Kleurrijk! - september 2024 - Oost-Vlaanderen

Page 1


Welkom

Dag lezer,

Voor u ligt de nieuwe editie van Kleurrijk waarin we stilstaan bij verlies en rouw.

In deze editie delen pleegzorgers en pleegjongeren hun getuigenissen en biedt onder andere psychiater Uus Knops ons waardevolle inzichten. Hun ervaringen en expertise herinneren ons eraan dat verlies en rouw overal aanwezig zijn.

Het verlies van een ouder, een partner of een kind, het verlies van gezondheid, het verlies van financiële zekerheid, … het zijn maar enkele voorbeelden van verlieservaringen waarmee het leven ieder van ons confronteert. Wanneer we opgroeien, leren we dat ons leven een aaneenschakeling is van ervaringen van geluk en schoonheid, maar ook van momenten van tegenslag en verlies. Een berglandschap met pieken en dalen of een golvende zee. Wanneer we dan geconfronteerd worden met ingrijpende gebeurtenissen verandert rustig water soms in een woelige oceaan.

Een pleegplaatsing is zo’n ingrijpende gebeurtenis. Het is een ervaring die zowel voor het pleegkind als voor de pleegzorgers veel emoties en uitdagingen met zich meebrengt en waarin verlies en rouw vaak een prominente rol spelen. Het kind of de jongere ervaart het verlies van een vertrouwde omgeving en soms zelfs van familiebanden. Ouders moeten omgaan met het verlies van hun kind dat niet meer thuis woont. Pleegzorgers worden geconfronteerd met de rouw van het kind of de jongere en moeten tegelijkertijd omgaan met hun eigen gevoelens en verwachtingen.

Verlies raakt iedereen op verschillende manierenen is niet altijd zichtbaar voor de buitenwereld. Terwijl het verlies van een geliefde zichtbaar is, kan het verlies dat pleegkinderen en jongeren ervaren veel minder waarneembaar, maar net zo diepgaand zijn. Denk bijvoorbeeld aan het verlies van veiligheid of identiteit.

Voor iedereen hebben verlieservaringen een diepgaande en dikwijls blijvende impact op ons leven. We verzetten ons, we vechten, we berusten. Het verlies maakt ons samen met alle andere ervaringen tot de mens die we zijn. Met het omslaan van elk blad van ons boek, krijgt het verlies een plaats. Net zoals in een boek bladzijde na bladzijde nieuwe woorden worden toegevoegd, zal ons leven bepaald worden door steeds nieuwe ervaringen. Het omgaan met verlies is geen lineair proces, het is een dynamische ervaring waarbij we heen en weer bewegen tussen emoties en ervaringen. De tekst op een bladzijde uit een boek heeft maar betekenis omdat het voortbouwt op wat ervoor werd geschreven. Een bladzijde omslaan betekent daarom niet dat we iets moeten achterlaten. Het betekent nieuwe ervaringen toelaten en nieuwe betekenis geven.

Als we mogen stilstaan bij rouw, bij wat er is gebeurd, krijgt ook verlies uiteindelijk een plaats, een andere betekenis en wie weet leidt het zelfs tot mooie dingen. Het leren omgaan met moeilijke emoties en het vinden van manieren om steun te vinden, kan kinderen, jongeren en ieder van ons helpen om veerkrachtiger te worden en te groeien. Al mag dat, zoals Uus Knops zegt, niet de norm worden. We hoeven niet persé te groeien. Grootsheid kan ook in heel kleine, alledaagse dingen zitten. Elke dag opnieuw opstaan en doen wat je doet, is ook al heel wat.

Ik hoop dat de getuigenissen en inzichten in deze Kleurrijk een bron van inspiratie, maar ook van troost en begrip mogen zijn.

Stem van de ouder

Juridisch advies Vraag het aan

Kleurrijk! verschijnt vier maal per jaar en is een uitgave van Pleegzorg Vlaanderen vzw en de vijf provinciale diensten voor pleegzorg.

Redactie: Lotte De Puysseleyr, Lynn Bringmans, Fara De Smet, Tinne De Smet, Sien Geerkens, Karina Van Belle, Bernadette Verdonck

Verantwoordelijke uitgever: Pleegzorg Vlaanderen vzw De Karthuis, Tervuursevest 242C, 3000 Leuven BE0537.432.161 / RPR Leuven 016/23 97 75 www.pleegzorg.be info@pleegzorgvlaanderen.be

Vormgeving: www.dsigngraphics.be

Kleurrijk wordt gedrukt op X-per papier, gemaakt met FSC®-gecertificeerde ECF-pulp

COLOFON

UIT DE REGIO’S

Reminder inschrijvingen pleeggezinnendag

Pleegzorg Oost-Vlaanderen

Op zaterdag 5 oktober verwelkomen we jullie op onze ‘Grote Gezellige Pleegzorg Picknick’ in De Brielmeersen in Deinze. We gaan er samen smullen in een prachtige groene setting en er staan allerlei leuke randactiviteiten op het programma. Meer info vind je in de uitnodiging die je in de loop van juli hebt ontvangen.

Ben je nog niet ingeschreven? Dat kan nog tot en met 11 september.

Nieuwe

locatie in Mechelen

De constante groei van Pleegzorg Provincie Antwerpen verplichtte ons om op zoek te gaan naar nieuwe locaties voor onze afdelingen. In tien jaar tijd is het aantal personeelsleden immers meer dan verdubbeld! Dat wil zeggen dat er momenteel ongeveer 350 mensen voor PPA werken.

Zo’n grote groei vraagt om meer ruimte en dus gingen we op huizenjacht. Twee jaar geleden konden de drie afdelingen van Antwerpen-Zuid als eerste

verhuizen van Hoboken naar Berchem. Daarna volgden de collega’s van Geel en in juni was Mechelen aan de beurt. Zowel de administratieve hoofdzetel als de afdeling aan de Stuivenbergvaart verhuisden naar de Zeutestraat, een nieuwe site achter het station van Mechelen. In het najaar zal ook afdeling Turnhout kunnen verhuizen. Voor onze collega’s van de afdeling Antwerpen-Noord werd al een nieuwe locatie gevonden, maar daar moeten de renovaties nog beginnen. Alle nieuwe locaties worden bovendien op een gelijkaardige, moderne manier ingericht zodat je overal een echt ‘PPA-gevoel’ krijgt.

Op www.pleegzorg.be/antwerpen vind je onderaan de pagina de juiste adressen en telefoonnummers van al onze afdelingen.

kamp!

Op pleegzorg-

Deze zomer organiseerde Pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel haar jaarlijkse pleegzorgkamp. Dit jaar trokken we met 28 pleegkinderen tussen zes en twaalf jaar oud naar Hingene. De kinderen werden begeleid door tien enthousiaste monitoren met heel wat ervaring. Twee van hen namen ooit zelfs deel aan het pleegzorgkamp toen ze zelf klein waren. Als dat niet mooi is! De activiteiten werden opgebouwd rond het kampthema ‘Olympische Spelen’. We blikken terug op tien fijne, intense dagen waarin verbinding en (h)erkenning centraal stonden. Op naar volgend jaar!

#tekenvoorpleegzorg

In 2023 kregen we in Vlaanderen 1121 aanmeldingen voor crisispleegzorg binnen, waarvan er 744 onbeantwoord bleven wegens een tekort aan crisispleeggezinnen.

Om dat tekort op te vangen, gingen we een hele zomer lang op zoek naar nieuwe crisispleegzorgers met de zomercampagne #tekenvoorpleegzorg.

Over heel Vlaanderen en Brussel werden er stoeptekeningen

gemaakt voor pleegzorg en deze talloze kunstwerken waren te zien op sociale media onder de hashtag #tekenvoorpleegzorg.

Bovendien kleurden we op het Martelarenplein in Leuven samen met kinderen, sympathisanten en voorbijgangers een reuzepleegzorglogo in, om het tekort aan crisispleeggezinnen onder de aandacht te brengen.

De geluksdriehoek voor

pleegzorgers

Een gelukkig leven: hoe kan je daar zelf aan werken?

Het Vlaams Instituut voor Gezond Leven verzamelde alle belangrijke wetenschappelijke kennis over geluk in ‘ de geluksdriehoek ’. Het werd een tool om mensen te informeren en inspireren over geluk en over hoe ze zich gelukkig en goed in hun vel kunnen voelen. En dat is uiteraard ook voor pleegzorgers belangrijk. Zij zetten zich in voor de kinderen, jongeren of gasten waarmee ze (voor korte of lange tijd) hun thuis delen. Sommige van hen komen door een moeilijkere thuissituatie ook vaak met een rugzakje, wat het opvoeden nog intenser of uitdagender kan maken. De geluksdriehoek kennen en gebruiken, kan dan ook een extra ondersteuning zijn voor onze pleegzorgers.

De groep pleegzorgers werkte een voorstel uit en ging daarna samen met ons op zoek naar de meest geschikte manier om de geluksdriehoek bekend te maken bij de pleegzorgers en te integreren in onze werking.

