4 minute read

Uit de bron

KREUPELBEENEN IN DE MUZYK

EEN SATIRISCHE BRIEF UIT 1741 (2)

Advertisement

De verreezene Hollandsche Socrates, zo luidt de titel van een weekblad dat in 1741 dertig maandagse afleveringen heeft gekend. Later dat jaar verschenen ze ook gebundeld. Vermoedelijk zijn de bijdragen het werk geweest van een collectief. Ronduit hilarisch is de in briefvorm gestelde aflevering van 10 april, waarin een zekere A. D. E. vanuit Utrecht levendig verslag doet van de manier waarop een collegium musicum een huiskamer onveilig weet te maken. De auteur is duidelijk een muziekkenner, en zijn schrijfstijl verraadt een Duitstalige achtergrond. In dit tweede en laatste artikel: het demasqué van de virtuoos.

Het eerste artikel stond in het teken van een moeizame aanloop tot het musiceren en de complete chaos waarvan A. D. E. en zijn vriend getuige waren. Uiteindelijk zal het niet lukken met het door Roger gedrukte concerto op de lessenaar. Net als de soloviolist bezig is met halsbrekende arpeggio’s knapt een van zijn snaren. Er komt verzet.

De Altist was de eerste der Opposanten, met de volgende verklaring: Ik schei ’er uit, een ander kan de partye opneemen. Ik heb al lang gewenscht dat dat drommels Consert uit was, en ik ben waarachtig bly, dat het eer geschied als ik verwacht; ’t is zoo moejelyk en zoo vreemd om in de maat te blyven, dat ik niet weet wat men toch heeft aan zulke bedroefde voddens en prullen, te speelen. Laten wy liever een Consertje van Schikhard maken. Daar steekt noch zang in, riep een ander; die geduurende het voornoemde Consert met een onstelde Viool had gespeelt, en werkstellig was dezelve op zyn toon te brengen. Wat heb je ook aan Schikhard? liet zich een Derde hooren, wy zyn hier in geen Comedies of Kermis spullen, daar men zulk Janpotgies muzyk hoort speelen; als je doch verändering hebben wil neem Albinoni! dan zelje eerst hooren waar dat Compositie in steekt; hoe elke party wat te haspelen heeft; en hoe zy door malkander werken: dan moest ik die eerst bestudeerd hebben! riep de principalissimo concertino Violist;

Een eigen symfonie

Deze vermeende virtuoso verklaart muziek eerst tot in details te willen kennen, zelfs zo dat hij de noten uit het hoofd kan spelen. Dus nu geen Albinoni. Of hij de compositie van daarnet ook heeft bestudeerd, vraagt de vriend van A. D. E. tussen neus en lippen. Wel wis! myn Heer. Dan haalt de vriend uit zijn zak een symfonie van eigen makelij, die nog niemand kent, verdekt met een versierde Italiaansche naam, om des te beter een yders gevoelen en oordeel daar over te hooren. Die gaan ze proberen. Als

TEKST /

Thiemo Wind

BEELD / Titelpagina De verreezene Hollandsche Socrates

gastaanvoerder kan de vriend kiezen uit zeker twaalf violen die hem vanuit het ensemble worden aangeboden. En waarlyk hy en elk voldeed zoo wel aan zyn party, dat ’er niemand eene fout beging, of aan noot of snik haperde, behalven de Virtuoso: die men in ’t begin een maat of tien had hooren mêespelen, maar vervolgens geen de minste streek zien doen; hoewel hy noch naarstig over de hondert maten moest tellen, wanneer men aan een volgende Adagio zou beginnen. By dit en dat! heb je van je leven vervloekter streeken gezien? riep onze deftige Baas, die zoo rood als een Kalkoensche Hane-kam in zyn troni wierd, ik moest maar twintig maten tellen, en daar staat een eentje met potlood voor gezet! dat ’s geen eerlyke lui, maar Schelmen werk, dat men een Meester, als ik met reputatie ben, op zulk een wys zoekt te misleiden en te affronteren. […] De gewezene Principalissimo was al te zeer gestoord, weshalven zyn Viool aanstonds verdween in een segryne en met fluweel gevoerde kast en zyn Perzoon in een ogenblik uit de kamer en buiten ons gezigt eclipseerde, onder een boven maten gelag en gejou, van het gantsche gezelschap. Zoo zeer als de Virtuoso van de hoogste C in de sifflet 1. voet tot de laagste C in de præstant 32 voet was nedergedaalt, zo wierd in tegendeel

Concert in Cambridge, juni 1767. Gravure van Abraham Hume naar een tekening van Thomas Orde.

myn Vriend in den hoogsten top gevyzeld, wegens de meesterlyke behandeling eener voortreffelyke Simphoni; die wel haast door eenige andere van denzelven meester wierd vervolgt, tot dat de klok van negen uuren, de gewoonelyke tyd van scheiding, de Heeren leden en ons waarschoude te vertrekken, gelyk wy dan ons afscheid van den Heer … en het Gezelschap namen en na myn logiment gingen, alwaar wy, onder een pyp tabak en glas wyn, subrosa, onze gedachten elkander mededeelden, wegens de hoogmoed en gewaande ervarentheid, die men hedendaags vind by veele elendige Kreupelbeenen in de Muzyk, die met groot geschreeu geen klein en goet geluit kunnen voortbrengen. Onze aanmerkingen, die wy daar by maakten, waren zoo onäardig niet om, by gelegenheid, aan het gemeen op te öfferen. In die meening heb ik de vryheid genoomen van u deze, als een voorloper, toe te zenden. ■●

Bron

De verreezene Hollandsche Socrates, ‘s-Gravenhage: Johannes de Cros, [1741], 113-120. Volledig online raadpleegbaar via Google Books: bit.ly/HollandscheSocrates

This article is from: