekenhuissector. Urs Keller en Richard Sitters zijn senior adviseurs bij M&I/Partners

Advertentie

DEBAT OP SCHERP #12

HOE STERK STAAT DE COMMISSARIS BIJ EEN VIJANDIG BOD? Bij een vijandig bod wordt het handelen van het bestuur van de vennootschap vaak met argusogen JHYROJG %HJULMSHOLMN -XLVW ELM EHVWXXUGHUV NXQQHQ LPPHUV ÀQDQFLsOH RI DQGHUH EHODQJHQ VSHOHQ Want wie gaat straks de nieuwe onderneming leiden? En wie krijgt er een vertrekpremie mee? (HQ VOHXWHOIXQFWLH LV GDDURP ZHJJHOHJG YRRU GH 5DDG YDQ &RPPLVVDULVVHQ 0DDU KHEEHQ ]LM ZHO YROGRHQGH LQYORHG RS GH EHVOXLWHQ YDQ GH EHVWXXUGHUV" (Q ZDW DOV ]LM ]HOI DDQGHOHQ RI RSWLHV LQ GH YHQQRRWVFKDS EH]LWWHQ"

WOENSDAG 11 DECEMBER: VIJANDIGE OVERNAME. GRENZEN VAN PROTECTIE In het 12de Debat op Scherp bij Van Doorne nemen bestuurders en deskundigen stelling. 'LWPDDO RYHU GH JUHQ]HQ YDQ YHUGHGLJLQJVZDOOHQ 2YHU YULMH PDUNW YHUVXV QDWLRQDOH WURWV 2QGHU OHLGLQJ YDQ MRXUQDOLVW HQ EHGULMIVHFRQRRP -HURHQ 6PLW 0HW HHQ HSLORRJ GRRU Arend Jan Boekestijn. Praat mee en meld u aan via debatopscherp.nl. In samenwerking met

Scherpte werkt.

DECEMBER 2013 • ZORGVISIEICT 06

33


NIEUWE MEDIA

Oefen App verbetert revalidatie na beroerte Patiënten die kort na een beroerte meer fysieke oefeningen doen herstellen beter, zijn sneller zelfstandig en kunnen eerder naar huis. Op lange termijn voldoende blijven bewegen en de conditie op peil houden, verkleint de kans op een terugval. Om dit oefenen te stimuleren is de Oefen App Beroerte ontwikkeld door het UMC Utrecht Hersencentrum en De Hoogstraat Revalidatie. De Oefen App Beroerte biedt mensen na een beroerte de mogelijkheid om thuis verder te werken aan het herstel. De app bevat veel oefeningen waarmee mensen gericht kunnen oefenen en bewegen. Het oefenprogramma kan helemaal op maat worden ingesteld, rekening houdend met de ernst van de aandoening en mogelijke lichamelijke beperkingen. In de app wordt onder andere gebruik gemaakt van gesproken uitleg en filmpjes waarin de oefeningen worden voorgedaan. De Oefen App Beroerte is een digitale verta-

ling van de veelgebruikte Oefengids Beroerte. Professor en revalidatiearts bij het UMC Utrecht Anne Visser is betrokken bij de ontwikkeling van de app. Volgens haar biedt de app nieuwe kansen om het thuis oefenen te stimuleren en leuk te maken. De app ver-

HET OEFENPROGRAMMA KAN HELEMAAL OP MAAT WORDEN INGESTELD

OEFENPROGRAMMA OP MAAT Ontwikkelaars UMC Utrecht en De Hoogstraat Revalidate Wat Een app waarmee mensen na een beroerte thuis kunnen oefenen. Wanneer De app is eind november gepresenteerd.

vangt de fysiotherapeut niet, maar is volgens haar wel een goede aanvulling. De ontwikkeling van de Oefen App Beroerte is mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van de Edwin van der Sar Foundation.

Psoriasis App Ontwikkelaar Janssen Pharmaceutica. Gratis voor iPhone De Psoriasis App bevat interactieve hulpmiddelen voor zowel medisch personeel als patiënten. Beiden kunnen gebruik maken van een interactieve PASI calculator en een impact questionnaire die de ernst van de ziekte weergeeft. Bron: Artsennet

34

ZORGVISIEICT 06 • DECEMBER 2013

ReumaCoach

Robbin App

Ontwikkelaar Merck Sharp & Dohme Gratis voor iPhone en Android De ReumaCoach is een app voor patiënten met reumatoïde artritis. De app houdt bij hoe de patiënt zich voelt en geeft oefeningen voor soepele gewrichten. Daarnaast herinnert de ReumaCoach de patiënt eraan wanneer hij of zij medicatie moet innemen en wanneer er een afspraak is bij de reumatoloog. Bron: Artsennet

Ontwikkelaar Trimbosinstituut en Buro KLEI. Gratis voor iPhone, iPad, Android Robbin is bedoeld om borstkankerpatiënten in de periode van diagnose en behandeling met elkaar te verbinden, te versterken en mentaal te ondersteunen. De app is door het Trimbos-instituut ontwikkeld volgens de principes van mental fitness. Daarnaast zorgt het lotgenotencontact ervoor dat de app een ‘lijntje naar buiten’ is, ook in tijden dat de patiënt zijn wereld klein wil houden. Bron: Artsennet


12 december 2013 • Postillion Hotel Bunnik

Grootste congres op het gebied van Zorglogistiek! Initiatiefnemer:

De verscherpte eisen aan kwaliteit en kostenbeheersing voor zorgaanbieders maken het noodzakelijk om zorgprocessen continu te verbeteren en te optimaliseren en zo goede en betaalbare zorg mogelijk te maken. In het lean organiseren van je zorglogistieke processen valt veel kwaliteitswinst en kostenbesparing te behalen. Optimalisatie van patiëntenlogistiek is dan ook voor elke zorgaanbieder een zeer urgent aandachtsgebied. Maar hoe pakt u dit aan binnen uw instelling? En wat werkt wel en wat werkt niet?

Op deze vragen en meer krijgt u antwoord in één dag tijdens de Dag van de Zorglogistiek van Zorgvisie. Onderwerpen die aan bod zullen komen deze dag zijn: • Het in gang zetten van veranderprocessen • Effectief en lean ketenmanagement • Ontwikkeling van zorgpaden • Voorbeelden uit de praktijk Wilt u in één dag bijgesproken worden over de laatste ontwikkelingen? Schrijf u dan in voor de Dag van de Zorglogistiek.

www.reedbusinessevents.nl/zorglogistiek


E-HRM is veel meer dan alleen software. Het is een visie. Het is prachtige manier om tijd en kosten te besparen, maar bovenal is het een ultiem communicatiekanaal. Het is dĂŠ verbinding tussen mensen en afdelingen. Wilt u weten wat e-HRM kan betekenen voor uw organisatie en hoe u van e-HRM met uw medewerkers een succes maakt? Kijk dan op www.afas.nl/visie-ehrm.

Voor HR met een visie


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.