2023 in cijfers

In 2023 startte Pleegzorg Limburg 214 dossiers op. 57% daarvan startte op in perspectiefbiedende, 12% in perspectiefzoekende en 31% in ondersteunende pleegzorg. Op 31 december 2023 werden 1.358 pleegkinderen en pleeggasten opgevangen in 1.053 pleeggezinnen in Limburg. Dat is een stijging van ongeveer 6% tegenover 31 december 2022.

Ook het medewerkersbestand van Pleegzorg Limburg breidde uit. Op 31 december 2023 telde Pleegzorg Limburg 177 medewerkers. Dat zijn er veertien meer dan een jaar voordien.

Dat wist ook onze participatiegroep voor pleegzorgers. De participatieraad van 2022 had als thema ‘zorgcontinuïteit’ en dat thema liet de participatiegroep niet los. Tijdens hun zoektocht naar een manier om pleegzorgers sterker te maken, werden ze al snel overtuigd van de kracht van de geluksdriehoek.

Je hoort binnenkort nog veel meer over de geluksdriehoek. Nu al nieuwsgierig? Neem dan al een kijkje op www.pleegzorg.be/blog/ geluksdriehoek.

Meer weten? We organiseren in oktober een vrijblijvende workshop rond de geluksdriehoek voor pleegzorgers. Je kan op 3 oktober terecht in Lendelede en op 8 oktober in Oostkamp, telkens van 19u30 tot 22u00. Meer info op onze website.

Het volledige jaarverslag over 2023 van Pleegzorg Limburg kan je lezen op onze website pleegzorg.be/artikels/jaarverslag-pleegzorg-limburg. En het is een speciale editie want Pleegzorg Limburg bestaat tien jaar dit jaar. Daarom blikken we in ons jaarverslag ook terug op de afgelopen tien jaar!

LIMBURG

Verlies in vele vormen

“Het voelt nog steeds niet echt.”

Faiza* is 25 jaar, heeft Rwandese roots en woont bij haar pleeggezin in Gent, waar ze ook recent is afgestudeerd als event- en projectmanager. Ze kwam als kind met haar ouders naar België om te studeren. Op haar elfde bleef ze samen met haar broer achter bij familie toen haar ouders noodgedwongen terugkeerden naar Oost-Afrika. Na hen jarenlang slechts sporadisch te zien, overleden twee jaar geleden onverwachts zowel haar moeder als haar grootmoeder. We hebben een gesprek over het gemis uit haar kindertijd, de impact daarvan op wie ze nu is en het verlies van twee belangrijke vrouwen in haar leven.

“Mijn pleegzorgverhaal begon een jaar nadat mijn ouders teruggekeerd waren naar Rwanda. Ik verbleef bij familie in België, maar ging naar een instelling omdat het samenwonen met hen zeer moeizaam verliep. Via die instelling kwam ik in contact met mijn huidige pleeggezin. Daar verbleef ik eerst enkel tijdens weekends of vakanties. Daarna ben ik er voltijds ingetrokken.”

Wanneer ik vraag hoe het was om als elfjarige afscheid te nemen van haar ouders, antwoordt Faiza eerder gelaten. “Goh, triestig zeker? Om eerlijk te zijn, sta ik daar niet meer bij stil, ook al is dat misschien niet zo gezond. Ik weet wel nog dat ik heel verdrietig was, maar met de tijd is dat vervaagd.”

Een overlijden van een familielid, een stukgelopen relatie, het gemis van een vriendin of een afscheid van een bepaalde periode in je leven: hoe je het ook draait of keert, iedereen van ons wordt op een bepaald moment geconfronteerd met verlies en dat doet heel vaak pijn. Ook binnen pleegzorg moeten vele pleegkinderen, pleeggasten, ouders of pleegzorgers op een bepaald moment afscheid nemen. In deze editie vertellen Faiza, Heidi & Bjorn en Diaz hun verhaal.

Faiza vertelt dat ze zes jaar lang enkel per mail, brief of telefonisch contact had met haar ouders. Pas daarna kon ze af en toe op bezoek naar Rwanda. Dat ze speciale ondersteuning heeft gekregen in die periode kan ze zich niet herinneren. “Ook met de familie werd er niet echt gepraat over de situatie. Ik probeerde mezelf denk ik te beschermen door het gemis van mijn ouders onder de mat te vegen. Ik wou gewoon verder gaan met mijn leven en sterk blijven voor mijn ouders. Ik wilde niet dat zij zich schuldig zouden voelen over mijn verdriet.”

Hoe ze als kind omging met dat verdriet, heeft ook vandaag nog een grote invloed. “Ik heb mezelf als jongere aangeleerd om zaken voor mijzelf te houden. Geen al te beste gewoonte, want zo wordt het steeds moeilijker om mij open te stellen. Daardoor loop ik rond met veel onverwerkte emoties. Ik heb als kind van veel zaken afscheid moeten nemen: mijn gezin, de instelling, scholen, vrienden, … Ik merk nu dat ik het moeilijk vind om lang op één plaats te blijven en contact met vrienden afbreek als ze te dichtbij komen. Mijn huidige vrienden weten allemaal wel iets over mij, maar eigenlijk leren ze allemaal een andere Faiza kennen.”

“Mijn huidige vrienden weten allemaal wel iets over mij, maar eigenlijk leren ze allemaal een andere Faiza kennen.”

Toch heeft ze al geprobeerd om haar verdriet met iemand te delen. “Ik heb me één keer erg opengesteld naar mijn toenmalig lief, die ook klaagde omdat hij altijd alles uit mij moest sleuren. Wanneer die relatie stukliep had ik daar eigenlijk spijt van. Enerzijds was het moeilijk om opnieuw afscheid te nemen. Anderzijds vond ik het idee dat er nu iemand in de wereld rondloopt met mijn verhaal helemaal niet fijn. Ik had mij opengesteld voor niets, zo voelde het. “

Ook het verlies van haar moeder en grootmoeder probeert Faiza voornamelijk alleen te dragen. “Mijn grootmoeder en moeder zijn kort na elkaar gestorven, en bij mijn mama was dat overlijden heel plots. Hoewel het al twee jaar geleden is, voelt het voor mij nog steeds

* Omwille van privacy is er een schuilnaam gebruikt.

niet echt. Ik praat bijvoorbeeld nog steeds over haar in de tegenwoordige tijd, en heb het er zelden over met anderen. Zo kwam ik onlangs een vriendin tegen die het had over mijn ouders en zei: ‘Ik vind uw mama echt een toffe vrouw.’ Ik heb haar op dat moment ook niet verbeterd en zei gewoon: ‘Ja ik ook!’ ”

Ook onder de familie blijft het praten vrij beperkt. Zo blijven gesprek-

ken met haar broer bijvoorbeeld eerder op de oppervlakte en geven ze elkaar vooral ruimte wanneer ze het moeilijk hebben. Na het overlijden van haar moeder ging Faiza wel in therapie. “Ik kon op dat moment mentaal echt niet verder en die therapie heeft toen ruimte gemaakt zodat ik bijvoorbeeld deel kon nemen aan mijn examens.

Ik ben twee personen verloren die

“Het geeft zoveel voldoening om kinderen die het het hardst nodig hebben te helpen.”

Heidi en Bjorn zijn al ongeveer dertien jaar pleegzorgers. Ze startten initieel met de bedoeling om één pleegkind in de perspectiefbiedende module een thuis te geven, maar stelden al snel hun thuis en hart open voor meerdere pleegkinderen. Zo deden ze ook een hele tijd crisisplaatsingen. En dat houdt ook in dat ze al van heel wat pleegkinderen afscheid hebben moeten nemen. Niet altijd even makkelijk, maar het geeft hen veel voldoening om te weten dat ze rust hebben kunnen bieden aan de kinderen.

Een krantenartikel

“We hebben ons kandidaat gesteld als pleeggezin nadat we een krantenartikel gelezen hadden over pleegzorg. We zijn dan in pleegzorg gestapt met het idee om één kindje een tweede thuis te bieden in perspectiefbiedende pleegzorg. Zo is ongeveer dertien jaar geleden ons eerste pleegkind bij ons gekomen, en hij woont hier vandaag nog steeds. Die plaatsing ging zo goed en ik (red. Heidi) was thuis, waardoor we ons na één jaar ook kandidaat hebben gesteld voor crisispleegzorg met uitloop. We hadden onszelf wel voorgenomen om te kijken hoe de kinderen ermee om zouden gaan. Maar dat ging goed, waardoor we dat vijf jaar lang hebben gedaan. Na vijf jaar zijn we gestopt omdat het laatste pleegkindje in perspectiefbiedende pleegzorg bij ons bleef. Een jaar later is het halfzusje ook bij ons komen wonen.”

“Op dat moment telde ons gezin dus zes kinderen, waarvan drie pleegkinderen. Onze eigen kinderen zijn er dus mee opgegroeid. De oudste was vijf jaar toen ons eerste pleegkindje bij ons kwam wonen. Ze helpen ook en zijn graag bezig met de jongere kinderen in huis. Twee jaar geleden zijn we opnieuw gestart met crisisplaatsingen. Op dat moment was er een hoge nood aan crisispleeggezinnen voor baby’s. De laatste twee crisisplaatsingen zijn uiteindelijk na een paar maanden in perspectiefbiedende pleegzorg bij ons teruggekomen, waardoor we opnieuw zijn moeten stoppen als crisispleeggezin.”

Tranen

“In al de jaren dat we aan crisispleegzorg deden, zijn er heel wat kindjes bij ons geweest. Sommige crisisplaatsingen waren zelfs vlak na elkaar. We hebben dus al wel van heel wat pleegkinderen afscheid moeten nemen. Dat afscheid gaat meestal gepaard met veel tranen en dan zeggen we ook wel dat we stoppen, maar iedere keer doen we het toch gewoon opnieuw. Met sommige kinderen heb je ook een sterkere band en dan raakt het afscheid nog meer. Het eerste echt kleine baby’tje dat rechtstreeks uit het ziekenhuis hier twee weken is gebleven, was bijvoorbeeld heel moeilijk om los te laten. Het blijft altijd moeilijk. Dat is ook de reden waarom er zoveel zijn gebleven, zoals je kan zien.”

ik enorm graag zag, en het voelt soms alsof ik een stuk van mezelf ben kwijtgeraakt. Vroeger ging ik bij dat verdriet vooral afleiding zoeken van mijn eigen gedachten door bijvoorbeeld met vrienden af te spreken. Dat helpt even, maar je kan natuurlijk niet 24 op 7 op zoek gaan naar afleiding. Ik weet nu dat die gevoelens komen en gaan, en heb daarmee leren leven.”

“Met sommige kinderen die in crisis bij ons zijn geweest, hebben we nog contact. Dat is fijn. Je weet ook bij het einde van een plaatsing dat, als je het kind nog wil zien, dat vaak nog kan. Dat maakt het iets makkelijker. We beslisten ook pas dat we klaar waren voor een nieuwe crisisplaatsing als iedereen er opnieuw klaar voor was.”

“Crisispleegzorg is intensief. Je moet springen en flexibel zijn, maar we hebben er nooit spijt van gehad.”

“We hebben de kinderen altijd meegenomen in de keuze om nog aan crisispleegzorg te doen. Als één van hen nee had gezegd, waren we sowieso al vroeger gestopt met crisispleegzorg. Eén keertje heeft een van onze kinderen gezegd dat ze een nieuwe crisisplaatsing niet meer zou zien zitten. Het kindje dat bij ons in crisispleegzorg was

gebleven, hing heel fel aan haar en dat afscheid was dan ook bijzonder moeilijk. Uiteindelijk is hij ook een van de twee kindjes die na een paar maanden in perspectiefbiedende pleegzorg bij ons zijn komen wonen.”

Voldoening

“Crisispleegzorg is intensief. Je moet springen en flexibel zijn, maar we hebben er nooit spijt van gehad. Het is mooi dat je ze zo veel hebt kunnen leren. Zeker degene die na de crisisplaatsing nog een tijd bij

“Onze gedeelde passie bracht ons bij elkaar”

Diaz is 17 jaar, verblijft sinds haar tiende in een leefgroep en brengt daarbovenop één keer per maand een weekend door bij haar ondersteunend pleeggezin. Al van kinds af aan vormt ‘afscheid nemen’ een rode draad in haar leven, beginnende met de scheiding van haar ouders, waarna ze voor het eerst in een instelling terecht kwam. Enkele maanden geleden kreeg ze opnieuw slecht nieuws en overleed haar favoriete begeleidster. M. was een belangrijke constante in haar leven en iemand waarmee ze haar passie voor paarden deelde. In de zeven jaar dat ze in de leefgroep verbleef, bouwde ze een hechte band met haar op.

“Ik kwam voor het eerst in een instelling terecht toen ik twee jaar oud was. Mijn ouders zaten toen middenin een moeilijke scheiding en konden de zorg voor mij er niet meer bijnemen. Daarna ging ik weer thuis wonen, maar op mijn tiende werd de situatie opnieuw onhoudbaar.”

Op dat moment belandde ze in een leefgroep waar ze ondertussen zeven jaar verblijft en zich helemaal thuis voelt. “Dat ik hier al zo lang ben, is wel eerder uitzonderlijk. De meeste jongeren blijven hier twee jaar en stromen daarna door naar vervolghulpverlening of werken aan een terugkeer naar huis. Ik heb hier dus al veel volk zien komen en gaan. Vandaag vertrekt er ook weer een jongere. Dat is altijd een moeilijk moment. “

Ondanks het komen en gaan van bewoners en begeleiders, is Diaz er toch in geslaagd om met enkele van hen een diepgaande band op te bouwen, niet in het minste met

begeleidster M. “Toen ik in de leefgroep terecht kwam, was zij één van mijn eerste begeleiders. Op een dag organiseerde ze een uitstap met de leefgroep bij haar thuis om haar paarden te gaan verzorgen en daar is onze klik ontstaan. Ik heb toen ik nog thuis woonde ook altijd paardgereden en die gedeelde passie bracht ons bij elkaar. Daarna zijn er nog verschillende uitstappen gevolgd, en na zoveel jaar voelde ze voor mij aan als familie.”

Een belangrijke herinnering aan M. is er eentje van een aantal jaren terug. “Ik ben ooit weggelopen en kwam haar toen per toeval tegen in het Fort van Duffel, waar ze op haar vrije dag iets was gaan drinken. Gezien je normaal gezien ’s avonds niet buiten mag, wist ze meteen dat er iets fout zat. Ze riep me bij haar en heeft toen, op haar vrije dag, meer dan twee uur met mij gepraat en mij erna teruggebracht naar de leefgroep. Dat zal ik nooit vergeten.”

Wanneer M. ziek werd, kwam dat dan ook heel hard binnen. “De laatste keer dat ik haar zag, was er nog niets aan de hand, maar even later was ze opeens afwezig. Wanneer ik van een begeleider te horen kreeg dat ze ongeneeslijk ziek was, dacht ik eerst dat ze een grapje maakte.”

Dat was het echter niet, en drie maanden geleden verloor M. haar strijd tegen de terminale ziekte. “Ik was aan het wandelen wanneer een begeleider me kwam vertellen dat M. gestorven was en ben toen heel hard beginnen huilen. Ook de dag erna was erg lastig. Ik moest eigenlijk gaan werken in het rusthuis waar ik stage deed, maar zag dat niet zitten. Uiteindelijk mocht ik die na-

ons zijn geweest in de perspectiefzoekende module. Uiteindelijk geeft het zoveel voldoening om kinderen die het het hardste nodig hebben te helpen en rust te bieden.”

middag gewoon op school blijven, waar ik heb uitgehuild bij vrienden.”

Die vrienden spelen ook nu nog een belangrijke rol in haar verwerkingsproces. “Mijn dichtste vrienden hebben ook in een instelling gezeten, waardoor ze mij goed begrijpen. Zowel met hen, als met begeleiders die M. hebben gekend, kan ik goed praten over mijn gemis. Daarbovenop kreeg ik ook psychologische hulp en hulp van de zorgverantwoordelijke.”

Toch is het besef dat ze M. nooit meer zal terugzien er nog niet helemaal. “Soms lijkt het alsof ze nog gaat terugkomen en gewoon op vakantie is. Op andere momenten voelt ze net heel nabij. Bovenop onze gedeelde passie voor paarden, waren we ook beiden grote natuurliefhebbers. Sinds ze er niet meer is, zien we hier regelmatig eekhoorntjes rondlopen. We hebben dan altijd het gevoel dat dat M. is die ons iets komt vertellen. Alsof ze wil zeggen ‘Hé, ik ben er nog!’.”

M. was niet alleen een belangrijk figuur voor Diaz, maar werd in de hele organisatie graag gezien. “Omdat ze zo van natuur hield, is er een ‘herdenkingsboompje’ voor haar ingericht. Daarin hangt haar vogelhuisje en timmerden we de eerste letter van haar naam. Als ik ga wandelen ga ik daar vaak langs.“

* Omwille van privacy is er een schuilnaam gebruikt.

‘Lies’

Hallo, ik ben Lies (45). Ik ben getrouwd met Gert (46) en samen runnen we, naast een eigen zaak, ook nog een gezin met

4 kinderen: Marie (19), Jef (16), Josefien (13) en Lou (9)*.

9 jaar geleden waagden we de sprong als pleeggezin. We begonnen als crisisgezin maar sinds 7 jaar verblijft ons pleegzoontje Lou bij ons. De gezellige chaos en onvermijdelijke drukte in ons gezin zijn een bron van inspiratie voor mijn blog ‘Leef lach Lies’ (www.leeflachlies.com).

