Beleidsplan Ruimte Limburg - Eindrapport Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid

Page 1

LIMBURG Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid


COLOFON

OPDRACHTGEVER Provincie Limburg Directie Omgeving Afdeling Ruimtelijke Planning Universiteitslaan 1 3500 Hasselt Kernteam Jo Schoefs | Griet Maes | Sara Lemmens

OPDRACHTNEMER BUUR cvba Sluisstraat 79/03.02 3000 Leuven T 016 89 85 50 www.buur.be

Projectleider Miechel De Paep - miechel@buur.be Projectteam Niels Menten | Kevin Penalva Halpin | Laura Shllaku

september 2020

2 | PROVINCIE LIMBURG


INLEIDING

INLEIDING

Een referentiekader voor ruimtelijke regionale eigenheid in Limburg

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 3


DOELSTELLING

CONTEXT

Het doel van deze studie is om inzicht te krijgen in de kernkwaliteiten die de ruimtelijke regionale eigenheid van Limburg en haar deelregio’s bepalen, om er bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekeningen mee te kunnen houden. De bedoeling is om aantasting van deze kernkwaliteiten op deze manier te vermijden en ze te versterken waar dat kan.

De provincie Limburg werkt aan een nieuwe ruimtelijke toekomstvisie, het Beleidsplan Ruimte Limburg (BRL). In 2019 werd in dat kader een Conceptnota gepubliceerd die de ambitie van de provincie weergeeft voor haar ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. Die ambitie wordt samengevat in zes hoofdlijnen: × een belevingsvol netwerk op mensenmaat; × vlotte mobiliteit voor iedereen; × hoogkwalitatieve open ruimte; × sterke ontwikkelingsregio met internationale allure; × voortrekkersrol in de energietransitie; × Limburg, een sterk merk voor en door partnerschap. Deze zes hoofdlijnen zijn op hun beurt vertaald in zes doelgerichte ruimtelijke strategieën: × de ruimtelijke regionale eigenheid respecteren; × kernen en strategische gebieden versterken; × vervoersverbindingen uitbouwen; × de open ruimte versterken; × een gedifferentieerde economie faciliteren; × hernieuwbare energie ruimtelijk integreren. Het is in het kader van die eerste strategie, ‘de ruimtelijke regionale eigenheid respecteren’, dat dit referentiekader voor ruimtelijke regionale eigenheid in Limburg werd uitgewerkt. Het referentiekader vormt een voorbereidende studie waarvan de resultaten en inzichten zullen doorvloeien in de verschillende beleidskaders en het finaal Beleidsplan Ruimte Limburg.

4 | PROVINCIE LIMBURG


INLEIDING

INLEIDING

BELANGRIJK OM WETEN

Wat maakt Limburg Limburg? Wat is zo typisch aan Haspengouw, het Maasland of de Voerstreek? Wat zijn de kernkwaliteiten die de Limburgse mijnstreek zo uniek maken? Limburg is een provincie met heel verschillende ruimtelijke kenmerken en landschappen: naaldbossen, heide- en duinenlandschap, boomgaarden met compacte kerkdorpjes, de meanderende Maasvallei, de mijnstreek met haar terrils en cités, het heuvel- en weidelandschap van Voeren, de historische pracht van Tongeren, Hasselt en Sint-Truiden, uitgestrekte verkavelingenn en vakantieparken, het industrieel landschap van het Albertkanaal, het enige Nationaal Park van België in de Hoge Kempen, ... Deze sterke ruimtelijke regionale eigenheid is een essentieel aspect van de Limburgse identiteit en bepaalt de aantrekkingskracht van de provincie als leefomgeving en bestemming. Het is dan ook cruciaal dat op een intelligente en strategische manier omgegaan wordt met deze eigenheid, om ze te beschermen en te bewaren voor de toekomst, om ze verder te ontwikkelen en uit te bouwen, en om ze te valoriseren als troef voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van Limburg zoals die in het BRL zal worden geformuleerd. Om die doelstellingen waar te maken, is het van belang om eerst degelijk en in detail in kaart te brengen wat de ruimtelijke regionale eigenheid van Limburg en de verschillende Limburgse streken is. Welke ruimtelijke elementen en karakteristieken zijn structuurgevend en waardebepalend en moeten we respecteren en koesteren om de specifieke regionale identiteiten te behouden en te versterken? Deze studie helpt de eigenheid van Limburg en de regio’s beter te begrijpen en biedt een inspiratiebron voor de beleidskaders van het BRL. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar de ruimtelijke kernkwaliteiten, die echt het verschil in eigenheid tussen de verschillende streken bepalen en elke regio haar identiteit en uitstraling bezorgen. Het onderzoek naar deze kernkwaliteiten zal een regionale en contextuele onderlegger vormen bij de strategische visie en de verschillende beleidskaders van het BRL, waarin keuzes zullen gemaakt worden op vlak van wonen, economie, open ruimte, mobiliteit, energie, ... Door daarbij telkens de reflex te stimuleren om maximaal rekening te houden met de noden maar ook de kansen die ontstaan vanuit de ruimtelijke regionale eigenheid, garanderen we dat deze mee in de toekomstvisie wordt geïntegreerd en kan blijven floreren tot 2040 en ver daarna. Het referentiekader kan ook gehanteerd worden als inspiratie en leidraad bij de beoordeling en planning van ruimtelijke ontwikkelingen. Niet om projecten of ontwikkelingen tegen te houden of te hypothekeren, maar wel om ze beter te kunnen afstemmen op de regionale eigenheid en kansen om deze te versterken maximaal te benutten.

Om de ruimtelijke regionale eigenheid in Limburg te beschrijven, gaan we op zoek naar een gebiedsindeling in regio’s met een relatief coherente identiteit. De afbakening van die regio’s is daarbij geen doel op zich, maar een middel om de verschillende kernkwaliteiten beter te kunnen beschrijven en bevatten. Bovendien wordt er bewust gekozen voor een gelaagde benadering. De ruimte en het landschap zijn bij uitstek veelgelaagd, de eigenheid is dat dus per definitie ook. Afhankelijk van het perspectief van waaruit je naar de ruimte kijkt, ontstaan er andere specifiteiten en verschillen: vanuit natuur en ecologie, erfgoed, economie, het sociaalcultureel weefsel, ... Telkens ontstaan andere ruimtelijke samenhangen. Om die reden wordt de ruimtelijke regionale eigenheid in deze studie opgedeeld in drie lagen, zodat de complexiteit ervan niet verloren gaat. Hoe er tot deze drie lagen gekomen werd en welke vorm ze aannemen, wordt in het rapport uitgebreid toegelicht. Er is gekozen om de eigenheid te bekijken vanuit het landschap, vanuit historisch-morfologisch oogpunt en vanuit functioneel-economisch oogpunt. Samen geven die drie invalshoeken een erg compleet beeld van de ruimtelijke regionale eigenheid van Limburg. Er wordt daarbij dus niet enkel gekeken naar het verleden. Ruimtelijke eigenheid en identiteit mogen niet verengd worden tot een romantische, nostalgische benadering. Maar het verleden is wel een belangrijk element in het begrijpen van de hedendaagse eigenheid en is vaak ook de oorsprong van heel wat elementen die vandaag als identiteitsrijk en belangrijk worden aanzien. We willen echter zeker ook ruimte geven aan de evolutie van identiteit en meer recente aspecten van eigenheid. Zo geven we innovatie een plaats en kiezen voor eigenheid met toekomstwaarde. Doordat de studie expliciet handelt over de eigenheid van Limburg, wordt de focus heel sterk gericht op deze provincie. Uiteraard zijn veel aspecten van ruimtelijke eigenheid en landschap niet gebonden door een provinciegrens, maar vanwege de helderheid en om de focus scherp te houden, hebben we die grens in de meeste gevallen erg scherp gesteld. Tegelijk speelden ook praktische overwegingen, de beschikbaarheid van kaartmateriaal en data is heel anders zodra gewest- of landsgrenzen overgestoken worden - en daar heeft Limburg er heel wat van. Bij de situering en de beschrijving van de verschillende regio’s met een ruimtelijke eigenheid, wordt wel expliciet melding gemaakt van grensoverschrijdende aspecten en systemen.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 5


6 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1: GEBIEDSINDELING

DEEL 01

Gebiedsindeling 1. Experteninterviews 8 2. Literatuuronderzoek 18 3. Kaartenatlas aspecten van regionale eigenheid 32 4. Systeemanalyse: ruimtelijke regionale eigenheid in het Limburgs cultuurlandschap 68 5. Gebiedsindeling in 3 lagen 78

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 7


EXPERTENINTERVIEWS AANPAK In de voorbereiding van deze studie werden acht gesprekken georganiseerd met Limburgse experts uit diverse domeinen, geselecteerd in samenspraak met de opdrachtgever. De interviews hadden als doel om bijkomende informatie te verzamelen over bestaande gebiedsindelingen, kernkwaliteiten van Limburgse deelregio’s, ontwikkelingskansen en bedreigingen, maar ook tips voor bijkomende relevante literatuur. Elke expert werd ook gevraagd naar specifieke plekken die typerend waren voor de regionale eigenheid in Limburg, specifiek vanuit zijn of haar perspectief or regio. De plekken die daaruit zijn gekomen, geven we weer op de kaart op de bladzijde hiernaast. Hieronder vindt u een overzicht van de gesprekken en experts. De experts werden samengebracht om een meer spontaan gesprek te krijgen, waarbij we gezocht hebben naar ruimtelijk of thematisch logische combinaties. Elk interview werd als een vrij gesprek gemodereerd aan de hand van volgende vragen, die de deelnemers ook op voorhand bezorgd waren: × Welke bijzondere eigenheden en kernkwaliteiten zijn er aanwezig in Limburg/uw regio en moeten zeker worden meegenomen in een referentiekader ruimtelijke regionale eigenheid? Kunnen deze aspecten gebruikt worden voor een opdeling in deelregio’s met een eigen ‘ruimtelijke eigenheid’, en welke gebieden zouden dat dan zijn? Welke aspecten spelen daarbij voor u een sleutelrol – landschap, erfgoed, fysische structuur, …? Kunnen er ook uitspraken aan gekoppeld

worden over bijvoorbeeld landgebruik, stedenbouwkundige structuur, socioeconomische identiteit, … ? × Welke kansen en bedreigingen ziet u voor de hiervoor aangehaalde aanwezige eigenheden en kernkwaliteiten? Hoe kunnen ze worden versterkt? Als er bedreigingen zijn, hoe worden die dan veroorzaakt en hoe kunnen ze worden aangepakt? × Veelal wordt regionale identiteit gebouwd op lagen uit het verleden. Dat is vanzelfsprekend een deel van de regionale eigenheid, maar kan u ook enkele potentiële thema’s duiden die een belangrijke rol kunnen opnemen voor de toekomstige identiteit? × Als we even doordenken naar de nabije toekomst: welke doorvertaling zou U van de regionale ‘landschapsentiteiten’ willen zien in de nieuwe beleidsplannen? Van elk gesprek werd een verslag gemaakt, dat we de experts bezorgd hebben. Hier hebben sommige mensen nog verder op gereageerd met correcties en aanvullingen. Al die input hebben we verwerkt tot een beknopte synthese van de belangrijkste inzichten van elk gesprek, die we op de volgende pagina’s weergeven.

18.03 - NATUUR & ERFGOED

19.03 - LANDSCHAP

Jan Mampaey - Provinciaal Natuurcentrum Peter Bloemen - Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed

Johan Van Den Bosch - Nationaal Park Hoge Kempen Pieter Daenen - Buro Landschap

25.03 - HASPENGOUW & VOEREN

25.03 - ARCHITECTUUR & STEDENBOUW

An Digneffe - Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Christel Cornelissen - Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Alexander Massoels - Intergemeentelijk Onroerend Erfgoeddienst Haspengouw West Veerle Vansant - IOED Haspengouw Oost

Frank Jaspers - Architectuurdepot Oswald Devisch - U Hasselt Dimitri Minten - RE-ST

25.03 - KEMPEN & MAASLAND

26.03 - LANDBOUW & PLATTELAND

Ignace Schops - Regionaal Landschap Kempen & Maasland Greetje Vandekerckhove - Intergemeentelijk Onroerend Erfgoeddienst Kempen & Maasland

Nicole Vreys - Provinciale Landbouwdienst Davy Froyen - Leader Lokale Actiegroep Haspengouw

03.04 - LAGE KEMPEN

03.04 - TOERISME & ECONOMIE

Ilse Ideler - Regionaal Landschap Lage Kempen

8 | PROVINCIE LIMBURG

Francine Quanten - Visit Limburg Stijn Vercampt - Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - EXPERTENINTERVIEWS

KENMERKENDE PLEKKEN VOLGENS DE EXPERTEN

0

5

10

15

20

Achel Overpelt Fabriek

Sint-Huibrechts-Lille

Landschap van Bocholt Bosland Fietsen door de bomen

Kempen-Broek

Eksel

Kessenich Grindplassen

Kinrooi

In den Brand Landschap van Peer Onverharde weg

Landschap van Oudsbergen

Vallei van de Zwarte Beek

Maaseik

Koersel Kapelleke Ravenshout

Oudsberg

Terril Beringen

Maasuiterwaarden

Afrit Paal Landschap van Lummen

Mijnstreek

Terril Waterschei Thor Park

Uitkijktoren De Wijers

Vennestraat

Connecterra Leut Pauwengraaf Nationaal Park Hoge Kempen

Bokrijk

Viaduct E314

Schulensbroek Godsheide brug Centrum Hasselt Groene Boulevard

Genk Zuid

Oud-Rekem

Munsterbos Smeermaas

Nieuwerkerken

Alken

Nieuwenhoven Ulbeek

Sint-Truiden

Alden-Biesen Gors-Opleeuw Vrijhern Zammelen

Rullingen Borgloon

Droneport

PIT

Grootloon Tongeren

Mettekoven Veulen Gingelom

Heks

Vechmaal

Heers

Bronnenwandeling Voeren

Legenda : Natuur & erfgoed

Lage Kempen

Landschap

Toerisme & economie

Haspengouw & Voeren Architectuur & stedenbouw Kempen & Maasland Landbouw & platteland

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 9

25 Km


INTERVIEW NATUUR & ERFGOED

Jan Mampaey, Provinciaal Natuurcentrum Peter Bloemen, Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed 18.03.2020 De elf Grote Landschappelijke Eenheden (GLE’s) van de provincie zijn voor het Natuurcentrum de belangrijkste kapstok om te werken aan regionaal (natuur)beleid. De indeling rust op geologische kenmerken en de aanwezigheid van natuurwaarden en -types. Sommige GLE’s hebben een sterke werking ontwikkeld en zijn succesvol doorvertaald naar het terrein en concrete (deel)projecten (De Wijers, Hoge Kempen, Kempen-Broek), andere minder (WestLimburgse Naaldbossen, Demervallei). Vanuit erfgoed wordt er gewerkt met grotere gehelen: Haspengouw, Noord-Limburg, Mijnregio en Maasland, in de toekomst ook De Wijers. De GLE’s worden daarbij wel meegenomen om nuancering in de masterplannen te brengen. Zowel vanuit natuur als vanuit erfgoed is er sprake van heel wat regionale eigenheid in Limburg, die ook benoemd kan worden. Voor de GLE’s is dat al redelijk uitgebreid gedocumenteerd, tot op het niveau van soorten per gebied. Maar ook de grote ‘zichtbare’ landschappen zijn heel herkenbaar eigen: naaldbossen, boomgaarden, vijverlandschappen, heide, ... De kern van regionale eigenheid in natuur wordt bepaald door habitattypes, bepaalde soorten worden ook ingezet als symbool voor communicatie. Vanuit erfgoed zijn er ook evidente streekgebonden elementen: ommuurde boerderijen, kerkdorpen, mergel als bouwmateriaal in Haspengouw, langgevelhoeves en zware industrie in De Kempen. Dit zijn streekgebonden elementen, maar de grenzen zijn zelden scherp afgebakend.

De drie belangrijkste (toekomstige) bedreigingen voor natuur in Limburg zijn habitatfragmentatie (versnippering), vermesting en verdroging (grondwater). Voor erfgoed zijn onoordeelkundige (energetische) verbouwingen en bouwprojecten een belangrijke bedreiging. Niet-beschermd erfgoed is ook letterlijk moeilijk te beschermen. Erfgoedinventarissen worden nu opgemaakt door lokale overheden, die hier weinig ervaring mee hebben. Ontwikkelingskansen zijn er te vinden in het beleid rond landschapsparken, dat niet alleen een nieuwe manier van natuurbeleid zal meebrengen maar ook beter zal kunnen inspelen op de relatie tussen bebouwde en open ruimte. De klimaatverandering zou ook kansen kunnen opleveren om meer rond ‘nature based solutions’ te werken. De voorliggende opdracht zou een goede stap kunnen zijn om de regionale landschapsidentiteiten opnieuw te definiëren, zeker als dat via een breder proces gaat waarbij voldoende verschillende domeinen en disciplines worden betrokken. Daarnaast kan de definitie van regionale eigenheid en regio’s een stimulans vormen om erfgoed en landschapskarakteristieken sterker mee te nemen in (plannings)processen, met meer aandacht voor de lokale eigenheid.

Hedendaagse landschappen (landbouw, verstedelijking) bezitten duidelijk minder eigenheid en zijn meer inwisselbaar. Lokale eigenheid wordt vervangen door eenheidsworst (fermette, maïsveld). Een belangrijk element voor regionale eigenheid zit in authenticiteit en herkenbaarheid.

“Authenticiteit en herkenbaarheid zijn essentiële elementen voor ruimtelijke eigenheid. Hoe recenter, hoe minder typerend en herkenbaar iets wordt. Dat geldt zowel voor erfgoed als landschap. ” “De industrialisering en intensivering van de landbouw zorgt voor een sterke landschapstransformatie weg van regionale eigenheid met zijn typische streekgebonden landschapselementen. Het traditionele landschap is in het moderne landbouwlandschap is vaak niet meer herkenbaar.”

10 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - EXPERTENINTERVIEWS

INTERVIEW LANDSCHAP

Johan Van Den Bosch, Nationaal Park Hoge Kempen Pieter Daenen, Buro Landschap 19.03.2020 Limburg kent eigenlijk drie grote landschappelijke regio’s: Haspengouw, Maasland en Kempen. Voeren is een vierde entiteit. Daarbinnen kun je nog verder verfijnen, maar dat is niet altijd evident. Er zijn al heel wat pogingen ondernomen om streekidentiteiten in Limburg te beschrijven, het zou zonde zijn om die ervaring niet te gebruiken voor dit traject. De GLE’s zijn op dit moment de meest voldragen indeling. Als er wordt nagedacht over een nieuwe benadering, is het belangrijk om je daarbij niet te verliezen in technische (geologische,...) details, maar te vertrekken bij het landschap dat je ziet en beleeft. Het doel van deze studie zou moeten zijn om die elementen op te lijsten die er écht toe doen. Het moet bovendien ook geloofwaardig zijn, niet enkel nostalgisch maar gekoppeld aan de huidige situatie, zichtbaarheid en beleefbaarheid van de landschappen in Limburg. Vaak zijn het anomalieën die voor spanning en herkenbaarheid zorgen (vb. ecoduct NPHK, minaret in de bossen).

De studie is een succes als er een sector- en grensoverschrijdende benadering en benaming van verschillende Limburgse regio’s uit volgt, die echt transversaal en intersectoraal is en gedragen wordt. Niet enkel nu, maar voor een tijdsbestek van minstens 25 jaar. Limburg mag volgens sommigen niet ‘het park van Vlaanderen’ worden - maar waarom eigenlijk niet? In plaats van ons steeds te spiegelen aan de stedelijk-economische ontwikkelingen van de andere provincies, zou Limburg zich moeten onderscheiden door maximaal in te zetten op de groene troeven. Dat is niet enkel een verhaal van natuur, maar ook van woon- en leefkwaliteit. En mits goed ingezet, kan het ook een economisch succesverhaal zijn, zoals het verhaal van de mijnen aantoont (vb. Thorpark als bedrijventerrein dat tegelijk een poort is naar het Nationaal Park).

De vertaling van ruimtelijke kenmerken naar administratieve grenzen heeft in het verleden al vaak voor verwatering gezorgd van dit soort concepten (vb. regionale landschappen, vroeger ook het toeristisch beleid). Landschappelijke identiteit is zeker niet iets dat enkel uit het verleden kan stammen. Het mag niet de bedoeling zijn om het landschap van 1900 te gaan beschermen en alle latere toevoegingen als negatief te bestempelen. Limburg heeft regelmatig grote transformaties ondergaan die later juist mee de identiteit zijn gaan versterken (mijnen, zandwinning). Alleen dient dat in de toekomst behoedzamer en met meer aandacht voor de context te gebeuren - zie nieuwe landschapselementen zoals het doorkijkkerkje van Borgloon.

“De basis van streekidentiteit is het landschap zoals de Limburger het elke dag ziet. Door je te verliezen in de nuances van geologie of administratieve grenzen gaat ook de kracht van een streekidentiteit verloren.” “Dennenbossen vind je op veel plaatsen, maar als er een minaret boven de bomen uitsteekt, weet je dat je in Limburg bent. (...) Het ecoduct in het Nationaal Park Hoge Kempen is misschien wel iconischer geworden dan de purperen heide.”

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 11


INTERVIEW HASPENGOUW & VOEREN

An Digneffe, Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Christel Cornelissen, Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Alexander Massoels, Intergemeentelijk Onroerend Erfgoeddienst Haspengouw & Voeren Veerle Vansant, Intergemeentelijk Onroerend Erfgoeddienst Haspengouw Oost 25.03.2020 Haspengouw kent traditioneel een noordzuid opdeling die zijn oorsprong vindt in de ondergrond en landschappelijk leesbaar is in het landbouwgebruik, de stedenbouwkundige structuur, ... Deze indeling in Droog en Vochtig Haspengouw wordt ook in de GLE’s gebruikt en is logisch. Gekeken naar de beekvalleien is er wel eerder een oost-west opdeling. De intergemeentelijke erfgoeddiensten hebben zich oost-west georganiseerd, maar dat is eerder een administratieve kwestie, er is geen sprake van grote lokale verschillen in de historische bebouwing in Oost- en West-Haspengouw. Typische elementen in Haspengouw zijn het boomgaardenlandschap, hooilanden omzoomd met hagen, glooiende akkerplateaus met holle wegen, historische parken & tuinen, ingesneden beekdalen, de mergelondergrond, de kleine landschapselementen en het Romeinsvillalandschap (o.a. tumuli). Vanuit erfgoed zijn er vierkants- en vakwerkhoeves, kastelen, klein historisch erfgoed (kapelletjes), de fruitnijverheid (o.a. stroopfabrieken, fruitspoor) en watermolens op belangrijkste beken. Vier rijke erfgoedsteden steken er bovenuit: Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen en Borgloon. Voeren is een heel eigen verhaal. Het westen van Voeren sluit nog wat aan bij de streek rond Riemst (mergel) in Haspengouw, maar zeker het oostelijk deel behoort duidelijk bij het Land van Herve, een heel ander landschap. Voeren is heuvelachtig en kent een sterke eigen identiteit, ook sociaal. De kleinschaligheid van de kerkdorpjes in Haspengouw is zowel een troef als een bedreiging. Ze zijn heel aantrekkelijk qua woonkwaliteit en als toeristische bestemming, maar ook kwetsbaar voor vergrijzing en leegloop. Bij (nieuw)bouwprojecten komt de identiteit gemakkelijk onder druk te staan. Leegstand is een ander probleem, zowel bij historische hoeves als bijvoorbeeld kerken. Verpaarding en

vertuining van het landbouwlandschap is een bedreiging, maar ook grootschalige infrastructuur van landbouwbedrijven. Een goed kader voor herbestemming van historische hoeves is essentieel, om ze leefbaar te houden en toch ook het erfgoed te beschermen. De samenwerking tussen natuur en landbouw is op veel plekken ook een echte verrijking. Landbouwers doen aan landschapsbeheer en kunnen zo hun bedrijfsmodel verbreden. De toenemende droogte en het verminderen van het pesticidengebruik vraagt om meer natuurlijke oplossingen. Landbouwers in Haspengouw en Voeren zijn ook trots op hun streek en haar identiteit en werken er actief aan mee om die te beschermen. Recent zijn er in Haspengouw heel wat mooie ruilverkavelingen doorgevoerd (Mettekoven, Grootloon, Jesseren, ...) die als voorbeeld kunnen dienen van kwalitatief landschapsbeheer. In de toekomst zal klimaatbestendig landschapsbeheer een extra uitdaging vormen. In Voeren benadert het toerisme de grenzen van de lokale draagkracht. Maar zowel in Haspengouw als in Voeren zijn landbouw en toerisme de voornaamste economische trekkers. Voor toerisme dient de focus te verschuiven van kwantiteit naar kwaliteit. De historische voedingsindustrie in Haspengouw is sterk geëvolueerd met een aantal grote spelers die niet meer sterk lokaal verankerd zijn, en veel kleine spelers die versterkt inzetten op streekproducten en korte keten (Van akker naar bakker, Pipo appelsap, Kortweg Natuur, ...) Het kader voor regionale ruimtelijke eigenheid zou vooral lokale besturen moeten ondersteunen voor een goed ruimtelijk beleid, zowel rond ruimtelijke ontwikkeling als erfgoed. Tegelijk zou het een traject moeten zijn dat intersectoraal werken stimuleert. Hopelijk is het ook een extra hefboom om de werking van de toekomstige landschapsparken te versterken.

“Nieuwbouwprojecten aan de rand van een dorp geven een prachtig uitzicht op het landschap, maar tegelijk zijn ze heel zichtbaar vanuit dat landschap. Hoe kunnen we de kleinschaligheid en identiteit van het dorpslandschap beschermen zonder het onder een stolp te plaatsen?” “Boeren zouden niet voor de keuze gesteld mogen worden tussen exporteren met winst of streekeigen teelten en lokale verkoop met lagere marges of afzetzekerheid. (...) Nieuwe initiatieven rond korte keten nemen echter toe in aantal, ook supermarkten beginnen interesse te tonen.”

12 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - EXPERTENINTERVIEWS

INTERVIEW ARCHITECTUUR & STEDENBOUW

Frank Jaspers, Architectuurdepot Oswald Devisch, UHasselt Dimitri Minten, RE-ST 25.03.2020 Er zijn heel wat criteria om ruimtelijke eigenheid op te baseren. Geografisch is er Haspengouw, Kempen, Maasland en Midden-Limburg. Ook de rivier- en beekvalleien zijn erg bepalend geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg. Landschappelijk zijn er Bosland, Hoge Kempen, Kempen-Broek, Maasland en Haspengouw. Ook historisch is de ontwikkeling van Limburg sterk verbonden met geologie en landschap (landbouw, ontginningslogica). Veel geologische kenmerken vertalen zich inmiddels in een eigen stedenbouwkundige structuur en fysiek zichtbare eigen identiteit. Maar ook cultuur-economisch zijn er heel wat structuren en lokale eigenheden: denk aan de mijnstreek, de industriële ontwikkeling van Lommel en Tessenderlo, de universiteitscampus in Diepenbeek, ... Vaak spelen daar grote infrastructuren een bepalende rol: kanaal, steenweg, spoorweg, snelweg. Afhankelijk van het perspectief, ontstaan andere eigenheden die vaak ook overlappen. Maasmechelen is Maasland, maar ook mijnstreek. De systeembenadering die bv. Peter Bongaerts (UHasselt) ontwikkeld heeft, toont de opeenvolgende historische ontwikkelingslogica’s en de impact van infrastructuren op landschap en verstedelijking in Limburg. Een kader voor regionale eigenheid kan dus nooit zomaar een gebiedsindeling zijn, maar moet de verschillende (overlappende) lagen en systemen meenemen. Vanuit het oogpunt van architectuur en stedenbouw, zijn er heel wat streekeigen elementen, vaak met uitgebreide verhalen erachter: de hoevelandschappen en kerkdorpen, de abdijen, de mijnsites en unieke stedelijkheid errond, de vele wind- en watermolens, ... Veel Limburgs erfgoed kan niet los gezien worden van het landschap errond: kastelen, abdijen, hoeves, mijnsites, molens, ... Limburg heeft zowel stedelijkheid als landschap, en is, komende vanuit Europa in het oosten, de

voordeur van Vlaanderen, beschikt over unieke ervaring in het herbestemmen van industrie- en ontginningslandschappen, heeft een enorm knap kleinschalig landbouwlandschap, unieke erfgoedobjecten, vaak nog in hun oorspronkelijke context en landschap. De eigenheid van Limburg ligt ook in zijn kleinstedelijkheid, waar stadscentra behoedzaam kunnen groeien. In de verschillende woonwijken van Limburg vind je elke fase en stijl terug uit de 20e eeuwse geschiedenis van het wonen. Een bedreiging voor de ruimtelijke eigenheid van Limburg is het gebrek aan en de angst voor integraal denken en transversaal samenwerken. Er wordt nog steeds te veel open ruimte onnodig aangesneden. Er is nood aan een geïntegreerde benadering van bebouwde en onbebouwde ruimte. Het landschap lijkt nu enkel nog nuttig voor recreatie en toerisme, terwijl het een essentieel onderdeel zou moeten uitmaken van het hele ruimtelijk systeem. In het traject naar een kader voor ruimtelijke eigenheid en vervolgens een Beleidsplan Ruimte Limburg is het debat belangrijker dan het eindresultaat. Meer dan een plan is er nood aan een methodiek die duidelijk maakt hoe om te gaan met complexe vraagstukken temidden van het veelgelaagde cultuurlandschap rondom ons. Maar het inventariseren en benoemen van landschapsidentiteiten kan daarbij wel een goed begin vormen.

“Er moet niet noodzakelijk toegewerkt worden naar een eenduidige gebiedsindeling. Een streek heeft niet één enkele identiteit, maar een meervoudige, onderbouwd door de lagen van de geschiedenis. Het heeft geen zin om een vierkantshoeve te bewaren als men het hele omkaderende systeem verandert. Een vierkantshoeve is onlosmakelijk verbonden met het systeem van het agrarische landschap errond. ” “Beleidsmakers in Limburg denken vaak dat ze een achterstand moeten goedmaken t.o.v. de andere provincies. Maar die zogenaamde achterstand betekent bijvoorbeeld op vlak van open ruimtebeleid en landschap juist een voorsprong. We moeten dus geen achterstand inhalen, maar juist een voorsprong behouden.”

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 13


INTERVIEW KEMPEN & MAASLAND

Ignace Schops, Regionaal Landschap Kempen & Maasland Greetje Vandekerckhove, Intergemeentelijk Onroerend Erfgoeddienst Kempen & Maasland 25.03.2020 Het regionaal landschap Kempen & Maasland bevat drie landschappen die alledrie bestaan uit ‘topnatuur’: de moerasnatuur van grenspark Kempen-Broek, de riviernatuur van rivierpark Maasvallei en de ‘pure’ natuur van het Nationaal Park Hoge Kempen. Elk gebied heeft zijn eigen identiteit, zowel op vlak van natuur als cultureel. Limburg beschikt over heel verschillende landschappen op korte afstand van elkaar, dat is echt wel bijzonder. Landschap is ook altijd nauw verweven met andere functies, zodat daar maximaal op moet worden ingezet: natuur en landbouw die elkaar versterken, oude infrastructuren inzetten als ecologische verbindingen, versterken van woonkwaliteit dankzij aanwezigheid van groen, ... Qua erfgoed is het mijnverleden een belangrijke verbindende factor bij heel wat gemeenten in Kempen & Maasland. De noordelijke gemeentes sluiten echter soms eerder aan bij het verhaal van Bosland of hebben hun eigen verhaal zoals Kempen-Broek en de Teutendorpen. Kempen-Maasland heeft qua eigenheid een aantal absolute toplandschappen als krenten in het brood, met daartussen het landbouwlandschap als brede, aantrekkelijke context.

biodiversiteit, landbouw, erfgoed. Alles begint en eindigt wel bij de druk op de open ruimte, door verstedelijking, landbouwtransitie, infrastructuur, ... Vanuit de landbouw zijn ook vermesting, ‘vermaïs-ing, toename van grote infrastructuren (varkensstallen), ... een bedreiging voor natuur en landschap. Maar de situatie verbetert, er zijn meer positieve samenwerkingen dan vroeger. In de Maasvallei is waterkwaliteit van de rivier een terugkerend risico, net als de impact van de klimaatverandering op wat vooral een regenrivier is. Een positief verhaal is dat van de grindontginning, waar een goede overeenkomst is gesloten tussen natuurbehoud en -ontwikkeling en toch nog ruimte voor ontginning.

Bij het beleid rond eigenheid en landschapsontwikkeling moet gewerkt worden rond de L.A.T.T.E. principes: lokaal, authentiek, transparent, traceerbaar en ethisch. De Green Deal die de Europese Unie aan het voorbereiden is, lijkt ook op maat van Limburg gesneden, met tal van thema’s waar de provincie in uitblinkt of voorrijder is in Vlaanderen: circulaire economie, sociale inclusie, natuur en klimaat. Kansen liggen ook in innovatie en meegaan met de tijd: drone industrie op vliegveld van Brustem, echte toekomstgerichte herontwikkeling van site van Ford Genk, ... De bedreigingen hangen samen met grote overkoepelende uitdagingen: mobiliteit, klimaat,

“Limburg zit in de unieke positie dat zijn imago en de reële identiteit nog overeenstemmen.” “Men heeft in Limburg angst om volop in te zetten op natuur en landschap omdat dat zou betekenen dat er dan niet ingezet kan worden op economie of groei. Maar in plaats van de tegenstellingen te zien tussen natuur en economie, moeten we juist manier zoeken om ze te laten samenwerken.”

14 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - EXPERTENINTERVIEWS

INTERVIEW LANDBOUW & PLATTELAND

Nicole Vreys, Provinciale Landbouwdienst Davy Froyen, Leader Lokale Actiegroep Haspengouw 26.03.2020 Het plattelandsproject Leader werkt met twee deelregio’s die als ‘plattelandsregio’ worden gekenmerkt: Haspengouw en Kempen & Maasland. De eerste wordt onderverdeeld in Droog & Vochtig Haspengouw, Benedenloop (Demer) en Voeren. De tweede in Lage Kempen, Maasland en Kempens Plateau. Op basis van geologische en bodemkundige aspecten kan een onderverdeling gemaakt worden in landbouwstreken, met o.a. de Haspengouwse fruitstreek, de weidestreek in Voeren, de groentestreek in Noord-oost-Limburg. De relatie tussen landbouw en bodem speelt vooral een rol bij grondgebonden landbouw, die ook het meest waardevol is op vlak van landschap(sbeheer). Niet-grondgebonden landbouw, zoals serreteelt en intensieve veehouderij, is veel compacter maar heeft vaak een grotere impact op het landschap. Toch is ook deze landbouw deels streekgebonden en historisch gegroeid. Bij de kernkwaliteiten van het Limburgse landschap speelt de landbouw een cruciale rol. De totaliteit van de landbouwlandschappen, inclusief de kleine landschapselementen en infrastructuur, in al hun verscheidenheid, bepalen in grote mate de ruimtelijke streekidentiteit. Ze creëren een afwisselend landschap, seizoensgebonden en divers door de variatie in teelten. Ook hoevegebouwen en stallingen nemen in die identiteit een belangrijke rol in. De provincie ondersteunt landbouwers actief bij erfbeplantingen, om integratie te bevorderen en landschapsbeeldkwaliteit te verhogen. Ook de kleinschaligheid van de dorpen is belangrijk en vraagt om een duidelijke afbakening van dorpsgebieden en ondersteuning voor een meervoudig gebruik van het landschap. Naast de ‘klassieke’ landbouw speelt in Limburg ook de paardenhouderij een rol in de eigenheid van het landschap. Een aantal gebieden, zoals rond Oudsbergen, Lanaken of Lummen kennen een concentratie van (hoogwaardige) paardenhouderijen.

De bedreigingen voor het landbouwlandschap zijn meerledig. Er is de daling in aantal landbouwbedrijven. Veranderende exploitatie legt nieuwe eisen op aan agrarische gebouwen. Beide samen zorgen ervoor dat er gronden en gebouwen vrijkomen voor andere dan agrarische functies. Hier is het belangrijk een goed evenwicht te vinden tussen landschapsbeheer, de landbouwbelangen en de andere maatschappelijke behoeftes die in de open ruimte een plaats opeisen. Veel landschappelijke veranderingen die in landbouw hun oorsprong vinden, zijn in principe omkeerbaar: teelten, gebouwen, landschapsinrichting. Niet omkeerbaar is de conversie van landbouwgrond naar andere functies, de verstedelijking, de opkomst van landelijk wonen. Daarbij gaat de inherente band die een landbouwer steeds heeft met het landschap, verloren, wat zichtbaar leidt tot verschraling van dat landschap. Er wordt door de provincie sterk ingezet op lokale producten, met heel wat initiatieven die de lokale land- en tuinbouw ondersteunen en in de verf zetten. In kleine dorpen zijn vergrijzing en leefbaarheid belangrijke aandachtspunten, waar met Leader op wordt ingespeeld. Het kader voor regionale ruimtelijke eigenheid kan dienstdoen als positieve inspiratiebron voor iedereen die met landschap bezig is, ook de landbouwers. Daar speelt ook het tegengaan van onoordeelkundige conversies van hoeves of de inname van open ruimte door verstedelijking of verkaveling. Ook voor erfbeplantingen en landschapsintegratie van agrarische bedrijven is een sterkere verankering in het typische cultuurlandschap belangrijk. Om te vermijden dat open ruimte verder versnippert en dat het streekeigen agrarisch cultuurlandschap verder wordt aangetast, is echter ook doortastend ruimtelijk beleid nodig.

“De land- en tuinbouw is een belangrijke actor als bepaler van het cultuurlandschap en bewaker van de open ruimte. Een gezonde en productieve land- en tuinbouw is de beste waarborg voor een sterke regionale streekidentiteit en het bewaren van een kwalitatief landschap met een hoge belevingswaarde.” “Hoeves die hun landbouwfunctie verliezen, zijn een belangrijke factor van verstedelijking van het platteland. (...) De nieuwe gebruikers van het agrarisch gebied verschillen met de traditionele boer, in die zin dat zij een band met het landschap missen. Het landschap wordt eerder geconsumeerd, er is geen interactie zoals de boer dit biedt. Een voorbeeld zijn de hoge geplastificeerde omheiningen, kunsthagen en grasmatten, verkiezeling, …”

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 15


INTERVIEW LAGE KEMPEN

Ilse Ideler, Regionaal Landschap Lage Kempen 03.04.2020 De Lage Kempen worden onderverdeeld in vijf GLE’s (Demervallei, Wijers, Vallei van de Zwarte Beek, West-Limburgse Naaldbossen, Dommel- en Warmbeekvallei). Er zijn vier grote landschapsgebieden aanwezig (Bosland, De Wijers, Groote Heide en De Merode). De identiteit van deze landschappen is sterk (en groeiende), ook een aantal GLE’s zijn breed bekend. Toch is er minder sprake van een gebiedsindeling die doorwerkt in de lokale identiteit en gebiedswerking dan in Haspengouw of Kempen & Maasland. Het regionaal landschap Lage Kempen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zandbodems (minder dik dan in de Hoge Kempen), de beekvalleien die vertrekken op het Kempens Plateau, de relicten van stuifzandduinen, getuigenheuvels en de vele naaldbossen. Vooral de beekvalleien zijn structurerend. In het zuiden lopen ze richting Demer, met een helling die perfect was voor het aanleggen van (vis)vijvers in wat nu De Wijers heet. In het noorden lopen ze richting Maas. De Lage Kempen hebben een hoge natuurwaarde, met bovengemiddeld percentage aan habitatrichtlijngebied, biologisch zeer waardevol gebied en bos. Er zijn ook opvallend veel beschermde soorten (fauna & flora) terug te vinden. De oorzaak ligt in de uitgestrektheid van de natuur (bossen) en de dichtheid aan kleine landschapselementen. Landbouw is in veel gebieden afwezig, wat ook de verstedelijking heeft afgeremd op veel plekken en de open ruimte dus relatief ongeschonden heeft gelaten. Naast de natuurwaarden zijn er ook typische erfgoedelementen terug te vinden: urnevelden, de kernvormige nederzettingenstructuur van veel dorpen, de Teutenhuizen, ontginningshoeves (cfr. Lommel Kolonie), schansen, wind- en watermolens, archeologisch erfgoed (raatakkers, holstenen).

natuurgebieden in de Lage Kempen, kleinschalige elementen zijn problematisch. Soorten zoals akkervogels doen het ronduit slecht. Het verlies van de groenblauwe structuur en kleine landschappen is een belangrijke bedreiging. Zeker in bebouwd gebied wordt er niet altijd met respect omgegaan met groene relicten. Het streven naar verdichting en inbreiding versterkt de bedreiging nog. Dit terwijl groene relicten zouden kunnen worden geïntegreerd en zo verdichting juist kwalitatiever maken. In de open ruimte is hier al langer een specifiek beleid voor, samen met landbouwers wordt gewerkt aan herstel en beheer van houtkanten. In de regio rond Bocholt worden houtkanten ‘geoogst’ en gebruikt als duurzame brandstof - een succesverhaal dat ook het respect van landbouwers voor houtkanten heeft doen toenemen. Versnippering van kleine landschapselementen is ook een probleem. Er is nood aan een veel sterker beschermingskader voor (kleine en grote) groenblauwe verbindingen en landschapselementen, via een streng wetgevend kader voor kapaanvragen van bomen en houtkanten

Over het algemeen gaat het goed met de grote

“Kleine landschapselementen moeten beter beschermd worden, ook in de bebouwde ruimte. Vaak worden ze behandeld als restruimte, terwijl men ze zou moeten waarderen als echte ‘groene monumenten’.” “Veel landschappen in Limburg zijn op zich niet steeds uitgesproken herkenbaar als men er blind zou gedropt worden. Bossen, heide, landduinen, broekbossen, … komen op veel plekken voor.”

16 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - EXPERTENINTERVIEWS

INTERVIEW TOERISME & ECONOMIE

Francine Quanten, Visit Limburg Stijn Vercampt, Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Limburg 03.04.2020 De toeristische indeling in regio’s wordt vertaald in de jaarlijkse Limburg Vakantiegids. Daarbij wordt ingezet op regionale eigenheid en voldoende kritische massa per regio om zowel verblijfs- als dagtoeristen te ontvangen. Een aantal van de regio’s hebben een sterke eigen identiteit en samenhang: Haspengouw, Mijnstreek, Maaskant. In Noord- en West-Limburg is het meer zoeken om een duidelijke toeristische identiteit vast te stellen, vandaar dat de indeling hier minder constant geweest is in het verleden. Er zijn voldoende bezienswaardigheden (natuuren wandelgebieden, mijnerfgoed, militaire geschiedenis in Leopoldsburg, vakantieparken, ...), maar er is (nog) geen echt overkoepelend verhaal. De toeristische identiteiten in Limburg hangen sterk samen met andere thema’s: natuur, erfgoed, cultuur, landbouw, culinaire streekidentiteit, ... Ook lokaal vakmanschap wordt gekoppeld aan toerisme. Limburg zet specifiek in op drie thema’s in hun toeristische profilering: landschap, erfgoed en vakmanschap. Ook het fietsroutenetwerk en de toeristische fietsroutes geven een goed inzicht in de regionale identiteiten. Het economisch beleid bekijkt Limburg vanuit vijf regio’s (centraal, oost, west, noord, zuid). Voor de economische structuur zijn vooral de infrastructuren van groot belang (kanalen, spoorwegen, steenwegen, snelwegen). Historisch waren er echte economische deelgebieden met eigen karakter (mijnen, chemische industrie in Ravenshout, zink in Noord-Limburg, ...), maar dat is vervaagd. Recent wordt er wel gewerkt met thematische campussen (EnergyVille, Corda Campus, Health Campus, Agropolis, GreenVille, ...), die op termijn hopelijk ook een structurerende rol gaan spelen voor een grotere regio. De ‘gewone’ bedrijventerreinen zijn redelijk inwisselbaar, het karakter hangt vooral af van de ontsluitingsmogelijkheden. Industriële zwaartepunten zijn het Economisch Netwerk

Albertkanaal (ENA) met Ravenshout en GenkZuid, de Kempische As in Noord-Limburg en de bedrijventerreinen in de Maasvallei. Ook langs de E313 en E314 zijn belangrijke bedrijventerreinen (Houthalen, Lummen, Genk Noord, ...). Kleinschaligere clusters zijn er nog rond SintTruiden en Tongeren. Over het algemeen is Limburg een provincie met heel veel kleinschalige economie, KMO’s. De grote spelers uit het verleden zijn verdwenen of gekrompen, er wordt nu meer ingezet op diversiteit en kleine (maak)industrie. Qua handelsaanbod zijn het vooral Hasselt, SintTruiden, Maasmechelen en Tongeren die zich profileren als winkelstad - en Maastricht net over de grens. Limburg bevat heel wat kernkwaliteiten (natuur en landschappen, historische structuren, vakmanschap) die de basis vormen voor de huidige identiteit en die robuust genoeg zijn om ook in de toekomst nog lang te overleven. Op vlak van ruimtelijke ontwikkeling zijn er wel belangrijke vraagstukken die de toekomst van Limburg kunnen bepalen: worden we één ‘stad Limburg’ of ontwikkelen we naar vijf of zes grote deelgebieden? Wat is de impact van de vraag om verdichting voor de structuur van kleinschalige historische dorpen? Deze studie en het traject richting Beleidsplan Ruimte dienen aangegrepen te worden om verschillende beleidsdomeinen en ontwikkelingen op elkaar af te stemmen, prioriteiten te stellen en vast te leggen welke identiteiten we absoluut willen beschermen voor de toekomst.

“Het herbestemmen en valoriseren van erfgoed gebeurt in Limburg in functie van het versterken van een toekomstige identiteit en positie, en niet enkel vanuit een museale betekenis. Voorbeelden zijn het mijnerfgoed, het Kolenspoor, het Fruitspoor, maar ook Bokrijk heeft zijn oubollige imago achter zich gelaten.” “Regionale bedrijventerreinen bevinden zich vooral op de grote invalswegen en worden bepaald door hun ontsluitingsmogelijkheden. Vroeger was er meer eigenheid en onderscheid tussen de economische regio’s, maar mettertijd is dit vervaagd. ”

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 17


LITERATUURONDERZOEK LIMBURGSE REGIO’S METHODIEK EN SELECTIE Om te komen tot een referentiekader regionale ruimtelijke eigenheid willen we absoluut zo veel mogelijk vertrekken van bestaande kennis en vanuit verschillende domeinen: landschap, natuur, erfgoed, landbouw, stedenbouw, toerisme, economie, ... Naast de experteninterviews hebben we dus ook een uitgebreide literatuurstudie ondernomen. Daarbij gingen we in de eerste fase vooral op zoek naar aspecten van regionale eigenheid en bestaande gebiedsindelingen. De verschillende gebiedsindelingen die we daarbij hebben gevonden, lichten we toe op de volgende bladzijden. Maar de literatuur is natuurlijk tegelijk een belangrijke bron van informatie om in de tweede fase ook de kernkwaliteiten per gebied te beschrijven. Bij de selectie van relevante documenten hebben we een brede kijk centraal gesteld. De literatuurlijst hiernaast geeft een overzicht van de belangrijkste documenten die we daarbij hebben bekeken: zowel beleidsdocumenten (structuurplan, ruimtelijke visies, beleidsplan van diverse organisaties, strategische plannen, ...), wetenschappelijk gerichte studies (referatenbundels GLE’s, Atlas Natuursteen, ...) als publicaties voor een breed publiek (vakantiegids, boeken over landschappen en geschiedenis van Limburg, ...). We hebben in de eerste plaats overkoepelende literatuur verzameld die voor heel Limburg of een belangrijke deelregio, meestal vanuit een thematische invalshoek, de zaken beschrijft. Maar met de opgave van het beschrijven van lokale kernkwaliteiten in het achterhoofd, hebben we ook meer lokale literatuur niet genegeerd. Veruit de meeste documenten en publicaties zijn niet ouder dan tien jaar, maar (o.a. op aanraden van enkele experts) we zijn ook te rade geweest bij een aantal oudere teksten en boeken. Op de pagina’s hierna worden de verschillende gebiedsindelingen, die uit de literatuurstudie zijn afgeleid, kort toegelicht. Een meer algemene samenvatting van alle bestudeerde literatuur is niet mogelijk, maar de inzichten worden wel vertaald in het tweede deel van dit rapport.

18 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN thematisch

E

ERFGOED & GESCHIEDENIS

1 Limburg in 9 Vragen (2018) 2 Op zoek naar ruimte - masterplan erfgoedontsluiting Noord-Limburg (2010) 3 Atlas Natuursteen in Limburgse gebouwen (2019) 4 Het Groeiproces van de Loonse Steden (1992) 5 Synopsis Masterplan Loonse Steden (2016) 6 Masterplan Haspengouw : Alle tijd in Haspengouw van alle tijden (2002) 7 IOED Haspengouw Oost Omgevingsanalyse en beleidsplan (2017) 8 Onroerenderfgoedrichtplan Hoogstamboomgaarden in Haspengouw (2019) 9 Masterplan Mijnstreek (2008) 10 Mijn cité - met de mijncités naar de 21ste eeuw (2010) 11 Mijnerfgoed in Limburg - ondergronds verleden, bovengrondse toekomst (2012) 12 IOED Bosland Beleidsplan 2021-2026 (2019) 13 IOED Kempen & Maasland Beleidsplan 2021-2026 (2019) 14 Erfgoedstudie Maas & Hinterland (2012) 15 IOED Lage Kempen Beleidsplan 2021-2026 (2019) 16 Jaaractieplan 2017 de Merode (2019)

S

1 2 3 4 5 6 7 8

T

RUIMTELIJKE PLANNING Ruimtelijk Structuurplan Limburg (2012) Stad Limburg - projectnota Atelier Limburg Europa (2013) Regionale Woningmarkten in Limburg (2018) Ontwerpend onderzoek verlinting (2013) Ruimte voor 1: Zorg voor ruimte (2011) Ruimte voor 2: Zorg voor ruimte, casus binnengebieden (2011) Ruimte voor 3: Zorg voor ruimte, casus centrumgebieden (2012) Genk, Rasterstad (2015)

TOERISME

1 Kom opladen in Limburg - Vakantiegids (2020) 2 Kom opladen in Limburg - Fietskaart (2020) 3 Limburg vol streken (2005) 4 Strategisch plan ruimte voor toerisme (2009) 5 Landschapsdoeboek Haspengouw & Voeren (2012) 6 Rivierpark Maasvallei - Bezoekersgids 2020 (2020) 7 Grenspark Kempen-Broek - Bezoekersgids 2020 (2020) 8 Reizen naar Morgen (2018)

N

LANDSCHAP & NATUUR

1 België in kaart - evolutie van het landschap (2006) 2 Landschappen voor het leven (2014) 3 Traditionele landschappen Vlaanderen kenmerken en beleidswenselijkheden (2002) 4 Samen voor meer kwaliteitsvolle landschappen (2020) 5 Groen in Limburg (1971) 6 Limburgse fauna en flora verbinden (2019) 7 Landschap verbindt Limburg (2020) 8 Elf landschappen in Limburg (2006) 9 Twee jaar GLE’s - referatenbundel studiedag (2004) 10 Alles, behalve zicht op zee referatenbundel studiedag (2007) 11 Tussen Schaamgroen en Natuurbehoud (1997) 12 Ruimte voor 3: Paard in landschap (2012) 13 Ruimte voor 4: Windturbines in landschap (2012) 14 Het landschap vertelt - Haspengouw & Voeren (2011) 15 Het Haspengouws landschap in evolutie (2013) 16 Landschapsparken in Zuid-Limburg (2010) 17 Hoogstamdroomgaard (2017) 18 Pistes om het typische landschap van Voeren te bestendigen (2017) 19 Kempen & Maasland in cijfers (2019) 20 Nationaal Park Hoge Kempen Masterplan 20 - 40 (2020) 21 Hoge Kempen in cijfers (2019) 22 Rivierpark Maasvallei in cijfers (2019) 23 Grenspark Kempen-Broek in cijfers (2019) 24 Masterplan Bosland (2012) 25 Kanalen en kolonies in de Kempen 26 Ruimte voor 5: Ontsluitingsstrategieën voor De Wijers (2015) 27 Landschapspark De Merode (2019) 28 Bergerven in de Kijker (1998)

L

LANDBOUW & PLATTELAND

1 Provinciaal Plattelandsontwikkelingsplan 2014-2020 (2016) 2 De Limburgse land- en tuinbouw in kaart (2014) 3 Mooiste Dorpen van Haspengouw (2015) 4 Geïntegreerd gebiedsgericht strategisch project Haspengouw (2016) 5 LEADER: Ontwikkelingsstrategie Haspengouw (2008) 6 LEADER: Lokale ontwikkelingsstrategie Haspengouw (2015) 7 LEADER: Ontwikkelingsstrategie Kempen & Maasland (2008) 8 LEADER: Ontwikkelingsstrategie Kempen & Maasland (2015)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 19


REEDS BESTAANDE GEBIEDSINDELINGEN Landschap GROTE LANDSCHAPPELIJKE EENHEDEN (GLE’S)

Bron: www.provinciaalnatuurcentrum.be

Legenda : Om een einde te maken aan de achteruitgang van de biodiversiteit in Limburg ontwikkelde de provincie een gebiedsgerichte werking, de Grote Landschappelijke Eenheden (GLE’s). Deze gebieden vormen een eenheid omwille van gemeenschappelijke landschapskenmerken, aanwezige natuurwaarden en de bodemsamenstelling. Limburg telt zo 11 grote, herkenbare regio’s. Hoewel ze gebiedsdekkend werken voor de provincie lopen de landschappen niet abrupt over van het ene type in het andere. De GLE’s hebben dus ook geen scherpe grenzen en vallen bovendien zelden samen met de gemeente- of andere administratieve grenzen 20 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

REGIONALE LANDSCHAPPEN

Lage Kempen

Kempen & Maasland

Regionale Landschappen zijn organisaties die werken in een streek met een eigen identiteit en met een specifieke natuur- en landschapswaarde. In Vlaanderen zijn er 16, ze worden gesubsidieerd door de provincies. Limburg wordt gebiedsdekkend ingedeeld in 3 Regionale Landschappen, Haspengouw & Voeren, Lage Kempen en Kempen & Maasland. Ze werken overkoepelend en brengen inwoners, verenigingen en overheden samen rond een wervend streekverhaal. Regionale Landschappen zijn samenwerkingsverbanden tussen verschillenden overheden, sectororganisaties (natuur, landbouw, toerisme, jacht, erfgoed) en de gebruikers van de open ruimte.

Haspengouw & Voeren

Bron: www.regionalelandschappen.be - eigen bewerking

POTENTIËLE LANDSCHAPSPARKEN & NATIONAAL PARK Bosland Grenspark Kempenbroek De Merode

Limburg telt 7 potentiële landschapsparken en een Nationaal Park. Het zijn gebieden met een hoge landschappelijke kwaliteit die voor verschillende functies worden ingezet zoals recreatie, biodiversiteit, waterberging en allerlei sociale activiteiten. Rond deze landschapsgebieden bestaat al een specifieke gebiedswerking, meestal zowel op vlak van toerisme & recreatie als op vlak van natuur- en landschapsbeheer. De Beleidsnota Omgeving 2019-2024 van Vlaams minister Zuhal Demir vermeldt de uitbouw van landschapsparken als een van de speerpunten, de hiernaast afgebeelde gebieden zijn allemaal potentiële landschapsparken.

Nationaal Park Hoge Kempen (incl. Duinengordel) Rivierpark Maasvallei

De Wijers Voerstreek

Haspengouw

Bron: Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren (2010). Landschapsparken in Zuid-Limburg. Haspengouw en Voeren. Kortessem: Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, p. 10 - eigen bewerking

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 21


TRADITIONELE LANDSCHAPPEN VLAANDEREN (UGENT, 1985) De indeling in traditionele landschappen is een oefening van de Vakgroep Geografie van de UGent, onder leiding van prof. Marc Antrop. Het doel was om de regionale verscheidenheid van historisch gegroeide cultuurlandschappen op kaart te vatten. De indeling is gebaseerd op fysische en natuurlijke kenmerken zoals reliëf en bodemgesteldheid, maar neemt ook cultuurlandschappelijke kenmerken mee zoals bewoningsvormen, landgebruik, percelering en landschapstype. De doelstelling was om de landschappelijke diversiteit van Vlaanderen te beschrijven maar ook een kader te creëren om deze te beschermen. In begeleidende documenten worden per eenheid uit de kaart kenmerken beschreven en beleidswenselijkheden opgelijst.

Industriegebied van Lommel-Overpelt Bekken van de Warmbeek Vlakte van Bocholt

Land van Peer-Leeuwen

Vallei van de Zwarte Beek

Limburgs heideen bosgebied

Vallei van de Mangelbeek

Maasvlakte en het terrassenland

Mijngebied van Genk-Waterschei

Vallei van Herk en Mombeek

Limburgse Maas

Demerland Demervallei

Vochtig Haspengouw

Krijtland van Millen

Boomgaardgebied van Tongeren-Borgloon Vallei van de Jeker

Plateau van Landen

Voerstreek Oostelijk Land van Herve

Bron: Dataset ‘Traditionele landschappen’, UGent - Vakgroep Geografie, 1985, via www.geopunt.be - eigen bewerking

HYDROGRAFISCHE ZONES (VHA, 2016) De kaart hiernaast toont de indeling van de VHA-zones (Vlaamse Hydrografische Atlas). Dit is de kleinste onderverdeling in deze atlas en toont de captatiezones van een VHA-waterloop of deel van een VHA-waterloop. Verschillende VHA-zones vormen samen deelbekkens en bekkens. In Limburg zijn er drie grote bekkens: het Maasbekken in het oosten, het Netebekken in het noordwesten en het Demerbekken in het zuidwesten. Daarvan behoren het Netebekken en het Demerbekken tot het stroomgebied van de Schelde, het Maasbekken uiteraard tot dat van de Maas. Daartussen liggen nog de kanalen (Albertkanaal, Zuid-Willemsvaart en Kanaal Bocholt-Herentals), welke een eigen logica volgen en buiten deze bekkens vallen. De ligging van de grenzen van de VHA-zones is o.a. gebaseerd op afwatering via oppervlaktewater, reliëf en op vergelijkbare oppervlaktes van de zones.

Keersop/Elzenloop Warmbeek

Kanaal Bocholt-Herentals Mol Neet

Erkbeek

Dommel

Zuid-Willemsvaart

Grote Nete (Asbeek)

NETEBEKKEN

Maas (Bosbeek - Lozerbroeksbeek)

Albertkanaal

Grote Laak (Dode Beek - Luikse Beek)

Grote Nete (Grote Laak - Steenkensbeek)

MAASBEKKEN

Zwarte Beek

Demer (Zwarte Beek - De Hulpe) Demer (Mangelbeek) Zwarte Beek (Gele Gracht - Demer)

Demer (Stiemerbeek-Slangbeek)

Demer (Slangbeek - Mangelbeek)

Velp (Paardenbeek - Demer)

Slangbeek

Maas (Kikbeek - Bosbeek)

Maas (Jeker - Kikbeek)

Albertkanaal

DEMERBEKKEN

Herk (Kleine Herk - Gete)

Demer (Munsterbeek - Stiemerbeek) Zuid-Willemsvaart

Gete

Herk (Herkebeek - Kleine Herk)

Demer (Munsterbeek) Albertkanaal

Melsterbeek (Oude Beek) Melsterbeek (Oude Beek - Molenbeek)

Herk (Herkebeek)

Mombeek

Jeker/Geek

Bron: Dataset ‘Vlaamse Hydrografische Atlas - Zones’, VMM, afdeling Operationeel Waterbeheer, 2016 - eigen bewerking

22 | PROVINCIE LIMBURG

Maas (Jeker)


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

Landbouw & plattelandsontwikkeling

LEADER - HASPENGOUW

LEADER is een onderdeel van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en wil het lokaal economisch en maatschappelijk weefsel op het platteland versterken. Zij delen Limburg op in twee plattelandsgebieden, Haspengouw en Kempen & Maasland. De geografische afbakening van Haspengouw gebeurt voornamelijk door de provinciegrenzen en in het noorden de grens met het Kempens Plateau. Er is verder nog een interne opdeling in 4 deelgebieden.

