Voor de oogst van morgen

Page 1

oogst V

A

N

N

VOOR DE

E G MOR

• interviews • achtergrondartikelen • transitie-experimenten SAMEN OP PAD NAAR EEN DUURZAAM LANDBOUW- EN VOEDSELSYSTEEM


inhoud IN GESPREK MET Samen op reis

Een gezonde bodem als basis voor de toekomst

Wie zijn Femke van Bree (OFL) en Dieter Van den Broeck ­(­Commonland)? Waar komen deze ­initiatief­nemers vandaan, wat beweegt hen?  7

Strategisch adviseur landbouw en buitengebied van de gemeente Ede Gerdien Kleijer ijvert voor een bodem vol leven.  52

We moeten het met elkaar doen!

Een mooi en volhoudbaar ­Nederland

Gerda Kool is geboren en getogen op de boerderij die ze met haar man runt en vertelt hóeveel er op hun bedrijf gebeurt: ‘De meeste mensen hebben geen idee.’  24

Ons landschap met enig vertrouwen doorgeven aan onze kinderen – dat is het streven van David van Zelm van Eldik, werkzaam op het ministerie van BZK.  60

Hoe écht willen we veranderen? Verder: Jan Willem Straatsma participeerde vanuit Friesland­ Campina: ‘Waar gaan we concreet naartoe ontwikkelen?’  42

• Pionieren tussen politiek en praktijk  44 • Tussen beleids- en ­keukentafel  64 • Stappen en ­stapjes in Overijssel  74 • Portretten van deelnemers: Gert-Jan de Graaf  26 Liane Lankreijer  40 en Susan Drion  62


ACHTERGROND & INSPIRATIE

TRANSITIEEXPERIMENTEN

Wij Nederlanders hebben alles in huis om de uitdagingen van het huidige landbouw- en voedsel­ systeem aan te gaan, beschrijft Coen van Dedem.  10

Gaming

Voormalig ­beleidsmedewerker Liane Lankreijer neemt als ­sjamaan deel aan de Oogst. Zij ziet het als haar taak concreet te benoemen wat er gebeurt op een plek of in een groep.  68 Verder: • theory U  28 • 4 Returns  30 • column Matthijs Schouten

Een regelrechte openbaring, was het spelen van zijn eerste simulatie-­game voor Maarten ­Robben. Hij maakte er zijn werk van.  18

DOE MEE! Dialoog Diners Regionale boeren en stakeholders samen op het boerenerf laten dineren. Een schot in de roos, zegt teamlid Heleen Lansink, zelf ­boerin.  56

Voor de oogst van overmorgen 76

Jongeren faciliteren om leiderschap te kunnen ontwikkelen; zij hebben immers de toekomst. Over een actieve, open-minded groep.  78 Verder: transitie-­experimenten • Grond van Bestaan  14 • Aardpeer  34 • Verrijkende landbouw  36 • Bio­diversiteit  49 • Nieuwe veehouderij­ concepten  70


Bijzondere dank voor de mede­­werking en bijdrages van: Maaike de Beer Xander Beks Michel Berkelmans Albert Boersen Mariken van den Boogaard Femke van Bree Dieter Van den Broeck Sanne Collée Coen van Dedem Victoria Dekker Susan Drion Onno van Eijck Willem Ferwerda Gert-Jan de Graaf Kyra van Hil Natasha Hulst Ingrid Jansen Saskia Joha-Van Abswoude Gerdien Kleijer Gerda Kool Liane Lankreijer Heleen Lansink Jos van Lent Ingrid de Munck-Hornung Danielle de Nie Matthijs Nijboer Johan Osinga Pieter Ploeg Erik Pool Maarten Robben Liesbeth Schipper Matthijs Schouten Liesbeth Soer Anthonie Stip Jan Willem Straatsma Jan ten Tije Gemma Verijdt Bas Volkers Kees van Vuuren David van Zelm van Eldik

COLOFON Magazine Voor de oogst van morgen Eenmalige uitgave, © 2021 Concept en hoofdredactie: Gertjan Mulder Eindredactie: Simone Thomasse Teksten en interviews: Gertjan Mulder, Hanneke Poelmans, Simone Thomasse Ontwerp: Mark Schalken (De Ruimte ontwerpers) Fotografie: Jörgen Caris (cover en portretten deelnemers) en individuele deelnemers, met dank aan Warmonderhof, Wij.land (Tom Baas), Jeppe van Pruissen Illustraties: Niels Mud Acquisitie en productie: Bart Baudoin Druk: Velthuis Media bv Dit magazine was ondenkbaar zonder alle deelnemers. Zie de volledige lijst op pag. 82-83. Mogelijk gemaakt dankzij een gulle gift van de Triodos Foundation.

→ oogstvanmorgen.net reacties: info@oogstvanmorgen.net


inspireren, verbinden, zaaien, oogsten!

Want iedereen is het er wel over eens dat er iets moet gebeuren met de manier waarop we omgaan met ons landschap. Nodig is een verankering van landschapsbeheer op basis van de ecologie. Maar over hoe willen de meningen nog weleens verschil­ len. We zagen dat de transitie naar een duurzamer landbouw- en voedselsysteem om nieuwe kennis en nieuwe vaardigheden vraagt. Het vraagt om andere manieren van samenwerken. Daarom namen wij, het Overlegorgaan Fysieke Leefomge­ ving en Commonland, het initiatief tot het inno­ vatielab genaamd Voor de oogst van morgen, een leiderschapsnetwerk voor transitie-in-actie. Inmiddels zijn we ruim twee jaar verder in een omgeving die destijds niemand zag aankomen. COVID-19 heeft het proces van de ‘Oogst’ geluk­ kig niet stilgelegd en nauwelijks vertraagd. De vindingrijkheid en vastberadenheid van de ‘oogsters’ heeft laten zien dat we ook onder de huidige omstandigheden resultaten kunnen boeken. Kortom: genoeg reden om te laten zien wat er speelt. Met veel trots presenteren we dan ook dit magazine over onze reis tot nu toe. In deze uitgave nemen we u mee langs de achtergronden van het innovatielab, delen we de inzichten en lessen die we hebben geleerd en presenteren we de voorlopige resultaten. Kortom: we demonstre­ ren de uniciteit en kracht van dit innovatienetwerk van doeners en denkers. Dat dat niet altijd makkelijk is gegaan, daarover zijn we eerlijk. Want ga er maar aanstaan om verschillende werelden en belangen met elkaar te verbinden. En niet in woorden maar in daden on the ground. Het is een opgave om nieuwe initiatie­ ven te verenigen met de economische logica van investeerders en de beleidslogica van de overheid.

Maar juist door de combinatie van persoonlijke strijd (veranderen is altijd persoonlijk) en z­ akelijk succes hebben we een bijzonder programma ­ontwikkeld.

V O O R WO O R D

Op 19 november 2018 begonnen meer dan tachtig mensen aan een gezamenlijk avontuur waarvan niemand wist hoe het zou eindigen. Tachtig mensen vanuit totaal verschillende ach­ tergronden – boeren, ambtenaren, medewerkers van belangenorganisaties, bankiers en zelfstandig ondernemers – kwamen samen om te werken aan een overkoepelend doel: een gebiedsgerichte verduurzaming van het Nederlandse landbouw-, bodem- en voedsel­systeem.

Dat hebben we te danken aan die tachtig pioniers die twee jaar geleden de moed hadden om in een proces te stappen waarvan niemand precies wist hoe het zou lopen en waar het zou eindigen. Met het doorlopen van een beproefd leiderschaps­ traject hebben we leren kijken door verschillende brillen, andere perspectieven leren begrijpen en integreren in ons eigen denken en handelen. We leerden reflecteren op onze eigen rol en werkten in transitie-experimenten aan mogelijke oplossingen die bijdragen aan hoopgevend, ecologisch, sociaal en duurzaam financieel rendement. Daarmee zijn we beter in staat praktische antwoorden te geven op vragen van overheden, bedrijven en financiers. Want gezamenlijk staan we voor de uitdaging de belangen op het gebied van landbouw, ener­ gie, water, biodiversiteit en ruimtelijke ordening samen te brengen. Deze Oogst is een voorlopige, want we zijn nog lang niet klaar. Na dit landelijke proces zetten we de beweging in naar de regio. Dat kunnen we niet alleen. Zelfs niet met z’n tachtigen. Daarom nodigen we u graag uit om mee te doen en in verschillende gebieden samen te werken aan een duurzamer en veerkrachtiger landschap voor vol­ gende generaties. Het grootste risico is niks doen. Voor de oogst van morgen belooft geen gouden bergen, maar wel vruchtbare grond. Doet u mee?

Erik Pool Algemeen secretaris Overleg­orgaan Fysieke Leefomgeving

Willem Ferwerda Directeur Commonland

5


samen op reis

6


IN GESPREK MET DIETER VAN DEN BROECK EN FEMKE VAN BREE

Ze kenden elkaar al van vluchtige ontmoetingen, maar de laatste drie jaar is hun contact heel intensief geworden. Allebei zijn ze bezig met veranderingsprocessen op het gebied van landbouw, natuur en voedsel – en meer dan enthousiast over de toepassingen van Theory U. Van harte ondersteund door hun werkgevers Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) en Commonland, ontwikkelden ze een idee: laten we een omgeving creëren voor iedereen die innovatief bezig is met een duurzaam landbouw- en voedselsysteem. Het was de geboorte van Voor de oogst van morgen. Wie zijn Femke van Bree en Dieter Van den Broeck, de mensen van het allereerste uur van de Oogst? Waar komen ze vandaan, wat beweegt hen? Femke van Bree groeide in Limburg op en wist zeker dat ze industrieel ontwerper zou worden. Eenmaal in Delft liep ze aan tegen al die technische vakken en het gebrek aan de link met de wereld om haar heen, en stapte hetzelfde studiejaar nog over naar Wageningen. De eerste jaren besteedde ze aan landschapsarchitectuur, daarna kwamen landschapsplanologie, natuurbeheer en ook recreatie en toerisme erbij. ‘De raakvlakken tussen al die disciplines vind ik nog steeds erg interessant.’ Na haar studie kwam ze bij de Rijksoverheid in Den Haag terecht: ‘Ik hou van afwisseling en heb intussen wel acht of

negen verschillende banen gehad, variërend van beleidsfuncties bij het ministerie van LNV tot het begeleiden van rijkstrainees en veranderprogramma’s. Op dit moment werk ik voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en voor het onafhankelijke OFL. Hierin komt veel samen: mijn fascinatie voor de groene ruimte, maar ook voor de rol van de mens daarin. Bij het OFL mag ik bijdragen aan een betere samenwerking tussen samenleving en overheid, inclusief een overheid die intérn beter samenwerkt.’ Dieter Van den Broeck werd geboren in Antwerpen en verhuisde op heel jonge leeftijd naar Tsjechië. Tot zijn 23e wilde hij professioneel ijshockeyer worden: ‘Tot ik erachter kwam dat die wereld niet mijn wereld was, maar ik had een mooie tijd waarin ik veel leerde.’ Hij besloot in Nederland zijn middelbare school af te ronden en in Wageningen bos- en natuurbeheer te gaan studeren. ‘Daar liep ik aan tegen het feit dat we alle kennis en tools al hebben om een betere wereld te creëren, maar hoe deze concreet gebruikt kunnen worden – daar zat een missing link. In dit vraagstuk ben ik steeds meer geïnteresseerd geraakt. Ik studeerde af in Zuid-Afrika en werd daar uitgenodigd bij een grootschalig natuurherstelproject waar alles zo’n beetje bij elkaar kwam. We hebben de kennis, maar hoe gaan we de boeren 7


Wat is mijn plek in het systeem? Wat heb ik te doen of te laten?

overtuigen? Ik dacht eerst nog op de oude manier: ik als wetenschapper weet het allemaal en zal de boeren wel even vertellen hoe het moet. Maar zij vertrouwden ons niet en waren ook niet geïnteresseerd in onze oplossingen. Dat vond ik zo frappant.’ THEORY U EN 4 RETURNS

Dieter: ‘Toevallig kwam ik ‘Presence’ tegen, het eerste boek dat door Otto Scharmer en anderen over Theory U (zie pag. 28) is geschreven. Toen ik me daarin verdiepte, begreep ik eindelijk waarom de kennis niet landt bij de mensen die het moeten gebruiken. Bij Living Land kon ik er tien jaar op de werkvloer mee experimenteren. Vier jaar geleden stapte ik over naar Commonland, en ging met Willem Ferwerda werken. Hij had de 4 Returns (zie pag. 30) ontwikkeld; echt mooi – het vertelde concreet wat ik al jaren aan het doen was. Ondertussen zag ik veel mensen op kleine schaal allemaal gave dingen doen op het gebied van landschapsontwikkeling, maar zowel synchroniciteit als integratie ontbrak. Hoe zouden we die initiatieven bij elkaar kunnen brengen? Vanaf toen ben ik veel meer met Theory U en het Presencing Institute gaan werken en ontmoette ik ook Femke. We hadden een totaal andere achtergrond maar wél dezelfde vraag. En, eerlijk is eerlijk: die proberen we nog steeds te beantwoorden.’ 8

Femke: ‘Theory U is een procesmodel dat je constant aanspoort naar jezelf binnen een veranderende context te kijken. Dat betekent dat je niet naar de transitie kijkt alsof je erbuiten staat, maar tot de ontdekking komt dat zelf mee veranderen de enige weg is. En je gaat op een andere manier denken. Oké, als we verduurzaming binnen de landbouw- en voedselsector willen realiseren, dan moet er iets veranderen in onze benadering. Wat is mijn plek in het systeem? Wat heb ik te doen of te laten? In de landbouwsector is een enorme polarisatie aan de gang, zeker in de manier waarop we erover praten. De afgelopen jaren is wel gebleken dat dit alleen maar erger werd en nog steeds erger aan het worden is.’ SYNCHRONICITEIT

Dus zijn ze bij elkaar gaan zitten – Femke en Dieter, met een aantal andere mensen van Commonland, OFL en Presencing Institute – en wisselden uit op welke manier ze bezig waren. De uitgangsvraag was: hoe kunnen we bedding bieden aan al die bewegingen die met landbouw en voeding bezig zijn zonder dat we vertellen hoe het moet? De conclusie was: we gaan dit doen. Femke: ‘Dat kon natuurlijk alleen maar omdat we gesteund werden door onze organisaties en collega’s. Voor hen was dit helemaal nieuw en spannend, net als voor ons. Want wat ‘dit’ was,

wisten we nog niet precies. In elk geval besloten we te kijken of we een holding space, zoals dat in Theory U genoemd wordt, konden creëren voor wat er allemaal gaande is aan vernieuwing in het landbouw- en voedselsysteem. Zou het ons op die manier lukken om gezamenlijk richting een meer duurzame samenleving te gaan wat betreft landbouw, landschap en natuur? We zijn ons verhaal op verschillende plekken gaan vertellen en hebben gekeken bij wie het resoneerde. Het lukte steeds beter om te vertellen wat we bedoelden. Soms verwezen mensen ons door en zo verzamelden we veel gesprekspartners die gelukkig begrepen dat we niet precies konden vertellen wat we gingen doen. Omdat dat namelijk afhankelijk was van wat er zou gaan gebeuren tussen de deelnemers. Door met al die mensen te praten, werd het steeds meer een gezamenlijk gedragen initiatief.’ WAT IS DÓEN?

Femke: ‘Onze intentie was om mensen uit de hele landbouw- en voedselsector bijeen te brengen en ze in de eerste plaats simpelweg aan elkaar te laten vertellen wat ze aan het doen zijn. Op die manier kunnen duurzame relaties gebouwd worden. Zodat ze ook samen aan de slag zouden kunnen in gerichte hefbomen – dat is de noemer die we daar nu voor bedacht hebben. Het gaat om die punten waarvan je bijna zeker


weet dat er op meerdere plekken beweging ontstaat als je ermee aan de gang gaat. Daarbij gaven we geen concrete invulling aan waarover het zou moeten gaan, maar hadden we wel een goed ontwerp van het proces en van bijeenkomsten, waarbij we sterk leunden op de methodes die vanuit Theory U worden aangereikt. Wat we niet konden aangeven was wat de exacte opbrengst zou zijn aan het einde van het traject en, ja, daaraan leeft in onze maatschappij een enorme behoefte. Dat geldt ook voor: wat kunnen we dóen? Daarbij mag je je afvragen: is doen dat je met een schop in de grond gaat? Of kun je ook op een ander niveau iets doen? Door bijvoorbeeld gesprekken te voeren en een leerreis te ondernemen, doe je ook iets. En gebeurt er ook wat in jezelf. Als je alleen door je eigen lens blijft kijken, zal er nooit iets gezamenlijks ontstaan. Je moet echt naar elkaar durven luisteren om überhaupt te kunnen horen wat het perspectief van de ander is. Daarna kun je pas komen tot de vraag: wat hebben wij aan elkaar? En: wat is er nodig?’ TRANSITIE EXPERIMENTEN

Het bleef niet bij een uitnodiging om mee te doen in het lab; van aspirant-deelnemers werd een sterke motivatie gevraagd. En alleen verandering willen was niet genoeg, ze moesten een netwerk of expertise het lab mee inne-

men. Femke: ‘En zo is het gegaan. Alle tachtig deelnemers hebben een bedrag ingelegd om samen op reis te kunnen en toen zijn we begonnen met een driedaagse om de basis te leggen voor onze samenwerking. Uiteindelijk hebben we gedurende bijna twee jaar rond de tien contactdagen live met elkaar doorgebracht; er viel natuurlijk het een en ander uit vanwege corona. Maar het contact tussendoor werd steeds intensiever; omdat mensen gingen samenwerken, of elkaar gingen helpen in elkaars missie. En een groot deel van de deelnemers bedacht ook heel diverse projecten waaraan ze samen wilden werken. Die kregen de naam transitie-experimenten.’ Dieter: ‘Nee, je kunt niet aangeven waar zo’n proces precies naartoe gaat. Maar wél dat mensen vanuit een diepere verbinding met zichzelf, anderen en het systeem nieuwe dingen gaan doen. Er zullen ook dingen uitkomen die je niet graag ziet; belangrijk om te noemen. Waarom hebben we dit dan eigenlijk opgezet? Ja, er komen heel mooie transitie experimenten uit voort, en ja, ook regiolabs. Maar het gaat ons er vooral om dat meer mensen zich openstellen, zich in elkaar verdiepen, hun belangen opzij zetten en hun werk op een luisterende manier kunnen gaan doen.’