Schrijven over verlies. Dat was de opdracht voor deze column. Niet makkelijk, geen inspiratie. Maar zoals zo vaak hielp het lot een handje. Helaas, want kort voor de deadline van deze column moesten we, na bijna tien jaar, afscheid nemen van onze hond. Puppy Lola kwam er een maand voor baby Lou, onverwachts, in ons gezin kwam en uiteindelijk ook bleef. Ze groeiden dus samen op, ondanks de zware allergie die Lou heeft voor honden en katten en alle andere dieren met haar.

Wanneer we op vakantie vertrokken, huilde Lou steevast tranen met tuiten omdat we onze hond moesten thuislaten. “Wie gaat er nu voor Lola zorgen? Ik ga haar zo missen! Wat als er ondertussen iets met haar gebeurt?” We kregen hem gelukkig wel snel getroost, maar het gemis stak enkele dagen later gegarandeerd weer de kop op. Opmerkelijk was dat vroeger het verdriet om Lola meestal overging in het verdriet om zijn mama die hij niet kent, nooit gekend heeft en toch heel erg mist.

De afwezigheid van zijn mama heeft hij, zo lijkt het, de laatste jaren een plaatsje kunnen geven. Toch merken we dat het een gevoelig thema is, wanneer mijn moeder weer voor langere tijd naar het buitenland vertrekt. Lou is dan altijd boos en weigert afscheid van haar te nemen. Hij vindt het absoluut niet kunnen dat mijn eigen moeder mij zomaar achterlaat. Het is schattig hoe hij het voor mij opneemt en met mij in zit, maar de achterliggende reden van zijn gedrag maakt het allemaal een beetje pijnlijk.

Het einde van het schooljaar ging ook dit jaar weer gepaard met de nodige traantjes. Afscheid nemen van zijn klas, de juf, zijn vriendjes, ... het valt hem zwaar. Hij is bang dat ze hem allemaal gaan vergeten en dat het (tijdelijke) verlies van zijn dagelijkse routine iets permanent wordt.

Maar dus, twee weken geleden gebeurde het ondenkbare. Lola ging dood. Al zagen we het aankomen, het bleef onverwacht. Iedereen hier thuis, van klein tot groot, heeft tranen gelaten. Er werd onderling geknuffeld en getroost. Mooi om te zien ook, hoe op momenten van intens verdriet de stevige basis van ons gezin zichtbaar wordt. Hoe ook de kinderen er voor elkaar zijn. Het geeft hoop naar de toekomst toe, want tussen de chaos, de drukte, het gekibbel en gesnauw is het niet altijd duidelijk dat de liefde groot is.

We gaven het verlies een mooi plekje in een hoekje achterin onze tuin. De kinderen timmerden een houten kruis in elkaar en mooie bloemetjes werden geplant en gezaaid. Foto’s van Lola werden bij elkaar gezocht en slingeren nu rond in huis. Het bewijst dat verlies en verdriet best niet weggestopt en genegeerd worden, maar letterlijk en figuurlijk een plaatsje moeten krijgen zodat het niet per se iets negatiefs hoeft te zijn, maar deel kan uitmaken van het leven.

is Rouwen balanceren

Op een vrijdag trok ik naar Gent, voor een gesprek met Uus Knops. Hoe ze het gesprek start, toont wie ze is. “Hopelijk kan ik aan jullie verwachting voldoen, want ik voel me klein en nederig tegenover alle ervaring die jullie hebben met pleegzorg,” zegt ze bij aanvang. Die onzekerheid blijkt helemaal niet nodig, want anderhalf uur later blikken we terug op een interessante uitwisseling waarbij Uus met haar ‘verliesbril’ kijkt naar pleegzorg. En dat doet ze wikkend en wegend, balancerend en nuancerend én met een opvallende mildheid.

Dag Uus. Als ik jou zou moeten voorstellen, dan zou ik zeggen: Uus is veel, … Ze is psychiater en psychotherapeut, ervaringsdeskundige op vlak van verlies en rouw (Uus verloor in 2005 haar broer Casper die om het leven kwam tijdens een rondreis in Venezuela), schrijfster van héél wat boeken over verlies en rouw, veelgevraagd spreker over dat onderwerp én met een voorliefde voor kunst en cultuur, wat voelbaar is in haar werk.

“Dat is inderdaad veel, maar dat is ook wie ik ben en wat ik wil uitdragen. Je identiteit wordt bepaald

door zoveel factoren én door wat je meemaakt. Zo’n heftige ervaring hoeft niet alles te bepalen, maar bepaalt uiteraard wel voor een stuk wie ik ben. Dat rouwstuk vindt zijn weg en je integreert dat in je leven. Het is er altijd, maar soms treedt het op de voorgrond en op andere momenten schuift het meer naar de achtergrond. Daarbij heb ik het vertrouwen dat het rouwstukje niet weg is, dat ik me daar niet schuldig over hoef te voelen, maar dat het vroeg of laat wel weer zijn plaats op de voorgrond zal innemen.

Rouw bepaalt je identiteit voor een stuk, maar dat verandert ook

doorheen de tijd. Onmiddellijk na het overlijden van Casper had ik nooit gedacht dat ik vandaag op die manier met verlies en rouw bezig zou zijn, ook op professioneel vlak. Dat toont ook hoe rouw is. Er zit beweging in. En ik ben natuurlijk niet alleen die rouwende persoon, maar ben ook heel wat andere personen.”

Heb je op de één of andere manier al met pleegzorg te maken gehad?

“Via de school van mijn kinderen ken ik een gezin met een pleegkindje. De pleegmama post regelmatig zaken op sociale media en die roepen bij mij steeds respect

— Tekst: Tinne De Smet —

op. Ondanks het gegeven dat de complexiteit die de pleegzorgrealiteit ongetwijfeld is, niet te vatten is in een simpele post, roept het bij mij vaak een dankbaarheid op dat er zoiets als pleegzorg bestaat. Daarnaast ken ik pleegzorg van op de sociale media. Zo is de campagne met de tekeningen van Eva Mouton me niet ontgaan. Ik vond het op een positieve manier verrassend en ik voelde in de campagne hoe bezield jullie jullie boodschap willen verspreiden.“

Bij verlies en rouw denken we spontaan aan het overlijden van een dierbaar persoon. Toch is het thema veel meer dan dat. Kan je dat even toelichten?

“Samen met Joris Hessels schreef ik het boek ‘Een klein afscheid’ dat veertien ontmoetingen beschrijft over afscheid nemen van mensen die er nog zijn. Bv. over mensen die niet meer in ons leven zijn of om mensen die veranderen als mens, bijvoorbeeld door ziekte. Zo kan het samenleven met een partner die dement aan het worden is, ook een intens rouwproces teweegbrengen.

Maar ook bij een pleegplaatsing komt verlies kijken. Een kind verlaat zijn vertrouwde thuiscontext en kent daarbij heel wat verliezen: het dagelijks samenleven met zijn ouders, broers en zussen, de vertrouwde school, buurt, vrienden, huisdieren, …

Verlies is een breed begrip. Het kan gaan over mensen, maar ook het verlies van gezondheid, je thuisland, een onvervulde kinderwens, … Ik denk wel dat we erover moeten waken dat we niet alle vormen van verdriet rouw gaan noemen. Het is soms een kwalijke evolutie in onze maatschappij dat concepten zoals rouw, trauma, narcisme, … dan plots op alles worden toegepast. Ik denk dat dat komt omdat die termen een soort ernst geven waardoor je aanspraak kan maken op steun van de omgeving. Terwijl we misschien het woordje ‘verdriet’ zouden moeten herwaarderen. Als iemand verdrietig is of het lastig heeft, dan mag je ook steun geven als omgeving. Je hoeft niet pas uit je kot te komen als iemand ‘in rouw’ is.”

Wanneer zou je dan wel spreken van rouw?

“Voor mij zijn er drie elementen

nodig om van rouw te spreken. Er moet sprake zijn van complexiteit, intensiteit en langdurigheid. Dus, als de Rode Duivels verliezen dan is niet heel het land ‘in rouw’. Als je verdriet hebt omdat je verhuist en je bent blij met je nieuwe huis, maar ook verdrietig om wat je achterlaat, laat dat dan gewoon ‘verdriet’ zijn. Je hebt verdriet om wat je achterlaat en dat heeft bestaansrecht. “

Zou je dan in een context van pleegzorg spreken over rouw?

“Ik sluit zeker niet uit dat er in een pleegzorgcontext sprake kan zijn van een rouwproces bij een pleegkind. Het gaat toch over een complex gegeven waarin je niet alleen maar verdrietig bent, maar misschien ook boos, of misschien op een manier ook wat opgelucht, of je je schuldig voelt als kind.

Die intensiteit heeft dan weer te maken met het feit dat het hier je gezin van oorsprong betreft dat toch meestal verbonden is met je basisgevoel van veiligheid in het leven.