LEADER - KEMPEN EN MAASLAND

Het andere gedefinieerde plattelandsgebied is Kempen & Maasland, twee bijzondere regio’s die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn door het stromen van de Maas. De veelal minder voedselrijke gronden hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het typische landschap. De geografische afbakening van Kempen & Maasland gebeurt voornamelijk door de landsgrenzen, in het zuiden door de waterscheidingslijn op het Kempens Plateau en in het westen door de Dommel en Bollisserbeek. Verder is er nog een interne opdeling in 3 deelgebieden.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 23


Toerisme

LIMBURGSE VAKANTIEGIDS 2015 De toeristische Limburgse Vakantiegids bestaat sedert 5 jaar en is nog steeds de inspiratiebron voor iedereen die Limburg wil komen ontdekken. Ook hier wordt er gewerkt met een indeling in regio’s waarrond toeristische initiatieven worden opgezet. Doorheen de jaren (2015-2019) bleef de indeling grotendeels ongewijzigd met 10 regio’s. De gekozen benamingen waren niet geografisch van aard, maar weerspiegelden de voornaamste culturele en landschappelijke kenmerken van de regio’s.

Bron: Limburg Vakantiegids 2015 (via Provincie Limburg)

LIMBURGSE VAKANTIEGIDS 2020 In de laatste versie (2020) van de Limburgse Vakantiegids zijn er wel enkele belangrijke aanpassingen gebeurd wat betreft de indeling van de regio’s. Ook worden de benamingen afgelijnd naar een duidelijke geografische plaatsnaam. Noord-Limburg en Haspengouw worden niet langer in twee gesplitst volgens een oost-west logica en ook in West-Limburg vinden enkele verschuivingen plaats.

1 2 3 4 5 6 7 8

Bron: Toerisme Limburg (2020). Kom opladen in Limburg, p. 11

24 | PROVINCIE LIMBURG

Noord-Limburg Nationaal Park Hoge Kempen Maasvallei Mijnen en vijvers Genk Hasselt Haspengouw Voerstreek


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

Erfgoed

INTERGEMEENTELIJKE ONROEREND ERFGOEDDIENSTEN (IOED)

Bosland

Een IOED of Intergemeentelijke Onroerend Erfgoed Dienst heeft als doel het onroerend erfgoed te behouden, beschermen en te beheren d.m.v. een geïntegreerd beleid in minstens drie gemeenten. In Limburg zijn er momenteel 6 IOED’s actief. De precieze oorzaak van elk samenwerkingsverband is niet altijd even duidelijk. Hoewel er in essentie geen oorzakelijk verband is, respecteert deze opdeling de Regionale Landschappen. Soms vinden gemeenten die een overkoepelend erfgoedbeleid willen voeren elkaar, soms willen gemeenten het heft in eigen handen houden. Dit zorgt voor een niet altijd even logische administratieve afbakening.

Lage Kempen

De Merode

Kempen en Maasland

Haspengouw Oost

Haspengouw West Bron:eigen bewerking op basis van diverse bronnen van de verschillende Limburgse IOED’s

PROVINCIALE MASTERPLANNEN ERFGOED Het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed deelt Limburg op in 4 regio’s waarvoor een eigen erfgoedmasterplan of -beleidsplan werd opgemaakt. Hoewel er geen duidelijk kaartmateriaal voorhanden is wat betreft de exacte opdeling kan volgende opdeling worden gemaakt op basis van de tekstuele bijlagen. Er kan worden gesteld dat deze regio’s beschikken over een coherent erfgoedverhaal waarrond beleid kan worden gevoerd. Een verdere indeling zou enkel op microschaal verschillen. Sommige gemeenten bevinden zich binnen het werkingsgebied van twee masterplannen (Oudsbergen, Bree en Maasmechelen).

Noord-Limburg

Mijnstreek

Maas- en hinterland

Haspengouw

Bron:eigen bewerking op basis van diverse masterplannen erfgoed van Provincie Limburg

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 25


Woningmarkten

LIMBURGSE WONINGMARKTEN EN PENDELREGIO’S

Tessenderlo

Houthalen-Helchteren Heusden-Zolder Maasmechelen

Een synthesekaart van de regionale woningmarkten (kleuren) en pendelregio’s (zwarte lijnen) in Limburg. Deze kaart werd opgemaakt door Atelier Romain en BUUR in de studie Regionale Woningmarkten in Limburg, om zo te kunnen werken aan een regionaal woonbeleid dat de lokale schaal van gemeentelijke woonbehoeftestudies overstijgt. De woningmarkten werden ingedeeld op basis van een uitgebreide data-analyse van de verhuisbewegingen. De pendelregio’s zijn gebaseerd op een data-analyse van de pendelbewegingen. De resulterende kaart toont de verschillende deelregio’s van Limburg vanuit een functioneel oogpunt, dat echter doorwerkt op een subjectief niveau in de vorm van regio’s waar bewoners zich blijkbaar ook mentaal ‘thuisvoelen’.

Bron: Atelier Romain & BUUR (2018). Regionale Woningmarkten in Limburg. Studie i.o.v. Provincie Limburg, p. 67

HIËRARCHISCHE NEDERZETTINGENTRUCTUUR Met de regionale woningmarkten als basis, werd er vervolgens een analyse uitgevoerd van de nederzettingenstructuur in Limburg. Op basis van het Ruimtelijk Structuurplan Limburg werden de kernen geselecteerd en vervolgens gescoord op basis van hun knooppuntwaarde (bereikbaarheid met het openbaar vervoer), voorzieningenniveau (aanwezigheid van commerciële en publieke voorzieningen) en tewerkstelling. Op basis van deze scores werden zeven categorieën gedefinieerd die op de kaart hiernaast worden weergegeven met de verschillende kleurtinten (donker is hoogste categorie, licht de laagste). De grote van elke bol geeft het aantal inwoners weer per kern. De ruimtelijke hiërarchie van de kernen wordt weergegeven volgens de centrale-plaatsentheorie van Christaller, welke toelaat om de onderlinge relaties tussen kernen vast te stellen. Zo ontstaat een kaart die duidelijk weergeeft hoe de onderlinge relaties tussen kernen zijn, waar er sprake is van een sterke hiërarchie met één centrale kern en vele ondergeschikte (bv. Sint-Truiden), twee centrale kernen (vb. Lommel-Pelt en BilzenTongeren), dan wel een eerder gelijkwaardig netwerk met verschillende kernen op hetzelfde niveau (bv. West-Limburg rond Leopoldsburg en Beringen).

Bron: Atelier Romain & BUUR (2018). Regionale Woningmarkten in Limburg. Studie i.o.v. Provincie Limburg, p. 80

26 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

Economie & mobiliteit

REGIO-INDELING ECONOMIE (POM LIMBURG) De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Limburg deelt de provincie op in 5 verschillende streken. Hoewel deze indeling op het eerste zicht vanuit een geografische logica vertrekt (noord-, west-, oost-, middenen zuid-Limburg) speelt ook de historische economische samenhang een rol. Deze gemeenten vormen een eigen systeem rond belangrijke clusters van bedrijventerreinen, soms met elk hun eigen specialisatie en productie.

Noord-Limburg

West-Limburg

Maasland

Midden-Limburg

Zuid-Limburg Bron: eigen bewerking o.b.v. informatie van POM Limburg

VERVOERSREGIO LIMBURG MET DRIE DEELGEBIEDEN De Vervoerregio Limburg is op een aantal vlakken uniek in Vlaanderen. In de eerste plaats valt de vervoerregio samen met de grenzen van de provincie, daarnaast is de vervoerregio met 42 steden en gemeenten ook de grootste van Vlaanderen. Een verdere indeling is er in 3 deelgebieden met Hasselt en Genk als onderdeel van elk gebied. Deze deelgebieden staan niet absoluut vast maar kunnen flexibel worden aangepast naargelang de noden van een bepaald project.

Noord-Limburg

Mijnstreek

Haspengouw

Bron: via Provincie Limburg

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 27


Ruimtelijk Structuurplan Limburg

REGIO’S EN DEELGEBIEDEN - BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR De verscheidenheid van het fysisch systeem heeft in Limburg gebieden en streken doen ontstaan die tot op vandaag nog duidelijk zichtbaar zijn. De wijzigingen in de oorspronkelijk voornamelijk agrarische structuur van Limburg werden in de vorige eeuw vooral bepaald door de eerste grote industriële ontwikkelingen in het noorden en de steenkoolontginningen in MiddenLimburg. In een poging een kijk te geven op de totaliteit van de bestaande ruimtelijke structuur werd de provincie in het Ruimtelijk Structuurplan Limburg opgedeeld in 5 hoofdgebieden met elk hun deelgebieden.

HOOFD- EN DEELRUIMTEN - GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR Als tegenhanger van de bestaande ruimtelijke structuur stelt de provincie ook een gewenste ruimtelijke structuur op. Hier worden 4 samenhangende hoofdruimten gedefinieerd waarvoor een gemeenschappelijk beleid kan worden gevoerd, elk opnieuw verder onderverdeeld in deelruimten. Voor elk van deze deelruimten werd een visie en concept met mogelijke beleidsthema’s neergeschreven. Sommigen hiervan zijn vandaag de dag al beter ontwikkeld dan anderen.

28 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

DEELGEBIEDEN VAN DE BESTAANDE AGRARISCHE STRUCTUUR Limburg kan ook worden opgedeeld in 12 deelgebieden van de agrarische structuur. De naamgeving van de deelgebieden valt terug op de geografische plaatsnaam waar de verschillende teelten zich bevinden.Voor elk van hen werd er in het RSPL een uitgebreide omschrijving opgesteld wat betreft de bestaande kenmerken, dominante teelten en ruimtelijke inbedding.

1 2 3 5

4

6 7 8 9 11 10 12

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

noordwest-limburg noordoost-limburg noordelijk maasland landelijk west-limburg verstedelijkt west-limburg midden-limburg en bos- en heidegordel zuidelijk maasland demervallei fruitstreek droog haspengouw streek van riemst weidestreek

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 29


Ruimtelijk Structuurplan Limburg

GEWENSTE NEDERZETTINGENSTRUCTUUR

e limburg - richtinggevend gedeelte

ruimtelijk structuurplan provincie limburg - richtinggevend gedeelte

gewenste structuur tingsstructuur

hasselt ncie limburg -beringen kaart 59

De gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur gewenste wordt bepaald door structuurondersteunende nederzettingsstructuur kleinstedelijke gebieden in het zuiden van de kaart 59 provincie, stedelijke netwerken in de sterk geurbaniseerde gebieden van de provincie en een patroon van regelmatig verspreide stedelijk netwerk op vlaams niveau kleinstedelijke gebieden van provinciaal niveau regionaalstedelijk gebied in de minder verstedelijkte tussenzones. In het buitengebied worden de dorpenbanden van structuurondersteunend kleinstedelijk gebied West-Limburg, stedelijk netwerk op provinciaal niveau het rasterlandschap van Gete en Herk en de verspreide kernen van Droog kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau Haspengouw als limburgbijzondere ruimtelijk structuurplan provincie - richtinggevend gedeelte ruimtelijke structuurondersteunend hoofddorp gewenste structuren beschouwd.

kaart 59 hamont

sint-truiden

k op vlaams niveau

lommel

jk gebied

neerpelt-overpelt

mol

teunend kleinstedelijk gebied

bree

k op provinciaal niveau

peer

leopoldsburg

bied op provinciaal niveau maaseik

teunend hoofddorp tessenderlo

rasterlandschap

tessenderlo

penbanden

houthalen

dorpen hasselt

dilsen

beringen

hasselt gebied met kerndorpen ruimtelijk structuurplan provincie limburg stedelijk gebied buiten de provincie gecoördineerde versie 2012 -beringen kaart 59

buiten deberingen provincie

hamont

heusden

sint-truiden

sint-truiden

lommel

neerpelt-overpelt

stedelijk netwerk op vlaams niveau

hasselt -genk

herk-de stadmol

regionaalstedelijk gebied lanaken

leopoldsburg

bree

structuurondersteunend kleinstedelijk gebied

peer

stedelijk netwerk op provinciaal niveau

bilzen

maaseik

maastricht

kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau structuurondersteunend hoofddorp

tessenderlo

borgloon

st-truiden

rasterlandschap tongeren

houthalen

dilsen

beringen

tessenderlo

met dorpenbanden ruimtelijk structuurplangebied provincie limburg september 2002 gebied met kerndorpen stedelijk gebied buiten de provincie

heusden diest 0

4

8

0

20km

maasmechelen 4

diest

8km

hasselt -genk herk-de stad lanaken

GEWENSTE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR bilzen maastricht

omische structuur nste ruimtelijksche ncie limburg structuur

borgloon

st-truiden

tongeren

kaart 63

hamont - achel lommel-neerpelt-overpelt

mol

k van vlaams niveau

werk albertkanaal

jk gebied 0

oort van vlaams niveau

4

8

bree

20km

leopoldsburg

k van provinciaal niveau maaseik

ham

teunend kleinstedelijk gebied

bied

dilsen - stokkem

tessenderlo

economische poort van provinciaal niveau

houthalen - helchteren

hamont - achel

heusden - zolder

lummen

misch knooppunt

diest

structuurbepalend agrarisch gebiednetwerk van economisch albertkanaal minstens provinciaal belang

maasmechelen

zutendaal

e en grondloze landbouw onden en beheerslandbouw allei

regionaalstedelijk gemengde en grondloze landbouwgebied grondgebonden en beheerslandbouw in open vallei economische poort van vlaams niveau fruitstreek stedelijk netwerk van provinciaal niveau grondgebonden landbouw in waardevol landschap

bree lanaken

hasselt-genk leopoldsburg

onden landbouw in waardevol p

structuurondersteunend kleinstedelijk gebied

maastricht

ham alken

ooppunt met sterke rol inzake venterreinen

maaseik

bilzen

opglabbeek

beringen tessenderlo

dilsen - stokkem houthalen - helchteren

sint-truiden

lummen

economisch knooppunt met sterke rol inzake regionale bedrijventerreinen kleinstedelijk gebied stedelijk gebied buiten de provincie

economische poort van provinciaal niveau

economische drager

tongeren

diest

maasmechelen

zutendaal

lanaken

hasselt-genk

0

4

8km

maastricht bilzen

structuurbepalend agrarisch gebied van minstens provinciaal belang gemengde en grondloze landbouw grondgebonden en beheerslandbouw in open vallei fruitstreek grondgebonden landbouw in waardevol landschap economisch knooppunt met sterke rol inzake regionale bedrijventerreinen stedelijk gebied buiten de provincie

30 | PROVINCIE LIMBURG

tessenderl

specifiek economisch knooppunt

heusden - zolder

alken

kaart 63

economische drager stedelijk netwerk van vlaams niveau

ager

nd agrarisch gebied van ciaal belang

8

specifiek economisch knooppunt

lommel-neerpelt-overpelt

mol

Het economisch netwerk Albertkanaal, de economische knooppunten (enerzijds de stedelijke gebieden, anderzijds de specifieke gewenste ruimtelijkeconomische knooppunten), de stedelijke economische structuur netwerken en de grote samenhangende kaart 63 landbouwgebieden zijn de dragers van ruimtelijk structuurplan provincie limburg september 2002 de gewenste ruimtelijk-economische structuur. Bedrijvigheid wordt maximaal stedelijk netwerk van vlaams niveau geconcentreerd in het stedelijk netwerk economisch netwerk albertkanaal Midden-Limburg, in de Kempische As en in regionaalstedelijk gebied de economische knooppunten. Grootschalige gewenste economische poort van vlaams niveau open landbouwgebieden worden bewaard ruimtelijk-economische structuur stedelijk netwerk van provinciaal niveau 0 en versterkt in Noordoost-Limburg en 4 in gewenste ruimtelijkstructuurondersteunend kleinstedelijk gebied Haspengouw. economische structuur ruimtelijk structuurplan provincie limburg kleinstedelijk gebied gecoördineerde versie 2012 - kaart 63

opglabbeek

beringen

oort van provinciaal niveau

buiten de provincie

kaart 59

maasmechelen

diest

k structuurplan provincie limburg september 2002

- kaart 63

gewenste nederzettingsstructuur nederzettingsstructuur

gebied met dorpenbanden

sint-truiden tongeren

diest


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - LITERATUURONDERZOEK

GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR ruimtelijk structuurplan provincie limburg - richtinggevend gedeelte

gewenste toeristischHet toeristisch-recreatief kerngebied wordt recreatieve structuur rond Hasselt en Genk ingetekend, daar er kaart 68 enkele hoogdynamische attractiepolen aanwezig zijn (Bokrijk, Park MiddenLimburg). Verder worden er vier toeristischrecreatieve netwerken van provinciaal toeristisch-recreatief netwerk van vlaams niveau niveau aangeduid, namelijk de Mijnstreek, Haspengouw, Voerstreek en Maasland. toeristisch-recreatief netwerk van provinciaal Hetniveau Kempens Plateau wordt als toeristischrecreatief verwevingsgebied bestempeld door toeristisch-recreatief kerngebied structuurplan provincie deruimtelijk verweving vanlimburg de- richtinggevend open gedeelte ruimte (natuur, landbouw, bos) met de vele toeristisch-recreatieve pool gewenste toeristisch- toeristischrecreatieve infrastructuren en voorzieningen. recreatieve structuur

mijnstreek

snoer van rustgebieden

kaart 68 toeristisch-recreatieve overgang toeristisch-recreatief lijnelement

toeristisch-recreatief netwerk van vlaams niveau toeristisch-recreatief verwevingsgebied van provinciaal niveau toeristisch-recreatief netwerk van provinciaal niveau

maasland

toeristisch-recreatief kerngebied kastelen en hoeven

toeristisch-recreatieve pool

mijnstreek snoer van rustgebieden ruimtelijk structuurplan provincie limburg september 2002

toeristisch-recreatieve overgang voerstreek

toeristisch-recreatief lijnelement

0

4

8

toeristisch-recreatief verwevingsgebied van provinciaal niveau

20km

maasland

GEWENSTE NEDERZETTINGENSTRUCTUUR kastelen en hoeven

voerstreek

0

4

8

20km

De ruimtelijk-agrarische structuur wordt gedifferentieerd in deelgebieden op basis van agrarische mogelijkheden en knelpunten. De ruimtelijk structuurplan provincie limburg - richtinggevend gedeelte grote aaneengesloten landbouwgebieden gewenste ruimtelijkin het het zuiden van de provincie worden agrarische structuurplan provincie limburg prioritair structuur en ruimtelijk maximaal behouden. In de september 2002 kaart 66 fruitstreek wordt ingezet op een gemengde landbouw met een kwalitatieve versterking van de fruitteelt. In Voeren en West-Limburg sterk grondgebonden met wil delandbouw provincie sterke grondgebonden recreatief medegebruik in open waardevol landschapmelkveehouderijen verzoenen met de waardevolle en natuurlijke landschappen. ruimtelijk structuurplan provincie limburg - richtinggevend gedeelte fruitteelt en gemengde landbouw buiten overstromingsgebieden Grondgebonden landbouw heeft in het ruimtelijkMaasland gewenste een blijvende structuurbepalende gemengde grondgebonden veehouderij rol in het open valleilandschap. agrarische structuur sterk grondgebonden melkveehouderij in waardevol natuurlijk landschap

kaart 66

grondgebonden en beheerslandbouw grondgebonden land- en tuinbouw in verweven open ruimten sterk grondgebonden

landbouw met recreatief medegebruik in open waardevol landschap

grondloze landbouw in evenwicht met de ruimtelijke draagkracht

fruitteelt en gemengde landbouw buiten overstromingsgebieden gemengde grondgebonden veehouderij sterk grondgebonden melkveehouderij in waardevol natuurlijk landschap ruimtelijk structuurplan provincie limburg september 2002

grondgebonden en beheerslandbouw grondgebonden land- en tuinbouw in verweven open ruimten

0

4

8

20km

grondloze landbouw in evenwicht met de ruimtelijke draagkracht

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 31


KAARTENATLAS ASPECTEN VAN RUIMTELIJKE EIGENHEID METHODOLOGIE KAARTEN Op de volgende bladzijden presenteren we een overzicht van kaarten die individuele ‘aspecten van regionale eigenheid’ documenteren voor de provincie Limburg. Dit zijn objectieve kaarten gebaseerd op bestaande GIS-lagen en gegevens uit de literatuuranalyse waarmee we de onderdelen van het cultuurlandschap Limburg beschouwelijk in kaart hebben gebracht. We spreken daarbij van aspecten van ruimtelijke eigenheid omdat elk van die onderdelen aanleiding kan zijn om regio’s te onderscheiden op basis van hun ruimtelijke kenmerken. Die regio-indeling zal gebeuren in het volgende hoofdstuk en baseert zich in belangrijke mate op de inzichten uit het hier gepresenteerde kaartmateriaal.

het economische weefsel van bedrijventerreinen, ontginningsgebieden en windturbines, de mobiliteitsstructuur met spoorwegen, wegennetwerk en kanalen, het aanwezige erfgoed (onroerend erfgoedobjecten, het mijnerfgoed, maar ook gegevens uit de Limburgse fietskaart waar de belangrijkste kastelen, abdijen, winden watermolens in kaart worden gebracht) en gegevens over toerisme en landschapsbeleving (toeristische fietsroutes, vakantieparken en specifieke toeristische systemen zoals de toegangspoorten tot het nationaal park, de onthaalpunten in De Wijers, de Greenspots van Haspengouw of de onthaaldorpen van de Maasvallei).

We onderscheiden vier groepen van kaarten. Het fysisch systeem documenteert de (relatief) onveranderlijke fysische lagen van het landschap: de bodem, de topografie en het hydrologisch systeem. Voor de kaart met bodemtypes baseren we ons op de gegeneraliseerde bodemkaart voor Vlaanderen. De reliëfkaart is gebaseerd op het Digitaal Hoogtemodel (DHM) Vlaanderen. De kaart van het watersysteem bevat de waterlopen uit de Vlaamse Hydrografische Atlas, de stilstaande wateren uit de biologische waarderingskaart en de overstromingsgevoelige gebieden (watertoets). De kaarten van het ecologisch netwerk zijn gebaseerd op de biologische waarderingskaart en de daarin opgenomen karteringseenheden voor vegetatietypen, bodembedekking of kleine landschapselementen. Er is gekozen om karteringseenheden te combineren om zo een aantal relevante biotoop- en landschapstypes op kaart te kunnen zetten: de verschillende soorten graslanden, bossen, heide- en duingebieden, ecologische beekvalleien, boomgaarden en kleine landschapselementen. Voor landbouw werden drie kaarten gemaakt. De eerste toont de waarderingsscores van de landbouwtyperingskaart. De andere twee geven een overzicht van het landbouwgebruik, enerzijds via de kaart van de landbouwgebruikspercelen en anderzijds via een kaart met de belangrijkste veeteelt. Hiervoor werden de tellingen van het aantal varkens, runderen en kippen (+ slachtkuikens) per gemeente verwerkt tot een kaart met de belangrijkste concentraties van deze dieren. De bebouwde omgeving bevat een reeks kaarten met heel diverse inhoud, die op basis van relatief objectieve gegevens het woon-, economisch, mobiliteits- en toeristisch landschap van Limburg documenteren. Voor een gedetailleerd overzicht van de gebruikte bronnen verwijzen we graag naar de kaarten in kwestie. Ze tonen achtereenvolgens de bebouwing, de verschillende woonkernen, de aanwezige (kern)voorzieningen zoals winkels, culturele instellingen, scholen en ziekenhuizen,

De kaarten in deze atlas dienen als onderlegger voor de gebiedsindeling, maar tonen ook al heel wat karakteristieken en kernkwaliteiten van bepaalde sub-regio’s van Limburg.

32 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

Kaartenatlas Limburg

Situering Fysisch systeem kaart 1: BODEMTYPES kaart 2: RELIEF kaart 3: WATER

Ecologisch netwerk kaart 1: BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART kaart 2: GRASLANDEN kaart 3: BOSSEN kaart 4: HEIDE, DUINEN EN PIONIERSVEGETATIE kaart 5: VEGETATIE LANGS BEEKVALLEIEN kaart 6: KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN kaart 7: BOOMGAARDEN

Landbouw kaart 1: LANDBOUWTYPERINGSKAART kaart 2: LANDBOUWGEBRUIK VEETEELT kaart 3: PERCEELSGEBRUIK VOOR LANDBOUW

Bebouwde omgeving kaart 1: BEBOUWING kaart 2: WOONKERNEN kaart 3: VOORZIENINGEN kaart 4: ECONOMIE kaart 5: MOBILITEIT kaart 6: ERFGOED kaart 7: TOERISME EN LANDSCHAPSBELEVING

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 33


SITUERING De geschiedenis van Limburg verschilt van de rest van Vlaanderen, de provincie kende een heel aparte historische ontwikkeling. Tot het einde van de 18de eeuw maakte Limburg deel uit van het prinsbisdom Luik en behoorde dus nooit tot de historische Spaanse of Oostenrijkse Nederlanden zoals de andere Vlaamse regio’s. De provincie Limburg grenst als onderdeel van Vlaanderen in het noorden aan de Nederlandse provincie Noord-Brabant, in het oosten aan de Nederlandse provincie Limburg, in het zuiden aan de Waalse provincie Luik en in het westen aan Vlaams-Brabant en Antwerpen. Sedert het vastleggen van de taalgrens in 1963 ligt de gemeente Voeren als Limburgse enclave geklemd tussen de provincie Luik en de Nederlandse provincie Limburg. Over het algemeen grenst Limburg slechts voor 1/4 aan Vlaanderen en voor 3/4 aan de lands- of taalgrenzen. De provincie Limburg telt 42 gemeenten: van middelgrote centrumsteden zoals Hasselt en Genk tot de kleine kerkdorpjes in het zuiden van Haspengouw. Er wonen een goede 876.022 mensen verspreid op een totale oppervlakte van 242.231 ha. Dat is ongeveer gelijk aan het gemiddelde aantal inwoners per km in België, maar beduidend lager dan het gemiddelde cijfer voor het Vlaams Gewest. Het stedelijk gebied Hasselt-Genk vormt het centrum van de provincie. Grote steden die net buiten de provinciegrens vallen, hebben ook een aantrekkingskracht voor de Limburgers: Eindhoven in het noorden, Maastricht en Aachen in het oosten en Luik in het zuiden. Waar Limburg in Vlaanderen een perifere provincie is, vormt ze in West-Europa zo het hart van de Euregio Maas-Rijn. Ondanks zijn rijke geschiedenis kende Limburg vaak een tragere ontwikkeling dan de rest van Vlaanderen. Er werd in het verleden dan ook meermaals expliciet ingezet op economische en technologische ontwikkelingen om de provincie te ondersteunen. Maar Limburg is ook de groenste provincie van Vlaanderen en claimt steeds meer een voortrekkersrol wat betreft klimaatambitie, biodiversiteit en milieubeleid. Ook het toerisme is een factor van betekenis, met als trekpleisters het fietsroutenetwerk, de vele vakantieparken en B&B’s, Bokrijk, het mijnerfgoed, de uitgestrekte natuurgebieden en zoveel meer.

34 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

0

5

10

15

20

25 Km

Eindhoven

Weert (NL)

Lommel Pelt

Mol Bosland

Kempen-Broek

Bree

Geel

Maaseik

Duinengordel Beringen

De Merode

Maas

E313 Nationaal Park Hoge Kempen

De Wijers

Diest

Bokrijk

Genk

E314

Sittard (NL)

Maasmechelen

Demer Albertkanaal Hasselt

Bilzen Maastricht (NL) Sint-Truiden Haspengouw Tienen Aachen

Tongeren

Voerstreek

Liège

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 35


36 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

Fysisch syteem

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 37


Fysisch systeem

Het fysisch systeem is het geheel van de eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, geologische ondergrond, reliëf, bodem, oppervlakte- en grondwater. Het vormt de basislaag waarop natuurlijke en agrarische structuren, nederzettingsstructuren en ruimtelijk-economische structuren zijn geënt. Een fysisch systeem kan bepaalde menselijke activiteiten bevorderen of beperken. Daarbij is bijvoorbeeld in het verleden de bodemvruchtbaarheid van groot belang geweest. Ook voor de ontwikkeling van ecosystemen is de bodem sturend. Het fysisch systeem is niet enkel ruimtelijk structuurbepalend, maar heeft ook een belangrijke productieen voorraadfunctie. De verstoring van het milieu vermindert de mogelijkheden voor een duurzaam en waardevol gebruik van deze functies. De productiefunctie omvat de productie van kwaliteitsvol gronden oppervlaktewater en van landbouwproducten. Daarnaast vormt het de basis van ecosystemen, dat heeft in Limburg geleid tot een relatief grote biodiversiteit. De productie van water heeft in Limburg een bijzondere betekenis in vergelijking met de andere Vlaamse provincies. De waterlopen ontspringen bijna altijd in Limburg zelf en Limburg is voor zijn drinkwater bijna volledig afhankelijk van grondwater dat door het Limburgs milieu wordt geproduceerd. De fysische voorraadfunctie bevat de reserves van delfstoffen, van water en van vruchtbare bodems. Ontginningen van delfstoffen en van de vruchtbare bodemvoorraad zijn gelimiteerd tot de bestaande reserves, wat niet geldt voor de waterproductie, waarvan de beperking in relatie staat met de hydrologische cyclus en met de waterkwaliteit. Op basis van het fysisch systeem en door de diverse Limburgse bodems zijn vele indelingen mogelijk. Samenvattend komen in Limburg 2 duidelijke systemen voor: de Kempen en Haspengouw, gescheiden door de Demervallei en verbonden door de Maas. Limburg wordt geomorfologisch noord-zuid opgedeeld zand-leem), hydrografisch oost-west (Scheldebekken-Maasbekken).

38 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

BODEMTYPES

0

5

10

15

20

Zand

Zandleem

Leem

Gebruikte bronnen - Fysische systeemkaart (toestand 1996), volgens omschrijving fysische systeemeenheid (© VLM 2010)

Legenda : Limburg valt onder te delen in 3 grote bodemtypes. In het zuiden is er de vruchtbare leembodem en zandleembodem, in het centrum en noorden overwegend een zandbodem. De verschillende rivierstructuren en beekvalleien vallen af te lezen dankzij het leemachtige sediment dat zij afzetten.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 39

25 Km


Fysisch systeem RELIEF

0

5

10

15

20

Vlakte van Bocholt

Kempens plateau

Maasland

steilrand

Tertiare kempen Demervlakte

Haspengouw

Voeren

Gebruikte bronnen - Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen (© VMM 2006), eigen bewerking

Het reliëf van Limburg wordt gedomineerd door het Kempens Plateau. Dit helt zachtjes af in het zuidwesten en het noorden, in het oosten wordt het plateau begrensd door een steilrand die de overgang maakt naar de Maasvallei. Ongeveer de helft van deze steilrand situeert zich in het Nationaal Park Hoge Kempen. De Tertiaire Kempen hebben een specifieke structuur die samenhangt met de afwatering van het Kempisch Plateau en de aanwezigheid van een reeks getuigenheuvels. Het Maasland wordt gevormd door de Maasvallei, een vrij smalle, relatief laaggelegen strook langs de Maas, afgeboord door plateaus aan beide kanten. Ten slotte onderscheiden we Haspengouw en Voeren door zijn vruchtbare bodems op een complex van dalen, hellingen en plateaus. 40 | PROVINCIE LIMBURG

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

WATER

0

Kanaal Bochelt-Herentals

5

10

15

20

Warmbeek

Abeek

Grote Nete

Grote Laak

jn sli ng di ei ch

s er at

w

Zuid-Willemsvaart

Zwarte Beek

Bosbeek

Mangelbeek

Maas

Stiemerbeek

Albertkanaal Herk

Gete

Kanaal Briegden -Neerharen

Demer

Melsterbeek

Mombeek

Cicindria

er

vt

wa Molenbeek

i

eid

h sc

n

lij

s ng

Jeker

Voer

Gebruikte bronnen - Vlaamse Hydrografische Atlas, Waterlopen (toestand 2017) (© VLM 2017) - Overstromingsgevoelige gebieden (watertoets) (toestand 2017), volgens overstromingsgevoeligheid (© VLM 2017) - Grootschalig Referentiebestand (GRB) - Wga (© agentschap Informatie Vlaanderen 2019)

Legenda : Kanaal Rivieren en beken Risicozone voor overstromingen Plassen en vijvers Scheidingslijn stroomgebied Maas & Schelde

De rivier- en beekvalleien in Limburg vormen per stroombekken een aaneensluitend netwerk van natte natuurelementen. Zij hebben doorheen de jaren allerlei activiteiten gestructureerd zoals de ligging van kernen, de plaats van recreatiegebieden en de aanwezigheid van natuurwaarden. Het Kempens Plateau verdeelt Limburg onder in twee grote stroomgebieden (waterschei). In het noorden en oosten wateren de rivieren af naar het Maasbekken, ten westen en zuiden stromen de rivieren parallel en geleidelijk af richting Demer en het Scheldebekken. In Zuid-Limburg vinden we veel puntbronnen terug, waar het water ontspringt dat op de plateaus infiltreert.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 41

25 Km


42 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

Ecologisch netwerk

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 43


Ecologisch netwerk

Het ecologisch netwerk vormt de samenhang van alle ruimten met een natuurlijk karakter zoals bossen, moerassen, heiden, graslanden en beekvalleien. Limburg wordt met reden Vlaanderens ‘groene provincie’ genoemd. Veruit de grootste aaneengesloten bos- en heidegebieden van Vlaanderen zijn hier terug te vinden. Daarnaast bezit Limburg een groot aandeel van de Vlaamse biologisch waardevolle gebieden, de natuurreservaten en de Europees belangrijke natuurgebieden. Voor dieren en planten vormt Limburg de oostelijke toegangspoort en de voornaamste of enige thuishaven in Vlaanderen. De biologisch waardevolle en zeer waardevolle gebieden beslaan in Limburg 30% van de totale oppervlakte van de provincie. Dat is anderhalve keer zoveel als voor heel Vlaanderen. Limburg is daarenboven bosrijk. Volgens de Vlaamse boskartering van begin jaren negentig was iets meer dan 56.000 ha van Limburg bedekt door bos. De Limburgse bosindex bedraagt daarmee 23%, tegenover 9% voor Vlaanderen. Meer dan de helft van die bossen zijn naaldhoutbossen. Alhoewel Limburg de omvangrijkste boscomplexen van Vlaanderen heeft, is het bosareaal ook hier sterk versnipperd, zowel fysisch als in eigendomsstructuur.

44 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART

0

5

10

15

20

Grote Heide

Sahara

Kempen-Broek

Bosland

Kamp van Beverlo

Vallei van de Zwarte Beek

Duinengordel

Averbode - Gerhagen Tenhaagdoornheide De Teut De Wijers Schulensmeer

Bokrijk

Mombeekvallei

Nationaal Park Hoge Kempen De Maten

Munsterbos

Voerstreek

Legenda :

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens biologische waardering (© Inbo 2016)

Biologisch minder waardevol Complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen Complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch waardevol Complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch zeer waardevol Faunistisch belangrijke gebieden

De Biologische Waarderingskaart (BWK) en Natura 2000-habitatskaart zijn een gebiedsdekkende inventarisatie van het biologische milieu en de bodembedekking van het Vlaamse Gewest. Een inkleuring in groentinten duidt op de biologische en natuurlijke waarde van het milieu. Ook worden Europees beschermde habitattypen en Vlaamse regionale biotopen opgenomen. In Limburg liggen veel natuurreservaten die als biologisch waardevol of zeer waardevol worden beschouwd. Uitschieters hiervan bevinden zich op het Kempens Plateau; het Nationaal Park Hoge Kempen (als enige in Vlaanderen), de grote groenstructuren in Midden-Limburg en de heide- en bosgebieden rond het militair domein Leopoldsburg. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 45

25 Km


Ecologisch netwerk GRASLANDEN

0

5

10

15

20

Kempen-Broek

Vallei van de Zwarte Beek

De Wijers

Demervallei

Demervallei Vallei van de Herk

Voeren

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: ha, hc, hf, hj, hm, hn, hp, hr, hu

Legenda : Droge graslanden Natte graslanden

46 | PROVINCIE LIMBURG

Graslanden zijn gebieden van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen en kruiden. Ze kunnen grofweg worden opgedeeld in twee gebruiken, namelijk grasland in natuurreservaten met een biologische waarde en graslanden die worden ingezet in het landbouwgebruik. Door de aanwezigheid van gespecialiseerde melkveehouderijen worden in het noordoosten van Limburg en in Voeren de graslanden voornamelijk ingezet voor veeteelt, als weiland of hooiland. Rond de verschillende riviervalleien in Zuid-Limburg, en het bijzonder de Wijers, zijn er veel natuurlijke natte en droge graslanden terug te vinden.

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

BOSSEN

0

5

10

15

20

Grote Heide

Kempen-Broek

Bosland

Kamp van Beverlo

Duinengordel Averbode - Gerhagen

Bokrijk

Nationaal Park Hoge Kempen

Nieuwenhoven

Bosreservaten Voeren

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: la, lh, ls, n, pa, pi, pm, pop, pp, q, qa, qb, qs, v, va, vc, vf, vm, vn, vo, vr, vt

Legenda : Naaldbossen Bosaanplant Gemengde en loofbossen

Limburg is bosrijk. In de Vlaamse boskarteringskaart van begin jaren negentig werd er iets meer dan 56.000 ha van Limburg bedekt door bos. De Limburgse bosindex bedraagt daarmee 23%, tegenover 9% voor Vlaanderen. De Limburgse bossen bestaan voornamelijk uit naaldhoutbossen ter hoogte van het Kempens Plateau door de zandachtige ondergrond en de aanplanting ervan in functie van mijnbouw. In West-Limburg bevinden zich kleinere broekbossen en uitgestrekte populierenplantages in de beekvalleien. Bosarm Zuid-Limburg heeft enkele grotere bossen maar bestaat voorts uit weinig draagkrachtige of biologisch waardevolle bosstructuren. In Haspengouw strekken populierenbossen zich als linten uit langs de beekvalleien. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 47

25 Km


Ecologisch netwerk HEIDE, DUINEN EN PIONIERSVEGETATIE

0

5

10

15

20

Grote Heide

Hageven

Sahara

Kattenbos

Kamp van Beverlo

Duinengordel Donderslagse Heide

Heiderbos De Teut en Ten Haagdoornheide Mechelse Heide

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) - volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: cd, ce, cg, cm, cp, cv, dm, ku

Legenda : Droge heide Verboste droge heide Gedegradeerde heide Stuifduinen Pioniersvegetatie

48 | PROVINCIE LIMBURG

Op het Kempens Plateau liggen veruit de grootste, nog relatief aaneengesloten natuurgebieden van heel Vlaanderen. Zij liggen geclusterd in 3 complexen van (berken)bossen- en heidegebieden op de waterscheidingslijn tussen Maas- en Scheldebekken. Door de sterke erosie vormen de voedselarme dekzanden de basis van het typisch Kempens droge heidelandschap.

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

VEGETATIE LANGS BEEKVALLEIEN

0

5

10

15

20

Warmbeek

Grote Nete

Dommel

Abeek

Zwarte beek Bosbeek

Mangelbeek

Maas

Gete

Demer

Melsterbeek

Mombeek

Herk Jeker

Voer

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: hf, hj, hm, hu, la, lh, ls, mc, md, mk, mm, mr, ms, sf, sm, so, v, va, vc, vf, vm, vn, vo, vr, vt

Legenda : Populieren Moeras en moerasbossen Natte graslanden

We merken op dat de rivierstructuren en beekvalleien over het algemeen goed afleesbaar zijn aan de hand van hun bijzondere vegetatie. Rond de rivieren die zuidwestelijk afwateren naar het Demerbekken (Zwarte Beek, Mangelbeek) zijn er veel moerassen en natte bossen terug te vinden. Deze drassige gebieden zijn grotendeels bewaard gebleven door hun slechte toegankelijkheid en hebben een grote natuurlijke en ecologische waarde als habitat voor verschillende zeldzame (vogel)soorten. Dit geldt evenzeer voor de Abeek-, Bosbeek-, en Dommelvallei in Noord-Limburg die gekenmerkt worden door moerassen, broekbossen en laagveenvegetaties. In Vochtig Haspengouw spreiden de drassige gronden zich verder uit rond de beekvalleien, wat regelmatig zorgt voor wateroverlast. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 49

25 Km


Ecologisch netwerk KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: kb, kh,

Legenda : Houtkanten, hagen, poelen, bomenrijen, bosjes, holle wegen, houtwallen zijn allemaal voorbeelden van kleine landschapselementen die vroeger een belangrijke functie vervulden die ze vandaag vaak verloren zijn. Poelen maken plaats voor drinkbakken en hagen en houtkanten worden vervangen door afrasteringen. Niet enkel zijn ze belangrijk voor het uitzicht van het landschap, maar fungeren ook als schuilplaats of uitkijkpost voor verschillende kleine diersoorten en insecten en werken als stapsteen of beschutte verbinding tussen de natuurgebieden. We zien deze kleine landschapselementen geconcentreerd voorkomen rondom de beekvalleien en het gebied De Wijers en in het noorden van Limburg. 50 | PROVINCIE LIMBURG

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

BOOMGAARDEN

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: kj, kl

Legenda : Laagstamboomgaarden Hoogstamboomgaarden

Zoals deze kaart duidelijk te lezen geeft bevinden de Limburgse boomgaarden zich overwegend in Zuid-Limburg, Haspengouw. Dit unieke landschap vindt zijn oorsprong in de vruchtbare leemgronden. Al van oudsher maakte een kleine boomgaard deel uit van het boerenbedrijf als graasplaats voor het vee. Pas eind 19de eeuw, na het uitbreken van de graancrisis schakelden boeren over van akkerteelt naar fruitteelt. Rond 1930 bereikt het aantal hoogstamboomgaarden zijn hoogtepunt, maar door de professionalisering en landbouwintensivering werden de hoogstamboomgaarden systematisch vervangen door de makkelijk plukbare laagstamboomgaarden. De veelheid aan boomgaarden en de bloesemperiode blijft tot op de dag van vandaag een van de belangrijkste kenmerken van deze regio. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 51

25 Km


52 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

Landbouw

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 53


Landbouw

De Limburgse land- en tuinbouw vormt naast de natuurpracht één van de meest belangrijke en beeldbepalende sectoren die een grote invloed uitoefenen op zowel het landschap als de identiteitsvorming. Daarboven concureert de Limburgse land- en tuinbouw op wereldschaal en creëert met een 3000tal bedrijven een tewerkstelling voor ongeveer 8000 mensen. De land- en tuinbouwbedrijven gebruiken grond voor het oprichten van bedrijfsgebouwen, het telen van gewassen en het houden van vee. In Limburg zijn ze de grootste grondgebruiker, namelijk 46% van de totale oppervlakte van de provincie is voorbestemd voor land- en tuinbouw.

54 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

LANDBOUWTYPERINGSKAART

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Landbouwtyperingskaart Vlaanderen - volgens waardeklasse (© VLM 2004)

Legenda : Klasse 1 (hoogste waardering) Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4 Klasse 5 (laagste waardering) Klasse 6 (geen landbouwgebruik)

De Vlaamse landbouwtyperingskaart werd voor het eerst opgemaakt in 1999 door de VLM en geeft een waardering mee van de landbouwpercelen in een deelgebied. Daarbij worden vier parameters gebruikt: bodemgeschiktheid, bemestingsnormen, perceelskenmerken (bv. oppervlakte, hellingsgraad, ...) en bedrijfskenmerken (vb. vergrijzingsgraad, hoofdinkomen, ...). De kaart voor Limburg toont duidelijk de belangrijkste landbouwgebieden als plekken met een hoge waardering: Haspengouw (in het bijzonder Droog Haspengouw en de Demervallei), het noordoosten van de provincie (streek rond Peer, Pelt, Bocholt, Kinrooi) en de Voerstreek. Ook in de Maasvallei zijn er goed gewaardeerde landbouwpercelen aanwezig.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 55

25 Km


Landbouw PERCEELSGEBRUIK VOOR LANDBOUW

0

GRASLAND, MAIS EN GROENTEN

5

10

15

20

GROENTEN EN TUINBOUW

HOUT

GRASLAND

FRUITSTREEK

AKKERBOUW

GRASLAND

Legenda :

Gebruikte bronnen - Landbouwgebruikspercelen LV - volgens gewasgroep (© Departement Landbouw en Visserij, 2019)

Niet overal in Limburg is de land- en tuinbouw even sterk aanwezig. Onder invloed van de Kempische Steenkoolmijnen in Midden-Limburg nam het aandeel van land- en tuinbedrijven er drastisch af in de vorig eeuw. Anderzijds kende de sector een doorgedreven professionalisering en specialisering, gekenmerkt door het bodemtype dat aanwezig was in de welbepaalde regio’s. Vandaag kunnen we dan ook twee grote landbouwstreken onderscheiden. Enerzijds is er ten zuiden van Hasselt de regio Haspengouw-Voeren, met een sterke specialisatie in fruitteelt en akkerbouw op vruchtbare leemgronden. Anderzijds onderscheiden we in het noordoosten van de provincie de regio Kempen & Maasland, met een kenmerkende aanwezigheid van intensieve veehouderijen en groenteteeltbedrijven op de zand en droge zandleemgronden. 56 | PROVINCIE LIMBURG

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

LANDBOUWGEBRUIK - VEETEELT

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Provincies in Cijfers - VLM gemeentestatistieken - Landbouwgebruikspercelen LV - volgens gewasgroep (© Departement Landbouw en Visserij, 2019) - code landbouwinfrastructuur

Legenda : Varkens Runderen Legkippen en slachtkuikens

Ook veeteelt concentreert zich vooral in de grote landbouwstreken van Haspengouw en Kempen & Maasland. In het noord-oosten van Limburg, tussen Pelt, Peer en Kinrooi, is een streek die gekend staat voor zijn intensieve veeteelt met runderen, varkens en kippen. Hier bevindt zich veruit de grootste aantallen aan vee. In Haspengouw ligt de intensieve veeteelt meer verspreid, met varkens en kippen vooral in Zuid-Haspengouw en runderen iets meer in de Demervallei. Voeren tenslotte staat bekend om zijn melkvee.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 57

25 Km


58 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

Bebouwde omgeving

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 59


Bebouwde omgeving BEBOUWD WEEFSEL Het bebouwd weefsel wordt bepaald door de patronen van alle bebouwingsvormen, de bijbehorende wegen of straten en percelen. In de verstedelijkte gebieden onderscheidt men de meer traditionele nederzettingsstructuren, zoals de stadskern, de stadsrand en de perifere ontwikkelingen of meer recent ontwikkelde netwerkstructuren met meerdere knooppunten en een grote verscheidenheid aan verschillende dichtheden. In de open ruimte treft men de traditionele woonkernen, hoofddorpen, gehuchten, woonclusters, woonlinten en de perifeer bebouwde landschappen aan. De bebouwing omstreeks 1850 toont de nederzettingsstructuur zoals ze eeuwenlang en heel traag uit een voornamelijk agrarische traditie tot stand is gekomen. In de volgende honderd jaar zal deze structuur grondig wijzigen, niet in het minst door de bijna exponentiële groei van de bevolking en de woonbehoefte die hiermee samenhangt. De historische bebouwing in Limburg is voornamelijk geconcentreerd in talrijke kleine dorpen en slechts in een beperkt aantal kleine steden.

Tuin- en verkavelingswijken in Zwartberg en Waterschei (Genk)

Het historische stadscentrum en de randwijken van Hasselt

Het centrum en het verkavelingslandschap van Lommel

Het industrielandschap aan het Albertkanaal in Genk-Zuid

Het strokenlandschap met lineaire bebouwing tussen de beekvalleien in Beringen

De landelijke dorpjes van de Voerstreek

Lintbebouwing en dorpen in Vochtig Haspengouw

Het historische centrum en de randwijken en bedrijventerreinen van Sint-Truiden

De compacte kerkdorpen van Droog Haspengouw

60 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Grootschalig Referentiebestand (GRB) - gebouw aan de grond (© agentschap Informatie Vlaanderen 2019)

De verstedelijking in Noord-Limburg wordt vooral gevoed onder impuls van verschillende nieuwe ontwikkelingen zoals de kanalen en de industrie (mijn, zand, zink). Ze ontwikkelen zich rond de belangrijkste lijninfrastructuren. In Midden-Limburg ontpoppen enkele ‘newtowns’ temidden van natuurlijke en voorheen onbebouwde landschappen met oog op het bieden van onderdak voor de vele mijnwerkers en arbeiders. In Noord-Haspengouw is door het fijnmazig net van beekvalleien met hun overstromingsgebieden weinig kernvorming ontstaan, maar ontwikkelden zich vele linten. Samen met hagen en houtkanten geven ze deze streek een typisch rasterlandschap. De kernstructuur van de kerkdorpen zijn wel goed zichtbaar gebleven in Zuid-Haspengouw, Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 61

25 Km


Bebouwde omgeving GEMEENTEN EN NEDERZETTINGSSTRUCTUUR

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Bebouwde kern 2006 - Grootschalig Referentiebestand (GRB) - gebouw aan de grond (© agentschap Informatie Vlaanderen 2019)

In Haspengouw valt een dicht netwerk van vooral kleinschalige dorpskernen op, met enkel Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen en Hasselt als hoofdkernen. In Noord-Limburg is het aantal kernen beperkter, maar zijn ze veel groter in omvang. Dit is te verklaren door de historische groei en de ondergrond: door de vruchtbaarheid van de bodem in Haspengouw was er minder bodem nodig om een dorp te onderhouden met voedsel, bovendien werden de dorpen heel compact gebouwd om zo weinig mogelijk vruchtbare bodem in te nemen. In de Kempen was de situatie min of meer omgekeerd en zijn er in vergelijking minder kernen, maar met een veel meer uitgespreide bebouwing. De bebouwing tussen de kernen is ook verschillend per regio: in Droog Haspengouw is er amper lintbebouwing, in Vochtig Haspengouw veel meer en zijn alle kernen onderling verbonden met linten. De dorpen en steden in de Maasvallei kennen ook veel lintbebouwing en klitten aaneen tot één grote lineaire structuur. De ‘verstedelijkte band’ van Limburg, die loopt van Tessenderlo tot Maasmechelen, is relatief recent ontstaan en kent enorm veel verkavelingen en linten, waarbij de grens tussen kern en randwijken soms moeilijk vast te stellen is.

62 | PROVINCIE LIMBURG

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

VOORZIENINGEN

0

5

10

15

20

Gebruikte bronnen - Database handelsvoorzieningen Locatus (© Locatus 2017) - volgens groep - Database voorzieningen in Vlaanderen (© VITO 2016) - volgens type

Legenda : Handel: dagelijkse producten

Ziekenhuis

Handel: mode

Sociale voorzieningen

Onderwijs

Culturele voorzieningen

Publieke voorzieningen

Deze kaart toont een selectie van centrumvoorzieningen: winkels die typisch in een kernwinkelgebied zijn terug te vinden, scholen, ziekenhuizen, culturele en sociale voorzieningen (ontmoetingscentra e.d.). Een aantal centra springen er duidelijk uit met een compact en uitgebreid voorzieningenaanbod (Sint-Truiden, Tongeren, Hasselt, Lommel, Maaseik, Bree). Heel wat verstedelijkte gebieden blijken dan weer geen duidelijk centrumgebied te hebben: Lommel, Genk, Maasmechelen en omgeving, en vooral de hele zone tussen Leopoldsburg en Zonhoven. Ondanks hun kleinschaligheid, blijkt uit de kaart dat ook heel wat dorpjes toch beschikken over een (beperkt) aantal voorzieningen. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 63

25 Km


Bebouwde omgeving ECONOMIE

0

Zandwinning Noord-Limburg Kanaal Bocholt-Herentals

5

10

15

20

IJzeren Rijn

Nolimpark

Kristalpark

Zuid-Willemsvaart

Ravenshout Grindwinning Maasvallei

Koolmijnen Kempens Bekken E314

Albertkanaal Genk Zuid

E313

Gebruikte bronnen - Bedrijventerreinen Vlaanderen (© Agentschap Innoveren & Ondernemen 2019) - Stedenbouwkundig vergunde windturbines (MercatorNet) (© Departement Ruimte Vlaanderen 2013) - Grootschalig Referentiebestand (GRB) - gebouw aan de grond (© agentschap Informatie Vlaanderen 2019) - eigen onderzoek

Legenda : Windturbine Industrieterrein Mijnsite Zand- en grindwinning Mergelstreek

64 | PROVINCIE LIMBURG

Samen met het Albertkanaal en het Kanaal Bocholt-Herentals vormen de E313 en E314 de belangrijkste zwaartepunten van economische ontwikkeling in Limburg. Hoewel de lokale bedrijventerreinen zeer verspreid aanwezig zijn bevinden de regionale bedrijventerreinen (Genk, Ravenshout en Houthalen) zich vooral langs de grote invalswegen. Ook in het Maasland vinden we een strook van bedrijventerreinen terug. In het zuiden van Limburg zijn er twee kleine economische clusters in Sint-Truiden en Tongeren. In heel Limburg worden er momenteel economische campussen uitgebouwd op voormalige mijnsites (bijv. Thor, C-mine, Greenville) of andere bedrijventerreinen (bijv. Corda, Bikevalley, Bioville). Deze zetten met specifieke thema’s in op innovatie en moeten pioniersbedrijven aantrekken.

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

MOBILITEIT

0

Kanaal Bocholt-Herentals

5

10

15

20

IJzeren Rijn

N71

Hamont

N71 Neerpelt Overpelt

Lommel

N73

Zuid-Willemsvaart

Leopoldsburg N74 Noord-zuid verbinding

Beverlo

N78 Beringen

E313

Heusden

Maas

Zolder

N72

N75

Zonhoven E314

N74 Genk

Schulen Kievit N2

Bokrijk

E314

Albertkanaal

N78

Hasselt Diepenbeek

Alken Bilzen N80

N20

Sint-Truiden

N79

N79

N3

E313

Tongeren

N20

Gebruikte bronnen - Wegenregister (© Agentschap Informatie Vlaanderen 2019), volgens LBLWEGCAT - Railway & Railway stop - eigen onderzoek

Legenda : Vliegveld Spoorweg en treinstation Waterweg Autosnelweg Primaire / secundaire weg

Limburg, als uithoek van Vlaanderen en op een boogscheut van Eindhoven, Maastricht en Luik, staat erom bekend niet altijd over even hoogwaardige ontsluitingsmogelijkheden te beschikken. De verspreide bebouwing, verlinting en het beperkte openbaar vervoersaanbod hebben de toenemende autoafhankelijkeid in de hand gewerkt. De steen- en snelwegen zijn uitgegroeid als het dominante netwerk, terwijl het beperkte spoorwegennet een relatief klein aanbod aan treindiensten kent. Het is voornamelijk gefocust op pendelaars richting Brussel en Antwerpen, maar is door zijn lage frequentie weinig attractief voor kortere verplaatsingen. Momenteel lopen er twee belangrijke dossiers met een grote invloed op de toekomstige mobiliteit in Limburg, namelijk de Noord-Zuid verbinding en het Spartacusplan. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 65

25 Km


Bebouwde omgeving ERFGOED

0

5

10

15

20

25 Km

Abdij Achelse Kluis

Maaseik Commanderij Gruitrode Beringen Zolder Averbode Houthalen

Zwartberg

Eisden Waterschei

Winterslag Herkenrode

Bokrijk

Hasselt

Alden Biesen

Sint-Truiden Borgloon

Tongeren

Commanderie Duitse Orde

Gebruikte bronnen - Kom opladen in Limburg - fietskaart (© Toerisme Limburg 2020) - eigen verwerking - Erfgoedobjecten (© Agentschap Onroerend Erfgoed 2019) - eigen onderzoek

Legenda : Kasteel

Terril

Abdij

Tuinwijk

Historische watermolen

Bouwkundig erfgoed

Historische windmolen

Kolenspoor

(Voormalige) mijnsite

66 | PROVINCIE LIMBURG

Limburg kent een rijke en gevarieerde geschiedenis door de verschillende economische en technologische ontwikkelingen die er hebben plaatsgevonden. Over het algemeen is het erfgoed zeer verspreid aanwezig binnen de provincie. Op bovenstaande kaart kunnen we aflezen dat het kastelen en abdijenlandschap zich voornamelijk in het zuiden van de provincie bevindt. Dit is te danken aan de vruchtbare leemgronden met rijke oogsten als gevolg. Ook de Maasvallei bevat heel wat ‘rijk’ erfgoed. Het patrimonium in Midden-Limburg wordt gekenmerkt door de restanten van de mijnindustrie zoals de terrils, mijnschachten en tuinwijken. In het noorden vinden we de Teutendorpen terug en ook opvallend veel historische wind- en watermolens.