UBUNTU

Dieter: ‘Toen we mensen incheckten, merkten we bij velen een hunkering om gewoon als mens met een ander mens in gesprek te kunnen gaan en niet vanuit hun wérkpositie. Deelnemers vertellen ons nu dat ze andere deelnemers bellen en veel sneller tot iets ‘echts’ komen. Het is moeilijk uit te leggen. Waar betaal je dan voor? Je betaalt ervoor dat je méns kunt zijn. We hebben in de aanloopperiode veel moeite moeten doen om mensen te overtuigen, maar nu zeggen degenen die het ervaren hebben tegen anderen: moet je ook eens doen. Van mens tot mens. Dat zag je zo duidelijk tijdens die eerste ­meeting! Het ging soms over best heftige tegengestelde belangen – dat kan niet anders als je met onderzoekers, boeren, ecologen en beleidsmakers bij elkaar gaat zitten – maar er werd naar elkaar geluisterd, er was ademruimte, er was space in between. Als je me vraagt wat ik mooi aan dit werk vind, dan is het dát te zien gebeuren. Want op deze manier kunnen we wezenlijk nieuwe, gezonde dingen creëren. Niet vanuit belangen, concurrentie, strijd, angst en cynisme – maar vanuit Ubuntu, zoals het in Afrika genoemd wordt: als jij een beter mens bent, dan ben ik ook beter.’ W

9


wat het water ons bracht Tekst: Coen van Dedem

Een beschouwing over het huidige Nederlandse landbouwen voedselsysteem kan niet los gezien worden van de invloed van water op de vorming van het landschap en onze sociale culturen.

Die relatie met het zoete en zoute water, ingegeven door de ligging in een niet onaanzienlijke delta, bepaalt in hoge mate onze economische en sociale infrastructuur. Rivieren brach­ ten sedimentatie teweeg en droegen zo bij aan een rijke en vruchtbare bodem. De ligging aan zee maakte ons goed in droge voeten houden. Wij zijn geen volk van lange beschouwingen en filosofi­ sche overpeinzingen. We zijn direct en het besef leeft dat we goed georgani­ seerd moeten zijn willen we de strijd tegen het wat volhouden. We zijn een welvarend land; een land met sociale voorzieningen en een land met politieke invloed in Europa en tot slot een land dat als koploper wordt gezien als het gaat om landbouw en de export van landbouwproducten. Het einde van de Tweede Wereld­ oorlog bracht wederopbouw en de wens van nooit meer oorlog, nooit meer honger, nooit meer een genocide. Daar­ uit ontstond de visie van een gemeen­ schappelijke Europese economische ontwikkeling, die orde en welvaart en daarmee rust, welbevinden en robuust­ heid moest brengen. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal was de eerste stap. De Europese landbouw­ politiek volgde in de jaren 60 en startte met de controle op de voedselproduc­ tie om zo honger te voorkomen. Dat leidde al snel tot overproductie en was

10

achteraf gezien een indicatie dat door een focus op één aspect andere mogelijk negatieve gevolgen aan het bewust­ zijn worden onttrokken. De EEG werd begin jaren 70 verder uitgebreid met de toetreding van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Je zou dit kunnen zien als een vorm van schaalver­ groting die ook het landbouwbeleid ging typeren. Dit grote visionaire denken was maat- en richtinggevend, ook voor Nederland. Sicco Mansholt, de toenma­ lige minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, ontwikkelde een landbouwvisie gericht op efficiency, productiviteit en grootschaligheid – met de bedoeling voldoende voedsel te kun­ nen produceren en de financiële positie en leefomstandigheden van boeren te verbeteren. Grote ruilverkavelingen veranderden het uiterlijk van onze land­ schappen ingrijpend. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunde de boeren bij het voortdurend vergroten van de opbrengst per hectare en Nederland ontwikkelde zich op Europese én wereld­ schaal tot koploper als het ging om landbouwefficiency. Ook de tuinbouw liet zich niet onbetuigd. Zo ontstond er ten zuiden van Den Haag een immens kassengebied, waar onafhankelijk van het jaargetijde (exotische) groenten worden geproduceerd dankzij een con­ stante technologische ontwikkeling.


Niet alleen het landschap veranderde van beeld – ook het straatbeeld in dor­ pen en steden veranderde. Kleine zelf­ standigen, kruideniers, groente­boeren en andere neringdoenden, ingebed in wijken en dorpen, werden verdron­ gen door opkomende supermarkten, gedreven door een zucht naar schaalver­ groting, logistieke efficiency en inkoop­ kracht. Die grootschaligheid zien we ook terug in bijvoorbeeld de vleesverwer­ king. Varkens en andere dieren worden in Nederland op grote industriële schaal slachtrijp gemaakt. Vleesverwerker/ slachter Vion meldt op zijn website een omzet van 5,1 miljard euro en meer dan honderd miljoen consumenten die dage­ lijks Vions producten consumeren. Een ander voorbeeld van de grootschalig­ heid: vergelijk de tractor uit de jaren 60 met een maximumsnelheid van zestien kilometer per uur met de machines die nu in gebruik zijn. Machines met bruut veel Pk’s, die met het grootste gemak met enorme ploegscharen de grond omploegen. De val van de Berlijnse muur gaf een nieuwe impuls aan de marktwerking en grootschaligheid. Het communisme was verslagen en het geloof in de markt als ultieme oplosser van problemen en brenger van welvaart werd versterkt. Dit leidde tot verdere globalisering en wel heel erg grote financiële institu­ ten en wereldwijd opererende onder­

nemingen. In de vaart der volkeren werden de gevolgen voor de ecologie en de leefbaarheid van de omgeving manifest. Mansholt zelf realiseerde zich gaandeweg dat zijn visie op termijn een verwoestende uitwerking op onze ecologie heeft gehad en logischerwijs daarmee ook op de voedselveiligheid. Het besef dat onze voedselketen door een labyrint van grootschalige belangen wordt omgeven en daarin lijkt vast te zitten, dringt tot ons door. Velen voelen de urgentie en de tijdsdruk om hiermee aan de gang te gaan, precies zoals wij Nederlanders dat ook gewend zijn te doen bij hoog opkomend water. Alleen staan we nu voor een com­ plexer vraagstuk door de aard van de problematiek in combinatie met de grote financiële belangen die direct en indirect geraakt worden. Het financi­ eel denken is voorbij gegaan aan de ecologische en sociale prijs die betaald moet worden en die nu op de schouders van de samenleving ligt. Van een land dat groot is geworden in de delta, goed is in de strijd tegen het water, gepokt en gemazeld in onderhandelen, wordt nu gevraagd een uitweg uit deze impasses te vinden. Het doet veel pijn te moeten erkennen dat we het, achteraf gezien, niet goed hebben gedaan. Verwarrend, want die grootschaligheid heeft ons ook veel koopkracht gebracht. In hoeverre zijn we bereid daar nu op in te leveren?

Een verlies nemen doet altijd pijn, zeker als we daar een verwijtend oordeel aan koppelen. We hebben de neiging te willen afrekenen, met de vinger te wijzen. Tegelijkertijd hebben we behoefte aan een nieuw lonkend en inspirerend perspectief. Een perspec­ tief waarin we niet alleen oog hebben voor financieel, maar ook ecologisch en sociaal rendement. Dat vraagt om een dialoog die bouwt op gemeenschappe­ lijkheid en vertrouwen. Het begint en eindigt bij onze bodem. Daar komt alles bij elkaar: de moeder van ons voedsel, het verbindende, maar ook het splijtende van de financiële belangen. De bodem; bron van voedsel en leven. Ook geassocieerd met econo­ mie, eigendomsverhoudingen, opbren­ gend vermogen, ecologie, biodiversiteit, regenererend vermogen. Fysiek gezien een plek waar boeren werken en leven en mensen doorheen trekken in hun vrije tijd en op weg naar werk, naar vrienden, naar geliefden, in het besef dat daar het eten vandaan komt. Nu een perspectief creëren dat de bodem en onze leefomgeving veiligstelt voor de komende generaties. Samen in een open dialoog onze bestaande syste­ men aanpassen, veranderen of opnieuw ontwerpen – daar staat Voor de Oogst voor Morgen voor. W

11


# grond van bestaan

# gaming

# aardpeer

# verrijkende landbouw

# biodiversiteit

# dialoogdiners

# nieuwe veehouderijconcepten

# voor de oogst van overmorgen 12

Het Levende Lab: transitie-experimenten en het leiderschaps­ netwerk in actie


TRANSITIE EXPERIMENTEN Naast de ontwikkeling van nieuwe leiderschaps­ vaardigheden staat bij Voor de oogst van morgen concrete, op verandering gerichte actie centraal. Binnen de verandermanagementmethode ­Theory U (zie pag. 28) wordt dat proces ‘prototypen’ genoemd; wij noemen dit transitie-experimenten. In de volgende bijdragen geven we podium aan teams die samengewerkt hebben aan zulke transitie-­experimenten. Op de site oogstvanmorgen.net staat een ­actueel overzicht van wat er gaande is.

Kyra van den Hil en Onno van Eijk, die de verschillende teams faciliteren en begeleiden, gaan dieper in op de aard en het doel van transitie-experimenten: ‘In het lab gingen we gezamenlijk na wat er nodig is om het landbouw- en voedselsysteem te begrijpen en waar het vraagt om verandering. Wat gebeurt er nu eigenlijk echt in dat systeem? Wat zijn barrières of juist de punten waarop je interventies kunt doen die een bijdrage leveren aan die zo gewenste transitie, deze versnellen? Vervolgens hebben we bekeken hoe die inzichten in actie vertaald kunnen worden. Uit de analyse binnen de Oogst is vanuit de deelnemers een aantal thema’s gekomen waarop interventie gewenst was. Met deze thema’s zijn ze in verschillende transitie-­ experimenten aan de slag gegaan: • Grond, eigendom en de financiering van grond; • Starters en stoppers: de momenten dat een bedrijf wordt overgedragen aan nieuwe boeren en welke nieuwe stap willen die maken; • Nieuwe verdienmodellen, welke waarde wordt

gecreëerd en moet gewaardeerd worden? En hoe? • De dialoog. Hoe depolariseer je het maatschappelijk debat en laat je boer, markt en maatschappij in gesprek gaan? • Onbenut potentieel: welke groepen kunnen de verandering beïnvloeden? Neem bijvoorbeeld het onderbelichte belang van de boerin op het boerenbedrijf. Hoe kan zij haar talenten verder ontwikkelen? Wat is de rol van jongeren in het realiseren van een nieuwe toekomst? Maar ook: wat kunnen geheel andere sectoren, zoals kunst, zorg of horeca, bijdragen om de beweging te creëren?

In totaal zijn er zeker veertien transitie-experimenten ontwikkeld, overigens naast een heel aantal andere initiatieven vanuit deelnemers. In die experimenten zijn de teams aan de slag gegaan om te bewegen én te leren wat het vraagt om die beweging te creëren. De ‘oogst’ die we nu presenteren is een tussenstand. De transitie-experimenten zijn in verschillende stadia en nog volop in ontwikkeling. Tijdens de Summit die we op 18 september 2020 organiseerden, werden de experimenten gepresenteerd. Er is veel geleerd, er zijn nieuwe inzichten verkregen rond interventies en de teams zetten dit nog voortvarend voort. De inzichten en producten van de experimenten zullen dan ook ongetwijfeld hun bijdrage leveren in de regio’s. We hebben prachtige resultaten gezien en zullen zeker nog verdere voortgang gaan boeken. Blijf het proces dus via de site volgen, is ons devies!’

13


GROND VAN BESTAAN TRANSITIE-EXPERIMENT

14


Een nieuw eigendomsmodel dat zorgt voor een democratisch beheerde toewijzing van grond

Met een prijs van rond de € 64.400 per hectare en een opper­ vlakte van zeg 34 hectare is de grond van een gemiddeld landof tuinbouwbedrijf 2,2 miljoen euro waard. Vergelijk dit met bijvoorbeeld Frankrijk, waar de gemiddelde prijs rond de € 7.000 per hectare ligt. Hiermee is een van de belangrijkste uitdagingen zonneklaar: voor startende boeren is het moeilijk om grond te verwerven en als je (een deel van) je grond hebt kunnen financieren, is de druk op de bedrijfsvoering fors. Zeker als je ook wilt innoveren met nieuwe vormen van regeneratieve landbouw.

Foto: Klarien Klingen

­

Voor Natasha Hulst, onder meer programmadirecteur European Land Commons bij het Schumacher Center for New Economics, was deze vraag naar eerlijke toegang tot grond voor nieuwe boeren en agro-ecologie vanaf de start van Voor de oogst van morgen leidend voor haar verdere proces: ‘Tijdens de allereerste driedaagse van de Oogst in 2018 richtten we ons op onder meer de hefbomen van de transitie: waar vinden we de belangrijkste interventies met de potentieel grootste impact? Grondeigendom en financiering waren al vrij snel geïdentificeerd als een van de meest massieve struikelblokken. En zeker toen ik met mede-Oogster Maria van Maanen had gesproken over haar uitdagingen als Toekomstboer – haar voornaamste probleem was voor langere termijn toegang tot grond te vinden voor agro-eco-

logie – wist ik direct dat dit de route was, dat dit een blinde vlek was waar een oplossing voor moest komen als we daadwerkelijk een transitie in gang wilden zetten.’ ‘Er ontstond een stroomversnelling toen ik in contact kwam met het Schumacher Center for New Economics en via hen diepgaand kennis kon nemen van het concept ‘Community Land Trust’ (CLT). Onder meer werd ik uitgenodigd om in de VS op bezoek te gaan bij verschillende CLT’s. Een CLT is een radicaal ander systeem van grondbezit, die grond uit de handel haalt en het plaatst in een commons – die voldoet aan sociale, ecologische en culturele waarden. CLT’s brengen grond dus terug uit de transactionele sfeer – commodity – naar de gemeenschap – community. Concreet betekent dit dat het juridisch eigendom van de grond voor tenminste zeven generaties als het ware in de kluis gehouden wordt; het kan dus niet verhandeld worden. We verkrijgen die grond door een combinatie van financiering, maar ook via schenkingen, legaten, crowdfunding of bepaalde overeenkomsten met bijvoorbeeld overheden. Voorwaarde hierbij is dat de financiering van de grond geen druk mag leggen op het behalen van ecologische en sociale waardes. Vervolgens ontwikkelen we samen met de beoogde gebruiker een plan voor het landgebruik, stellen we 15


Het juridisch eigendom van de grond wordt voor tenminste zeven generaties in de kluis gehouden

een pachtprijs vast en ontwerpen we er een lokale/regionale ondersteunende organisatie bij. Van belang daarbij is dat alle betrokkenen, dat wil zeggen de gebruiker, de lokale omgeving en eventuele afnemers, vanuit een houding van rentmeesterschap het proces en de voortgang bewaken. Vanuit het perspectief van – en met het oog op – toekomstige generaties, de natuur en ecologie.’ ‘Dit hele proces is trouwens het resultaat van een gemeenschappelijke inspanning met mede-Oogsters Danielle de Nie en Liesbeth Soer, die het transitie-experiment ‘Aardpeer’ vormgeven, en Coen van Dedem. Maar ook externe experts, zoals onder meer Damaris Matthijssen van Economy Transformers en Henry Mentink van het Veerhuis, met wie we nu een van de eerste praktijkcase ontwikkelen, leverden hun bijdrage. Er is inmiddels een stichting met ANBI-status en – leuk nieuwtje! – we hebben mede-Oogster Ted van de Bergh en Klarien Klingen van Toekomstboeren bereid gevonden om zitting te nemen in het bestuur en Herman Wijffels, Sjoerd Wartena en Jesper Veenstra zegden inmiddels toe om tot de Raad van Inspiratie toe te treden.’ De grond onder het Veerhuis wordt volgend jaar aan Grond van Bestaan geschonken waarmee het de eerste CLT in Nederland zal worden.’

16

‘Sinds de start van Voor de Oogst van morgen is ‘toegang tot grond’ echt een thema geworden dat zich niet alleen in een snelgroeiende belangstelling mag verheugen, maar waardoor de initiatieven lokaal als paddenstoelen uit de grond schieten en echt concreet gewerkt wordt aan verandering. Ik denk aan ‘Aardpeer’, het al genoemde andere Oogst-experiment, en ook aan ‘Herenboeren’ of ‘Land van Ons’. Allemaal initiatieven waarmee we samenwerken en een gemeenschappelijk netwerk vormen. Al met al kan ik me niet voorstellen dat ik hier gekomen zou zijn zonder Voor de oogst van morgen en mijn mede-­ Oogsters. De Oogst heeft mij niet alleen geholpen de uitdaging scherp te krijgen, maar ook de tools gegeven om het idee handen en voeten te geven, én het netwerk aangereikt om het daadwerkelijk te realiseren.’ W → grondvanbestaan.nl → veerhuis.nl/aarde

Team Grond van Bestaan: > Ted van de Berg > Willemijn Cuijpers > Natasha Hulst > Maria van Maanen

TRUST VOOR DE TOEKOMST De huidige vorm van gekozen regering is simpelweg niet ontworpen om de rechten van toekomstige generaties in evenwicht te brengen met die van de huidige generaties. Aangezien toekomstige generaties niet stemmen, hebben ze weinig tot geen invloed in ons kiesstelsel. Een manier om op democratische wijze deze tekortkoming in de democratie te omzeilen, is door toekomstige generaties in ons economisch systeem te vertegenwoordigen. Door eigendomsrechten toe te wijzen aan een trust waarvoor het behoud van ecologische en sociale waarden, in plaats van het winnen van verkiezingen of het maximaliseren van winst, de belangrijkste missie is.