En over die langdurigheid: Het is niet omdat je een fijn pleeggezin

We focussen nu op het pleegkind, maar ook bij ouders is er vaak sprake van een rouwproces. Net datgene wat ze liefst willen, zorgen voor hun kind(eren), lukt niet en wordt hen uit handen genomen of ze moeten er noodgedwongen hulp voor inschakelen.

“Zeker! En ik denk dat de blik van de ander, het oordeel van de buitenwereld, voor heel wat schaamte kan zorgen die hun eigen verdriet als ouder in de weg kan staan. Als je omgeving zegt dat het allemaal jouw schuld is, maakt dat het nog complexer.

Daarnaast denk ik dat de kwetsbaarheid die veel ouders met een kind in pleegzorg met zich meedragen er vaak voor zorgt dat zij voor zichzelf ook niet de veilige persoon zijn om met hun emoties om te gaan. Daar komen ongetwijfeld vaak negatieve copingstrategieën bij kijken.”

Wordt een ingrijpende ervaring zoals een uithuisplaatsing niet minder erkend door de buitenwereld als een verlieservaring?

Mensen zien dat vaak niet als rouw waardoor het misschien voor de rouwende eerder een ‘eenzaam verdriet’ is om dragen. “Ja. Bij de dood is het natuurlijk duidelijker dat er geen verandering of oplossing meer mogelijk is. In onze maatschappij, waarin we snel in

oplossingen denken, slaat het ons vaak met verstomming als er geen oplossing is. Als iemand bijvoorbeeld een burn-out heeft, dan gaan omstaanders toch vaak denken en spreken in concrete tips. ‘Je kunt naar een coach gaan, of je moet gaan wandelen, …’. Bij de dood kun je dat niet.

Ik denk dat mensen bij een uithuisplaatsing ook gevoed worden door de oplossing. Door vooral te

focussen op de herstelkant (het kind heeft een pleeggezin), ga je misschien voorbij aan de verlieskant. Wat heeft het kind allemaal moeten achterlaten? En dan is erkenning voor dat verdriet het allerbelangrijkste. Zonder daarvoor per se een oplossing te willen aandragen.”

Er zijn heel wat rouwmodellen die een aantal universele zaken over verlies en rouw trachten te vatten. Welk model sluit voor jou het dichtst aan bij je eigen ervaring?

“Ik draag zelf graag het Duale procesmodel (Stroebe en Schut, 1998) van omgaan met verlies uit, omdat ik vind dat je daar veel kan aan ophangen. Het model werkt met de metafoor van een bootje op de rivier van het leven. Rouwen is varen tussen twee oevers: de verliesoever en de hersteloever. En je hebt aan die twee oevers aandacht te geven. Enerzijds stilstaan bij het verdriet (de verliesoever) en anderzijds verder gaan met je leven (de hersteloever). Het unieke stuk zit hem in hoe jouw bootje eruit ziet, wie er op die oevers staat, wat er daar gebeurt, hoe jij heen en weer vaart tussen die twee oevers, hoe lang je aanmeert, …

Uiteraard blijft het een metafoor en dus een vereenvoudiging van de realiteit, maar het beeld is wel helpend. In een rivier zit ook weer die beweging. We laten dingen achter ons en we gaan vooruit.”

Hoe kan je je pleegkind het best bijstaan in het rouwproces? Hoe kan je het troosten?

“Op beide oevers kan je het pleegkind bijstaan. Het stilstaan bij verdriet, zonder dat te willen oplossen, is voor veel mensen een uitdaging. Ik gebruik hiervoor vaak het beeld van ‘het bankje van het leven’. Ga als pleegzorger gewoon naast het kind zitten op het bankje, luister en geef het gemis de ruimte. Dan zit je samen met je kind op de verliesoever. Maar ook op de hersteloever kun je troost bieden. Dan doe je samen leuke dingen en breng je weer zuurstof in het leven, wat nodig is om verder te gaan.

Ik denk niet dat we moeten ambieren dat iedereen in gesprek naar die diepte gaat. Maar het is wel belangrijk dat een rouwende toch een handvol mensen heeft die op die verliesoever zitten en even het

verdriet ruimte kunnen geven en mee kunnen dragen.

Dat lijkt me ook zo voor pleegkinderen. Ze willen niet continu bestookt worden met vragen over hun verlies en verdriet, maar het is wel fijn te weten dat er plekken en mensen zijn waar je wel gezien en gehoord wordt, waar je weet dat het verliesstuk bestaansrecht krijgt.”

Daarnaast lijkt het me belangrijk om te beseffen dat troost net als rouw iets heel uniek en persoonlijk is. Vaak moet de rouwende zelf ook ontdekken wat voor hem troostend is. Het is dus logisch dat je niet weet hoe je iemand moet troosten. Dat niet-weten toelaten en daarin mild zijn voor jezelf, vind ik belangrijk. Het toelaten van die zoektocht vanuit de intentie te troosten, daar zit al heel veel troost in!

En dan die erkenning. Als je tegen iemand zegt: “Amai, dat is zwaar.”, dan voelt die zich erkend en dan voelt het eigenlijk al lichter. Dat is al heel veel! Ik ga niet zeggen dat troost als doel moet hebben dat iemand zich lichter voelt, maar vaak heeft het wel dat effect. Je bent dus niet per se de beste trooster als je iemand in dat bootje krijgt en naar de hersteloever duwt. Bereid zijn om op de verliesoever te zitten zonder dat je het probleem oplost, is ook troost!”

Rouwen kinderen op dezelfde manier als volwassenen? Zo nee, waar liggen dan de verschillen? “Neen, kinderen rouwen niet op dezelfde manier. Maar eerder dan te focussen op de verschillen, zeg ik liever dat kinderen even verschillend rouwen als alle volwassenen verschillend rouwen. Dat unieke moet je als pleegzorger of ouder ontdekken bij je kind: Hoe gaat het met hen? Wat zijn hun uitingen van verdriet? Wat hebben zij nodig? Daarover praten lijkt me belangrijk.”

Wat met kinderen die eerder vermijdend zijn? Sommige pleegzorgers geven aan dat ze zien bij hun pleegkind dat er veel leeft en dat ze het ook merken in hun gedrag, maar dat spreken niet lukt.

“Dan zijn er meer creatieve manieren. Bijvoorbeeld via tekenen of schilderen. Als pleegzorger probeer je een soort vertaler te zijn. Doordat jij er woorden aan geeft,

introduceer jij taal die voor het kind helpend kan zijn om zichzelf te begrijpen. Maar ook in het non-verbale ligt veel kracht. Als je kind heel heftig reageert, dan moet je het niet bestoken met ‘Wat gebeurt er? Vertel eens? Wat voel je?’. Woorden zijn niet altijd de oplossing. Samen wandelen of fietsen kan heel helpend zijn en dan kan je daarna misschien even luisteren naar wat er scheelt.

In het beste geval is er ook groei mogelijk na een ingrijpende verlieservaring. Zo zie je vaak dat mensen na een intens verlies dingen veranderen in hun leven. Ze maken keuzes in sociale contacten, kiezen voor een andere studie of job, …

“Klopt! Het rouwproces kan uitmonden in een tijd van zachte berusting waarin het verlies ook

een zeker schoonheid krijgt en tot mooie dingen leidt. Al wil ik er wel over waken dat het niet de norm wordt. Je hoeft niet per se te groeien. En de grootsheid kan ook in heel kleine, alledaagse dingen zitten. Elke dag opnieuw opstaan en doen wat je doet, is ook al heel wat.”

Tot slot. Heb jij nog een boodschap voor onze pleegzorgers?

“Goh, dan kom ik terug bij de start van het gesprek. Veel erkenning en dankbaarheid. Hoe pleegzorgers dag in dag uit in heel concrete daden van betekenis stellen voor anderen, daar heb ik het diepste respect voor. Ik wens hen toe dat ze in verbinding met anderen hun veerkracht wat kunnen onderhouden om deze mooie, maar vaak ook complexe opdracht vol te houden.

Atypisch

Ik ben geen atypische moeder

Ik ben die moeder die het niet kan

Hoe integreer ik het moederschap

In de rest van mijn zijn?

Ik ben die moeder die niet weet hoe het moet

...mijn eigen kind opvoeden

De moeder die zich afvraagt: hoe doe ik dat goed?

De moeder die oververmoeid een maaltijd

In elkaar probeert te slaan

De moeder die zich er eigenlijk

Helemaal alleen voor voelt staan

De moeder die naar haar kind kijkt en denkt:

Kon ik je maar meer geven...

Meer dan ik heb

Ik ben geen atypische moeder

Ik ben die moeder die heeft gefaald

Ik ben die moeder die haar kind is kwijtgespeeld

En daardoor zichzelf ging haten

Ik ben die moeder die onhandelbaar werd

Kwaad, woest....