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - KAARTENATLAS

TOERISTISCHE REGIO’S

0

5

10

15

20

25 Km

Over bieren, kazen en Teuten Center Parcs Vossemeren

Fietsen door de bomen in Bosland

Oostappen Parelstrand

Sahara

Kattenbos Glooiende heidelandschappen en zandvlaktes

Smeetshoeve

Dommelvallei

Oostappen Blue Lake

Luysmolen

Clootsmolen De Grote Hof

Park De Lage Kempen

Mariahof

Woutershof Kessenich

Pijnven

Center Parcs Erperheide

In den Brand

Van mijnschacht naar natuurpracht

De Wissel Park Molenheide

Aldeneik

Voorshoven

Commanderij Gruitrode

Tösch-Langeren Bergerven

be-MINE

Elen Vakantiepark Hengelhoef Vakantiepark Houthalen-Helchteren

Station As

Kelchterhoef

LaBiomista

Bolderberg Natuur en oorlogsherinneringen

Camping Heidestrand

Heidestrand

Leut

Thorpark Bokrijk-Kiewit

De Maten

Herkenrode

Langs heide en weidse vergezichten

C-mine Kattevennen

Schulensbroek

Munsterbos

Van Hasselt naar Fietsen door het Water in Bokrijk

Mechelse Heide Camping Kikmolen

Lieteberg

Sunclass Sonnevijver

Park Mooi Zutendaal

Camping Jocomo Park

Oud-Rekem

Pietersheim Door het mooiste dorp en magisch Maastricht

Nieuwenhoven Boomgaarden, bossen en kastelen

Stokkem

Connecterra

Camping Heerenlaak

Trappen voorbij hoge duinen en grote grazers

ZLDR Luchtfabriek GreenVille

Van het witte stadje tot Maaslandse renaissance

De Kieper

Vrijhem

Alden Biesen

Zammelen Rullingen

Mettekoven

Voeren monumentaal Grootloon Heks

Fietsen langs tumuli

Land van druiven en mergel

Van fruit tot stroop

Legenda : Greenspots Haspengouw

Onthaalpunten Kempen-Broek

Toegangspoorten Nationaal Park Hoge Kempen

Toegangspoorten Bosland

Mijnsites

Toeristische fietsroutes 2020

Onthaalpunten De Wijers

Landschapsparken

Toegangsdorpen Maasvallei

Vakantieparken en grote campings

In en rond de oudste stad van ons land

Gebruikte bronnen - Kom opladen in Limburg - fietskaart (© Toerisme Limburg 2020) - eigen verwerking - Biologische waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart (toestand 2016) volgens karteringseenheid 1 (© Inbo 2016), codes: kj, kl - eigen onderzoek

De Limburgse natuur-, bos- en watergebieden en de cultuurhistorische steden hebben een aanzienlijke toeristische aantrekkingskracht. De laatste jaren is er hard gewerkt en ingezet op de identiteitsvorming van deze gebieden. Duidelijke toegangspoorten bakenen het Nationaal Park Hoge Kempen af, net zoals de toegangsdorpen het gezicht vormen van de Maasvallei. In Haspengouw worden de mooiste plekjes als must-see ‘Greenspots’ vastgepind. Elke streek heeft zijn eigen manier en identiteit. In stippellijn werden ook de toeristische fietsroutes aangeduid die door Toerisme Limburg werden uitgewerkt in de fietskaart van 2020 en elk een eigen stempel en identiteit hebben meegekregen. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 67


SYSTEEMANALYSE: RUIMTELIJKE REGIONALE EIGENHEID IN HET LIMBURGS CULTUURLANDSCHAP METHODOLOGIE Om de ruimtelijke regionale eigenheid van een provincie als Limburg te vatten, moeten we kijken naar de ruimte als cultuurlandschap. Zo’n cultuurlandschap is gelaagd geheel van fysische en natuurlijke elementen, maar ook heel veel menselijke ingrepen: van infrastructuren tot landgebruik. Om in dit cultuurlandschap regionale eigenheden te identificeren, kunnen we dus niet enkel naar het fysische systeem kijken, maar moeten we onze blik verruimen naar de vele culturele lagen die erin voorkomen: bebouwing, vervoersnetwerken, nutsvoorzieningen, landbouwgebruik, ... Het schema hieronder toont een systemische benadering van het cultuurlandschap in al zijn lagen en dimensies. Aan een kant wordt dit landschap nog steeds sterk bepaald door het geheel van landschapseenheden: combinaties van bodem, reliëf, water en natuur. De kaarten van de Grote Landschappelijke Eenheden (GLE’s) of de Traditionele Landschappen tonen hoe vanuit dit perspectief een indeling kan uitgewerkt worden. Een complex ruimtelijk geheel als de provincie Limburg laat zich echter niet enkel vatten vanuit het oogpunt van landschapseenheden. Daarmee zouden heel wat historische, bouwkundige, economische en functionele relaties en eigenheden onderbelicht blijven. Een tweede invalshoek om het cultuurlandschap te vatten, vetrekt daarom van ruimtelijke netwerken en relaties. In deze studie hebben we dit perspectief verder onderzocht door te kijken naar vier ruimtelijk-functionele systemen: het economisch systeem, het woonsysteem, het toeristisch systeem en het agrarisch systeem. Elk van de vier systemen lichten we toe op de volgende bladzijden. We maken telkens een systeemkaart voor de hele provincie Limburg, en proberen dan regionale systemen en eenheden af te bakenen.

Deze focus op zowel landschapseenheden als ruimtelijke netwerken toont duidelijk dat ruimtelijke regionale eigenheid heel wat dimensies heeft. Afhankelijk van het perspectief (natuur, economie, wonen, toerisme, ...) ontstaan er andere eenheden en logica’s. Dit inzicht wordt bevestigd door de verschillende systeemkaarten. Daarom werd er besloten om in deze studie niet te zoeken naar één overkoepelende en gebiedsdekkende gebiedsindeling, maar een drielagige benadering te volgen. Deze wordt op de laatste bladzijden van dit tussentijds rapport getoond. De eerste laag is daarbij die van de landschapseenheden. Een tweede laag leunt aan bij elementen die in het woon- en het toeristisch systeem werden geïdentificeerd en die we herleid hebben tot een aantal toonaangevende historisch-morfologische eenheden. Dit zijn gebieden in Limburg die vanuit een gezamenlijke historische achtergrond een aantal bouwkundige of morfologische kenmerken delen en waarrond ook een duidelijke identiteit is blijven bestaan. De derde laag leunt aan bij het economisch en agrarisch systeem en distilleert de belangrijkste economisch-functionele systemen in Limburg. Elk van die systemen bevat plekken met een gelijkaardige ruimtelijk-economische identiteit, welke zich uit in het landschap maar ook in economische samenwerking en profilering. De drie lagen vormen samen één geheel, dat als een filter op het Limburgs cultuurlandschap kan gelegd worden om regionale eenheden te lezen en te begrijpen. Sommige plekken behoren daarbij tot een veelheid aan eenheden en systemen, andere zijn eenduidiger te beschrijven. De gelaagde benadering laat toe om elke plek in zijn complexe veelheid aan identiteiten te benaderen en ook de interferrenties tussen die identiteiten te vatten.

Cultuurlandschap LANDSCHAPSEENHEDEN • • • •

RUIMTELIJKE NETWERKEN

bodem reliëf water natuur

Steden • centrum • attractiepolen • bovenlokale voorzieningen Periferie • verkaveling • linten • geïsoleerde economie

Economisch weefsel • bedrijventerreinen • handelslinten • kantoorlandschappen

68 | PROVINCIE LIMBURG

Open ruimte

Dorpen

• • • • •

• kernen • lokale voorzieningen

landbouw mixlandschap woonfragmenten geïsoleerde attractiepolen recreatie

• vervoersnetwerken • economische systemen • functionele relaties


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYSTEEMANALYSE

CULTUURLANDSCHAP LIMBURG

0

5

10

15

20

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 69

25 Km


ECONOMISCH SYSTEEM

Windturbine Industrieterrein Mijnsite Zand- en grindwinning Mergelstreek Vliegveld Spoorweg en treinstation Waterweg Autosnelweg Primaire / secundaire weg Economische innovatiepool

70 | PROVINCIE LIMBURG

0

5

10

15

20

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYSTEEMANALYSE

burg

s Noord-Lim

Kempische a

Maa

sval lei

ill

-W

id em rt

aa sv

se m

Zu

burg

N-Z verbinding

Lim

ijnst

reek

EN A t es W

Innovatieregio Hasselt-Genk

im -L bu rg Economische driehoek Haspengouw

Het economisch systeem in Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezige infrastructuur. Veel hedendaagse economische activiteiten zijn gevestigd langs kanalen en belangrijke ontsluitingswegen. Historisch was het echter vooral de aanwezigheid van grondstoffen in de ondergrond die de economische ontwikkeling van Limburg heeft gestuurd. De ontginningsactiviteiten (koolmijnen, grindputten, zand- en mergelgroeves) hebben ontsluitingsinfrastructuur aangetrokken, waarrond dan nieuwe economische activiteiten zijn gevestigd. Dit zien we bijvoorbeeld sterk in de Kempische as en de Maasvallei. Ook langs het Albertkanaal ontstonden eerst kolenhavens waar het kanaal en de mijnstreek kruisten (Beringen, Genk), waar dan later de grote industrieterreinen van Ravenshout (ENA West-Limburg) en Genk Zuid ontwikkeld werden. De Limburgse mijnstreek is het systeem van de historische mijnsites, waar nu volop ingezet wordt op herprofilering en nieuwe culturele en economische activiteiten. Vooral in Midden-Limburg, in de innovatieregio rond Hasselt, Genk en Houthalen, zijn zo heel wat innovatieve campussen ontstaan. Die bevinden zich in de oude mijnsites (GreenVille, Thorpark, EnergyVille, C-mine), maar ook op de universiteitscampus van Diepenbeek of op de Corda Campus noordelijk van Hasselt. Naast deze toonaangevende economische systemen zijn er ook kleinschaligere, opgehangen aan lokale centra en infrastructuren. In Haspengouw vormen de economische clusters rond SintTruiden, Tongeren, Bilzen en Hasselt, samen met de verbindende spoor-, snel- en steenwegen, een ‘economische driehoek’. In de regio rond Peer en Bree zijn geen grote economische clusters aanwezig, maar vormen de Noord-zuidverbinding en de Zuid-Willemsvaart historische (en toekomstgerichte) economische assen. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 71


WOONSYSTEEM

Hoofdkern Nevenkern Handel: dagelijkse producten Handel: mode Onderwijs Publieke voorzieningen Ziekenhuis Sociale voorzieningen Culturele voorzieningen

72 | PROVINCIE LIMBURG

0

5

10

15

20

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYSTEEMANALYSE

Verstedelijkte band Noord-Limburg

Dorpenlandschap vlakte van Bocholt

Maa

sval le

ien

i

e all v ek

e

eb t k j

eli

ed rst

Ve

Mijn

sted

en

n La de

Stedelijk gebied Hasselt

lijk rg

bu

im

t-L

es W Dorpen en linten Laag-Haspengouw

nH

rpe erkdo k e t c pa

uw

engo

asp oog-H

Voerstreek

Com

Als we kijken naar de hiërarchie van de verschillende (hoofd)kernen en de verschillende morfologische eigenheden die in Limburg voorkomen, kunnen we eenheden afbakenen die zowel een functionele als ruimtelijke samenhang vertonen. Daarbij onderscheiden we een aantal gebieden die ook uit andere systeemanalyses naar voor komen: de Maasvallei heeft een heel eigen lineaire verstedelijkte structuur, de Voerstreek is ook morfologisch een heel eigen gebied(je) en met Lommel, Pelt en Hamont-Achel is er in Noord-Limburg langs de Kempische as ook een verstedelijkte band gegroeid. In het centrum van Limburg is er morfologisch een groot verschil tussen het historisch, concentrisch gegroeide stedelijk gebied Hasselt enerzijds en de snelle verstedelijking van de mijnsteden, met hun vele geplande tuinwijken, sociale woonwijken en verkavelingswijken, waaronder Genk. Richting westen overlapt dit systeem van de mijnsteden met een typisch morfologisch fenomeen van verstedelijkte beekvalleien, in het Ruimtelijk Structuurplan Limburg het ‘strokengebied’ genoemd. Richting Tessenderlo en Halen is dit gebied minder dicht bebouwd, met meer open ruimte en een sterke oriëntatie op het Vlaams-Brabantse Diest: dit is het meer landelijke West-Limburg. In Haspengouw is er een duidelijk lijn te trekken tussen de compacte kerkdorpen van Hoog-Haspengouw en de dorpen en linten van Laag-Haspengouw, waar de open ruimte veel meer versnipperd en bebouwd is. Tussen de dichtbebouwde mijnsteden, de verstedelijke band in het noorden en de Maasvallei bevindt zich tenslotte het dorpenlandschap van de vlakte van Bocholt, met heel wat kleine stadjes maar ook een uitgestrekt open agrarisch landschap. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 73


TOERISTISCH SYSTEEM

0

Kasteel

Greenspots Haspengouw

Abdij

Toegangspoorten Nationaal Park Hoge Kempen

Historische watermolen Historische windmolen (Voormalige) mijnsite Terril

Mijnsites Onthaalpunten De Wijers Toegangsdorpen Maasvallei

Tuinwijk Bouwkundig erfgoed Kolenspoor

74 | PROVINCIE LIMBURG

Toeristische fietsroutes 2020 Landschapsparken

5

10

15

20

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYSTEEMANALYSE

Teutendorpen

d

lan

Bos

Ke

m

pe

n-

Mijns

Br

oe

k

Maa

svall ei

Hoge Kempen

treek

De Wijers Genk

Hasselt

Voeren

Haspengouw

Het toeristisch systeem van landschapsparken met hun poorten, vakantieparken en vele erfgoedsites is in de eerste plaats een volgend systeem dat zich richt op die plekken waar landschap, natuur en erfgoed het meest het bezoeken waard zijn. In plaats van op zoek te gaan naar functionele relaties tussen bezienswaardigheiden en verblijfsaccomodatie, zijn we dan ook op zoek gegaan naar toeristische eenheden die met een eigen identiteit en vaak ook geschiedenis naar voren geschoven worden om bezoekers aan te trekken. In tegenstelling tot de toeristische gids Limburg hebben we daarbij geen gebiedsdekkende en eenduidige indeling gemaakt, maar gekozen voor de meest toonaangevende gebieden, inclusief overlappingen. Daarbij de belangrijkste landschapsparken die naast natuurpracht ook een volledig eigen netwerk ontwikkeld hebben van toegangspoorten, wandelroutes, etc: Nationaal Park Hoge Kempen, De Wijers, Bosland, Kempen-Broek. Daarnaast zijn er een aantal gebieden die kunnen uitpakken met de combinatie van natuur, landschap en erfgoed: Rivierpark Maasvallei, Voeren en natuurlijk de volledige streek van Haspengouw. De centrumsteden Hasselt en Genk zijn, elk op hun manier, belangrijke bestemmingen op zich met een heel eigen identiteit en toeristisch aanbod. De mijnstreek is een combinatie van topbestemmingen die elk op zich veel bezoekers lokken en een gemeenschappelijk verleden delen. In het noorden tenslotte zijn er de stadjes en dorpjes en het agrarisch kempenlandschap waar het Teutenverleden een gemeenschappelijke noemer vormt, misschien niet voor alle bezoekers bekend, maar wel aanwezig in het bouwkundig erfgoed. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 75


AGRARISCH SYSTEEM

Landbouwinfrastructuur Pool agrarische en voedingsindustrie Varkens Runderen Legkippen en slachtkuikens

76 | PROVINCIE LIMBURG

0

5

10

15

20

25 Km


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYSTEEMANALYSE

Intensief agrarisch landschap Noord-Limburg

Maasvallei

t-

ela

id We

a

ch

s nd

es W p

rg

bu

Lim

Fruitstreek Haspengouw

Melkstreek Voeren

cha

e Akk

ds rlan

g-H

oo pH

w

gou

en asp

Het agrarisch systeem is in de eerste plaats een agrarische kijk op de Limburgse landschappen, waar we vanuit het onderscheid in teelten al snel deelgebieden kunnen vaststellen: de fruitstreek van Haspengouw, het akkerlandschap Hoog-Haspengouw, de Melkstreek Voeren, het weidelandschap in West-Limburg. Het agrarisch systeem hangt sterk samen met het voedingssysteem, maar dat laatste kan niet op provinciaal niveau beschreven worden. Daarvoor zijn de export- en importstromen te groot en te weinig ruimtelijk leesbaar. Wel zijn er een aantal plekken die een belangrijke rol spelen daarbij, zoals de fruitveilingen in Haspengouw. Ook een aantal belangrijke spelers uit de voedingsindustrie kunnen gelokaliseerd worden (bv. Greenyard in Bree), maar het is haast nergens nog het geval dat deze een lokaal netwerk van toeleveranciers rond zich verzamelen. Een belangrijke speler als Looza maakt zijn fruitsappen niet van lokaal fruit uit Haspengouw, maar is deel van het internationaal netwerk van de voedingsmarkt. Naast de streken die door een specifieke teeltsoort te herkennen zijn (hoewel die natuurlijk steeds gemengd voorkomt met andere), vinden we in Noord-Limburg een heel gemengd agrarisch landschap terug in de streek van Bree en Peer, met heel wat niet-grondgebonden, intensieve landbouw. Hier is ook de meeste veeteelt terug te vinden. De Maasvallei vormt zoals steeds een eigen (deel)systeem, met vruchtbare gronden langs de rivier. Tot slot zien we lokaal ook nog specifieke ‘niches’, zoals tuinbouw en serreteelt in de streek rond Munsterbilzen en de relatief nieuwe, en nog groeiende, sector van wijnbouw vooral in Haspengouw en het Maasland. Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 77


SYNTHESE: GEBIEDSINDELING IN 3 LAGEN EERSTE LAAG: LANDSCHAPSEENHEDEN De eerste laag bestaat uit een gebiedsdekkende indeling van de provincie in landschappelijk coherente regio’s. Deze kaart met landschapseenheden is gebaseerd op de lagen van het fysische systeem: bodem, reliëf en water. Samen vormen ze de basis van de landschappen die in Limburg voorkomen. Het landschap zelf wordt bijkomend gekarakteriseerd door de natuurlijke en de agrarische structuur, en de daarin voorkomende soorten. Limburg bestaat uit drie grote landschapsgehelen: Haspengouw, Maasland en de Kempen. Voeren valt daar nog buiten, aangezien het behoort tot het Land van Herve. Deze drie grote landschappen hebben heel herkenbare eigenschappen en biotopen. Binnen de grote gehelen zijn echter ook kleinere eenheden vast te stellen, die van elkaar verschillen qua fysische structuur of in de mate van en manier waarop landschappen en biotopen gecombineerd worden. In Haspengouw kan er een onderscheid gemaakt worden tussen Droog Haspengouw en Vochtig Haspengouw. Het onderscheid zit in de bodemsamenstelling (leem tegenover zandleem), het reliëf en de landschappelijke ontwikkeling van beide regio’s. De grens kan gelegd worden op de grens tussen beide bodemsoorten, of iets zuidelijker op de grens van het Haspengouws Plateau. In het noorden vormen de Demer en het Albertkanaal de grens van Haspengouw, waar ook de bodemsamenstelling verandert naar de zandgronden van de Kempen. Het Maasland of de (Limburgse) Maasvallei is vanuit landschappelijk oogpunt een coherent geheel, dat niet opgedeeld hoeft te worden. De westelijke grens loopt parallel met de ZuidWillemsvaart en de steilrand van het Kempens Plateau, waar ook de grotere bosgebieden beginnen. De Maasvallei stopt in Belgisch Limburg aan de Maas, maar landschappelijk loopt ze natuurlijk door aan de andere oever, op Nederlands grondgebied. De Limburgse Kempen zijn een groot gebied dat vrijwel heel Centraal- en Noord-Limburg bestrijkt. Richting Noordwesten lopen de Kempen ook nog verder door in de provincie Antwerpen. De Limburgse Kempen worden gestructureerd door het centraal gelegen Kempens Plateau en de beken die daar ontspringen en dan richting zuid-westen of noord-oosten aflopen in een landschap van beekvalleien. Hier zijn verschillende opdelingen mogelijk, we hebben ervoor gekozen om het fysisch systeem zoveel mogelijk als leidraad te gebruiken maar ook bestaande identiteiten en gebieden te respecteren. Dit heeft ertoe geleid dat we de Hoge Kempen onderscheiden als hoogst gelegen gebied, in het oosten en westen afgebakend door de twee steilranden. Westelijk van de Hoge Kempen bevindt zich het gebied met de Wijers en de beekvalleien van o.a. Zwarte

78 | PROVINCIE LIMBURG

Beek en Mangelbeek. Hier bevinden zich twee landschapseenheden. De Wijers is het centrale gebied, dat loopt van Genk tot Heusden-Zolder en naast verschillende beekvalleien ook het unieke vijverlandschap bevat. In het westen vormt de vallei van de Mangelbeek een overgangsgebied richting de West-Limburgse beekvalleien. Deze beekvalleien, met die van de Zwarte Beek als belangrijkste en bekendste, kennen heel wat veenvorming, wat hen onderscheidt van die in De Wijers. In het uiterste westen lopen de West-Limburgse beekvalleien over in het landschapspark De Merode, dat zich vooral in de provincie Antwerpen bevindt. De noordelijke Kempen in Limburg hebben we opgedeeld volgens hun hydrologische structuur en dominerende biotopen. De regio van Lommel en Pelt tot Leopoldsburg vormt de landschapseenheid van de Noord-Limburgse Bossen. Meer naar het oosten vermindert het bosaandeel sterk en bepalen de beekvalleien opnieuw het landschap. Hier maken we een onderscheid tussen het gebied van Dommel- en Warmbeekvallei, dat zowel landschappelijk als historisch een eigen identiteit heeft ontwikkeld die loopt van Peer en Hechtel-Eksel tot Pelt en Hamont-Achel. Nog meer naar het oosten liggen de beekvalleien die ook zelf naar het oosten afstromen en daar het Grenspark KempenBroek vormen. Zoals de naam aangeeft loopt dit landschap verder over de grens met Nederland. In Belgisch Limburg vormt de Zuid-Willemsvaart een harde grens voor Kempen-Broek, maar aan de overkant van het kanaal liggen de valleien van Abeek en Itterbeek die een overgangsgebied vormen tussen Dommel- en Warmbeek en Kempen-Broek. Hoewel er regelmatig harde grenzen vast te stellen zijn (Maas, Albertkanaal, Zuid-Willemsvaart, ...), lopen alle landschapseenheden in de praktijk veel geleidelijker in elkaar over. De kaart hiernaast geeft dan ook naast de ‘kerngebieden’ van elke landschapseenheid (witte stippellijn) ook telkens een ‘overgangsgebied’ weer waar twee landschappen elkaar beïnvloeden. In het volgende deel van dit rapport worden deze grenzen en overgangsgebieden meer in detail toegelicht, net als uiteraard de karakteristieken en kernkwaliteiten van elke landschapseenheid.


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYNTHESE

LANDSCHAPSEENHEDEN

Dommel- en Warmbeekvallei Noord-Limburgse Bossen Kempen-Broek

West-Limburgse Beekvalleien

KEMPEN Maasvallei

De Wijers

Hoge Kempen

MAASLAND

Vochtig Haspengouw

HASPENGOUW Droog Haspengouw

Voeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 79


TWEEDE LAAG: HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEDEN Ook vanuit historisch-morfologisch oogpunt zijn in Limburg gebieden te herkennen met een duidelijke eigenheid, die niet altijd overeenstemmen met de landschapseenheden. Zo ontstaat een tweede laag, die bestaat uit een selectie van de meest waardevolle en typerende morfologische eenheden en gebieden met eigen architectuurhistorische kenmerken. Deze historisch-morfologische eenheden bevatten een duidelijke identiteit die af te lezen is in de stedenbouwkundige structuur en een goed te identificeren historische oorzaak kent - en welke zo identiteitsbepalend is voor de regio dat de stedenbouwkundige eigenschappen voor de toekomst beschermd dienen te worden. Dit betekent niet dat er buiten deze gebieden geen andere vermeldenswaardige en te beschermen bouwkundige structuren zijn, maar de andere worden reeds besproken als deel van de landschapseenheden (bv. de vierkantshoeves en kastelen in Haspengouw) ofwel zijn ze te lokaal of te verspreid om echt een regionale eigenheid te creëren (bv. het molenlandschap, het middeleeuwse systeem van abdijen, ...). De eenheden van de Maasdorpen en de Haspengouwse Kerkdorpen komen qua verspreiding sterk overeen met de landschapseenheden van Maasvallei en DroogHaspengouw, maar leken ons historisch relevant genoeg en morfologisch sterk genoeg om opnieuw te vermelden. In Haspengouw vinden we hier het heel duidelijk herkenbare landschap van compacte kerkdorpen in een nog vrijwel ongeschonden open (agrarisch) landschap. De Maasdorpen en -steden delen ook een eigen geschiedenis en hoewel de streek inmiddels sterk verstedelijkt is en bijna één lineair bebouwd gebied vormt langs de N78, zijn er nog heel wat historisch waardevolle en goed herkenbare dorpskernen aanwezig. De eenheden van de mijnsteden en de Teutendorpen voegen volledig nieuwe structuren toe aan de landschapseenheden, aangezien ze verschillende landschappen doorkruisen. In de Noord-Limburgse Teutendorpen vinden we een gemeenschappelijk verleden terug van de NoordLimburgse Kempen waar Teuten (rondreizende handelaars) hun onderweg verzameld vermogen investeerden in mooie (heren)huizen. Naast dit typisch bouwkundig verschijnsel, wordt deze eenheid ook gekenmerkt door de aanwezigheid van heel wat water- en windmolens en kennen de gemeenten een vergelijkbare verkavelingsdrang in de tweede helft van de 20e eeuw. De Mijnsteden zijn vrij recent ontstaan, maar door hun enorm snelle groei kennen ze heel gelijkaardige kenmerken. De zeven Limburgse mijnsites zelf zijn hier belangrijke terugkerende elementen, maar ook de hele ensembles errond, met directeursen ingenieurswoningen, tuinwijken, mijncités en later ook heel wat geplande sociale woonwijken.

80 | PROVINCIE LIMBURG

Naast die stedenbouwkundige eigenheid delen de mijnsteden ook heel wat socio-culturele eigenschappen, zoals hun multiculturele bevolking en specifieke socio-economische uitdagingen. Genk springt er in deze eenheid bovenuit, omdat deze stad drie verschillende mijnsites samenbrengt en zo op korte tijd is kunnen uitgroeien tot de tweede grootste stad van de provincie Limburg. Aanvullend de eenheden die een duidelijke eigen regio kennen, is er met het Netwerk van Dietse Steden ook een historisch-morfologische eenheid die over de hele provincie verspreid ligt. Dit netwerk bestaat uit de nederlandstalige ‘Goede Steden’ van het prinsbisdom Luik en bevat de twaalf historisch gegroeide steden in Limburg. Tien daarvan zijn ontstaan in het graafschap Loon en worden ook de ‘Loonse Steden’ genoemd: Hamont, Peer, Bree, Maaseik, Stokkem, Beringen, Herk-de-Stad, Hasselt, Bilzen en Borgloon. Bij de opname van het graafschap Loon in Luik werden werden ook Tongeren en Sint-Truiden deel van de Dietse Steden. Samen vormen ze een historisch netwerk dat de hele provincie omspant, bovendien delen ze een gelijkaardige stedenbouwkundige structuur, vaak met tot op vandaag herkenbare elementen zoals een historisch marktplein en (structuur van een voormalige) omwalling. Hoewel de steden doorheen de eeuwen verder getransformeerd zijn, deels in de lijn van de lokale context (vb Beringen als mijnstad, Hamont als Teutendorp), is hun gemeenschappelijke ontstaansgeschiedenis nog merkbaar. Vijf Dietse Steden bezitten tot op vandaag een belangrijke concentratie aan bouwkundig erfgoed, die vaak reikt tot buiten de grenzen van de historische stad(somwalling): Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen en Maaseik (met Aldeneik).


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYNTHESE

HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEDEN

Noord-Limburgse Teutendorpen Hamont

Bree

Peer

Maaseik

Maasdorpen

Beringen

Stokkem

Mijnsteden Netwerk van Dietse Steden

Herk-De-Stad

Hasselt

Bilzen

Sint-Truiden

Borgloon

Haspengouwse Kerkdorpen

Tongeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 81


DERDE LAAG: ECONOMISCH-FUNCTIONELE SYSTEMEN Deze laag toont de voornaamste economischfunctionele systemen, welke meestal opgehangen zijn aan infrastructuren (kanalenspoorwegen-steenwegen-snelwegen). Ze doorkruisen de landschapseenheden en de historisch-morfologische eenheden en vormen een derde laag van ruimtelijke regionale eigenheid in Limburg. Het zijn systemen met een belangrijke toekomstwaarde, die ook nu al de dragers van economische ontwikkeling en innovatie in Limburg zijn. Daarbij hebben ze een belangrijke ruimtelijke impact en stellen ze ook zelf randvoorwaarden aan de inrichting van de ruimte in hun omgeving. Dit zorgt voor conflicten met de andere lagen, maar tegelijk bezitten deze systemen ook een groot potentieel om toekomstige nieuwe ruimtelijke elementen op te nemen en zich verder te ontwikkelen tot de ruimtelijke eenheden van de toekomst, getuigen van onze huidige tijd en maatschappij. Centraal in de provincie bevindt zich de Innovatieregio Hasselt-Genk. De twee centrumsteden van Limburg hebben een heel eigen geschiedenis, morfologie en landschappelijke context, ook socio-cultureel verschillen ze heel sterk van elkaar. Maar economisch-functioneel vormen ze wel een geheel, als complementaire stedelijke bi-pool. Daarbinnen en daarrond is een netwerk ontstaan van innovatiepolen en -campussen, die van de bipool een ruimere innovatieregio gemaakt hebben, met de campus van Diepenbeek, Thorpark en Energyville, C-mine, GreenVille Houthalen, de Corda Campus, ... Het Economisch Netwerk Albertkanaal doorkruist Limburg als dragende industriële as. In West-Limburg bevindt zich hier de chemische en logistieke bedrijvigheid van Tessenderlo, Ravenshout en Lummen, in Centraal-Limburg trekt vooral Genk-Zuid, met o.a. de voormalige terreinen van Ford Genk, de aandacht. Samen met de snelwegen en spoorlijnen is hier een belangrijk lineair systeem ontstaan dat uitgegroeid is tot een echte verstedelijkte band die Limburg van west naar oost doorkruist. Ook in het noorden en oosten van Limburg bevinden zich dergelijke lineaire economische systemen. De Kempische As, met als ruggengraat de infrastructuren van het Kanaal Bocholt-Herentals, de N71 en de voormalige IJzeren Rijn, loopt door in de provincie Antwerpen en bevat de industrieterreinen van Lommel, Pelt en Hamont-Achel - en de relicten van de historische zandontginning en zinkindustrie die hier aanwezig was. De Zuid-Willemsvaart verbindt deze Kempische As met de Maasvallei en het Albertkanaal en bevat een kralensnoer aan middelgrote industrieterreinen en het zuidelijke (meest verstedelijkte) deel van de Maasvallei. We hebben gekozen om de Limburgse mijnstreek niet op te nemen in deze laag, omdat zij als

82 | PROVINCIE LIMBURG

economisch-functioneel systeem vooral in het verleden werkte. De reconversie van de mijnsites vormt weliswaar een essentiële hefboom voor economische ontwikkeling en innovatie in Limburg, maar de sites zelf schuiven zich in in de andere hier vernoemde systemen en zijn minder dan vroeger een eigen homogeen economischfunctioneel systeem. Ook de landbouw is een belangrijk economisch systeem met een grote ruimtelijke impact op het landschap. In West-Haspengouw is de Fruitstreek een begrip geworden tot ver buiten Limburg, dat zich vertaald heeft in een herkenbaar landschap, een netwerk van economische infrastructuur (veilingen, kenniscentra rond fruit en voeding) en ook een specifieke toeristische bestemming. In het zuiden van Haspengouw, met zijn vruchtbare leemgronden, heeft zich doorheen de eeuwen een waardevol Akkerlandschap Droog-Haspengouw gevormd dat nog steeds een hoofdrol speelt in de Limburgse productie van granen en andere gewassen. In NoordoostLimburg overheerst dan weer de veehouderij (varkens, kippen, runderen), aangevuld met maïsvelden en een cluster van groententeelt rond Kinrooi. Deze Intensieve Landbouwstreek Noord-Limburg speelt zo een essentiële rol in de Limburgse voedselproductie. Ook toerisme is een economische sector die zich in heel wat infrastructuur vertaalt. Het Nationaal Park Hoge Kempen met zijn verschillende toegangspoorten is in Limburg het belangrijkste toeristische netwerk en tegelijk een goede referentie hoe toeristisch-economische infrastructuur landschappelijk kan worden geïntegreerd.


DEEL 1 GEBIEDSINDELING - SYNTHESE

ECONOMISCH-FUNCTIONELE SYSTEMEN

Kempische As Lommel

Pelt

Bree

Intensieve Landbouwstreek Noord-Limburg Maaseik

Zuid-Willemsvaart Tessenderlo Beringen

Economisch Netwerk Albertkanaal Limburg

Nationaal Park Hoge Kempen

Innovatieregio Hasselt-Genk

Genk

Maasmechelen

Hasselt

Lanaken

Fruitstreek

Bilzen

Sint-Truiden

Akkerlandschap Droog-Haspengouw Tongeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 83


84 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2: REFERENTIEKADER

Deel 02

Referentiekader 1. Landschapseenheden 86 2. Historisch-morfologische eenheden 230 3. Economisch-functionele systemen 286 4. Kansen en bedreigingen voor regionale ruimtelijke eigenheid in Limburg 320

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 85


LANDSCHAPSEENHEDEN

Dommel- en Warmbeekvallei

Noord-Limburgse Bossen

Kempen-Broek

West-Limburgse Beekvalleien

KEMPEN Maasvallei

De Wijers

Hoge Kempen

MAASLAND

Vochtig Haspengouw

HASPENGOUW Droog Haspengouw

Voeren

86 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEDEN

Noord-Limburgse Bossen

90

Dommel- en Warmbeekvallei

104

Kempen-Broek

118

Maasvallei

132

West-Limburgse Beekvalleien

146

De Wijers

160

Hoge Kempen

174

Vochtig Haspengouw

188

Droog Haspengouw

202

Voeren

216

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 87


88 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEDEN

BESCHRIJVING LANDSCHAPSEENHEDEN De landschapseenheden worden beschreven en getoond volgens een vaste structuur en opbouw. Eerst wordt een algemene situering geformuleerd van het gebied. Vervolgens worden enkele bijzondere plekken belicht. Een overzichtskaart en enkele typerende foto’s maken de landschapseenheid ook visueel duidelijk.

ruimtelijke kenmerken

Een luchtfoto geeft het kerngebied (met witte stippellijn) en de overgangsgebieden van de landschapseenheid weer. Daarna worden per landschapseenheid vier ruimtelijke kenmerken beschreven, telkens vergezeld van een kaart.

kernkwaliteiten

De gedefinieerde kernkwaliteiten geven samengevat aan wat de specifieke ruimtelijke eigenheid van de landschapseenheid uitmaakt. Bovenaan wordt telkens wordt ook in één zin getracht de “USP” van de regio te vatten (Unique Selling Proposition). Tot slot worden enkele ontwikkelingskansen en bedreigingen meegegeven. Deze zijn niet-limitatief Het zijn aspecten die tijdens het onderzoek naar boven zijn gekomen. Dit is dus niet te beschouwen als een alomvattende analyse en ook niet als voorafname op mogelijke beleidsopties.

USP

Afsluitend word de relatie met de andere lagen kort vermeld.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 89


90 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

Noord-Limburgse Bossen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 91


Legende :

grote kern

mijnsite

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

N

natuurgebied

habitat voor reptielen

+

toegangspoort Bosland

habitat voor amfibieën

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor grote zoogdieren

vliegveld

landbouwstreek met pluimvee

grootschalige windturbine

landbouwstreek met runderteelt

kasteel abdij historische windmolen historische watermolen

92 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwstreek met varkensteelt


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

0

2.5

5

7.5

10 Km

N

De Watering Center Parks Vossemeren

N

N

Vloeiweiden

Blekerheide

Riebosserheide

N

N

Hageven

Heuvelse Heide

Lommel Kolonie

Z A N D W I N N I N G +

Kanaal Bocholt-Herentals

Sahara

Vakantiepark Parelstrand Scoutsrally

Blauwe Kei

Klankenbos Grote Barrier

De Maat

Dommelhof

Lommel

Lommel Werkplaatsen

LAGO Pelt Dommelslag

Nolimpark

Dorperheide

Waaltjesbos

Neerpelt

Overpelt Fabriek

N71

Kristalpark

Overpelt

Lommel

Holheide Speelbos Holven Holvenloop

Kattenbos

Kattenbos

+

Molse Nete

N

Speelbos Kattenbos N

N74

‘t Plat

Autotestbaan

Dommelvallei

Vakantiepark Blauwe Meer

Kattenbosserheide

Den Tip

Winnerheide

Gelderhorsten

Kanaal naar Fietsen door de Bomen Beverlo

Speelbos De Winner

+ De Grote Hof

Slijkven The Treehouse

Pijnven

Kerkhoven

+

Grote Nete

Winner Vakantiepark De Lage Kempen

Vlasmeer N

Eksel

Bostheater

Veewei Kattenbosserheide

Locht

Lange Heuvelheide

H E I D E Strooiendorp

+

Lindel

Hobos

N A A L D B O S S E N N

Overpelt

Bolliserbeek

+

Schrikheide

In den Brand

Wijchmaal

Speelbos In Den Brand

Kamp van Beverlo

Hechtel

Leopoldsburg Gemeentebos

Hechtelse Heide

Speelbos Resterheide

Staleikerheide

Korspel

Resterheide Hoef

N

Zwarte Beek

Zwarte Beek Park Molenheide

‘t Fonteintje

Witte Bergen

Stal De Watersnip

Hoeverheide

Koerselse Heide

Kraanbergbos Ter Dolen

Koersel

Helchteren

Berkenbos

Heusden Lillo

Houthalen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 93


SITUERING De landschapseenheid Noord-Limburgse Bossen bevindt zich in de uitgestrekte bos- en heidegebieden in Lommel, Hechtel-Eksel en Leopoldsburg, waarvan de meeste ook deel uitmaken van Bosland. De Noord-Limburgse Bossen bevatten het grootste aaneengesloten boscomplex van Vlaanderen, dat in het westen overloopt in de Vallei van de Grote Nete en het openruimtegebied rond Postel (Mol), en in het noorden in de uitgestrekte natuurgebieden van Zuid-Nederland. De Noord-Limburgse Bossen zijn een typisch Kempense regio, gekenmerkt door droge en natte zandgronden. Deze worden heel lokaal onderbroken door zandleemgronden ter hoogte van een aantal beekvalleien, zoals de bovenloop van de Molse en de Grote Nete. In het zuiden grenst de landschapseenheid aan die van de West-Limburgse Beekvalleien, waar ook meer zandleem terug te vinden is in de beekvalleien. Het kerngebied van de NoordLimburgse Bossen houdt op aan de grens van het stroombekken van de Grote Laak. De invloed van de landschapseenheid loopt echter nog door in de bovenloop van Grote Laak, Zwarte Beek en Mangelbeek, met ook hier een typische vegetatie met naadbossen en heide. In het oosten grenzen de Noord-Limburgse Bossen aan het gebied van Dommel- en Warmbeekvallei. Ook hier is een vrij duidelijke grens te herkennen waar het bos-, heide- en duinengebied overgaat in het meer open landschap met weilanden van de Dommelvallei in Hechtel, Eksel, Lindel en Overpelt. De Noord-Limburgse Bossen worden gekenmerkt door naaldbossen. Deze bossen zijn er pas vrij recent gekomen. De oorspronkelijke begroeiing werd vanaf 1000 voor Christus stelselmatig gekapt om landbouw mogelijk te maken. De begrazing (vooral schapen) zorgde ervoor dat er weinig nieuw bos kon groeien en heide werd de typische vegetatie. Via potstalcultuur werden plaggen vruchtbaar gemaakt en zo de vruchtbaarheid van de bodems, meestal direct rond de boerendorpjes, verhoogd. De zones waar de plaggen gestoken werden, bleven vaak dor achter als stuifzandvlakte, waar ook zandduinen ontstonden. Pas vanaf de 17e eeuw werd er ingezet op herbebossing. De grote herbebossing van de regio stamt echter uit de late 19e en vroege 20e eeuw, ter ondersteuning van de toen snel opkomende mijnindustrie (zie historisch-morfologische eenheid Mijnsteden). Hiervoor werd vooral grove en Corsicaanse den aangeplant, die snel en recht groeit en waarvan de stammen konden gebruikt worden om mijngangen te stutten. De herbebossing gebeurde heel grondig en was een intensief proces, waarbij de bodem werd omgeploegd en bemest alvorens in heel regelmatige rijen beplant te worden. De laatste jaren wordt op veel plekken aan actief natuurbeheer gedaan, waarbij exotische en/of

94 | PROVINCIE LIMBURG

te dominante soorten worden bestreden en de monotone naaldbossen omgevormd worden tot gemengde bossen. Vooral in de Noorderkempen is er sinds de 18e eeuw ook intens ingezet op de ontginning en zelfs kolonisering van de ‘woeste gronden’. Daarbij werden in verschillende fasen grote infrastructuren aangelegd om het gebied te ontsluiten en ontginning mogelijk te maken. Hierdoor werd ook het landschap in belangrijke mate getransformeerd (zie economischfunctioneel systeem Kempische As). Daarbij speelde de aanleg van kanalen, spoorwegen en steenwegen een belangrijke rol. In de 19e eeuw werden in Lommel pogingen gedaan om de droge zandgronden te irrigeren tot vloeiweiden. Ook de zandwinning en de komst van de vervuilende zinkindustrie in Lommel en Overpelt zorgde voor echte landschappelijke transformaties die tot op de dag van vandaag te zien zijn. Rond de grote bosgebieden in deze regio ontstond vanaf 2005 een intergemeentelijke samenwerking, een project dat vanaf 2008 de naam Bosland kreeg. In dit ruimtelijk strategisch project werken de gemeentes Lommel, HechtelEksel, Pelt en sinds kort ook Peer samen met het Agentschap Natuur en Bos om hun bossen op een geïntegreerde manier te beheren en ook als regio te vermarkten als toeristische attractiepool. De focus daarbij ligt op families, Bosland wordt gepromoot als grootste en kindvriendelijkste bos van Vlaanderen. Biodiversiteit, cultuurgeschiedenis, recreatie/toerisme en (ecosysteem)diensten gaan daarbij hand in hand.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 95


BIJZONDERE PLEKKEN Het Pijnven is een uitgestrekt bosgebied van wel 2000 ha en daarmee het eigenlijke hart van de Noord-Limburgse Bossen. Het werd vanaf 1904 beplant met grove den, maar er zijn ook nog wat heiderestanten aanwezig. Het uitgestrekte bos is een thuis voor heel wat (roof)vogels. Tegelijk is het een belangrijk recreatiegebied (met verschillende speelweiden, kunstwerken en ook ‘Fietsen door de Bomen’), een plek voor natuureducatie (er is een bosmuseum) en voor onderzoek. De Universiteit Gent doet er beplantingsexperimenten met verschillende boomsoorten. Met The Treehouse is er in het bos ook een bijzondere vergaderlocatie gecreëerd. De Lommelse Sahara is een waardevol Natura 2000 natuurgebied, een zand- en duinengebied rond een meer, met aan de randen ook naaldbossen. Het meer is een restant van de zandwinning in de jaren 1920. De lokale bodem en luchtverontreiniging door de zinkindustrie zorgde ervoor dat nieuwe begroeiing niet mogelijk was, zodat er een gebied van wel 350 ha ontstond met enkel zand – een echt woestijnlandschap. Vanaf de tweede wereldoorlog werd gewerkt aan begroening via naaldbebossing, ‘mutsaards’ of takkenwallen om verstuiving van het zand tegen te gaan, … Hierdoor is het zandlandschap teruggebracht tot een kleine 200 ha. De Lommelse Sahara is een belangrijk toevluchtsoord voor watervogels, maar ook een geliefd recreatiegebied.

van de vloeiweiden is inmiddels natuurgebied en heeft niet enkel een cultuur-historisch maar ook een groot ecologisch belang. Er is een grote biodiversiteit met heel wat zeldzame soorten. Een gebied van 15 ha wordt nog steeds als vloeiweide beheerd en dus elke winter kunstmatig maar op traditionele wijze bevloeid. In den Brand is een opvallend uitgestrekt landduinengebied met een afwisselend landschap van hoge stuifzandduinen, loofbossen en naaldbossen, uniek in Vlaanderen. Voor de herbebossing van Bosland waren dit soort landduinen een veel voorkomend fenomeen, maar de massale aanplant van bomen heeft ze sterk ingeperkt. In het natuurgebied In den Brand werden in 2017 heel wat bomen gekapt om zo het landduinenlandschap opnieuw een plek te geven. Ondanks de wat schrale aanblik, huisvest het een unieke natuur met heel wat zeldzame insecten, vogels en planten.

Het Kamp van Beverlo (Militair Domein van Leopoldsburg) is het grootste militaire oefenterrein van België en beslaat zo’n 5500 ha. Het kamp werd kort na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 gesticht, en groeide uit tot een militair domein met ernaast ook een nieuwe stad, Leopoldsburg. Het gebied wordt deels gebruikt als schietveld, deels als oefenterrein. Ondanks de impact van de militaire activiteiten, ontwikkelde er zich een unieke natuur met uitgestrekte droge en natte heidegebieden, landduinen, vennen, kwelzones en moerassige depressies. Er huizen talrijke vogelsoorten en zeldzame amfibieën. Natuurgebied De Watering met zijn vloeiweiden is een restant van de grote watering van LommelKolonie en een unieke getuige van de ‘ontginning’ van de Kempen voor landbouwgebruik. Via een netwerk van kanaaltjes werd een gebied van meer dan 200 ha geïrrigeerd met kalkhoudend Maaswater uit het Kanaal Bocholt-Herentals. Zo creëerde men vloeiweiden, geïrrigeerde graslanden met een veel hogere opbrengst dan normaal in de zanderige Kempen. De nabijgelegen nederzetting Kolonie werd gesticht als een nieuw dorp van waaruit de bewoners, vooral werkloze landbouwers uit Oost- en West-Vlaanderen, het gebied konden ‘koloniseren’. Een belangrijk deel

96 | PROVINCIE LIMBURG

1 Uitgestrekte naaldbossen van Pijnven (© solivagant.be) | 2 Fietsen door de Bomen (© visitlimburg.be) | 3 The Treehouse (© natuurlocaties.be) | 4 Lommelse Sahara (© langsvlaamsewegen.be) | 5 Militair domein Kamp van Beverlo (© natuurenbos.be) | 6 Vloeiweiden in De Watering (© immaterieelerfgoed.be) | 7 In den Brand (© visitlimburg.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 97


UITGESTREKTE BOS- EN HEIDEGEBIEDEN Het meest typerende landschap van de Noord-Limburgse Bossen zijn de uitgestrekte naaldhoutbossen die grote delen van deze landschapseenheid innemen. Hoewel ze grotendeels kunstmatig zijn aangeplant, vaak bovendien met niet streekeigen soorten, bevatten ze toch heel wat waardevolle natuur. De vegetatie in de bosmassieven varieert naargelang de ouderdom en de structuur van de bosaanplant. Vaak is de gridstructuur van de oorspronkelijke aanplant nog zichtbaar. De dennenaanplant (vooral grove den en Corsicaanse den) komt voor met een ondergroei van grassen en kruiden, met lage struiken en kruiden tot hoge struiken zoals lijsterbes, bramen, Amerikaanse vogelkers. Veel bossen worden beheerd via perceelsgewijs kappen, zodat de verschillende stadia van braak, jonge aanplant en bos tegelijkertijd aanwezig zijn in het gebied. Vooral in de pas gekapte percelen vestigt zich vrij snel struikheide. In de grotere

boscomplexen zijn ook vochtige zones aanwezig, rond vennen en beken, met ook natte heide. Dit zijn vaak de ecologisch meest waardevolle gebieden. Op een aantal plekken zijn ook nog landduinen terug te vinden met stuifzand. Dit is vooral het geval in de Sahara in Lommel en het natuurgebied In den Brand in Hechtel. Houtwallen die werden aangelegd om nederzettingen en landbouwgronden te beschermen tegen het stuivende zand, vormen nog historische getuigen van de tijd dat deze duingebieden een veelvoorkomend fenomeen waren. Een aantal unieke populaties van zeldzame diersoorten noemt de Noord-Limburgse Bossen haar thuis: de gladde slang, boomleeuwerik, nachtzwaluw, lentevuurspin, kommavlinder en veldparelmoervlinder. Ook de recent terug in Vlaanderen opgedoken wolven, huizen ergens in de Noord-Limburgse bossen.

Heidegebied Kattenbos (© visitlimburg.be)

Bosbeheer in Pijnven (© effenweg.be)

98 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

BEEKVALLEIEN, WATERPLASSEN EN KANAALTJES Naast de natuurlijke vennen die in de bosgebieden opduiken, zijn er vooral in het noorden van Lommel en Pelt verschillende grote waterplassen aanwezig die ontstaan zijn door witzandontginningen. Ook zijn er heel wat beken die ontspringen in deze regio. De meeste daarvan lopen af richting westen of zuiden, naar de Nete of Demer. De Grote Nete zelf ontspringt ook in de NoordLimburgse Bossen. In het noordoosten van de landschapseenheid lopen de beken richting noorden om uit te monden in de Dommel. Deze behoort tot het stroomgebied van de Maas, de waterscheidingslijn Schelde-Maas loopt dus door de landschapseenheid. In het uiterste noorden van Lommel, nabij Kolonie, zijn nog vloeiweiden aanwezig. Dit is een heel specifiek landschapstype waar schrale gronden kunstmatig worden vergroend via een irrigatiesysteem met kalkhoudend Maaswater.

Dit water wordt aangevoerd via het Kanaal Bocholt-Herentals, dat de landschapseenheid in het noorde doorsnijdt en met zijn flankerende bomenrijen ook een duidelijk landschappelijk element is.

Lommelse Sahara (© nieuwsblad.be)

Kanaal Bocholt-Herentals te Lommel (© wikipedia.org)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 99


GROTE ARTEFACTEN IN HET LANDSCHAP Het groene, natuurlijke karakter van de NoordLimburgse Bossen wordt onderbroken door een aantal grote artefacten. Dat zijn specifieke plekken, zoals de testbanen van Ford, maar ook grotere gebieden zoals het Militair Domein van Leopoldsburg. Daarbij hoort ook de concentratie van woongebied en industrie ter hoogte van de stedelijke kern van Lommel. Veel van de woonwijken in en rond de NoordLimburgse Bossen worden gekenmerkt door een verspreide bebouwing met lage dichtheid. Deze wijken stammen grotendeels uit de tweede helft van de 20e eeuw. Ze verschillen in grote mate van de historische bebouwingsstructuur van een streek die vooral gekenmerkt werd door kleine nederzettingen en overleven in moeilijke, vaak armoedige omstandigheden. De eeuwenlange strijd om hier te overleven en het landschap te ontginnen is wel nog zichtbaar in de abdijhoeven, water- en windmolens en Teutenwoningen. Die ontginning heeft een aantal geplande nederzettingen opgeleverd. Lommel Kolonie

is een nieuw gebouwde nederzetting voor landbouw-kolonisten in Lommel. Daarnaast zijn er twee geplande fabriekswijken in Overpelt Fabriek en Lommel Werkplaatsen, met een rechthoekig stratenpatroon, verschillende woningtypes voor arbeiders, bedienden en directie en ondersteunende voorzieningen. Het industriële verleden werkt tot vandaag door in de bedrijventerreinen Kristalpark en Nolimpark. Het moderne industrielandschap van de Kempische As heeft landschappelijk een grote impact met haar verkeers- en energieinfrastructuur: windturbines, pv-installaties, ... Een algemeen landschapskernmerk voor de hele regio is de aanwezigheid van geometrische structuren: grote infrastructuren (kanaal, spoorweg, steenwegen) en lokale rasterstructuren zoals de naaldboomaanplantingen, het stratennet van Leopoldsburg en Overpelt Fabriek, de geometrische kanaaltjes van De Watering, het raster van de windturbines en zonnepanelen, …

Verkavelingswijk in Lommel (© Google Streetview)

Energie-infrastructuur in Kristalpark Lommel (© twimg.com)

100 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

NETWERK VAN RECREATIEVE INFRASTRUCTUUR De Noord-Limburgse Bossen, met hun uitgestrekte natuur, zijn een geliefde toeristische bestemming. Dat is historisch zo gegroeid, doordat heel wat van de zandputten een herbestemming hebben gekregen als recreatieplassen, compleet met zandstrand, zwemzones, campings, ... Daarrond hebben zich ook een aantal grote vakantieparken gevestigd: Center Parks De Vossemeren, Vakantiepark Parelstrand, Vakantiepark De Lage Kempen, ... Deze zijn eerder intern georganiseerd, met alle voorzieningen voor een ‘all-in’ vakantie. Het hele toeristische en recreatieve aanbod van de Noord-Limburgse Bossen is tegenwoordig samengebracht in de werking van Bosland. Deze samenwerking tussen de lokale gemeenten heeft voor het gebied een eigen identiteit gecreëerd en werkt zoals andere Limburgse natuurparken met een reeks toegangspoorten waar bezoekers kunnen toekomen, informatie vinden en waar wandel- en fietspaden vertrekken. Binnen Bosland is ook een heel netwerk ontstaan van bijkomende

bezienswaardigheden, zoals speelplekken en attracties zoals ‘Fietsen door de Bomen’.

Waterplas van Vakantiepark Parelstrand (© camping.be)

Wandel- en speelnetwerk Bosland (© limburgnieuws.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 101


KERNKWALITEITEN Een uitgestrekt en intact, onbebouwd boslandschap onderbroken door grootschalige, artificiële landschappen en infrastructuren. Uitgestrektheid en intactheid van het onbebouwd, natuurlijk gebied, gekenmerkt door landschappen met naaldbossen en heide en een biotoop voor bijzondere soorten. Het onbebouwde natuurlijk landschap van bossen en heidegebieden is een unieke kwaliteit van de Noord-Limburgse Bossen. Hoewel de natuur een echt cultuurlandschap is en grotendeels het gevolg van menselijk ingrepen, blijft het een uitgestrekt gebied dat grotendeels van bebouwing gespaard is gebleven en waar ook betrekkelijk weinig infrastructuurbarrières aanwezig zijn. Hoewel de vegetatie zelf in bosgebieden als Pijnven niet bijzonder rijk is aan bijzondere plantensoorten, creëert de uitgestrektheid van het gebied wel een biotoop voor bijzondere diersoorten, zoals roofvogels en zelfs wolven. Gelaagd landschap met verschillende cultuuren natuurhistorische elementen en relicten. Het landschap van de Noord-Limburgse bossen is bij uitstek een voorbeeld van mensgemaakte landschappen en een getuige van de moeizame ontginning en ontwikkeling van de Kempen. Dat ging gepaard met grootschalige transformaties die tot het huidige beeld hebben geleid, met bos, heide en verspreide verstedelijking in het noorden. Het landschap is echter gelaagd gebleven en bevat nog heel wat getuigen en relicten van vroegere ontwikkelingsfasen of -pogingen, al dan niet kunstmatig in stand gehouden. De heide is zo’n relict, dat enkel door actief natuurbeheer kan overleven, maar ook de landduinen en vloeiweiden. Ook het industrielandschap in het noorden van de landschapseenheid heeft sporen achtergelaten, van de zandwoestijn in de Sahara tot de grote plassen van de zandontginning. Het feit dat al die lagen van de geschiedenis in het landschap te zijn herkennen en te beleven vallen, is een duidelijke kernkwaliteit. Een bijzondere positie hier wordt ingenomen door de recreatieve en ecologische herbestemmingen van de zandgroeves in het noorden van de Noord-Limburgse Bossen, met verblijfsparken en recreatieplassen. Dit gebeurt op een diverse en kwalitatieve manier en bepaalt intussen mee de aantrekkelijkheid en kwaliteit van dit deel van de regio.

102 | PROVINCIE LIMBURG

Aanwezigheid en beleefbaarheid van grootschalige, artificiële landschappen en infrastructuren Binnen het gelaagde landschap bevinden zich tot op vandaag een aantal grootschalige artificiële elementen die mee het karakter van de regio bepalen: het Kanaal Bocholt-Herentals, de IJzeren Rijn, de grote industrieparken, de windturbines en zonnepanelen van het Kristalpark, de autotestbaan, het militair domein van Kamp van Beverlo, de militaire begraafplaats in Lommel, de grote bosaanplantingen, de zandputten, … De kwaliteit van deze landschapseenheid zit hem ook in het feit dat deze grootschalige elementen in het landschap een plek hebben gevonden en als dusdanig kunnen worden ervaren. Divers en aantrekkelijk netwerk van klein- en grootschalige recreatiepolen De Noord-Limburgse Bossen zijn ook een aantrekkelijke recreatiebestemming met een uitgebreid netwerk van grote en kleine aantrekkingspolen. Veel van die elementen zijn nu samengebracht in Bosland dat uitgespeeld wordt als kindvriendelijkste bos van Vlaanderen, met een heel kwalitatief fietsnetwerk, speelbossen, infopunten rond natuur, landschap en geschiedenis, artistieke interventies, … Maar ook meer solitaire elementen zoals het vakantiepark Vossemeren, de campings aan Parelstrand, het zwembad in Pelt en de vele plekken voor jeugdbewegingen dragen bij aan deze kwaliteit.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID NOORD-LIMBURGSE BOSSEN

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Goede intergemeentelijke samenwerking tussen Lommel, Pelt, Hechtel Eksel en Peer binnen Bosland. × Groeiende bekendheid en goede gebiedsgerichte werking van Bosland, met steeds professioneler wordende toeristische werking. × Kleinschalig maar breed verspreid en heel divers erfgoedlandschap. × Netwerk voor toerisme en recreatie met een aantal bovenlokale polen. × Militair domein als ontoegankelijke zone biedt heel veel kansen voor ongestoorde natuurontwikkeling.

Historisch-morfologische eenheid Teutendorpen

BEDREIGINGEN × Bosland als grote noemer voor alles wat in de regio gebeurt, dreigt een deel van de lokale verscheidenheid teniet te doen, zeker omdat niet alle aanwezige landschappen als ‘bos’land kunnen worden gekenmerkt. × Vakantieparken zijn vooral intern gericht en nog onvoldoende geïntegreerd in de omgeving, ook de doorwaadbaarheid is vaak beperkt. × Het militair domein is een grote barrière in het recreatief en functioneel netwerk in de regio. × Uitbreiding van de verstedelijkte zones aan de rand van de grote natuurgehelen dreigt de randen van het groen gebied steeds meer te doen opschuiven. × De gedragenheid van de aanwezige kernkwaliteiten bij de lokale bewoners is nog onvoldoende ontwikkeld, maar dankzij Bosland wordt er wel sterk ingezet op een verhoging van de fierheid en op ambassadeursschap.

De typische ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke eigenschappen van de nederzettingen in de Noord-Limburgse Kempen, waaronder ook de kernen van Lommel, Pelt en Hechtel-Eksel vallen, worden beschreven in het deel over de Teutendorpen.