# DE PRAKTIJK: DE WILDE PEEN – MARIA VAN MAANEN EN KLARIEN KLINGEN ‘De Wilde Peen’ is een in 2019 gestarte zelfoogst-tuinderij in Ede met een groep van negentig oogstaandeelhouders. Twee tuinders organiseren de zaai, plant en teelt van de gewassen, en mensen die zich minimaal voor één jaar verbinden aan de tuinderij komen zelf hun groenten oogsten. Het land ‘van’ De Wilde Peen is in eigendom van een particulier. Nu, na het tweede teeltseizoen, zal De Wilde Peen moeten verhuizen, omdat de eigenaar het land een andere bestemming wil geven. De droom van De Wilde Peen is om de tuinbouw te integreren met productieve natuur – bomen en andere meerjarigen – en om een tuinderij te draaien in verbondenheid met de mensen en de omgeving die betrokken zijn. Daartoe is lange-termijn-toegang tot grond essentieel. Grond moet zo georganiseerd worden, dat het niet een tijdelijk alternatief is maar bijdraagt aan een duurzame, sociale toekomst. ‘Om deze reden willen we geen grond in eigendom maar wel langdurig toegang tot grond. Zodat alle inspanningen die worden gedaan om bodem en biodiversiteit te verbeteren, na ons persoonlijke verblijf niet teniet worden gedaan door de individuele eigendomsvorm waarin het land juridisch vast is gelegd. De komende tijd willen we met Grond van Bestaan en onze voedselgemeenschap nadenken over hoe we precies toegang, eigendom en zeggenschap van de grond willen gaan organiseren.’ → wildepeen.nl 17


GAMING TRANSITIE-EXPERIMENT

18


Een goede game, ingezet onder de juiste voorwaarden, kan voor veel grootschalige maatschappelijke vraagstukken als Haarlemmerolie werken

Als je binnen of met organisaties werkt, komt het volgende je vast bekend voor. In jouw bedrijf is een leertraject opgestart, laten we zeggen een nieuw motivatie- en samenwerkingsprogramma. Men treft elkaar in een besloten, met tl-buizen verlichte kantoorruimte, waar de deelnemers sheet na sheet via powerpoint krijgen voor­geschoteld. Tot slot worden plichtmatige beleefdheden uitgewisseld en vervolgens ‘deed iedereen een plas, en alles bleef zoals het was…’. Herkenbaar? Natuurlijk zullen dit soort traditionele overdrachtsmethoden op de een of andere manier wel een rol blijven spelen, maar het kán anders. Dat is in elk geval de missie van Maarten Robben, een van de meest opmerkelijke deelnemers van Voor de oogst van morgen, Final Boss Serious Gaming & Simulation bij ‘Frisse Blikken’ en inmiddels ook lid van het kernteam van de Oogst. Maarten: ‘Ik kwam voor het eerst in contact met serious gaming toen ik organisatiekunde studeerde aan de Universiteit van Tilburg. Gewend als ik was om zittend in de collegebanken naar een hoogleraar te luisteren en naar het projectiescherm te staren, was het spelen van mijn eerste simulatie-game een regelrechte openbaring. In tweeënhalf uur zakte alle kennis die ik in de vijf jaar ervoor had vergaard van mijn hoofd via mijn

hart in mijn buik. Het spel ging over de samenwerking tussen de nationale, provinciale en lokale overheid en de wens tot verandering. Ik was betoverd en voelde daarnaast opeens hoe machtsverhoudingen werken. Met één blik zag ik hoe alles op elkaar inwerkte, dat het vaak zoeken was...’ Waarin zit volgens jou vooral de kracht van simulaties en games? ‘Als eerste is er de noodzaak van vereenvoudiging. Je kunt een game niet te ingewikkeld maken en moet dus heel goed kijken naar wat er in essentie speelt. In het normale overleg kan de verleiding groot zijn om uit te wijden en allerlei bijzaken een rol te laten spelen – die dan vervolgens door elkaar gaan lopen. Het ontwerpen van een game dwingt je dus om je te beperken tot de hoofdzaak. Die is vaak niet zozeer inhoudelijk, maar vooral gericht op het

proces. Hoe ga je met mensen om, hoe werkt vertrouwen, hoe kun je over je eigen kleine positie heen kijken en ben je in staat om te luisteren en samen te werken? Het gaat daarbij vooral over de drijfveren, de houding en het gedrag wat daaruit voortvloeit. De ervaring is dat als het gesprek in eerste instantie daarover gaat, vaak ook de rest – de inhoud – weer kan gaan stromen. Er ontstaat iets als empathie en soms zelfs sympathie voor de positie van de ander. En vanuit dit nieuwe holistische, integrale perspectief een completer beeld van wat er speelt en nodig is. Het heeft een systemisch karakter: wat is jouw rol, wat is mijn rol, wat is de balans in geven en nemen, waar is het systeem verstoord, et cetera. En tenslotte is het ook een mooi instrument om de leidende principes van een organisatie helder te krijgen, soms ook de dilemma’s. Zoals bijvoorbeeld voor een bank de noodzaak om geld te verdienen wedijvert met de wens om maatschappelijk bij te dragen.’ Wanneer zou je gaming beslist niet inzetten? ‘Door gaming creatief in te zetten en in te bedden in andere activiteiten, kan het op verschillende terreinen bijdragen. Maar als een organisatie in een turbulente fase zit, neem een fusie of een overname, en de machtsverhoudingen onduidelijk zijn, is een grootschalige interventie door middel van games niet 19


Er ontstaat iets als empathie en soms zelfs sympathie voor de positie van de ander

altijd handig. Er worden dan vaak al genoeg spelletjes gespeeld.’ Duidelijk. En wat brengt iemand die twintig jaar in de game-ontwikkeling zit bij een proces als de Oogst? ‘Ik had al contact met Dieter Van den Broeck van Commonland om een landschapsontwikkeling game te ontwikkelen. Dieter wist dat ik een passie heb voor duurzaamheid, natuur en landschapsontwikkeling, en zodoende vroeg hij me om deel te nemen. Ik vond dat superleuk, want normaal gesproken zit ik altijd in de faciliterende rol. Echt mooi om nu eens te participeren! Het bood me de mogelijkheid om aan den lijve te ervaren wat het betekent om deelnemer te zijn. Daarnaast was het ook een kans om verder te komen met de ontwikkeling van die landschaps­ontwikkeling game. Prachtig om het systeem echt van binnenuit te ervaren.’ Wat gaf het je? ‘Ik vond het heel impactvol. Toen ik eraan begon, heb ik me onvoldoende gerealiseerd dat het zo’n lang en intensief traject zou worden, maar achteraf zie ik dat dit nu juist de waarde ervan is. Heel bijzonder om met elkaar zo’n reis te maken, om de tijd te nemen en te vertragen met mensen vanuit het hele systeem en hun optiek te leren kennen. Juist ook de leerreizen die we hebben gemaakt, vergeet ik nooit, nooit meer. 20

Ik was onder meer bij een intensieve varkenshouderij. Hoe diametraal anders mensen daarover denken en dat je dat dan met elkaar toch betekenis kunt geven, super leerzaam! Ik denk overigens dat dit niet voor iedereen de beste manier van leren is. Het moet je liggen om met jezelf aan de slag te gaan. Wat je erin stopt, bepaalt wat je eruit haalt – het is een kwestie van persoonlijk leiderschap. Verder heeft het me concrete projecten opgeleverd! En ben ik inmiddels ook op bijna dagelijkse basis betrokken als lid van het kernteam.’ Vertel nog iets over je droom rond het landschapsspel, wie weet willen er enthousiaste lezers aanhaken… ‘De transitie in ons landbouw en voedselsysteem is dynamisch en complex. Er spelen veel belangen, er zijn veel partijen betrokken en het is diffuus. Dit zijn de juiste ingrediënten voor het maken van een multi-stakeholder game. Die kan op vele plekken worden ingezet en als prachtig instrument dienen om partijen weer aan het praten te krijgen. We hebben hier inmiddels veel ervaring mee binnen de energietransitie, maar één project staat nog helder op mijn netvlies. Na de bouwfraude was het vertrouwen tussen opdrachtgevende en opdrachtnemende bouwpartijen naar een dieptepunt gezakt. We hebben toen via een game genaamd LINK deze partijen uitgenodigd om samen te spelen

en te leren. En wisten ze daarmee, met het onvermijdelijke verbale vuurwerk, weer on speaking terms te krijgen. Echt gebeurd! Richard Duke, een van de goeroes binnen ons vakgebied, sprak in 1974 al over gaming: the future’s ­language. Een goede game, ingezet onder de juiste voorwaarden, kan voor veel grootschalige maatschappelijke vraagstukken als Haarlemmerolie werken. Dus mochten lezers hierdoor geïnspireerd geraakt zijn, dan hoop ik dat ze ons willen helpen ervoor te zorgen dat het landschapsspel gemaakt kan gaan worden!’ W

Team Landshapers: > Bennie Meek > Jeroen Mulder > Maarten Robben Team Duurzame bedrijfsovername: > Susan Drion > Onno van Eijk > Bennie Meek > Ron Methorst > Maarten Robben


# LANDSHAPERS In de serious game Landshapers moeten de deelnemers een afweging maken tussen het individuele belang en het groepsbelang. Iedere deelnemer exploiteert gemeenschappelijke en voor iedereen toegankelijke grondstofbronnen, namelijk de natuurlijke hulpbronnen uit de Groene Streek. Iedereen is direct afhankelijk van deze ‘commons’. Geen enkele speler heeft de bronnen in bezit, maar iedereen heeft er wel toegang toe (ecosysteemdiensten). De opdracht van elke speler is om zijn specifieke doelstellingen te behalen, een gezond bedrijf op te bouwen en de gezondheid van De Groene Streek te waarborgen. Hierin ben je sterk van elkaar afhankelijk. Landshapers kan worden gebruikt om (nieuwe) samenwerkingsverbanden te onderzoeken, erop te reflecteren en te verstevigen. De huidige thema’s rondom het stikstof, PFAS en fijnstof vraagstuk zijn in deze game verwerkt. Organisatie­thema’s die Landshapers raakt zijn: Prisoner’s Dilemma, Verschillen tussen belangen, Overeenkomstige belangen, Free-riders gedrag, Communicatie en overlegstijlen, Samenwerken, Vertrouwen en wantrouwen, Overtuigen, Individuele houding en gedrag. De game is door Frisse Blikken & Studio Meek in opdracht van de provincie Noord Brabant gemaakt en ging live tijdens de Dutch Design Week van 2019. Je speelt hem met 8 en 16 deelnemers binnen twee á drie uur.

# DUURZAME BEDRIJFSOVERNAME

# DE POTATO POTENTIE

Transitie van de landbouw ontstaat door strategische keuzes die ondernemers op hun bedrijf maken. De momenten waarop een boer zijn bedrijfsstrategie kiest, zijn dé potentiële moments of change voor een sector als geheel. De overname van een bestaand (familie) bedrijf is voor elke boer(in) hét moment waarop hij/zij werkelijk koers kiest voor toekomst. Gaan boeren is meestal een keus voor de rest van je leven. Een jonge starter moet daarom goed zicht hebben op de toekomst, en een strategie kiezen die ook echt gericht is op die toekomst. Het agrarisch onderwijs doet er alles aan om de jonge starters hiervoor klaar te stomen. De ruimte voor toekomstgerichte bedrijfsovername hangt niet alleen van de starter af. Mogelijk-­ makers rondom de starter bepalen de ruimte die hij/zij krijgt voor realisatie van de toekomstgerichte plannen. Deze mogelijk-­makers zijn o.a.: familie, financiers, grondeigenaren, vergunningverleners, afnemende en toeleverende ketenpartijen, politiek. De daadwerkelijke ruimte voor een toekomstgerichte bedrijfsovername hangt af van de manier waarop een jonge starter en zijn mogelijk-makers samen ‘het spel’ spelen van ruimte creëren voor future-fit farming. Samen met een team vanuit Voor de oogst van morgen ontwikkelen we een serious game waarbij letterlijk dit ‘spel’ gespeeld kan worden, inclusief de bovengenoemde partijen.

Afgelopen jaar heeft Frisse Blikken de serious escape room in opdracht van Avebe gemaakt. Binnen Potato Potentie leren deelnemers op een interactieve manier over de aardappelketen: vanaf de klei, via innovatie en productie, tot aan de eindklant. Samen met een team van tussen de 6 tot 8 deelnemers moet je onder tijdsdruk eindproducten aan klanten leveren. Hierbij word je uitgedaagd om zowel op de korte als op de lange termijn investeringsbeslissingen te maken. De keten dient namelijk binnen alle schakels verduurzaamd te worden om de licence to operate te behouden. De serious escape room is specifiek ontwikkeld voor het aantrekken van nieuw talent aan de organisatie, maar kan ook heel goed worden ingezet t­ ijdens teamsessies of andere willekeurige bedrijfsevents.

21


Gerda Kool

Gert-Jan de Graaf

Liane Lankreijer

Jan Willem Straatsma

David van Zelm van Eldik

Susan Drion 22


DEEL NEMERS De achtergrond van de deelnemers aan Voor de oogst van morgen is heel verschillend. Maak kennis met zes van hen. Wie zijn ze, wat doen ze, wat beweegt ze?

23


24


Gerda Kool We moeten het met elkaar doen! ‘Ik ben geboren en getogen op deze boerderij, doe de administratie en melk ’s middags de koeien. Mijn man doet al het andere: ook hij melkt en hij behandelt de koeien als ze ziek zijn, zorgt voor de schapen en beheert het natuurland van Natuurmonumenten. We werken grondgebonden, natuur-inclusief, gebruiken alleen maar Europese grondstoffen, hebben weidegang, stimuleren weidevogels en gaan met de natuur om zoals het ons past in de bedrijfsvoering. We laten ons daarin niet teveel opleggen, maar als pachter van Natuurmonumenten blijft dat wel een uitdaging. Mijn deelname aan de Oogst bracht me op het idee iemand van de afdeling Natuur en Landbouw bij Natuurmonumenten uit te nodigen om een dag met ons mee te lopen, om te ervaren wat er allemaal gebeurt op een boerderij. Dat is veel meer dan de meeste mensen weten. Het gaat niet alleen om voedsel produceren – je moet ook voor je weidevogels zorgen, voor je landschap, je water… Zóveel dingen!’

Gerda Kool-van Diën (1972) is boerin, algemeen bestuurslid en fractievoorzitter bij het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht voor de fractie ongebouwd. Voor LTO is zij themahouder Ruimtelijke Ordening in Utrecht in de gebiedscommissie Utrecht West met een adviserende rol aan de provincie.

‘En dat allemaal gerelateerd aan een voedselprijs, daarmee moet álles mee betaald worden. Voor weidevogels krijg je een vergoeding voor je verminderde opbrengst, maar geen betaling. We proberen ons land zo goed mogelijk te beheren met behulp van de koeien en schapen. Je moet zorgen dat de wei fris ruikt, lekker is voor die koe. Zelf heb je ook graag een schoon bord – nou, die koe wil precies hetzelfde. Dus als je de verkeerde bemesting toepast, dan kan dat een heel andere werking hebben dan je wilt. Vandaar dat je kijkt naar hoe en wanneer je bemest. Is de weersomstandigheid goed met liefst een klein beetje regen, want dan wordt de mest nog wat meer verdund en gemakkelijker opgenomen door de planten. Tenminste als je de juiste temperatuur hebt, want dat speelt ook nog mee.’ ‘Laatst schreef een boerin in de krant: Vroeger hadden we één medewerker op de boerderij. Toen ging die weg en deed je het als boerengezin samen. Daarna ging de boerin uit werken en nu is het bijna zo dat ook de boer uit werken moet, want we kunnen het financieel niet meer rondbreien. Ja, dan snap je wel dat het niet goed gaat. Bij de Oogst gaan we in gesprek met elkaar, zowel met mensen van Natuurmonumenten als van Albert Heijn als van de provincies, gemeentes en ook met anderen die op verschillende manieren met hetzelfde probleem bezig zijn. Mijn motivatie om deel te nemen is om het verhaal van wat er op het erf gebeurt verder te brengen. Ik merk gewoon dat het men-

sen meteen begint te duizelen als ik dat vertel bij Natuurmonumenten of een andere groene organisatie: wat doet die boer allemaal wel niet? Het belangrijkste is dat we met z’n allen kijken naar welke keuzes er gemaakt kunnen worden. Het is het gemakkelijkst om voor de milieuvervuilende te kiezen. Als je dat wilt aanpakken, moet je concrete alternatieven bieden en niet alleen zeggen dat het niet mag. We moeten het met elkaar doen in het landschap.’ ‘Tijdens de ontmoetingsdagen met de Oogst moet je veel rustmomenten voor jezelf nemen. Dat was ik helemaal niet gewend, maar inderdaad, zo kan het ook. Laten we kijken naar wat onze gezamenlijkheid is. Het is mooi om bijvoorbeeld een gesprek met iemand van Albert Heijn te voeren, daaraan wordt veel duidelijk. Vaak denken mensen: daar kunnen ze het wel oplossen. Nee! Het ligt bij jou, als consument: wat kies jij om dagelijks in je winkel­wagen te leggen? Vaak deponeren we de verantwoordelijkheid bij een ander. Dat kan niet als je de transitie van de landbouw naar meer natuur-inclusief wilt maken… Ieder z’n steentje.’