Als een wild dier

Gevaarlijk

Want nu heb jij wat van mij is

Mijn kind

Ik ben geen atypische moeder

Ik ben een moeder met een gebroken hart

Ik ben een moeder

Ik ben haar moeder

Ik ben haar voorbeeld

Of ik wil of niet

Of zij wil of niet

Of zij mij ziet of niet

Ik ben een vechter

Ik vecht voor haar

Met mijn demonen

Zodat het hier stopt

Voor haar

Zal ik mezelf helen

En mezelf leren

Moeder zijn

Voor haar

Heel ik mijn pijn

En geloof ik weer

In het moeder zijn

Ik ben geen atypische moeder

Ik ben die moeder die het kan

Het moederschap combineren

Met de rest van mijn taken

Ik ben die moeder die weet hoe het moet

Hoe ik er voor mijn kind kan zijn

Ik ben die moeder tussen alle andere moeders

Die haar moederinstinct heeft gevonden

En haar eigen stem nu hoort

Te midden van alle andere stemmen

Ik ben die moeder

Die niet valt te stemmen

Ik ben geen atypische moeder

Ik ben een moeder

Zoals jij

“Het geeft ons enorm veel rust en vertrouwen om te weten dat S. in zulke goede handen is!”

Voor deze editie van de pleegzorgpluim zakken we af naar het mooie Berlare, waar Nicole en Serge al een aantal jaar de zorg opnemen voor de tienjarige S. Om het in de woorden van hun pleegzorgbegeleidster te stellen: “Als er nu één gezin is dat een pluim verdient en waarin er veel aandacht is voor de gedeelde wereld met de ouders, dan zijn het wel Nicole en Serge!”. Dat ze erin slagen om samen met de vader van S. een mooi gedeeld verhaal te schrijven, blijkt zodra ik contact opneem met papa Daniel. Hij is duidelijk geëmotioneerd en schiet meteen in actie om een onvergetelijke verrassing ineen te boksen.

In samenwerking met pleegvader Serge worden er familieleden en vrienden opgetrommeld en we spreken op een zonnige woensdagmiddag af bij de buren om in groep Nicole te gaan verrassen. We worden hartelijk ontvangen en hoewel Nicole al wist dat er iets te gebeuren stond, is ze duidelijk aangegrepen en pinkt ze toch een traantje weg. “Verrassing of niet, zoiets komt altijd binnen!”

Er worden hapjes, broodjes, bubbels en zelfgebakken koekjes uitgestald op tafel. Wanneer ook pleegkind S., na schooltijd aansluit bij het feest, is het gezelschap compleet. Hij bedankt zijn ‘Nini’ en ‘Chouchou’, want zo noemt hij Nicole en Serge, met een grote bos bloemen en toont dan fier de gepersonaliseerde glazen die hij met moeder- en vaderdag voor hen heeft gemaakt. Daarna neemt papa Daniel het woord.

“Lieve Serge en Nicole, Ik wil graag mijn diepe dankbaarheid uitdrukken voor de geweldige zorg en structuur die jullie S. bieden. Jullie inzet en toewijding betekenen de wereld voor ons en het geeft ons enorm veel rust en vertrouwen te weten dat S. in zulke goede handen is. Een pluim, letterlijk en figuurlijk, dát verdienen jullie. Bedankt voor alles!”

“Als er nu één gezin is waarin er veel aandacht is voor de gedeelde wereld met de ouders, dan zijn het wel Nicole en Serge!”.

Ken jij iemand die een pleegzorgpluim verdient? Stuur een mailtje naar lotte.depuysseleyr@pleegzorgvlaanderen.be

— Tekst: Lotte De Puysseleyr —

“Als jeugdrechter neem ik beslissingen in het leven van jongeren op het moment dat ze het moeilijk hebben. Beslissingen waarvan ik hoop dat ze het leven van de jongere weer wat beter maken.” Na elf jaar is jeugdrechter Claes zich nog iedere dag bewust van de impact die haar beslissingen hebben op het leven van kinderen, jongeren en ouders. En dus neemt ze die weloverwogen, maar een moeilijke boodschap kun je niet met een roze strik verpakken om ze gemakkelijker te maken.

— Tekst: Bernadette Verdonck —

“De jeugdrechtbank is de rechtbank

van

Wat ziet u als de kerntaak van een jeugdrechter?

Claes: “De belangrijkste taak die ik als jeugdrechter heb, is beslissingen nemen in het traject van jongeren die in een verontrustende thuissituatie zitten. De problemen kunnen bij de ouders liggen, maar ook bij de jongere zelf of in een combinatie van de twee. Daarnaast moet ik ook beslissingen nemen, wanneer jongeren jeugddelicten gepleegd hebben. Wanneer een jongere onder toezicht van de jeugdrechtbank komt, wil dat zeggen dat er bezorgdheden zijn die we moeten aanpakken. Vaak is er al vrijwillige hulpverlening betrokken geweest, maar raakten de problemen in vrijwilligheid onvoldoende opgelost. Ik vind het belangrijk om van bij de start iedereen mee te krijgen en samen te werken. Het doel van ons traject is namelijk voor iedereen hetzelfde, zowel voor de ouders en

de emotie”

de jongere als voor de jeugdrechtbank: het leven van die jongere beter maken. In dat opzicht staan alle neuzen theoretisch gezien in dezelfde richting, maar in de praktijk is dat jammer genoeg niet altijd zo. We denken vaak niet hetzelfde over hoe we de doelstelling ‘het moet goedkomen met die jongere’ gaan bereiken. Dan is het aan mij om te trachten alle partijen te overtuigen om in een bepaalde richting mee te gaan. Mensen meekrijgen en luisteren, maar ook beslissingen nemen als het nodig is, dat is een beetje de samenvatting van wat een jeugdrechter doet.”

Ik kan me inbeelden dat ouders vaak een ander idee hebben over wat goed is voor hun kind. Claes: “Klopt. Als een kind uit huis geplaatst wordt, dan is het heel moeilijk om ouders ervan te overtuigen dat dat het beste is voor

hun kind en krijg je vaak te maken met weerstand en emoties. Ik zeg wel eens dat de jeugdrechtbank de rechtbank van de emotie is. We zien ontgoocheling, frustratie, veel verdriet, onbegrip, boosheid. Mijn leidraad is het belang van de minderjarige. Ik moet beslissen wat het beste voor de jongere is, niet wat hij of zij het leukste vindt of wat de ouders willen.”

Hoe moeilijk is het om het verdriet te zien bij ouders of de minderjarige en toch bij uw beslissing te blijven?

Claes: “Dat is niet makkelijk. Ik vind het belangrijk om te blijven beseffen dat ik beslissingen neem die het leven van mensen heel erg beïnvloeden en dat mag, zal en kan nooit routinematig worden. Ik probeer mijn beslissing op een menselijke maar ook duidelijke en gemotiveerde manier over te brengen. Vaak hebben ouders al veel kansen gekregen om bepaalde dingen aan te pakken. Als het ondanks alle ambulante hulpverlening toch té moeilijk blijft lopen, is het aan mij om een knoop door te hakken. Ik lig daar soms wel wakker van. Niet alleen vooraf maar ook achteraf. In vele gevallen is het duidelijk welke keuze ik moet maken. Wanneer de veiligheid (emotioneel of fysiek) of de ontwikkeling van een kind in

gevaar is, dan is het niet zo moeilijk. Maar soms is het niet zo zwart-wit. Soms zijn er wel veel knipperlichten rond onveiligheid en zorgen over ontwikkelingskansen, maar is er onduidelijkheid over wat er juist in een gezin speelt, omdat er bijvoorbeeld geen medewerking of openheid is van ouders. Dan zijn het soms wél moeilijke beslissingen en lig ik er achteraf wel eens van wakker. Dus ja, ‘de rechtbank van de emoties’ dat geldt soms ook voor de rechter. Ten aanzien van jongeren of kinderen zelf is dat nog moeilijker, omdat zij dikwijls het slachtoffer zijn van dingen die thuis mislopen en waar ze zelf geen aandeel in hebben. Het gebeurt regelmatig dat een kind niet thuis kan blijven wonen, niet omdat hij of zij dingen doet die niet oké zijn, maar omdat ouders ernstige problemen hebben of omdat hun draagkracht onder druk staat. Hoewel het kind in zo’n geval niets kan verweten worden, moet dat kind dan wel de boodschap krijgen dat het niet thuis kan blijven wonen en dat is heel moeilijk uit te leggen.”

Krijgt u, ondanks alles, soms van jongeren te horen dat ze u dankbaar zijn voor de beslissingen die u genomen hebt?

Claes: “Gelukkig zijn er heel af en toe wel zo’n lichtpuntjes. Zelfs van jongeren waar ik dat het minste van verwachtte, waarmee ik een best pittig parcours heb afgelegd. Er was eens een meisje dat, een paar jaar na haar meerderjarigheid, bij mij langskwam om te vertellen dat ze nu begreep waarom ik destijds bepaalde ingrijpende beslissingen had genomen. Ze kon aangeven dat het haar leven de juiste wending had gegeven, terwijl ze in mijn kabinet vaak heel boos geweest was en ze toen ook best wel wat scheldwoorden naar mijn hoofd heeft geslingerd. Zo’n moment doet deugd, want ik neem die harde beslissingen niet voor mijn plezier. Ik neem ze omdat ik echt denk dat dat op dat moment de beste keuze is. Ik krijg soms ook wel eens een kaartje of zelfs een geboortekaartje van het kindje van een jongere die onder mijn toezicht gestaan heeft. Aan zo’n zaken trek ik mij wel op.”