Economisch-functioneel systeem Kempische As

Het noorden van de Noord-Limburgse Bossen wordt gedomineerd door de economische en stedelijke ontwikkelingen rond het Kanaal Bocholt-Herentals, de spoorlijn (voormalige IJzeren Rijn) en de steenweg N71. Deze lineaire verstedelijkte structuur, die ook in het noorden van de Dommel- en Warmbeekvallei doorloopt, wordt de Kempische As Noord-Limburg genoemd en is een van de in dit document beschreven economisch-functionele systemen.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 103


104 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

Dommel- en Warmbeekvallei

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 105


Heuve Heid

Holven

Legende :

grote kern

mijnsite

N

Veeweide middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

N

natuurgebied

habitat voor reptielen

+

toegangspoort Bosland

habitat voor amfibieën

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor grote zoogdieren

vliegveld

landbouwstreek met pluimvee

grootschalige windturbine

landbouwstreek met runderteelt

kasteel abdij historische windmolen historische watermolen

106 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwstreek met varkensteelt


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

0

2.5

5

7.5

10 Km

Abdij Achelse Kluis

Beverbeekse Heide

N

Buitenheide Drie Bogen N

Rodenrijt

Hageven De Plateaux

Warmbeek

Achelse Heide

else de

De Wulp Lommel Kolonie

Dommel

Beverbeek

Achel

Hamont

Kaasmakerij Catharinadal

Grote Heide

N71

Scoutsrally Klankenbos Grote Barrier

Dommelhof

Nolimpark

Neerpelt

+

Sint-Huibrechts-Lille

Overpelt Fabriek

Kanaal Bocholt-Herentals

Prinsenloop

Lozerheide Warmbeekvallei

Overpelt

Holvenloop

N

n - ‘t Plat

N

Herent

Kolisbos Dorperheide

+

Heesakkerpark Kaulille

Lindel

N

Balker Beemden

Dommel Breeuwerheide

N74

+

Bocholt

De Hees

De Grote Hof

Bocholter Brouwerij Museum

Militair Domein Kleine Brogel Kleine Brogel N Winner

Breugelhoeve

Dommelvallei

Warmbeek

Vlasmeer

Eksel Grote Brogel Grafheuvel Molhem Locht

Abeek

Mullemer Bemden

Wijchmaal

Monsheide

+

Bollisenbeek

N

Peer Centerparcs Erperheide

Landbouwland van Peer

Ellikom

Erpekom

Snow Valley

A K K E R LDommel A N D S C H A P

Vallei van de Zwarte Beek Resterheide Hoef

N

N73

Bruegelmuseum

Dommelhuis

Hechtel

Vallei van de Abeek

Wijshagen Kleine Heide

Gielisbeek

Linde

Park Molenheide

Meeuwen

Wouberg Plokrooi

Militair Domein Schietveld

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 107


SITUERING Het kerngebied van de landschapseenheid Dommel- en Warmbeekvallei valt grotendeels samen met de (brede) vallei van de Dommel en Warmbeek, inclusief de meeste zijbeken. Daarnaast is ook de vallei van de bovenloop van de Abeek mee opgenomen in dat kerngebied. Het zijn deze beekvalleien die ook de geschiedenis en het cultuurlandschap van de regio bepaald hebben, en ervoor gezorgd hebben dat de streek al veel langer bewoond wordt dan de drogere regio’s van de Hoge Kempen of de NoordLimburgse Bossen. De Dommel is een riviertje dat ontspringt in de heidegebieden zuidelijk van Peer en vervolgens via Overpelt en Neerpelt de Nederlandse grens oversteekt richting Eindhoven en de Maas. De Dommel werd in de 20e eeuw op heel wat plaatsen rechtgetrokken, uitgediept en van stuwen voorzien. De Warmbeek ontspringt in Brogel en loopt vervolgens redelijk parallel aan de Dommel naar het noorden. Ze kent een meer meanderend verloop, vooral in de middenloop. Ze stroomt via Sint-Huibrechts-Lille naar Achel en mondt uiteindelijk in Eindhoven uit in de Dommel. De Abeek tenslotte ontspringt op het schietveld van de Donderslagse Heide en stroomt dan via Meeuwen en Kinrooi naar de Maas nabij het Nederlandse Nessing. Onderweg voedt de Abeek de natte natuurgebieden van Kempen-Broek, hier verandert dus ook het landschappelijk karakter sterk. Daarom rekenen we enkel de bovenloop bij deze landschapseenheid. De landschapseenheid Dommelen Warmbeekvallei kent heel weinig uitgesproken reliëf, de brede beekvalleien zijn nauwelijks ingesneden. Ze zijn wel zichtbaar in het landschap door de begeleidende vegetatie en kleine landschapselementen, zoals elzenbroekbossen en populierenplantages. Richting westen grenst het gebied Dommelen Warmbeekvallei aan de Noord-Limburgse Bossen. Er is een overgangsgebied tussen de meest westelijke grens van het Dommelbekken en de eigenlijke start van het typische open landschap van de Dommelvallei zelf. In het zuiden is er een tamelijk scherpe grens die samenvalt met de overgang tussen het open landbouwlandschap van de beekvalleien en de bos-, duin- en heidegebieden van De Wijers en Hoge Kempen. Deze grens valt min of meer samen met de waterscheidingslijn tussen het Schelde- en het Maasbekken. Richting oosten is er een overgangsgebied naar Kempen-Broek dat eindigt bij de Zuid-Willemsvaart. In het gebied van de Dommel en Warmbeek zijn sinds de 12e eeuw wateringen actief. Deze organisaties dragen zorg voor het waterbeheer, traditioneel vooral in de vorm van irrigatie en het droogleggen van gronden voor landbouw. Tegenwoordig wordt het waterbeheer wel op een meer integrale en duurzame manier

108 | PROVINCIE LIMBURG

aangepakt. De wateringen maken deel uit van het natuurhistorisch erfgoed en zijn getuigen van de ontginning van het Kempenlandschap. Buiten de beekvalleien wordt het landschap van de Dommel- en Warmbeekvallei vooral gekenmerkt door met houtkanten omzoomde akkers (vooral in het zuiden van de regio) en dennenbossen (iets meer in het centrum en noorden van de regio). De Dommel- en Warmbeekvallei kennen een lange geschiedenis van landbouwontginning. Raatakkers getuigen van agrarisch gebruik dat teruggaat tot de late bronstijd. Traditioneel werden de beekvalleien gebruikt om vee te laten grazen en werden de drogere gronden (al dan niet kunstmatig drooggelegd) voor akkerbouw gebruikt. Potstalcultuur maakte het mogelijk om de schrale zandgronden stapsgewijs om te vormen tot vruchtbare plaggenbodems, die vooral rond de dorpskernen terug te vinden zijn. De regio is van oudsher bewoond en bevat een aantal historische stadjes (Hamont en Peer) en heel wat dorpjes die vooral in de laatste decennia zijn uitgegroeid tot kleinstedelijke gebieden of minstens uitgebreide residentiële nederzettingen: Neerpelt en Overpelt, Achel, Sint-HuibrechtsLille, Hechtel en Eksel, Meeuwen, Grote Brogel, Kaulille,… Heel wat van deze nederzettingen behoren tot de zogenaamde Teutendorpen. Teuten waren rondtrekkende handelaars uit de 18e en 19e eeuw die vanuit de Kempen een uitgestrekt gebied bezochten om hun ambachtswaren aan de man te brengen. Het hiermee verdiende geld werd geïnvesteerd is statige burgerwoningen. Het thuisgebied van de Teuten loopt door tot in de Nederlandse provincie Zuid-Brabant. In het begin van de 20e eeuw zorgde de investeringen in het gebied van de Kempische As (zie functioneeleconomisch systeem Kempische As) voor een sterk verbeterde ontsluitingsinfrastructuur. De hierop volgende industrialisatie zorgde voor een ruimtelijke transformatie. De economische ontwikkeling bracht ook een sterke lokale verstedelijking met zich mee, die in de Dommelen Warmbeekvallei vooral zichtbaar is in het kleinstedelijk gebied Pelt.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 109


BIJZONDERE PLEKKEN De vallei van de Dommel doorsnijdt de hele landschapseenheid van zuid naar noord en doorkruist zowel open ruimte als verstedelijkte gebieden. Langsheen de Dommel is zo’n 450 ha natuurgebied geklasseerd. Het landschap in de Dommelvallei bestaat uit valleinatuur, bos en landbouwgebieden. Onderweg passeert het riviertje een heel aantal boeiende plekken. Tussen Hechtel-Eksel en Peer, ter hoogte van de samenvloeiing van Dommel en Bolliserbeek, ligt het natuurgebied Dommelvallei, met natte natuur in beekvallei (elzenbroekbossen, bloemrijke hooilanden, kleine visvijvers) en met houtkanten omzoomde akkers in het hoger gelegen, droge gebied. In het zuiden van Pelt ligt nog het Heesakkerpark, een afwisselend landschap met weilanden, bossen, een natuurlijk speellandschap en twee historische windmolens. De hele streek van de Dommelvallei is een belangrijk landbouwgebied, met vooral veeteelt en aan veeteelt gelieerde teelten.

aan de herwaardering van hoevegebouwen en hun omgeving, waarbij ook ingezet wordt op de landschappelijke integratie en het herstel en beheer van kleine landschapselementen.

In het westen van Pelt ligt het natuurgebied Holven – ‘t Plat dat een typisch overgangsgebied vormt tussen het landschap van de noord-Limburgse bossen en de Dommel- en Warmbeekvallei. Centraal door het gebied stroomt de Holvenloop, die verderop uitmondt in de Dommel. Het landschap van ‘t Plat wordt gekenmerkt door droge naaldbossen, maar ook natte natuur zoals moeras, natte heide en broekbossen. Er zitten heel wat libellen, vogels, amfibieën en reptielen. Het noordelijkste deel van de Limburgse Dommelvallei loopt door Hageven-Plateaux, een grensoverschrijdend natuurgebied met natte en droge heide, zandduinen, vennen en rietland. Aan de Vlaamse kant vormt het bezoekerscentrum De Wulp de toegang. Het hele gebied omvat zo’n 600 ha, waarvan het grootste deel wel in Nederland ligt. Er zitten heel wat vis- (snoek, alver, kopvoorn) en vogelsoorten (waterral, roerdomp) en er grazen kuddes pony’s en runderen. De Vallei van de Warmbeek is bosrijker dan de Dommelvallei, met droge naaldbossen in het zuidelijke deel en een nat bosgebied met wateringen in het noordelijke deel. Langs de Warmbeek ligt een snoer van Teutendorpen: Grote Brogel, Kaulille, Sint-Huibrechts-Lille en Achel. Parallel aan de Warmbeek loopt de Prinsenloop, met een boccagelandschap (met bomen en houtwallen afgezoomde weiden en akkers) in het zuiden en een open grootschaliger landbouwgebied aan Grote Heide in het noorden. Rond Peer bevindt zich het waardevolle landbouwland van Peer. Het is een homogeen landbouwgebied met vrij veel boccagelandschappen en redelijk wat historische en ook beschermde boerderijen. Er wordt gewerkt

110 | PROVINCIE LIMBURG

1 Dommelvallei te Pelt (© internetgazet. be) | 2 Heesakkerpark in de Dommelvallei (© gemeentepelt.be) | 3 Holven - ‘t Plat (© gemeentepelt.be) | 4 Holven - ‘t Plat (© fotopelt. be) | 5 Hageven Plateau (© tripadvisor.com) | 6 Warmbeekvallei (© visitlimburg.be) | 7 landbouwlandschap Peer (© peer.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 111


BEEKVALLEIEN EN WATERINGEN De landschapseenheid Dommelen Warmbeekvallei bestaat voornamelijk uit beekvalleien, landbouwlandschap en naaldbossen. De beekvalleien, met Dommel, Warmbeek en Abeek als voornaamste riviertjes, bevatten broekbossen en vochtige wei- en hooilanden, hier en daar ook vennen en visvijvers. Een aantal beken stromen nog vrij meanderend door het landschap, vooral de Warmbeek en sommige zijbeken van de Dommel. Die laatste is op veel plaatsen rechtgetrokken en van stuwen voorzien. Om aan landbouw te kunnen doen, is er in de Dommel- en Warmbeekvallei een geschiedenis van intensief landschapsbeheer. Historisch waren dat bijvoorbeeld de raatakkerstructuren en de potstalcultuur, maar ook de wateringen die aan waterbeheer deden en natte terreinen droog legden, beken voorzagen van stuwen en droge terreinen irrigeerden. Vooral in het noorden zijn

nog zulke vloeiweiden terug te vinden. Doordat er traditioneel Maaswater uit het Kanaal BocholtHerentals wordt gebruikt, wordt de Kempense zandbodem hier vermengd met kalk, waardoor zeldzame planten kunnen groeien.

Warmbeek (© visitlimburg.be)

Waterbeheer door wateringen (© wateringvreenebeek.be)

112 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

AGRARISCH BOCCAGELANDSCHAP Het landbouwlandschap op de drogere gronden tussen de beekvalleien bestond traditioneel uit kleinschalige graanakkers met veel kleine landschapselementen. In de tweede helft van de 20e eeuw is veel van die kleinschaligheid verloren gegaan, maar de laatste tijd wordt opnieuw gewerkt aan landschapsherstel. In de streek van Hamont-Achel en Bocholt zijn veel raatakkerstructuren teruggevonden, beter bekend als “celtic fields”. Deze zijn met het blote oog niet zichtbaar, maar worden met moderne digitale technieken gedetecteerd. De raatakker werd toegepast van late Bronstijd tot de Romeinse tijd om graangewassen te verbouwen en vormt in zekere zin de basis van het huidige boccagelandschap. De modernisering en intensivering van de landbouw heeft het landschap sindsdien wel grondig veranderd, dit bepaalt vandaag mee de eigenheid van de regio. Door ruilverkavelingen

werd het kleinschalige akkerlandschap met kleine landschapselementen vervangen door grotere structuren. De groei van de veehouderij bracht grote stallen met zich mee, voor runderen, varkens en pluimvee. Op de akkers wordt veel meer maïs en ander veevoeder geteeld. Toch is het landbouwlandschap in de Dommelen Warmbeekvallei nog steeds erg rijk aan houtkanten en bomenrijen. Er wordt ook terug actief gewerkt aan het herstel en het natuurlijk beheer van deze kleine landschapselementen. Naast de intensieve veeteelt (veredeling, vooral runderen, varkens en pluimvee) is ook de paardenhouderij aan een opmars bezig in de regio.

Figuratieve reconstructie van raatakkers (© vertellervanhetouden.nl)

Dag van de landbouw in Sint-HuibrechtsLille (© internetgazet.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 113


PATCHWORK VAN BOSGEBIEDEN Hoewel de landschapseenheid vooral gekenmerkt wordt door de beekvalleien en het boccagelandschap daartussen, zijn er ook nog heel wat kleine en grotere bosgebieden terug te vinden. Vooral rond de Warmbeekvallei bevinden zich nog grotere naaldbossen, waaronder heel wat naaldhoutaanplantingen. Vooral in de natuurgebieden zijn ook nog heide en af en toe zandduinen aanwezig, maar veel minder dan in de Hoge Kempen of Noord-Limburgse Bossen. Vooral het uiterste noorden van de landschapseenheid is vrijwel onbebouwd en kent hoge natuurwaarden. Dit gebied sluit aan bij een groot Nederlands openruimtegebied.

Achelse Kluis (© hanskosterwandelroutes. be)

Bosje in de Warmbeekvallei (© vmm.be)

114 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

TEUTENDORPEN EN MOLENLANDSCHAP Langs de Dommel, de Warmbeek en de belangrijkste zijbeken zijn historisch de eerste landbouwnederzettingen gevestigd. Deze vormen nog steeds een goed leesbare noordzuid structuur. Twee nederzettingen kregen het statuut van stad toebedeeld in het Graafschap Loon en bevatten tot op vandaag een herkenbare historische stadsstructuur met marktplein en omwalling: Peer en Hamont. De meeste nederzettingen zijn sterk gegroeid in de 20e eeuw, met uitgebreide residentiële verkavelingswijken met lage dichtheid en vooral vrijstaande bebouwing. In het zuiden en centrum van de landschapseenheid blijven de verschillende dorpen nog van elkaar gescheiden door een open landschap van landbouwgebied en beekvalleien. Ten zuiden en ten noorden van het Kanaal Bocholt-Herentals heeft er een veel sterkere verstedelijking plaatsgevonden en is er een vlekvormige, netwerkachtige

nederzettingsstructuur waartussen de open ruimte veel minder dominant is. Ook heel wat welgestelde Nederlanders verhuisden naar deze streek uit fiscale overwegingen en werkten mee aan de groei van de grote villawijken. In de Dommel- en Warmbeekvallei creëren beken en open vlaktes de geschikte omgeving voor wind- en watermolens die een vroege vorm van industrialisatie documenteren: graan malen, olie persen, hout zagen en wol spinnen. Vooral rond de watermolens werd hiertoe het landschap omgevormd, met speciale aftakkingen en waterbekkens. Behalve Hamont en Peer kennen de meeste plaatsen geen duidelijk herkenbare historische patronen. In de meeste noordelijke en centrale dorpen zijn wel Teutenhuizen te vinden. Andere historische elementen zijn kastelen in de streek rond Hamont-Achel en in het uiterste noorden de abdij van de Achelse Kluis.

Watermolen De Dorpermolen in Meeuwen (© visitlimburg.be)

Teutendorp Sint-Huibrechts-Lille (© persgroep.net)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 115


KERNKWALITEITEN Ecologisch waardevolle beekvalleien in een intensief gebruikt, agrarisch boccagelandschap.

Ecologisch waardevolle beekvalleien met bijhorende flora en fauna Het meest typerende landschap van deze landschapseenheid is dat van de beekvalleien. Vooral de nog natuurlijk meanderende beken zijn een kernkwaliteit. Deze bevinden zich zowel in het open landbouwlandschap als in de meer beboste gebieden. Rond de beken liggen vochtige weilanden, wilgenstruwelen, broekbossen, en populierenaanplantingen. Ook de aanwezigheid van traditionele wateringen en vloeiweiden, visvijvers en vennen bepaalt de kwaliteit van de beekvalleien en hun omgeving. Ze zijn thuis voor heel wat bijzondere planten- en diersoorten. Onbebouwde, natuurlijk beheerde natuur- en bosgebieden Een aantal grotere, natuurlijk ingerichte onbebouwde gebieden springt in het oog, in de eerste plaats langs de Warmbeek (Kolisbos, Beverbeekse Heide) en in Hageven. Qua schaal zijn ze niet te vergelijken met de NoordLimburgse Bossen of de bos- en heidegebieden van de Hoge Kempen, maar samen met het netwerk van kleinschalige natuurgebieden langs de beekvalleien maakt dit de Dommel- en Warmbeekvallei wel een waardevol ecologisch gebied. Een extra troef is de aansluiting op de (veel grotere) openruimtegebieden in het zuiden van Nederland. Aanwezigheid van cultuurhistorische elementen en landschappen als getuigen van de (agrarische) ontginning van de Kempen De Kempen kennen een lange geschiedenis van moeizame ontginning en ontwikkeling. Het landschap van de Dommel- en Warmbeek bevat talloze relicten en elementen die getuigen van die geschiedenis. De raatakkerstructuren en plaggenbodems zijn voor het blote oog onzichtbare getuigen. Wel zichtbaar zijn de wateringen, wind- en watermolens als eerste vorm van industrialisatie, het kleinschalig landbouwlandschap waar het nog bestaat, met houtkanten, houtwallen, bomenrijen, ... Ook de vele schansen die vanaf de 17e eeuw werden opgetrokken als bescherming tegen plunderende bendes, zijn nog terug te vinden.

116 | PROVINCIE LIMBURG

Gemeenschappelijk Teutenverleden dat zich vertaalt in dorpsarchitectuur, verhalen en tradities Het Teutenverleden van de meeste dorpen in Dommel- en Warmbeekvallei verleent hen een gemeenschappelijke identiteit. Ruimtelijk vertaalt die zich in de Teutenhuizen die in behoorlijk wat dorpscentra nog te vinden zijn. Als ruimtelijke eigenheid zijn die huizen net te zwak om echt een beleefbare identiteit te creëren, maar dat wordt gecompenseerd door de (familie)verhalen die ermee kunnen worden verbonden. Agrarisch landschap met grondgebonden landbouw en kleine landschapselementen De Dommel- en Warmbeekvallei zijn ook vandaag nog een landbouwstreek. Vooral in de regio rond Peer vertaalt zich dat in een aantrekkelijk agrarisch landschap met heel wat grondgebonden landbouw en een boccagelandschap met kleine landschapselementen. De intensivering van het landbouwgebruik heeft ook grotere structuren geïntroduceerd, zoals schaalvergroting van akkers en grotere landbouwinfrastructuur zoals stallen voor vee (varkens en kippen), maar er wordt hard gewerkt om ook deze grotere elementen te integreren in het landschap.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DOMMEL- EN WARMBEEKVALLEI

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Aantrekkelijk en ecologisch waardevol netwerk van natuurgebieden biedt kansen voor recreatie. × Groeiend bewustzijn rond de landschappelijke kwaliteit van de regio en beloftevolle projecten rond duurzamer waterbeheer en het beheer van kleine landschapselementen. × De paardenhouderij kan een aanleiding zijn voor een meer diverse (recreatieve) ontwikkeling van de regio en een verbreding van de landbouw.

Historisch-morfologische eenheid Teutendorpen

BEDREIGINGEN × Intensivering van de landbouw met meer bemesting, minder diversiteit in teelten en grotere infrastructuren, met ook invloed op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. × Overstromingsproblemen rond de Dommel, door te veel bebouwing, weghalen van natuurlijke meanders en overstromingsgebieden en te snelle ontwatering van naburige gronden. × Toenemende verstedelijking rond de kernen ten koste van open ruimte voor landbouw en natuur. × Vertuining en verpaarding van het landbouwgebied zet landbouwgebruik onder druk en vormt soms ook een ecologische bedreiging. × Identiteit van het gebied voor bewoners maar vooral voor bezoekers is nogal fragmentarisch en dus eerder zwak

De meeste als Teutendorp bekende nederzettingen liggen in de regio Dommel- en Warmbeekvallei.

Historisch-morfologische eenheid Dietse Steden

Twee van de Dietse steden liggen in deze landschapseenheid: Hamont en Peer.

Economisch-functioneel systeem Kempische As

De Kempische As loopt van Lommel tot HamontAchel en heeft een belangrijke impact gehad op de industrialisering in Overpelt en de verstedelijking in Pelt en Hamont-Achel.

Economisch-functioneel systeem Intensief landbouwlandschap Noord-Limburg

De hele regio rond Neerpelt, Bocholt, Peer en Meeuwen behoort tot het landbouwlandschap Noord-Limburg.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 117


118 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

Kempen-Broek

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 119


Ha

Kanaal Bocholt-Herental

Lozerh

GKaulille R A S L

Legende :

grote kern

mijnsite

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

N

natuurgebied

habitat voor reptielen

+

toegangspoort Kempen-Broek

habitat voor amfibieën

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor grote zoogdieren

vliegveld

landbouwstreek met pluimvee

grootschalige windturbine

landbouwstreek met runderteelt

kasteel abdij historische windmolen historische watermolen

120 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwstreek met varkensteelt

Eillikom

Meeuwen

Mooiste wandelpad van Meeuwen


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

0

2.5

5

7.5

10 Km

amont

ls Zuid-Willemsvaart

heide de Kempen Lozerbroekbeek Lozen

Smeetshoeve

+

N

Smeetshof - Wijffelterbroek

L A N D

E N

Oude Lossing

V E E Luysmolen T E E L T +

Clootsmolen

+

Brouwerijmuseum

Sint-Maartensheide

+

Lossing

De Hees

N

Mariahof

Abeekvallei

Broekgebieden Grootbroek

N

Bocholt

N

Stamprooierbroek

Lossing

Abeek

Broeksheuvel

Woutershof Abeek

+

N

Soerbeek

Molenbeersel N

De Zig

N

De Goort

‘t Hasselterbroek

Beek

Kinrooi

N73

G R O E N T E N

Bree Zuid-Willemsvaart De Kieper De Wissel

+

Itterdal

+

Itterbeek

Itterbeekvallei

Tongerlo

N

De Brand

Opitter Voorshoven

Wijshagen

+

Wurfeld

Neerhoven

Commanderij De Balije

N

Jagershof

Tösch - Langeren

+

Kasteel Wurfeld

Neeroeteren Bosbeek

Duinengordel Gruitrode

N

Oudsberg

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 121


SITUERING Kempen-Broek, genoemd naar het gelijknamige grensoverschrijdende natuurgebied, is een combinatie van een Kempenlandschap (zand, naaldbossen) en een ‘broek’ (een nat gebied in een beekvallei). Het is het waterrijkste deel van de Kempen en was eeuwenlang een ontoegankelijk moerasgebied tussen de Belgische vlakte van Bocholt en het Nederlandse Weert. Beken die ontspringen op het Kempens Plateau kunnen zich moeilijk een weg banen op de slecht afwaterende vlakte, met haar moeilijk doordringbare diepe leemgronden, zodat er zich uitgestrekte waterplassen gevormd hebben. Deze plassen zijn in de loop der tijden verland tot moerasgebieden met hoog- en laagveen. In de zomer zocht het water zich hier een weg langs een netwerk van natuurlijke geulen, in de winter stond het hele gebied onder water. Dit moerasgebied werd ontgonnen in de 19e eeuw door het aanleggen van een ontwateringskanaal, de Lossing. Tegelijk werden de beken die het moeras voeden, de Abeek en de Itterbeek, ingedijkt en omgeleid. Zo werd een belangrijk deel van het moeras drooggelegd voor landbouw. Het ontginningsproject was geen onverdeeld succès: de investering bleek de opbrengsten niet waard. Daardoor is het gebied amper verstedelijkt en is ook de agrarische ontginning niet volledig uitgevoerd. Het grensoverschrijdende broekgebied is daarom een van de grootste stiltegebieden van Vlaanderen. Bovendien blijven ook vandaag nog heel wat waterrijke natuurgebieden over. Wat eeuwenlang een natuurlijke en haast onoverbrugbare grens was tussen Vlaanderen en Nederland, is nu een ‘Grenspark’, een grensoverschrijdend natuur- en landschapsproject waar internationaal samengewerkt wordt aan wandelroutes en natuurbeheer. Een deel van de moerassen wordt hersteld en het gebied wordt toegankelijk gehouden met wandelroutes, plankenpaden en vogelkijkhutten. Momenteel loopt ook een procedure om het gebied erkend te krijgen als ‘Unesco Mens- en Biosfeergebied’, als voorbeeldregio voor het harmonisch samengaan van mens en biosfeer. De landschapseenheid Kempen-Broek beslaat een ruimer gebied dan enkel het Vlaamse deel van het Grenspark. Er is een groot overgangsgebied dat loopt vanaf de ZuidWillemsvaart verder westelijk tot aan de start van het stroomgebied van het Warmbeekbekken. De beken in dit overgangsgebied (in de eerste plaats Abeek en Itterbeek) stromen af naar KempenBroek, maar zijn qua landschap en ecologie eerder vergelijkbaar met de landschapseenheid Dommel- en Warmbeekvallei. In het oosten grenst Kempen-Broek aan de landschapseenheid Maasvallei. Hier is een vrij duidelijke overgang merkbaar tussen de natuurgebieden van KempenBroek, met kleine bosgebieden en waardevolle

122 | PROVINCIE LIMBURG

natte natuur, en het open, intensief gebruikte landbouwgebied van de Maasvallei rond Kinrooi en Kessenich. In de landschapseenheid Kempen-Broek speelt ook de Zuid-Willemsvaart een belangrijke rol. Langs dit kanaal is een stedelijk systeem ontstaan met bedrijvigheid en de nederzettingen Bocholt, Bree, Opitter, Tongerlo en Neeroeteren. Tussen dit systeem en de Nederlandse grens is het landschap echter vrijwel onbebouwd, met uitzondering van enkele kleine dorpsfragmenten en een hoop boerderijen. Een groot deel van dit onbebouwd landschap wordt, dankzij de vele ontwateringsmaatregelen, intensief gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. Hoe dichter bij de Nederlandse grens echter, hoe meer natuurgebieden, bossen en broek- en moerasgebieden aanwezig zijn. Die ecologisch waardevollere gebieden zijn ook terug te vinden langs de beekvalleien die het landbouwlandschap dwars doorkruisen, met de Abeekvallei en de Itterbeekvallei als voornaamste.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 123


BIJZONDERE PLEKKEN In het Belgisch-Limburgse deel van Grenspark Kempen-Broek liggen een aantal waardevolle broekgebieden als vrijwel aaneengesloten natuurgebied naast elkaar : Smeetshof, De Luysen, Stamprooierbroek, Grootbroek, ‘t Hasselterbroek, de Zig en de Goort. In al deze gebieden vind je een mozaïek van elzenbroekbossen, wilgenstruwelen, natte graslanden, moeras, eikenbossen, vijvers en rietland. Het domein De Luysen is een verzameling zwem-, vis- en roeivijvers maar tegenwoordig ook een waardevol stuk natuur. De andere gebieden zijn restanten van het grote moerasgebied, drooggelegd met ontwateringskanaaltjes en nu deels terug onder water gezet. Voor verschillende deelgebieden wordt gewerkt met nulbeheer, wat betekent dat er geen menselijke ingrepen worden gedaan, ook niet in het kader van natuurbeheer. De Vallei van de Abeek loopt van Meeuwen over Bocholt tot Molenbeersel, door een aantal broekgebieden. De beek doorkruist achtereenvolgens de landschapseenheden Dommel- en Warmbeekvallei, Kempen-Broek en Maasvallei. Langs de Abeek liggen een aantal gerenoveerde, maalvaardige watermolens, inclusief het lokaal systeem van sluizen en waterbekkend om ze optimaal te laten functioneren. De Abeek is een van de meest natuurlijke laaglandbeken in Vlaanderen, met natuurlijke meanders en een heel netwerk van moerassen, broekbossen en natte graslanden, met bijhorende bijzondere planten-, vogel- en insectensoorten. Door de goede waterkwaliteit is de beek ook rijk aan vissoorten. De Vallei van de Itterbeek loopt van Gruitrode via Opitter en Tongerlo naar Kinrooi. Het gebied bestaat voornamelijk uit weiden, houtwallen, gemengde loof- en naaldbossen en akkers. Het is een zeer oud gesloten boccagelandschap langs de oorspronkelijk meanderende Itterbeek. Het natuurgebied De Brand, tussen de Itterbeek en de zuidelijker gelegen Schaagterziep, kent een uniek mozaïeklandschap van bomenrijen en houtkanten rond een kleinschalig pachtwork van graslanden. De kleinschalige perceelstructuur is hier nog helemaal intact en werd in de 20e eeuw niet gewijzigd. Er ligt ook een heel netwerk aan poelen, wat het een paradijs maakt voor amfibieën. Meer in het noorden van de landschapseenheid ligt de Lozerheide, een gebied van zo’n 200 ha dat hoofdzakelijk bestaat uit loofbos, afgewisseld met vijvers, wateringen, graslandjes en een hoogstamboomgaard. 1 Vallei van de Abeek (© internetgazet.be) | 2 Vallei van de Itterbeek (© kempenbroek.eu) | 3 Grootbroek (© natuurpunt.be) | 4 Mariahof (© bree.be) | 5 Grootbroek (© natuurenbos.be) | 6 Lozerheide (© blogspot.com) | 7 Zig en Goort (© kempenbroek.eu)

124 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 125


WATERLANDSCHAP Het meest typerende deel van de landschapseenheid Kempen-Broek is het voormalig uitgestrekt moerasgebied, nu deels ontgonnen en deels intact. Het is een netwerk van waterrijke natuurreservaten met zeldzame planten- en diersoorten. Typische ecotopen zijn broekbossen, natte graslanden, zeggevegetaties, rietvegetaties, natte heide, vennen, schrale graslanden en bossen (gemengde loofbossen en oude naaldhoutbossen). Door het alomtegenwoordige water zitten er veel libellen in Kempen-Broek, maar de natuurgebieden zijn ook rijk aan vlindersoorten en broedvogels. Dit waterrijk landschap kan ook in de beekvalleien teruggevonden worden, die de landschapseenheid van oost naar west doorkruisen. Zelfs de grotere beken Abeek en Itterbeek verlopen hier nog erg natuurlijk en meanderend. De ruimte tussen de beekvalleien

is grotendeels ontgonnen voor landbouw, maar in de beekvalleien zelf beperkt het menselijke ingrepen zich tot het plaatsen van watermolens.

Abeekvallei (© nationaalparkhogekempen. be)

Waterlandschap Kempenbroek (© natuurpunt.be)

126 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

AGRARISCHE STRUCTUUR Het uitgestrekte landbouwlandschap tussen de Zuid-Willemsvaart en de broekgebieden van Kempen-Broek typeert zich door boccagelandschap, een gesloten landschapsbeeld met veel kleine landschapselementen. Het is een erg vlak landschap, zodat de vele grote bomen(rijen) voor framing zorgen. Net als de Dommel- en Warmbeekvallei is het landbouwgebied vooral gekenmerkt door intensieve veeteelt, met akkerbouw voor veevoeder en heel wat grote stallen voor runderen, varkens en pluimvee. Ruilverkavelingen en andere processen van schaalvergroting hebben de traditionele agrarische landschapsstructuur getransformeerd, maar toch zijn er nog veel traditionele en typerende elementen van over, zoals de al genoemde bomenrijen, houtkanten, valleistructuren en kleine bosgebieden.

Grootschalig pluimveebedrijf in Bree (© be-partners.be)

Landbouwlandschap Bocholt (© Facebookpagina Loonwerk In Beeld)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 127


DORPEN EN MOLENS Net als de andere landschapseenheden in het noorden van Limburg, kent ook Kempen-Broek een geschiedenis van langzame en moeilijke ontginning. De eerste landbouwnederzettingen ontstonden vooral in de beekvalleien, mits ze niet te nat waren. Daar werd ook werk gemaakt van de uitbouw van een heel netwerk van watermolens, waarmee bescheiden eerste industriële activiteiten konden uitgevoerd worden. Veel van deze watermolens zijn bewaard gebleven en vormen nu waardevol erfgoed en vaak een aanleiding voor (hoeve)toerisme en recreatie.

Pollismolen (© kempenbroekmolens.com)

Dorpenlandschap Kempenbroek (© kempenbroekunesco.eu)

128 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

VERSTEDELIJKT SYSTEEM ZUID-WILLEMSVAART De meeste grotere nederzettingen in de landschapseenheid Kempen-Broek concentreren zich rond de lineaire structuur van de ZuidWillemsvaart: Neeroeteren, Opitter, Bree, Bocholt en Loozen. Het kanaal heeft niet dezelfde ruimtelijke impact gehad als het kanaal BocholtHerentals in de Kempische As, maar heeft toch duidelijk de verstedelijking mee vorm gegeven en op sommige plekken ook voor industrialisatie gezorgd. Aan de oostzijde van het kanaal houdt de verstedelijking vrij snel op, om plaats te maken voor het open landschap met verspreide boerderijen. Van de nederzettingen langs de Zuid-Willemsvaart is Bree de enige die stadsrechten wist te verkrijgen. Tot op vandaag is Bree een stadje met heel wat erfgoed en een duidelijk historisch centrum, met marktplein en een omwalling die nog steeds goed leesbaar is in de nederzettingenstructuur. Rond het centrum van Bree, en in de meeste

andere dorpen langs het kanaal, heeft zich een gelijkaardige ontwikkeling plaatsgevonden als die in de Dommel- en Warmbeekvallei, met heel wat verspreide bebouwing.

Zuid-Willemsvaart (© bree.be)

Stadhuis Bree (© thecrazytourist.com)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 129


KERNKWALITEITEN Uniek waterlandschap beheerd als nieuwe wildernis en stiltegebied.

Uitgestrekt, grotendeels onbebouwd landschap met combinatie van natuur en landbouw

Aanwezigheid van cultuurhistorische elementen en landschappen als getuigen van de (agrarische) ontginning van de Kempen

De landschapseenheid Kempen-Broek bestaat voor een heel groot deel uit open, onbebouwde ruimte, die gebruikt wordt voor landbouw of als natuurreservaat. De uitgestrektheid van dat gebied is een belangrijke kernkwaliteit, nog versterkt door het feit dat het landgebruik erg divers is, net als het aantal ecotopen en de lokale biodiversiteit.

Net als in de Dommel- en Warmbeekvallei is ook het landschap van Kempen-Broek een belangrijke getuige van de moeizame ontginning van de Kempen als plek voor landbouw en als woonomgeving. De eeuwenlange strijd om het gebied toegankelijk en voldoende droog te krijgen, is zichtbaar in het dense netwerk van kanalen en grachten. De agrarische ontginning van de regio kent zijn vertaling in een nog goed intacte, kleinschalige perceelstructuur, een veelheid aan kleine landschapselementen in het boccagelandschap, maar ook de vele watermolens langs de Abeek en de Itterbeek. Tenslotte is de Zuid-Willemsvaart als economisch systeem een getuige van de regionale ontsluitings- en ontwikkelingsstrategie voor heel Noord-Limburg.

Waterlandschap met beekvalleien, kanaaltjes, poelen, natte graslanden en broekbossen en bijhorende unieke flora en fauna In een belangrijk deel van die onbebouwde ruimte is een uniek ecologisch gebied ontstaan met een grote variëteit aan meestal watergerelateerde natuur: beekvalleien met natuurlijk meanderende beken, een dens netwerk van kanaaltjes en poelen in de open ruimte, broekbossen en moerassen, natte graslanden en heide, vegetaties van riet en zegge, naald- en loofbossen, ... Samengaan van hoge natuurwaarden met agrarisch, industrieel en residentieel landgebruik Een belangrijk deel van Kempen-Broek is als natuurgebied beschermd, deels zelfs met een nulbeheer waar geen menselijk ingrepen gebeurd in de natuur. Maar het grootste deel van het gebied is niet beschermd en combineert de aanwezige hoge natuurwaarden met landbouwgebruik of zelf bewoning. In het traject om het Grenspark erkend te krijgen als Mens en Biosfeergebied staat deze synergie tussen mens en natuur centraal. De kernkwaliteit zit hem ook in de diversiteit aan synergieën: van voorzichtige natuurrecreatie in de natuurgebieden over behoedzame, kleinschalige landbouw in de beekvalleien tot impactrijke activiteiten zoals intensieve akkerbouw en veeteelt en industrialisatie langs de Zuid-Willemsvaart.

130 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID KEMPEN-BROEK

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Aanvraag voor erkenning als Unesco Mens en Biosfeergebied. × Grensoverschrijdende samenwerking en mogelijkheden voor uniek Europees project rond ‘rewilding’ (nieuwe wildernis). × Er is amper residentiële bebouwingsdruk aanwezig. × Als bestemming nog relatief onbekend, maar met een groot potentieel om uit te groeien tot uniek begrip met een heel sterke identiteit. × Kansen voor waterrecreatie en verdere toeristische ontwikkeling rond de ZuidWillemsvaart. × De lokale mogelijkheden voor vernatting zijn een belangrijke stap voor klimaatadaptatie en -mitigatie (veenvorming), helpen elders overstromingsproblemen te voorkomen en versterken lokaal de natuur.

Economisch-functioneel systeem Intensief landbouwlandschap Noord-Limburg

Het agrarisch landschap tussen Hamont en Kinrooi maakt mee deel uit van het landbouwlandschap Noord-Limburg.

Economisch-functioneel systeem ZuidWillemsvaart

De Zuid-Willemsvaart neemt een bijzondere plek in in deze landschapseenheid en heeft zich weten te ontwikkelen tot eigen lineair verstedelijkt en economisch systeem.

BEDREIGINGEN × Intensivering van de landbouw met toename nitraat en fosfaat in het grondwater, of juist te kleinschalige, versnipperde en weinig georganiseerde landbouw. × Watersysteem is in de geschiedenis ontregeld geraakt door irrigatie, ontwatering, rechttrekken van beken, ... Hierdoor zijn er lokaal weldegelijk problemen van verdroging of juist wateroverlast. × Vertuining van het landbouwlandschap.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 131


132 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

Maasvallei

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 133


0

2.5

5

7.5

10 Km

Koningssteen-Kollegreend

Molenbeersel

N

Vijverbroek

N

Kessenich

Natuurgebied De Goort

+

G R O E N T E N Kinrooi

Heiveld

Stilsloep Sailcenter Limburg

Itterbeek Geistingen

Ophoven

Aldeneik

+

Wurfeld

Herenlaak

Maaseik

N

Bosbeek Tösch-Langeren Heppeneert N

Bergerven

Maas

N

+ Elen

Reselt

Rubensgoed

Legende : N78

Schoothei

Bichterweerd grote kern

Rotem Ommerstein

Zuid-Willemsvaart

Oude Maas

Platte Lindenberg

middelgrote kern

Voetveer Grevenbicht

Ter Motten

kleine kern

Negenoord-Kerkeweerd

Elba

Dilsen

N Stokkem

N75

Fluisterboten

Karelinaberg

Maasmechelen Village Terhills Cablepark

+

Lanklaar

Voetveer Berg

Connecterra Meeswijk

Elaisa Wellness Tuinwijk Eisden

treinstation

De Wissen

Leut

N

natuurgebied

+

toegangsdorpen Maasvallei plek voor toerisme en recreatie vliegveld grootschalige windturbine kasteel

Eisden

Maesbempder Greend

abdij

Vucht

Maaswinkel E314

Maasmechelen

134 | PROVINCIE LIMBURG

historische windmolen historische watermolen


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

0

2.5

5

Ter Motten

Zuid-Willemsvaart

7.5 Oude Maas

Platte Lindenberg

Negenoord-Kerkeweerd

Elba

Dilsen

10 Km

N Stokkem N78

+

De Wissen

Stokkem N75

Karelinaberg

Maasmechelen Village

Terhills Cablepark

Lanklaar Voetveer Berg Connecterra Meeswijk

Elaisa Wellness

Kasteel Vilain XIIII Tuinwijk Eisden

Leut

Eisden

Maesbempder Greend Vucht

Maaswinkel Maasmechelen

Maas

E314

Kajak Maasland Kotem

Opgrimbie

Boorsem Oude Weerd Voetveer Geulle

Oud-Rekem

+ Rekem

Pietersberg

Neerharen

Domein Pietersheim

Hochterbampd

Zuid-Willemsvaart Lanaken Albertkanaal

Uikhoven

Biesweerd

Smeermaas Kajak Maasland

mijnsite tuinwijk habitat voor zangvogels habitat voor watervogels habitat voor reptielen

Veldwezelt habitat voor amfibieën habitat voor grote zoogdieren landbouwstreek met pluimvee Albertkanaal landbouwstreek met runderteelt

Hees De Brug

landbouwstreek met varkensteelt

Vroenhoeven

M E R G E L S T R E E K Kanne Mergelgrotten

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 135


SITUERING De landschapseenheid Maasvallei is de langwerpige regio langs de Maas, die van zuid naar noord op de oostelijke grens van Limburg stroomt. In de praktijk focussen we ons daarbij vooral op het stuk tussen Lanaken en Kessenich. Zuidelijker onderbreekt het Nederlandse Maastricht de directe toegang van Limburg naar de Maas, en ten zuiden van Maastricht is er enkel nog een klein fragment rond het dorpje Kanne dat tot de Maasvallei kan gerekend worden, maar vooral ook een specifieke eigenheid heeft die gekenmerkt wordt door de ligging in de mergelstreek. Binnen het kerngebied van deze landschapseenheid loopt de Maas over 45 km als grens tussen België en Nederland van Smeermaas tot Kessenich, met een hoogteverschil van 20 m. De Maas is een regenrivier, die tot wel 10 m kan dalen of stijgen naargelang het seizoen en de regenval. Langs de Maas is een unieke strook wilde riviernatuur ontstaan, met daarachter een heel systeem van Maasdorpjes, kastelen en landbouwgebied. Parallel aan de Maas loopt de steenweg N78, waarlangs een sterke verstedelijking en verlinting heeft plaatsgevonden, in tegenstelling tot de vele nog vrijwel onbebouwde gebieden direct langs de rivier. Nog verder westelijk begint het landschap van de Hoge Kempen, waar de steilrand naar het Kempens Plateau ook een topografisch einde markeert van de vallei. De grens van het valleilandschap ligt echter minder ver westelijk, tussen de overgang van zandleemnaar zandbodem en de bosrand van het Nationaal Park Hoge Kempen. Meer in het noorden grenst de Maasvallei aan het landschap van KempenBroek. Hier verdwijnt de lineaire structuur van de vallei en is een open vlakte aanwezig rond Kinrooi, een agrarisch gebied dat gekend staat voor de vee- en groenteteelt. De Maas is een grillig verlopende rivier die in dit stuk nog natuurlijk afstroomt. Dit is een uniek gegeven in België en ook in Europa zeldzaam: niet alleen zijn er geen stuwen aanwezig, de rivier is ook afgesloten voor gemotoriseerd vaarverkeer en heeft een brede winterbedding die natuurlijk kan overstromen. De hoge piekdebieten en het beperkte verval hebben geleid tot een sterk meanderende rivier met continue migratie van meanders, overstromingen en afsnijding van meanderbochten. Vele tientallen oude Maasmeanders zijn vandaag in min of meerdere mate in het landschap herkenbaar. De Maasbedding werd in de 19e eeuw wel met dijken afgebakend en gereduceerd tot een goede 100 m breedte. Hierdoor moeten grote watervloeden nu door een smallere geul en vertonen dus grotere stroomsnelheden en erosiekracht. Dit heeft als gevolg gehad dat de natuurlijke grinden zandbanken, die regelmatig droogvielen en waarop onder andere wilgen groeiden, verdwenen.

136 | PROVINCIE LIMBURG

Zware overstromingen in de jaren 1990 waren het teken om het waterbeleid in de Maasvallei anders aan te pakken. Dit werd de aanleiding voor een integraal rivierproject, in samenwerking met Nederland, waarbij de winterbedding van de Maas terug meer ruimte kreeg. Door landschapsherstelen natuurontwikkeling werden de uiterwaarden verlaagd, dijken verwijderd en oude Maasarmen en geherstructureerde grindplassen weer aangesloten op de rivier. Hierdoor heeft de Maasvallei op veel plekken terug zijn natuurlijk karakter en hoge natuurwaarden. De Maas kent een lange geschiedenis als geliefd vestigingsoord. Er zijn sporen teruggevonden van bewoning die teruggaan tot de prehistorie. De vruchtbare uiterwaarden langs de rivier, die jaarlijks overstromen met vruchtbaar slib, zijn al eeuwenlang gebruikt als vruchtbaar landbouwgebied. Hier ontstonden de vele Maasdorpen, maar ook historische stadjes zoals Maaseik en Stokkem, verschillende abdijen (o.a. in Aldeneik) en kasteeldomeinen. Met de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de steenweg N78 nam in de 19e eeuw de verstedelijking en economische ontwikkeling in de Maasvallei sterk toe. De grindwinning langs de Maas die na de tweede wereldoorlog een nieuwe vlucht nam, is een ander belangrijk economisch gegeven dat ook het landschap sterk transformeerde met talrijke grindputten als gevolg. De grootschalige grindwinningsgebieden worden nu op een meer natuurlijke wijze heringericht als plassen met een directe connectie naar de Maas. De plassen kennen ook een recreatief belang voor watersport en als jachthaven (Maaseik, Kinrooi). Aan het eind van de 19e eeuw werd er in Eisden steenkool gevonden, zodat hier een van de zeven mijnvestigingen van het Kempens steenkoolbekken ontstond. Eisden en Maasmechelen verstedelijkten hierdoor in snel tempo. Na de sluiting van de mijnen aan het einde van de 20e eeuw werd er zwaar ingezet op economische herbestemming van de mijnsites. In Maasmechelen leidde dat onder andere tot de ontwikkeling van uitgebreide bedrijventerreinen, clusters van grootschalige detailhandel en Maasmechelen Village, een outlet winkelcentrum in open lucht. De mijnsite van Eisden is ook een van de poorten naar het Nationaal Park Hoge Kempen, onder de naam Connecterra is hier een boeiend project ontstaan dat onderzoek, educatie en recreatie rond ecologische thema’s combineert.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 137


BIJZONDERE PLEKKEN Vijverbroek is een natuurgebied nabij Kessenich, aan de Belgisch-Nederlandse grens. Het gebied ligt in een oude Maasarm, die verlandde tot een moerasgebied. Het moeras wordt gevoed door de Itterbeek, maar er is ook heel wat ijzerhoudend kwelwater dat hier aan de oppervlakte komt. Samen met de natuurgebieden Koningssteen en Kollegreend is hier een ruim en divers gebied ontstaan met elzenbroekbossen, natte en droge graslanden, poelen en wilgenstruwelen. Op het water vormen zich drijftillen, drijvende eilandjes van los plantenmateriaal. Het gebied kent dus heel wat kenmerken van Kempen-Broek, maar is tegelijk deel van de historische Maasbedding. In Vijverbroek ligt ook de oude boerderij Stockbroekhof, met nog intacte historische perceelstructuur.

aanvoer van kalkrijk Maaswater groeien hier unieke bloemen- en plantensoorten. Op de oude Maasarm die hier ligt kan je overnachten op een kampeervlot. Hier ligt ook het Maascentrum De Wissen. Centraal in het gebied Negenoord werd onlangs een mooie uitzichtstoren gebouwd uit stampleem, ontgonnen uit de Maasvallei. Onder de verschillende Maasplassen is die van Herenlaak een die voluit de kaart van watersport en -recreatie getrokken heeft, met een vakantiepark en jachthaven, maar ook een zwemstrand. Het is een echte toeristische trekpleister, die tegelijk wel kies voor duurzaam toerisme met aandacht voor milieuvriendelijkheid.

Heppeneert is een goed bewaard straatgehucht langs de Maas, momenteel ook bekend als bedevaartsoord. Dicht bij elkaar en beschut achter de dijk liggen enkele grotere boerderijen met ertussen oude kleine langgeveltypes, meestal omgebouwd tot woningen. Kerkewegels, oude paden en brugjes voeren naar de hoeves in de omgeving. Verspreid over de goed bewaarde uiterwaarden met historisch permanente graslanden liggen opmerkelijke hoeves. Oud-Rekem is een goed bewaard historisch Maasdorp met een redelijk rijke geschiedenis. Het gezellig dorpje met erg homogene bebouwing werd een tijdje geleden verkozen tot ‘mooiste dorp van Vlaanderen’. Rekem was historisch een vrije rijksheerlijkheid gelegen aan de oude Maasloop. Later verloor de nederzetting aan belang ten voordele van Maasmechelen. Oud-Rekem ligt tussen de steenweg en de Zuid-Willemsvaart. Het historisch dorpshart wordt gedomineerd door het grafelijk waterkasteel en de Sint-Pieterskerk aan de Groenplaats. Het centrum heeft zijn historisch dambordpatroon behouden en bevat nog heel wat mooie historische burger- en herenhuizen en een aantal stadsboerderijen. Ter hoogte van Maasmechelen en Eisden ligt langs de Maas het waardevol en intact complex van uiterwaarden bekend als Maaswinkel. Hier ligt het goed bewaarde Maasdorp Leut en het dijkgehucht Mazenhoven. Maaswinkel bestaat in het zuiden uit een poelen- en struwelengebied en in het noorden, in Maasbempder Greend, uit een grote waterplas (gevormd door de grindwinning) en een landschap van bloemrijke graslanden en wilgenstruwelen dat begraasd wordt door paarden en runderen. Ook Negenoord-Kerkeweerd is een natuurgebied op de plaats van vroegere grindwinning. Door de natuurlijke begrazing met paarden en runderen en de permanente

138 | PROVINCIE LIMBURG

1 Rivierpark Maasvallei (© visitlimburg.be) | 2 Vijverbroek (toerismekinrooi.be) | 3 Herenlaak (© marinas.com) | 4 Negenoord-Kerkeweerd (© limburgslandschap.be) | 5 Oud-Rekem (© Facebookpagina Over Oud-Rekem) | 6 Heppeneert (© hbvl.be) | 7 Negenoord-Kerkeweerd (© dreamtheworld. nl)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 139


REGENRIVIER EN WATERLANDSCHAP De Maas is natuurlijk het hoofdelement van de Maasvallei en bron van de meeste landschappelijke kenmerken. De Maas is in deze regio een vrij afstromende regenrivier met hoogdynamische natuur, ongestuwd en onbevaarbaar. Door de dynamiek die ze creëert ontstaan op de oevers heel diverse milieus, gevormd op droge grindbanken, zandige stukken of lemige afzettingen. Vooral in het gebied tussen de Maasoever en de winterdijken groeien enorm veel bloemen en planten, daarbij ook stroomdalsoorten die door de rivier afgezet worden. De Maas zelf is redelijk zuiver en bevat veel vissoorten, waaronder een aantal zeldzame. Daarnaast is de Maasvallei vooral een paradijs voor watervogels. De landschappelijke structuur van de Maasvallei is een terrassenlandschap, met achtereenvolgens de zomerbedding van de Maas, de uiterwaarden in de winterbedding, de dijken, een agrarisch landschap met nog heel wat oude stroomgeulen en dan de steilranden van het Kempens Plateau, doorsneden door beekvalleien zoals de Bosbeek. In de hele Maasvallei zijn talrijke kleine en grote waterplassen aanwezig als getuige van de grindwinning. Deze kennen zowel een ecologisch als een recreatief hergebruik.

Maasuiterwaarden (© naturetoday.com)

Maasplassen Meerheuvel & Bichterweerd (© belbag.be)

140 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

INTENSIEVE LANDBOUW Het landschap buiten de Maasbedding en haar uiterwaarden kent een agrarisch karakter en wordt doorspekt met hagen en rijen van knotbomen. Vooral in het noorden van de landschapseenheid overheerst de intensieve landbouw, met naast veeteelt vooral fruit- en groenteteelt, zowel in serres als in volle grond. In de streek rond Kinrooi worden o.a. veel asperges geteeld, maar ook aardbeien, er zijn laagstamboomgaarden, ... Met Agropolis is hier ook een kennis- en onderzoekscentrum gesticht specifiek voor de landbouwsector.

Intensieve fruit- en groenteteelt (© softfruit. be)

Aspergeteelt in Kinrooi (© knack.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 141


VERSTEDELIJKING N78 De traditionele Maasdorpen kennen over het algemeen een T-vormige stratenpatroon, met een hoofdstraat parallel aan de Maas en een straat richting weilanden en woeste gronden dwars daarop. De meeste van deze dorpen zijn ook gegroeid weg van de Maas, zodat die structuur nog vrij intact is gebleven. Met de komst van de Zuid-Willemsvaart en de steenweg (N78) is hier een heel stedelijk systeem gegroeid met grote residentiële ontwikkeling en een typische steenwegbebouwing met bedrijvigheid en baanwinkels. Dit maakt van de N78 een structurerende lijn, met een veelheid aan verschillende functies en onsamenhangende aanblik. Een specifieke positie nemen de steden Maaseik en Stokkem in, als enige historische (Loonse) steden in de regio. Ze beschikken nog over hun historische structuur en vooral in het geval van Maaseik over veel bouwkundig erfgoed. Maasmechelen en Eisden zijn door de aanwezigheid van de steenkoolmijn ook uitgegroeid tot stedelijke proporties, een lineaire stedelijke vlek tussen de onbebouwde gebieden van de Maasuiterwaarden en het Nationaal Park Hoge Kempen. In Eisden is de tuinwijk een heel mooi voorbeeld van de geplande stedelijke ontwikkeling rond de Limburgse mijnen. In het noorden van de Maasvallei verdwijnt de lineaire structuur doordat kanaal en steenweg zijn afgebogen. In de plaats komt een agrarische vlakte met landbouwdorpen, waarvan de meeste vrij uitgespreid zijn en doen denken aan de bebouwingsstructuur rond Peer en Bree. In de Maasvallei liggen ook heel wat kasteeldomeinen met bijhorende parkgebieden.

Markt in Maaseik (© visitlimburg.be)

Steenwegbebouwing N78 (© hbvl.be)

142 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID MAASVALLEI

TOERISTISCH-RECREATIEF NETWERK Het Rivierpark Maasvallei is zowel in Belgisch- als Nederlands-Limburg een geliefde toeristische bestemming. De combinatie van waterrecreatie, waardevolle en goed ontsloten natuurgebieden, een heel aantrekkelijk fietsroutenetwerk en verspreid erfgoed (Maasdorpen, kasteeldomeinen, mijnerfgoed in Eisden) maakt de regio een bestemming met heel wat afwisseling.

Fietstoerisme Maasvallei (© justliketotravel. nl)

Maasmechelen Village (© visitlimburg.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 143


KERNKWALITEITEN Intact open rivier-, plas- en oeverlandschap met afwisselende en goed geïntegreerde recreatiemogelijkheden.

Intact open rivier- en oeverlandschap met unieke habitats en soorten De dynamische riviernatuur van de Maasvallei is meteen ook haar grootste kernkwaliteit. Als ongestuwde, onbevaarbare en binnen de grenzen van de dijken vrij stromende rivier is de Maas in Limburg een uniek gegeven in Europa, en dat geldt ook voor de natuur die in de uiterwaarden en op de oevers van de rivier ontstaat. Dat gaat over de unieke habitats en zeldzame dieren plantensoorten, maar ook over het wilde, natuurlijke rivierlandschap zelf. Leesbaarheid van het terrassenlandschap met steilrand Kempens Plateau, oude stroomgeulen, dijken, uiterwaarden en zomerbedding van de Maas De Maasvallei is zowel een natuurlijk gegroeid landschap, met steilranden, beekvalleien, oude stroomgeulen en een winter- en zomerbedding met daartussen vrij overstroombare uiterwaarden. Daarnaast is het ook een door mensen beheerd systeem, met dijken, landbouwgronden en een kanaal voor scheepvaart. De combinatie van al deze elementen en vooral de mogelijkheid om ze tot op vandaag in het landschap te lezen en te beleven, is een belangrijke kwaliteit van de landschapseenheid Maasvallei. Recreatieve en ecologische valorisatie van de relicten van de grindindustrie De Maasvallei is door de grindwinning sterk getransformeerd. Vooral in de tweede helft van de 20e eeuw werden grote grindmassa’s afgegraven en weggevoerd. De waterplassen die in deze grindputten ontstonden, zijn inmiddels een belangrijke typerend kenmerk van het landschap van de Maasvallei. De kernkwaliteit zit vooral in de manier waarop de waterplassen benut werden als kans voor ecologische opwaardering van de riviervallei, voor de creatie van hoge natuurwaarden, maar ook voor duurzaam waterbeheer en recreatie (van watersport tot natuurrecreatie).

144 | PROVINCIE LIMBURG

Herkenbare historische kernen en architectuur van Maasdorpen en kasteeldomeinen in de Maasvallei Het historisch geheel van Maasdorpen, -gehuchten en -steden met de verspreide hoeves en kasteeldomeinen is wat opgeslokt door de verstedelijking langs de N78. Toch is vooral in het oosten van de Vlaamse Maasvallei nog heel wat terug te vinden van deze historische bebouwingsstructuren. Veel dorpsen stadskernen zijn bewaard en nog leesbaar, sommige dorpen zijn zelfs nog in hun historische compacte structuur te beleven. Dorpen als Aldeneik en Oud-Rekem, met hun schat aan erfgoed en pittoresk karakter, zijn ook een toeristische troef voor de regio. Waardevol agrarisch landschap voor grondgebonden landbouw en landbouwinnovatie Vooral in het noorden van de Maasvallei is veel landbouwgebied aanwezig dat divers gebruikt wordt voor veeteelt, akkerbouw en groenteteelt. In Kinrooi onderzoekt Agropolis de innovatiemogelijkheden binnen de landbouw met lokale proefvelden. Dit hele landbouwgebied vormt een belangrijk onderdeel van het landschap van de Maasvallei, maar neemt ook binnen de Limburgse voedselproductie een belangrijke plek in.


ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Uniek geheel van dynamische riviernatuur en uitgestrekte natuurgebieden en waterplassen. × Grensoverschrijdende samenwerking met Nederland. × Positieve en duurzame aanpak toekomstige grindwinning door afsprakenkader met NV Steengoed. × Aanwezigheid van Agropolis als agrarisch innovatiecentrum. × Aantrekkingskracht van de regio voor (fiets) toeristen.

Historisch-morfologische eenheid Maasdorpen

BEDREIGINGEN × Onvoorspelbaarheid van hoe de Maas als regenrivier gaat evolueren met de klimaatverandering. × Toenemende verstedelijking en verlinting langs de N78. × Leefbaarheid en toekomstperspectief voor Maasdorpen en -gehuchten, zeker die welke niet of minder als toeristische bestemming gelden. × Intensivering van het landbouwgebruik en toename van inwisselbare teelten zoals maïs. × Waterniveau van de Maas soms onder druk door aftappen richting Albertkanaal en Juianakanaal.

De Maasdorpen waarvan sprake in deze eenheid liggen uiteraard allemaal in de Maasvallei.

Historisch-morfologische eenheid Mijnsteden

In de Maasvallei ligt de mijnsite en bijhorende tuinwijk van Eisden (Maasmechelen).

Historisch-morfologische eenheid Dietse Steden

In de Maasvallei liggen twee Loonse steden, Maaseik en Stokkem.

Economisch-functioneel systeem Intensief landbouwlandschap Noord-Limburg

Het intensief landbouwlandschap van NoordLimburg beslaat ook de streek rond Kinrooi en Kessenich, in het noorden van de Maasvallei.

Economisch-functioneel systeem ZuidWillemsvaart

De Zuid-Willemsvaart vertrekt in Lanaken en loopt vervolgens lange tijd vrijwel parallel aan de Maas. Het kanaal heeft een belangrijke rol gespeeld bij de economische ontwikkeling van de Maasvallei.