*

25


Gert-Jan de Graaf Natuur en boerderij kunnen elkaar stimuleren ‘Ik werk bij LTO Noord als projectleider, voornamelijk op het gebied van bodemvruchtbaarheid en biodiversiteitherstel. In onze organisatie leeft een sterke maatschappelijke bewustwording. We realiseren ons dat we naar een landbouw toe moeten die beter past binnen de ecologische grenzen. Zelf vind ik het het allerleukst om boeren één op één te helpen, aan de gang te gaan met het sluiten van de kringlopen, het realiseren van een hogere kwaliteit gewassen en het optimaliseren van de bodemgezondheid. Hierdoor wordt het land robuuster en minder afhankelijkheid van chemische input als kunstmest en bestrijdingsmiddelen en het importeren van krachtvoer. Zelf heb ik niet al die kennis, maar ik haal er experts bij. Dan bezoeken we een bedrijf en kijken samen naar de kringloop, bodem- en diergezondheid en wat er ook maar speelt. Hoe fijn is het om gewoon op het erf bij de boer te beginnen, hem te helpen met het verdienen van een betere boterham en daadwerkelijk in het landschap bezig zijn.’ ‘In Amsterdam studeerde ik Aard­ wetenschappen, maar qua opleiding heb ik het meest aan dat ik geboren ben op een melkveebedrijf. Mijn studie leerde me wel veel over de principes van de natuur, en dat maakt dat ik breder naar het ecosysteem kijk.Elke bodem, elke polder is anders. Dat maakt het interessant, al werken de natuurlijke principes hetzelfde. Een boerenbedrijf is veel meer dan de producent van voedsel; boeren zijn de 26

hoeders van het landschap en ze voorzien in veel maatschappelijke baten. Mijn werk heeft de component dat de boer er beter van wordt en het landschap gezonder. Onze opdrachtgevers zijn dan ook vaak provincies en soortgelijke instellingen die meer vanuit de maatschappelijke kant werken. Meer wateropslag, meer CO2 die de grond ingaat – dus organische stofopbouw, minder afspoeling, droogte/water resistentie en het stimuleren van de bodemdiversiteit. Het mes snijdt dus aan twee kanten.’ ‘Toen ik op de middelbare school zat, kreeg ik de geuzennaam ‘boertje’ en eerlijk gezegd was ik hier vaak niet zo blij mee. Pas na mijn studie en nadat ik twee jaar iets heel anders gedaan had, kwam ik erachter dat mijn roeping toch echt in de agrarische sector ligt. Ik wil niet melken, want daar zie ik geen perspectief in. Dat is vaak hard werken voor weinig geld, en ook nog voor een product dat de anonimiteit in verdwijnt. Ik speel met allerlei gedachtes om het bedrijf van mijn ouders anders in te richten. Met kwaliteitsvleeskoeien, zoals de Gasconnes die hier buiten al lopen, een educatieve en een recreatieve tak. Voor boer én maatschappij is het belangrijk dat kinderen weten waar hun voedsel vandaan komt en dat het niet erg is om vieze handen te krijgen. Ik denk dat er veel mogelijkheden liggen voor een breed bedrijf: sociaal verbindend, regeneratief, verantwoord, de biodiversiteit stimulerend. Maar ja, ik heb nog honderd hindernissen

te nemen: de bank, vergunningen, gemeente, provincie – ik heb er nul ervaring mee. Wel fijn dus dat ik vanuit de Oogst met mensen als van de Triodosbank en de provincie in contact kom.’ ‘Uit persoonlijke overtuiging zeg ik dat we in Nederland beleidstechnisch iets heel doms aan het doen zijn, nu we de boeren wegpesten. Zij vormen met elkaar de laatste noemenswaardige productiesector in Nederland, we zijn op dit gebied wereldberoemd. Waarom zouden we die dan uit-faseren en in de handen van bijvoorbeeld China duwen? Kijk naar de overbevolking, en ook naar zoiets als corona. Dat laat zien dat je voedselonafhankelijk moet zijn van andere landen.’ ‘Natuur en boerderij moeten elkaar stimuleren, en dat kan. Daarvan ben ik overtuigd. Toen ik dertig jaar geleden geboren werd, zaten hier twintig melkveehouders in de polder, nu nog maar een stuk of drie, met grote bedrijven. De koeien staan meestal de hele dag binnen, waardoor het grasland weinig diversiteit heeft en dus vatbaarder is voor problemen. Als het mij toch zou lukken om deze boerderij op mijn eigen manier te gaan voeren…’

*

Gert-Jan de Graaf (1989) studeerde Aardwetenschappen in Amsterdam. Na zijn studie kwam hij twee jaar in dienst bij Stichting Wij.land (dochterorganisatie van Commonland) en werkt nu met veel plezier als projectleider duurzaamheid bij LTO.


27


THEORY U Bij Voor de oogst van morgen wordt gewerkt met Theory U, een verandermodel dat ontwikkeld werd door Otto Scharmer van het Presencing Institute – op zijn beurt weer verbonden aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology. Als uitgangspunt koos Scharmer een confronterende vraag: ‘Hoe komt het dat we collectief resultaten realiseren die individueel niemand van ons wil?’ Het antwoord daarop is verrassend eenvoudig: vorm volgt bewustzijn. Of zoals Bill O’Brien, de inmiddels overleden CEO van Hanover Insurance, zei: ‘Het succes van een interventie hangt af van de innerlijke toestand van degene die hem doet.’ Theory U vestigt dan ook onze aandacht op de blinde vlek in hedendaags leiderschap: de ‘innerlijke condities’, de bronnen waar vanuit we zowel individueel als collectief opereren. We dienen ons dus bewust te worden van die blinde vlek en vervolgens een verschuiving in onze gewone manier van handelen te bewerkstelligen. Dit maakt dat we de ons bekende patronen achter ons laten om met een frisse blik te kijken naar wat er wil ontstaan. Het stelt ons in staat nieuwe handelings­ perspectieven te openen.

28

Om deze slag te kunnen maken, zullen we een aantal stappen moeten nemen. Het begint met 1) luisteren naar anderen en ontdekken waar de gezamenlijke intentie ligt, 2) vertragen en bij onszelf observeren wat het systeem vraagt; laat je inspireren door ‘koplopers’, 3) ons verbinden met wat we ervaren hebben en dit nieuwe ‘weten’ in onszelf laten groeien in het licht van wat er wil ontstaan: niet ego maar eco! 4) en gezamenlijk ermee experimenteren. Zo kunnen we uiteindelijk 5) maatschappelijk zinvol handelen in antwoord op wat zich in het hier en nu ontvouwt. Vijf exemplaren van ‘De essentie van Theorie U. Kern­principes & toepassingen’ Met dank aan uitgeverij Christofoor mogen we vijf lezers een exemplaar aanbieden van ‘De essentie van Theorie U’. Kernprincipes & toepassingen, een beknopte en toegankelijke handleiding voor de belangrijkste concepten en toepassingen in Otto Scharmers Theorie U. Stuur voor 28 februari 2021 een korte mail naar info@ oogstvanmorgen.net waarin je uitlegt waarom juist jíj dit boek zou moeten krijgen! De persoonsgegevens die in het kader van deze actie worden verkregen, worden alleen gebruikt voor de deze actie en niet verstrekt aan derden.


29


30


4 RETURNS In hoeverre voel jij je verbonden met de natuur? Zie je het verband tussen voedselzekerheid, gezonde land­ schappen, een stabiel klimaat en je eigen welzijn? Ons huidige landbouw­ systeem is gericht op maximalisatie van de omzet per hectare en dat is geen houdbare situatie.

Het 4 Returns model gaat uit van herstelen beheer­cycli van twintig jaar, omdat dit de minimum­periode is om gedegradeerde landschappen te herstellen. Hiertoe gaat Commonland langetermijnrelaties aan met de belangrijkste stakeholders die betrokken zijn bij de landschappen: overheden, bedrijven, boeren en investeerders. Theory U wordt gebruikt als stakeholder management tool om mensen dichter bij elkaar te brengen, begrip te creëren voor elkaar en zo een gezonde basis te leggen voor een samenwerking. Precies waar Voor de oogst van morgen voor staat.

Commonland, een van de initiatiefnemers van Voor de oogst van morgen, ontwikkelde een methodiek die zich richt op de omkering van deze neerwaartse spiraal. Commonland heeft als doel om samen met internationale bedrijven en investeerders gedegradeerde landschappen weer groen, leefbaar en gezond te maken. Daarvoor is het model van 4 returns ontwikkeld: Return of investment Return of natural capital Return of social capital Return of inspiration Dit model heeft dus niet alleen een positief effect op de portemonnee van de boer, maar zorgt ook voor natuurherstel en werkgelegenheid en – last but not least – geeft mensen weer hoop en inspiratie om in het landschap te wonen en te werken.

31


GEZOCHT: AARDPEREN TRANSITIE-EXPERIMENT

32


Wij aardperen staan met beide voeten op gezonde grond

Aardperen gezocht? Ja, daar zijn Liesbeth Soer (Triodos Regenerative Money Centre) en Danielle de Nie (Wij.land) inderdaad hard naar op zoek. Mensen die willen bijdragen aan een gezond gebruik van grond, meer soortenrijkdom en een eerlijke verdeling van de aarde kunnen zich aansluiten bij de beweging die zij samen met BD Grondbeheer en Herenboeren in het leven hebben geroepen. De partners zijn er klaar voor. Ten tijde van het schrijven van dit interview is het alleen nog wachten op groen licht van de AFM voor de prospectus die de uitgifte van een obligatielening door BD Grondbeheer begeleidt.

Danielle de Nie licht toe: ‘We zijn ooit gestart met deze obligatielening in het hart van ons aanbod. De vier partners – BD Grondbeheer, Herenboeren, Triodos en Wij.land – zagen hoe de transitie naar duurzamer boeren enorm vertraagd werd door de financiële barrière waar boeren tegenaan lopen als ze grond willen kopen of uitbreiden. Vooral als ze daar op een meer duurzame manier landbouw willen bedrijven. Het kernidee is heel simpel: een obligatielening uitgeven en met dat geld grond kopen die tegen een eerlijke pacht ter beschikking wordt gesteld aan boeren die natuur-inclusief werken. En die grond is niet alleen voor nu beschikbaar voor duurzame vormen van landbouw, maar blijft dat voor de komende zeven

generaties. Een belofte die dankzij de achtergrond van de vier partners ook realistisch is. Simpel gezegd, maar natuurlijk niet zo simpel gedaan.’ Liesbeth Soer vult aan: ‘Los van alle financieel-technische en juridische randvoorwaarden die gesteld worden aan een obligatie-uitgifte van 15 miljoen euro, moet je elkaar als partner natuurlijk vinden in dat proces. De verschillende visies, rollen en verantwoordelijkheden moeten afgestemd worden en in het proces doe je ook steeds nieuwe inzichten op en verleg je de koers. Het is tot op heden op een heel interessant, uitdagend en vooral leuk avontuur geweest.’ Danielle vervolgt: ‘In dat samenwerkingsproces kwamen we ook steeds meer tot het inzicht dat het niet alleen gaat om het uitgeven van obligaties, maar ook om onze gemeenschappelijke droom om iedereen die op een of andere manier gelooft in een duurzamer landbouw- en voedselsysteem de mogelijkheid te bieden bij te dragen. Als je dat vanuit je luie stoel wilt doen door een obligatie te kopen, uitstekend! Of door een oogstabonnement af te sluiten bij de lokale ondernemer, prima! Als je anderen wilt inspireren met nieuwe inzichten of innovaties, graag! Heb je tijd ter beschikking, super! Kortom, van het uitgeven van een obligatie ontwikkelde het aanbod zich naar dat van een 33


beweging, een gemeenschap. Iedereen die wil bijdragen is meer dan welkom!” Liesbeth: ‘Het is belangrijk dat de obligatie-uitgifte er is en succesvol wordt, maar geld is nooit bedoeld geweest als louter transactiemiddel. Wij zijn het zo gaan beschóuwen. Maar alles heeft een effect. Stel dat je een wortel koopt. De transactionele opvatting is: ik krijg de wortel en jij krijgt het geld. Je gaat dan voorbij aan het feit je met de aanschaf van die wortel een relatie aangaat met het hele systeem dat die wortel heeft voortgebracht. Van waar je die wortel hebt gekocht, wie die heeft geproduceerd tot hoe en waar dat is gedaan. Feitelijk koop je er een hele keten bij. Kijkend vanuit een bewustzijn op geld gaat het ook bij een obligatie niet over het instrument zelf, maar over de set aan waarden die erachter zit en waar je je met het investeren in zo’n obligatie aan verbindt. Die bewustwording willen we, samen met een handelingsperspectief, creëren. Dus: hoe je ook wilt bijdragen aan de transitie van het landbouw- en voedselsysteem – ook als je niet weet hoe – bij Aardpeer ben je meer dan welkom.’ Danielle over de rol van de Oogst in het proces: ‘Ik was al aan het nadenken over grond en grondfinanciering en hoe dat op een andere manier kan. In die verkenning ontdekte ik dat meer 34

mensen dit onderwerp op hun agenda hadden, maar ik was nog geen echte fondsenbouwer tegengekomen. Tot ik tijdens de aftrap van de Oogst met deelnemer Coen van Dedem en anderen in gesprek raakte en het balletje ging rollen. Het netwerk van de Oogst heeft er uiteindelijk toe geleid dat het model veel beter doordacht is, júist omdat je in die vertraging en gezamenlijke verbinding gaat. Ik kwam binnen bij de Oogst met de intentie een obligatiefonds op te willen zetten en geld uit de markt te halen, zo eenvoudig. Maar gaande het proces heeft zich dat dus verbreed naar een mooier, completer, holistischer model. En het leidde uiteindelijk tot de samenwerking met Herenboeren en BD Grondbeheer. Daarnaast vind ik het heel fijn dat we de tijdens het Oogst-proces aangereikte werkvormen als 3D modelleren en de dialoog wandeling hebben kunnen inzetten in het smeden van de samenwerking tussen de partners van Aardpeer zelf.’ Liesbeth: ‘Ik miste de driedaagse aftrap, maar toen ik uiteindelijk ging deelnemen, ontdekte ik een groep gelijkgestemden en een proces waarin je elkaar echt kunt vinden en ontmoeten, juist ook als het lijkt te schuren. In de gesprekken ontwikkelde zich een enorm vertrouwen, het vertrouwen dat we allemaal op dezelfde koers zitten. Daar gaat het werkelijk om. Het maakt niet uit

waar je vandaan komt, maar hoe je erin zit. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van Aardpeer. Ik heb geleerd inclusiever te denken. We zijn er voor iedereen die iets wil bijdragen aan de transitie van het systeem, niet alleen voor biodynamische of biologische adepten. Gaandeweg ontdekte ik steeds meer hóe belangrijk grond is binnen de transitie-agenda: het is een sleutel die veel nieuwe dingen mogelijk kan maken. Op persoonlijk niveau heeft het me geleerd vrij te luisteren en dat je, zeker met mede-Oogsters, het gesprek op een heel ander niveau kunt insteken. Ik heb echt het gevoel dat de samenwerking met de mensen binnen Aardpeer, van wie ik sommigen al kende, hechter en dieper is geworden. Aardpeer had zonder de Oogst niet bestaan zoals het nu bestaat. Aardpeer is omdat wij zijn.’ W

Wil je ook Aardpeer worden? Meld je dan aan op aardpeer.nl. Team Aardpeer: > Kees van Biert > Coen van Dedem > Susan Drion > Natasha Hulst > Dennis Kerkhoven > Danielle de Nie > Liesbeth Soer > Geert van der Veer


Het maakt niet uit waar je vandaan komt, maar hoe je erin zit

35


VERRIJKENDE LANDBOUW TRANSITIE-EXPERIMENT

36


De stem van de bodem: ‘Ik ben uitgeput…’

Met een grote diversiteit aan achtergronden van Oogstdeelnemers – boeren, ambtenaren, jongeren, medewerkers van belangenorganisaties, bankiers en zelfstandig ondernemers – zijn de verschillende stemmen van het systeem vertegenwoordigd. Die van beleid en regelgeving, van voedselproductie, dierenwelzijn, verdienmodellen en financiering en die van de toekomstige generatie. Toch ontbreekt er eentje – en wát voor een: die van de bodem. Maar hoe geef je stem aan de bodem, die op allerlei manieren met ons communiceert alleen niet in conventionele taal? En hoe zorg je ervoor dat de mensen naar haar luisteren? In dit kader is het misschien wel de belangrijkste vraag voor Liesbeth Schipper en haar team van Verrijkende Landbouw, één van de samenwerkingspartners van Voor de oogst van morgen. Die samenwerking is een transitie-­ experiment op zich en begon tijdens een gesprek tussen Renée Zijlstra, deel­ nemer aan de Oogst en aan Verrijkende Landbouw en Dieter van den Broeck. Liesbeth, hoe leer je luisteren naar de bodem, waar begin je? ‘Met ons programma Verrijkende Landbouw zijn we vertrokken vanuit de vraag hoe de transitie-agenda naar een nieuw landbouwsysteem op een gezonde bodem eruit zou moeten zien. We schetsten een lange-termijn beeld

van wat een gezonde bodem onder de landbouw eigenlijk is, en brachten dat vervolgens terug naar de vraag wat we nú zouden moeten doen. Op de eerste plaats namen we echt de tijd om een analyse te maken van de huidige situatie. Hoe kun je de bodem beschrijven, wat vind je gezond, hoe vertaalt zich dat dan in die bodem enzovoort. Mede geïnspireerd op het door RIVM en WUR ontwikkelde beoordelingssysteem ‘Soil Navigator’ zijn daar zes essentiële functies van het bodem- en watersysteem uit voortgekomen: 1 Waterhuishouding en -zuivering 2 Koolstofvastlegging 3 Bodembiodiversiteit 4 Mineralenkringlopen 5 Voedselproductie 6 Landschap Per functie kijk je vervolgens op regionaal niveau samen met alle betrokkenen heel concreet via de belangrijkste indica­ toren per functie naar hoe de bodem ervoor staat. Pas daarna kun je in een gebied aan de slag met waardering, verdienmodellen en organisatie.’ Wat waren voor jouzelf de meest ­opmerkelijk inzichten die uit die analyse naar voren kwamen? ‘Wat me opviel is dat er betrekkelijk weinig fundamenteel onderzoek naar de bodem in landelijk gebied is gedaan. 37


Naast het wetenschappelijk perspectief zijn er verschillende archetypes van de aarde