Het toont aan dat u een verschil in het leven van een jongere kunt maken.

Claes: “Je kan als jeugdrechter niet de pretentie hebben om te denken

dat je alle problemen van jongeren kan oplossen. Maar als ik, samen met de sociale dienst en de hulpverlening een klein steentje kan verleggen en we het een klein beetje beter kunnen maken voor een jongere, dan is dat ook iets positief. We moeten ook niet de illusie hebben dat we perfecte gezinnen kunnen creëren. Perfectie bestaat niet, niet binnen en niet buiten de jeugdrechtbank, en de lat mag ook niet te hoog liggen. Ik vind ook niet dat ik wat voor mij werkt, per se moet opdringen aan andere mensen. Anders hoeft niet altijd slechter te zijn. Wanneer er voldoende veiligheid, ontwikkelingskansen en liefde is, dan moeten we kunnen zeggen ‘het is goed genoeg’”.

Hebt u ook al spijt gehad van beslissingen?

Claes: “Ja, dat gebeurt. Meestal is dat gelukkig wel omwille van omstandigheden buiten mijn wil. Een plan dat is opgesteld met de beste bedoelingen en in het belang van een jongere, blijkt soms toch niet te verlopen zoals gehoopt. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat de hulpverlening toch niet het gewenste effect heeft, of omdat bepaalde partijen onvoldoende meewerken. Het is geen exacte wetenschap. Heel uitzonderlijk is het al gebeurd dat ik beslist heb om een kind naar huis te laten terugkeren, omdat de thuissituatie dat terug toeliet, waarna het daar dan toch opnieuw is misgelopen. Een kind voor een tweede keer moeten plaatsen, is echt vreselijk. Daar slaap je echt niet goed van.”

U hebt veel impact op het leven en de toekomst van jongeren. Soms komt het goed met hen maar soms ook niet. Hoe gaat u om met de teleurstelling wanneer het niet uitdraait zoals u hoopte?

Claes: “Ook al ben ik degene die aan de rationele kant van de zaak staat, toch is het ook voor mij een ontgoocheling als er verlieservaringen zijn. Bijvoorbeeld als een jongere feiten pleegt en de ouders doen er alles aan om hem toch weer op het goede pad te krijgen, maar ze moeten vaststellen hoe hun kind door hun vingers glipt en in foute milieus blijft terechtkomen. Dat doet ook met mij iets. Gelukkig wegen de succesverhalen, hoe klein ze soms ook zijn, zwaarder door dan de mislukkingen. Ik probeer niet te veel stil te staan bij dingen

die ik niet in de hand heb. Die kan ik toch niet veranderen. Daarom probeer ik mijn voldoening te halen uit de dingen die ik wél in de hand heb en te roeien met de riemen die ik heb. Als ik ongelukkig zou worden van de dingen die er niet zijn of die moeilijk lopen, dan had ik het al lang opgegeven.”

Houden de lange wachtlijsten in de hulpverlening u soms tegen om bepaalde beslissingen te nemen?

Claes: “Ab-so-luut. Ik ben nu elf jaar jeugdrechter en ik heb het gevoel dat de wachtlijsten in de hulpverlening nog nooit zo lang zijn geweest. Dat is volgens mij deels een gevolg van tekorten aan middelen, maar deels ook door personeelstekorten én door de toenemende complexiteit van dossiers. Het gaat daarbij trouwens niet alleen om wachtlijsten voor residentiële opvangmogelijkheden voor kinderen maar ook voor andere vormen van hulpverlening. De meeste wachtlijsten zijn echt veel te lang. Het maakt ons werk soms onwerkbaar. Als een jongere een bepaalde vorm van hulpverlening nodig heeft, zijnde plan A, en we moeten dan vaststellen dat de wachtlijst voor plan A een jaar of zelfs langer is, dan probeer je een plan B uit te werken, ook al weet je dat dat niet de ideale hulp is voor die jongere. Maar nu moeten we soms gaan voor een plan C, D of E, als we überhaupt tot een concreet plan komen. Dat is heel frustrerend, uiteraard in de eerste plaats voor de jongeren en hun context, maar ook voor de jeugdrechter.”

Hoe hoopt u dat de hulpverlening er binnen tien jaar uitziet?

Claes: “Als ik een toverstafje had, dan toverde ik alle wachtlijsten weg, maar dat is een utopie. Als de wachtlijsten al behapbaar zouden worden, dan zouden we al een hele stap verder zijn. We moeten mensen een concreet perspectief kunnen geven. Mensen de boodschap geven dat hun kind is aangemeld voor hulpverlening. Dat er een wachtlijst is van één à twee jaar, is echt niet oké. De kans dat je in tussentijd veel meer crisissen en incidenten moet verwerken, wordt daardoor ook veel groter. Iedereen kan wel een tijdje op de toppen van zijn tenen lopen, maar dat lukt geen maanden, laat staan jaren.”

Ik zie, ik zie, … wie ik wil zien!

Recht op contact voor (pleeg)kinderen

Een dagje naar zee met oma en opa, naar de film met klasgenootjes, telefoon- en videogesprekken met familie en vrienden, … Het is fijn om dingen te doen en contact te houden met de mensen die belangrijk zijn voor ons. Voor een kind is het evenwel niet altijd vanzelfsprekend om persoonlijk contact te hebben met de mensen die dicht bij hen (willen) staan. In principe bepalen ouders, op grond van hun ouderlijk gezag, met wie hun kind omgaat. Maar wat als een kind niet meer bij zijn ouders woont? Wie beslist dan? En hebben kinderen zelf ook iets te zeggen over hun contacten?

Elodie Decorte, SAM, steunpunt Mens en Samenleving —

Wie heeft er allemaal recht op contact met een kind?

Het oud Burgerlijk Wetboek (oud BW) onderscheidt vijf categorieën van personen die recht hebben om op geregelde tijdstippen persoonlijk contact te hebben met een kind. Het gaat over ouders (art. 374 en 387undecies), grootouders (art. 375bis), broers en zussen (art. 375bis en 387septiesdecies), ex-pleegzorgers (art. 387quaterdecies) en andere personen die een bijzondere band met het kind kunnen aantonen (art. 375bis). Het oud BW beschouwt het persoonlijk contact niet als een recht van het kind (behalve tussen broers en zussen), maar wel als een recht van de volwassene. Het recht geldt ook enkel ten aanzien van minderjarige kinderen. Een meerderjarige kan dus nooit verplicht worden tot contact, ook niet met zijn ouders. De wet bepaalt ten slotte niet hoe dat contact er moet uitzien. Het kan dus gaan over alle soorten contact: per e-mail, per telefoon, per brief, in persoon, …

Wanneer minderjarige kinderen opgroeien bij hun ouders, samen met hun broers en zussen en in nauw contact met hun ruimere familieen vriendenkring, wordt het recht op contact automatisch vervuld door het dagelijkse (samen)leven. Het is maar in situaties van scheiding, conflict of uithuisplaatsing, dat het recht op contact uit het oud BW op de voorgrond komt.

Hoe krijgt het recht op contact vorm bij verblijf in een pleeggezin?

Stap 1: afsprakennota

Bij de start maken ouders, pleegzorgers en pleegzorgdiensten een aantal praktische afspraken, die ze vastleggen in een afsprakennota. Een belangrijk topic om zeker op te nemen in de afsprakennota bij langdurige pleegzorg, zijn afspraken over contacten van het kind met de ouders (art. 387sexies oud BW en art. 28 Besluit houdende organisatie van pleegzorg). Het gaat dan in het bijzonder over de frequentie, de duurtijd en de plaats van het contact. Zo kan het contact doorgaan bij de ouders zelf, bij de pleegzorgers thuis, op een neutrale locatie (bv. een speeltuin) of onder begeleiding in een bezoekruimte (bv. bij de dienst voor pleegzorg of bij het CAW). Dankzij duidelijke afspraken, weet iedereen wat er verwacht wordt. Ook contacten met anderen, zoals de grootouders of broers en zussen, kunnen een plaatsje krijgen in de afsprakennota. De rechtbank kan de inhoud van de afsprakennota officieel goedkeuren (‘homologeren’). Dat heeft als gevolg dat pleegzorgers en ouders de gemaakte afspraken nadien niet zomaar kunnen negeren. Ook andere mensen moeten de overeenkomst respecteren.

