
8 minute read
De monumentale bierkelders onder sportschool Heijenoord
Veel wijkgenoten sporten regelmatig bij Healthclub Heijenoord aan de Amsterdamseweg.
Sommigen doen dat in de gemetselde gewelven diep onder de sportschool. Het zijn de restanten van de eens roemruchte Arnhemse Stoombierbrouwerij De Kroon. We dalen af in de geschiedenis ervan.
Advertisement
Elke vrijdagochtend werk ik met een aantal wijkgenoten een cardio-fitness-groepstraining af in Healthclub Heijenoord. Dat doen we niet in de gebruikelijke sportzalen maar in de ondergrondse gewelven. Op andere dagen doen individuen of groepen er aan crosscamp of ‘bokszakken’. De gewelven zijn ingericht voor ‘functional gym’ (functionele bewegingen met losse materialen).
Om er te komen moet je via een soort sluip-door-kruip-door-route afdalen in de krochten van de sportschool. Je komt dan terecht in een hele andere ambiance van grote, onverwarmde gewelfde ruimtes met een industriële uitstraling. Het zijn de bier- en ijskelders van de vroegere Stoombierbrouwerij De Kroon. Ze staan op de gemeentelijke monumentenlijst.
Geen bierlucht meer
Er hangt al lang geen bierlucht meer en veel sporters hebben er waarschijnlijk geen of nauwelijks weet van, maar hier in de gemetselde gewelven lag ooit bier te rijpen in grote vaten. Het zijn tongewelven, veel toegepast in de romaanse bouwkunst. De dwarsdoorsnede vormt een halve cirkel, het gewelf heeft de vorm van een halve cilinder. In 1860 vestigde zich hier Bierbrouwerij De Kroon. De in 1856 opgerichte brouwerij vierde hier in 1906 feestelijk zijn vijftigjarig jubileum in de volle overtuiging dat eens het eeuwfeest zou volgen. Een personeelsfoto in een van de voormalige bierkelders herinnert daar nog aan. Rond 1920 kelderde de vraag naar het Arnhemse bier echter en raakte de brouwerij in de problemen. In 1921 staakte het bedrijf de productie.
Ondergistend bier
De Kroon dankte zijn opkomst en glorietijd aan het feit dat het als een van de eerste brouwerijen in Nederland ondergistend bier produceerde. Tot die tijd werd er in Nederland, zoals in andere gematigde streken, bovengistend bier geproduceerd. Bij dit bier zetten gisten bij hoge temperaturen (15 à 25 graden) de suikers uit het gemoute graan om in alcohol. Omdat de gisten naar boven drijven en een soort dekentje vormen op het bier-in-wording, spreekt men van hoge gisting of bovengisting. Bovengisting duurt enkele dagen. Veel (Belgische) speciaalbieren zijn bovengistende bieren.
Bij ondergisting of lage gisting zakt de gist langzaam naar de bodem. Deze gisten werken het beste bij lage temperaturen (2 à 12 graden). Ondergisting duurt één tot enkele weken. Het grote voordeel van ondergistend bier is dat het proces beter te beheersen is, minder bevattelijk is voor schadelijke bacteriën en het eindresultaat voorspelbaarder is. Het nadeel is dat deze bieren alleen geproduceerd kunnen worden bij lage temperaturen. Daarom werden ze –vóór de opkomst van nieuwe koeltechnieken in de tweede helft van de 19e eeuw – geproduceerd in gebieden met strenge winters zoals Tsjechië en Beieren. Het bekendste ondergistende bier is pilsner, vernoemd naar de Tsjechische plaats Pilzen.
De Midden-Europese brouwers selecteerden hun ondergisten eeuwenlang door hun bieren te ‘lageren’ in koude grotten. Die gisten kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw ook beschikbaar voor brouwers elders. In 1845 kwamen er Beierse gisten terecht bij brouwerij Carlsberg in Kopenhagen. In 1883 slaagde men erin pure gistculturen te isoleren en op industriële schaal te kweken. Brouwerijen als Carlsberg en Heineken gingen ze produceren en leverden ze ook aan brouwerijen elders in Europa.
‘Dun bier’
Reeds in 1856 kwamen deze ondergisten al in Arnhem terecht dat een lange traditie van bierbrouwen kende. In de binnenstad waren langs de Sint Jansbeek op het eind van de Middeleeuwen zo’n 25 brouwerijen gevestigd, veelal huisbrouwerijen, enigszins vergelijkbaar met de huidige ambachtelijke microbreweries. Je kon destijds beter bier drinken dan water. Bier bevatte minder bacteriën terwijl water vaak besmet was. Veel bier was overigens ‘dun bier’ met weinig alcohol, een aftreksel van de mout die al voor een eerder brouwsel gebruikt was. Vooral armen en kinderen dronken het. Door concurrentie van bier uit West-Nederland, hoge accijnzen en de opkomst van koffie en thee was er in 1850 in Arnhem echter nog maar één brouwerij over, het Witte Paard aan de Korte Oeverstraat. Deze brouwerij werd in 1856 gehuurd door de Duitse bierbrouwers
Rudolf Werthemann en Otto Türstig (mooie naam voor een bierbrouwer), twee Hernhutters. Zij begonnen als een van de eersten in Nederland met het brouwen van ondergistend bier, toen ‘Beiers bier’ geheten. Omdat ze aan de Korte Oeverstraat te weinig koelvermogen hadden en onvoldoende bergruimte voor het daarvoor noodzakelijke ijs, lieten ze in 1860 een nieuwe eigentijdse brouwerij bouwen aan wat toen nog de Amsterdamsche Straatweg heette. Ze noemden hun brouwerij De Kroon.
Ligging van De Kroon op een kaart uit 1886. De Holle Weg werd later de Brouwerijweg. Rozenburg, was destijds een uitspanning waar Arnhemmers die te voet of per fiets voor een uitstapje de stad verlieten, iets konden drinken. De Arnhemsche Bandfabriek, lang Arnhems grootste fabriek, vestigde zich hier in 1870. De Eau-deCologne-fabriek is er nooit gekomen. In het pand ernaast vestigde zich in 1883 tabakspakhuis Valburg (nu Veilingbedrijf Derksen) voor de verwerking van tabak uit de Betuwe.


IJs
Omdat er nog geen kunstmatige koeltechnieken bestonden, gebruikte men voor de benodigde lage temperaturen ijs als koelmiddel. Dat was tot de tweede helft van de 19e eeuw schaars. Alle ijs was natuurijs. In de winter werden er blokken ijs uit vijvers en plassen gezaagd die bewaard werden in goed geïsoleerde ijskelders. Dat gebeurde in Nederland bijvoorbeeld op landgoederen als Sonsbeek. Daar werd ijs gewonnen uit de Koude Vijver (!) en bewaard in de nabijgelegen (inmiddels gerestaureerde) ijskelder. Pas rond 1860 kwamen er koelmachines die kunstijs konden maken. Rond 1880 kwamen er ijsfabrieken die dat op industriële schaal deden. Daardoor kon ook in gematigde streken als Nederland het hele jaar door en op industriële schaal ondergistend bier gebrouwen worden. Carl von Linde (grondlegger van het Linde-concern) had in 1873 speciaal voor bierbrouwers een vriesmachine ontwikkeld. Sommige brouwerijen schaften een eigen vriesmachine aan en verkochten blokken ijs als bijproduct. Andere brouwers kochten ijs in bij ijsfabrieken. Die produceerden geen consumptie-ijs maar leverden blokken waterijs als koelmiddel aan bedrijven en particulieren.
Uit de schaarse documentatie over De Kroon heb ik niet kunnen achterhalen hoe deze brouwerij aan zijn ijs kwam. IJs kun je niet over grote afstanden vervoeren, zeker niet als – zoals in die tijdpaard en wagen het belangrijkste vervoermiddel zijn. Het moest dus van dichtbij komen. In de beginjaren van De Kroon moet het natuurijs geweest zijn want er was nog geen kunstijs. Maar waar haalden ze zoveel natuurijs vandaan en konden ze het lang genoeg bewaren in hun ijskelders? Betrokken ze later kunstijs van ijsfabrieken? Voor zover bekend produceerde de ‘Arnhemsche Kristal-IJsfabriek’ aan de Vosdijk (Molenbeke) rond 1890 als eerste ‘chemisch zuiver machinaal ijs’. Dat werd verkocht in de Koningsstraat ‘waar steeds ijs voorradig is’. Leverde deze fabriek behalve kleine hoeveelheden aan particulieren ook aan grootverbruikers als De Kroon? Veel later, rond 1920, vestigde zich om de hoek aan Amsterdamseweg 57 ‘Kristal-IJsfabriek De IJsbeer’ van de firma Overmeer & Co**, mogelijk vanwege een grote afnemer om de hoek, maar De Kroon staakte het jaar erop de productie al. Dat De Kroon een eigen kunstijsmachine had, is onwaarschijnlijk want het bedrijf verkocht geen ijs als bijproduct zoals brouwerijen met een eigen vriesmachine wel deden. Al met al blijft de ijsvoorziening van De Kroon vooralsnog een raadsel.
Vogelvluchtbeeld van Stoombierbrouwerij omstreeks 1907. Links in de parktuin de villa van de eigenaren



Emil Werthemann en Otto Türstig, gebouwd in 1861 en in 1869 uitgebreid met een dwarsaanbouw zodat de villa gesplitst kon worden in twee aparte woningen. De villa is overdreven groot afgebeeld ten opzichte van de fabriek. De paarden en mensen zijn weer overdreven klein weergegeven om de fabriek imposanter te maken. Rokende schoorstenen waren destijds een teken van vooruitgang en welvaart. Op de achtergrond de huizen langs de Amsterdamseweg. De villa stond op de huidige toerit naar de Praxis en is in 1984 met de andere gebouwen afgebroken. De grote deur onder in het derde, meest rechtse bouwblok geeft toegang tot de bier- en ijskelders en is er waarschijnlijk nog steeds.