Er vond meer onderzoek plaats naar de bodemvervuiling in verstedelijkte gebieden dan naar de gezondheid van de plattelandsbodem! Verrassend. Verder hebben we ons bij de analyse niet beperkt tot de bodem alleen. We kijken vanuit drie lenzen: in de eerste plaats ‘land’ – de bodem dus, ten tweede ‘waarde’ – het financieel-economische systeem eromheen, en tot slot de ‘mens’ – de sociaal-culturele context, de manier waarop we alles organiseren, de rollen die we daarbinnen vervullen en onze houding ten opzichte van de natuur. De analyse van het waarde-creërende systeem rond de bodem heeft me echt nieuwe inzichten gegeven. Vooral met betrekking tot de complexiteit en het mondiale karakter ervan: hoe weinig invloed je daar als individuele boer of organisatie op kunt uitoefenen. Soms lijkt het wel alsof alleen de Verenigde Naties het gepaste orgaan is om een bepaald probleem aan te pakken…’ Maar hoe geef je vervolgens daad­ werkelijk stem aan de bodem zelf? ‘Die vraag klinkt al langer en het is goed dat we kennelijk met z’n allen vinden dat die stem moet meedoen. Binnen de bodemfuncties is dit onderdeel van de landschapsdimensie. Dan kijken we ook naar aspecten als de beleving van een landschap, de verbondenheid ermee en het gevoelsleven. Het is dus heel belangrijk en er is in Nederland een 38

actieve groep mensen die daar veel van afweet. Punt is natuurlijk dat het ónder de grond plaatsvindt, we kunnen het letterlijk niet zien en soms weten we niet eens waar we naar moeten kijken of luisteren. De bodem is tenslotte deel van een ecosysteem en geen menselijk organisme. Maar zij leeft wel: er zit een enorme biodiversiteit in de bodem, die onontbeerlijk is voor de groei van planten. Hoe benader je het dan? Je kunt dan niet anders dan het personifiëren. Naast het wetenschappelijk perspectief zijn er verschillende archetypes van de aarde. Met name Gaia – de moeder, de vruchtbaarheid en leven schenkende – is van belang. Dit leven-brengende aspect van de aarde moeten we in het menselijk discours inbrengen en mee laten doen in het gesprek. Ik denk bijvoorbeeld aan Jan Terlouw, die ooit suggereerde dat in iedere boardroom een stoel gereserveerd zou moeten zijn voor de toekomstige generaties. Zo zou je ook een stoel moeten inruimen voor de bodem. Dit is ook de boodschap van het ‘Manifest Terragenda’, dat woensdag 25 november door hoogleraar Jan Willem Erisman namens de bodemambassadeurs is overhandigd aan de directeur-­generaal Water en Bodem bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Met andere woorden: begin niet eerder in een gebied voordat je aandachtig stilgestaan hebt bij wat de bodem jou te vertellen heeft. Essentieel vind ik om,

uitgaand van onze basis van kennis, te werken aan een zo integraal mogelijk perspectief.’ Wat zegt de bodem op dit moment? ‘Zij zegt: ‘Ik verdroog, ik verlies bodemleven, ik verdicht en raak steeds meer uitgeput, terwijl ik zo graag de biodiversiteit in leven wil houden en als een spons water wil opslaan en transporteren.’ Net als een mens kan ook de bodem levend of dood zijn. En als zij dood is, kan bijna niets haar weer tot leven brengen. Dat het zover heeft kunnen komen, is ontstaan uit onze manier van denken: we beschouwen de bodem alleen maar als een middel. Willen we dit tij keren, moeten we om te beginnen leren partneren met de natuur.’ W

Team Verrijkende landbouw: > Dieter van den Broeck > Victoria Dekker > Kyra van den Hil > Liesbeth Schipper > Renée Zijlstra


SAMENWERKINGS­ VERBAND Verrijkende Landbouw is een programma gericht op kennis en innovatie, ontstaan uit het Initiatief Bewust Bodemgebruik en ontwikkeld door een breed samenwerkingsverband van Royal HaskoningDHV (penvoerder), Aequator, Wij.Land, Kadaster en RiBuilT. De Coöperatieve Samenleving heeft in fase 1 en 2 belangrijke bijdragen geleverd. Dit wordt financieel mogelijk gemaakt door het Uitvoeringsprogramma van het Convenant Bodem en Ondergrond van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. → verrijkendelandbouw.nl

39


Liane Lankreijer Je gevoed weten en saamhorigheid

40


Liane Lankreijer (1971) studeerde Milieuhygiëne in Wageningen en vervulde tot 2014 verschillende functies op het gebied van onder meer verandermanagement bij de overheid. Haar persoonlijke ontwikkelingsweg liep via yoga, Zijnsoriëntatie en Eco-intention en bracht haar op het sjamanenpad en de voedseltransitie.

‘Altijd al had ik een diepe band met de natuur, als kind wilde ik een tijdje boswachter worden. Als jongere was ik lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en ging ik in Wageningen Milieuhygiëne studeren. Tijdens die studie maakte ik de omslag van het puur natuurwetenschappelijk willen begrijpen van de wereld – zoals je dat op de middelbare school als bèta allemaal leert – naar: hoe zit de wereld in elkaar? Hoe werkt macht, hoe werkt gedrag van mensen, hoe worden beslissingen door de overheid genomen? Eerst ben ik bij de provinciale overheid als trainee aan het werk gegaan en toen bij de Rijksoverheid. Ik had grote idealen en wilde heel graag dat het beter ging met de natuur, met het milieu. Je kunt je er toch over verbazen dat we met z’n allen weten dat het niet goed gaat en tóch niet tot daden komen.’ ‘Ik ontdekte de kunst van het vragenstellen en ging ik me beziggehouden met verandermanagement. Maar ergens in de jaren erna liep ik vast en in 2012 kreeg ik een burn-out. Daar zat ik thuis op de bank. Tijd voor verandering. Ik heb mezelf toen beloofd dat ik mijn hart zou volgen en startte mijn eigen bedrijf; het kreeg de naam ‘Natuurlijk in je Kracht’. Doordat ik geïnteresseerd was in wat zich afspeelde binnen het voedselsysteem, ontstonden er allerlei mooie stadslandbouwinitiatieven, die zich verenigden in de bottom-up ­beweging ‘Ons eten Den Haag’. ‘Ons lijf is opgebouwd uit wat we eten, letterlijk; dus in de materie zijn we verbonden met de aarde, we zijn alleen vergeten dat dat zo is. Mijn ideaal is een gezond voedselsysteem. Daarom wil ik het verhaal vertellen over waar ons eten vandaan komt, wat de impact van ons voedsel is op ons en onze omgeving en hoe we ons voedselsysteem zó kunnen aanpassen dat we goed voor de aarde en de natuur te zorgen.’

‘Doordat ik gezworen had trouw te zullen blijven aan mijn gevoel, was ik alert op symptomen als moeheid of verdriet. Die floten me terug zodra ik me in een verkeerde richting bewoog. Daarnaast merkte ik dat ook de natuur en specifiek bepaalde plekken als het ware tegen mij begonnen te spreken. Zo ontstonden er soms spontane rituelen en uiteindelijk ben ik mezelf sjamaan gaan noemen. Het is niet zozeer een leuke, stoere naam, maar omschrijft het best hoe ik de wereld ervaar: levend. ­Sjamanen zijn altijd degenen geweest die communiceerden met de onzichtbare wereld. Hier haalden ze informatie die belangrijk was voor hun gemeenschap en ze konden helen: systemen weer in een gezonde balans brengen.’ ‘Ergens in 2014 kreeg ik een soort oproep van een vruchtbaarheidsgodin uit Zeeland die mij haar energie liet voelen. Die ging dwars door mij heen – ik was er helemaal ondersteboven van. De twee waarden die mij sindsdien leiden zijn: je gevoed weten en saam­ horigheid. Dit bracht me op allerlei weggetjes en uiteindelijk ook bij de Oogst. Mooi zo’n landelijk traject, daar wilde ik graag aan bijdragen. Maar alleen als sjamaan; een directe uitdaging in zo’n context. Ik ging naar die eerste ontmoetingsdag met mijn staf en koos er dus voor zichtbaar mezelf te zijn. En merkte dat als je echt goed met jezelf in verbinding bent, anderen dat als vanzelfsprekend ervaren. In 2019 heb ik op verzoek van de organisatie met de hele Oogstgroep een ritueel gedaan. Iedereen had een beetje aarde van thuis meegenomen en deed dat in een grote kom aan het begin van een tweedaagse. Daarbij hebben we allemaal onze intenties uitgesproken, zo ligt onze boodschap letterlijk in de aarde. Ik ben heel dankbaar dat hier ruimte voor was en benieuwd wat er verder uit mag groeien.’

*

41


Jan Willem Straatsma Hoe écht willen we veranderen? ‘Eigenlijk ben ik een sociaal wetenschapper – ongewoon binnen FrieslandCampina, waar ik werk aan het verduurzamen van de keten. Veel mensen hier hebben Wageningen gedaan, dus ik ben een beetje een vreemde eend in de bijt. Daar staat tegenover dat ik me van huis uit verbonden voel met het boerenleven. Naast dat mijn vader een boerderij met melkkoeien, varkens en akkerbouw had, was hij ook nog jachtopzichter. Later, omdat de A1 over ons land werd aangelegd, moesten we verhuizen naar Friesland en kregen we een joekel van een melkveebedrijf. Dus ik snap heel goed hoe zowel een multifunctioneel als een gespecialiseerd bedrijf werkt.’ ‘Voordat ik in 2005 bij FrieslandCampina terecht kwam, heb ik jarenlang als secretaris bij LTO gewerkt voor allerlei sectoren. Zodoende weet ik wat er speelt in de glastuinbouw, de bollenteelt, de fruitteelt. Ik hield me vooral bezig met planologie en ruimtelijke ordening. Hoe richten we Nederland in ten aanzien van landbouw, maar ook qua natuur, recreatie, verstedelijking? En vooral: hoe kunnen we die bestemmingen duurzaam beheren? Ik zat bij de SER aan tafel, bij meerdere ministeries, Natuurmonumenten, de ANWB – het hele netwerk. Daarnaast ben ik ook betrokken geweest bij verschillende andere vakgroepen, zoals die van de biologische en verbrede landbouw, en bij een tak die zich bezighield met de combinatie van landbouw en zorg. En dan was er nog een vakgroep met boeren 42

die werken aan natuur- en landschapsonderhoud. Oh ja, ik vergeet bijna het kamperen bij de boer! Aan al die onderdelen werkte ik vanuit de bedoeling en het belang van de ondernemer. Hoe krijgt hij er een inkomen uit?’ ‘Biologisch is maar een klein stukje van de markt. Vaak willen mensen niet aannemen dat een groot gedeelte van de gangbare sector richting duurzaam opschuift. Dat zit dicht in de buurt van biologisch. Er is veel verscheidenheid, dat is een rijkdom. Ook bij de Oogst zit een grote verscheidenheid – qua deelnemers dan. Ik ben samen met een bestuurder en wat andere mensen gaan participeren vanuit FrieslandCampina. Eerlijk gezegd kén ik die processen wel. Ik heb een opleiding integraal toegepaste psychologie gedaan en nog meer. Dus dat je door zo’n U curve heen gaat en jezelf heel erg tegenkomt… Je moet je schaduw onder ogen willen zien, want dan pas word je een geïntegreerd persoon. Heel mooi zoals die bestuurder van ons benoemde hoe hij het effect ervoer van drie dagen met de hele Oogstclub, waarin ‘superluisteren’ betracht werd en we dialoogwandelingen maakten. ‘Ik moet toegeven dat het mij een andere energie en spirit oplevert,’ zei hij. ‘Daardoor kan ik toch anders kijken.’ Dan denk ik, wow, ­prachtig dat een gangbare bestuurder zo’n ervaring heeft gehad. En hij was niet de enige.’ ‘Maar ik vraag me wel af hoe écht mensen zo’n verandering doormaken.

Leidt dat bij henzelf tot ander gedrag? Durven we met elkaar onder ogen te zien hoe het werkelijk zit en waar het heen moet? Dat is een hele kunst. Ik zie dat de Oogst veel losgemaakt heeft bij mensen. Het heeft tot nieuwe inspiratie en nieuwe inzetten geleid; hoe fijn zou het zijn als dat wat we leerden gestructureerd verder gebracht kan worden? Dan komt er nog veel meer kracht in. Want uiteindelijk moet het verankerd raken in de stof. In de operationele bedrijfsvoering bij boeren, maar ook strategisch verankerd in wat een bedrijf als FrieslandCampina of de Rijksoverheid wil. Ik ben positief gestemd over Carola Schouten, die kringlooplandbouw en ook natuur-inclusieve landbouw wil. Steeds meer wordt er gedacht in termen van hoe de kringlopen gesloten kunnen worden, ook op bedrijfs- en gebiedsniveau. Deze nieuwe bewegingen zíjn er. Zelf geloof ik dat er tegelijkertijd gesaneerd – dat zal vanuit noodzaak wel moeten – én ontwikkeld kan worden. Voelen we de urgentie een andere weg in te moeten slaan? En vooral: waar gaan we concreet naartoe ontwikkelen? Dit allemaal vanuit het besef dat er ook afscheid, dus pijn en rouw is. Je kunt niet oprecht en volmondig welkom heten voordat je afscheid hebt genomen van wat je verloren hebt.’

*

Jan Willem Straatsma (1958) studeerde sociale geografie en is programma­manager corporate sustainability bij FrieslandCampina.


43


pionieren tussen politiek en praktijk

44


IN GESPREK MET MICHEL BERKELMANS

Geboren en opgegroeid in het plattelandsdorp Waspik en afgestudeerd aan de Wageningen Universiteit, startte Michel Berkelmans zijn loopbaan als fractiemedewerker van het CDA met landbouw en visserij in zijn portefeuille. In 1990 trad hij in dienst bij het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Een van zijn vroegste herinneringen is de jubileumviering van het 25-jarige dienstverband van een collega. Dat zou hem niet overkomen, dacht hij. Maar inmiddels werkt hij zelf dertig jaar bij het ministerie. Van enige routineuze sleetsheid is in het gesprek niets te merken. Berkelmans leeft en ademt landbouw en zijn enthousiasme voor wat ons te doen staat is aanstekelijk. Momenteel is hij Manager Experimenten Kringlooplandbouw en in die functie slaat hij de brug tussen de Haagse wereld van politiek en beleid en de dagelijkse praktijk van het platteland. ‘In 2018 werd de kringlooplandbouwvisie van LNV aangeboden aan de Tweede Kamer en in 2019 volgde het Realisatieplan Visie LNV ‘Op weg met nieuw perspectief’. Dat laatste is, mede geïnspireerd door minister Schouten, ontstaan uit een brede dialoog met allerlei belanghebbenden uit de samenleving – een groot aantal kleinen enkele grootschalige bijeenkomsten, soms formeel, soms informeel. Uiteindelijk leidden die ertoe dat we een gedragen plan hadden. Iedereen was enthousiast over het stuk, ikzelf

ook. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat we onze visie binnen de bestaande politieke en ambtelijke structuren en verhoudingen moeilijk verder zouden kunnen brengen. De politieke oriëntatie en processen binnen een ministerie zijn noodzakelijk én weerbarstig. Ze vragen een totale inzet van iedereen, zeker bij het ministerie van LNV. Maar ik wilde nu juist zo graag voortbouwen op de relaties met het veld die we zo zorgvuldig hadden opgebouwd.’ ‘We hadden een visie, we hadden een plan. Wat ontbrak was de verbindende schakel voor de dialoog rond de realisatie. Het werd mijn persoonlijke ambitie om die rol op me te nemen. Dus toen de LNV-visie onder mijn toenmalige verantwoordelijkheid als directeur Strategie, Kennis en Innovatie werd aangenomen, heb ik – overigens in nauw overleg met de organisatie zelf – die taak op me genomen. Zo creëerde ik als het ware mijn eigen, nieuwe functie: ik werd manager Experimenten Kringlooplandbouw.’ Dat was dus een hele nieuwe taak binnen het ministerie. Hoe pak je zoiets aan?

‘In het realisatieplan waren vijf experimenteergebieden opgenomen met veelbelovende initiatieven die in de concrete praktijk al vorm en inhoud geven aan de kringlooplandbouw. 45


We wilden die initiatieven proberen verder te helpen waar ze aan zouden lopen tegen belemmeringen in de wet- en regelgeving. Dat klinkt mooi, maar is ook super ingewikkeld want zo’n experimenteergebied is natuurlijk geen vrijplaats. Samen met de agrarische ondernemers en kennis­ instellingen kijken we dus ook naar de weten­schappelijke onderbouwing en borging van bepaalde acties: hoe pakt het uit, wat heb je nodig? En: wat zijn de risico’s? Vervolgens maken we een bestuurlijke afspraak met de initiatiefnemers, waarbij voor een afgebakende situatie en onder specifieke voorwaarden gedurende een bepaalde periode ruimte binnen de wet- en regelgeving gecreëerd wordt om uiteindelijk te kunnen doen wat er gedaan moet worden. Als dan vervolgens blijkt dat iets daadwerkelijk werkt, dan hebben we mogelijk ook een basis om de wet- en regelgeving aan te passen. Op die manier lopen we dus twee sporen: enerzijds zoeken we naar een verbetering van de praktijk in de vorm van de realisatie van kringlooplandbouw en anderzijds proberen we het juridische kader te vernieuwen.’ ‘Het zijn veelal kleine stappen en de uitdaging is om te kijken hoe je die praktijk verdieping, verbreding en versnelling kunt geven. In dat proces opereer ik als een soort oliemannetje; 46

een geuzennaam die me in één van de vele overleggen eens is toebedeeld. Ik heb feitelijk geen mandaat en dat wil ik in zekere zin ook niet. Ik zie het vooral als mijn opdracht om de partijen te verbinden, naar zichzelf te laten kijken en te reflecteren op wat hun specifieke rol en bijdrage kan zijn in de transitie. Niet ík moet het doen, maar de organisaties zélf. Dan spreek ik uiteraard over het ministerie, maar dit geldt ook voor partijen als Rabobank, Friesland Campina, waterschappen en provincies, net als voor kennisinstellingen als de WUR. Deze beweging is echt ingezet op de langere termijn. Een transitie is niet iets wat je in een jaartje doet, dus dit proces moet geborgd worden voor nog vele kabinetsperioden die gaan komen.’ Kun je dit aan de hand van een ­voorbeeld illustreren?

‘We zijn nu concreet aan de slag in De Peel, Twente, Flevoland, Noord-­ Nederland en, ja, een mooi voorbeeld is de Achterhoek. Dat was de eerste regio waar ik kwam. Even kennis maken, dacht ik. Maar daar zaten niet een of twee, maar een hele gróep boeren, die een complete agenda hadden voor­ bereid waarover ze het inhoudelijk wilden hebben. Ze zijn daar heel goed georganiseerd, bijvoorbeeld in de Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers die in verschillende studiegroepen honderden boeren verenigt.

Bovendien is daar proefboerderij de Marke, die van de Wageningen Universiteit overgaat in boerenhanden en waar al jarenlang een grote hoeveelheid informatie en kennis is verzameld. Omdat ze een uitstekende verbinding hebben met onder meer provincies, gemeenten en waterschappen, wordt er nu een pilot ontwikkeld in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Daarin wordt gezocht naar een model waarin de gezamenlijke partijen de doelen vertalen naar concrete prestatiefactoren.’ ‘Dan kun je ook gaan kijken naar de beloning van boeren die op specifieke gebieden bijzondere prestaties leveren. Dat is belangrijk, want anders zit er voor hen geen verdienmodel in die omslag naar kringlooplandbouw. Hoe dat er uit kan zien? FrieslandCampina kan bij wijze spreken de melkprijs iets verhogen, de waterschappen kunnen onder specifieke condities een korting op de waterschapheffing verlenen, de bank kan een rentekorting geven… Als je op die manier allemaal een deel van de verantwoordelijkheid neemt voor de toekomst van een gebied – waarbij de boeren een belangrijk vertrekpunt zijn – dan heb je het uiteindelijk heel mooi georganiseerd. En is er een duurzaam verdienmodel dat niet afhankelijk is van uiteindelijk toch eindige subsidies.’