Economisch-functioneel systeem Nationaal Park Hoge Kempen

In Connecterra (Maasmechelen) en Bergerven liggen twee poorten naar het NPHK, die op de grens van de Maasvallei liggen.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 145


146 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

West-Limburgse Beekvalleien

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 147


Kanaal DesselKwaadmechelen

N

De Rammelaars

H

Albertkanaal

Hulst Schoot

Tessenderlo Schoterse Bossen

N

Paalse Plas

Gerhagen

D e Mer ode N

Averbode Bos & Heide

Paal

Abdij van Averbode

Legende :

grote kern

Engsbergen

mijnsite

Vallei van

N

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

natuurgebied

habitat voor reptielen

I J Z E R Z A N D H E U V Meldert

E314

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor amfibieën

vliegveld

habitat voor grote zoogdieren Sint-Jansbergklooster

grootschalige windturbine kasteel abdij

Depressie van Halen-Schu

landbouwstreek met pluimvee Demer

landbouwstreek met runderteelt

Schulens Meer

landbouwstreek met varkensteelt

Herk

historische windmolen Gete

historische watermolen Velp

148 | PROVINCIE LIMBURG

Schulensbroek


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

0

2.5

5

7.5

10 Km

H E I D E

N

Gerheserheide

Leopoldsburg

Heppen

Ham Staleikerheide Grote Laak

Koersels Kappelleke

Beverlo Grotebeek

Vallei van de Zwarte Beek

De Watersnip

Koerselse Heide

Stal

Mijnterril Beringen

Mijnterril Heusden-Zolder

Koersel

M I J N S T R E E K

N

Beringen

Galgenberg Helchteren Bos

l

E313

Zwarte Beek

Heusden

Domeinbos Van Soest

Mangelbeek

Houthalen-Helchteren

Zolder

n de Zwarte Beek

V E L S

N

MeylandtObbeek

N

Bolderberg

Lummen

Circuit van Zolder

Kastelen van Lummen

ulen

k

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 149


SITUERING De West-Limburgse Beekvalleien liggen in de zogenaamde tertiaire Kempen, een langgerekte reeks getuigenheuvels die zich ruwweg uitstrekt tussen Houthalen en Diest. Deze tertiaire Kempen vormen het overgangsgebied tussen de ‘echte’ Kempen en de regio’s Haspengouw en het Vlaams-Brabantse Hageland. Centraal in de landschapseenheid WestLimburgse Beekvalleien bevinden zich de valleien van de (middenloop van de) Zwarte Beek, Grotebeek en Grote Laak. De bovenlopen van deze beken (richting noordoosten) vormen een overgansgebied richting Noord-Limburgse Bossen en Wijers, waar er meer bos- en heidegebieden in het landschap opduiken. Richting zuid-oosten vormt de (vallei van de) Mangelbeek een overgangsgebied, waar de eerste vijvercomplexen van de Wijers aanwezig zijn. In het westen in Tessenderlo loopt de landschapseenheid van de WestLimburgse Beekvalleien over in het landschap van De Merode, dat grotendeels in de provincie Antwerpen ligt maar met de bossen van Averbode en Gerhagen ook een klein deel van Limburg beslaat. De zuidelijke grens van de West-Limburgse Beekvalleien bevindt zich in de zogenaamde depressie van Halen-Schulen, de plek waar Zwarte Beek, Mangelbeek, Demer, Herk, Gete en Velp samenkomen. Vooral de vallei van de Zwarte Beek speelt in deze landschapseenheid een centrale rol. Het is een beekvallei die van bron tot monding voor het grootste deel als natuurgebied beschermd wordt, wat uniek is in Vlaanderen en geleid heeft tot een unieke verzameling van valleinatuur. De Zwarte Beek loopt in een gebied met sterk ijzerhoudende bodem, zodat het water regelmatig oranje kleurt. In de vallei van de Zwarte Beek is ook heel wat kwel, doordat grondwater er hoog staat. De Zwarte Beek zelf ontspringt op de Resterheide nabij Hechtel, en mondt 30 km verder uit in de Demer. Ze doorkruist het militaire domein van het Kamp van Beverlo (Leopoldsburg). Vooral de bovenloop, die door dit domein loopt, is zeer waardevol omdat ze quasi ongeschonden is van landbouwgebruik. Stroomafwaarts vanaf Koersel is de beek wel rechtgetrokken en uitgediept. Tussen Paal en Meldert loopt de middenloop, met daar o.a. de Bocht van Laren. Uiteindelijk mondt de Zwarte Beek uit in de Demer nabij Diest. De parallelle beekvalleien van de Mangelbeek, de Grotebeek en de Grote Laak zijn gelijkaardig van structuur en ecologisch waardevol, maar meer geschonden door ander ruimtegebruik. Tussen de beekvalleien liggen grote, droge stukken land, waar ook de getuigenheuvels terug te vinden zijn, vooral in het westen van Tessenderlo en Lummen. Hier vinden we verder een typisch landschap voor de (Lage) Kempen, met naaldbossen, heidefragmenten en landbouwgebied met plaggenbodems en

150 | PROVINCIE LIMBURG

weilanden. De grootste boscomplexen zijn terug te vinden in Tessenderlo tussen het centrum en de abdij van Averbode. Dit zijn vooral naaldhoutaanplantingen zoals ook in de NoordLimburgse Bossen terug te vinden zijn. In tegenstelling tot andere regio’s in de Lage Kempen is de landschapseenheid van de WestLimburgse Beekvalleien heel erg verstedelijkt. Een cruciale rol daarbij speelde de industriële ontwikkeling, zowel rond de chemische industrie in Tessenderlo als bij de mijnsites van Beringen, Heusen-Zolder en Houthalen-Helchteren. Toen het Albertkanaal gegraven werd, heeft men zowel ter hoogte van Tessenderlo als in Beringen voorzien in een lokaal havendok, waarrond de industriële ontwikkeling vrij snel een hoge vlucht nam. Ook de ontsluiting van de regio per trein en later met de aanleg van de snelwegen E313 en E314 lokte heel wat bijkomende bedrijvigheid. Deze industriële ontwikkeling en de goede bereikbaarheid van het gebied werkte echter ook een snelle residentiële groei in de hand. Eerst specifiek rond de industriële knopen met o.a. de tuinwijken en cités van Beringen-Mijn en Heusden, later als een ongestuurde, vlekvormige uitbreiding van de meeste dorpskernen met uitgestrekte verkavelingswijken. Op die manier is de typerende strokenbebouwing ontstaan, waarbij in de zone tussen snelweg en de bosen heidegebieden in het noordoosten bijna alle ruimte tussen de beekvalleien verkaveld en bebouwd werd.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 151


BIJZONDERE PLEKKEN De Abdij van Averbode ligt op grondgebied van drie gemeenten en provincies. Ze was zelfs historisch al een ‘grensgeval’, op de grens tussen het hertogdom Brabant en het graafschap Loon (later het prinsbisdom Luik). In ieder geval heeft de abdij een grote rol gespeeld in de landschapsen agrarische ontwikkelingen in West-Limburg, in het bijzonder in Tessenderlo maar ook elders. De abdij lag aan de basis van de ontginning van heel wat Kempens landschap voor o.a. bosbouw, landbouw, veeteelt of visvangst. De abdij ligt in een landschap gekenmerkt door getuigenheuvels, uitgestrekte bossen, heidefragmenten en landduinen. Het meest uitgesproken en intact is dat landschap in het gebied van Gerhagen in Tessenderlo dat rechtstreeks aansluit op de eigen bossen van Averbode zelf. Gerhagen is een van de drie Limburgse stiltegebieden maar ook een belangrijke bestemming voor natuuren familierecreatie. Het hele landschap van Averbode en Gerhagen hoort bij het landschap van ‘De Merode’, dat verderloopt in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen. Een van de grootste (1300 ha !) en meest waardevolle natuurgebieden in deze landschapseenheid is de Vallei van de Zwarte Beek. Deze beek ontstaat op de rand van het Kempens plateau en maakt de verbinding tussen de Kempen en het Hageland, waar het in de Demer vloeit. De bovenloop van de Zwarte Beek wordt gekenmerkt door uitgestrekte heide, bossen en duinen en hoort qua landschapsbeeld thuis bij de landschapseenheid Noord-Limburgse Bossen. Het is een van de meest intacte laaglandbeeksystemen van West-Europa, met een beek die sterk meandert en een natuurlijke loop volgt. Het landschap wisselt heel sterk, met verder van de bron ook veel natte moerassen, akkers, weilanden en graslanden. Het hele stroomgebied wordt gekenmerkt door een verwevenheid van kleinschalige landbouwpercelen, vochtige tot natte hooilanden, ruigten, broekbossen, beekbegeleidend bos en heidefragmenten. Een uniek gegeven in de Vallei van de Zwarte Beek is het uitgestrekte, intacte veenpakket in de bodem. Dit beslaat een oppervlakte van zo’n 200 ha en kan tot 5 meter dik zijn. Dit veen is eeuwenoud en speelt een belangrijke rol als opslag van CO2 en als ‘spons’ voor water. De Rammelaars is een natuurgebied in het noorden van Ham en eveneens een goed bewaard beekdallandschap. Het gebied dankt zijn naam aan de vele konijnen en hazen die er leven. Verder is het gekenmerkt door de aanwezigheid van natte natuur, zoals elzenbroekbossen, wilgenstruwelen en kleine vijvers. In het gebied werd vroeger naar ijzererts gedolven, de putten zijn nog in het landschap aanwezig. Ook de turf uit het gebied was populair als brandstof.

152 | PROVINCIE LIMBURG

De depressie van Halen-Schulen is een uitgestrekt, waterrijk laagland ten zuiden van Lummen. Het ligt op de overgang tussen de West-Limburgse Beekvalleien, Vochtig Haspengouw en het Hageland in VlaamsBrabant. Omdat het historisch een vrij nat gebied is met veel broeklandschappen, bleef het redelijk onbebouwd, zeker in vergelijking met het strokenlandschap in de het noorden van deze landschapseenheid. In deze regio stromen de Zwarte Beek, Mangelbeek, Demer, Gete en Velp samen. Doorheen de geschiedenis is hier een soort polderlandschap geschapen, met heel wat dijken die voor articifiële reliëfverschillen zorgen. Een enorme ingreep was de aanleg van de snelweginfrastructuur van de E314, waardoor men hier ook het grote Schulensmeer moest aanleggen als wachtbekken voor de waterbeheersing in het natte landschap van het Schulensbroek (zie landschapseenheid Vochtig Haspengouw). In dezelfde omgeving ligt op het grondgebied van Lummen een cluster van drie historische kastelen, die profiteerden van de gunstige ligging aan de Demer en Mangelbeek en de landbouwmogelijkheden die zo zijn ontstaan.

1 Vallei van de Zwarte Beek (© visitlimburg. be) | 2 Veenlagen in de Vallei van de Zwarte Beek (© ecopedia.eu) | 3 Schulensbroek (© schulensmeer.be) | 4 Abdij en bossen van Averbode (© averbodemoment.be) | 5 Gerhagen (© uitdatabank.com) | 6 Kastelen van Lummen (© lummen.be) | 7 De Rammelaars(© outdooractive. be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 153


ECOLOGISCHE BEEKVALLEIEN De beekvalleien zijn natuurlijk het belangrijkste landschappelijke kenmerk van deze landschapseenheid, met hun moerasbossen, natte graslanden, zeggevegetaties, veen, vennen en natte heide. De Vallei van de Zwarte Beek biedt een unieke staalkaart van bijna al deze landschapstypes, maar ook in de andere beekvalleien zoals Grotebeek en Grote Laak is heel wat waardevolle valleinatuur terug te vinden. In de veengebieden zijn dat bloemrijke hooilanden met zeldzame planten, ook in de elzenbroekbossen zijn die terug te vinden. De intacte beekvalleien bieden ook een toevluchtsoord voor heel wat insecten. Door de natheid van de beekvalleien en de aanwezigheid van weinig draagkrachtige veenlagen, zijn ze grotendeels gespaard gebleven van bebouwing. Hierdoor hebben we hun natuurlijke structuur en verloop goed kunnen bewaren en lopen als groene corridors doorheen

het verder wel heel verstedelijkte landschap van West-Limburg. Aan de benedenloop van de Zwarte Beek en in de bossen van Gerhagen liggen nog landduinen met stuifzand. In het westen van de landschapseenheid liggen ijzerzandsteenheuvels. Deze zijn zuidwestelijk georiënteerde getuigenheuvels, die de beekvalleien lokaal doen versmallen. Ter hoogte van Lummen en Halen bevindt zich een grote depressie die vroeger een zeer moerassig gebied was met frequente overstromingen. Hier monden de Zwarte Beek en de Mangelbeek uit in de Demer. Ondanks het feit dat het doorsneden wordt door een aantal grote infrastructuren, is ook dit landschap, traditioneel waterrijk, van bebouwing grotendeels gespaard gebleven en toont het zich nu als groene vlakte met een heel netwerk van beken en sloten, weilanden en kleine landschapselementen.

Zwarte Beek (© visitlimburg.be)

Grote Laak in natuurgebied De Rammelaars (© natuurpuntham.be)

154 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

PATCHWORK VAN GROTE EN KLEINE BOSGEBIEDEN De beekvalleien bevatten heel wat kleine en grotere bosjes, deels broekbossen, maar ook grotere naaldbossen. Vooral in het noordoosten, op de overgang met de landschapseenheid van de Noord-Limburgse Bossen, is een uitgebreid bos- en heidelandschap aanwezig. Het is hier dat de meeste beken van de West-Limburgse Beekvalleien ontspringen. De bossen zijn grotendeels naaldbosaanplantingen. Ook in het westen zijn grote bossen aanwezig, in de invloedssfeer van de abdij van Averbode (net over de grens met Vlaams-Brabant. Dit boslandschap is diverser en sluit aan bij het land van De Merode, dat verderloopt in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant. Toch biedt het in Tessenderlo een voor Limburg bekend beeld, met veel naaldbomen, heide en ook zandduinen.

Koersel Kapelleke (© Facebookpagina Koersel Kapelleke)

Duizendjarige eik in Lummen (©wereldboom.org)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 155


DENS NETWERK VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Het hele gebied van de West-Limburgse Beekvalleien kent een uitzonderlijke dichtheid aan kleine landschapselementen, zowel in de beekvalleien zelf als in het tussenliggende drogere weidelandschap. In de beekvalleien gaat het om een combinatie van broekbossen, solitaire bomen, populieren, ... Het drogere landschap, waar het niet bebouwd is, is vooral in gebruik voor veeteelt en bestaat uit weilanden die op veel plekken nog omzoomd zijn met houtkanten en bomenrijen. Maar ook veel van de verstedelijkte gebieden kennen een erg groen karakter. De schaal waarin de open ruimte hier verkaveld is geworden, heeft ervoor gezorgd dat er in die verkavelingen nog heel veel onbebouwde kavels aanwezig zijn, maar ook grotere onbebouwde gebieden zoals nog niet aangesneden woonuitbreidingsgebieden. Op veel van die braakliggende gronden zijn nog waardevolle natuurelementen terug te vinden:

bosjes, houtkanten, soortenrijke graslanden, ... Deze staan natuurlijk wel onder druk door de oprukkende verstedelijking en zijn vaak heel gefragmenteerd. Maar ze zouden een aanleiding kunnen vormen om in deze verkavelingen te werken aan groene dooradering en het behoud van deze waardevolle kleine landschapselementen.

Kleine landschapselementen in de Lage Kempen (© rllk.be)

Bomen en houtkanten in Lummen (© mlouisevgfotografie.weebly.com)

156 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

LINEAIRE INDUSTRIEZONE EN STROKENBEBOUWING Het landschap van de West-Limburgse Beekvalleien wordt bepaald door de noordoostzuidwest stromende beken. Deze bepalen ook de nederzettingenstructuur, met bebouwing op de heuvelruggen tussen de beken in de vorm van strokenbebouwing: langgerekte verkavelde structuren, met daartussen groene, natte corridors. Oorspronkelijk ging het over kleine dorpskernen met Beringen als enige historische stad. Door de industrialisatie van de regio nam de bebouwing snel toe, eerst met geplande verstedelijking rond de mijnen (tuinwijken in Beringen-Mijn en Houthalen), later in de vorm van een netwerkvormige ‘patchworkverstedelijking’ met veel lintbebouwing en suburbane ontwikkelingen in stroken tussen de beken. Het Albertkanaal onderbreekt en doorsnijdt deze structuur. Hier is een lineaire industriële ontwikkeling zichtbaar in de strook tussen kanaal en snelweg (E313), met industrie- en

bedrijventerreinen, deels watergebonden, en ook een opvallend grote hoeveelheid windturbines. Meer naar het zuid-westen neemt het strokenkarakter af en zitten we in een meer onbebouwd landschap met meer ruimte voor landbouw (vooral veeteelt), waarin relatief goed afgebakende dorpskernen liggen zoals Schoot, Engsbergen, Meldert en de grotere nederzettingen Tessenderlo en Lummen.

Industriezone Ravenshout (© internetgazet.be)

Strokenbebouwing in Stal (Beringen) (© internetgazet.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 157


KERNKWALITEITEN Het unieke intacte karakter van de Vallei van de Zwarte Beek als deel van groter netwerk van groene beekvalleien.

Ecologisch landschap van beekvalleien, moerasbossen, laagveen en natte graslanden met bijhorende fauna en flora Een evidente kernkwaliteit is het netwerk van intacte beekvalleien met alle bijhorende ecotopen en landschappen. Een unicum in deze landschapseenheid is de Zwarte Beek als beek die vrijwel over het volledige stroomgebied intact is gebleven in zijn natuurlijke staat en als natuurgebied wordt beschermd en beheerd. Ook de aanwezigheid van het enorme veenpakket in de bodem maakt dit een uniek gebied. Onbebouwde, natuurlijk beheerde natuur- en bosgebieden Zowel in de beekvalleien als in een aantal bos- en heidegebieden is er goed beheerde, onbebouwde ruimte aanwezig in deze voor de rest sterk bebouwde regio. Dankzij de continuïteit van de meeste beekvalleien ontstaat er zo een ecologisch netwerk waar wel heel hoge natuurwaarden kunnen worden genoteerd. Ook de schaal van bos- en heidegebieden zoals Averbode-Gerhagen, Gerheserheide en de bovenloop van de Vallei van de Zwarte Beek zijn waardevolle natuurlijke gebieden. Dens netwerk van kleine landschapselementen dat doorloopt in ecologisch, agrarisch en bebouwd gebied De Lage Kempen, en dan vooral de minder beboste delen ervan, worden gekenmerkt door een hoge dichtheid aan kleine landschapselementen zoals houtkanten, bomenrijen, kleine waterelementen, … Dit netwerk zorgt voor een kleinschalig boccagelandschap en is het meest aanwezig in en rond de beekvalleien, maar ook in het landbouwgebied en deels zelfs in de bebouwde ruimte.

158 | PROVINCIE LIMBURG

Breed geïntegreerd en herbestemd mijnerfgoed als woonomgeving, werkomgeving en toeristisch-recreatieve aantrekkingspool De voormalige mijnsites in Beringen-Mijn, Heusden-Zolder en Houthalen-Helchteren en het systeem van woonwijken en voorzieningen daarrond, zijn nog steeds een vitaal onderdeel van hun omgeving. Na het sluiten van de mijnen werd sterk ingezet op herbestemming, voor nieuwe vormen van bedrijvigheid, sport & recreatie, cultuur, handel en wonen. Ook de tuinwijken en cités zijn nog steeds bewoond en vormen levendige getuigen van het industrieel en sociaal-culturele verleden van de streek. Het behoud en de succesvolle en brede integratie van al dit erfgoed en het hele mijnsysteem is een essentiële kernkwaliteit voor de hele Limburgse mijnstreek. Verweving van economische/residentiële omgevingen en ecologisch landschap De West-Limburgse Beekvalleien zijn een regio met een groot ruimtebeslag door bebouwing, maar ook hoge natuurwaarden en een grote hoeveelheid beschermde natuur. Beide omgevingen zijn bovendien sterk in elkaar verweven, zodat vrijwel elke woonwijk op een boogscheut van waardevolle natuur ligt. Dit is een vrij unieke kwaliteit die de woonkwaliteit sterk verhoogt, maar wel uitdagingen met zich meebrengt voor het natuurbehoud.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID WEST-LIMBURGSE BEEKVALLEIEN

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× De Vallei van de Zwarte Beek als grootste Vlaamse natuurgebied en vrijwel intacte beekvallei van bron tot monding. × De intergemeentelijke samenwerking tussen de verschillende mijn-gemeenten, bijvoorbeeld rond het project Kolenspoor. × De verweving van bebouwing en natuur is een risico, maar ook een kans om te werken aan een duurzame synergie tussen beide ruimtegebruiken.

Historisch-morfologische eenheid Mijnsteden

BEDREIGINGEN

Beringen-Mijn en Heusden-Zolder zijn twee mijnsites in de West-Limburgse Beekvalleien.

Historisch-morfologische eenheid Dietse Steden

Beringen is een van de historische Loonse steden.

Economisch-functioneel systeem Economisch Netwerk Albertkanaal

Het Albertkanaal is de ruggengraat van de economische en stedelijke ontwikkeling van deze landschapseenheid.

× Het enorme ruimtebeslag door verspreide bebouwing zorgt voor versnippering van het ecologisch netwerk. × Mogelijke conflicten tussen de groei van het Economisch Netwerk Albertkanaal en de nog aanwezige natuur. × De randligging van de gemeentes in dit gebied, dat ook de ‘neus’ van Limburg wordt genoemd, maakt dat ze bij regionale projecten weleens uit de boot durven vallen. × De historische vervuiling door Tessenderlo Chemie legt een hypotheek op de ecologische kwaliteit in de Grote Laak en de Grotebeek.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 159


160 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

DE WIJERS

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 161


Heus Heus

E313

Melisbroek

Circuit Zolder Circuit van Zolder E314

Legende : Schulensmeer

grote kern

mijnsite

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

N

natuurgebied

habitat voor reptielen

+

toegangspoort De Wijers

habitat voor amfibieën

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor grote zoogdieren

vliegveld

landbouwstreek met pluimvee

grootschalige windturbine

landbouwstreek met runderteelt

kasteel abdij historische windmolen historische watermolen

162 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwstreek met varkensteelt

Schulensbroek

Natuu Kl Bold Bol

Lummen

Demer

A He

Herkenro Herkenrod


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

0

2.5

5

7.5

10 Km

Mijnterril Heusder-Zolder Molenheide

H E I D E

Helcheren Bos

Mijnschacht Heusden-Zolder

Mangelbeek

sden sden

Meylandt

Kelchterhoef Mijnterril Zwartberg

Houthalen-Helchteren Royal Limburg Golf

Mijnschacht Houthalen-Helchteren Greenville

Zolder

N

De TeutSchemmersberd

La Biomista

Hengelhoef

Kolenspoor

M I J N S T R E E K

N

urgebied luis van derberg lderberg Camping Heidestrand

Abdij van erkenrode

ode de

De Kuil

Zonhoven

Stiemerbeek

Uitkijktoren

V I S V I J V E R S De W ij e r s

Mijnterril Winterslag

C-Mine

N

N

Natuurreservaat Platwijers

AiroPukkelpop Kiewit

Natuurreservaat Het Wik Domein Bokrijk-Kiewit

Genk

N

Natuurreservaat De Maaten

Albertkanaal

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 163


SITUERING Het kerngebied van de landschapseenheid De Wijers valt samen met de afbakening van het natuurgebied De Wijers, met daarin de beekvalleien van Mangelbeek, Voortbeek, Roosterbeek, Slangbeek, Schrijnebroeksbeek, Zusterkloosterbeek, Stiemerbeek en Kaatsbeek. Ook wel bekend onder de naam “Vijvergebied Midden Limburg” of “Park Midden-Limburg” omvat het gebied vrijwel het volledige stroomgebied van deze beken. Het echt herkenbare vijverlandschap van De Wijers is echter vooral aanwezig vanaf de zuidwestelijke steilrand van het Kempens Plateau, waar de parallelle beekvalleien ontspringen en zuidwestwaarts richting De Wijers stromen. De bovenlopen op het plateau worden ook meegerekend bij het kerngebied van de landschapseenheid, hier zijn nog steeds vijvers te herkennen, maar ze zijn minder in aantal en het landschap is droger met meer bos- en heidegebied. De Zwartebeekvallei vormt de westelijke grens van het gebied, waar de veengrond niet meer toeliet om vijvers aan te leggen. De Mangelbeekvallei vormt een overgangsgebied alsook de Stiemerbeekvallei in het oosten. De benedenloop met De Maten hoort zeker nog bij de Wijers, maar de bovenloop ligt op de overgang met de landschapseenheid Hoge Kempen. In het zuiden vormt de Demer een harde grens van het vijverlandschap. Toch rekenen we ook de zuidelijke kant van het stroomgebied van de Demer mee als overgangsgebied richting Vochtig Haspengouw. Centraal gelegen in Limburg en geklemd tussen drie andere landschapseenheden vormt de Wijers een echt kruispunt en mix tussen verschillende invloedssferen. De regio vormt een overgangsgebied van droog naar nat, van zand naar leem, van voedselarm naar voedselrijk en van bos en heide naar weiland. Vaak wordt de regio geassocieerd met het ‘natuurlijke vijverlandschap’, en hoewel het een zeer belangrijke natuurlijke rol vervult (habitats en biodiversiteit) is het een echt cultuurlandschap. Dat wil zeggen dat de mens in de loop van de geschiedenis een sterk bepalende invloed op het natuurlijke landschap heeft gehad. In het verleden bepaalden de beekvalleien hoe het landschap van De Wijers er uitzag. De natte valleigronden kwamen van nature enkel in aanmerking voor gebruik als hooiweide en voor bosaanplant met populier en broekbossen. Door ze te ontwateren werden de gronden geschikt gemaakt voor gebruik als graasweiden. De aanwezigheid van verschillende beekjes en de lichte helling maakte de regio ideaal voor het afdammen en aanleggen van vijvers. Ze werden aangelegd volgens een ingenieus systeem.

164 | PROVINCIE LIMBURG

Instromend water werd opgehouden door een dijk, waardoor er stroomafvaarts een diepere vijver ontstond. Maar niet alle vijvers zijn even oud en hebben dezelfde oorsprong. De oudste visvijvers liggen in De Maten in Genk en dateren uit de 13de eeuw. Ze danken hun bestaan wellicht aan de aanwezigheid van de abdij van Herkenrode. De visvijvers in natuurreservaat de Dauteweyers in Diepenbeek zijn pas in de 18de eeuw ontstaan en werden eerst geexploiteerd voor de ontginning van ijzererts. De vijvers in domein Terlaemen in Heusden-Zolder werden oorspronkelijk voor veenwinning gebruikt en werden pas in 1880 als visvijver ingezet. De grote toename van het aantal vijvers vond echter pas plaats in de 19de en 20ste eeuw onder invloed van de Zonhovense viskwekers die het kweken van karpers tot een economische activiteit maakten.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 165


BIJZONDERE PLEKKEN De Maten is een 300 ha groot beschermd landschap en natuurreservaat gesitueerd aan de zuidrand van de Wijers, net boven het Albertkanaal. De eerste benamingen van vijvers van de Maten zien we reeds opduiken in de gemeenteregisters rond 1485. Het is één van de oudste natuurgebieden van Vlaanderen. In de vroege Middeleeuwen legden heiboeren de eerste dijkjes aan tussen twee duinenruggen, dwars op de Stiemerbeek die door De Maten stroomt. Zo ontstonden in de beekvalleien lange ketens van vijvers. Tegenwoordig komen er dertien Europees beschermde habitats voor en is het een thuis voor zestien Europees beschermde soorten, waaronder de roerdomp en knoflookpad. De Abdij van Herkenrode ontstond in 1182 te Kuringen, vlakbij het versterkt kasteel van de graven van Loon (het huidig Prinsenhof). Zeker is dat de abdij het landschap van de Wijers mee vorm heeft gegeven, vooral door de talrijke afdammingen en visvijvers die werden ingezet voor voedselproductie. Door de wet van 1 september 1796 dienden alle zusters hun abdij te verlaten. Het domein werd publiek verkocht maar bleef het centrum van een belangrijke landbouwuitbating. Eén van de eerste suikerfabrieken werd hier zelfs opgericht! De site wisselde nog enkele malen van eigenaar en werd uiteindelijk in 1998 opgekocht door het Vlaamse Gewest. De bestaande gebouwen werden met respect voor het verleden gerestaureerd en herbestemd. De abdij doet nu dienst als toeristische trekpleister met een rijk erfgoed, kruidentuin, museum en belevingscentrum. Schulensmeer ligt uiterst westelijk in de Wijers, in het stroomgebied van de Demer, en werd genoemd naar het aangrenzende kerkdorp Schulen. In de vroege jaren zeventig werd er een zandwinningsplaats gezocht voor de aanleg van de E314 tussen Lummen en Aarschot. In het Schulensbroek werd op dat moment ook een retentiebekken gepland voor een betere beheersing van de Demer. Door het zand te winnen op dezelfde plaats waar het wachtbekken werd voorzien diende er maar één grond opgeofferd te worden. Het meer kent dus geen natuurlijk ontstaan, maar maakt als menselijke creatie deel uit van het cultuurlandschap. Hoewel het vooral bekend is om zijn watersportmogelijkheden hebben ook vele planten- en diersoorten ondertussen hier hun thuis gevonden. Het meer is 2,8km lang, ongeveer 180m breed en is 7 à 8m diep. Daarmee is het Schulensmeer, wanneer het tot de buitendijken volloopt, het grootste binnenwater van Vlaanderen.

166 | PROVINCIE LIMBURG

Het Circuit van Zolder is een racecircuit gelegen in de bossen van Bolderberg aan het Albertkanaal in de gemeente Heusden-Zolder. Het kreeg zijn gestalte begin jaren 60’, toen de lokale motorclub besliste om een circuit te laten ontwerpen. Sindsdien zijn er vele Formule 1 en - 2 wedstrijden gereden, waaronder de laatste in 1984 (concurrentie, vernieuwing en heropening van het circuit Spa-Francorchamps). Als menselijk artefact en solitaire, niet contextuele pool in het landschap, is het vergelijkbaar met de Lommelse Ford-testbaan in de West-Limburgse bossen. Door zijn goede bereikbaarheid vanaf de autostrade doet het Circuit vaak dienst als evenemententerrein en geniet het nog steeds van een internationale uitstraling. De laatste 10 jaar besteedt het Circuit ook ruim aandacht en ruimte aan de fiets, er is sinds 2008 ook een BMX parcours. Het Provinciaal Domein Bokrijk is reeds enkele decenia een ‘sterk merk’ en goed gepromote toeristische trekpleister. Het is overwegend bekend om zijn openluchtmuseum, arboretum en openluchtspeeltuin. Pas in 1938 kocht de Provincie Limburg het gebied aan en in 1953 besloot de deputatie Bokrijk tot een Openluchtmuseum in te richten. Een belangrijke en historische beslissing: met de naoorlogse industriële revolutie en de toenemende welvaart in de ‘fifties’ dreigde immers het authentieke woonlandschap in Vlaanderen op korte tijd verloren te gaan.

1 Vijver- en plassenlandschap van De Maten, Genk (© bolderberg.be) | 2 Openluchtspeeltuin Bokrijk (© liesellove.be) | 3 De roerdomp (© nvwgdegrutto.nl | 4 Zomertheater, Bokrijk (© dewereldvanbruegel.be) | 5 Fietsen door het water (© zuiderhuis.be) | 6 Racecircuit Zolder (© heusden-zolder.eu) | 7 Abdijsite van Herkenrode (© herita.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

2

1

3

4

6

5

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 167


LANDSCHAP VAN BEEKVALLEIEN EN VIJVERS De Wijers ligt geografisch gezien op de overgangszone van de steilrand van het Kempisch Plateau naar Vochtig Haspengouw gekenmerkt door tal van ecologische en landschappelijke overgangen. Het landschap bestaat als een mozaïek uit een aaneenschakeling van vijvers, moerassen, bossen, heide en grasland. De diversiteit van het waterrijk landschap zijn te danken aan de ligging tussen twee streken met een eigen topografie, watersysteem en bodemkenmerken: het Kempisch Plateau en Haspengouw. Het Kempisch plateau heeft een zandbodem waarin water kan infiltreren, dat op veel plaatsen in De Wijers als kwelwater opnieuw aan de oppervlakte komt. Het kwelwater is de bron van de vele vijvers die zo karakteristiek zijn. Het Kempisch Plateau is ook het brongebied van een aantal beken die evenwijdig en flauw hellend door De Wijers richting zuidwesten naar de vlakte van de Demervallei stromen.

Onder invloed van de abdij van Herkenrode, en later door de turf en ijzererts-winning, werden in het verleden langsheen de Stiemer- en Kaatsbeek een snoer van vijvers uitgegraven in de moerassige ondergronden. De meeste van deze vijvers zijn onnatuurlijk en rechthoekig van vorm. Ze liggen vaak aaneengesloten met tientallen naast elkaar, enkel gescheiden door smalle dijkjes. De vijvers werden eeuwenlang ingezet voor typische viskweek van Zonhovense visboeren en zijn nu gedeeltelijk geëvolueerd tot waardevolle natuurgebieden zoals De Maten, De Teut, Kelchterhoef, Hengelhoef, Bokrijk en Schulensmeer.

Zwemvijver De Plas, Kelchterhoef (© solivagant.be)

Historische viskweek in De Wijers (© dewijers. be)

168 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

GROTE BOS- EN HEIDEGEBIEDEN Buiten de talrijke aanwezigheid van vijvers en moerassen zijn in deze mozaïek aan landschapstypes ook bossen, heides en grasland aanwezig. Bebouwing, dorpen en steden zijn echter nooit veraf. Historisch gezien is De Wijers een belangrijk heidegebied. Als gevolg van rondtrekkende en grazende schaapskuddes was De Wijers net zoals de rest van Limburg voorheen één groot heidegebied. De aanwezige naaldbossen die in de loop van de geschiedenis een groot deel van deze heidegebieden in De Wijers hebben vervangen zijn eveneens een gevolg van menselijke activiteiten, met oog op de opkomende mijnbouw.

die vooral in waterrijke en heidegebieden gedijen, vinden er hun thuis. Deze soorten, die soms zelfs uniek zijn voor Vlaanderen, maken dat de regio een hoge natuurlijke waarde heeft en grote delen Europees beschermd worden als Natura-2000 gebied.

Heidegebied (© vwildenwandelparkmolenheide.be)

De Wijers is rijk aan bijzondere natuur. Bedreigde planten- en diersoorten (roerdomp, boomkikker, knoflookpad, grote modderkruiper, poelkikker…)

Wandelen door de bossen met paard - Bokrijk (© jeugdherbergen.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 169


DENS NETWERK VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN In de kaartsanalyse in deel 1 van dit onderzoek is reeds duidelijk af te lezen dat er zich in de Wijers een bijzonder hoge concentratie van kleine landschapselementen manifesteert. Houtkanten, hagen, poelen, bomenrijen, bosjes, holle wegen, houtwallen zijn allemaal voorbeelden van kleine landschapselementen die vroeger een belangrijke functie vervulden die ze vandaag vaak verloren zijn. Poelen maken plaats voor drinkbakken en hagen en houtkanten worden vervangen door afrasteringen. Niet enkel zijn ze belangrijk voor het uitzicht van het landschap, maar fungeren ook als schuilplaats of uitkijkpost voor verschillende kleine diersoorten en insecten en werken als stapsteen of beschutte verbinding tussen de natuurgebieden.

identiteitsverlenende structuren overeind.

Houtkantenbeheer (© dewijers.be)

Door een actieve focus en coöperatie van de boeren blijven dit soort vaak onzichtbare maar

Bomenrijen rond de vijvers (© rootsmagazine.nl)

170 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

VERSTEDELIJKT LANDSCHAP De nederzettingsstructuur in De Wijers is op eerste gezicht weinig gestructureerd. Buiten de nabijheid van de historische stad Hasselt en rasterstad Genk, gegroeid door de mijnbouw, bestaat het voornamelijk uit enkele uitgezette dorpscentra, een verzameling van mijncités, uitgestrekte tuinen woonwijken die tussen de beekvalleien zijn gegroeid en open bebouwing langsheen het lokaal wegennet. Net zoals het landschap ligt de Wijers op een kruispunt tussen verschillende systemen en valt de nederzettingenstructuur niet eenduidig te beschrijven. Er is van alles wat aanwezig. In het midden, aan de voet van het plateau in het beekdal, vinden we met Zonhoven en Houthalen-Helchteren enkele breedmazige en uitgestrekte dorpen terug. Hoewel hun historische kern nog goed herkenbaar is, zijn ze onder druk van de economische groei van Hasselt en Genk en doorgang van de N715 (noord-zuidverbinding) geëxpandeerd tot ver buiten hun oorspronkelijk kern. De centra zijn omgeven door residentiële woongebieden met een duidelijk groen karakter maar met een vrij lage densiteit. Een overgang tussen de bebouwde en de onbebouwde ruimte is nauwelijks merkbaar. De woonwijken te Genk in het oosten zijn voornamelijk het resultaat van een gelaagd ontwikkelingsproces, waarin enkele

kleinere historische kernen onder invloed van de mijnontwikkelingen in het begin van deze eeuw uitgegroeid zijn tot een samenklontering van groene ‘tuinwijken’. In het westen zien we Heusden-Zolder opduiken als één van de eerste, bijna lineaire, woonwijken die zich mettertijd tussen de beekvalleien hebben ontwikkeld. De bebouwde en natuurlijke omgeving zijn dan ook sterk in elkaar verweven, zodat vrijwel elke woonwijk op een boogscheut van waardevolle natuur ligt. Dit is een vrij unieke kwaliteit die de woonkwaliteit sterk verhoogt, maar ook wel uitdagingen met zich meebrengt voor het natuurbehoud.

Wonen in het groen, Zonhoven (© Google Streetview)

De stedelijke en suburbane ontwikkelingen worden doorsneden door een groene en recreatieve kern met onder meer Bokrijk, de Maten, Hengelhoef, Kelchterhoef en Molenheide (zgn. ‘Park Midden-Limburg’) en een sterk uitgebouwde logistieke infrastructuur (E313, E314, Albertkanaal...). Hierrond ziet met vooral grootschalige industrieterreinen opduiken en meer recent ook nieuwe onderzoekscentra. N715 als trekker van verstedelijking en economische activiteit, Houthalen-Helchteren (© Google Streetview)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 171


KERNKWALITEITEN Een uniek, ecologisch en cultuurhistorisch waardevol vijverlandschap.

De Wijers: Land van 1001 vijvers Hoewel er een grote diversiteit aan landschappen aanwezig is, spant het waterlandschap met zijn visvijvers, beekvalleien en rietmoerassen de kroon. In tegenstelling tot de heide-, en bosgebieden is ‘het land van 1001 vijvers’ uniek in Vlaanderen. De Wijers is een bijzonder waardevol natuurgebied. Het waterlandschap biedt dan ook een thuis aan heel wat zeldzame dieren en planten, zoals de roerdomp en verschillende kikker- en paddensoorten. Buiten de natuurpracht worden hier ook nog steeds vissen gekweekt voor economische doeleinden. Kruispunt van verschillende landschappen en nederzettingspatronen De Wijers ligt geografisch gezien op de overgangszone van de steilrand van het Kempisch Plateau naar Vochtig Haspengouw en wordt gekenmerkt door een ‘patchwork’ aan verschillende landschappen en nederzettingsstructuren. De regio vormt een overgangsgebied van droog naar nat, van zand naar leem, van voedselarm naar voedselrijk en van bos en heide naar weiland. De diversiteit van de regio is voor een groot deel het resultaat van menselijke ingrepen. Het is net deze mozaiek die het cultuurlandschap interessant en uniek maakt. Hoewel het zwaartepunt van de Wijers gericht is op het vijverlandschap is er ook heel wat heide-, bos-, en moerasgebied terug te vinden. Ook de nederzettingsstructuur valt niet te herleiden naar één patroon. Dorpscentra, mijncités, uitgestrekte tuin- en woonwijken die tussen de beekvalleien zijn gegroeid en open bebouwing langsheen het lokaal wegennet wisselen elkaar af. De verwevenheid tussen de woonomgevingen en het nabije groen verhoogt de woonkwaliteit, maar brengt ook uitdagingen met zich mee wat betreft het natuurbehoud.

172 | PROVINCIE LIMBURG

Dens netwerk van kleine landschapselementen dat doorloopt in agrarisch en bebouwd gebied De Wijers, en dan vooral het centrale gebied rondom de vijvers en beekvalleien, wordt gekenmerkt door een hoge dichtheid aan kleine landschapselementen zoals houtkanten, bomenrijen, kleine waterelementen, … Maar ook in het landbouwgebied en zelfs deels in de bebouwde ruimte bepaalt het mee de ruimtelijke eigenheid van de regio. Door een actieve focus en coöperatie van de boeren blijven dit soort onzichtbare maar identiteitsverlenende structuren overeind.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DE WIJERS

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Meer potentieel voor het mijnerfgoed in Heusden-Zolder en Houthalen-Helchteren × Inzetten op naambekendheid en toeristische promotie ‘De Wijers’ × Verbreding van scope, De Wijers is niet enkel het vijverlandschap × Hoogdynamisch netwerk voor toerisme en recreatie, met als ruggegraat een aantal bovenlokale polen zoals Bokrijk en de abdij van Herkenrode × Mogelijke toekomstige toeristische ontwikkelingen langsheen het kolenspoor

Historisch-morfologische eenheid Mijnstreek

De typische ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke eigenschappen van de mijnterrils en mijnschachten van Heusden-Zolder, HouthalenHelchteren, Zwartberg en Winterslag worden hier beschreven.

Economisch-functioneel systeem Albertkanaal

Het Albertkanaal is de ruggengraat van de economische en stedelijke ontwikkeling van deze landschapseenheid.

BEDREIGINGEN × Het dichtslibben van de beekvalleien door randbebouwing en verdere verlinting × Uitbreiding van de verstedelijkte zones aan de rand van de grote natuurgehelen dreigt de randen van het groen gebied steeds meer te doen opschuiven × Het verval van onroerend (mijn)erfgoed door het niet valoriseren en concurrentie met omliggende steden

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 173


174 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

Hoge Kempen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 175


Molenheide

N

De TeutSchemmersberd

Recreatied Hengelho

M I J N S T R E E K

Mijnterril Winte

Legende :

Winterslag

grote kern

mijnsite

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

N

natuurgebied

habitat voor reptielen

+

toegangspoort Hoge Kempen

habitat voor amfibieën

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor grote zoogdieren

vliegveld

landbouwstreek met pluimvee

grootschalige windturbine

landbouwstreek met runderteelt

kasteel abdij historische windmolen historische watermolen

176 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwstreek met varkensteelt

N

De Maten Albertkanaal


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

0

2.5

Commanderie van Gruitrode

5

7.5

10 Km

Solterheide

Gruitrode

Dorpheide Bergerven

Opoeteren

N

Bergerven

Oudsberg N76

Duinengordel Ophovenerbos

Militair domein Schietveld

Vallei van de Bosbeek Opglabbeek

Dilserbos Bosbeek

Mijnterril Zwartberg Houthalen-Oost

Klaverberg

domein oef

erslag

La Biomista

Opglabbekerzavel

Mijnterrils Waterschei N75

As

KRC Genk

Terhills Cablepark

Mijnterrils Eisden

Lanklaarderbos Station As

E314

S T E I L R A N D

Dilsen

Maasmechelen VIllage

Elaisa Wellness

Thorpark

Connecterra

Mechelse Bos Stiemerbeekvallei

Karting Genk

Maasmechelen

Mechelse Heide

C-mine

Mechelse Heide

Nat ionaal Par k Hoge Kem pen

Stiemerbeek

g

Grote Heide

Genk

Cosmodrome Kikmolenvijver

Kattevennen

Wiemesmeer

Vliegbasis Zutendaal

De Lieteberg

Zutendaal

N78

Blotevoetenpad

Lieteberg

Pietersembos

Munsterbos Pietersheim Zuid-Willemsvaart

Munsterbielzen

Lanaken

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 177


SITUERING De landschapseenheid Hoge Kempen valt in belangrijke mate samen met het Kempens plateau, een puinkegel van verweerd gesteente bedekt met zand. Het helt zacht af naar het noord-oosten tot aan de bruuske steilrand met een niveauverschil van zo’n 30 m naar het lager gelegen Kempen-Broek en de Maasvallei. Parallel aan die steilrand loopt ook de ZuidWillemsvaart, welke in de praktijk een sterkere grens markeert in het landschap dan de steilrand zelf. Aan de zuid- en westzijde heeft het plateau een zachte helling richting Lage Kempen en Haspengouw. Het Kempens plateau watert aan alle zijden af met een dens netwerk van parallel verlopende beken, welke de omliggende landschapseenheden definiëren: Dommel- en Warmbeekvallei, Kempen-Broek (met Abeek en Itterbeek), Maasvallei (met Bosbeek), De Wijers (met Stiemerbeek en Roosterbeek) en de WestLimburgse Beekvalleien (met Zwarte Beek en Grote Laak). Een deel van die beken lopen naar het Scheldebekken, een deel naar de Maas: de waterscheidingslijn bevindt zich vrijwel in het midden van het Kempens plateau. Richting noordwesten gaat het plateau langzaam over in het vlakkere landschap van de Noord-Limburgse Bossen, die wel een gelijkaardige vegetatie bezitten en een veel droger karakter hebben dan de beken-landschapseenheden. Het hoogste punt van Kempens plateau is voor een belangrijk deel onbebouwd en wordt gedomineerd door naaldhoutbossen, heidegebieden en op sommige plekken ook stuifzandduinen. Hier is in 2006 het Nationaal Park Hoge Kempen opgericht, nog steeds het enige nationaal park van België (zie economisch-functioneel systeem Nationaal Park Hoge Kempen). Oorspronkelijk was het zo’n 6700 ha groot en bestond voor bijna tweederde uit Europees beschermde natuur (Natura 2000). In het masterplan 2020-2040 wordt de visie uitgewerkt om het park verder uit te breiden tot het dubbele van de oorspronkelijke grootte. Belangrijke toevoegingen zijn de Duinengordel in het noorden, het gebied rond Klaverberg en Opglabbekerzavel tussen Genk en Opglabbeek en het Munsterbos in het zuiden. Net als in de Noord-Limburgse Bossen heeft het lang geduurd voor deze regio ontgonnen werd, en zijn er tot op vandaag hele grote stukken onbebouwd en onontwikkeld. Vanaf het eind van de 19E eeuw kwam hier verandering in, vooral doordat er in het Kempens bekken steenkool werd gevonden. In de Hoge Kempen kwamen snel na elkaar vier mijnvestigingen: Winterslag, Waterschei en Zwartberg in Genk en Eisden op de grens met de Maasvallei. Net als in de andere mijnsites zorgde dit voor een snelle en impactrijke verstedelijking (zie historisch-morfologische eenheid mijnsteden). Vooral Genk transformeerde totaal van een woest en vrij onherbergzaam landschap met niet meer dan een paar gehuchten

178 | PROVINCIE LIMBURG

en herdershutjes, naar een grootstedelijk en bijna volledig bebouwd gebied. De komst van de mijnen werd gevolgd door de aanleg van het Albertkanaal aan de zuidgrens van de Hoge Kempen en de snelweg E314 en de steenwegen N75 en N76 die er dwars doorheen gaan. In het zog van deze infrastructuren volgden bijkomende industriële spelers, zoals Ford in Genk-Zuid, en een nog sterkere verstedelijking van de regio (zie ook economisch-functioneel systeem Economisch Netwerk Albertkanaal). Daarbij valt op dat behalve in Genk de grootste verstedelijking vooral plaatsvond in de beekvalleien waar al een begin van bebouwing aanwezig was: langs de Bosbeek te As, Opglabbeek en Opoeteren, maar ook in Houthalen-Oost, Zutendaal en Lanaken, dorpen aan de rand van de Hoge Kempen die ook telkens aan een beek gelegen zijn. De landschapseenheid Hoge Kempen bestaat dus voor een groot deel uit uitgestrekte bosen heide gebieden: het Nationaal Park met o.a. de Mechelse Heide, maar ook de grote heidegebieden van De Teut, Tenhaagdoornheide, het militair domein Schietveld horen hier bij. Daarnaast is er de vallei van de Bosbeek en het hele stedelijk gebied van Genk, doorsneden door de Stiemerbeekvallei. Aan elke mijnsite liggen nog een of meerdere terrils, grote steenhopen als restanten van de mijnindustrie, die het landschap erg markeren en ook een heel eigen ecotoop vormen met eigen fauna en flora. Voor de bos- en heidegebieden geldt dezelfde geschiedenis als elders in de Kempen : tot half in de 19e eeuw bestond het grootste deel van de Hoge Kempen uit heide en zandduinen, die begraasd werden door schapen en waar met door middel van potstalcultuur een ietwat vruchtbare omgeving probeerde te scheppen voor andere vormen van landbouw. Bij overbegrazing ging het zand stuiven en ontstonden landduinen, zoals in de Duinengordel nog zichtbaar is. Vanaf 1900 echter begint de industrialisatie, werd de bevolking minder afhankelijk van de landbouw en vond een grootschalige herbebossing plaats omdat de mijnbouw veel hout nodig had. De meeste bosgebieden in de Hoge Kempen stammen uit deze periode en bestaan uit grove en Corsicaanse den. Een laatste opvallend element in het Kempens plateau is de ontginning van kwartszand en grind, die ook hier grote putten creëerde die later tot waterplassen transformeerden. Vooral ter hoogte van de steilrand, op de grens met de Maasvallei, zijn die plassen nog aanwezig.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 179


BIJZONDERE PLEKKEN Het Nationaal Park Hoge Kempen vormt de kern van deze landschapseenheid (zie ook economisch-functioneel systeem Nationaal Park Hoge Kempen). Het park ambieert om het grootste aaneengesloten natuur- en bosgebied van Vlaanderen te zijn, en bestaat uit belangrijke natuurreservaten zoals Mechelse Heide, Ziepbeekvallei en Neerharenheid gecombineerd met grote bosgebieden (Lanklaarderbos, Heiwijck, Pietersembos). Daartussen bevinden zich ook de hele mijnsite van Eisden, met daarbij drie terrils en verschillende waterplassen van de zand- en grindontginning, een heel aantrekkelijk gebied dat bovendien unieke panorama’s biedt over de rest van het Nationaal Park. Latere toevoegingen aan het park zijn de Duinengordel, een gebied met landduinen gevormd door stuifzand, waaronder de Oudsberg, de hoogste landduin van België. Ook de site rond de terrils van Waterschei, met daarbij de Opglabbekerzavel en het Thorpark, behoren nu tot het Nationaal Park en bieden unieke natuur met heide, pioniersvegetatie en landduinen. Ten zuiden van het Albertkanaal is het Munsterbos toegevoegd, een boeiend gebied op de grens van de Kempen en Haspengouw. Het bestaat uit bossen, vijvers, moerassen en bloemrijke graslanden, met hier en daar een stukje heide. Om bezoekers te ontvangen zijn er rond het Nationaal Park toegangspoorten ontwikkeld, die een belangrijke ontsluitingsfunctie hebben, maar ook een rol opnemen als plekken voor recreatie, natuureducatie, geschiedenisbeleving en zelfs onderzoek. De zogenaamde hoofdtoegangspoort is het gebied rond Connecterra/Terhills op de grens van Maasmechelen en Dilsen-Stokkem. In Genk zijn drie voormalige mijnvestigingen aanwezig, waarvan Winterslag waarschijnlijk nog het meest tot de verbeelding spreekt. Hier is vrij snel en heel succesvol begonnen met de herbestemming en verdere ontwikkeling van het mijnerfgoed onder de noemer C-mine. Dit complex bevat een bioscoop, restaurants, een cultureel centrum met museumzalen en uitgebreide ruimtes voor verschillende soorten van events, een mijnbelevingscentrum, bedrijvigheid (met redelijk wat focus op de artistieke en creatieve sector) en een campus van LUCA Arts School. Meer achteraan de site werd een nieuwe woonwijk gerealiseerd en is ruimte voor meer klassieke bedrijvigheid. Dit alles is gerealiseerd met veel respect voor het mijnerfgoed en heeft van de hele site een coherent en aantrekkelijk geheel gemaakt. De tuinwijken naast de mijn behoren tot de aantrekkelijkste in Limburg. Ook de meer spontaan gegroeide Vennestraat die in Winterslag de rol opneemt van centrumwinkelgebied, werd succesvol opgewaardeerd en op de markt gezet als aantrekkelijke plek om de multiculturaliteit van Genk culinair te beleven.

180 | PROVINCIE LIMBURG

De vallei van de Bosbeek loopt van de bron te As tot aan de monding in Maaseik. De vallei onderbreekt het homogene bos-, heide- en duinenkarakter van de landschapseenheid met typische valleinatuur: een smalle strook elzenbroekbossen, met daarachter gras- en hooilanden. Het gebied was nogal verwaarloosd en kende een heel gemengd gebruik, met heel wat bebouwing, recreatie, de aanleg van visvijvers, … Recent wordt werk gemaakt van een integrale aanpak voor de beekvallei, met natuurherstel, duurzaam beheer, natuurlijke begrazing en omvorming van visvijvers tot amfibieënpoelen. De Stiemerbeekvallei is een beekvallei die dwars door Genk loopt. De omgeving van de rivier verstedelijkte enorm in de voorbije eeuw, maar de beek zelf heeft op heel wat plekken haar natuurlijk karakter weten te behouden. De laatste jaren is de stad Genk actief bezig met het herwaarderen van de beekvallei, waarbij verweving van natuur en bebouwing centraal staat.

1 Terhills met de terrils van Eisden (© visitlimburg. be) | 2 NPHK (© hbvl.be) | 3 Mijnsite van Winterslag (© benbeckers.be) | 4 Bos in het NPHK (© visitlimburg.be) | 5 Duinengordel (© visitlimburg.be) | 6 Vallei van de Bosbeek (© standaard.be) | 7 Mechelse Heide (© locationscout.net)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 181


TOPOGRAFIE VAN HET KEMPENS PLATEAU Het Kempens Plateau maakt de ‘Hoge’ Kempen tot wat ze zijn: een verhoogde vlakte met droge zandbodem. Die bodem was en is te weinig vruchtbaar om doorgedreven landbouwgebruik toe te laten, vandaar dat het gebied zo open en intact is kunnen blijven. Maar diezelfde bodem was ook de aanleiding voor punctuele industriële ontwikkelingen: de steenkoolmijnen, de grindontginningen. Uiteindelijk werd er enkel aan de randen van het plateau naar steenkool gedolven, het hart van de Hoge Kempen bleef ook hier van gespaard. Naast het plateau zijn ook de terrils een karakteristiek element in het landschap van de Hoge Kempen, restanten van de steenkoolindustrie en echte bakens in het landschap. Deze steken soms tot 100 m boven het omliggende landschap uit en kennen door hun stenige ondergrond van schiefer een heel eigen vegetatie met voor Vlaanderen vaak ook heel wat atypische soorten.

Kempens Plateau (© vana-naarb.blogspot. com)

Terrils als ‘hoogtepunten’ van de Hoge Kempen (© visitlimburg.be)

182 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

BEKEN, PLASSEN EN VENNEN Op het Kempens Plateau ontspringen 14 Kempense beken, die in alle richtingen afstromen en de omliggende landschapseenheden met al hun beekvalleien creëren. Het landschap van de Hoge Kempen is op zich vrij droog, maar toch zijn op heel wat plekken in de bossen vennen aanwezig, vaak gevormd door vroegere zandverstuivingen. In deze vennen vormen zich veenlagen. Tot slot zijn een aantal ontginningsputten (grind) omgevormd tot uitgestrekte waterplassen. Hoewel de Hoge Kempen dus een vrij droog landschap kennen, speelt water hier toch ook een belangrijke en beeldbepalende rol.

Ven in de Duinengordel (© duinengordel.be)

Bosbeekvallei (© vilters-vanhemel.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 183


GROTE BOS- EN HEIDEGEBIEDEN Het landschap van de Hoge Kempen wordt vooral gekarakteriseerd door heide en bos. Een deel van de bosgebieden zijn historisch stabiel, zoals het Mechels bos, terwijl andere het gevolg zijn van de bebossing van heidegebieden vanaf het einde van de 19e eeuw ten dienste van de mijnbouw. Deze bossen zijn monotoner van aard en kennen soms nog een strakke geometrie. Het heidelandschap kent zijn ontstaan in de kleinschalige landbouweconomie typisch voor de Kempen, waarbij de gemeenschappelijke ‘woeste gronden’ werden ontbost om er koeien en schapen te laten grazen. Om de grond vruchtbaarder te maken werden plaggen afgestoken en bemest. Waar de plaggen werden weggehaald, of op plekken die overbegraasd werden, ontstonden zandvlakten die door de wind begonnen te stuiven en een landschap van landduinen en kuilen creëerden. Dit is vooral in de Duinengordel en op de Opglabbekerzavel nog goed zichtbaar.

Bos en heide op de Mechelse Heide (© natuurenbos.be)

Heidelandschap (© flickr.com)

184 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

TOERISTISCHE INFRASTRUCTUUR EN WOONLANDSCHAP De Hoge Kempen kennen met het Nationaal Park een toeristische trekpleister van nationaal formaat, waarrond ook een heel toeristisch netwerk is uitgewerkt (zie functioneel-economisch systeem NPHK). De nederzettingenstructuur in het gebied van de Hoge Kempen is vrij uniek, met een uitgebreid onbebouwd gebied in het Nationaal Park en een in extreme mate verstedelijkt gebied rond Genk, As en Opglabbeek. Genk wordt gekarakteriseerd als een ‘rasterstad’, een stad met een veelheid aan redelijk evenwaardige centra die geen stapsgewijze, historische groei heeft gekend maar op relatief korte termijn en gepland is ontwikkeld. In het weefsel van Genk zijn hierdoor heel wat wijktypes terug te vinden, die getuigen vormen van opeenvolgende types van geplande verstedelijking. Er zijn de klassieke tuinwijken rond de mijnen, met hun organische vormen, en de latere mijncités die rationeler

van opbouw zijn (zie historisch-morfologische eenheid mijnsteden). In de tweede helft van de 20e eeuw werden er ook verschillende modernistische sociale woonwijken ontwikkeld. In min of meer dezelfde periode werden ook grote gebieden verkaveld en spontaan bebouwd met villatypologieën: deze suburbane woonwijken ontstonden op veel plekken in Genk, maar ook in Houthalen-Oost en vrijwel overal in Limburg. Meer recent kende Genk echter ook heel wat stadsvernieuwingsprojecten. Hier zijn diverse vormen van hedendaagse appartementbouw terug te vinden, sommige met een innovatieve architectuur, andere eerder klassiek. In dat hele scala van 20e eeuwse woonvormen bevinden zich in de Hoge Kempen echter ook nog steeds een aantal historische gebouwen, zoals oude hoeves, watermolens en de opvallende kunstenaarsvilla’s in Genk.

Toegangspoort Pitetersheim (© nationaalparkhogekempen.be)

Woonlandschap van de Rasterstad Genk (© Stijn Bollaert)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 185


KERNKWALITEITEN Aanwezigheid van het Nationaal Park Hoge Kempen als uniek, uitgestrekt natuurgebied met een voorbeeldfunctie op vlak van natuurbeheer en toeristisch-recreatieve ontwikkeling.

