Boekenkrant Vlaanderen mei 2017

Page 27

BOEKENKRANT.COM

MEI 2017 PAGINA 27

BOEKFRAGMENT

Van licht en donker Van licht en donker gaat over film en haar plaats in de wereld. A.H.J. Dautzenberg en Diederik Stapel stoppen bij talloze mijlpalen van de creatieve én politieke geschiedenis en verbinden die door de mooiste en soms gekste verhalen op te rakelen. Het witte doek als glazen bol (A.H.J. Dauztenberg)

A.H.J. Dautzenberg en Diederik Stapel, met een woord vooraf van Maartje Wortel, Van licht en donker, Uitgeverij Jurgen Maas, 327 pagina’s plus 16 illustraties (€ 19,95) www.uitgeverijjurgenmaas.nl

Das Cabinet des Dr. Caligari (1920) van Robert Wiene zag ik voor het eerst op de Duitse televisie, ergens eind jaren zeventig. De sinistere schaduwen, de surrealistische decors, de expressieve waanzin – ik kreeg er een unheimisch gevoel van. Ook een kleine, bollende beeldbuis kan imponeren. De film werd door de ZDF vertoond in de reeks Der phantastischen Film, griezelfilms die telkens werden ingeluid met een macaber, abstract animatiefilmpje en onheilspellende muziek; ik herinner me ijzig klinkende violen, hoge fluittonen en een ijle vrouwenstem. Door deze reeks maakte ik voor het eerst kennis met Dracula (1958) en met vampiers. Ik weet nog goed dat ik ergens halverwege die film niet verder durfde te kijken. Jonathan

Harker bevindt zich in een kelder van het kasteel, met een houten puntstok in zijn hand. Hij buigt zich over een doodskist – leeg! Plotseling verschijnt de graaf boven aan de keldertrap, met bloeddoorlopen ogen en zwart glanzende cape. Tergend langzaam daalt hij de treden af. Wanneer hij dichterbij komt, begint hij als een beest te blazen. Dat was de druppel. Snel vluchtte ik naar boven en kroop ik bij mijn moeder in bed; mijn vader had gelukkig nachtdienst. Met een niet meer op te roepen mengeling van angst, bravoure en nieuwsgierigheid bleef ik de reeks volgen. Ik zag Tanz der Vampire (Dance of the Vampires, 1967) en Das Omen (The Omen, 1976). Na die laatste film inspecteerde ik met enige regelmaat mijn kruin, om zeker te weten dat niet ergens op mijn hoofdhuid 666 was verschenen, het teken van het Beest. Enkele jaren later schudde ik deze angst definitief van me af door ‘The Number of the Beast’ van Iron Maiden grijs te draaien. Ergens in het begin van dit millennium bezocht ik samen met mijn vader en mijn tweelingbroer Berlijn – een therapeutische reis, boordevol goede bedoelingen. Na enig aandringen kreeg ik ze zover om samen een bezoek te brengen aan het filmmuseum in Berlijn, gelegen aan de Potsdamer Platz; voor de oorlog een belangrijk knooppunt, in 1961

gespleten door de Muur en na die Wende omgetoverd tot een cultureel walhalla. Die Deutsche Kinemathek – Museum fur Film und Fernsehen is gevestigd in een indrukwekkend, futuristisch vormgegeven gebouw. Over ‘zwevende’ paden wandel je door de Duitse filmgeschiedenis: de androgyne kostuums van Marlene Dietrich, een immense videomuur waarop sleutelscenes uit Metropolis (1927) worden vertoond, een 3d-replica van Klaus Kinski als Nosferatu en – voor mij het hoogtepunt – de maquette van de filmset van Das Cabinet des Dr. Caligari, een poppenhuis dat door de speelse vorm en de schattige schaalgrootte de omineuze sfeer uit de film versterkt – kleine beet, groot gevaar. Wat me tijdens het bezoek opviel, en irriteerde, was dat de Duitse filmgeschiedenis zo nadrukkelijk wordt gekoppeld aan het politieke verleden van het land: de ondergang van de Weimarrepubliek, de opkomst van het nationaalsocialisme, die Wende. Bijna alle tentoongestelde films lijken hierdoor een politieke boodschap te verkondigen; soms expliciet (de propaganda van Triumph des Willens, 1935; de ostalgie van Good Bye Lenin!, 2003), maar meestal impliciet. Schaamte en schuldgevoel besmetten de geschiedschrijving.