‘Het kan niet’ moet een verboden frase zijn

En hoe past de Oogst hierbinnen?

‘Ik was zelf al vrij vroeg betrokken bij de plannen voor de Oogst en zag meteen de waarde ervan. Verschillende mede­ werkers van LNV hebben, gesteund door de minister, geparticipeerd. Het is een proces wat me op m’n lijf geschreven is. Ik geniet zó van het contact met de boeren die kringlooplandbouw in praktijk proberen te brengen en met ondernemers die innovatieve oplossin­ gen bedenken. En vind het fijn ze met elkaar te verbinden en natuurlijk met alle andere partijen die in dit proces een rol spelen. Wil je mensen helpen, dan kan dat niet alleen vanuit Den Haag maar moet je gewoon met ze in gesprek, bij voorkeur op locatie. Een eenmalig contact volstaat niet; je zult samen moeten werken aan oplossin­ gen en kijken hoe en waar je vanuit de overheid ondersteuning kunt bieden. Het proces van de dialoog aangaan, luisteren, begrip voor elkaar hebben om zo het vertrouwen te ontwikkelen waarmee je uiteindelijk met z’n allen zorgdraagt voor een duurzamer land­ bouw- en voedselsysteem, dat zie ik als de juiste weg. ‘Het kan niet’ moet eigenlijk een ­verboden frase zijn.’ W

47


BIODIVERSITEIT DOE JE SAMEN TRANSITIE-EXPERIMENT

48


Samen zorgen voor een ontwikkelingsplan dat zowel de natuur en biodiversiteit als de economie dient

‘Als er één punt is dat we graag willen meegeven, dan is dat dat biodiversiteit een ontzettend urgent thema is wat echt onze aandacht nodig heeft. Het is verbonden aan zoveel maatschappelijke opgaven waar we op dit moment tegen aanlopen… Denk aan bodemdaling, stikstof, hoe steden en dorpen leefbaar te houden in tijden van warmte en droogte en nog veel meer. Er zijn een heleboel thema’s waarin biodiversiteit een rol speelt, ofwel een deel van de oplossing is,’ zo eindigen Saskia Joha-Van Abswoude en Anthonie Stip dit interview.

Om te vervolgen met de constatering én een oproep: ‘Punt twee is dat wij het niet hier of met dit project alleen even oplossen. Natuurlijk vinden we het een uitdaging om met dit transitie-experiment bezig te zijn en daar gaan we ook in volle vaart mee door. Maar we hebben echt iedereen nodig om zijn of haar steentje, of eigenlijk misschien wel plántje bij te dragen. Ga niet achteroverleunen, maar help mee. Weet dat iedereen iets kan vanuit welke achtergrond en mogelijkheden ook!’ Daarmee hebben Saskia en Anthonie het hart en de titel van hun transitie-experiment op gepassioneerde manier geduid: biodiversiteit doe je samen! Het project kreeg concreet vorm tijdens een van de labdagen waar de Oogst-deelnemers elkaar ontmoetten om samen te werken aan hun collectief leiderschap en aan concrete oplossingen om de transitie van het landbouw- en voedselsysteem te versnellen. Anthonie constateerde dat biodiversiteit als thema nog niet apart benoemd was en Saskia is concreet betrokken bij boerderij Koningshoeve­-Ettingen BV in de polder Dijkland in het recreatieschap Spaarnwoude, waar dit thema net als overal speelt. Anthonie: ‘Je kunt wel praten over biodiversiteit en het onderzoeken – en dat gebeurt gelukkig ook – maar uiteindelijk moeten onderzoek en mogelijke oplos49


Iedereen heeft er de mond van vol, maar het blijft meestal bij praten

singen altijd lokaal landen.’ Saskia: ‘Hoe kan dat nou? vroegen we ons af. Iedereen heeft er de mond van vol, maar het blijft meestal bij praten. Een korte analyse leerde ons dat iedereen natuurlijk zijn eigen agenda heeft, zijn eigen hokje, zijn eigen tijdspad, enzovoort. Kunnen we dat niet op één of andere manier bij elkaar brengen? Toen bedacht ik dat dit wel heel erg lijkt op het vraagstuk van Koningshoeve-Ettingen BV!’ In de jaren ’90 zijn de agrarische natuurbeheerbedrijven ‘De Ettingen’ (melkvee) en ‘De Koningshoeve’ (zoogkoeien) van recreatieschap Spaarnwoude namelijk verzelfstandigd en verantwoordelijk gesteld voor het agrarische natuurbeheer van het 400 hectare veenweidegebied. Het beheer wordt uitgevoerd door twee veehouderijbedrijven: het melkvee­bedrijf De Ettingen (ruim 100 hectare, 120 melkkoeien en jongvee) en het Limousin zoogkoeienbedrijf (bijna 300 hectare, ruim 225 moederdieren en jongvee). Dit veenweidegebied is uiterst kwetsbaar, met alle uitdagingen van dien, zoals bodemdaling en verlies van biodiversiteit – waaronder weidevogels. Daarnaast is er de verleiding om verder te intensiveren en bovendien is het gebied ook heel aantrekkelijk voor de bouw van meer (recreatie)woningen. Er is kortom een ontwikkelingsplan nodig dat zowel de natuur en biodiversiteit als de economie dient. Dit kan alleen als alle 50

belanghebbenden samenwerken: boeren, ketenpartners, het waterschap, het recreatieschap, de provincie en gemeentes en de consument. Op dit moment wordt zowel biodiversiteit als potentie van het gebied in kaart gebracht. In het voorjaar zal een rapport uitgebracht worden, dat de verschillende stakeholders inhoudelijke handvatten geeft om tot een gedragen plan te komen. Anthonie en Saskia lichten verder toe: ‘Met dat rapport willen we het thema biodiversiteit uit het abstracte halen en laten zien dat het heel concreet gaat over de plek waar je zelf woont en werkt. Het belang van dit transitie-­ experiment is natuurlijk ook dat de kennis en ervaring die we opdoen uitschaalbaar is, en bruikbaar in andere regio’s. Elk gebied heeft zijn eigen inhoudelijke sociaal-ecologische uitdagingen, maar zeker wat betreft het financieringsvraagstuk en de organisatie van de samenwerking en afstemming tussen de verschillende partijen kunnen we enorm veel van elkaar leren. Dus: samenwerken is de sleutel!’ W

Team Biodiversiteit: > Marinus Boogaard > Saskia Joha-Van Abswoude > Stephen Kronenburg > Anthonie Stip


51


een gezonde bodem als basis voor de toekomst

52


IN GESPREK MET GERDIEN KLEIJER

Spijkers en koppen, dit gesprek met Gerdien Kleijer, strategisch adviseur landbouw en buiten­gebied bij de gemeente Ede. Haar gedrevenheid en glasheldere waarnemingen geven een reëel beeld van de situatie van de Nederlandse landbouwpraktijk en de

ook ideeën over het systeem en de bodem hadden. Zo ontstond mijn eerste contact met onder andere de biologi­ sche landbouw en biologische varkens­ houders.’

noodzakelijkheid voor boeren om op een duurzame manier met de

ANTIBIOTICA

bodem om te springen. Maar daar moet wel wat tegenover staan,

‘Omdat ik geen zin had in promotie­ onderzoek – wat bij diergeneeskunde toen meestal inhield dat je vier jaar lang bijvoorbeeld één enkele bacterie diende te bestuderen en dat paste mij niet – moest ik weg bij de faculteit. Ik begon les te geven op de praktijkschool in Barneveld, waar mensen van over de hele wereld komen leren hoe je varkens en kippen moet houden. Een van hun vragen was welke antibiotica ze het best konden gebruiken. Nou, ik heb nieuws voor jullie, zei ik. Daar komen we hier een beetje van terug, want we zien dat er resistentie optreedt. Nee, ik ben niet tegen antibiotica, want soms redt het een leven. Maar we gebruikten het in die tijd veel meer dan nodig was. Ik drukte ze op het hart: ga alsjeblieft je ouders en grootouders bevragen op oude remedies en schrijf het op, want bij ons is veel kennis verdwenen. Onder­ tussen maakte ik een module Organic farming met daarin ook een halve dag over kruidengeneeskunde. Het is trouwens wel zo dat de veehouderij in Nederland inmiddels ruim 70% minder antibiotica gebruikt dan in die tijd. Een prachtige prestatie.’

vindt ze. Begrip. En een ander verdienmodel. Gerdien is een zoeker die niet lijkt te willen rusten voor er een werkelijke omslag komt.

‘Als tiener wilde ik graag een baan met boeren en ik besloot veearts te worden. Eenmaal werkzaam in de praktijk kwam ik erachter dat veel dieren niet goed geholpen konden worden met anti­ biotica en pijnstillers, dus toen ben ik kruiden gaan toepassen. Mijn collega’s vonden dat maar raar. Maar kruiden werken nu eenmaal ánders, onder meer op de organen en het immuun­ systeem. Als plus hebben ze bovendien een preventieve en ondersteunende functie. Het is ‘oude kennis’, die je in onze opleiding niet meer leert. Na een aantal jaren ben ik als varkensdieren­ arts in de buitenpraktijk van de facul­ teit Diergeneeskunde gaan werken. In 2003 zette ik een studiegroep ‘Dier en kruid’ op, omdat ik meer wilde weten over hoe je dieren gezond houdt. Daardoor ontmoette ik allerlei mensen die niet alleen iets met kruiden, maar

53


Ik werd uitgelachen door mensen van de bank

KLOOF

‘De afgelopen tien jaar houd ik me meer bezig met hoe het verder moet met de boeren. Veel stoppen nu omdat ze te weinig verdienen, geen opvolging hebben, of de opvolger vraagt zich af of hij wel boer moet worden. We bereiken wellicht een kritische ondergrens: wat gebeurt er met het platteland als het aantal boeren verder en verder afneemt? Een paar jaar deed ik bij LTO Noord projecten rond innovatie en duurzaamheid. We startten hier in de Gelderse Vallei met ‘Vallei Boert Bewust’: boeren wilden graag laten zien wat ze allemaal voor extra’s doen op thema’s als gezondheid en welzijn, maar ook op het gebied van bijvoorbeeld mest en milieu. Maar ze krijgen weinig waardering en beloning. Hoe moet het met hun verdienmodel? Ook zag ik de kloof tussen de boeren en de natuur- en milieuclubs. Die hoort er natuurlijk niet te zijn, ze moeten juist bij elkaar komen! Dus werkte ik een jaar bij Natuur & Milieu, omdat ik meer wilde leren over hoe het nou zit met de keten, het verdienmodel en de supermarkten. Natuur & Milieu was bezig om het Beter Leven Keurmerk uit te breiden met natuur- en milieucriteria. Het was interessant, maar dat jaar waren er te weinig praktische hands-on projecten, dus ging ik drie jaar geleden in op de vraag van de gemeente Ede of ik daar wilde komen werken. Mijn taak ligt in 54

het buitengebied. Hoe houden we dat mooi en de kwaliteit goed?’ BODEMPROBLEMATIEK

‘Ik bedacht al snel dat de bodem een soort leidend principe zou moeten zijn, want de gemeente vindt voedsel een belangrijk thema, en verder zijn er natuurlijk uitdagingen op het gebied van biodiversiteit en klimaat. Dat heeft allemaal een link met de bodem. Met een groepje collega’s uit het raadhuis, boeren uit Ede en een aantal mensen van Waterschap Vallei en Veluwe zijn we drie dagen op cursus geweest bij René Jochems van GroeiBalans. Hij heeft zelf in een eerdere baan geleerd dat gewasbeschermingsmiddelen niet de oplossing zijn om de bodem gezond te houden en is al 25 jaar bezig om het anders te doen. Zijn ervaring geeft hij door aan agrariërs die meer willen leren over bodembiologie. René kan de bodemproblematiek heel concreet uitleggen – wat zijn de oorzaken en wat doe je eraan? De eerste lichting boeren kreeg de cursus cadeau, en in ruil daarvoor dachten ze daarna met mij na hoe we hier verder mee konden komen. In die zoektocht zit ik: hoe hou je het platteland mooi, hoe moet het verder met de boeren, hoe moet het verder met biodiversiteit en klimaat? Inmiddels heeft al een flink aantal belangstellenden, boeren en loonwerkers de cursus gevolgd. Op het ogenblik

staan de cursussen even stil in verband met corona, maar aanmelden kan nog steeds via ‘Boer aan het Roer’ (zie kader pag. 55).’ LOSWOELEN

‘Simpel gezegd zou een bodem vol leven moeten zijn, want daarmee leg je koolstof en stikstof vast. En het bodemleven zorgt ervoor dat er voldoende voedingsstoffen in zitten. Als bodems door verkeerd beheer uitgeput raken, ontstaan er problemen voor zowel mens als dier. Zo kwam ik twintig jaar geleden als veearts koeien tegen die niet drachtig werden omdat een mineraal als selenium niet meer door wormen van de diepere lagen van de bodem naar boven werd gebracht. Een van de eerste boeren die de cursus in Ede deed, paste de nieuwe inzichten toe door zijn grond los te woelen, kruiden te zaaien en met andere vormen van kalk te gaan bemesten. Vorige zomer zag hij al dat zijn land minder te lijden had onder de droogte, omdat een aantal van de gezaaide kruiden diep wortelen en dus het water van dieper kunnen halen. En toen het in oktober zo hard begon te regenen, kon het water op zijn land juist beter weg.’ VERDRIETIG

‘Maar er is ook een andere kant waarnaar we moeten kijken. Tegenwoordig heeft een boer vaak óf varkens óf kippen óf koeien. Ik zie boeren die alleen


FOODVALLEY EDE Gerdien: ‘In de Foodvalley wordt ingezet op het bij elkaar brengen van de verschillende partijen, met elkaar in gesprek gaan en over en weer gaan leren hoe het dan verder moet. Dat doen we met de bodem­ cursussen, maar ook door het aanbieden van erf­ coaches via project ‘Zicht op de Toekomst’ en met het opstarten van gebiedsprocessen. Daarnaast gaan we actief zoeken naar vormen van waarderen en belonen.’ Meer informatie: > boeraanhetroer.nl > landbouwnetwerkregiofoodvalley.nl

of met een paar medewerkers de hele dag achter een hygiënesluis in een dure schuur aan het werk zijn. Ze werken hard, maar zijn onder andere door die gesloten schuren verder van de maatschappij komen te staan. En dan ook nog vaak horen dat ze hun werk wéér anders moeten gaan doen. Dat is ontzettend verdrietig. Ze hebben de hele tijd gedaan wat iedereen adviseerde. Nee, je kunt geen schuur bouwen voor vierhonderd zeugen – het moeten er duizend zijn. Anders krijg je geen hypotheek. Het moest allemaal groter en meer, omdat de marges slechter werden – omdat ons eten nog hetzelfde kost als veertig jaar geleden, terwijl verder alle kosten gestegen zijn! En dan werk ik nog in een leuk gebied, want hier zijn best wel een aantal eigenwijze boeren die gewoon nog vijftig koeien en honderd zeugen hebben en geen hypotheek bij de bank. Tien jaar geleden zei ik al: die gaan het nog een hele tijd volhouden. Ik werd uitgelachen door mensen van de bank. Meisje, meisje, jij weet niet hoe de wereld werkt. Ik zal het wel niet snappen, dacht ik, maar ik zíe het gewoon. De boeren die heel braaf doen wat iedereen zegt, vallen soms als eerste om.’

werk te verrichten om wat te doen aan de pijn en het onbegrip waarin we met elkaar verzeild zijn geraakt. Het punt is dat aan de ene kant een heleboel mensen al zien hoe het kan en hoe het zou moeten – die werken daaraan met vallen en opstaan. Toen Voor de oogst van morgen voorbij kwam, leek me dat meteen interessant, omdat je met mensen met zeer verschillende achtergronden nadenkt over waarom ons huidige landbouw- en voedsel systeem is geworden zoals het nu is, en hoe een nieuw systeem eruit zou kunnen zien. Ik heb met name interesse voor het thema ‘Waarderen en verdienen’. Ook binnen de regiodeal Foodvalley trek ik dat thema. Het gaat over een omslag in het denken. Een boer kan bijvoorbeeld positief bijdragen aan landschap, bodem, water, lucht, biodiversiteit en klimaat, of aan onderzoek en onderwijs. Daarvoor moet hij of zij dan ook worden beloond. Hoe je dat doet? Daar zoeken we samen naar. Wereldwijd gezien schijnt het zo te zijn dat als we niet dramatisch anders met onze bodem omgaan, we nog maar zo’n zestig oogsten hebben te gaan. Mijn kinderen zullen het misschien nog redden, maar de generatie daarna heeft een probleem als we het niet anders gaan doen.’