Uitgestrektheid en intactheid van het onbebouwd, natuurlijk gebied, gekenmerkt door landschappen met naaldbossen, heide en landduinen en een biotoop voor bijzondere soorten De belangrijkste kwaliteit van deze landschapseenheid is de uitgestrektheid van de onbebouwde, natuurlijke ruimtes met hun grote bos- en heidegebieden, duinfragmenten en vennen en waterplassen. Ondanks de grote samenhang van het gebied zitten er heel wat lokale verschillen, met verschillende types heide, historische bossen tegenover modernere aanplantingen, … Ook de aanwezigheid van de terrils en waterplassen geeft lokaal ruimte voor biodiversiteit en natuurwaarden. In zijn geheel is het dus zowel de uitgestrektheid als de onderliggende diversiteit van het landschap die zorgt dat het Nationaal Park zo’n bijzondere biotoop is. Aanwezigheid van het Nationaal Park Hoge Kempen en bijhorende recreatieve, educatieve en ontsluitingsinfrastructuur. Het Nationaal Park zelf is een uniek gegeven in Vlaanderen en garantie voor een duurzaam en ambitieus natuur- en landschapsbeleid. Daarnaast is het Park de aanleiding geweest voor de ontwikkeling van een impressionant netwerk van ontsluitingsinfrastructuur, zoals wandelen fietsroutes, maar ook het heel netwerk van toegangspoorten met hun specifieke eigenheid. Bijzonder waardevol is de manier waarop elke pool zijn eigenheid heeft weten te ontwikkelen en ondanks hun schaal en aantrekkingskracht toch steeds goed in het landschap werd geïntegreerd.

186 | PROVINCIE LIMBURG

Breed geïntegreerd en herbestemd mijnerfgoed als woonomgeving, werkomgeving en toeristisch-recreatieve aantrekkingspool De vier mijnsites in de Hoge Kempen zijn elk op hun manier succesvol herontwikkeld als goed geïntegreerde economische, culturele en/ of commerciële bestemmingen. Met C-mine, La Biomista, Thor Park en Connecterra/ Terhills zijn hier vier bovenlokale attractiepolen ontstaan die het nog aanwezige mijnerfgoed eer aandoen en elke plek een nieuwe toekomst hebben gegeven. Dat gebeurt met veel respect voor de natuurlijke en residentiële context, die waar mogelijk in het project wordt betrokken of doorgetrokken: via wijkprojecten in Zwartberg, in Winterslag doordat C-mine een essentieel deel is geworden van het voorzieningencentra van dit stadsdeel, in Waterschei als ecologisch ingericht bedrijvenpark dat tegelijk een geliefd wandelgebied is, en in Eisden als centrum voor natuurrecreatie en ontspanning, maar ook voor shopping en ontspanning. Al deze projecten kunnen ook internationaal als voorbeeld dienen voor succesvolle herwaardering van industrieel erfgoed. Divers woonlandschap dat de hele 20e eeuwse geschiedenis van de residentiële woonontwikkelingen omspant en beleefbaar maakt In Genk is in de voorbije eeuw een heel scala aan woonprojecten gerealiseerd die elk volgens de toen gangbare stedenbouwkundige principes werden ontwikkeld. Op die manier is Genk uitgegroeid tot een staalkaart van het 20e eeuwse wonen. Daaronder vallen de vroege, organisch geplande tuinwijken en de meer rationeel opgebouwde cités van de latere fases, de modernistische sociale woonwijken, de suburbane verkaveling en de hedendaagse stadsvernieuwingsprojecten in de Genkse stadsstrip.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID HOGE KEMPEN

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× De aanwezigheid en geregelde uitbreiding van het Nationaal Park Hoge Kempen × De uitgestrektheid van het onbebouwd, natuurlijk gebied

Historisch-morfologische eenheid Mijnsteden

Winterslag, Waterschei, Zwartberg en Eisden zijn mijnsites binnen de Hoge Kempen

Economisch-functioneel systeem Nationaal Park Hoge Kempen

Het Nationaal Park met het hele bijhorende netwerk van toegangspoorten is zowel een essentieel onderdeel van deze landschapseenheid als een functioneel systeem op zich.

BEDREIGINGEN × De sterke verstedelijking in en rond het Hoge Kempen legt een grote druk op de open ruimte. × Een aantal grote recreatiepolen hebben toch wel een grote impact op de omliggende natuur, in het bijzonder in Connecterra/Terhills × De grote verkeersinfrastructuren doorheen de Hoge Kempen zullen steeds een belangrijke barrière blijven, ondanks de inspanningen om ze beter oversteekbaar te maken voor mens en dier

Economisch-functioneel systeem ZuidWillemsvaart

De uiterste oostgrens van de Hoge Kempen ligt aan de Zuid-Willemsvaart, die dus nog net binnen de invloedssfeer van deze landschapseenheid valt.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 187


188 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

Vochtig Haspengouw

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 189


E314

Abdij van Herkenrode

Schulensmeer

Herkenrode

Schulensbroek

Berbroek Kermt

Limburgse Tuinbouwveiling Halen

Herk-De-Stad

Donk

Herk

Gete

Legende :

Kuring

N2

Loksbergen

grote kern Stevoort

middelgrote kern kleine kern Terkoest

treinstation

N

natuurgebied

+

greenspots Haspengouw

N80

Kozen

plek voor toerisme en recreatie

A

Sint-Joris

Speeltuin Nieuwenhoven

vliegveld Nieuwerkerken

grootschalige windturbine

Spor

Provinciaal Domein Nieuwenhoven

kasteel abdij historische windmolen Molenbeek

historische watermolen

Recreatieterrein ‘t Speelhof

mijnsite tuinwijk

F R U I T S T R E E

Brouwerij Wilderen

Fruitspoor

Sint-Truiden Belgische Fruitveiling

Veiling Haspengouw

habitat voor zangvogels

N79

Hoepertingen

Konin Juice en

Brustem

Cicindriabeek habitat voor watervogels habitat voor reptielen

Droneport

PIPO appelsappen

habitat voor amfibieën habitat voor grote zoogdieren landbouwstreek met pluimvee landbouwstreek met runderteelt landbouwstreek met varkensteelt

190 | PROVINCIE LIMBURG

Limburg Regional Ariport

Mettekoven Nerem

Brouwerij Kerkom Proefcentrum

Fruitteelt

N3


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

0

gen

2.5

5

7.5

10 Km

Albertkanaal

Dorpsheide

Hasselt Demer

Munsterbos

Diepenbeek E313

Herk

Munsterbilzen

Beverst

Alken Maes

Alken

rt- en recreatiedomein De Alk

Nederstraat

Bilzen

Mopertingen

Kortessem

Openluchtzwembad Maupertuus

Mombeek Commanderij van Alden Biesen

Hoeselt

Alden Biesen

Vliermaalroot

Wellen

Grote Spouwen Stroopstokerij Vrolingen

K

Rijkhoven

Werm

N20

Vliermaal

ngs drinks

Rosmeer

Kleine Spouwen Alt Hoeselt

Vrijhem

Rullekoven Membruggen

Rullingen

Stroopfabriek

BelOrta Veiling Borgloon

Borgloon

Zammelen

Jesseren Ruilverkaveling Jesseren

Riksingen

Wijnkasteel Genoels-Elderen

Waerdeveld Grootloon

Haren

Doorzichtkerkje Piringen

Gallo-Romeins museum

Tongeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 191


SITUERING Het kerngebied van de landschapseenheid Vochtig Haspengouw wordt langs noord- en oostzijde gekenmerkt door de beneden- en middenloop van de Herk. In het noorden vormt de Demer de grens, waar het gebied tussen Demer en Albertkanaal kan worden beschouwd als overgangsgebied richting de Wijers en hoge Kempen. In het westen stuit de landschapseenheid op de provinciegrenzen, maar ook op de stroomgebieden van de Gete en Melsterbeek. Haspengouw kan als landschapseenheid ook als geheel beschouwd worden. Toch is een opsplitsing in een Vochtig en een Droog deel ruimtelijk relevant. Hoewel de uiterste gebieden van de landschapseenheden duidelijk verschillend zijn, kent het middengebied invloeden van beiden. Een expliciete grens stellen is niet eenvoudig. Men kan ervoor opteren om de overgang van ondergrond (van zand-leem naar leem) als grens te stellen, maar die wordt in praktijk niet altijd even duidelijk ervaren. Een andere mogelijkheid is de waterscheidingslijn van de Jekervallei, tussen Schelde- en Maasbekken, maar die ligt in de praktijk al diep in het landschap van Droog Haspengouw en strookt het niet met de beleving van het landschap. Een derde, meer fysiek aanwezige grens, zou kunnen worden getrokken op de lijn tussen Sint-Truiden - Tongeren - Bilzen. Die valt ruwweg samen met de overgang van vlakkere landschap van Vochtig Haspengouw naar het heuvelachtige landschap van Droog Haspengouw. Ook wordt deze grens gekenmerkt door een verandering in morfologie, namelijk van lintbebouwing en lineaire structuren in het noorden naar compacte kerkdorpen in het zuiden. Voor Haspengouw vertaalt zich dat in kleinere kerngebieden van Vochtig en Droog Haspengouw en een groot overlappend tussengebied waar beide landschapseenheden een zekere invloed uitoefenen. Het vruchtbare landschap van Vochtig Haspengouw vindt zijn oorsprong door de afzetting van krijt, mergel, zand en klei. Beken en rivieren snijden zich door de ondergrond en boetseren het landschap. Differentiële erosie veroorzaakt niveau- en reliëfverschillen. Vochtig Haspengouw ligt omwille van zijn losse ondergrond (zand- en kleilagen) beduidend lager (tussen +- 35m en +70m boven zeespiegel) dan Droog Haspengouw. Door de invloed van de mens wordt het natuurlijk landschap, o.a. door ontbossingen, omgezet naar akkers en weilanden. Doorheen de eeuwen blijft Haspengouw altijd een aantrekkelijke plaats om te wonen en aan landbouw te doen. Zo vestigden zich hier ‘primitieve veeboeren’ van GermaansFrankische afkomst en later de graven van Loon. Het is pas in de tweede helft van de 20ste eeuw

192 | PROVINCIE LIMBURG

dat Vochtig Haspengouw van een landbouwregio met uitgesproken pleindorpen evolueert naar een verstedelijkt gebied met verspreide bewoning aan de rand van de economische pool Hasselt-Genk. Tegenwoordig zit de slagkracht van Haspengouw hem in zijn grote open ruimte en waardevol landbouwgebied. Het Haspengouwse cultuurlandschap is een unieke combinatie van landbouw, natuur, recreatie en onroerend erfgoed dat niet alleen door de bewoners, maar ook door de bezoekers wordt gewaardeerd.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 193


BIJZONDERE PLEKKEN Het Fruitspoor of spoorlijn 23 was een Belgische spoorlijn die Drieslinter via Zoutleeuw, SintTruiden en Borgloon met Tongeren verbond. De lijn werd reeds in 1878 geopend met oog op het transport van fruit van de akkers naar de diverse stroopfabrieken in de buurt. Door de opkomst van andere transportmogelijkheden (vrachtwagens) en het sluiten van de fabrieken bleef de lijn rijden tot 1988, waarna het merendeel van de sporen geleidelijk werd opgebroken. Tegenwoordig doet de spoorbedding voor een groot deel dienst als fietspad. Het toeristisch potentieel is echter zeer groot waardoor er de komende jaren waarschijnlijk nog meer initiatieven hierrond zullen worden opgestart.

in vergelijking met de ruilverkavelingen in ‘oude stijl’ (in buurt van Gingelom en Vlijtingen) die vooral een tabula rasa betekenden. Holle wegen en cultuurtaluds werden destijds genivelleerd en uit het landschap gewist, houtkanten gesnoeid, de vergrootte percelen toegankelijk gemaakt door een geometrisch netwerk van verharde betonnen verkavelingswegen. Wellicht heeft deze schaalvergroting meegespeeld in de verschraling en bodemerosie van de vruchtbare leemgronden. De ruilverkavelingen in ‘nieuwe stijl’ (na 1980) zijn zich wel bewust van het verleden en houden buiten het economische aspect ook rekening met groene waarden zoals landschapsherstel, recreatief medegebruik en kleine landschapselementen.

De Landcommanderij Alden Biesen in Bilzen, ooit de hoofdzetel van de Duitse Ridderorde, is één van de grootste kasteeldomeinen in de Euregio. Tegenwoordig is de erfgoedsite in handen van de Vlaamse Overheid. De Commanderij is buiten een historisch belangrijk monument ook de toeristische trekpleister van Bilzen en het decor voor evenementen en tentoonstellingen. Ook kreeg het domein een grensoverschrijdende bestemming als een Europees cultuurcentrum van de Vlaamse Gemeenschap, Het Provinicaal Domein Nieuwenhoven, van oudsher Galgenbos genoemd, is één van de weinige aangesloten beboste gebieden in Vochtig Haspengouw. In de 10de eeuw werd het geschonken aan de abdij van Sint-Truiden en deed het dienst als buitenverblijf voor de abten. Het bos is een oud parkbos van ongeveer 161 ha. Met een visvijver, speel- en leerbos, grote speeltuin en terras is het tegenwoordig een sterke toeristische en recreatieve aantrekkingspool. Reading between the Lines, ook wel het ‘doorkijkkerkje van Borgloon’ genoemd, is een installatie naar het ontwerp van het architectenduo Gijs Van Vaerenbergh (2011). Het is 10 meter hoog en bestaat uit 100 op elkaar gestapelde lagen staalplaat in de vorm van een Loons kerkje. De speciale constructiewijze zorgt ervoor dat het landschap altijd zichtbaar blijft doorheen de kerk, zowel van op afstand als van dichtbij. Het maakt deel uit van het PIT-project, een fietsroute met verschillende kunstwerken in open ruimte. Sindsdien heeft dit werk heel wat publieke belangstelling gekregen en zorgt nog steeds voor een toeloop aan kijklustigen. De recente ruilverkaveling Jesseren (nieuwe stijl) had als opzet de kleine, versnipperde landbouwpercelen te herverdelen in meerdere grote en makkelijker werkbare stukken grond. Ook werd de weginfrastructuur en de afwatering vernieuwd. De ruilverkaveling in Jesseren is een goed voorbeeld van identiteitsontwikkeling, zeker

194 | PROVINCIE LIMBURG

1 Vochtig Haspengouw - greenspot Zammelen (© effenweg.be) | 2 Traject Fruitspoor (© mapio.net) | 3 Speeltuin Nieuwenhoven (© visitlimburg.be) | 4 Bloesembar PIPO (© tcartuyfel.be) | 5 Nieuwe weg - Ruilverkaveling Jesseren (© baptistmch. com) | 6 Reading Between the Lines - Borgloon (© kerknet.be) | 7 Landcommanderij Bilzen (© hln.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

2

1

3

4

6

5

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 195


BEKEN EN NATTE GRONDEN Vochtig Haspengouw heeft een geologisch substraat bestaande uit afwisselende zand- en kleilagen. De bodem varieert van nat lemig zand in het noorden naar matig natte zandige leem in het zuiden. Door de aanwezigheid van ondoordringbare lagen is de grondwaterstand over het algemeen hoog. De kleilagen staan garant voor veel dagzoombronnen en een dicht hydrografisch net. De belangrijkste rivieren in Vochtig Haspengouw zijn de Demer en de Herk. Hoewel het gebied vanouds bosrijk was, is het bosareaal, onder invloed van akkers en weilanden, steeds verder afgenomen. Door zijn losse ondergrond wordt het landschap ingesneden door talrijke beekvalleien waaronder de Gete, de Herk, de Mombeek en de Demer en hun vertakkingen. Het reliëf is zwak golvend, variërende tussen +- 35m en +-70m boven de zeespiegel. Onder natuurlijke omstandigheden zouden alle Haspengouwse beken meanderen, maar door allerhande menselijke ingrepen

(aanleg rechtlijnige molensloten) zijn kronkelende trajecten in Haspengouw eerder een uitzondering dan een regel. In deze beekvalleien zien we veel waterminnende bomen voorkomen. Zo zijn de canadapopulieren, of ‘canada’s’, in een relatief korte tijdspanne van een halve eeuw landschapsbepalend geworden. Via evapotranspiratie kan de canadapopulier op een dag ongeveer 100l water uit de bodem onttrekken en via zijn bladerdek opnieuw afgeven. Ideaal om natte, ongeschikte landbouwgronden te draineren zodat ze konden worden gebruikt als schaduwrijk weiland voor veeteelt. Vaak werd de aanplant beschouwd als een teelt en vormen ze geometrische lange rijen. Enkel op steile hellingen, in natte valleien en in kasteeldomeinen is er nog bos terug te vinden. De flora groeit hier rijkelijk met specifiek de bostapijten met voorjaarsbloemen (bosanemoon, speenkruid, slanke sleutelbloem, gulden boterbloem, gele dovenetel, eenbes, grote keverorchis). Ook eetbare planten zoals daslook groeien hier welig.

Herstel brongebied en meandering De Herk (© rlhv.be)

Canada aanplant, Alken (© googlestreetview.be)

196 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

Beken en natte gronden

Weilanden en fruitbomen

WEILANDEN EN FRUITBOMEN

190 | PROVINCIE LIMBURG Typisch Haspengouws, althans vroeger, zijn de hoogstamboomgaarden met appel, peer, kers en/of pruim. Deze zijn rond de jaren ‘60 en ‘70 massaal gerooid en vervangen door de makkelijker plukbare laagstamvarianten (zie ‘economischfunctioneel systeem Fruitstreek’). De overblijvende traditionele hoogstamboomgaarden zijn een uitstekende habitat voor egels, dassen, wezels en kerk- en steenuilen. Andere typische vogelsoorten die graag in takken of boomholtes zitten zijn ringmus, grauwe vliegenvanger, boomkruiper en kleine bonte specht. Bedrijven die niet resoluut op fruitteelt inzetten, behouden veeteelt als hoofdactiviteit. Voortaan bestaat het wintermenu van de veestapel echter niet meer uit wortel- en knolgewassen, maar uit maïs. Zodoende wordt voedermaïs nu de dominante teelt.

kwaliteit en versterken de biodiversiteit. Bovendien scoren graslanden wat betreft koolstofopslag bijna even hoog als bospercelen. Eenmaal zulk grasland wordt omgeploegd of omgevormd tot weiland is er geen weg terug. Door de afwisseling van filterende bomenrijen, boomgaarden, beekvalleien en lichte heuvels krijgt het landschap een halfopen karakter, ook wel coulisselandschap genoemd.

Laagstammige fruitboomplantage (© vilt. be)

Een belangrijke, maar vaak over het hoofd gezien kenmerk zijn de resterende nog nooit geploegde graslanden, ook ‘ongescheurde’ graslanden genoemd. Ze hebben een grote botanische

Graslandschapherstel Zammelen (© natuurpunt.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 197


VERSTEDELIJKING EN VERLINTING De moeilijk waterdoorlatende bodem vormt samen met het dicht hydrografisch netwerk de voornaamste drijvende kracht achter de nederzettingsstructuur van Vochtig Haspengouw. Het woonlandschap evolueerde van een landbouwregio met voornamelijk uitgesproken pleindorpen naar een verstedelijkt rasterlandschap van traditionele linten. Door economische groei en aantrekkingskracht van Hasselt en Genk verspreidde de bebouwing zich langsheen de verbindingswegen en evenwijdig aan de beekvalleien. Het snoer van lintbebouwing rijgt nu vrijwel ononderbroken de dorpskernen aan elkaar. De aanwezige rasterstructuur heeft zich dus duidelijk geënt op de structuur van beken en rivieren, overstromingszones en de lage vochtige gebieden. Met tot gevolg grote onbebouwde binnengebieden omwald door lintbebouwing.

De kleine dorpen zijn nooit sterk uitgegroeid door de nabijheid van de grotere stedelijke gebieden zoals Hasselt, Sint-Truiden en Bilzen. Ook de maximale inname van landbouwgrond rondom het kerngebied speelde de uitbouw parten. Enkel Herk-de-Stad en Halen hebben nog duidelijk compacte kernen. De N2 van Diest, over Hasselt, tot Bilzen is bijna volledig verlint, net zoals de N722 tussen Sint-Truiden en Hasselt. Enkel de bebouwing verklapt al de positie van deze weg. Nabije dorpen takken via lintbebouwing aan. Niet enkel zijn de bomenrijen verantwoordelijk voor het coulisselandschap van Vochtig Haspengouw, ook de verspreide en open bebouwing zorgen voor weinig doorkijk naar het achterliggende landschap.

Wateroverlast N80, Alken (© nieuwsblad. be)

Typische verlinting langs steenweg, Stevoort (© Google Streetview)

198 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

ERFGOEDLANDSCHAP VAN HOEVES EN KASTELEN Door zijn rijke geschiedenis en vruchtbare bodem beschikt Vochtig Haspengouw over heel wat waardevol onroerend erfgoed. Buiten het oude Gallo-Romeinse onroerend erfgoed (vooral archeologisch van aard) zijn het de graven van Loon die de evolutie van het Haspengouws cultuurlandschap op gang hebben getrokken. Het resultaat van hun militair-politieke aanpak was de ontwikkeling van een kastelen- en burchtenlandschap. De graven beloonden hun ondergeschikte leenmannen en medestrijders met gronden uit hun persoonlijke bezittingen waarop deze een een eigen residentie mocht bouwen. Dit resulteerde in de eerste kasteelsites en -domeinen. Na de Loonse successieoorlogen in 1366 was de annexatie van Haspengouw bij het prinsbisdom Luik een feit. De Loonse militaire kasteeldomeinen werden in het neutrale prinsbisdom Luik vervangen door residentiële waterkastelen met kasteelhoeves. In de omgeving werden tuinen, parken, vijvers en jachtbossen aangelegd. Het zijn vooral deze kastelen die het hedendaagse Haspengouws landschap vormgeven. Een laatste episode

van het kastelenlandschap dateert uit de 19de eeuw. Er ontstonden, los van de oudere Loonse en Luikse kasteelsites, een nieuw generatie van riante landhuizen met kasteelallures. Ze werden gebouwd door kapitaalkrachtige ‘nouveaux riches’, fabriekseigenaars die de industriële revolutie met zich meebracht. Vaak werden ze bewust ingeplant op een heuvelrug of andere zichtlocatie die hun welgesteld imago benadrukte. In tegenstelling tot de oudere kasteeldomeinen ontbrak hier meestal het bedrijfsgedeelte (hoeve). Buiten deze kasteeldomeinen met tuinen en omwallingen is er nog ander belangrijk erfgoed aanwezig zoals de vierkantshoeves, kerken, kloosters en abdijen.

Kasteel(tuinen) van Heks (© hex.be)

Vochtig Hapsengouw is de laatste regio in Vlaanderen waar het vakwerk nog representatief in het landschap aanwezig is. Dit wettigt het beschermd statuut van het Zuid-Limburgs vakwerkhuis. Gebouwd door de boerenbevolking van weleer worden ze nu, door restauratie en renovatie, bewoond door welgestelde gezinnen.

Vakwerkhoeve Wellen (© wellen.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 199


KERNKWALITEITEN Een vruchtbaar en cultuurhistorisch landbouwlandschap met toeristische waarde.

Aanwezigheid van landbouw als ruimtelijk structurerend systeem, toeristische troef en cultuurhistorisch erfgoed.

Ecologisch waardevol afwisselend landschap met beekvalleien, holle wegen en bijhorende fauna en flora.

Anders dan in andere landschapseenheden speelt het landbouwgegeven als overkoepelend en structurerend systeem hier een hoofdrol. De vruchtbare grond maakt dat deze streek sinds oudsher werd ingezet voor voedselproductie en graaslanden voor het vee. Doorheen de geschiedenis hebben verschillende teelten elkaar afgewisseld, waarbij fruitteelt de laatste 150 jaar de overhand heeft genomen. Door de historische afwezigheid van transportmiddelen bleef de regio gespaard van grootschalige economische ontwikkelingen en bleef bijgevolg landbouw de voornaamste broodwinning. Dit bijzondere landschap wordt als het ware gratis onderhouden door de boeren. De rust en het groene karakter van dit bloeiende landschap wordt niet enkel gekoesterd door de inwoners zelf, maar ook de veeltallige bezoekers die hiervoor elk seizoen afzakken.

Door zijn losse ondergrond wordt het landschap ingesneden door talrijke beekvalleien waaronder de Gete, de Herk, de Mombeek en de Demer. In de veeltallige beekvalleien worden bijzondere waterminnende planten, dieren en insecten teruggevonden. Waar in het verleden vooral werd ingezet op de symbiose tussen hoogstammige fruitbomen en schaduwrijke graasweilanden nemen nu de rechtlijnige aanplant van canadapopulieren en laagstam deze rol over. Desalniettemin kunnen we spreken van een zeer gevarieerd landschap waar bomenrijen, beekvalleien, graslanden en holle wegen met houtkanten worden afgewisseld met fruitplantages en kasteelparken op lichte heuvelruggen.

Cultuurhistorisch, architecturaal en landschappelijk waardevol netwerk van hoeves, kastelen, abdijsites en dorpscentra in een agrarisch landschap. Doorheen de geschiedenis heeft de vruchtbare bodem van (Vochtig) Haspengouw altijd interesse losgewekt wat betreft bewoning en bebouwing. De rijke gronden zorgden voor een goede oogst en algemene welvaart, met als resultaat een weelde aan cultuurhistorisch waardevol erfgoed. Denk aan het rijk en divers kastelenlandschap en de typische vierkantshoeves, de abdijsites van Sint-Truiden en Herkenrode, de landcommanderij van Alden Biesen.. Hoewel onder invloed van de economische ontwikkelingen rond Hasselt en Genk een groot deel van de steenwegen verlint is geraakt met residentiële ontwikkelingen vinden we nog authentieke kleinschalige dorpscentra in het landschap terug (Borgloon, Halen). Naast het fruit wordt het toeristisch imago van de regio ook mede bepaald door het cultuurhistorische erfgoed.

200 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOCHTIG HASPENGOUW

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Aanwezigheid van vruchtbare landbouwgronden en gespecialiseerde kenniscentra voor nieuwe teelten (wijn) × Relatief lage vastgoedprijzen voor bouwgronden en woningen × Goed uitgebouwd netwerk voor toerisme en recreatie × Potentie van Fruitspoor als ruimtelijk structurerende drager voor versterking van de eigenheid en regio-ontwikkeling (toerisme, recreatie, landschapsbeleving,...) × Riviervalleien als verbindende groenschakel × Opkomst van (bewustzijn voor) agro-ecologie (landbouwpraktijken met meerwaarden voor natuur)

Historisch-morfologische eenheid Dietse steden

De typische ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke eigenschappen van de Dietse steden in Limburg, waaronder ook de kernen van Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen en Borgloon.

Economisch-functioneel systeem Fruitstreek

Het landschap van Vochtig Haspengouw wordt voor een groot deel gekenmerkt door verschillende fruitteelten.

BEDREIGINGEN × Verdwijnen van voorzieningen in de kleinere dorpen en kernen met vergrijzing tot gevolg × Relatief hoge leegstand door de overvloed van cultuurhistorisch erfgoed × Grote (export)onzekerheid over de toekomst van de fruitindustrie door politieke woelingen × Het uitblijven van opvolging voor boeren met als gevolg overnames en opkoop door grote industriële landbouwbedrijven met het risico op mogelijke verschraling van de landschappelijke variatie van teelten × Verdroging door klimaatverandering en ondoordacht waterbeheer × Verdere suburbanisatie en verstedelijking van voorheen agrarisch gebied (verlinting) × Verdwijnen van typische hoogstamboomgaarden (met ecologische waarden door onderliggend grasland)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 201


202 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

Droog Haspengouw

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 203


Wellen

Recreatieterrein ‘t Speelhof Rullekoven Brouwerij Wilderen

Sint-Truiden Belgische Fruitveiling

Veiling Haspengouw

Stroopfabriek

Hoepertingen

Konings Herker Juice en drinks Droneport

Zamm

Rullingen BelOrta Veiling Borgloon

Borgloon

Ruilverkaveli Jesseren

Waerdeveld

Romeinse Heirbaan

H

Grootloon PIPO appelsappen

Velm

Limburg Regional Ariport

Doorzichtkerkje

Mettekoven Nerem

N3

De Knoppel

Brouwerij Proefcentrum Kerkom Fruitteelt

Molenbeek

Tumulus grafheuvel

Gelinden Mergel van Gelinden

Cicindriabeek

Egoven

Gingelom Tumulus grafheuvel

Borlo

Hornebos

Montenaken

204 | PROVINCIE LIMBURG

Waterinsijpelingsbos

Kasteel en tuinen van Heks

Veulen Vechmaal Horpmaal

Kiekeman

F R U I T S T R E E K

Heks

Heers


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

0

2.5

Commanderij van Alden Biesen

5

7.5

10 Km

Rosmeer

Alden Biesen

Mombeek

Werm

Vlijtingen

Vrijhem

A K K E R B O U W

Membruggen

melen

Tumulus graftombe Herderen

Jesseren

N79

Riemst

Riksingen

ing

Krijtplateau Millen-Riemst

d

Haren

Gallo-Romeins museum

Piringen

Val-Meer Millen

De Kevie

Tongeren

Jeker

E313

Zichen-Zussen-Bolder Tumulus graftombe

N20

Vreren

Legende :

Herstappe grote kern Lauw

middelgrote kern kleine kern treinstation

N

natuurgebied

+

greenspot Haspengouw plek voor toerisme en recreatie vliegveld grootschalige windturbine kasteel abdij

historische watermolen mijnsite tuinwijk habitat voor zangvogels habitat voor watervogels habitat voor reptielen habitat voor amfibieën habitat voor grote zoogdieren landbouwstreek met pluimvee landbouwstreek met runderteelt landbouwstreek met varkensteelt

historische windmolen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 205


SITUERING Het kerngebied van de landschapseenheid Droog Haspengouw valt samen met het meest zuidelijke deel van Limburg (op Voeren na). In het zuiden, oosten en westen wordt het begrensd door de provincie- of landsgrenzen. In het noorden grenst Droog Haspengouw aan zijn tegenhanger Vochtig Haspengouw. Haspengouw kan als landschapseenheid ook als geheel beschouwd worden. Toch is een opsplitsing in een Vochtig en een Droog deel ruimtelijk relevant. Hoewel de uiterste gebieden van de landschapseenheden duidelijk verschillend zijn, kent het middengebied invloeden van beiden. Een expliciete grens stellen is niet eenvoudig. Men kan ervoor opteren om de overgang van ondergrond (van zand-leem naar leem) als grens te stellen, maar die wordt in praktijk niet altijd even duidelijk ervaren. Een andere mogelijkheid is de waterscheidingslijn van de Jekervallei, tussen Schelde- en Maasbekken, maar die ligt in de praktijk al diep in het landschap van Droog Haspengouw en strookt het niet met de beleving van het landschap. Een derde, meer fysiek aanwezige grens, zou kunnen worden getrokken op de lijn tussen Sint-Truiden - Tongeren - Bilzen. Die valt ruwweg samen met de overgang van vlakkere landschap van Vochtig Haspengouw naar het heuvelachtige landschap van Droog Haspengouw. Ook wordt deze grens gekenmerkt door een verandering in morfologie, namelijk van lintbebouwing en lineaire structuren in het noorden naar compacte kerkdorpen in het zuiden. Voor Haspengouw vertaalt zich dat in kleinere kerngebieden van Vochtig en Droog Haspengouw en een groot overlappend tussengebied waar beide landschapseenheden een zekere invloed uitoefenen. Het vruchtbare landschap van Droog Haspengouw vindt zijn oorsprong door de afzetting van krijt, mergel, zand en klei. Beken en rivieren snijden zich door de ondergrond en boetseren het landschap. Differentiële erosie veroorzaakt niveau- en reliëfverschillen. Droog Haspengouw ligt omwille van zijn vastere ondergrond (kalk- en krijtrijke lagen) beduidend hoger (tussen +- 100m en +- 150m boven de zeespiegel) dan Vochtig Haspengouw. Door de invloed van de mens wordt het natuurlijk landschap, o.a. door ontbossingen, omgezet naar akkers en weilanden. Doorheen de eeuwen blijft Haspengouw altijd een aantrekkelijke plaats om te wonen en aan landbouw te doen. Zo vestigden zich hier ‘primitieve veeboeren’ van GermaansFrankische afkomst en later de graven van Loon.

206 | PROVINCIE LIMBURG

Tegenwoordig zit de slagkracht van Haspengouw hem in zijn grote open ruimte en waardevol landbouwgebied. Het Haspengouwse cultuurlandschap is een unieke combinatie van landbouw, natuur, recreatie en onroerend erfgoed dat niet alleen door de bewoners, maar ook door de bezoekers wordt gewaardeerd.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 207


BIJZONDERE PLEKKEN Als subregio van Droog Haspengouw is het Krijtplateau Millen-Riemst een landschap met eigen accenten. Het profileert zich als een waterscheidingsplateau tussen de stroombekkens van de Schelde en Maas. De geologische sokkel bestaat uit krijt, wat van nature enkel voorkomt in het zuiden van onze provincie. Vandaar dat Riemst zich het imago van ‘Zuid-Limburgs Mergelland’ toedicht. Hier bevinden zich ook de beroemde mergelgroeven, waarvan de meest bekende in de deelgemeente Kanne. De ondergrondse ontginning ervan startte reeds vóór de 15° eeuw. Door zijn ‘zachte aard’ (in tegenstelling tot de Ardense hardgesteenten) was de mergel uitermate gebruiksvriendelijk voor de bouw van woningen en grote constructies. Het Hornebos in Runkelingen-Loon is een uniek moerasbos dat dienst doet als waterspons voor zijn omgeving. Tijdens natte perioden wordt al het regenwater er bijgehouden en opgeslagen in de bodem en pas geleidelijk afgegeven tijdens de verwachte langere droogteperioden. Om in de toekomst de Haspengouwse brongebieden weerbaarder te maken voor droger klimaat zal men meerdere water-insijpelings-bossen moeten aanleggen, gelegen tussen de hoogste brongebieden en de waterscheidingslijn. Het water dat extra de bodem insijpelt, zal langer bronnen voeden aan de voet van het bos, zodat de beekjes die er ontspringen minder snel droog komen te staan. Het Hornebos is hiervan een mooi voorbeeld, maar momenteel ook het enige van zijn omvang. De Vliegbasis Brustem was een militair vliegveld in de deelgemeenten Brustem en Bevingen van Sint-Truiden. Tijdens WO II werd ze door de Duitse bezetter ingenomen, erna zetelde hier een opleidingscentrum van de Belgische luchtmacht. In 2009 werd een plan ontvouwd om de vliegbasis uit te bouwen tot ‘Limburg Regional Airport’ met een mix aan functies. Op het terrein is momenteel DronePort (kenniscentrum voor het bouwen en testen van drones) gevestigd alsook verschillende andere economische activiteiten. Daarnaast werd er ook veel grond herbestemd als landbouwgrond en natuurgebied. In Droog Haspengouw vindt men een grote collectie van punt- en lijnrelicten uit de Romeinse periode terug. Er werd destijds ondermeer een uitgebreid wegennetwerk uitgebouwd van heirbanen om de steden met elkaar te verbinden en de agrarische gebieden te ontsluiten. Zo efficiënt mogelijk trokken ze rechte lijnen door het landschap. De heirbaan Tienen-Tongeren liep door Sint-Truiden en is een van de best bewaarde tracés van Romeinse wegen in België. Diverse segmenten van het Haspengouws fietsroutenetwerk volgen dit oude cultuurspoor en

208 | PROVINCIE LIMBURG

staan garant voor weidse panorama’s, want de wegen werden uit veiligheidsoverwegingen vaak aangelegd op hogere reliëfs. De weg doorsnijdt verschillende heuvelruggen en -toppen waardoor het op vele plaatsen een holle ligging kent met hoge bermen en houtkanten. Langsheen de heirbanen ontstonden landbouwbedrijven en villa’s. De landeigenaars werden na hun dood begraven onder Gallo-Romeinse grafheuvels, beter bekend als Romeinse Tumuli. Rond Tongeren en Tienen en in de omgeving van Montenaken vind je er veel, in Haspengouw eerder weinig. Door de kostbare en vruchtbare grond zouden veel grafheuvels zijn genivelleerd door de middeleeuwse boer. De structureel aanhoudende droogte in de zomermaanden van de afgelopen jaren zorgden voor heel wat problemen bij de Haspengouwse fruittelers. Niet enkel remden de hitte en de droogte de groei van het fruit, ook zorgde de zakkende grondwaterstand voor een onzekere toekomst voor de Haspengouwse fruitteelt. De relatief nieuwe sector van wijnbouw biedt hierop een antwoord. De laatste jaren is hierrond veel lokaal onderzoek gebeurd en zijn er reeds enkele pioniersbedrijven die de wijnbouw in Limburg vertegenwoordigen (Genoels-Elderen, Gloire du Duras, ..) In tegenstelling tot veel andere gewassen hebben druiven geen last van het droge weer, de wortels moeten dieper graven naar water en krijgen zo meer mineralen binnen. De nieuwe aanplantingen zouden in toekomst een andere ruimtelijke aanblik op het vertrouwde Haspengouwse landschap kunnen geven, hoewel het fysieke verschil tussen een laagstamboomgaard en wijnranken misschien nog beperkt is.

1 Akkerlandschap Droog Haspengouw(© wandeldriedaagse.be) | 2 Wijnbouw Gloire Du Duras (© gloirededuras.be) | 3 Mergelgrotten Kanne (© riemst.be | 4 Droneport Brustem (© droneport.eu) | 5 Hornebos (© uitinvlaanderen. be) | 6 Romeinse heirbaan Tienen-Tongeren (© verkeersbureaus.info) | 7 Romeinse tumulus Tongeren (© belgiumview.com)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

2

1

4

6

3

5

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 209


DEEL 2: REFERENTIEKADER RUIMTELIJKE EIGENHEID

Droog Haspengouw

RUIMTELIJKE HOOFDKERNMERKEN

Landschap van heuvels en dalen

LANDSCHAP VAN HEUVELS EN DALEN Droog Haspengouw heeft een geologisch substraat bestaande uit krijt en mergel, is zeer poreus en tot op grote diepte waterdoorlatend. Daarom zijn er nagenoeg geen bronnen en permanente waterlopen die het zachtgolvende plateau versnijden. Daarna werd een vruchtbare leemlaag afgezet op de heuvels van DroogHaspengouw. De riviervalleien van Vochtig Haspengouw zetten zich nog even verder in Droog Haspengouw, waar de waterwegen in de dalhoofden en bronnengebieden ontspringen. De meeste rivieren behoren tot de bekkens van Demer, Herken Mombeek. Enkel in het zuidoosten behoren de bekkens van de Jeker tot het Maasbekken. De combinatie van het glooiende landschap en de goede verticale ontwatering maakt deze akkergronden tot een van de vruchtbaarste landbouwstreken in West-Europa. Echter zijn bij

hevige en langdurige regenval de braakliggende akkers zonder bodembedekking uiterst erosiegevoelig. Omdat niet al het water de bodem kan indringen stroomt het de hellingen af naar de beekdalen, en neemt de vruchtbare ondergrond mee. Erosiegevoelige plaatsen zijn herkenbaar aan de blekere kleur van bodem aangezien de donkere humuslaag is weggeërodeerd. Om deze erosie tegen te houden worden de braakliggende akkers na de oogst zo vlug mogelijk ingezaaid met een groenbemester (klaver, raaigras...). Akkerbouw domineert het landschap, en enkel op de hoger gelegen heuveltoppen en in beekdalen groeien nog ‘geriefbosjes’. Dit zijn kleine bosjes die vroeger rondom boerenwoningen werden ingezet voor hakhout. De waarde van deze bosjes is tegenwoordig anders dan die van vroeger. Ze functioneren nu vaak als habitat en schuilplaats in het open landschap voor bijzondere flora en fauna.

Erosie en modderoverstroming (© limburg. be)

Geriefbosje, Rutten (© googlestreetview.be)

210 | PROVINCIE LIMBURG Open landschap van akkers en boomgaarden


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

Landschap van heuvels en dalen

Open landschap van akkers en boomgaarden OPEN LANDSCHAP VAN AKKERS

Hoewel er nog uitlopers van fruitteelt en bijhorende boomgaarden te bekennen vallen beheerst toch vooral de akkerbouw het open-field-landschap van Droog Haspengouw. Maar de jongste decenia manifesteert zich een opmerkelijke verbreding en diversifiëring van het teeltgamma zodat de tarwe en suikerbiet hun status van monocultuur 204 | PROVINCIE LIMBURG verliezen. Door het intensief landbouwgebruik is de druk op houtkanten, ruige perceelsranden en kruidenrijke overhoekjes groot. Akkervogels en andere akkerbewoners verliezen hierdoor aan broedgebied waardoor hun overlevingskansen slinken. Door onder andere dit intensieve landbouwgebruik zijn de natuurgebieden en -waarden in Droog Haspengouw misschien beperkt in omvang, toch zijn ze ecologisch zeer waardevol. De beekvalleien vormen kwetsbare maar noodzakelijke natuurverbindingen. Holle wegen zijn een belangrijk kenmerk van het open landschap van Droog Haspengouw en profileren zich het meest als lineaire groene linten. Ze liggen doorgaans loodrecht op de

hoogtelijnen en werden destijds gevormd door een eeuwenlange wisselwerking tussen mens (paard en kar) en watererosie. Vanuit dit perspectief bevorderen ze ook wateroverlast en modderstromen waarmee de inwoners van de komdorpen in het recente verleden herhaaldelijk geconfronteerd werden. De steile bermen zijn begroeid met grassen, kruiden, struiken en bomen en vormen een beschuttingsplaats waar specifieke flora, maar ook kleine zoogdieren en insecten, goed gedijen. Aangezien hier de akkers uitgestrekt zijn en de bossen schaars, hebben ze een voorname cultuurhistorische en ecologische waarde. Ook voor wandelaars en fietsers vormen deze groene tunnels een plaats van rust, schaduw en windluwte.

Holle wegen (© natura2000.vlaanderen.be)

Een ander aspect dat tot uiting komt zijn de verschillende infrastructuren zoals hoogspanningsleidingen die visueel sterk manifesteren in het open landschap.

Hoogspanningsmasten (© natuurpunt.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 211


KERKDORPEN EN STEDEN In het meest zuidelijke deel van Limburg (Droog Haspengouw), bevinden zich hoofdzakelijk kleine en compacte nederzettingen die op een regelmatige en geringe afstand van elkaar zijn gelegen (regio rond Borgloon, Heks, Vechmaal). De oorsprong hiervan is eenvoudig te achterhalen, namelijk, hoe vruchtbaarder de bodem, hoe minder onderlinge concurrentie en grond er nodig was om een dorp van voedsel en welvaart te voorzien. Ook was de vruchtbare grond nu eenmaal te waardevol om te bebouwen. Deze compacte kernenstructuur is typisch voor het Haspengouwse ‘open-field-landschap’, met kernen in de dalen en akkerbouw op de heuvelruggen. In tegenstelling tot Vochtig Haspengouw voelen de nederzettingen in Droog Haspengouw weinig druk van de verstedelijking en hebben tot op heden de tand des tijds goed doorstaan. De dorpen bleven compact om de omliggende vruchtbare grond te vrijwaren voor landbouw. Door hun geïsoleerde ligging of slechte verkeerstechnische ontsluiting vallen ze zelfs eerder ten prooi aan vergrijzing en ontvolking. De dorpen houden stand als vrij geconcentreerde entiteiten waar de bebouwing maximaal gebundeld wordt in de kernen. Hoewel het huizenbestand voor een groot deel uit boerderijen bestaat is het aantal actieve

212 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwbedrijven fors uitgedund. Menige hoeve is tot woning herbestemd en vele dorpjes hebben geen basisvoorzieningen meer zoals een slager of bakker. Verspreide bebouwing verstoort maar in beperkte mate het golvende landschap. Enkel de steenwegen ontwrichten dit patroon omdat ze in de onmiddellijke nabijheid van de dorpskern een aantrekkingspool vormden en nieuwe groeilijn stimuleerden (lintbebouwing). Steden zoals Borgloon en vooral Tongeren hebben langs de invalswegen een sterke ontwikkeling gekend. De regionale ontsluitingswegen N79, N3, N20 en N730 tussen Tongeren en Bilzen zijn sterk verlint. In de oostelijke grensstreek hebben enkele kernen van Riemst zich sterker ontwikkeld door de druk van Maastricht. Een opmerkelijk verhaal dat ook hier moet worden verteld is dat van de ruilverkavelingen. Landelijke, vruchtbare regio’s werden herverdeeld in grotere akkers en werkbare gebieden. De eerste ruilverkavelingen ‘oude stijl’ vaagden tientallen cultuurhistorische landschapselementen weg. De ruilverkavelingen ‘nieuwe stijl’ (na 1980) houden buiten het economische aspect ook rekening met landschapsherstel, recreatief medegebruik en kleine landschapselementen.

Kerkdorp Groot-Loon (© geogidsen.be)

Lintbebouwing langsheen N79 (© googlestreetview.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

ERFGOEDLANDSCHAP VAN HOEVES EN KASTELEN Door zijn rijke geschiedenis en vruchtbare bodem beschikt ook Droog Haspengouw over heel wat waardevol onroerend erfgoed. Buiten de kasteelsites (zie ruimtelijke kenmerken Vochtig Haspengouw) vindt men hier een hoge concentratie aan typische vierkantshoeves terug. Deze verwierf haar vorm in de loop van de 17de eeuw en weerspiegelt de aard van de gemengde agrarische bedrijvigheid. De monumentaliteit van de hoeves groeit naarmate de bodem lemiger wordt en is een indicatie voor de welstand van de boerenbevolking. Bouwen gebeurde zeer bewust, kort bij een beek waar het net voldoende droog was en zeker niet op de vruchtbare heuvels. Enkel de torenspitsen priemen tussen de bomen uit. Door de hoge vruchtbaarheid, en bijgevolg de rijkdom van de streek, zijn in de onmiddellijke omgeving van elk kerkdorp talrijke kastelen

terug te vinden. Deze vormen een eigen besloten wereld met kasteel, kasteeltuin, kasteelhoeve, schuur, vijver, boomgaarden, weiden en akkers. De vierkantshoeves zijn hier doorgaans groter omwille van de grotere hoeveelheid graan die moest worden opgeslaan. Een speciale vermelding wat betreft erfgoed gaat nog naar ‘de oudste stad van België’, Tongeren. Reeds in 54 v.C. werd het gebied bewoond door de Eburonen en onder Romeins bewind groeide de stad in de 2de eeuw n.C. uit tot één van de grootste strategische handelssteden in de streek. Buiten het bekende Gallo-Romeins Museum zie je vandaag nog altijd de overblijfselen van een aquaduct en Romeinse tempel. Ook de verdedigingsmuur en middeleeuwse stadsomwalling zijn goed bewaard gebleven en zichtbaar rondom de stad.

Vierkantshoeve Heers (© vlaanderenvakantieland.be)

Romeinse muur, Tongeren (© toerismetongeren.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 213


KERNKWALITEITEN Een vruchtbaar en cultuurhistorisch heuvelachtig akkerlandschap met compacte kerkdorpen en ongeschonden panorama’s.

Heuvellandschap met intacte panorama’s en ongeschonden perspectieven op het akkerlandschap

Aanwezigheid van landbouw als ruimtelijk structurerend systeem, toeristische troef en cultuurhistorisch erfgoed.

Droog Haspengouw, soms ook wel het Toscane van Limburg genoemd, doet menig fietser en wandelaar zweten wanneer ze zich aan een tocht door het landschap wagen. De glooiende regio typeert zich als een open akkergebied met hier en daar kleine dorpjes, gehuchten en alleenstaande vierkanthoeves en kastelen in de dalen. Door de afwezigheid van bossen, bomenrijen en lintbebouwing zijn er op veel heuvelruggen prachtige panorama’s te aanschouwen. Een van de voornaamste troeven is het zogenaamde ‘patchwork’ of mozaïek van landbouw waar verschillende teelten zij aan zij staan en jaarlijks afwisselen (in tegenstelling tot een monocultuur).

Anders dan in andere landschapseenheden speelt het landbouwgegeven als overkoepelend en structurerend systeem hier een hoofdrol. De vruchtbare grond maakt dat deze streek sinds oudsher werd ingezet voor voedselproductie en energiegewassen. Door de historische afwezigheid van transportmiddelen bleef de regio gespaard van grootschalige economische ontwikkelingen. Op uitzondering van de agrarische sector is de industriële bedrijvigheid in Droog Haspengouw beperkt (enkel Tongeren en Sint-Truiden met een aanzienlijke industriële tewerkstelling voor de regio). Dit bijzondere landschap wordt als het ware gratis onderhouden door de boeren, de agrarische activiteit staat garant voor de landschappelijke kwaliteit. De rust en de openheid van dit productielandschap wordt niet enkel gekoesterd door de inwoners zelf, maar ook door de veeltallige bezoekers die hiervoor elk seizoen afzakken.

Compacte kerkdorpen, gespaard van de verstedelijking, in een ongeschonden open agrarisch landschap met herkenbare architectuur en erfgoed De nederzettingen in Droog Haspengouw hebben tot op heden de tand des tijds goed doorstaan. Door hun geïsoleerde ligging of slechte verkeerstechnische ontsluiting krijgen ze weinig te maken met private ontwikkelingsdruk en vallen zelfs eerder ten prooi aan vergrijzing en ontvolking. Door de zeer vruchtbare grond rondom houden de dorpen stand als vrij geconcentreerde entiteiten waar de bebouwing maximaal gebundeld wordt in de kernen. Zelfs de kerk- en marktpleinen zijn beduidend kleiner. Verspreide bebouwing en verlinting verstoort maar in beperkte maten het golvende agrarische akkerlandschap. Elk kerkdorp kent een soortgelijke opbouw met centraal de kerk, kerkplein en parochiezaal. Rondom liggen verschillende hoeves en kastelen. Voor het behoud van de eigenheid is het belangrijk om de heuvelruggen rondom de dorpen te vrijwaren van bebouwing.

214 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID DROOG HASPENGOUW

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Aanwezigheid van vruchtbare landbouwgronden en gespecialiseerde kenniscentra voor nieuwe teelten (wijn) × Relatief lage vastgoedprijzen voor bouwgronden en woningen × Vraag naar energiewinning (wind) door open landschap × Potentie van Fruitspoor als ruimtelijk structurerende drager voor versterking van de eigenheid en regio-ontwikkeling (toerisme, recreatie, +landschapsbeleving,...) × Opkomst van (bewustzijn voor) agro-ecologie (landbouwpraktijken met meerwaarden voor natuur)

Historisch-morfologische eenheid Dietse steden

De typische ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke eigenschappen van de Dietse steden in Limburg, waaronder ook de kernen van SintTruiden, Borgloon en Tongeren.

Historisch-morfologische eenheid Kerkdorpen

De typische ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke eigenschappen van de kerkdorpen in Limburg waaronder de meeste gelegen in Droog Haspengouw.

Economisch-functioneel systeem Akkerlandschap

Het landschap van Droog Haspengouw wordt voornamelijk gekenmerkt door de verschillende akkerteelten.

BEDREIGINGEN × Het veelvuldig gebruik van (chemische) meststoffen hypothekeert de natuurlijke plantengroei op aanpalende percelen × Hoge residentiële leegstand door afwezigheid van basisvoorzieningen en krimp en vergrijzing in de kleine dorpjes (dalende leefbaarheid) × Dichtslibben van het open landschap met contextloze nieuwbouwprojecten, zeker op de omliggende heuvelruggen rond de dorpen × Het uitblijven van opvolging voor boeren met als gevolg overnames en opkoop door grote industriële landbouwbedrijven met het risico op mogelijke verschraling van de landschappelijke variatie van teelten × Erosieproblematiek door de intensivering van landbouw en extremer klimaat (zeer droog en intense regenval) × Verdroging van de beekvalleien en bronbeekjes door klimaatverandering en ondoordacht landgebruik en waterbeheer × Aantasting van het open landschap door vraag naar energiewinning (wind) × Verdwijnen van typische hoogstamboomgaarden (met ecologische waarden door onderliggend grasland)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 215


216 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

Voeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 217


Legende :

N

grote kern

mijnsite

middelgrote kern

tuinwijk

kleine kern

habitat voor zangvogels

treinstation

habitat voor watervogels

natuurgebied

habitat voor reptielen

plek voor toerisme en recreatie

habitat voor amfibieën

vliegveld

habitat voor grote zoogdieren

grootschalige windturbine

landbouwstreek met pluimvee

kasteel

landbouwstreek met runderteelt

abdij

landbouwstreek met varkensteelt

historische windmolen historische watermolen

218 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

0

2.5

5

7.5

10 Km

Altenbroek Voeren

Moelingen

Voer

G R A S L A N D Planck

Schoppen

Teuven

Veursbos

Sint-Martens -Voeren

Sint-Pieters -Voeren

Veurs

Bosreservat Vrouwenbos

Remersdaal

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 219


SITUERING Het kerngebied van de landschapseenheid Voeren valt samen met de gewest- en landsgrenzen van de gemeente Voeren. De landschapseenheid Voeren beperkt zich niet tot de administratieve begrenzing. In de praktijk loopt het typische heuvellandschap van de Limburgse enclave door tot in Nederland in het noorden en Wallonië in het zuidwesten. De rivieren in Voeren maken deel uit van een groter hydrografisch netwerk rond de Maas. De naam van de gemeente is ontleend aan de Voer, een zijriviertje van de Maas dat door de gemeente stroomt. Voeren ligt slechts op een 15 à 20 km van de grote steden Maastricht, Aken en Luik. Als enige stukje Vlaanderen ten oosten van de Maas zit het geprangd tussen het Waalse gewest en de Nederlandse landsgrens. De Voerstreek is daarom een ontmoetingsplaats van de haar omringende culturen en volkeren, die zich manifesteren in zowel het landschap als in het gebouwenpatrimonium en in de taal. Het stukje land behoorde voor het grootste deel van de geschiedenis tot de Bourgondische invloedssfeer van de Nederlanden. Tijdens de Franse bezetting in de tweede helft van de 18de eeuw werden de Voerdorpen plots gescheiden van de rest van de Zuid-Nederlandse buurdorpen. Met de vorming van belgië in 1830 werd Voeren dan ook ingedeeld bij de Franstalige gemeente Luik waartoe ze historisch nooit hadden behoord. De taalgrensregeling en -wetten zorgden er uiteindelijk voor dat de Voerstreek in 1963 deel ging uitmaken van de provincie Limburg en achteraf ook van het Vlaamse gewest. Het grensoverschrijdend aspect (bv. Drielandenpark), de invloed van de Maasvallei (bv. Moelingen) en de relatie met het mergel- en krijtlandschap spelen ook mee in de ruimtelijke en landschappelijke eigenschappen van Voeren.

220 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 221


BIJZONDERE PLEKKEN De Commanderij van Sint-Pieters-Voeren is een van de commanderijen van de Duitse Orde, ondergeschikt aan die van Alden Biesen. Ook is de oudste viskwekerij van België hier gevestigd. De oorspronkelijke ringgrachten werden in 1885 uitgebreid met een aantal vijvers waarin forel, steur en paling worden gekweekt. Tegenwoordig zijn de vijvers en bijhorende brasserie een grote trekpleister voor toeristen die zin hebben in lokale, verse forel. Het riviertje de Voer, dat zijn naam aan de streek geeft, ontspringt in het park rond de commanderij. Altenbroek vormt samen met het Nederlandse Noordal een grensoverschrijdend natuurgebied. In navolging van de Nederlandse buren, die in het Mergelland reeds 7 stiltegebieden afbakenden, kreeg een deelgebied van dit natuurreservaat in 2015 het kwaliteitslabel ‘Stiltegebied’. Het gebied moet verder beschermd worden tegen geluidsvervuiling en moet de wandelaar in staat stellen om van de complete rust te genieten en ontspannen te luisteren naar de vogels, het geruis van de bladeren en het geritsel van de dieren. Een opvallende karakteristiek van het landschap is de aanwezigheid van asymmetrische dalen, waarbij de steile zuidwaarts gerichte hellingen veel meer zonlicht ontvangen dan de andere; een verschil dat zich ook uit in de plantengroei. Moelingen is de meest westelijke deelgemeente van Voeren is gelegen in het Maasdal. Het landschap is minder heuvelachtig dan dat van de andere Voerdorpen, maar behoort echt tot het terrassenlandschap van de Maas. Van oost naar west doorkruist de Berwijn het dorpje om zo uit te monden in de Maas. Een van de bekendste wandelingen in Voeren is de ‘bronnenwandeling’. In 2012 werd ze nog uitgeroepen tot mooiste wandeling van Vlaanderen. De bronnenwandeling start in Sint-Martens-Voeren en leidt je langs de voornaamste ruimtelijke kenmerken van Voeren. Onderweg kom je enkele waterbronnen tegen, typische vakwerkhuisjes, het graftenlandschap met houtkanten en de hierboven vermelde Commanderij.

1 Landschap Sint-Martens-Voeren (© guidowke. be) | 2 Uitzicht natuurgebied Altenbroek (© trailexplorer.eu) | 3 Bron van De Voer (© voerstreek.be) | 4 Maasterrassen Moelingen (© voerstreek.be) | 5 Wijndomein Crutzberg (© visitlimburg.be) | 6 Forelkwekerij Commanderie 7 (© rtbf.be) | 7 Commanderij Sint-Pieters-Voeren (© kasteelcommanderie.be)

222 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

2

1

3

4

6

5

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 223


Berwijn

Voer

Gulp

BEEKVALLEIEN De Voerstreek bestaat uit een uitgesproken geërodeerd (Maas)plateaulandschap in het westen en een Krijtplateau in het oosten. De dunne leemlaag op de plateauruggen is minder vruchtbaar. Het landschap is sterk golvend en diep ingesneden door drie beekdalen. In het oosten vinden we de rivier Gulp, stromende langs Remersdaal en Teuven. De vallei rondom is een beschermd landschap. Centraal vinden we de rivier Voer waar het gebied Voeren zijn naam aan ontleent. De bron van de Voer ligt aan de Commanderij van Sint-Pieters-Voeren en loopt schuin af naar de Maas. Geheel in het westen vinden we de rivier Berwijn. Deze stroomt door het centrum van Moelingen rechtstreeks naar de Maas. In het nabije verleden zorgde de Berwijn voor wateroverlast nadat deze uit zijn oevers trad en zette het hele centrum van Moelingen blank.

Over het algemeen hebben de beken een matig goede tot zeer goede biologische waterkwaliteit. In het snelstromende water van de Berwijn zitten zelfs tot 22 soorten vis, waaronder enkele ernstig bedreigd.

De Berwijn zet Moelingen blank (© hln.be)

De Gulp, Teuven (© routeyou.com)

224 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

HEUVELLANDSCHAP De golvende Voerstreek maakt in feite deel uit van het Land van Herve, net als het zuidoosten van de Nederlandse provincie Limburg. Bijna 20% van de Voerstreek is natuurgebied. De hoogte in Voeren varieert van 49m boven zeeniveau aan de Maas tot het hoogste punt van Voeren, het Stroevenbos en de Reesberg bij Remersdaal (287,5m), meteen ook het hoogste punt van Vlaanderen. De ondergrond van Voeren wordt gekenmerkt door kalk, krijt en mergel en zorgt voor bijzondere plantengroei. Voeren is administratief een eilandje, geïsoleerd van de rest van de provincie, maar heel herkenbaar qua landschap. Hellingen, hoogstamfruitbomen, hagen, weilanden, houtkanten en holle wegen zijn typische kenmerken. De heuveltoppen en -flanken zijn op veel plaatsen bedekt met bos. Onderaan de hellingen, waar de landbouw niet intensief is, liggen hier en daar kalkgraslanden.

