Natuur in Drenthe - zicht op biodiversiteit - deel 10

Page 1

3.9 Graslanden

3.9.1 Inleiding Een eenduidige definitie van graslanden in botanische termen geven is niet zo gemakkelijk als het lijkt. In feite is het begrip ‘graslanden’ historisch bepaald en wel door veehouderij in ouderwetse stijl: het gaat om terreinen waar vee wordt geweid of waar hooi wordt gewonnen. De grens tussen graslanden en meerdere andere vegetatietypen is soms moeilijk te trekken, vooral in moerassen. Begroeiingen die worden beheerst door hoge moerasplanten zoals Riet, lisdodden, Mattenbies of Pluimzegge worden door niemand als grasland beschouwd. Ook het maaien om Riet of biezen te oogsten maakt zo’n hoge moerasvegetatie nog niet tot een grasland. Een vegetatie waarin minder forse grasachtige planten zoals Veldrus en Tweerijige zegge de overhand hebben, zal meestal wel tot de graslanden worden gerekend, ook als ze in nat terrein voorkomt. Voor instandhouding van graslanden is maaien en/of begrazen een voorwaarde. Als deze activiteit wordt gestaakt, worden de maai- en/of graasresistente planten die de vegetatie overheersen (grassen, zeggen, biezen, russen in combinatie met andere kruidachtige planten) al spoedig vervangen door soorten van ruigten, en later door struiken en bomen. De meeste graslanden in ons land zijn ontstaan door het kappen en branden van bos. De zo opengevallen plaatsen werden opgevuld door lichtminnende soorten. Een deel daarvan was al in lage dichtheden aanwezig in de voormalige bossen; het assortiment werd uitgebreid met nieuwe soorten uit andere milieus. In de twaalfde en dertiende eeuw is men in Drenthe begonnen met de ontginning van laagveenmoerassen (Ruinerwold, Nijeveen, Roderwolde), die uiteindelijk grotendeels werden omgezet in grasland. Ook zijn graslanden ontstaan door ontginning van halfnatuurlijke vegetatie, zoals heide. Door ontginning van uitgestrekte heidevelden is het graslandareaal in Drenthe in de twintigste eeuw sterk toegenomen. Tegenwoordig bestaat ongeveer 25 procent van de oppervlakte van de provincie uit grasland. In vroeger eeuwen waren de graslanden in Drenthe grotendeels beperkt tot de beekdalen. Deze groenlanden, met voor de ontwatering gegraven sloten en greppels, waren gemeenschappelijk bezit. Vanaf de zeventiende eeuw werden ze verdeeld en gingen sloten ook dienen als perceelsgrens en veekering.

Op de drogere delen werden met hetzelfde doel houtwallen aangelegd. De groenlanden werden hoogstens licht bemest met stalmest, gier of slootaarde. Ook werd met behulp van stuwen in de beken soms grasland onder water gezet om de bodemvruchtbaarheid te verhogen. De ontginningsgraslanden in de voormalige laagveengebieden kennen een opstrekkende, strookvormige verkaveling. Langs de kavelsloot werd vaak een elzensingel aangeplant, die diende als perceelsgrens en veekering. Graslanden kunnen in twee hoofdgroepen worden ingedeeld. Graslanden die wel worden gemaaid en beweid maar waarvan de soortensamenstelling een (grotendeels) spontaan karakter heeft, worden halfnatuurlijke graslanden genoemd (figuur 3.9.1). In het begin van de twintigste eeuw behoorden de meeste graslanden in ons land nog tot deze categorie. Tegenwoordig komen halfnatuurlijke graslanden bijna alleen nog voor in natuurreservaten. Het huidige graslandareaal bestaat voor het overgrote deel uit cultuurgraslanden, dat wil zeggen intensief gebruikte, bemeste en ontwaterde graslanden. De begroeiing van deze graslanden is bijzonder soortenarm en bestaat voornamelijk uit ingezaaide grassoorten.

3.9.2 Vegetatie en flora Bij halfnatuurlijke graslanden worden verschillen in bodemgesteldheid en waterhuishouding duidelijk weerspiegeld door vegetatie en flora. Al naargelang hun ligging in het landschap en de daarmee samenhangende vochtigheid, voedselrijkdom en zuurgraad van de bodem kunnen verschillende typen halfnatuurlijke graslanden worden onderscheiden (tabel 3.9.1). Alle hierna besproken halfnatuurlijke graslandtypen hebben met elkaar gemeen dat ze niet of slechts licht worden bemest. In cultuurgraslanden overheerst daarentegen de invloed van ontwatering en intensieve bemesting. Daardoor zijn vroegere verschillen in waterhuishouding en voedselrijkdom binnen en tussen percelen nauwelijks nog herkenbaar: de vegetatie ziet er overal ongeveer hetzelfde uit (tabel 3.9.1).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.