Zicht vanaf de brouwerij richting de huidige Brouwerijweg. De huizen op de achtergrond staan er nog steeds. Gebouw is waarschijnlijk het paardenverblijf. Kratten en fusten bier werden vervoerd met paard-en-wagen.
Stoom
Bij de start in 1860 maakte de fabriek eerst gebruik van een heteluchtmachine, maar omdat die te weinig kracht leverde werd er een os aan toegevoegd. Toen ook die onvoldoende soelaas bood, schakelde men over de op stoomkracht (inclusief een rokende schoorsteen). Vanaf 1867 heette de fabriek daarom Stoombierbrouwerij De Kroon. De fabriek breidde gestaag uit, onder andere met grote nieuwe bier- en ijskelders. Daarin ‘lagerde’ men het bier om het te laten rijpen. Daardoor verbeterde de kwaliteit aanzienlijk (er werden zelfs prijzen gewonnen) en groeide de vraag flink. Via het nabijgelegen station, dat rond 1878 een goederenemplacement gekregen had, kon het gemakkelijk afgevoerd worden naar klanten elders in het land. De Kroon leverde bier onder de merknamen ‘Arnhemsch Kroonbier’, ‘Arnhemsch Beijersch’ en ‘Pilsner de Kroon’. Tot 1913 gebeurde dat in vaten, daarna ook in flessen. De Kroon bezorgde ook bier aan huis, 25 flessen voor 1 gulden 50.
Dagelijkse tafeldrank
De brouwerij maakte rond 1880 reclame met de slogan ‘Ons Pilsner kan zoowel voor kinderen als voor volwassenen beschouwd worden als uitnemend geschikt voor dagelijksche tafeldrank’. Zo’n reclame zou de reclamecodecommissie tegenwoordig verbieden. Helemaal uit de lucht gegrepen was de reclame niet want in die tijd waren lang niet alle huizen aangesloten op de waterleiding en het tafelbier had een lager alcoholpercentage dan het tegenwoordige pils. Ups en downs
De Kroon beleefde goede en slechte tijden. Toen oprichter Türstig in 1885 overleed en mede-oprichter Werthemann in 1890 vertrok vanwege een slechte gezondheid, ging het bedrijf bijna failliet. Toen de zoon van Türstig in 1900 de leiding overnam van de zoon van Werthemann, krabbelde De Kroon weer op, onder andere door overname van de Wageningse brouwerij Germania en uitbreiding met een mineraalwaterfabriek. In 1906 werd het 50-jarig bestaan feestelijk gevierd in de volle overtuiging dat eens het eeuwfeest zou volgen.

De concurrentie die ook ondergistend bier was gaan maken, werd steeds groter en sterker. Daarom sloot Türstig in 1921 een overeenkomst met de grote brouwerijen Heineken, Amstel en Oranjeboom om het klantenbestand en de depots van De Kroon over te nemen. Het personeel namen ze niet over en Heineken c.s. bedongen dat er geen bier meer gebrouwen zou worden aan de Amsterdamseweg. Om dat de kunnen controleren kocht Heineken 1 m2 grond op het bedrijfsterrein. In 1921 stopte de productie en stonden de veertig werknemers op straat. De inventaris werd geveild en de gebouwen afgebroken. Het verhaal dat de fabriek failliet ging, klopt feitelijk dus niet. De eigenaar had het van de hand gedaan voordat het failliet gegaan zou zijn.
Van het brouwerijverleden is weinig bewaard gebleven. Er is –behalve de personeelsfoto uit 1906 - nog één flesje Arnhemsch Kroonbier zodat we weten hoe het etiket eruit zag en een porseleinen bierdop die een sporter in 2010 vond. En natuurlijk zijn de koele, coole kelders er nog die nu in gebruik zijn bij de sporters van Healthclub Heijenoord.
Bronnen:
E. de Jonge (2011). Bier brouwen in Arnhem. Voordracht Historische Herberg op 11 november 2011. J. Vredenburg (2005) Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot uitbreidingswijk in Arnhem. Uitgeverij Matrijs. Arnhemse monumentenreeks 16. Met dank aan Benno Landsheer en Ad Habets.
** Geurt Thomassen die in de nabijgelegen Rozenstraat een machine- en motorenfabriek had, was mede-oprichter van ijsfabriek De IJsbeer. Zijn bedrijf maakte compressoren, een essentieel onderdeel van een koelmachine. In de fabriek brak op 11 maart 1948 een enorme brand uit (‘Rookwolken verduisterden de sterrenhemel’, aldus een lokale krant). In de Rozenstraat is nog lang een ijsopslag geweest van Overmeer & Co.