ZESTIG OOGSTEN

‘Echt, ik snap de boosheid van de boeren goed, alleen de manier waarop het vaak gaat helpt niet. Er is nog heel wat

BALANS

‘Ik denk soms dat er een dikke vette crisis nodig is voordat het systeem kan-

telt. Zodat we nóg harder gaan beseffen dat het anders moet. Het zijn heel spannende tijden om mee te maken. Voor mij persoonlijk is het altijd zoeken naar de balans. Tussen fijne, hoopvolle dingen in het werk, zoals zo’n bodemcursus en de Oogst en de juiste mensen om je heen, en daarnaast de pijn voelen van boeren zich afvragen hoe ze verder moeten en zien hoe traag verandering tot stand komt, hoeveel er vergaderd moet worden en hoe stroperig de politiek vaak is.’ ‘Een pareltje van de afgelopen maanden: een aantal boeren die de bodemcursus volgden, heeft samen geregeld dat er een speciale zaaimachine vanuit Frankrijk via Duitsland naar Nederland kwam. Samen zaaiden ze zo’n veertig hectare kruiden en granen door bestaand grasland bij in totaal zeven boeren. In de komende jaren gaan we leren wat dat doet voor bodem en opbrengend vermogen. Mooi om te zien hoe zo’n groep het oppikt en er zelf verder mee aan de slag gaat!’ W 55


DOE MEE! DIALOOG DINERS TRANSITIE-EXPERIMENT

56


Dineren bij de boer op het erf op een prachtige locatie: effectief netwerken voor boeren en regionale stakeholders

Je zou het bijna vergeten, maar voordat het coronavirus aan zijn verwoestende opmars begon, liepen de gemoederen onder de boeren hoog op. Terwijl deelnemers van de Oogst zich in het najaar van 2019 bogen over de verduurzaming van het landbouw- en voedselsysteem, waren veel boeren te vinden op het Malieveld, bij het distributiecentrum van Albert Heijn en menig provinciehuis. Ze eisten meer steun en waardering van het publiek en de overheid voor de snel veranderende omgeving, de toenemende verwachtingen en de vaak complexe taken die ze hebben: stikstof- en waterbeheer, bodemkwaliteit, CO2 opslag, biodiversiteit, noem maar op. En dat allemaal met een steeds uitdagender bedrijfsvoering. Op zich nogal verklaarbaar dat de discussie verhit raakte… Maar niet voor Heleen Lansink. Zij is samen met haar man Rogier eigenaar van melkveebedrijf ‘De Melktapperij’ en een veel geziene en gehoorde gast als het gaat om de stem van de boer(in) in de publieke dialoog. Noem haar gerust de influencer van de agrarische sector. Het is moeilijk om niet onder de indruk te raken van haar enthousi­ asme, inspiratie en voortvarendheid. ‘Wij boeren moeten niet strijden voor wat we dreigen te verliezen, maar voor de nieuwe perspectieven die wenken. En dat vraagt een andere mindset. Van de maatschappij, maar ook van de boer. Kijk, ík kan het doen. Als boerin

kan ík al die discussies uitvoeren in de praktijk. Bodem­gezondheid, schone lucht, biodiversiteit… Kom maar op met die opgaven. Maar nu komt alles tegelijkertijd op ons bordje. Je ziet en voelt dat het systeem gaat wringen. De enige optie die dan open lijkt, is verder opschalen en nóg verder opschalen. Dat is ook het advies wat je als boer krijgt: haal meer van je grond! Haal meer liters onder die koe weg! Stop er meer in een stal! Naar mijn gevoel kán dat niet meer in Nederland.’

GEKKE COMMUNICATIE Heleens missie is dat letterlijk bespreek­ baar te maken. Opgeleid als docent, stapte ze met een frisse blik de boeren­ bubbel in. ‘Hoe langer ik op onze boerderij woonde, hoe meer mogelijk­ heden ik zag. Steeds vaker vroeg ik me af waarom er zo gek gecommuniceerd wordt. Waarom worden bepaalde dingen niet anders verteld? Waarom gaat de landbouw niet met natuurorganisaties om de tafel? Ik zag steeds meer, terwijl de druk alleen maar groter werd. Alle vragen die de samenleving heeft, stelde ik ook aan mijn man. In dat gat wilde ik dus duiken, het verhaal delen en het contact met de maatschappij actief opzoeken. Het kwam voor mij in een ver­ snelling toen ik op uitnodiging van de provincie Overijssel samen met anderen een leerreis van een week mocht maken. 57


We bezochten verschillende bedrijven en werkten ook met Theory U, werkvormen zoals we die bij de Oogst kennen.’

LULLERS EN DOENERS ‘Ik leerde meer over hoe het systeem werkt, hoe er wordt gecommuniceerd en samengewerkt, maar ook dat er compleet andere manieren waren om naar het boerenbedrijf te kijken. De sfeer van ‘zo doen wij dat hier gewoon al generaties lang’ is toe aan vernieuwing. Daar ligt voor mij ook de waarde van de Oogst. Om die achtergrond mee te kunnen nemen en bij wijze van spreken als vertegenwoordiger van de boeren mijn netwerk te verbreden. Om – zoals ik het altijd omschrijf – de lullers met de doeners te verbinden. Dat is me trouwens in het proces niet altijd meegevallen. Ook binnen de Oogst heb ik wel eens de ervaring gehad dat de lullers weer met elkaar aan het kletsen waren en de doeners wat verbluft toekeken. Ik heb daar toen een beetje bozige blog over geschreven. Maar ja, tegen schenen schoppen levert niets op. Je kunt beter laten zien hoe het wel werkt. En daar zijn dus uiteindelijk de DOE MEE! Dialoog Diners uit voortgekomen.’

DIALOOG DINERS ‘De eerste keer koppelden we veertig landelijke stakeholders aan dertig regionale boeren. Het was een groot succes. De ontmoetingen en gesprekken waren 58

prachtig, maar er was – wederom – te weinig aansluiting voor concrete actie. Toen hebben we besloten om aan de regionale boeren ook regionale stakeholders te koppelen. Met het hele simpele doel een impuls te willen geven aan de boeren én de lokale gemeenschap om de uitdagingen, waar de agrarische sector mee aan de slag wil en/of moet, samen op te pakken. Inmiddels hebben we vijf diners gehad, bij de boer op het erf op prachtige locaties door het hele land. De laatste versie pasten we aan op de coronamaatregelen – die heeft dus online plaatsgevonden. De opbrengsten waren supermooi. Er werden concrete plannen gemaakt en hulp aangeboden aan de boeren in kwestie. Zo praat een jonge boerin, die graag meer natuur-inclusief wilde boeren, als eerste gangbare boer met Natuurmonumenten over een extra pachtconstructie van veertig hectare grond. We zien dat niet alleen de boer na het stellen van zijn hulpvraag enorm geholpen wordt, maar ook ontstaan er nieuwe verbindingen tussen zijn netwerk en de deelnemers aan het diner. Een fantastisch format!’

DE ROL VAN DE BOERIN En dan is er nog de prestigieuze prijs die Nuffield Nederland toekent aan individuen die gezien worden als toekomstige leiders in de agrarische sector. Dit scholarship viel Heleen ten deel en stelde haar in staat nog een ander

leiderschapstraject te volgen. Daaruit kwam een tweede transitie-experiment voort dat zich vooral op de positie van de boerin richt. ‘Zij wordt door velen als de spil van het bedrijf en de ingang naar de buitenwereld gezien en vooral ook als de sleutel tot de versnelling van de landbouwtransitie. Hoe jammer dat 50% van het potentieel in de primaire sector niet benut wordt! Persoonlijk leiderschapstrajecten voor getalenteerde boeren zijn er niet, laat staan voor boerinnen. Die bestaan wél in Nieuw-Zeeland, daar worden indrukwekkende resultaten geboekt. Het eigen bedrijf rendeert beter, de regio plukt de vruchten en de vrouwen vinden hun weg in verschillende sectorbesturen.’ Hierdoor geïnspireerd en met de ervaring van de Oogst en de DOE MEE! Dialoog Diners, ontwikkelt Heleen nu een leiderschapsprogramma voor vrouwen dat zich richt op hun rol en positie binnen de agrarische sector: ‘De ervaring leert dat genderdiversiteit het aantal innovaties versterkt.’ W


Er werden concrete plannen gemaakt en hulp aangeboden

DOE MEE! is de oproep van Heleen. Want als je geen onderdeel bent van de oplossing, dan ben je onderdeel van het probleem. Je kunt Heleen volgen via Twitter: @heleenlansink. Team DOE MEE! Dialoog Diners: > Onno van Eijk > Heleen Lansink-Marissen > Christel van Raaij

59


60


David van Zelm van Eldik Een mooi en volhoudbaar Nederland ‘Eigenlijk was ik als klein kind al bezig met het creëren van landschappen. Ik was zes toen ik een aquarium kreeg waarin ik zelf onderwaterlandschapjes kon bouwen, met visjes eromheen. Op m’n tiende kraakte ik een stuk van de tuin van mijn ouders en richtte het in, compleet met beekjes en een irriga­ tiesysteempje. En toen ik twaalf was, heb ik de stoeptegels aan de voorkant van ons huis eruit gegooid en ben ik met een geveltuin begonnen. Inmid­ dels heeft die hele straat een meter uit de gevel voortuintjes. Geestig hoe dat gaat. Ruimtelijke ordening werd mijn vak, mijn missie. In het klein ook, want ik beheer de moestuin van het landgoed hier tegenover met de kinderen van groep 5 van de basisschool.’ ‘Na een stage bij een ontwerpbureau merkte ik dat ik het strategische niveau in het gesprek het leukst vond, dus wat mijn baas deed met de opdracht­ gever. Het zou zeker nog wel een jaar of vijftien duren om zo’n functie te

David van Zelm van Eldik (1974) studeerde landschapsarchitectuur in Wageningen, werkte via de Rijksoverheid aan talloze innovatieprogramma’s met betrekking tot ruimtelijke ordening in brede zin. Hij is bestuurslid van de Stichting Eo Wijers, die met enige regelmaat prijsvragen uitschrijft voor innovatieve visies op de ruimtelijke kwaliteit op regionaal niveau.

kunnen krijgen, want dat vraagt veel ervaring. Kon ik niet beter proberen om opdrachtgever te worden? Dus ben ik trainee bij de Rijksoverheid geworden, dat bestond toen net. Een goede zet, want zo kon ik al snel leuke plekken creëren die gingen over een mooi en volhoudbaar Nederland. Ik heb altijd gewerkt aan ruimtelijke kwaliteit. Dat is een abstract en toch concreet begrip, ooit geïntroduceerd door Vitruvius, de oude Romein. Hij beschreef het als een synergie tussen de belevingswaarde – dat is waaraan je denkt bij ‘mooi’, de gebruikswaarde – of het alle functies kan herbergen waarvoor we een plek zoeken – en de toekomstwaarde van het landschap. De volhoudbaarheid dus. Die definitie hebben we na 2000 jaar nadenken niet kunnen verbeteren.’ ‘De laatste tweeënhalf jaar ben ik bezig met het programma ONS landschap, een initiatief van het Rijk om weer mee te doen in het zorgdragen voor onze landschappen. Dat werd namelijk jaren­ lang overgelaten aan andere partijen. Mijn uitgangspunt is: hoe begeleiden we alle transities zo dat ze uiteindelijk een landschap van waarde opleveren, waarin we ons thuis voelen en wat we met enig vertrouwen kunnen doorge­ ven aan onze kinderen? Dat is nog niet zo makkelijk. De Oogst kwam voor mij precies op het goede moment, omdat het een proces is dat niet polariseert maar juist probeert te verbinden. Waar­ bij we vanaf dag één met alle partijen die relevant zijn in één ruimte zaten. Én die boer, én die wetenschapper, én die

bestuurder, én die beleidsmedewerker, die ontwerper, bioloog, ecoloog, alles zit daar. Heel waardevol en belangrijk. En ook mooi om te zien wat er gebeurt als je via persoonlijke relatienetwerken gaat werken in plaats van reageren op basis van angst of plaatjes, vooroor­ delen of overtuigingen. Het is een per­ manent zoekproces. Je hebt tijd nodig om elkaar te leren kennen en uiteinde­ lijk ook tot concrete daden te komen. Ik vind het een enorm betekenisvolle manier van samenwerken.’ ‘Naast mijn baan zit ik als vrijwilliger in het bestuur van de Eo Wijersstichting die tot doel heeft om de ruimtelijke kwaliteit op regionale schaal aandacht te geven. Die stichting doet dat al 35 jaar via ontwerpprijsvragen, waarbij vaak een gebied centraal staat en ont­ werpteams hun visie op zo’n vraag kan inzenden. De elfde prijsvraag heeft als thema ‘Verrukkelijk landschap’: hoe kun je de productiewaarde – vooral voedsel – verbinden met de verblijfswaarde? Tijdens een Oogstweekend heb ik dit gepitcht en gepolst wie er geïnteres­ seerd was in de rol van opdrachtgever vanuit zijn of haar eigen regio. Binnen een paar minuten had ik veertien men­ sen! Superleuk! Met vier van de geïn­ teresseerden, die allemaal uit de regio Kempen-Groote Heide komen, hebben we de handen ineengeslagen. Samen werden ze opdrachtgever voor een van de vier regio’s in de prijsvraag. Een hele rijke oogst.’

*

61


‘De Oogst kwam op mijn pad toen ik nog bij Triodos Investment Management stage liep. Ik hield me bezig met het opzetten van een maatschappelijk grondfonds , samen met Stichting Grondbeheer. Bij de Oogst zocht ik naar verbindingen met andere initiatieven en partijen. Van jongs af aan ben ik geïntrigeerd door het economisch systeem. Waarom werkt het zo vaak niet goed? Tijdens mijn bachelor in Maastricht koos ik politieke filosofie en economie als studierichting. In die tijd ben ik in aanraking gekomen met het Slow Food Youth Network (SFYN), onderdeel van de internationale Slow Food beweging. Daardoor werd mijn interesse voor een duurzaam landbouw- en voedselsysteem getriggerd en die is gebleven.’ ‘Met dit systeem houd ik me nog steeds bezig en dat gaat verder dan een ‘leuke baan’. Voor mij is de nieuwe economie rond duurzame landbouw een rode draad door alle dingen die ik doe. Ik wil de economische en het landbouwkundige aspecten bij elkaar brengen. Bij Biodiversity in Business kreeg ik mijn eerste baan; daarvoor liep ik die stage bij de Triodos Investment Management en deed ik vrijwilligerswerk als voorzitter van het landelijk bestuur van SFYN. Dat is hoe ver mijn carrière nu reikt. Oh ja, ik had een studentenbaantje bij de groene energieleverancier Vandebron als straatverkoper. Ik ben net bij Windunie begonnen; daar hoop ik de landbouw- en energietransitie meer aan elkaar te kunnen koppelen. Die twee werelden hebben veel raakvlakken, maar er is nog niet vaak sprake van synergie. Veel mensen vinden windmolens lelijk, terwijl die bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering en het een extra verdienmodel voor boeren is. Zie het als een soort economische drager van het land waarmee je als boer ook de transitie op jouw bedrijf een zwengel kunt geven. Windunie is bezig met het realiseren van windenergie in maximaal lokaal eigendom, vaak in opdracht van 62

boeren. Het verenigen van deze transities lijkt me een mooie uitdaging.’ ‘Ik neem deel aan het transitie experiment ‘Toekomstbestendige bedrijfsovername’ omdat dit moment cruciaal is om agrarische bedrijven toekomstbestendiger te kunnen maken. Ik zou zelf ook op termijn willen ondernemen in het buitengebied. Mijn vriend en ik vonden zelfs een locatie en maakten wilde plannen. Die hebben we even on hold moeten zetten – het is iedere keer zoeken naar het juiste beginnetje. Het mooist lijkt mij een coöperatieve boerderij met verschillende ondernemers: een tuinder, een veehouder, iemand die een café runt, een ander doet iets rondom boerderijeducatie. En dan samen één merk vormen, marketing doen en afzet organiseren. Ik zou veehouder willen zijn en de coördinatie tussen al die kleinere bedrijven kunnen doen. Waar het voor mij vooral om draait, is hoe je uiteindelijk naar een landbouw die natuur-gedreven is kunt gaan, maar waar ook ondernemerschap is. Zodat een nieuwe economie gecreëerd wordt waarin de juiste waarden gewaardeerd worden en dit zichtbaar wordt in het landschap.’ ‘Je kunt de landbouwtransitie puur landbouwkundig benaderen, in de zin van welk soort mest en hoeveel precies je op je land moet aanbrengen om de beste organische stofopbouw te krijgen. Dat is heel technisch, terwijl ik het interessanter en misschien nog wel belangrijker vind dat er een waarde-gedreven economie rondom de landbouw ontstaat. Denk aan het meenemen van de sociale en ecologische waarden die boeren creëren in de financiering van hun investeringen. Dit begint steeds meer te leven. De generatie na mij – de kinderen die nu opgroeien – worden met andere normen en waarden opgevoed. Ze krijgen allemaal mee dat het klimaat verandert en dat we daaraan echt iets moeten doen. Er wordt vaak over de economie gesproken alsof dat

iets objectiefs, iets neutraals is. Niets is natuurlijk neutraal. Ook de economie is een construct, een bedenksel van ons allemaal hoe we met elkaar omgaan en wat we waardevol vinden. Dát is voor mij de economie. Dus kun je de spelregels ook aanpassen; zorgen dat we de juiste dingen financieel waarderen. Daar zet ik mij elke dag voor in.’

*


Susan Drion Over natuur-gedreven landbouw en ­waarde-gedreven economie Susan Drion (1993) studeerde biologische landbouw en duurzame voedselsystemen in Wageningen, zit in de Internationale Raad van de Slow Food beweging en werkt bij Windunie.

63


tussen beleids- en keukentafel

64


IN GESPREK MET JOHAN OSINGA EN BAS VOLKERS

De realiteit aan de Haagse beleidstafel is anders dan die aan de keukentafel in de regio. Bij het ministerie van LNV zijn ze daarvan doordrongen en werken ze mee aan het Oogsttraject om veranderingen tot stand te brengen. In gesprek met Johan Osinga, directeur-generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied en Bas Volkers, coördinator van het cluster Natuur en Samenleving én deelnemer aan de Oogst. Over ongemak en enthousiasme, meebewegen, ruimte geven en leren luisteren.