meeste vragen die mensen stelden dienden volgens hem vooral om loze ruimte op te vullen, je in je bewegingsvrijheid te beperken en je energie en aandacht af te leiden. Maar goed, mijn grootvader en zijn emoties hadden nooit echt met elkaar overweg gekund. Hij greep het rafelige uiteinde van het telefoonsnoer. Hij wikkelde het twee keer om zijn linkerhand. De directeur probeerde op te staan, maar zijn benen raakten in de beenruimte onder zijn bureau in elkaar verstrikt. Zijn stoel schoot onder hem uit en viel met ratelende wieltjes om. Hij slaakte een kreet. Een sappig geluid, bijna jodelend. Mijn grootvader stortte zich op de directeur, die zijn gezicht naar het raam draaide, dat uitzag over East Fiftyseventh Street. Hij had net genoeg tijd om te zien dat de voorbijgangers zich beneden op de stoep leken te verzamelen. Mijn grootvader sloeg het telefoonsnoer om de nek van de directeur. Hij had nog een minuut of twee voordat de raket van zijn woede door zijn brandstof heen zou zijn en weer naar de aarde zou terugvallen. Dat was ruimschoots genoeg. In de Tweede Wereldoorlog had hij met een garrot leren werken. Hij wist dat wurgen, mits goed uitgevoerd, weinig tijd kostte. ‘O god,’ zei de secretaresse, Miss Mangel, die te elfder ure op het toneel verscheen. Ze had snel gere-

ageerd toen mijn grootvader haar kamer in was komen stormen, waarbij hij, zo herinnerde ze zich later, een geur van brandend hout verspreidde. Ze was erin geslaagd twee keer op de zoemer te drukken voordat mijn grootvader de telefoonhoorn uit haar hand griste. Hij pakte de intercom. Hij rukte het snoer van de hoorn uit het toestel. ‘Dat zult u moeten vergoeden,’ zei Miss Mangel. Toen mijn grootvader tweeëndertig jaar later zijn verhaal vertelde, zette hij een bewonderend vinkje achter de naam van Miss Mangel, maar toen zijn raket nog maar halverwege zijn opwaartse vlucht was, klonken haar woorden hem als een provocatie in de oren. Hij smeet het intercomtoestel door het raam van Miss Mangels kantoortje naar buiten. Het gerinkel dat de directeur had gehoord, was de intercom, die door een spinnenweb van glas naar de straat zeilde. Miss Mangel hoorde een verontwaardigde kreet opstijgen en keek uit het raam. Op de stoep zat een man in een grijs pak omhoog te kijken. Er zat bloed op zijn ronde linkerbrillenglas. Hij lachte. Er bleven mensen staan om hem te helpen. De portier kondigde aan dat hij de politie ging bellen.

BOEKFRAGMENT

Maangloed Na verschijning van zijn debuutroman, reist Michael Chabon naar zijn moeders huis voor een bezoek aan zijn terminaal zieke grootvader. Op zijn doodsbed vertelt zijn opa over de rebelse jonge man die hij ooit was. Het resultaat is de roman Maangloed.

Michael Chabon, Maangloed, Uitgeverij Ambo|Anthos, 406 pagina’s (€ 24,99) www.amboanthos.nl

Eind jaren dertig had mijn grootvader, als hij zijn geld niet bij elkaar sjacherde met biljarten, een vierjarige technische opleiding gevolgd, die hij bekostigde door voor het warenhuis Wanamaker’s piano’s te bezorgen. Zijn schouders vulden de hele deuropening. Zijn kroezende haar had zich aan de dagelijkse portie Brylcreem ontworsteld en deinde boven op zijn hoofd. Zijn gezicht was zo rood aangelopen dat hij wel verbrand leek. ‘Ik heb nog nooit iemand zó kwaad gezien,’ zei een ooggetuige tegen de verslaggever van de News. ‘De rook kwam zowat uit zijn oren.’ De directeur van Feathercombs ontdekte tot zijn verbazing dat hij zijn goedkeuring had gegeven voor het ontslag van een gevaarlijke gek. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg hij. Dat was een zinloze vraag en mijn grootvader verwaardigde zich dan ook niet hem te beantwoorden; hij trapte niet graag open deuren in. De


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.