Stap 2: rechtbank

Als het niet lukt om onder begeleiding van de dienst voor pleegzorg tot een overeenkomst te komen

tussen de ouders en de pleegzor gers over de contactregeling, of ze gaan niet meer akkoord met eerder gemaakte afspraken, kunnen ze naar de rechtbank stappen. Bij een vrijwillige pleegzorgplaatsing is dat de familierechtbank en bij een gedwongen pleegzorgplaatsing is dat de jeugdrechtbank. De rechter beslist over een contactregeling, waar de betrokkenen zich aan moe ten houden. Alleen om bijzonder ernstige redenen zal de rechter het contact met de ouders weigeren.

Ook grootouders of andere personen die contact willen met het kind, maar waar de ouders of pleegzorgers dat weigeren of belemmeren, zullen zich tot de rechter moeten wenden. De rechter beslist in het belang van het kind. Als de rechter een contact toestaat, bv. één zaterdag om de twee weken met de grootouders, dan moeten de ouders en pleegzorgers dat respecteren. Een pleegzorger is evenwel niet verplicht om bepaalde personen in eigen huis te ontvangen. Dat vloeit voort uit de onschendbaarheid van de woning (art. 439 Strafwetboek) en het recht op privéleven. Het contact zal dan verlopen via de pleegzorgdienst of buitenshuis.

Waar is de stem van het kind?

Het is belangrijk om het kind zoveel mogelijk te betrekken bij de opmaak van de afsprakennota en de contactregeling, natuurlijk rekening houdend met de leeftijd en

ouders en/of broers en zussen. Je moet meewerken aan het behoud van de band met de broers en zussen en herstel of minimale instandhouding van de relatie met de ouders. Wanneer er echter een contactregeling is vastgelegd, en het kind verzet zich daartegen, dan moet dat signaal ernstig worden genomen en onderzocht. Het kan een aanleiding zijn om de contactregeling te herzien. De dienst voor pleegzorg kan daarin bemiddelen, en als dat niet lukt, is er nog de stap naar de rechter. Als er evenwel een gegronde vrees is voor de veiligheid van het kind (bv. mishandeling), dan kan je als pleegzorger het contact tijdelijk zelf opschorten en klacht neerleggen bij de procureur des Konings.

Situatie 2: het kind wil zelf keuzes maken

Enerzijds is er het ouderlijk gezag van de ouders en de bevoegdheden van de pleegzorgers, anderzijds hebben pleegkinderen ook eigen

met personen naar keuze. Dat vloeit onder meer voort uit het Kinderrechtenverdrag (contact en behoud familierelaties in art. 7, 8, 9 en 16 IVRK), het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (privé- en familieleven in art. 8 EVRM) en het Decreet Rechtspositie Minderjarige (recht op contact en bezoek in art. 14, 14/1 en 14/2 DRM).

Het is zoeken naar een balans tussen de toezichtsopdracht van de ouders, de dagelijkse bevoegdheden van de pleegzorgers en het zelfbeschikkingsrecht van het pleegkind. Het is daarbij belangrijk om het ouderlijk gezag in hoofde van de ouders en pleegzorgers te zien als een doelgebonden bevoegdheid: evolutief en uitoefenen in het belang van het kind. Naarmate het kind meer zelf beslissingen kan nemen, wijzigt de functie van het ouderlijk gezag naar minder bescherming en meer begeleiding. Het kind kan zijn rechten meer en meer zelf uitoefenen, rekening hou-

een contactverbod te vragen bij de rechter.

Bronnen: - Oud Burgerlijk wetboek: www.ejustice.just.fgov. be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=1804032130

- Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp: https:// codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1013455.html

- Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van pleegzorg: https://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1023560. html

- www.pleegzorg.be/files/Documenten/ Kenniscentrum/Nieuwsbrief-Bezoekregelingen-sept-23.pdf

- J. Potemans. Omgangsrecht en recht om niet gescheiden te worden van broer en zus. Te raadplegen via www.jeugdrecht.be/search/artikel/ omgangsrecht-en-recht-om-niet-gescheidente-worden-van-broer-en-zus

- S. Van Rumst. Dwangmaatregelen bij omgangsrecht. Te raadplegen via www.jeugdrecht.be/ search/artikel/dwangmaatregelen-bij-omgangsrecht

- S. Van Rumst. Ouderlijk gezag en omgangsrecht. Te raadplegen via www.jeugdrecht.be/search/ artikel/ouderlijk-gezag-en-omgangsrecht

Vormingsaanbod najaar 2024

Grootouders in pleegzorg - GRIP

Een kleinkind opvoeden; is het een bewuste keuze of iets wat je overkomt? Je had je wellicht voorgesteld om als grootouder je kleinkind vooral te verwennen, maar soms kom je in een opvoedende rol terecht. Omdat we weten dat dat heel wat vragen en uitdagingen teweegbrengt, bieden we vormingen aan via de ‘Pleeggrootoudergroep’: GRIP (Grootouders in Pleegzorg).

We nodigen pleeggrootouders uit op ons infomoment over GRIP. Tijdens dit gezellig samenzijn met andere pleeggrootouders, bespreken we onze werking en de thema’s die aan bod zullen komen tijdens de acht vormingssessies

Wanneer en waar gaat het infomoment door?

• Donderdag 12/09 om 10u in Aalst

• Dinsdag 24/9 om 10u in Lokeren

• Donderdag 21/11 om 10u in Merelbeke

• Donderdag 5/12 om 10u in Dendermonde (Appels)

Waarom GRIP volgen?

Dat leggen deze pleeggrootouders met veel enthousiasme zelf uit.

Meer info en inschrijven: www.pleegzorg.be/activiteiten/infomoment-grip of

Sherborne bewegingspedagogiek

De eerste relaties in je leven ga je als kind vooral met je lijf aan. Bij vele van onze pleegkinderen liep het daar reeds mis. Zij werden niet genoeg gekoesterd, gedragen, geknuffeld, met zorg verzorgd. Al bewegend proberen we de bouwstenen die jullie pleegkinderen in hun “voor-taalse” ontwikkeling misten, terug te herstellen. We gaan zelfstandig bewegen, bewegen in de ruimte, snel en traag, samen met en tegen elkaar, … We werken in kleine groepjes van maximaal drie pleeggezinnen: pleegzorger(s), pleegkinderen en eigen kinderen. Er zijn zes groepssessies van een uur, een huisbezoek en één individuele sessie van een half uur.

Voor de sessies in het najaar kan niet meer ingeschreven worden. Interesse om in de toekomst deel te nemen? Stuur een mailtje naar sherborne@pleegzorgoostvlaanderen.be

Dit najaar organiseert Pleegzorg Oost-Vlaanderen opnieuw verschillende vormingen voor pleeggezinnen.

Vorming ‘Family Minds’

Deze vorming wil pleegzorgers informeren rond een aantal belangrijke onderwerpen binnen pleegzorg zoals hechting, trauma, moeilijk gedrag en samenwerken met ouders. Daarnaast heeft het als doel de reflectieve vaardigheden van de pleegzorgers te verhogen, opvoedingsstress te verminderen en break down te voorkomen

Uitgangspunten van de vormingsreeks zijn de contextuele therapie van Nagy en de hechtingstheorie van Bowlby, in combinatie met een sterke focus op mentaliseren. Door het innerlijke van de ander in gedachten te hebben bij je handelen, zet je in op gezonde relaties en dus ook op gehechtheid en loyaliteit. Vanuit die gedachtegang zal je als zorgfiguur ongewenst gedrag leren begrijpen vanuit de gevoelens en gedachten van het kind.

Pleegzorgers voelen zich na het doorlopen van de training meer verbonden met en afgestemd op het kind. Er doet zich minder ongewenst gedrag voor en er ontstaat een betere relatie.

Door het stilstaan bij de eigen mentale toestand en triggers, slagen pleegzorgers er beter in zichzelf te reguleren en van daaruit ook de anderen.

Wanneer en waar gaan de vormingen door?

- Maandag 9/09, 16/09, 23/09, 7/10 van 19u30 tot 22u in Aalst (dienst Pleegzorg, Parklaan 33)

- Woensdag 18/09, 25/09, 2/10, 16/10 van 9u30 tot 12u in Gent (dienst Pleegzorg, Stapelplein 28)

- Vrijdag 8/11, 15/11, 29/11, 6/12 van 9u30 tot 12u in Grembergen (dienst Pleegzorg, Grootzand 113B)

Inschrijven of vragen? Stuur een mailtje naar vorming@pleegzorgoostvlaanderen.be of contacteer je begeleider.

Traumasensitief opvoeden

Met de groepstraining ‘traumasensitief opvoeden’ willen we pleegzorgers handvatten aanreiken in de opvoeding van pleegkinderen die trauma ervaren/ opgelopen hebben. Samen met hen kijken we door een ‘traumabril’ om het gedrag van hun pleegkind(eren) beter te begrijpen en ermee om te gaan.

De sessies in het najaar zijn volzet, heb je interesse om volgend jaar deel te nemen? Neem contact op met tso@pleegzorgoostvlaanderen.be

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.