De niet beboste hellingen in Voeren zijn vaak ‘trapsgewijs’ opgebouwd met taluds en graften. Deze zijn mettertijd ofwel natuurlijk ontstaan aan bomenrijen of werden gemaakt door landbouwers om erosie van hun weiden te voorkomen. Hoewel de graften (begroeide stukken taluds) parallel lopen met de reliëflijnen zijn er ook talrijke diepe holle wegen die net dwars op de helling liggen. Ze werden uitgesneden door eeuwen van gebruik met paard en kar in combinatie met watererosie.Op de flanken groeien vandaag heel wat echte bosplanten, zoals de gele dovenetel, muskuskruid, gevlekte aronskelk, look-zonderlook en salomonszegel.

Graften op helling (© wikipedia.org)

Houtkanten op holle weg Reesberg (© routeyou.com)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 225


WEILANDEN De landbouwsector is de grootste ruimtegebruiker in Voeren en beslaat meer dan 70% van de oppervlakte. Naast de specifieke fysische kenmerken zoals het reliëf en bodem is het landschap doorheen de geschiedenis altijd sterk gelinkt geweest aan de ruimtelijke invloeden van de landbouwactiviteit, met de melkveesector als voornaamste. Zo ontstond het nu welbekende bocagelandschap (halfopen landschap dat wordt gekenmerkt door een lapjesdeken van kleine onregelmatige percelen die worden afgeschermd door heggen, houtwallen of muurtjes). De grote toename van het aantal weidepercelen in de westelijke Voerstreek en in het dal van de Voer vanaf 1880 is een gevolg van de graancrisis. Gedurende de laatste tientallen jaren zijn er wel enkele belangrijke veranderingen waar te nemen in de landbouwactiviteit die een impact op het landschap hebben gehad of in de toekomst zullen hebben. De afname van het aantal landbouwers en de economische druk werkt intensivering en schaalvergroting in de hand. Verder zien we een toenemend belang voor akkerbouw (maïs) die de melkveesector stilaan vervangt. Dit heeft ook belangrijke gevolgen voor het landschap daar deze heroriëntering gepaard gaat met het verdwijnen van grasland en bijhorende kleine

226 | PROVINCIE LIMBURG

landschapselementen. Door het rationaliseren van landbouwgrond worden kleinere percelen samengevoegd waarbij de landschapselementen (houtkanten, hagen graften en fruitbomen) tussen de percelen verwijderd worden. Ook verschijnen er meer grootschalige bedrijfsgebouwen in het landschap. Het feit dat het Voerense landschap tot nu toe nog redelijk gespaard is gebleven van deze trend is tweeledig. Aan de ene kant zijn sommige percelen absoluut niet geschikt om als akkergrond te gebruiken (zoals de zeer hellende percelen in het oosten van Voeren). Anderzijds is er een sociaal-culturele motivatie. Voerense boeren zijn schijnbaar meer verknocht en begaan met het pittoreske graslandschap en willen het in het mate van het mogelijke ook zo houden. Bovendien hebben ‘ongescheurde’ graslanden een grote botanische kwaliteit en versterken de biodiversiteit. Ze nemen praktisch evenveel koolstof op als bospercelen. Eenmaal zulk grasland wordt omgeploegd of omgevormd tot akkerland is er geen weg terug. Akkers zijn ook erosiegevoeliger dan de graslanden wat in het reliëfrijke Voeren kan zorgen voor ongewilde modderstromen.

Bocagelandschap met graasweide (© natuurpunt.be)

Akkerlandschap in Voeren (© googlestreetview. be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

DORPJES EN ERFGOED De Voerstreek groepeert zes kleine dorpjes (Moelingen, ‘s-Gravenvoeren, Sint-MartensVoeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal), die in 1976 tot één fusiegemeente “Voeren” werden omgedoopt. Een element, dat het uitzicht van de gemeente in hoge mate bepaalt, is de uitsluitend agrarische uitbouw van het gebied. Het ontbreken van andere tewerkstelling dan de landbouw (buiten de verwerking van de landbouwproducten) en de vrij geïsoleerde ligging bij gebrek aan uitgebreide transportinfrastructuur hielden de bevolkingsaangroei laag. Hierdoor, en door het feit dat geen ruilverkavelingen werden uitgevoerd, bleven de bestaande historische structuren en het landelijke uitzicht gaaf bewaard, op enkele zeer recente en beperkte ontwikkelingen na, onder meer de toenemende druk van het toerisme. De architectuur van het landelijk gebied van de Voerstreek bleef, veel langer dan een stedelijk gebied, gedomineerd door de houtbouw. Tot in de 19de eeuw wordt het grootste aantal gebouwen in vakwerk opgetrokken. De oudste voorbeelden van stenen gebouwen zijn de kerken en kloosters, en de versterkte herenhuizen van de adel. De gemeenten omvatten naast kerk, gemeentehuis

met school, en een eventueel kasteel, oorspronkelijk alleen hoeven, aangezien vrijwel de hele bevolking in de landbouw tewerkgesteld was. De eerste echte burgerhuizen, die niet fungeerden als woonhuis voor een naast- of achtergelegen hoeve, dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. De aanwezigheid van een rijke en unieke geschiedenis, gecombineerd met de talrijke kastelen, kerken, grafkruizen, kapelletjes, dorpspompen, elektriciteitscabines, woonhuizen, gevels, dorpsgezichten, landschappen en vakwerkhuizen die worden beschermd maakt duidelijk dat de streek één groot monumentenpark is.

Elektriciteitscabines als onroerend erfgoed (© hbvl.be)

Ondermeer door een sterke toename van het aantal toeristen kent Voeren vanaf 1990 een gestaage toename van het aantal hotels en B&B’s. Dankzij de grote aantallen wandelaars en fietsers is binnenkort niet langer de landbouw, maar wel de recreatieve sector de belangrijkste werkgever in Voeren.

Vakwerkhuizen Voeren (© visitlimburg.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 227


KERNKWALITEITEN Een kleinschalig, pittoresk en intact landschap van heuvels en dalen met weidse graslanden en authentieke dorpsgezichten.

Kleinschalig, pittoresk en coherent landschap met een uitgebreid assortiment aan erfgoed

Aantrekkelijke toeristische bestemming als wandel- en stiltegebied

De kronkelende wegen van Voeren doorkruisen het heuvellandschap en leiden langsheen charmante dorpjes, oude vakwerkhuizen en imposante kasteeldomeinen. Historisch ingebed in het landschap vind men tal van geklasseerde gebouwen, kapelletjes, grafkruizen en dorpsgezichten terug. De kleinschaligheid van de streek maakt dat het geheel herkenbaar, nostalgisch en authentiek overkomt, hetgeen wat op zijn beurt weer zorgt voor nieuwe bedreigingen.

Sinds de tweede helft van de 20ste eeuw volgen de economische en technische evoluties elkaar in sneltempo op. Als tegenhanger van dit verhaal is de mens steeds meer opzoek naar ‘onthaasting’ en een back-to-the-roots gevoel. Geen plek beter om te ontspannen en tot rust te komen als de Voerstreek, waar de tijd ogenschijnlijk is blijven stilstaan. Bezoekers vinden hier tussen de pittoreske dorpen ook een schijnbaar intact natuurlandschap. Het stiltegebied van Altenbroek in Voeren moet de wandelaar in staat stellen om van de complete rust te genieten en ontspannen te luisteren naar het geluid van de vogels en het geruis van de bladeren. Het wandel- en fietsnetwerk wordt bovendien ondersteund door een uitgebreid aanbod aan eet- en drankmogelijkheden, hotels, B&B’s, brouwerijen... Het verbaast dan ook niet dat het toerisme in de Voerstreek sinds 1990 gestaag is blijven groeien en zelfs een toeristische attractor van bovenregionale schaal is geworden.

Intact, aantrekkelijk en historisch agrarisch landschap met aanwezige kleine landschapselementen en een goede synergie tussen agrarische bedrijfsvoering en landschapsbeheer Het ontbreken van andere tewerkstelling buiten de landbouwsector en de geïsoleerde ligging door de landsgrenzen zorgden dat bestaande historische structuren en het landelijke uitzicht gaaf werden bewaard. Holle wegen, graften en hagen zijn voorbeelden van kleine landschapselementen die in tegenstelling tot andere streken hier wel rijkelijk zijn terug te vinden. De Voerstreek staat voornamelijk bekend als weidestreek met graslanden, melkveehouderijen en enkele hoogstamfruitbomen. De boeren kiezen hier niet meteen voor schaalvergroting omdat ze schijnbaar meer verknocht en begaan zijn met het pittoreske landschap. Om het leefbaar te houden nemen ze ook andere taken op als verbreding van de bedrijfsvoering (toeristische voorzieningen, landschapsbeheer). Ook de samenwerking tussen bewoners, boeren en natuurverenigingen is een voorbeeld in Vlaanderen.

228 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - LANDSCHAPSEENHEID VOEREN

ONTWIKKELINGSKANSEN

RELATIE MET ANDERE LAGEN

× Door de ligging in de luwte van stedelijke regio’s is het gebied grotendeels gespaard gebleven van sterke verstedelijking × Toeristische aantrekkingskracht door uniek en intact landschap × Ontwikkeling van stiltegbieden en bijhorend (wandel- en fiets)toerisme

//

BEDREIGINGEN × Het verdwijnen van (melk)veeteelt en bijhorende kenmerkende graslanden × Het omzetten van grasland naar akkerbouw met erosie en modderstromen als gevolg × Het uitblijven van opvolging voor boeren met als gevolg overnames en opkoop door grote industriële landbouwbedrijven × Impact van de toeristische dynamiek op het landschap

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 229


HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEDEN

Noord-Limburgse Teutendorpen Hamont

Bree

Peer

Maaseik

Maasdorpen

Beringen

Stokkem

Mijnsteden Netwerk van Dietse Steden

Herk-De-Stad

Hasselt

Bilzen

Sint-Truiden

Borgloon

Haspengouwse Kerkdorpen

230 | PROVINCIE LIMBURG

Tongeren


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEDEN

Dietse Steden

232

Mijnsteden

250

Noord-Limburgse Teutendorpen

264

Maasdorpen

270

Hapsengouwse Kerkdorpen

278

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 231


232 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

Dietse Steden

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 233


Sint-Truiden

234 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

Hamont

Peer Bree

Maaseik

Beringen

Stokkem

Herk-De-Stad

Hasselt

Bilzen

Borgloon

Tongeren

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 235


SITUERING EN BESCHRIJVING Het Graafschap Loon, dat een groot deel van het huidige Limburg omvatte, bestond tussen de 11e en de 14e eeuw, vooraleer het toegevoegd werd aan het Prinsbisdom Luik. Die periode is ook de tijd waarin in België de eerste echte steden groeiden en zich ontwikkelden als lokale centra voor handel, ambacht en politiek. In het Loon van de 11e eeuw waren wel al steden aanwezig, zoals Sint-Truiden, Tongeren of Hasselt. De heren van Loon stichtten echter nog een aantal andere steden, om hun territorium beter te kunnen verdedigen, omdat steden inkomsten genereerden door belastingen en als politieke deelcentra ingezet konden worden om het graafschap beter te besturen. Hiertoe werden volledig nieuwe steden gesticht, zoals bijvoorbeeld Maaseik en Stokkem, of bestaande nederzettingen opgewaardeerd tot stad, zoals bijvoorbeeld Bree.

netwerk dat de huidige provinciale structuur sterk bepaald heeft. Een aantal steden of kleinstedelijke gebieden ontstaan tijdens de 19e en vroeg 20e eeuwse industrialisatie uitgezonderd (Lommel, Overpelt, Genk, Maasmechelen), zijn de twaalf Dietse steden nog steeds de ankerpunten van het Limburgs stedelijk weefsel.

Uiteindelijk waren er tien Loonse steden die zich echt konden doorzetten: Hamont, Peer, Bree, Maaseik, Stokkem, Beringen, Herk-DeStad, Hasselt, Bilzen en Borgloon. Daarnaast kregen ook Kolmont, Brustem en Kuringen stadsrechten, maar slagen er niet in zich echt als stad te ontwikkelen. We spreken in dit hoofdstuk van de ‘Dietse Steden’ om ook de twee andere belangrijke Limburgse steden een plek te geven: Sint-Truiden en Tongeren. Deze kennen een langere voorgeschiedenis, maar zijn qua structuur wel vergelijkbaar met de andere steden. De Dietse steden is de naam die gebruikt werd om de nederlandstalige steden van het Prinsbisdom Luik aan te duiden. Elke stad lag traditioneel aan een belangrijke verbindingsweg en vaak ook aan een beek of rivier. Ze beschikten allemaal over een stenen omwalling en elk grondplan is opgebouwd rond een centrale Markt. Daar vertrekken een aantal hoofdstraten die de Markt verbinden met de stadspoorten. De rest van de stad bestaat uit kleinere straatjes die niet altijd in het huidige weefsel terug te vinden zijn. De meeste van deze elementen hebben de eeuwen echter wonderwel overleefd. Naast een kenmerkend stratenplan werden de steden ook gekenmerkt door specifieke gebouwen en architectuur: een kerk, een stadhuis, een aantal belangrijke herenof burgerhuizen, ... Vooral vanaf de Luikse periode delen de steden ook een gelijkaardige stijl, de zogenaamde Maasstijl. Deze stijl heeft een aantal basiskenmerken: het betreft een combinatie van baksteen en Maaskalksteen of Maastrichtersteen voor deur- en vensteromlijstingen, hoekstenen, hoekkettingen en speklagen. Het historische netwerk van Dietse steden deelt heel wat morfologische kenmerken, het is ook een

236 | PROVINCIE LIMBURG

1 Grote Markt Sint-Truiden (© visitsinttruiden. be) | 2 Stadhuis Bilzen (© bezoekbilzen.be) | 3 Zicht op Hamont (© gerardcoenen.be) | 4 Markt Maaseik (© aerovision-luchtfotografie. be) | 5 Historisch centrum Tongeren (© hbvl.be) | 6 Centrum Peer (© pinterest.com) | 7 Blik op Borgloon (© borgloon.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 237


HAMONT Hamont, gelegen in een nat tot droog Kempens zandgebied, met deels stuifzanden, wordt in de geschreven bronnen pas vanaf de 13de eeuw vermeld. De plaats was echter al vroeg bewoond zoals blijkt uit vondsten uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Hamont ontwikkelde zich aan de Romeinse weg Tongeren-Bilzen-As naar het noorden en was reeds in de 14de eeuw een feitelijke stad met versterkingen. Van de historische omwalling blijft tegenwoordig niet veel over. Enkel het stratenpatroon en sporadische toponiemen zijn stille getuigen van het verleden. Het centrumgebied in Hamont wordt gevormd door de historische heldere en kleine kern (met handel en wonen), aangevuld met de aansluitende ontwikkelingen (scholen, sporthal, tehuis en serviceflats) en de lineaire uitbreidingen richting Bosstraat (N71), Budelpoort (N71) en Stationsstraat (N76). Deze wegen worden gekenmerkt door een mix van halfopen en gesloten bebouwing en een concentratie van diensten en handel. De overige woonontwikkeling kan worden omschreven als een concentrische uitbreiding van lintvormige (groene) verkavelingen met open bebouwing . De Nederlandse grens is bepalend voor de ruimtelijke ontwikkeling, daar de bebouwings- en wegenstructuur er abrupt stopt.

238 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

BREE De stad Bree, gelegen aan de voet van het Kempens Plateau, kwam tot stand aan de antieke weg Tongeren-Bilzen naar het Noorden. In de late middeleeuwen was Bree een omwalde stad met vier stadspoorten. Tenminste vanaf de 13de eeuw was Bree een handeldrijvend centrum. De historische opbouw van de stad Bree is nog altijd goed te zien en te herkennen. De historische kern wordt gekenmerkt door een geconcentreerde bebouwing terwijl vanaf de ‘wallen’ (de huidige kleine of eerste ring) een meer verspreide en minder dichte bebouwing het bebouwde landschap bepaalt met linten en verkavelingen. De Zuid-Willemsvaart, aangelegd in de nabijheid en ten oosten van het centrum, vormde een barrière voor de stedelijke ontwikkelingen. Bree wordt in het zuiden en westen omsloten door een soort ‘grote ringstructuur’ die het centrum ontlast van doorgaand verkeer en grootwinkels en een ziekhuis ontsluit. Bree is omgeven door waardevolle open ruimte gebieden, zowel van agrarische als van landschappelijke aard.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 239


PEER Het stadje Peer, gelegen op het Kempens Plateau aan de Dommel, kwam tot stand naast de antieke weg van Diest-Paal naar het noorden. Ook Peer was omgeven door een gracht, aarden wal en wellicht een stenen muur. Structuurbepalend voor Peer is het historische hart met zijn grote kerk, de driehoekig gevormde markt, historisch waardevolle panden en vesten. In het centrum is de bebouwing voornamelijk aaneengesloten met handel op het gelijkvloers. Hoewel de vesten nog steeds een structurerende omgrenzing van het centrum vormen, kennen ze inzake bebouwing een meer open karakter. De perifere randzone van het centrum wordt gekenmerkt door een lagere dichtheid aan bebouwing. Enerzijds is er de lintbebouwing die zich langs de meeste invalswegen heeft doorgezet, anderzijds zijn er de woonwijken welke als ruimtelijke lobben aan het centrum vasthangen. In het noorden doorbreekt de omleidingsweg de radiale wegenstructuur en vormt een grens tussen Peer en het industrieterrein Bokt. Ook de groene vallei van de Dommel vormt in het westen een natuurlijke begrenzing met Wijchmaal.

240 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

MAASEIK Maaseik is een historische stad aan een buitenbocht van de Maas. De geschiedenis van het huidige Maaseik begint bij de abdij van Aldeneik, waar omstreeks 700 een klooster wordt gesticht. De kern van het huidige centrum wordt omsloten door een in de 13de eeuw aangelegde stadswal. Hiervan zijn nog steeds resten terug te vinden, in het bijzonder ten zuiden en ten oosten van de kern. Het overige deel van de omwalling is te herkennen aan het concentrische stratenpatroon. De kerk van Maaseik ligt nog steeds op dezelfde plaats, evenals de vierkante markt. Het stratenpatroon binnen de omwalling is slechts weinig veranderd. Het historisch centrum heeft een hoge dichtheid en getuigt van een zekere stedelijkheid. Een gemengd woongebied en een grote woonwijk omringen de historische kern. Het valt op dat Maaseik voornamelijk in noord-westelijke richting is geëxpandeerd, weg van de Maas. De Bosbeek die ten noorden van de historische kern stroomt, is duidelijk herkenbaar aanwezig in de stad. Vanuit de kleine ring vertrekken steenwegen die Maaseik radiaal verbinden met grotere dorpen. De belangrijkste weg is nog steeds de ringweg (N78). Deze scheidt het stadscentrum van Maaseik van zijn ontstaansbronnen Aldeneik en de Maas af. Lintbebouwing benadrukt de overige weginfrastructuur.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 241


BERINGEN Beringen was in de 13de-15de eeuw een bloeiend klein-regionaal handelscentrum met een vrij belangrijke lakennijverheid. In de beekvalleien rondom het dorp zien we op de Ferrariskaart nog duidelijk de omwalde akkercomplexen. De ontdekking en exploitatie in 1901 van steenkool veranderde het landschap. Grote nieuwe infrastructuren werd voorzien, alsook werden veel terreinen bebost voor mijnhout. In het huidige centrum van Beringen kunnen we het stratenpatroon en vormgeving van de markt nog wel herkennen, van de oude stadsomwalling blijft vrijwel niets over. De stad kende dan ook een explosieve groei door de ingrijpende industriële ontwikkelingen van de mijnmachine. De historische kern van Beringen is compact en omvat naast commerciële winkelfuncties ook een aantal scholen en bedrijvigheid met een gordel aan vrijstaande bebouwing. Er lopen ook enkele zeer belangrijke infrastructuurbundels over het grondgebied. Vooreerst is er het Albertkanaal die de kern in het westen begrensd. De N72 verbindt de historische kern met de andere nieuwere kernen (Beringen Mijn en Beverlo). Hierlangs vinden we voornamelijk woningen en tuinwijken terug.

242 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

HERK-DE-STAD Herk-de-Stad wordt voor de eerste maal vermeld begin 12de eeuw. Het staat vast dat de stad haar naam heeft ontleend aan de rivier die er langs loopt, “de Herk”. Op de Ferrariskaart kan men duidelijk het omwalde ei-vormige centrum met drie toegangspoorten herkennen. De bebouwing is landschappelijk en historisch gegroeid. De bebouwingsstructuur wordt gekenmerkt door een excentrische en verspreide ontwikkeling van de woonkernen, met sterke verlinting vooral langs de invalswegen in een zacht glooiend landschap. Tussen de N2 en de spoorlijn 35 komt een dicht netwerk voor van woonlinten. Het valt sterk op dat niet enkel het historische centrum, maar ook de invalswegen zo goed als allemaal zeer herkenbaar zijn op beide kaarten. Dit is het gevolg van het fijnmazig netwerk van beekvalleien met hun overstromingsgebieden, waardoor er zich weinig kernvorming en verspreide bebouwing heeft kunnen ontwikkelen. Deze rasterstructuur heeft zich dus geënt op de de structuur van de beken, en heeft geleid tot grote onbebouwde gebieden omgeven door lintbebouwing.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 243


HASSELT De naam Hasselt is een toponiem dat verwijst naar de plaats waar ooit een hazelarenbos stond. De site werd reeds in prehistorische en Romeinse tijden bewoond en wordt voor het eerst in 1171 in de literatuur teruggevonden. Hasselt ontstond niet langs de Demer, deze werd afgeleid om de omwalling en grachten van water te voorzien. De straten werden in een radiaal-concentrisch patroon aangelegd, waar vier poorten toegang verleenden tot de stad. De omwalling werd in de 19de eeuw neergehaald en vervangen door een promenade, die tegenwoordig beter bekend is als de ‘Groene Boulevard’. Samen met het aanstellen van Hasselt als provinciehoofdstad (1839) zorgde dit voor een groot aanzuigeffect van verstedelijking. Belangrijke ontwikkelingen waren het aanleggen van de spoorweg naar Brussel en de aanleg van het Albertkanaal. Het is duidelijk dat Hasselt zeer sterk gegroeid is op relatief korte termijn, mede dankzij de goede bereikbaarheid. Binnen de kleine ring is alles nog zeer herkenbaar. Hier vinden we vooral historische gesloten bebouwing en handel terug in het stratenpatroon van weleer. Tussen de kleine en de grote ring is een mengelmoes van woonwijken, schoolcampussen, bedrijvigheid en parken ontstaan. Daarbuiten hangt het wonen vooral op aan de vele invalswegen.

244 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

STOKKEM Stokkem is als stad ontstaan bij de burcht van de graven van Loon en werd voor het eerst in de literatuur vermeld in 1181. Zoals vele andere Dietse steden is het stratenpatroon in de historische kern nog goed herkenbaar alsook de omwalling, vooral in het zuiden en oosten. De stad is qua omvang altijd beperkt gebleven. Pas in de 19e eeuw werd de omwalling gesloopt en kwam er een mogelijkheid tot uitbreiding van de bebouwing. Nieuwe woonwijken van het ‘pijpenkop-principe’ in het noorden en zuiden knabbelen aan het open landschap. Voor de rest hangt de lintbebouwing op aan de invalswegen die aftakken van de belangrijke N78. Op de Ferrariskaart is de loop van de Maas duidelijk te zien, waar Stokkem in de oksel is gelegen. In de 2e helft van de 20ste eeuw werd de uiterwaard tussen de oude en de nieuwe Maasloop voor een deel vergraven ten behoeve van grindwinning. De aldus ontstane plassen werden uiteindelijk ontwikkeld tot het natuurgebied Negenoord.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 245


SINT-TRUIDEN Het ontstaan van Sint-Truiden wordt in verband gebracht met de stichting van de abdij door Sint-Trudo in 664. In 1129 werd de aarden omwalling uit 1050 vervangen door stenen stadsmuren. Hoewel Sint-Truiden reeds eerder tot het Prinsbisdom Luik behoorde dan de andere Loonse steden stemmen de karakteristieken grotendeels overeen. Zoals eerder vermeld is de stad dus ontstaan rondom de abdij. Het belfort, de grote Markt en talrijke kerken getuigen van een rijkelijk verleden. De stad was dan ook het grootste centrum in de provincie Limburg tot 1860. Op de Ferrariskaart zien we nog de afbakening van de stad en de 5 stadspoorten, want reeds in 1675 werd de omwalling ontmanteld. Het tracé blijft tegenwoordig nog steeds bijzonder goed herkenbaar als stadspark en groene vesten. Ook het Begijnhof buiten de omwalling is duidelijk herkenbaar op beide kaarten. Vergelijkbaar met andere steden van deze omvang kende ook Sint-Truiden een stevige bevolkingsgroei die werd opgevangen door nieuwe woonwijken buiten het centrum. Door de spoorlijn Brussel-Genk en de snelle ontsluiting (N80) naar Hasselt beschikt Sint-Truiden over een handels- en voorzieningenapparaat dat speelt op regionale schaal.

246 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

BORGLOON Borgloon kende een zeer rijke geschiedenis. Reeds de Romeinen gebruikten de burchtheuvel als strategisch gelegen nederzetting. In de 11de eeuw was het stadje het centrum van het domein van de graven van Loon, maar na de brandstichting in de burcht en kerk in 1179 verhuisden de graven naar Kuringen bij Hasselt. Rond 1200 verwierf Borgloon het Luikse stadsrecht en kreeg een tweede stadsomwalling. Ook kwam toen het circulair en concentrisch stratenpatroon tot stand. Tussen de 14de en de 18de eeuw groeide Borgloon nauwelijks en bleef zijn middeleeuws karakter en stratenpatroon behouden. De verbinding tussen Borgloon en de nabije dorpen gebeurde nog altijd via de Middeleeuwse wegen en landwegen, zoals ze terug te vinden zijn op de Ferrariskaart. De omwalling en stadspoorten worden in de 19de eeuw gesloopt en ook de steenweg Sint-TruidenTongeren werd aangelegd. Merk op dat de geringe groei van Borgloon zich naar het noorden richt, waar het beduidend minder heuvelachtig is dan in het zuiden. Linten van bebouwing komen enkel voor langs de N79. Interessant om te weten is dat Borgloon één van de enige steden of dorpen is in deze streek die op een heuvel is gelegen, en niet in een dal langsheen een beek of rivier (uit militaire verdedigingsoverwegingen).

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 247


TONGEREN Tongeren, de eerste stad van België. Reeds in 54 v.C. werd het gebied bewoond door de Eburonen. Onder Romeins bewind groeit de stad in de 2de eeuw n.C. uit tot één van de grootste strategische handelssteden in Noord-Gallië. Vandaag zie je nog altijd de overblijfselen van een aquaduct, Romeinse tempel en verdedigingsmuur rond de stad. Na de val van het West-Romeinse rijk speelt Tongeren een onbeduidende rol. Het is pas vanaf de 11de eeuw dat de stad weer een economische heropleving kende dankzij haar centrale ligging in het prinsbisdom Luik. In de 13de eeuw rijst er dan ook een nieuwe stadsomwalling. Tegenwoordig wordt Tongeren gekenmerkt door een vrij compacte stedelijke structuur met een sterk uitgebouwde historische kern. De wallen en de radiale invalswegen hebben de concentrische structuur van de stad ondersteund. Echter lost deze structuur op binnen de wallen en verschijnt er een rasterpatroon, gerelateerd aan de Romeinse nederzettingsstructuur en de middeleeuwse stadsontwikkeling. De middeleeuwse steenwegen/heirbanen hebben de dragers gevormd voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling. Langsheen deze belangrijke invalswegen (N79, N20) hebben zich de dragers van verschillende stedelijke functies gevestigd.

248 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID DIETSE STEDEN

BILZEN Bilzen is een middeleeuws stadje op de westelijke oever van de Demer. Vermoedelijk begon de ontwikkeling van de plaats met de stichting van de Abdij van Munsterbilzen begin 8ste eeuw. Ook Bilzen werd in de 13de erkend als stad door de graven van Loon en nadien door de prinsbisschop van Luik. Op de Ferrariskaart is duidelijk de Middeleeuwse omwalling met drie poorten te zien. Het marktplein met kerk en het Stadhuis situeren zich in het midden van de kern. Het historische omwalde centrum van de stad Bilzen bestaat bij benadering uit een concentrische vorm met radiale invalswegen richting Maastricht, Tongeren, Genk en Hasselt. Het gebied bestaat uit een compacte kernbebouwing met weinig verlinting, zij het enkele langsheen de grote uitvalswegen. Naarmate men zich naar de randstedelijke wijken begeeft, verandert het gesloten karakter naar een meer open weefsel. Na de ontmanteling van de wallen en de afbraak van de poorten in de eerste decennia van de 19de eeuw heeft de woonuitbreiding zich vooral naar het noordwesten toe ontwikkeld. Dit lag immers voor de hand omdat enerzijds de zandlemige gronden voor landbouw het minst aantrekkelijk waren en anderzijds de grootste tewerkstellingspool (Genkse industriezone) in dezelfde richting gelegen was.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 249


250 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Mijnsteden

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 251


Beringen

Zolder

Houthalen

252 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Zwartberg Eisden Waterschei

Winterslag

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 253


SITUERING EN BESCHRIJVING Nadat er in 1901 voor het eerst steenkool was opgegraven in Limburg, werden in de jaren erna zeven mijnmaatschappijen opgericht: van west naar oost waren dat Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Zwartberg, Waterschei en Eisden. Ze volgen de structuur van het Kempens steenkoolbekken en werden na de eerste wereldoorlog met elkaar verbonden met een eigen spoorverbinding. Om alle nieuwe arbeiders te kunnen huisvesten, was een grote inhaaloperatie nodig in de woningbouw. Onder druk van de overheid, maar ook met heel wat staatssteun, creëerden de mijndirecties rond de verschillende vestigingen voor België vrij revolutionaire tuinwijken. In Winterslag en Eisden gebeurde dat vrijwel onmiddellijk aan de hand van omvangrijke masterplannen waarin de vormelijke concepten van de Engelse tuinwijk eenvoudig te herkennen zijn: organische stratenpatronen, grote groene pleinen, ... Elders waren de eerste arbeiderswijken eerder kleinschalig, rechtlijnig en eenvoudig van opzet, al stapte men later ook over op het tuinstadmodel. Vanaf de jaren 1930 verminderde die focus op de organische tuinwijk terug en werden de woonwijken rond de mijnen rationeler en eenvormiger. Er werd meer gebruik gemaakt van prefabconstructies, de architectuur werd veel eenvoudiger. Na 1955 werd er niet meer gebouwd door de mijnen. Wijken die dan nog gerealiseerd werden, waren private woningbouw (verkavelingen) of sociale woningbouw. Pas vanaf 1960 begonnen de mijnen woningen te verkopen aan bewoners. Tot dan was er een sterke controle over het onderhoud en het uitzicht van elke woning, maar na de verkoop werden heel wat huizen verbouwd en aangepast, zodat het harmonieuze, eenvormige uitzicht van de tuinwijken steeds heterogener werd. Pas recent wordt er werk gemaakt van erfgoedbeleid en zijn de meest waardevolle wijken ook beschermd. Ondanks de wildgroei die soms plaatsvond, zijn alle tuinwijken nog steeds gemakkelijk als geheel te herkennen en hebben ze ook hun morfologie en stedenbouwkundige structuur goed bewaard. Er heerste een strikte hiërarchie in de mijnen die ook in de architectuur en stedenbouwkundige structuur van de tuinwijken af te lezen valt. Directeurs en ingenieurs woonden in grote villa’s, vaak geïnspireerd door cottage-architectuur, gelegen aan de mooiste groene lanen en pleinen. Kleinere, gekoppelde woningen waren bestemd voor opzichters en bedienden, de mijnwerkers zelf vaak in per vier geschakelde huisjes met veel eenvoudigere details. Die hiërarchie is ook vandaag nog goed te herkennen. Daar waar Waterschei, Winterslag en Eisden over vrij volledige tuinwijken beschikken die een coherent geheel vormen, zijn de wijken in Beringen en Zwartberg deels onvoltooid gebleven en is er meer variatie in stijl en morfologie tussen

254 | PROVINCIE LIMBURG

de verschillende deelwijken. Zolder en Houthalen zijn veel minder als één geheel te herkennen en vallen uiteen in verschillende fragmenten. Naast de opvallende tuinwijken beschikten de mijnsteden ook over heel wat speciaal gebouwde voorzieningen, zoals scholen, kerken, casino’s en logementshuizen. Ook hier valt op hoe deze voorzieningen in Winterslag, Waterschei en Eisden een goed gepland en samenhangend geheel vormen met de tuinwijken en de mijn zelf. Veel mijnsteden bezitten daarnaast ook een meer spontaan gegroeid centrum, vaak opgehangen aan een al bestaande dorpsstraat die uitgroeide tot een echte handels- en horecastraat. Zo is er de Vennestraat in Winterslag, Hoevenzavel in Zwartberg, Stalenstraat in Waterschei, Pauwengraaf in Eisden of de Koolmijnlaan in Beringen: straten met een heel heterogene bebouwing en een heterogeen aanbod van winkels, cafés en restaurants als aanvulling bij het ‘officiële’ centrum met zijn voorzieningen. In de tweede helft van de 20e eeuw bleven de mijnsteden groeien, maar namen de private en sociale woningbouw het initiatief over van de mijnen. De goede bereikbaarheid van dit deel van Limburg lokte ook heel wat nietmijnwerkers, o.a. naar de industriegebieden langs het Albertkanaal of de snelwegen. Grote gebieden worden verkaveld en bebouwd met private, alleenstaande woningen. Sociale woningbouwmaatschappijen aan de andere kant realiseren woonwijken die meer aansluiten bij de na-oorlogse modernistische principes, met een sterke focus op prefab-constructies, heel rationele vormgeving en een combinatie van grondgebonden en meergezinswoningen, die laatste ook in hoogbouw. Typische geplande sociale woonwijken zijn bijvoorbeeld NieuwSledderlo en Kolderbos in Genk. Het harde en ongezonde werk in de mijnen zorgde ervoor dat men continu op zoek moest naar nieuwe mensen die naar Limburg gelokt werden als werkkrachten: eerst in de Vlaamse boerendorpjes, later in Italië, Griekenland, Oost-Europa, Turkije en Marokko. Dit maakt dat de Limburgse mijnsteden tot op vandaag tot de meest multiculturele plekken van België behoren, wat ook ruimtelijk tot uiting komt in bv. het groeiende aantal moskees in de streek en het heel diverse winkel- en horeca-aanbod. De combinatie van dit multiculturele karakter en de moeilijke economische situatie na de sluiting van de mijnen en het wegtrekken van enkele belangrijke industriële spelers, zorgt ervoor dat de mijnsteden ook heel eigen maatschappelijke uitdagingen kennen. Een bijzondere positie in de mijnsteden wordt tot op vandaag ingenomen door de mijnen zelf. In de 40 tot 70 jaar dat de mijnen in gebruik waren, groeide hier per vestiging een indrukwekkende


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

industriële infrastructuur van schachttorens, kolenwasserijen, ophaal- en ventilatorgebouwen, elektriciteitscentrales, koel- en watertorens, ... Het hoofdgebouw, maar ook veel van de meer technische gebouwen, waren ontworpen als prestigieuze, representatieve gebouwen in neorenaissance of neo-classicistische stijl. Na de sluiting van de mijnen werd er zwaar ingezet op de reconversie van deze sites, ook met het oog op nieuwe werkgelegenheid en economische ontwikkeling om het wegvallen van de mijnen deels te kunnen opvangen. In Zwartberg, de eerste mijn die de deuren sloot, werd bijna alle gebouwen afgebroken. Maar bij de tweede golf van sluitingen werd gekozen voor herbestemming van (veel van) de infrastructuur, gecombineerd met nieuwbouw. De nieuwe bestemmingen zetten vooral in op economie, handel, recreatie en cultuur, maar ook verschillende gemeenschapsfuncties en zelfs enkele woonprojecten hebben hun weg gevonden naar de voormalige mijnsites. Sommige reconversies zijn nu al heel succesvol en lokken bezoekers uit het hele land, andere zijn nog in opstart of zoekende. Ook de integratie in het stedelijk weefsel verliep gemengd. De aanvankelijke reconversieplannen beschouwden de mijnen vaak als stand alone projecten, bestemmingen met een grote parking en weinig relatie met de omliggende woonwijken en de stad als geheel. De laatste jaren wordt er echter versterkt ingezet op integratie in het weefsel, duurzame ontwikkeling en multifunctionaliteit. Een niet te missen element dat alle mijnsteden delen, zijn tot slot de mijnterrils. Deze grote bergen steenpuin torenen tot 80 m boven de omgeving uit en domineren het landschap van heel Centraal-Limburg. De meeste terrils maken intussen deel uit van natuurgebieden, waar ze met hun unieke bodemsamenstelling en (pioniers)vegetatie ook een waardevolle rol in spelen. Op een van de terrils in Beringen werd de Avonturenberg gerealiseerd, een recreatief geheel van klimconstructies en glijbanen. Dit is de enige echte ‘herbestemming’ van een mijnterril, de andere zijn ontoegankelijk of maken deel uit van wandelroutes voor natuurliefhebbers. Hoewel de laatste steenkoolmijn gesloten werd in 1992, blijft het mijnverleden in de mijnsteden een enorm bepalende factor. Ondanks hun onderlinge verschillen, zijn Beringen, HeusdenZolder, Houthalen-Helchteren, Genk en Maasmechelen hierdoor onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het geheel van mijnsites, tuinwijken, terrils en mijnkathedralen maakt deze groep steden uniek in Limburg en de rest van Vlaanderen. De gezamenlijke zoektocht naar economische heropleving en recepten voor het duurzaam samenleven van zoveel culturen en sociale groepen, maakt bovendien dat ze naast

1

2 1 Terril en noordelijke cité van Zwartberg (© wanderful.design) | 2 Mijn en tuinwijk van Waterschei (© wanderful.design)

hun ruimtelijke eigenheid ook sociocultureel heel wat gemeenschappelijk hebben. Ook buiten deze bebouwde gebieden, bepaalt de vroegere mijnindustrie vandaag nog steeds het ruimtelijk voorkomen in Limburg. Grote ‘onaangetaste’ natuurlijke gebieden, zoals het Nationaal Park of de Zwarte Beekvallei, zijn van grootschalige ontwikkeling gevrijwaard kunnen blijven omdat dit reservegebieden waren voor steenkoolontginning die uiteindelijk niet werden aangeboord.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 255


Beringen-Mijn in 1939

Beringen-Mijn in 2020

BERINGEN De mijncités van Beringen werden gerealiseerd zonder overkoepelend masterplan, maar ad hoc volgens de behoeften van de tijd. De eerste tuinwijk kwam noordelijk van de mijn en kent een organisch plan met een aantal groene pleintje. De bebouwing is verzorgd met ook wat cottage-elementen. Tussen de cité en de mijn ontstond in de Stationsstraat een handels- en uitgaanscentrum dat tot op vandaag bestaat. Een opvallende recente toevoeging hier is de moskee. De meest opvallende woonwijk in BeringenMijn ligt westelijk van de mijn en is een ontwerp van Adrien Blomme. Rond een groen Kioskplein werden hier prachtige, stijlvolle bediendenwoningen gerealiseerd, met daarbij ook een casino. De laatste cités kwamen meer naar het noorden en zijn rationeler van opzet, met een driehoekig en ruitvormig plein als centrale elementen. De mijn zelf is tot op vandaag een van de indrukwekkendste in Limburg, in de schaduw van de terril en met nog heel wat indrukwekkende gebouwen intact. De herbestemming is een zoektocht die tot op vandaag duurt, met wel al een groot shoppingcentrum en heel wat ingrepen rond sport en recreatie als geslaagde realisaties.

1

2 1 Bediendenwoningen rond het Kioskplein (© nieuwsblad.be) | 2 Mijn van Beringen met Avonturenwerg, BE-mine en woonproject (© groepvanroey.be)

256 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Mijn van Zolder in 1939

Mijn van Zolder in 2020

ZOLDER Zolder was de grootste mijnconcessie qua oppervlakte, maar kampte van in het begin met problemen. Hierdoor moesten ook de ambitieuze plannen voor een tuinwijk van 1000 woningen werden opgeborgen. In de plaats werd de mijncité van Zolder, die deels ook in Heusden ligt, erg fragmentarisch en nogal ad hoc uitgebouwd. In een eerste fase werden wel nog mooie cottagewoningen gerealiseerd, centraal georganiseerd rond een rond punt. Later werden in dezelfde buurt nog eenvoudigere arbeiderswoningen gebouwd en tenslotte ook een aantal modernistische woningen. Later kwamen er nog een aantal kleine wijken, meer richting zuidwesten, met elk een 100-tal woningen. Deze lijken meer op 19e eeuwse arbeiderswijken, met rijwoningen en smalle rechte straatjes zonder veel groen - een schril contrast met de tuinwijken in de andere mijncités. Een laatste wijk, Lindeman, kwam meer naar het noorden en is rationeel van opzet met eenvoudige woningen. De mijn zelf ligt een heel eind ten oosten van de eerste woningprojecten. Hier is wel sprake van een boeiend gebouwenensemble dat goed bewaard kon blijven dankzij herbestemming als o.a. Centrum voor Duurzaam Bouwen, cultuur- en evenementencentrum.

1

2 1 Mijncité Mommenplas (© wikimedia.org) | 2 ZLDR Luchtfabriek (© patrickvandebroek.myportfolio.com)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 257


Mijn en tuinwijk van Houthalen in 1969

Mijn en tuinwijk van Houthalen in 2020

HOUTHALEN Houthalen is een buitenbeentje onder de Limburgse mijnvestigingen. Door problemen was het de laatste mijn die kon opstarten. Bovendien liggen de mijn en de woonwijk voor de mijnwerkers zo’n 1,5 km uit elkaar. De wijk werd pas gebouwd werd aan het eind van de jaren 1930, toen de tuinwijkprincipes al grotendeels verlaten waren. In de plaats kwam een vrij rechtlijnige woonwijk, met een aantal brede lanen en groene pleintjes. De woningen zijn meer modern van stijl dan de rustieke cottagewoningen in de eerste mijncités, maar wel verzorgd vormgegeven, vooral de ingenieurs- en bediendenwoningen. Het voorzieningencentrum werd gerealiseerd in de jaren 1950 met gebouwen ontworpen door Isia Isgour. Zowel de school als het casino zijn heel geslaagde realisaties. De mijnsite zelf kent vandaag vooral een economische bestemming, met Greenville als innovatief bedrijvencentrum in het voormalige hoofdgebouw en daarrond heel wat kleine en grote (nieuwbouw) bedrijfsgebouwen. Een opvallende additie is het futuristisch ogende gemeentehuis, waar ook het vredegerecht en andere gemeenschapsvoorzieningen huizen.

1

2 1 Tuinwijk Meulenberg (© nieuwsblad.be) | 2 Greenville (© greenville.be)

258 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Winterslag in 1939

Winterslag in 2020

WINTERSLAG De mijn van Winterslag was de eerste die in productie kon gaan. Men gaf de architect Adrien Blomme de opdracht om een masterplan te ontwerpen voor de mijncité. Van het uitgebreide masterplan werden grote delen gerealiseerd, maar men week daarbij al snel sterk af van het originele plan. Woningen werden eenvoudiger en repetitiever, straten en zelfs hele wijken moesten verlegd worden door veranderende randvoorwaarden. De wijk direct ten zuiden van de mijnzetel werd als eerste gebouwd en is ook de meest interessante. Een brede, groene as doorsnijdt de wijk van noord naar zuid en komt uit op een voorzieningencentrum met kerk en school. De tweede cité, westelijk van de spoorweg, is van latere datum en veel eenvoudiger qua architectuur. Die wijk werd later nog uitgebreid in het noorden volgens een ander concept, met rechte straten en heel simpele twee- en vierwoonsten. De mijn van Winterslag werd herbestemd als C-mine, een van de meest diverse en succesvolle reconversies met cultuur, onderwijs, bedrijvigheid en zelfs wonen. De mijncité wordt in het oosten begrensd door de Vennestraat, een bruisend handelscentrum met heel divers winkel- en horeca-aanbod.

1

2 1 Vennestraat (© dbpubliekeruimte.be) | 2 C-mine (© dbpubliekeruimte.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 259


Zwartberg in 1939

Zwarberg in 2020

ZWARTBERG De mijncité van Zwartberg werd gepland als een wijk in vier delen, waarin de hiërarchie van het mijnleven heel sterk werd doorvertaald. Het kaderpersoneel bewoont een mooie wijk rond een groen plein, vlakbij de ingang van de mijn. De arbeiders woonden in meer rationeel geplande tuinwijken in het noorden en zuiden. Vooral de zuidelijke wijk is met haar rijwoningen en rechte bouwblokken eigenlijk amper nog een tuinwijk te noemen. Tegenover het groene pleintje kwam een heel imposante kerk met daarachter een aantal voorzieningen, maar minder uitgebreid als in Waterschei of Winterslag. De mijn van Zwartberg was de eerste die de deuren sloot, in 1966. De meeste infrastructuur werd vrij snel afgebroken en herontwikkeld als bedrijventerrein. Achter de directeurswoning kwam een dierentuin die op zijn beurt sloot rond de eeuwwisseling. Recent werd dit hele terrein herontwikkeld als Labiomista, een museum en artistiek park met veel dieren, waar kunstenaar Koen Van Mechelen resideert.

1

2 1 Sint-Albertuskerk Zwartberg | 2 Ingang Labiomista met achteraan directeurswoning (© labiomista.be)

260 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Waterschei in 1939

Waterschei in 2020

WATERSCHEI De mijncité van Waterschei bestaat uit drie delen, elk aan één zijde van een T-structuur. Het oudste deel is een cité industrielle en een van de eerste gerealiseerde mijncités: heel sobere, functionele woningen per vier geschakeld in een rationele rij. Daarna werd de echte tuinwijk gerealiseerd, een uitgebreide, heel organisch gevormde woonwijk met groene lanen. Op de grens tussen de eerste en de tweede cité kwam een voorzieningencentrum met o.a. een park en de kerk. De derde bouwfase vond in het zuidelijk deel plaats en maakte de link met het historisch dorpscentrum van Waterschei. Hier geen organische vormen meer, maar rechte straten en repetitieve bouwblokken. Deze wijk sluit aan op de Stalenstraat, de winkelstraat van Waterschei. De mijn van Waterschei bevindt zich in het oosten van de woonwijken, met een wat excentrisch gelegen ingang. Hier ontwikkelt men het Thorpark, een innovatief en groen bedrijventerrein. Van veel recentere datum is het voetbalstadion aan de noordzijde, dat sinds de fusie van de lokale voetbalclubs tot KRC Genk de belangrijkste bovenlokale bestemming vormt van Waterschei.

1

2 1 Tuinwijk Waterschei (© visitlimburg.be) | 2 Thorpark (© energyville.be)

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 261


Eisden in 1939

Eisden in 2020

EISDEN De omvangrijke tuinwijk van Eisden werd gebouwd tussen 1911 en 1934 en is een ‘cité pavillionaire’, met alleenstaande of gekoppelde woningen in het groen, kronkelende straten en een consequente, aantrekkelijke cottage-architectuur. De wijk bevat centraal een voorzieningencluster met een grote mijnkathedraal, scholen en een parochiecentrum. Andere nog geplande voorzieningen werden niet gerealiseerd, zodat het wijkhart een wat onaf karakter heeft. De tuinwijk werd in de jaren 1930 uitgebreid met een tweede, kleinere wijk in het noordoosten, die nog wel tuinwijkkenmerken bezit maar rationeler is qua opbouw en architectuur. In het noorden sluiten beide wijken aan op de mijnsite, tegenwoordig een combinatie van shopping (Maasmechelen Village outlet center), ontspanning (bioscoop) en natuurrecreatie (Connecterra). In het zuiden loopt de tuinwijk over in het meer spontaan gegroeide centrum van Eisden, met de Pauwengraaf als brede, rechte centrumlaan met handel en horeca. In het oosten mondt die uit op een ander groot shoppingcenter dat deel uitmaakt van een hele zone met baanwinkels en grotere bedrijvigheid. Nog meer naar het oosten vormt de Zuid-Willemsvaart de grens tussen de mijnstad en het historisch dorpscentrum van Eisden.

1

2 1 Tuinwijk Eisden (© visitmaasmechelen.be) | 2 Connecterra (© wikimedia.org)

262 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MIJNSTEDEN

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 263


264 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID NOORD-LIMBURGSE TEUTENDORPEN

Noord-Limburgse Teutendorpen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 265


Lommel

Eksel

Hechtel

266 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID NOORD-LIMBURGSE TEUTENDORPEN

Hamont Achel

Neerpelt Sint Huibrechts Lille

Overpelt

Kaulille

Bocholt

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 267


SITUERING EN BESCHRIJVING Noord-Limburg was historisch een arme streek met vooral kleinschalige landbouw en boerendorpjes en gehuchten. In tegenstelling tot Haspengouw of de Maasvallei waren er weinig kastelen of abdijen aanwezig. De typische Kempendorpjes die hier ontstonden bestonden vaak uit lemen hoeven met strooien daken, stallen en schuren die dicht bij elkaar aan de rand van een beekvallei stonden. Centraal was er een dries of biest waar het vee ‘s nachts werd verzameld om het te beschermen voor diefstal of roofdieren. De kerkdorpen hadden een iets andere structuur, met de kerk centraal en daarrond een vrij cirkelvormige bebouwing. Rond het dorp, in de beekvallei, lagen de beemden en hooilanden. Deze waren te nat voor akkerbouw, maar boden een goede plek voor het vee om te grazen of hooi te oogsten. Via irrigatie door grachten en kanaaltjes probeerde men deze vruchtbare zone uit te breiden en gronden te verrijken tot vloeiweide. Andere, te natte gronden werden juist ontwaterd. De weilanden werden afgeboord met houtkanten of bomenrijen. Aan de andere, drogere kant lagen de akkers, die verrijkt werden met mest uit de potstal en waar vooral granen of peulvruchten werden geteeld. Hogerop volgden dan de gemeenschappelijke, ‘woeste’ gronden, vooral heidegebied waar schapen en koeien konden grazen en plaggen werden gestoken om ze in de stallen te bemesten om de akkers te bevruchten. Vanaf het begin van de 17e eeuw ontstond het fenomeen van de teuten. Dit waren rondtrekkende handelaars die in de lente, zomer en herfst door Europa trokken om hun handelswaren te verkopen: aardewerk, textiel, koperwaren, vee. Na 9 maanden rondtrekken konden ze een mooie opbrengst mee naar huis nemen die ze investeerden in mooi versierde bakstenen huizen. Er bestaat voor deze Teutenhuizen geen vaste stijl of architectuur, maar er zijn ruwweg twee types te onderscheiden: de agrarische woning en de stedelijke burgerwoning. De teutenhuizen zijn veel rijker versierd dan de typische Kempische huizen uit die tijd en onderscheiden zich zo van hun omgeving. Vaak zitten er buitenlandse stijlkenmerken in verwerkt. Teutenwoningen zijn in veel Noord-Limburgse dorpen terug te vinden, maar de meeste staan in Hamont, SintHuibrechts-Lille, Eksel, Hechtel, Bocholt, Lommel en Pelt. Van de typische opbouw van het agrarische Kempendorp is vandaag nog maar weinig terug te vinden. Van de teutenhuizen hebben er wel veel overleefd en ze verrijken tot op vandaag het straatbeeld in veel dorpskernen. Om van een echte historisch-morfologische eenheid te spreken is dit eigenlijk net iets te weinig, maar het blijkt wel een ideaal gegeven om de verschillende dorpen, die weldegelijk een gezamenlijk verleden en identiteit delen, concreet aan op te hangen.

268 | PROVINCIE LIMBURG

De Teuten zijn tot op vandaag een symbool voor een grenzeloos en moedig Noord-Limburg, waar de moeilijke omstandigheden de mensen aanzetten tot creativiteit en samenwerking. De huizen zijn daarvan een getuige, maar die identiteit zit vooral vervat in de gedeelde verhalen, opgeslagen in het gemeenschappelijke geheugen van de families en nazaten.

1 Simonshuis in Hamont (© toerisme-hamont-achel. be) | 2 Teutenroute | 3 Teutenhuis Sint-HuibrechtsLille (© persgroep.net) | 4 Huis Rijcken in Hamont (© toerisme-hamont-achel.be) | 5 Huis Witters in Hechtel (© onroerenderfgoed.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID NOORD-LIMBURGSE TEUTENDORPEN

2

1

4

3

5

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 269


270 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MAASDORPEN

Maasdorpen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 271


Kessenich

Geistingen

Ophoven

Aldeneik

Maaseik

Heppeneert

Elen

Rotem

Dilsen

Oud-Dilsen

272 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MAASDORPEN

Oud-Dilsen

Stokkem

Meeswijk

Leut

Eisden

Vucht

Kotem

Boorsem

Oud-Rekem

Uikhoven

Neerharen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 273


SITUERING EN BESCHRIJVING De Maasvallei wordt gekenmerkt door een snoer van Maasdorpen: kleine dorpen langs de rivier, die vandaag de dag bovendien op toeristisch vlak een grote aantrekkingskracht hebben. Het gaat onder meer over Kessenich, Aldeneik, Stokkem Leut en Oud-Rekem. De Maasdorpen ontstonden na de Romeinse tijd als nederzettingen van Franken op de Maasoever. De alluviale vlakte naast de Maas bestond uit vruchtbare gronden. Op de beste plaatsen vestigden zich landbouwers, die er akkers en velden exploiteerden. De dorpen hadden een typische plattegrond. De kerk lag vlak bij de Maas. De dorpsstraat liep van noord naar zuid, parallel met de Maas of met een oude bedding ervan. Deze straat liep naar het landbouwgebied langs de rivier. De vruchtbaarste gronden werden als akkergrond gebruikt. Deze lagen achter de dijken en overstroomden zelden. De overige gronden waren weidegronden. De stroken vlak aan de Maas en in de uiterwaarden waren en zijn nu nog hooiland. Dwars op de dorpsstraat liep een straat oost-west, naar de Romeinse weg die noord-zuid liep - in grote lijnen de huidige N78 en de daarachter gelegen heidegronden op het middenterras. Op de heide bevonden zich de gemene gronden, waar het vee graasde. De Maas heeft zijn bedding tot aan de indijkingen vanaf midden 18e eeuw en het aanleggen van parallelle kanalen in de 19e en 20e eeuw altijd verplaatst, vooral in oostelijke richting. Daardoor zijn er allerlei Maasarmen ontstaan en is de kern van de Maasdorpen zo’n twee kilometers verwijderd geraakt van de Maas zelf. Bij Dilsen bijvoorbeeld heeft de Maas in 1740 zijn bedding naar het oosten verlegd na een zware dijkdoorbraak, waardoor zowel Dilsen als Stokkem hun ligging aan de Maas verloren. Door de aanleg van de steenweg en de ontginning van de heidegronden in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw begonnen mensen zich meer naar het westen te vestigen. Daardoor verlegden zij de dorpscentra. Dat is nog goed te zien omdat in sommige dorpen de kerk verplaatst werd naar het nieuwe centrum, zoals in Dilsen en Rotem, en aan de structuur van de oude dorpskernen, zoals die van Oud-Rekem en OudMechelen-aan–de-Maas. De Maasdorpen waren over het algemeen tot ver in de 20e eeuw landbouwgemeenschappen, die leefden van kleinschalige landbouw. Die landbouw was evenzeer afhankelijk van de vruchtbare gronden in de Maasvlakte als van de heidegronden meer naar het westen. Pas met de ontginningen van de heide in de 19e eeuw en de mechanisering van de landbouw in de 20e eeuw veranderde deze synergie en kregen de dorpen een ander uitzicht. Veel traditionele kleine hoeves verdwenen of werden aangepast aan de eisen van de moderne landbouw, de overschakeling van gemengd bedrijf naar veeteelt en ook op

274 | PROVINCIE LIMBURG

de voormalige heidegronden was nu landbouw mogelijk. Vandaag dragen de Maasdorpen mee tot de toeristische aantrekkelijkheid van de Maasvallei. Een aantal van hen hebben een label gekregen als ideaal startpunt voor fiets- of wandeltoerisme langs de Maas: Kessenich, Aldeneik, Elen, Leut en Oud-Rekem. Uiteraard zijn ook de historische steden Maaseik en Stokkem interessante bestemmingen die zich mee in dit snoer van dorpen hebben ingevoegd.

1 Aldeneik (© visitlimburg.be) | 2 Kasteel van Leut (© ooitaandemaas.be) | 3 Passantenhaven Dilsen (© visitlimburg.be) | 4 Boorsem kerk en gemeentehuis | 5 Geistingen luchtbeeld (© knightlab.com) | 6 Veerboot Uikhoven (© visitlimburg.be) | 7 Kessenich uit de lucht (© visitlimburg.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MAASDORPEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 275


Heppeneert eind 18e eeuw

Elen eind 18e eeuw

Heppeneert in 2020

Elen in 2020

276 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID MAASDORPEN

Kessenich eind 18e eeuw

Rekem eind 18e eeuw

Kessenich in 2020

Oud-Rekem in 2020

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 277


278 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID HASPENGOUWSE KERKDORPEN

Haspengouwse Kerkdorpen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 279


Berlingen

Borgloon

Groo

Voort Groot-Gelmen

Aalst Velm

Broekom

Kerkom

Mettekoven Gutschoven

Heks

Veulen Gelinden Mielen-boven-Aalst

Horpmaal Heers

Buvingen Boekhout

Gingelom

Mechelen-Bovelingen Borlo Opheers Jeuk Rukkelingen-Loon

Montenaken

Kortijs

280 | PROVINCIE LIMBURG

Vorsen


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID HASPENGOUWSE KERKDORPEN

Rosmeer Hees Kleine-Spouwen Grote-Spouwen Lafelt

Alt Hoeselt

Vroenhoven

Vlijtingen Gors Membruggen Zammelen

Riemst

Neerrepen Riksingen Jesseren

Heukelom

‘s Herenelderen Genoelselderen

Overrepen

Zussen

Bolder

Henis

ot-Loon

Herderen

Ketsingen

Haren

Zichen Piringen

Val-Meer

Bommershoven

Millen Mal Widooie

Nerem Sluizen

Vechmaal Rutten

Vreren Diets-Heur

Lauw

Herstappe

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 281


SITUERING EN BESCHRIJVING Met de Haspengouwse kerkdorpen bedoelen we de kleinschalige dorpen die geformeerd zijn rond een enkele kerk. Hoewel in het verleden praktisch elke stad is ontstaan en gegroeid als kerkdorp zijn deze tegenwoordig in het huidige woonlandschap een uitzondering. Door economische en verkeerstechnische ontwikkelingen zijn vele van deze kleine dorpen onder druk komen te staan van de residentiele vraag. Het droombeeld van de Vlaming -rustig wonen in het groen en met auto naar het werk- speelt verlinting en wijkontwikkeling in de hand. Toch zijn er enkele streken waar we nog duidelijk de historische compactheid van zulke kerkdorpen kunnen terugvinden, namelijk in Haspengouw. Een traditioneel Vlaams dorp werd vaak opgebouwd rond een dries waar het vee verzamelt. Bouwen gebeurde zeer bewust, kort bij een beek waar het net voldoende droog was en zeker niet op de vruchtbare heuvels. Rond het dorp bevinden zich weides, moestuinen en boomgaarden. Daarachter liggen de akkers op de meest vruchtbare grond. Verderweg zijn er enkel nog bossen en woeste gronden. In Haspengouw verdwijnt het concept van woeste gronden al in de middeleeuwen omdat de bodem zo vruchtbaar is. Het landschap wordt gecultiveerd en er ontstaan meer en meer kleine nederzettingen in de heuveldalen. In Vochtig Haspengouw vormt de moeilijk waterdoorlatende bodem samen met het dicht hydrografisch netwerk de voornaamste drijvende kracht achter de nederzettingsstructuur. Hoewel er historisch gezien tal van kleine dorpen zich langsheen de Herk en Mombeek vestigen evolueert het woonlandschap van een landbouwregio, met voornamelijk uitgesproken pleindorpen, naar een verstedelijkt rasterlandschap van traditionele linten. Door economische groei en aantrekkingskracht van Hasselt en Genk verspreidde de bebouwing zich langsheen de verbindingswegen en evenwijdig aan de beekvalleien. Het snoer van lintbebouwing rijgt nu vrijwel ononderbroken de dorpskernen aan elkaar. In tegenstelling tot Vochtig Haspengouw voelen de dorpen in meest zuidelijke deel van Limburg, Droog Haspengouw, weinig druk van de verstedelijking en hebben tot op heden de tand des tijds goed doorstaan. Hier bevinden zich hoofdzakelijk kleine en compacte nederzettingen die op een regelmatige en geringe afstand van elkaar zijn gelegen (zeker de regio rond Borgloon, Heks, Vechmaal). De oorsprong hiervan is eenvoudig te achterhalen, namelijk, hoe vruchtbaarder de bodem, hoe minder onderlinge concurrentie en grond er nodig was om een dorp van voedsel en welvaart te voorzien. Ook was de vruchtbare grond nu eenmaal te waardevol om te bebouwen. Deze compacte kernenstructuur

282 | PROVINCIE LIMBURG

is typisch voor het Haspengouwse ‘openfield-landschap’, met kernen in de dalen en akkerbouw op de heuvelruggen (Borgloon uitgezonderd). Buiten het dorp bevindt zich, door de vruchtbare grond en rijke geschiedenis, nog waardevol onroerend erfgoed. Denk aan kastelensites met bijhorende kasteeltuinen en statige vierkantshoeves. Verspreide bebouwing verstoort maar in beperkte maten het golvende landschap. Door hun geïsoleerde ligging of slechte verkeerstechnische ontsluiting vallen de kerkdorpen zelfs eerder ten prooi aan vergrijzing en ontvolking dan aan ontwikkelingsdruk. De dorpen houden stand als vrij geconcentreerde entiteiten waar de bebouwing maximaal gebundeld wordt in de kernen. Zelfs de kerk- en marktpleinen zijn in verhouding vaak compacter. Hoewel het huizenbestand voor een groot deel uit boerderijen bestaat is het aantal actieve landbouwbedrijven fors uitgedund. Door gebrek aan opvolging zien vele boeren zich genoodzaakt te verkopen aan een grootschalig landbouwbedrijf. De kleine hoeves blijven leegstaan of worden in het beste geval door welgestelden herbestemd tot woning. De vergrijzing en leegloop van de kleine dorpjes is een sluipende maar prangende problematiek. Jongeren trekken er weg wegens gebrek aan afleiding en mogelijkheden en de ouderen raken in een sociaal isolement. Op vele plaatsen zijn er zelfs geen basisvoorzieningen zoals een bakker of slager voorhanden.

1 Kerkdorp Haspengouw (© visitlimburg.be) | 2 Kerkdorp Haspengouw | 3 Borgloon (© visitlimburg.be) | 4 Vechmaal (© wikimedia.org) | 5 Jesseren (© torpjesseren.be) | 6 Kerkdorp Haspengouw (visitsinttruiden.be) | 7 Kerkdorp Haspengouw (© visitsinttruiden.be)


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID HASPENGOUWSE KERKDORPEN

2

1

3

4

5

6

7

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 283


Jesseren en Zammelen eind 18e eeuw

Gingelom en Buvingen eind 18e eeuw

Jesseren en Zammelen in 2020

Gingelom en Buvingen in 2020

284 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - HISTORISCH-MORFOLOGISCHE EENHEID HASPENGOUWSE KERKDORPEN

Gutschoven, Horpmaal, Heks en Vechmaal eind 18e eeuw

Meer en Bolder eind 18e eeuw

Gutschoven, Horpmaal, Heks en Vechmaal in 2020

Meer en Bolder in 2020

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 285


FUNCTIONEEL-ECONOMISCHE SYSTEMEN

Kempische As Lommel

Pelt

Zuid-Willemsvaart

Bree

Intensieve Landbouwstreek Noord-Limburg Maaseik

Tessenderlo Beringen

Economisch Netwerk Albertkanaal Limburg

Nationaal Park Hoge Kempen

Innovatieregio Hasselt-Genk

Genk

Maasmechelen

Hasselt

Lanaken Bilzen

Fruitstreek

Sint-Truiden

Akkerlandschap Droog Haspengouw

286 | PROVINCIE LIMBURG

Tongeren


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCHE SYSTEMEN

Innovatieregio Hasselt-Genk

288

Economisch Netwerk Albertkanaal Limburg

292

Kempische As Noord-Limburg

296

Zuid-Willemsvaart

300

Fruitstreek

304

Intensieve landbouwstreek Noord-Limburg

308

Akkerlandschap Droog Haspengouw

312

Nationaal Park Hoge Kempen

316

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 287


288 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM INNOVATIEREGIO HASSELT-GENK

Innovatieregio Hasselt-Genk

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 289


SITUERING EN BESCHRIJVING Genk en Hasselt vormen één regionaalstedelijk gebied, samen zijn ze het stedelijk hart van de provincie Limburg. Tegelijk kunnen ze niet méér van elkaar verschillen: hun geschiedenis, stedelijke structuur, economische roeping en socio-culturele identiteit en bevolkingsstructuur liggen vaak diametraal tegenover elkaar. Uit die tegenstellingen een complementair geheel maken is al heel lang een steeds terugkerende ambitie onder de noemer ‘bipool Hasselt-Genk’. Sowieso is het duidelijk dat de stadsregio HasseltGenk al meer dan 100 jaar een belangrijke motor vormt voor de Limburgse economie en dat veel innovatieve ontwikkelingen hier hun oorsprong vinden. Het lijkt daarbij dat de ligging van deze stadsregio op het kruispunt van verschillende landschapseenheden (Haspengouw, Hoge Kempen, De Wijers) en historisch-morfologische eenheden (mijnsteden, Dietse steden) een troef is om deze innovatieregio nog verder te versterken. Bovendien doorkruist ook het Economisch Netwerk Albertkanaal deze stadsregio en is ze van alle plekken in Limburg het best ontsloten met zowel auto als trein. Hier komen dus talrijke verhalen samen. Er zijn de succesvolle reconversies van de mijnsites in Genk zoals Thorpark, C-mine of GreenVille (in Houthalen), maar ook de ontwikkeling van toekomstgerichte bedrijven- en onderzoekscampussen zoals de Corda Campus en de campus van Diepenbeek met BioVille. Allemaal hebben ze hun eigen focus en identiteit, maar ze delen een gezamenlijke zoektocht naar innovatieve startups en kennisbedrijven in toekomstgerichte sectoren zoals energie, technologie, creatieve economie, duurzaam bouwen, ... Ze maken deel uit van een netwerk van innovatiecampussen en incubatorcentra opgericht door de Limburgse ReconversieMaatschappij (LRM) dat ook onder andere Agropolis in Kinrooi en DronePort in Sint-Truiden omvat. Bij heel wat van de incubatoren geldt dat ze als herbestemming van moeilijk te valideren erfgoed zowel de economische ontwikkeling van de regio vooruitstuwen als de belangrijke getuigen van het verleden een nieuwe toekomst geven. Daarmee ondersteunt dit functioneel-economisch systeem voor een deel ook het voorbestaan van (een stuk van) de historisch-morfologische eenheid van de mijnsteden. Daarnaast bevat de regio ook nog heel wat grote, meer traditionele industrieterreinen langs het Albertkanaal en in Genk-Noord, waarvan heel wat op zoek zijn naar een nieuwe toekomst. Hier is ruimte aanwezig waar succesvolle startups uit het incubatienetwerk verder kunnen groeien. Een ander sterk element is de aanwezigheid van de UHasselt met campussen in het centrum van Hasselt en in Diepenbeek, tussen Hasselt en Genk in. De universiteit versterkt de onderzoekscapaciteit in de regio, maar

290 | PROVINCIE LIMBURG

vormt samen met de T2 Campus in Thorpark, Hogeschool PXL in Hasselt en LUCA School of Arts op C-mine een sterk onderwijsnetwerk met een brede focus en heel verschillende doelgroepen. Deze combinatie van onderwijs, onderzoek, incubatieruimte en doorgroeimogelijkheden beantwoordt aan alle randvoorwaarden voor een succesvol economisch innovatieweefsel. Zeker indien je dat koppelt met de enorme sociale capaciteit die aanwezig is bij de bewoners van de stadsregio Hasselt-Genk, waarin alle lagen van de bevolking vertegenwoordigd zijn. Er is in de laatste decennia zwaar gewerkt aan de uitbouw van dit netwerk, o.a. binnen het hele reconversieprogramma van de steenkoolmijnen en het SALK-programma voor Centraal-Limburg. Deze investeringen werpen nu vruchten af en zullen van deze diverse regio net als in het verleden een echte hefboom maken voor de economische ontwikkeling in Limburg en op termijn misschien zelfs de hele Euregio Maas Rijn.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM INNOVATIEREGIO HASSELT-GENK

Houthalen-Helchteren

As

Bilzen

Hoeselt

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 291


292 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM ECONOMISCH NETWERK ALBERTKANAAL

Economisch netwerk Albertkanaal

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 293


Ham

Tessenderlo

Paal

SITUERING EN BESCHRIJVING Het Albertkanaal werd gegraven in de jaren 1930 en verbindt Antwerpen met Luik. Vanuit Antwerpen verloopt het kanaal eerst parallel aan de E313 doorheen het zuiden van de Antwerpse Kempen en langs de Limburgse gemeenten Ham, Tessenderlo, Beringen, Lummen, Heusden-Zolder, Hasselt, Genk, Diepenbeek, Zutendaal, Bilzen en Lanaken. Daarna loopt het verder zuidwaarts parallel aan de Maas tot in Luik. Het Albertkanaal werd aangelegd als snelle en strategische scheepvaartverbinding, maar ontwikkelde zich al snel ook als lineaire economische structuur met talrijke industrieterreinen. De combinatie van waterweg, autosnelweg en spoorweg maakte deze terreinen heel interessant. In 2005 werd in navolging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor deze economische structuur het ‘Economisch Netwerk Albertkanaal’ (ENA) ontwikkeld, een strategische visie en investeringprogramma om het economisch weefsel langs het kanaal nog verder te versterken en uit te breiden. In Limburg is er in de 15 jaar sinds het ENA gelanceerd werd, heel wat beweging geweest langs het Albertkanaal. Het industriegebied Ravenshout in Ham, Tessenderlo en Beringen boomt als nooit tevoren, met heel wat nieuwe, vooral logistieke spelers. Ook in Lummen en Heusden-Zolder raken de bedrijventerreinen tussen verkeerswisselaar en kanaal langzaam overbevraagd. Hier wordt naarstig gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden - een zoektocht die echter op steeds meer protest en andere problemen botst: veiligheidsvoorschriften rond bestaande industriële activiteiten blokkeren de uitbreiding van Ravenshout, nieuwe terreinen in Beringen en Lummen botsen op protest van buurtbewoners en natuurliefhebbers omdat hiervoor waardevol natuurgebied of

294 | PROVINCIE LIMBURG

landbouwgrond nabij een dorpskern zou moeten sneuvelen. Het economisch systeem botst hier duidelijk met natuurdoelstellingen en de woon- en beeldkwaliteit in de directe omgeving. Het functioneel-economisch systeem heeft zo een impact op sommige kernkwaliteiten van de onderliggende eenheden van ruimtelijke regionale eigenheid. In Hasselt en Genk Zuid klinkt intussen een ander verhaal. De kanaalzone van Hasselt transformeert stap voor stap richting een stedelijke economische zone, met minder industrie en meer kantoren en zelfs onderwijs. Genk Zuid aan de andere kant zoekt na de sluiting van Ford en de energiecentrale van Langerlo naar een nieuwe identiteit en invulling. Diverse studies werden uitgevoerd om dit terrein in een meer duurzame, circulaire richting te herontwikkelen, maar de realisatie van die doelstelling blijkt soms moeilijk te combineren met de nood aan snelle oplossingen voor het wegvallen van heel wat werkgelegenheid. Het verleden heeft getoond dat het ENA een waardevol en heel krachtig element is in de economische ontwikkeling van Limburg. Toch blijken sommige ideeën van het ENA te botsen met huidige inzichten over duurzame ontwikkeling en het verzoenen van verschillende ruimteclaims. Nieuwe visies en innovatieve ideeën voor het ENA ontstaan, niet toevallig eerst in de innovatieregio Hasselt-Genk. Ze moeten zich deels nog bewijzen, maar duiden wel een richting aan die het ENA minder als een alleenstaande economische corridor ziet, maar meer als een geïntegreerd deel van de omliggende stedelijke en landschappelijke systemen.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM ECONOMISCH NETWERK ALBERTKANAAL

Houthalen-Helchteren

Zutendaal

Lanaken

Bilzen Maastricht

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 295


296 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM KEMPISCHE AS

Kempische As

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 297


SITUERING EN BESCHRIJVING De Limburgse Noorderkempen kennen een lange geschiedenis van moeizame ontwikkeling en ontginning van het landschap. Vanaf het einde van de 19e eeuw werd de regio ontdekt als plek met nog heel wat ruimte voor industriële ontwikkeling. Door de aanwezigheid van het Kanaal BocholtHerentals en de IJzeren Rijn spoorverbinding was een goede ontsluiting bovendien verzekerd. De ontginning van de witte kwartszanden in Mol en Lommel nam al in 1850 een aanvang en transformeerde het landschap drastisch, met zandputten die transformeerden in grote waterplassen. Een economische activiteit die eigenlijk het landschap volledig negeert en zelfs ontkent, werd zo de oorzaak voor een aantal van de meest beeldbepalende landschapselementen uit de regio. Zink- en zwavelzuurfabrieken trokken naar Lommel en Overpelt omdat hun vervuilende industrie in het Duitse Ruhrgebied geen plek meer vond - in de dunbevolkte Noorderkempen werden ze hartelijk verwelkomd. Rond de nieuwe fabrieken groeide een microkosmos van industriedorpen, vergelijkbaar met de mijncités maar kleiner in omvang, met tuinwijken en eigen voorzieningen. De fabrieken groeiden snel en speelden een belangrijke rol in de industriële ontwikkeling van de regio. Ze veroorzaakten echter ook een enorme bodemvervuiling met lood en cadmium die tot op vandaag duurt en o.a. grondwatergebruik of het telen van groenten in dit deel van Noord-Limburg sterk inperkt. Vandaag zijn de fabrieken nog steeds actief, in eigendom van Nyrstar en Umicore, maar hun schaalgrootte is sterk verminderd en de milieu-impact is veel meer onder controle. Naast de staal- en chemische industrie vonden ook de sigarennijverheid en een buskruit- en springstoffenfabriek de weg naar Noord-Limburg. Al deze industriële activiteiten, gecombineerd met de uitgebreide ontsluitingsinfrastructuur, maakten de regio rond Lommel en Pelt in korte tijd tot het economisch en demografisch centrum van heel Noord-Limburg. Rond en tussen de infrastructuren en fabrieksterreinen groeide een uitgebreid woonweefsel, net als in de stedelijke band van Centraal-Limburg vooral gekenmerkt door een heel lage dichtheid en overheersend alleenstaande, grondgebonden woningen. Op die manier ontstond ook in Noord-Limburg een sterk verstedelijkt, lineair systeem dat als een miniENA de provincie doorsnijdt. Voor dit systeem werd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen én Limburg de naam Kempisch As Limburg gelanceerd, met als ambitie om te werken aan een gecombineerde stedelijke en economische ontwikkeling die streeft naar bundeling en zo de open ruimte errond maximaal vrijwaart. Het is een feit dat de stedelijke ontwikkeling van de Kempische As een groot deel van de ruimte heeft ingenomen: de schier eindeloze

298 | PROVINCIE LIMBURG

verkavelingswijken zijn inderdaad erg dominant. Anderzijds is de openheid en de hoeveelheid natuur hier nog steeds enorm: zie de landschapseenheden Noord-Limburgse Bossen en Dommel- en Warmbeekvallei. Sommige industriële activiteiten uit het verleden hebben zelfs bijgedragen aan die openheid en de ontwikkeling van een recreatief en ecologisch landschap: de waterplassen hebben een nieuwe bestemming gekregen als natuurgebied en/of vakantiepark, de zinkvervuiling heeft een uniek natuurgebied opgeleverd als de Lommelse Sahara. De strategische visie voor de Kempische As uit 2014 kiest daarom voor polycentrische stedelijkheid: geconcentreerde bundelingen van stedelijke en industriële activiteiten, afgewisseld met open en natuurlijke gebieden en corridors. Zelfs binnen die strategie blijft de Kempische As haar troeven uit het verleden bewaren: industrieparken zoals het Kristalpark bieden nog steeds een enorme ruimte aan voor toekomstige ontwikkeling. De uitdaging ligt erin om ook hier aansluiting te vinden bij toekomstgerichte en duurzame industriële activiteiten, zoals ook in Centraal-Limburg de ambitie is. Deels in de lijn van het verleden wordt daarbij vooral gekeken naar materialen als leidraad voor de toekomst: circulaire economie, maakindustrie, recyclage. Door de Noord-Zuidverbinding tussen Lommel/ Pelt en Hasselt/Genk verder uit te bouwen en te investeren in een parallele Spartacus-verbinding voor openbaar vervoer, wordt ook de link met Centraal-Limburg versterkt. De Kempische As heeft zeker voldoende potentieel om aan te sluiten bij de algemene Limburgse strategieën rond duurzame economische ontwikkeling en innovatie, maar toch zijn eigen klemtonen blijven leggen. Een oordeelkundige omgang met het landschap zal daar absoluut deel van moeten (blijven) uitmaken.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM KEMPISCHE AS

Achel

Sint-Huibrechts-Lille

Kaulille

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 299


300 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM ZUID-WILLEMSVAART

Zuid-Willemsvaart

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 301


KANAAL BOC

SITUERING EN BESCHRIJVING De Zuid-Willemsvaart werd aangelegd tijdens het bewind van Willem I in de decennia voor de Belgische onafhankelijkheid. Het kanaal werd aangelegd als waterweg tussen Maastricht en ‘s Hertogenbosch. Om de werken zo eenvoudig mogelijk te maken, beslisten de ingenieurs om het kanaal exact langs de grens van het Kempens Plateau te leggen. Zo volgt het perfect de hoogtelijnen, en vermijdt zoveel mogelijk hoogteverschil. Op die manier markeert de Vaart ook mooi het landschap. In Belgisch Limburg loopt de Zuid-Willemsvaart eerst een eindje parallel aan de Maas, recht naar het noorden, en buigt dan ter hoogte van Neeroeteren af richting noordwesten. In Bocholt buigt ze vervolgens scherp af naar het oosten, richting het Nederlandse Weert en verder naar ‘s Hertogenbosch. Na de Belgische onafhankelijkheid, in 1846, werd Bocholt verbonden met Herentals via het Kanaal Bocholt-Herentals. Op die manier werd er ook een eerste vaarweg richting Antwerpen gecreëerd, een belangrijke stap totdat een kleine 100 jaar later het Albertkanaal werd aangelegd. Dat kanaal was enorm veel sneller en ook breder en dieper, zodat de Zuid-Willemsvaart toch veel van haar betekenis verloor. De Zuid-Willemsvaart is een belangrijk en duidelijk herkenbaar ruimtelijk element in noordoost Limburg. Op veel plekken geflankeerd door bomenrijen vormt ze een echt baken, dat bovendien de overgang markeert tussen het Kempens plateau en de Maasvlakte/vlakte van Bocholt. Omdat die vlaktes historisch vrij nat waren (Maasbedding maar ook Kempen-Broek), is het juist op die overgang dat historisch heel wat nederzettingen zich gevestigd hebben. Op die manier werd de Zuid-Willemsvaart al snel een echt stedelijk systeem dat de belangrijkste steden en dorpen met elkaar verbond. Als waterweg is de Zuid-Willemsvaart van oudsher ook een economische verbinding, waarlangs heel wat industriegebieden ontstonden. In tegenstelling tot het Albertkanaal was dat echter nooit aanleiding voor een overkoepelend economisch plan en blijft het economisch systeem eerder lokaal van schaal. Enkel ter hoogte van Maasmechelen, waar de Maasvallei, de ZuidWillemsvaart én het Kempens steenkoolbekken met de mijn van Eisden elkaar raken, ontstond een echte bovenlokale stedelijke en economische knoop. Deze wordt nog extra versterkt door de aanwezigheid van de E314 en de N78, de stedelijke ruggengraat van de Maasvallei. De Zuid-Willemsvaart is dus een belangrijk historisch, landschappelijk, stedenbouwkundig en economisch systeem. De ruimtelijke samenhang die het systeem kenmerkt, lijkt echter nooit vertaald te zijn in een gemeenschappelijke identiteit voor de verschillende regio’s en steden waarlangs het kanaal loopt. Daar overheerst

302 | PROVINCIE LIMBURG

toch eerder de perceptie van twee regionale identiteiten. De eerste identiteit is die van de vlakte van Bocholt, met Bocholt, Bree en Kempen-Broek als ijkpunten. De tweede is de Maasvallei van Maastricht tot Maasmechelen en Maaseik, die bovendien nog uiteenvalt in drie heel verscheiden deelgebieden rond elk van deze steden. De vraag dringt zich dan ook op welke betekenis de ZuidWillemsvaart in de toekomst kan vertolken. Het kanaal is een ruggengraat voor een economischstedelijk systeem, maar als waterweg heeft ze haar betekenis al lang geleden afgestaan aan bredere en snellere kanalen zoals het Albertkanaal. Wat overblijft is vooral een landschappelijk en erfgoedkundig verhaal, gecombineerd met water- en op heel wat plekken ook fietsrecreatie. Hier liggen kansen voor de verdere ontwikkeling - in symbiose - van lokale economie, toerisme en recreatie (o.a. pleziervaart), landschap en erfgoed.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM ZUID-WILLEMSVAART

Hamont

CHOLT-HERENTALS Sint-Huibrechts-Lille

Kaulille

Bocholt

ZUID-WILLEMSVAART Bree

Opitter Maaseik

MAAS

Maasmechelen

Lanaken

ALBERTKANAAL

Maastricht

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 303


304 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM FRUITSTREEK HASPENGOUW

Fruitstreek Haspengouw

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 305


SITUERING EN BESCHRIJVING De fruitstreek van Haspengouw associëren we haast ogenbikkelijk met de eindeloze fruitboomgaarden, al dan niet in bloei. Het landschap lijkt alsof het nooit anders is geweest. Toch is dit niet zo. De intensieve fruitteelt is een relatief nieuwe teelt die het landschap nu kenmerkt en vormgeeft, maar was in het verleden onderhevig aan enkele veranderingen. In de eerste decennia na de onafhankelijkheid van België vinden we in Haspengouw wat hoogstamboomgaarden in handen van grondgrondbezitters. Op het reliëfrijke overgangsgebied tussen Vochtig en Droog Haspengouw worden de gronden verpacht om vee te houden. Niet de boom, maar het gras is belangrijk. Op wat uitzonderingen na is de fruitproductie in Haspengouw eerder bijzaak, handig voor eigen gebruik. In het jonge België dient de ene na de andere voedselcrisis zich aan. Nationaal laten de mislukte graan- en aardappeloogsten zich voelen en komt de akkerbouw onder druk te staan. Als oplossing stelt de regering haar grenzen open voor goedkope import van broodgranen uit Amerika. Hierdoor stuiken de prijzen voor binnenlandse graangewassen in elkaar. De fruitteelt biedt een interessant alternatief. Er happen heel wat kleine boeren toe. De gras- en weilanden, gelegen op de voor akkerbouw te steile hellingen, evolueren op korte termijn naar hoogstammige fruitboomgaarden. De 19de-eeuwse industriële omwenteling vertaalt zich in Haspengouw niet door de inplanting van grootschalige nieuwe industrieën, wel in verbetering van landbouwtechnieken, rendementsverhogingen en meer efficiënte exportfaciliteiten. Dankzij de introductie van een fijnmazig spoorwegennet werd het mogelijk om fruit, dat vlug vatbaar is voor bederf, snel naar de stedelijke centra te voeren. Een goed voorbeeld is het Bieten- en Fruitspoor dat vertrekt vanuit Drieslinter in Vlaams-Brabant en over Sint-Truiden en Borgloon naar Tongeren loopt. In het begin van de 20ste eeuw doet de wetenschap zijn intrede. De landbouw mechaniseert en de productiviteit neemt toe. Boomgaarden worden beter verzorgd en chemische sproeimiddelen zorgen voor aanzienlijk hogere opbrengsten. Om de productie van nieuwe hoogstamboomgaarden op te drijven worden er eerst ‘wijkers’ aangeplant. Dit zijn kleine bomen die snel fruit konden leveren maar uiteindelijk plaats moesten ruimen als de ‘blijvers’ volgroeid waren, lees hoogstambomen. Nog gedurende enkele decennia zullen de hoogstamboomgaarden met grazende koeien het landschap van Haspengouw domineren, maar de voordelen van de nieuw ontwikkelde laagstambomen wegen te sterk. De vraag op de fruitmark zit maar geconcentreerd in enkele variëteiten, in tegenstelling tot de grote diversiteit aan hoogstamfruit. Ook de dichtere bezetting, snellere opbrengst, het wegvallen van beurtjaren en het gemakkelijk onderhoud in de snoei- en plukperiode trekken heel wat landbouwers over de streep. De eerste overschakelingen naar commerciële laagstam komen er in Haspengouw al in 1930. Niettemin duurt het tot de jaren 50’–60’ eer de grote doorbraak zich meldt, mede dankzij de rooisubsidies die de overheid vanaf 1951 geeft voor hoogstamboomgaarden. Er zijn echter ook nadelen verbonden aan de laagstam. De landbouwer werd gedwongen tot een zekere mate van specialisatie in enkele appel-, peer-, of kersensoorten en het vee kon niet meer grazen onder de bomen waardoor een gemengd bedrijf uitbreiden zeer moeilijk werd. De commercieel minder aantrekkelijke hoogstamboomgaarden sneuvelen of liggen er vaak verwaarloosd bij. Iets wat niet opbrengt, is voor de professionele fruitteler niet interessant

306 | PROVINCIE LIMBURG

om te telen. Bepaalde organisaties, zoals de Nationale Boomgaardenstichting, zorgen ervoor dat toch niet alle hoogstamboomgaarden uit het landschap verdwijnen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog kent de fruitteelt een bloeiende doorstart onder invloed van de nieuwe laagstam. Heel wat boeren focussen zich op de productie van één of twee makkelijk te telen appelsoorten. Toch brak er voor de boeren een donkere periode aan. België werd geconfronteerd met steeds terugkerende structurele overschotten en crisissen. De vrijemarkteconomie van vraag en aanbod kan de overproductie niet in de hand houden en opnieuw grijpt de overheid terug naar rooipremies. De overgebleven oude variëteiten verdwijnen nu bijzonder snel en ook fruitverwerkingsbedrijven zetten hun activiteiten stop. Tot overmaat van ramp moet Haspengouw nu ook concurreren met Italiaanse, Franse en zelfs geïmporteerde appels uit Oceanië. De kaalslag op het landschap komt in 1977 op de agenda van het provinciebestuur die een provinciale werkgroep opricht en oude boomgaarden beschermt als typisch ZuidLimburgs landschapselement. Met de komst van nieuwe wetenschappelijk gekweekte rassen (zoals Jonagold en Conférencepeer) leeft de fruitsector in de jaren 80’ weer op. Terwijl vele andere Europese landen hun perenbomen rooien wordt hier geïnvesteerd. Het areaal appels daalt daarmee gevoelig na 2000 ten voordele van het areaal peren dat verdubbelt. In 2014 sluit Rusland (in reactie op sancties) zijn grenzen voor Europese en Amerikaanse agrarische importen. Opnieuw een kaakslag voor de fruitteelt in Haspengouw, daar 60% van de perenteelt bestemd was voor Rusland. Zes jaar later is de sector nog steeds niet hersteld. Sommige boeren nemen het heft in eigen handen, sommige ploeteren voort of moeten uiteindelijk opgeven. Ondertussen heeft zich rond deze fruitteelt ook een toeristische sector en vrijetijdseconomie ontwikkeld. Het bloesemtoerisme is een groeiend fenomeen. De bloesemperiode (vanaf april) is erg populair bij toeristen om in Haspengouw te komen fietsen en/of wandelen. Ook de lokale boeren en organisaties willen hier hun graantje van meepikken. Zogenaamde ‘bloesembars’ verschijnen temidden in de natuur of boomgaarden. Zo’n pop-upterras op een mooie locatie met authentieke kadering en lokale streekproducten, is de ideale stopplaats om even op adem te komen en te genieten. Doorheen de geschiedenis van België heeft het Haspengouwse landschap dus enkele veranderingen ondergaan. Van een akker- en weidelandschap naar hoogstamboomgaarden met graasdieren en uiteindelijk naar de intensieve teelt van fruit op laagstam. De drijvende kracht achter deze veranderingen was altijd van technologische of economische aard. Tegenwoordig staat er met de klimaatsverandering een andere uitdaging voor de deur. De structureel aanhoudende droogte in de zomermaanden van de afgelopen jaren zorgde bij de Haspengouwse fruittelers voor heel wat problemen. Niet enkel remden de hitte en de droogte de groei van het fruit, ook zorgt de zakkende grondwaterstand voor een onzekere toekomst voor de fruitteelt. De laatste jaren zien we dan ook een groeiende opkomst van wijnbouw in deze streek. In tegenstelling tot veel andere gewassen hebben druiven geen last van het droge weer. De nieuwe aanplantingen zouden in toekomst opnieuw een andere ruimtelijke aanblik op het vertrouwde Haspengouwse landschap kunnen geven, hoewel het fysieke verschil tussen een laagstamboomgaard en wijnstokken misschien eerder beperkt is.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM FRUITSTREEK HASPENGOUW

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 307


308 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM INTENSIEVE LANDBOUWSTREEK NOORD-LIMBURG

Intensieve landbouwstreek Noord-Limburg

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 309


SITUERING EN BESCHRIJVING Het noord-oosten van Limburg, op en rond de vlakte van Bocholt, is een belangrijke landbouwregio in de provincie. Anders dan in Haspengouw is hier niet de vruchtbare leembodem de attractor, maar eerder het open en waterrijke landschap. De belangrijkste teelten hier zijn intensieve veehouderij en bijhorende voedergewasproductie (voornamelijk maïs). De zandgronden zijn niet geschikt voor akkerbouw of fruitteelt. Ook de veeteelt richt zich vooral op veredeling, in combinatie met gespecialiseerde melkveeteelt. Dit betekent dat er grote hoeveelheden vee worden gehouden, maar vooral in stallen. Wel is er een belangrijke cluster met groenteteelt aanwezig rond Kinrooi en Bree, waar de grond iets geschikter is. Het gaat om hoogdynamische vollegronds groenteteelt, gericht op zowel verse als industriële verwerking. De aanwezigheid van het grote groenteverwerkend bedrijf Greenyard in Bree speelt hier een belangrijke rol. Daarnaast speelt de aspergeteelt een belangrijke rol: meer dan de helft van de Vlaamse aspergeproductie komt uit Limburg, en vooral uit de streek rond Kinrooi. Die sluit aan bij het noordelijk deel van de Maasvallei, waar verder ook aan aardbeienteelt wordt gedaan en laagstamboomgaarden voorkomen. De landbouw heeft in deze regio een belangrijke economische functie, zowel voor werkgelegenheid als voor productie. Ook ruimtelijk is het een heel prominent element: meer dan een derde van de grond wordt voor landbouw gebruikt, die een grote ruimtelijke impact heeft op het cultuurlandschap met uitgestrekte velden, weilanden en grote stalen andere agrarische infrastructuren. Het maakt ondertussen inherent deel uit van het landschap. Om de landbouw in noord-oost Limburg verder te ondersteunen, is geïnvesteerd in de uitbouw van onderzoeks- en expertisecentra. Zo ligt in Bocholt het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw dat werkt als proef- en expertisecentrum voor de veeteelt en voedergewassen. In Kinrooi werd Agropolis opgericht, een agrarische bedrijvenzone die o.a. richt op innovatieve glastuinbouwprojecten.

310 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM INTENSIEVE LANDBOUWSTREEK NOORD-LIMBURG

Greenyard

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 311


312 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM AKKERLANDSCHAP DROOG HASPENGOUW

Akkerlandschap Droog Haspengouw

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 313


SITUERING EN BESCHRIJVING De vruchtbare leemgrond van Haspengouw wordt al eeuwenlang ingezet voor landbouw. Hoewel de focus in Vochtig Haspengouw ligt op de fruitteelt en weilanden met graasdieren ligt die in Droog Haspengouw, toch voornamelijk op akkerbouw. Tussen de compacte kerkdorpen en op de glooiende heuvels ligt een van de vruchtbaarste landbouwstreken in West-Europa. Het open-fieldlandschap zorgt hier nog echt voor vergezichten op de mozaïek of ‘patchwork’ van verschillende teelten. De akkerbouw situeert zich in Limburg voornamelijk in het zuidoosten van de provincie, met grote concentraties akkerbouwbedrijven in Tongeren, Riemst en Sint-Truiden. De akkerbouwers in deze regio telen voornamelijk de typische akkerbouwgewassen zoals suikerbieten en tarwe. De jongste decenia zorgt de maïsteelt voor een verbreding en diversifiëring in het teeltgamma. Daarnaast komen hier ook teelten voor als cichorei, aardappelen, groenten en vlas. Anderzijds zijn er in Zuid-Limburg concentratiezones van runderen. Kortessem, Alken, Heers, Voeren en Herstappe zijn hier de belangrijkste gemeenten. Het merendeel van deze runderen zijn niet bestemd voor melkveehouderij maar als vleesvee. Landbouwers in deze streek combineren ook vaak het houden van runderen met akkerbouw om invulling te geven aan hun areaal grasland. Deze streek is een van de regio’s in Vlaanderen waar het Belgisch Wit-Blauw-ras frequent geteeld wordt. Om de verdere uitbouw en specialisatie van de Limburgse land- en tuinbouw te garanderen ondersteunt de provincie enkele innovatieve onderzoekscentra in de buurt: PIBO-Campus in Tongeren als proef- en expertisecentrum voor de akkerbouw en plantaardige teelt en pcfruit in Sint-Truiden als erkend praktijkcentrum voor de fruitteelt.

314 | PROVINCIE LIMBURG

PC Fruit


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM AKKERLANDSCHAP DROOG HASPENGOUW

PIBO-Campus

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 315


316 | PROVINCIE LIMBURG


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM NATIONAAL PARK HOGE KEMPEN

Nationaal Park Hoge Kempen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 317


SITUERING EN BESCHRIJVING Het Nationaal Park Hoge Kempen (NPHK) werd opgericht in 2006 en is tot op vandaag het enige ‘nationaal park’ in België. De ambitie is om het park op termijn uit te breiden tot bijna 13.000 ha natuurgebied. Als nationaal park zijn de Hoge Kempen een waardevol ecologisch reservaat met als belangrijkste functie natuurbehoud, maar tegelijk is het ook een belangrijke recreatieve bestemming die openstaat voor wandelaars, fietsers, ruiters en alle andere natuurliefhebbers. Het NPHK wordt als één geheel gepresenteerd aan bezoekers, maar bestaat eigenlijk uit heel wat deelgebieden en is zelfs niet één continu gebied. Bovendien wordt het door heel wat infrastructuren doorsneden. Om ecologische fragmentatie tegen te gaan, wordt er dan ook continu geïnvesteerd in ontsnipperingsmaatregelen. Zo zijn er drie ecoducten en een tunnel om de barrière van de E314 te overwinnen. Voor de toekomst staan nog meer van deze verbindingen gepland, ook over de gewestwegen. Ook ontsnipperingsmaatregelen om het Albertkanaal te overbruggen, worden onderzocht. Het NPHK bestaat uit heel wat deelgebieden met een eigen identiteit en landschap. Om daar voor bezoekers helderheid in te krijgen en tegelijk de toegankelijkheid van het geheel te verhogen, kreeg het NPHK van bij het begin toegangspoorten mee. Die toegangspoorten doen dienst als onthaal voor bezoekers, met ruimte om te parkeren, een bezoekerscentrum, wandel-, fiets- en ruiterpaden en per poort een aantal specifieke voorzieningen. Elke poort heeft bovendien zijn eigen identiteit en aantrekkingspool. Connecterra in Maasmechelen is de hoofdpoort en ligt op de voormalige mijnsite van Eisden. Hier is bijkomend ruimte gecreëerd voor natuurwetenschappelijk onderzoek in samenwerking met de UHasselt. Connecterra maakt deel uit van het recreatieproject Terhills, dat buiten de grenzen van het NPHK o.a. een hotel, waterpark, wellness centrum en bungalowpark bevat. Samen met het shoppingcenter Maasmechelen Village is hier zo een grootschalige toeristische bestemming gecreëerd met een belangrijke economische waarde voor de hele regio. De andere toegangspoorten zijn meer bescheiden van aard, maar slagen er wel allemaal in op hun manier een lokale bestemming en identiteit te creëren. Kattevennen in Genk combineert een recreatiedomein met een planetarium en volkssterrenwacht. Pietersheim in Lanaken ligt in een gerestaureerde burchtruïne en heeft als specifieke invalshoek de geschiedenis van de plek en de regio, met verhalen van ridders en kasteelherenen. De Lieteberg in Zutendaal bevindt zich in een oude grindgroeve waar een succesvol blotevoetenpad werd gerealiseerd. Daarnaast richt de Lieteberg zich op de insectenwereld, met een insectenmuseum, vlinderserre en bijenkasten.

318 | PROVINCIE LIMBURG

Station As is een toegangspoort in het voormalige stationsgebouw van As, waar de eerste steenkool in Limburg werd gedolven. Hier wordt de industriële geschiedenis van de provincie toegelicht. Mechelse Heide is vooral gericht op wandelaars en is de enige poort die geen bezoekerscentrum bevat, maar enkel het startpunt is van een aantal heel geliefde wandelingen door de ‘paarse heide’. Door de uitbreiding van het NPHK komen er nog drie toegangspoorten bij. Thorpark in Genk ligt op de voormalige mijnsite van Waterschei en is een toekomstgericht en ecologisch ingericht bedrijventerrein, waar ook een congrescentrum en mijnmuseum gevestigd is. De Commanderij van Gruitrode is een belangrijk historisch monument als voormalige commanderij van de Duitse Orde en de toegangspoort tot de Duinengordel. Bergerven is een gedeelde toegangspoort voor de Hoge Kempen en Grenspark Kempen-Broek. Hier is een sport- en recreatiezone aanwezig gelinkt aan de Zuid-Willemsvaart en de watersport. Hoewel het NPHK in de eerste plaats een natuurpark is met belangrijke ecologische doelstellingen, is het ook een toeristisch-recreatief systeem met een uitgebreide infrastructuur. Die staat ten dienste van het nationaal park en haar bezoekers, maar is ook een hefboom voor de hele omliggende regio. Bij alle toegangspoorten en andere ontsluitingsinfrastructuur wordt er veel aandacht besteed naar de integratie van natuur, duurzaam ruimtegebruik, ondersteunen van duurzame mobiliteit, omgang met erfgoed, aanbieden van educatief programma voor brede doelgroepen,... Ze spelen dus ook een belangrijke ruimtelijke en maatschappelijke rol. In die zin vervult het systeem van het NPHK, als ecologisch park en toeristisch-economische bestemming, een echte voorbeeldrol over het combineren van natuurdoelstellingen met (regionale) economische ontwikkeling. Gecombineerd met de intussen rijke ervaring in ontsnipperingsmaatregelen voor de doorgaande infrastructuren, is het NPHK dus tegelijk een belangrijke leerschool voor de duurzame ruimtelijke integratie van de andere hier getoonde functioneel-economische systemen.


DEEL 2 REFERENTIEKADER - FUNCTIONEEL-ECONOMISCH SYSTEEM NATIONAAL PARK HOGE KEMPEN

Commanderij van Gruitrode

Bergerven

DUINENGORDEL

NOORDPUNT KLAVERBERG Station van As Connecterra Thorpark

MIDDENPLATEAU

Mechelse Heide

Kattevennen

Lieteberg

ZUIDRAND

Pietersheim

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 319


SLOTBESCHOUWING OVER REGIONALE RUIMTELIJKE EIGENHEID IN LIMBURG Wat is het ruimtelijk DNA van Limburg? Wat maakt Limburg Limburg? Wat is zo typisch aan Haspengouw, het Maasland of de Voerstreek? Wat zijn de kernkwaliteiten die de Limburgse mijnstreek zo uniek maken? Gelaagd cultuurlandschap in voortdurende verandering De ruimtelijke regionale eigenheid van Limburg is een gelaagd gegeven. De bovenstaande vragen kennen dus niet één eenduidig antwoord, maar moeten vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd. Die gelaagdheid kent drie dimensies: de aanwezigheid van verschillende ruimtelijke systemen in onze ruimtelijke omgeving, de geschiedenis van die omgeving die nog in talloze variaties lees- en zichtbaar is, en de persoonlijke dimensie die ontstaat vanuit de individuele ruimtelijke beleving van elk van ons. In het cultuurlandschap komen verschillende ruimtelijke systemen samen en drukken elk hun stempel op het ruimtegebruik en de inrichting van de ruimte. Waar de Limburgers wonen en welke ruimtelijke structuur hun dorpen en steden bezitten, hangt tot op vandaag sterk samen met de vruchtbaarheid van de bodem, de aanwezigheid van water en de plekken waar ooit steenkool, grind of zand gevonden is. De topografie en de aanwezige vegetatie bepalen het landschap dat we dagelijks rondom ons zien, door het raam of tijdens fietstochtjes. De authenticiteit en het natuurlijk karakter van dat landschap uit zich als een bepalende factor om toeristen aan te trekken en definieert mee hoe regio’s zich profileren, brengt bezoekersinfrastructuur met zich mee,... De specifieke eigenheid van het landschap zit met andere woorden verweven in tal van maatschappelijke aspecten en systemen. Het cultuurlandschap waarin we leven is als een palimpsest met talloze historische lagen. Een palimpsest is een stuk perkament waarvan de tekst wordt afgekrabd en steeds opnieuw beschreven wordt. Zo blijft ook het cultuurlandschap continu in verandering. Het traditionele agrarisch landschap waar landbouwers zich eeuwenlang uit de naad werkten was een complex web van kleine en grote ingrepen om dankzij landschapsbeheer het water, de wind en de vruchtbaarheid van de bodem naar hun hand te zetten. Sinds de intrede van moderne landbouwtechnieken is dat landschap getransformeerd en hebben arbeidsintensieve maar waardevolle elementen als houtkanten, drinkwaterpoelen en plaggenbodems plaats geruimd voor kunstmest, ruilverkavelingen en snelle ontwateringssystemen. Lokale kleine steden groeiden uit tot een netwerk van regionale handels- en machtscentra, die trekker werden voor de economische ontwikkeling van een hele regio. Met de intrede van industrie in het steenkoolbekken, langs het Albertkanaal of in de

320 | PROVINCIE LIMBURG

Kempische As transformeerde het landschap, de bebouwde omgeving, de levenswijze en de socioculturele samenstelling van een volledige maatschappij voorgoed. Bovendien worden de restanten van de eerste industriële golf op hun beurt de voedingsbodem voor nieuwe, innovatieve en meer verweven economische ontwikkelingen. Een technologische evolutie is in het verleden meer dan eens een aanleiding geweest voor de aanpassing of het ontstaan van een (nieuw) ruimtelijk systeem. Tenslotte is ruimtelijke eigenheid ook een bij uitstek persoonlijk gegeven, waar naast de objectief vast te stellen eigenschappen ook heel wat subjectieve dimensies een rol spelen. Mensen voelen zich in een bepaalde streek thuis, dankzij de herkenbare eigenschappen van het landschap, maar vaak nog veel meer vanwege socio-culturele relaties, het gesproken dialect, de aanwezigheid van een regionaal centrum om te werken, winkelen of naar school te gaan. Bovendien identificeren mensen zich eerder met specifieke, heel persoonlijke plekken, waar gezamenlijke verhalen of eigen belevingen aan vast hangen. Maar ook de ervaring van de historische gelaagdheid is een persoonlijk gegeven, dat afhangt van de eigen historische kennis, iemands leeftijd en beroepsachtergrond,... Toekomstwaarde Om helderheid en overzicht te scheppen in dit complex kluwen van structuren en betekenissen, hebben we de regionale ruimtelijke eigenheid van Limburg zo volledig mogelijk proberen te vatten in drie lagen: het fysische landschap, de historisch-morfologische structuur en de functioneel-economische systemen die daarop inwerken. Hoewel sterk vereenvoudigd, geeft deze benadering toch de verschillende dimensies van ruimtelijke eigenheid weer, en maakt bovendien duidelijk dat het om een dynamisch gegeven gaat. De ruimte is immers voortdurend in verandering en haar identiteit verandert mee. De laag met functioneel-economische systemen voegt deze hedendaagse en toekomstgerichte blik toe aan de meer retrospectieve en behoudsgezinde benadering van de landschappelijke en morfologische lagen. De functioneel-economische systemen zijn bepalende structuren van het hedendaagse ruimtegebruik in Limburg, maar zullen ook de focuspunten van heel wat toekomstige ruimtelijke, regionale ontwikkelingen definiëren. Het referentiekader ruimtelijke regionale eigenheid maakt echter ook duidelijk welke zaken moeten worden beschermd en voor de toekomst bewaard, omdat ze de kern van onze identiteit uitmaken. We hebben vastgesteld welke kernkwaliteiten de verschillende Limburgse landschappen bezitten


DEEL 2 REFERENTIEKADER - SYNTHESE

en welke kenmerken de historisch-morfologische eenheden hun gemeenschappelijk karakter verlenen. Daarmee kijken we terug naar het verleden, naar eigenschappen die gedurende lange tijd hetzelfde zijn gebleven, vaak als getuigen van een meer intacte, authentieke situatie. Maar de analyse maakt ook duidelijk dat deze elementen pas kunnen uitgroeien tot echt bepalende kernkwaliteiten als er sprake is van een goede integratie in het hedendaagse gebruik. De elementen mogen niet blijven hangen in een nostalgisch of romantisch verleden, maar moeten toekomstwaarde bezitten. Bedreigingen In dit rapport hebben we al kort enkele specifieke ontwikkelingskansen en bedreigingen per landschapseenheid opgesomd. Zij geven een perspectief van de risico’s die de hoofdkenmerken van ruimtelijke eigenheid in elke regio lopen om in de toekomst sterk achteruit te gaan of zelfs te verdwijnen. Daarnaast worden ook de mogelijkheden geformuleerd die bestaan om ze juist nog te versterken, beter te integreren in het landschap en het beheer van de ruimte en ze maximaal te valoriseren voor de toekomst. Naast die specifieke kansen en bedreigingen, zijn er ook heel wat overkoepelende uitdagingen die gelden voor het volledige grondgebied van Limburg. Een belangrijke globale bedreiging voor het volledige ecologische systeem is de klimaatverandering. Voor Vlaanderen gaat dat waarschijnlijk om een opwarming van de atmosfeer, sterke verdroging van de bodem in de zomerperiode en verhoogde en meer intense regenval in de winter en de tussenseizoenen. Vooral die opwarming en de verdroging brengen grote problemen met zich mee voor bestaande ecosystemen. Lokale vegetatie is niet aangepast aan het veranderend klimaat, wat zowel de natuur als de hedendaagse landbouwpraktijken bedreigt. Deze bedreiging is bijzonder groot voor de landbouwintensieve regio’s als Haspengouw en Noord-Limburg, maar ook voor heide- en boslandschappen op zandige bodem zoals in de Limburgse Kempen. Verdrogen en afsterven van soorten, verhoogd risico op bos- en heidebranden, hogere gevoeligheid van ziektes en plagen zijn hier enkele van de eventuele gevolgen. Voor de landbouw betekent dit dat bepaalde teelten niet meer mogelijk zullen zijn tenzij met sterk verhoogde inzet van bewatering en bestrijdingsmiddelen. Anderzijds wordt er bijvoorbeeld in Haspengouw wel gedacht aan een toename van de druiventeelt, die onder deze omstandigheden juist meer kan floreren. De toename van intense regenval zorgt voor een verhoogd overstromingsrisico, wat natuurlijk voor de bewoners van beekvalleien een groot

probleem dreigt te worden. Anderzijds kan dit probleem, mits intelligent benaderd, ook een kans zijn om sterker in te zetten op duurzaam waterbeheer, waterbuffering en het herstel van natuurlijke groenblauwe structuren. Denk aan de nu al hoge ecologische kwaliteit van de waterrijke landschappen van Kempen-Broek en de Vallei van de Zwarte Beek - een kwaliteit die misschien kan worden doorgetrokken naar de overige West- en Centraal-Limburgse beekvalleien of de Dommel- en Warmbeekvallei? Een tweede bedreiging van globale schaal, die echter vaak heel lokaal zijn oorsprong vindt, is het biodiversiteitsverlies door de menselijke impact op het ecologisch systeem door ruimtegebruik, verstoring van ecosystemen, vervuiling, etc. Het groeiend ruimtebeslag in Limburg voor wonen, industrie, (verkeers-)infrastructuur en andere harde ruimtefuncties, laat steeds minder ruimte over voor natuur. Dat geldt echter ook voor de ruimte die ingenomen wordt voor landbouw en heel wat tuinen. Daarnaast zorgt de intensivering van de landbouw voor een groeiende impact op het ecologisch systeem en het leefmilieu, door verzilting, vermesting en het gebruik van bestrijdingsmiddelen met een negatief effect op planten- en insectensoorten. Maar ook de landbouwpraktijk zelf verandert en biedt minder dan vroeger ruimte voor bedreigde soorten als akkervogels of kleine zoogdieren, terwijl ook soortenrijke landschapselementen zoals houtkanten en ruige perceelsranden verdwijnen. Er zijn al tal van initiatieven om dit tegen te gaan en ook het bewustzijn en de inspanningen van landbouwers op dat vlak groeien. Een laatste belangrijke groep bedreigingen bestaat uit belangrijke maatschappelijke transities die momenteel plaatsvinden in de zoektocht naar een meer duurzame maatschappij, maar waarvan de ruimtelijke impact deels nog onvoorspelbaar blijft. Die ruimtelijke impact is niet noodzakelijk negatief, maar dreigt wel de ruimtelijke eigenheid te veranderen en, mits onvoldoende kwalitatief aangepakt, ook te ondermijnen. Zo leidt de zoektocht naar meer hernieuwbare energieproductie onherroepelijk naar de inplanting van meer grootschalige windturbines. De productielandschappen waar deze turbines deel van uitmaken, zouden kunnen gezien worden als een hedendaagse versie van het vroege Kempens ontginningslandschap, dat ook sterk afhing van wind- en watermolens. Maar de schaalvergroting en een dreigende willekeurige inplanting maakt de moderne turbines vaak ‘plaatsloos’ en identiteitsloos. Een genuanceerd, toekomstgericht maar ook respectvol beleid zal nodig zijn om deze windwinningslandschappen te rijmen met de bestaande regionale ruimtelijke eigenheid in Limburg. Ook andere groene energietechnieken brengen risico’s met zich mee: fotovoltaïsche panelen veranderen

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 321


het dakenlandschap of nemen waardevolle open ruimte in als ze als zonneparken worden gerealiseerd. Biomassa en biobrandstoffen kunnen leiden tot soortenverarming en te drastisch bosbeheer, als ze niet op een duurzame manier worden gewonnen. De nood aan energetische renovaties van gebouwen om ze energiezuiniger te maken, botst dan weer vaak met hun erfgoedkundig karakter. Het is een fenomeen dat vaak de kop opsteekt bij de renovatie of herbestemming van historische monumenten, maar zal misschien nog het meeste impact hebben bij het toekomstbestendig maken van de vele waardevolle historische woonwijken uit de eerste helft van de 20e eeuw. De tuinwijken en modernistische sociale woonwijken zijn soms te omvangrijk en hun bewoners vaak niet bemiddeld genoeg om de noodzakelijke renovaties te doen op een kwalitatieve wijze, rekening houdend met de ruimtelijke eigenheid én de energie-eisen. Een ander belangrijk speerpunt in het duurzaam ruimtelijk beleid is de focus op kernversterking, om zo het groeiend ruimtebeslag tegen te gaan. Met kernversterking en -verdichting worden nieuwe woningen gebouwd in al bebouwd gebied, meestal nabij voorzieningen en liefst met een betere bereikbaarheid met duurzame modi zoals fietsen of openbaar vervoer. Daarbij wordt ook ingezet op compacte woningen (in de praktijk vooral appartementen), die tegemoetkomen aan de nood voor kleinere en meer centraal gelegen woningen, veroorzaakt door de vergrijzing en gezinsverkleining. Indien goed aangepakt, kan kernversterking leiden tot een heropleving van dorps- en stadscentra, met meer leven, extra voorzieningen, een verhoogde woonkwaliteit en betere publieke verblijfs- en groenruimte. In de praktijk blijkt kernverdichting echter vaak ook een excuus voor de realisatie van inwisselbare appartementsprojecten zonder veel meerwaarde voor hun omgeving. Ze beïnvloeden de identiteit van (historische) stads- en vooral dorpskernen negatief, verlagen de beeldkwaliteit of zorgen voor een ongewenste schaalvergroting. Verandering als verrijking Al deze transities tonen eens te meer dat de wereld en het landschap rondom ons, continu in verandering zijn. Op die manier verandert ook de ruimtelijke eigenheid van dat landschap en dreigen sommige van de in dit rapport aangehaalde kernkwaliteiten in gevaar te komen. Dat hoeft echter niet zo te zijn. Verandering kan immers ook een verrijking zijn, een extra laag in het historisch verhaal dat de ruimte ons vertelt. Het verhaal van de mijnsteden, maar ook de hedendaagse toeristische infrastructuur rondom het Nationaal Park Hoge Kempen, toont hoe nieuw programma en nieuwe ruimtelijke lagen de eigenheid van een streek juist kunnen

322 | PROVINCIE LIMBURG

verruimen en versterken - zonder daarbij de voorgaande lagen uit te wissen. Zo zijn ook het fruit en de boomgaarden in Haspengouw geen oeroud gegeven, ondanks de perceptie van velen. De uitbouw van de vrijetijdseconomie op basis van het fruit (bloesemtoerisme) legt hierop nog een extra laag en beïnvloedt zo mee de hedendaagse verschijningsvorm. Gebiedskenmerken en lessen uit het verleden bieden inspiratie om “oude” waarden een plek te geven in de leefomgeving van de toekomst. Die dynamiek, die voortdurende verandering kan ook een kracht zijn voor de eigenheid. Als de huidige en toekomstige ruimtelijke transities erin slagen een gelijkaardig proces op gang te brengen, zullen ze de ruimtelijke eigenheid van Limburg niet uitwissen, maar juist nog vergroten. Op die manier groeit uit een bedreiging een kans - alleen zal dat niet vanzelf gebeuren, maar is er nood aan sterk beleid Referentiekader als houvast Het referentiekader regionale ruimtelijke eigenheid biedt een houvast om zo’n proces mee vorm te geven. Het geeft aan welke kernkwaliteiten bijzondere aandacht vragen bij toekomstige (lokale en regionale) ruimtelijke ontwikkelingen. Het kan de basis vormen voor een toetsingskader om de impact van nieuwe projecten op de ruimtelijke eigenheid te sturen. Het is voor heel Limburg een generieke opgave om de historische gelaagdheid van ons landschap en onze eigenheid te behouden en dit te benutten bij het ontwerpen van ruimtelijke en maatschappelijke opgaves en transities. Daarnaast geeft het referentiekader ook aan welke hedendaagse ruimtelijke systemen kunnen gebruikt worden om nieuwe vormen van ruimtegebruik aan op te hangen. Gecombineerd geeft dit een instrument dat kan helpen om toekomstige ruimtelijke transities te integreren in de historische en landschappelijke identiteit van Limburg, zonder daarbij innovatie en vooruitgang uit de weg te gaan. Een verdere verankering van dit instrument in het ruimtelijk beleid op de verschillende beleidsniveaus, is dan wel een voorwaarde. Het referentiekader levert gebiedsgerichte kennis aan over landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke systemen in Limburg en kan zo ondersteuning bieden voor de ontwikkeling van (boven)lokale gebiedsvisies of de opmaak van beleidskaders bij de ruimtelijke beleidsplannen op lokaal, provinciaal of zelfs gewestelijk niveau. Kansen grijpen Er zijn heel wat kansen die ervoor spreken dat dit kan slagen. Want de ruimtelijke regionale eigenheid van Limburg is ons dierbaar. En


DEEL 2 REFERENTIEKADER - SYNTHESE

mensen die ergens van houden zullen er alles aan doen om het te beschermen. Het bewustzijn omtrent de globale en de lokale bedreigingen voor de regionale kernkwaliteiten in Limburg groeit continu. Dit is een evolutie die merkbaar is bij professionele actoren, maar ook bij de bevolking, en zich uit in concrete, zichtbare realisaties. Meer en meer mensen zijn zich bewust van de impact van bepaalde verschijnselen op de eigenheid en de landschappelijke kwaliteit van onze leefomgeving, zoals het huidig ruimtegebruik, het verwaarlozen van erfgoed of de tabula rasamanier waarop bepaalde industriële landbouw omgaat met het cultuurlandschap. De tekenen in die richting zijn veelvuldig: een groeiend besef van de nood aan een bouwshift bij regionale en lokale overheden; talrijke duurzame en breed gedragen landinrichtingsprojecten; een groeiend aantal landschappen dat kwalitatief en duurzaam beheerd wordt, vaak door een brede coalitie van actoren; ambitieuze herbestemmingen van erfgoedmonumenten, ook hier vaak dankzij een hechte samenwerking met lokale en bovenlokale partners; herstel en beheer van kleine landschapselementen; herwaardering van waterlopen; groeiende aandacht voor de architecturale kwaliteit van bv. het mijnerfgoed en de tuinwijken; een landbouwsector die echt op zoek is naar verbreding en verduurzaming, via biologische teelten, korteketenrelaties, landschappelijke integratie van landbouwinfrastructuur; ... We zien van deze evolutie momenteel nog maar de eerste stappen, maar ze wordt steeds meer verankerd in het beleid, in de organisaties actief in het ruimte- en landschapsbeheer en ook minstens bij een deel van de bevolking. Een belangrijke rol bij die evolutie, en misschien nog wel de grootste kansenfactor voor de toekomst, is het belang dat natuurtoerisme en -recreatie heeft voor de Limburgse economie - maar ook voor de levenskwaliteit van de Limburgers zelf. Een vrijetijdseconomie die steeds meer op zoek gaat naar landschappelijke kwaliteit, natuurbeleving, erfgoed, authenticiteit, ... maken van het beschermen en verder ontwikkelen van de ruimtelijke regionale eigenheid een noodzaak. Daarbij speelt ook een grote fierheid op de specifieke schoonheid van de eigen streek, waarschijnlijk nog de allerbelangrijkste garantie dat de unieke kernkwaliteiten van Limburg nog een rijke toekomst staat te wachten.

Referentiekader Ruimtelijke Regionale Eigenheid | 323



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.