‘Maak je beleid vanachter je bureau in Den Haag of in de regio en breng je dat naar Den Haag?’ Dat is volgens Johan Osinga een wezenlijke vraag die de ‘systeemwereld’ zichzelf zou moeten stellen. Bij het ministerie van LNV zien ze de noodzaak van het op een andere manier omgaan met de uitdagingen die zich in het landbouw- en voedselsysteem aandienen. Want hoe goed alle wetten, kaders en regels vanuit het ministerie ook zijn bedoeld, ze kunnen in de praktijk op de boerderij of in de regio toch leiden tot schuring. Osinga: ‘We zijn geneigd om te denken in hokjes; je bent van de boeren óf van natuur óf van wonen. Terwijl dat onderscheid voor mensen in een bepaald gebied of keten totaal niet interessant is, want zij hebben te maken met ál die aspecten. Voor de oogst van morgen kan ons helpen bij het vinden van oplossingen

waarop wij vanachter een Haags bureau niet kunnen komen. De kennis en kunde zit bij de betrokkenen in de regio.’ VAN HOOFD NAAR HART

Een traject als de Oogst daagt uit om daarmee aan de slag te gaan, merkt ook Bas Volkers. Hij is een van de vijf deelnemers vanuit het ministerie en betrokken bij de ontwikkeling van een van de transitie-experimenten genaamd ‘Oogst van de muzen’. Volkers: ‘Daarbij willen we het gesprek tussen boeren, burgers en ketenpartijen op gang brengen met behulp van kunst en cultuur. Die maken dat onderwerpen op een andere manier binnen kunnen komen bij mensen – veel meer via het hart en minder via het hoofd. Dit experiment kan in elke regio worden toegepast, van de Achterhoek tot de Zuid-as.’ Volgens hem is het Oogsttraject belangrijk voor zowel deelnemers en organisaties als de maatschappij. ‘Het brengt vernieuwers uit allerlei organisaties bij elkaar die innovatie en leiderschap tot stand kunnen brengen. Je krijgt als deelnemer tools waar je zelf mee aan de slag kunt. Bovendien levert het een interessant netwerk op van mensen uit maatschappelijke organisaties, natuurorganisaties en ketenpartijen en voor de Rijksoverheid een gezonde verfrissing. Sommige experimenten gaan verder dan het huidige beleid, dat daagt ons uit om extra stappen te zetten.’ 65


Mooi om te zien dat de bereidheid tot breder kijken binnen de overheid leeft

Ook een uitdaging is het ongemak dat door de experimenten soms bij Volkers wordt opgeroepen. ‘Omdat de ideeën in veel gevallen niet heel makkelijk in onze eigen organisatiepuzzel passen.’ Dat beaamt Osinga: ‘Hoe mooi onze idealen ook zijn, de ambtelijke, politieke en bestuurlijke realiteit is weerbarstig. Bestaande systemen verander je niet zomaar. Dat krijgen we los van dit traject vaker te horen van onze samenwerkingspartners: ‘Dit is zo’n goed idee, waarom nemen jullie de stap niet om het mogelijk te maken?’ Soms is dat frustrerend. We zien in de samenwerking binnen de Oogst fantastische ideeën ontstaan, maar het lukt ons vanuit LNV nog niet altijd om zo’n idee concreet te laten uitvoeren. Omdat het niet helemaal past in het hokje of die ene beleidsregel. Onze medewerkers hebben net iets meer ruimte nodig om eigen inkleuring te kunnen geven aan mogelijke oplossingen.’ SECTORAAL EN INTEGRAAL

Volkers en Osinga maakten samen een rondje door hun organisatie om te luisteren naar de ervaringen van ambtenaren die meededen aan de Oogst. Osinga: ‘Dan merk je dat mensen het heel leuk vinden om rondom zo’n thema als de Oogst bezig te zijn en veel inspiratie en ideeën opdoen. Maar ook dat het lastig is om het een plek te geven binnen hun werkzaam­heden. 66

Dat spoort ons aan om echt na te denken over onze manier van beleid maken. We willen de buitenwereld naar binnen brengen. Dat is een uitdaging, maar een leuke.’ Volkers: ‘Er zit een soort twist tussen de sectorale overheid en de integrale blik die nodig is. Daarmee bedoel ik dat Den Haag heel sectoraal georganiseerd is met departementen en Kamercommissies, maar de maatschappij vraagt om een integrale benadering. Dit betekent dat je misschien niet helemaal je SMART-geformuleerde doelen op één specifiek onderwerp behaalt, maar wie weet uiteindelijk juist wel een groter aantal doelen op veel meer gebieden. Als je hokjes openbreekt en integraal kijkt naar bijvoorbeeld woningbouw, groen, gezondheid en klimaatadaptatie, merk je dat dat veel mogelijkheden biedt. Mooi om te zien dat die bereidheid tot breder kijken binnen de overheid leeft. Al blijft er natuurlijk een zekere spanning bestaan, omdat iedereen zich in zijn of haar eigen departement weer moet verantwoorden voor de geformuleerde doelen.’

ANDER BELEID

Voor Volkers heeft de deelname aan de Oogst veel opgeleverd. ‘Naast een uitbreiding van mijn netwerk, schept het ook een band om met collega’s van andere organisaties te spreken die op eenzelfde manier dingen in beweging willen zetten en veranderen. Het is fijn om ervaringen te delen. Daarnaast heb ik in het leiderschapstraject geleerd hoe ongelooflijk belangrijk het is om goed naar elkaar te luisteren, je oordeel uit te stellen en je te kunnen verplaatsen in de positie van iemand met wie je het ogenschijnlijk niet eens bent. En het belang van vertragen, wat best moeilijk is in een politieke omgeving.’ Osinga: ‘Goed luisteren naar wat er écht bedoeld wordt, waar de echte zorg zit, geeft ruimte op plekken waar je het niet verwacht had.’ Op de vraag naar zijn wens voor de komende tijd, antwoordt hij: ‘Ik zou het heel mooi vinden als we over een jaar kunnen zeggen dat we op sommige plekken echt anders beleid aan het maken zijn.’ W


De natuur als partner In 1973 zette ik voor het eerst voet aan wal in Ierland. Als student biologie ging ik er onderzoek doen. Nooit zal ik de eerste indrukken van het Ierse landschap vergeten: bloemrijke hooi- en weilanden omgeven door houtwallen; talrijke eeuwenoude bomen vol guirlandes van klimop. Hier vond ik een type landschap zoals dat tot het midden van de vorige eeuw nog wijdverbreid was over heel Europa. Een landschap dat grotendeels door de mens gevormd was, maar waarin veel wilde planten- en diersoorten een thuis hadden. Ecologen spreken over half-natuurlijke landschappen. Door het eeuwenlange samenwerken van mens en natuur zijn zulke omgevingen vaak zelfs rijker aan biodiversiteit dan meer natuurlijke systemen. De mens heeft hier het landschap verrijkt. In Ierland zijn inmiddels de half-natuurlijke landschappen grotendeels verdwenen. Wat er nog van over is, ligt – net zoals dat verder in Europa het geval is – in natuurreservaten. De onstuitbare intensivering van de landbouw, in de vorm van ontwatering, kunstmest en bestrijdingsmiddelen, heeft de harmonie tussen mens en natuur ten diepste verstoord. Dat we technologische innovaties zijn gaan gebruiken om efficiënter voedsel te verbouwen, lijkt vanzelfsprekend en is vanuit het wereldvoedselvraagstuk op zichzelf ook toe te juichen. Maar we gaan daarin wel erg ver. Want inmiddels is het platteland ecologisch een woestijn aan het worden. Insecten zijn enorm in soorten en aantallen achteruitgegaan; vogels zijn schaars geworden; wilde planten komen alleen nog voor in bermen en langs perceelranden. Onlangs werd bekend dat in ons land zelfs het vroeger zo gewone konijn en de haas bedreigd worden. Het gaat hier niet alleen om technologische innovatie. Hier komt tevens een mens- en

wereldbeeld naar voren. In onze westerse cultuur zijn we onszelf gaan zien als eigenaar van de natuur. De basis van deze gedachte werd al gelegd in de klassieke oudheid en weer bevestigd door het christendom, dat stelde dat God de natuur ten behoeve van de mens geschapen heeft. We gingen de natuur zien als een verzameling van objecten voor menselijk gebruik. Geen enkele andere cultuur op deze aarde heeft een dergelijk wereldbeeld ontwikkeld. Veel historici stellen dat dit westerse beeld aan de wortel ligt van de crises die ons nu bedreigen: de ecologische crisis, de klimaatcrisis en zelfs de corona-crisis. In de jaren zeventig van de vorige eeuw, niet lang nadat het rapport van de Club van Rome was verschenen, schreef de Amerikaanse politicoloog Lynton Caldwell: ‘De ecologische crisis is een uitdrukking van een crisis in geest en ziel. Er is geen grotere misvatting over de betekenis van de ecologische crisis mogelijk dan te denken dat deze alleen te maken heeft met bedreigde soorten en door de mens veroorzaakte lelijkheid en verontreiniging. Deze zijn er deel van, maar bovenal heeft de crisis te maken met wat voor soort wezens wij mensen zijn en met wat we dienen te worden om te overleven.’ Hij slaat de spijker op de kop. Als we een duurzame toekomst willen ontwikkelen, zullen we onze houding ten aanzien van de natuur moeten herzien. Haar niet langer beschouwen als een verzameling van dingen, maar als een wereld van wezens die met en naast ons is en die net als wij recht op bestaan heeft. We zullen dan niet langer tegen de natuur, maar weer mét haar moeten werken: in de ruimtelijke ordening, de stedenbouw, de waterhuishouding en ook in de landbouw. De natuur als wezenlijke partner.

COLUMN

Matthijs Schouten

67 ecoloog, ­filosoof, emeritus hoogleraar WUR


de wortels van ons bestaan Tekst: Liane Lankreijer (zie ook pag. 40) Dat wat ons voedt – onze voedingsbodem – is de basis van ons leven. De essentie van de zo noodzakelijke transitie van ons landbouw- en voedselsysteem gaat dus over hoe we ons verhouden tot de aarde, de natuur. De oproep van Voor de oogst van morgen om samen te werken aan verduurzaming, is feitelijk een uitnodiging om diep onder de oppervlakte te duiken: welke mentale modellen creëren het huidige systeem en welke gedragspatronen worden hiermee gestimuleerd? En: wat kunnen we vanuit onze oorspronkelijke wortels leren over een gezonde voedingsbodem voor de toekomst? Als ik me daarin verdiep, dan zie ik hoe door de confrontatie met de woeste, wilde en dodelijke natuur bij de mens uit overlevingsdrang de gezonde neiging is ontstaan om de natuur te beïnvloeden. Hierbij was rationeel en logisch nadenken ontzettend belangrijk. Zo konden we bijvoorbeeld de seizoenen in hun opeenvolging gaan begrijpen, leren zaaien en oogsten en kon er landbouw ontstaan. We creëerden landschappen – schepten land, vaak letterlijk – en werden door onze leefomgeving beïnvloed. We leerden dat niet alles overal kan, doordat de bodemgesteldheid en de omstandig­ heden feedback gaven (en geven). Er was wederzijdse beïnvloeding, we 68

maakten de context waarin we woonden en werden hierdoor geleefd en gevoed. Nu we de grenzen van allerlei ecosystemen op aarde bereikt hebben, lijkt de feedback van de natuur eindelijk weer tot ons door te dringen. Ze maakt ons duidelijk dat we voor ons overleven fysiek nog steeds gewoon afhankelijk zijn van de natuurlijke systemen. Álles hangt wereldwijd samen in een web van relaties. Dit besef één geheel te vormen, is de vonk die ons op een nieuwe manier laat denken. Bij velen resoneert dit als een diep verlangen naar verbinding; met elkaar, met de natuur, met de plek waar we wonen. Het is een verlangen naar een leven waarin we ons gevoed weten en saamhorigheid vorm heeft gekregen – een soort DNA voor onze toekomst. We mogen vaststellen dat onze manier van doen ons steeds verder van de natuur verwijderd heeft en daarmee ook van onze voedingsbodem, die bedding voor ons voedsel, ons leven. Bovendien zijn we diezelfde bodem meer en meer als een productiefactor gaan zien die we moesten optimaliseren. Daarbij gingen we voorbij aan onze oorspronkelijke kennis – het wéten dat wij diep verbonden zijn met de natuur en dat we ons op haar dienen af te stemmen: met de aarde ‘in gesprek zijn’.

In onze acties geven we vorm aan de toekomst, ieder vanuit de eigen plek in het geheel. Hier ligt dus ook de kans om vanuit die plek te groeien naar vitale systemen. Het onderzoeken van onze wortels en patronen helpt hierbij, want daaruit wordt helder waar de weef­fouten zitten. Én waar de kansen liggen om vitale patronen in te weven in onze experimenten en interacties. Veel mensen zijn al begonnen met het vormgeven van dit gezonde, duurzame landbouw- en voedselsysteem. Hun verlangen, dat uit de bodem komt opborrelen, wordt al heel praktisch zichtbaar in allerlei experimenten op boerderijen, landgoederen, in dorpen en steden. Altijd verbonden aan een echte situatie: hier en nu, met elkaar, op een plek. Ontstaan vanuit de wortels in het gebied, de geschiedenis, de persoonlijke verbindingen en de moed om het anders te doen dan voorheen. Hier is verbinding met de wortels van ons bestaan. Zo scheppen we al doende vitale landschappen voor een gezonde toekomst. Daar waar mensen elkaar ontmoeten ontstaat verbinding én wrijving. We lopen tegen elkaars patronen en oordelen aan. Daarom is het zo’n kunst om in dialoog te zijn en te blijven. Stromend, ervarend en steeds opnieuw verrast door elkaars reactie, krijg je zicht op de mentale patronen die hierachter ­­liggen:


Alles hangt wereldwijd samen in een web van relaties

van jou, de ander en het systeem als geheel. Ikzelf probeer bijvoorbeeld te kijken naar vragen als: handel ik werkelijk vanuit saamhorigheid of stiekem vanuit concurrentie en een neiging naar overheersen? Kan ik mijn oordeel uitstellen en vanuit het perspectief van de ander kijken? Door te benoemen wat er gebeurt op een plek of in een groep ontstaat vaak ruimte; het blijkt herkenbaar, menselijk, zacht. Als deze kwetsbaarheid en niet-weten er mogen zijn, komt de kracht van verbinding naar voren. Er ontstaat vertrouwen en veiligheid, bereidheid om te luisteren en verschillen te overbruggen. Dat is wat we nodig hebben om door deze transitie heen te bewegen, om te gaan met de onzekerheid die verandering met zich meebrengt. De verbinding omarmen als overlevingsstrategie en tot bloei laten komen. W

69


NIEUWE VEEHOUDERIJCONCEPTEN TRANSITIE-EXPERIMENT

70


Innovatieve oplossingen voor een duurzamere vorm van veehouderij: beter voor dier en aarde

Welke vorm en tempo de verandering van ons consumptiepatroon de komende tijd ook zal nemen, de veehouderij zal vooralsnog een belangrijk onderdeel blijven van het Nederlandse voedsel- en landbouwsysteem. Het is en blijft dus van groot belang om juist ook in deze sector te zoeken naar innovatie – om duurzamer te worden en het dierwelzijn te vergroten. Het transitie-experiment ‘duurzame veehouderij concepten’ richt zich hierop. Het team dat hiermee aan de slag is gegaan, bestaat uit mensen uit heel Nederland die vanuit verschillende invalshoeken betrokken zijn bij de verduurzaming van de veehouderij. We praten met een van hen: Jos van Lent, projectleider Innovatieve Stalsystemen, Provincie Noord-Brabant.

Aankomend bij het provinciehuis waar de ontmoeting plaats zal hebben, springt een fors ogend bronzen beeld in het oog; het werd in 1979 aangeboden door de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond (NCB). Het beeld, getiteld ‘Brabants varken’, toont een zeug met biggetjes. Maar wie inzoomt, ziet dat er drie biggetjes zijn weggezaagd. Een tamelijk eigenzinnige aanmoediging om de veestapel te laten inkrimpen. Het vandalisme maakt direct inzichtelijk hoezeer de zaken in Noord-Brabant op scherp staan. Jos licht dit toe: ‘Ten opzichte van andere provincies hebben we de hoogste vee-dichtheid. Vrijwel de helft van het aantal varkens en een groot gedeelte van het pluim- en melkvee zit in Noord-Brabant. Dat zorgt natuurlijk voor een overmaat aan ammoniak. Daarnaast hebben we veel Natura 2000 gebieden, die bovendien nog eens vooral bestaan uit schrale zandgrond met een uiterst gevoelige natuur die bijzonder weinig stikstof kan hebben. Al met al een heel groot probleem, temeer omdat de begrenzing van stikstof ook andere sectoren, waaronder bouw en infrastructuur, aan banden dreigde te leggen. De provincie besloot dan ook in 2017 dat de verduurzaming van stallen noodzaak is.’ 71


En daar ligt de oorsprong van dit ­transitie-experiment? ‘Inderdaad, en het is mijn drijfveer om mee te doen. Als onderdeel van de gesprekken met de boeren is naast de eis tot verduurzaming een pakket van ondersteunende maatregelen overeengekomen. Er is toen een bedrag vrijgemaakt voor onder meer boeren die willen stoppen, de ontwikkeling van korte ketens voor de regionale markt en dus ook voor de verduurzaming van stalsystemen. Inmiddels heeft de Rijksoverheid een subsidieregeling in het leven geroepen voor het ontwikkelen van innovatieve stalsystemen die emissies integraal en bij de bron verminderen.’ Waar gaat het precies om als je het hebt over nieuwe veehouderij concepten? ‘Vooralsnog gaan we er vanuit dat de veehouderij een rol zal blijven spelen binnen het landbouw- en voedsel­ systeem, ondanks dat minder vlees eten gepropageerd wordt. De sector heeft echter te kampen met een fors aantal opgaven en randvoorwaarden. Zo streven we naar zero emissie, willen we dat dieren natuurlijk gedrag kunnen vertonen, moet er toegewerkt worden naar gesloten kringlopen, de emissie van broeikasgassen moet omlaag, enzovoort, enzovoort. En natuurlijk moeten we er voor zorgen dat de veehouder een stabiel en positief inkomen heeft. 72

We zien dat veel van de innovaties rond stalsystemen zich richten op technische oplossingen. Bovendien is de kennis erg versnipperd en de wet- en regelgeving, ook met betrekking tot subsidies, is niet altijd even transparant. En tenslotte worden de meeste innovaties toegesneden op het aanbod, waarbij de afzet­ mogelijkheden en verdienmodellen niet of nauwelijks meegewogen zijn.’ Wat is het ­vernieuwende aan jullie ­transitie-­experiment? ‘Wat we voor ogen hebben, is de ontwikkeling van een platform; een soort podium waar innovaties voor nieuwe, duurzame veehouderijconcepten gepresenteerd kunnen worden en feedback geleverd wordt om het betreffende concept te verbeteren en verder te ontwikkelen. Ik denk dan richting de realisatie, vergunningsprocedures en subsidie- of financieringsmogelijkheden. Bovendien geeft dit platform de mogelijkheid om samen te werken met andere partners die een bijdrage kunnen leveren. Mooi is ook dat dit zich niet specifiek op Noord-Brabant richt, maar gebieds-overstijgend is en overal heel praktisch ingezet kan worden.’ Een digitaal platform? ‘Door de situatie rond corona moeten we in eerste instantie inderdaad digitaal opereren, maar natuurlijk willen we zodra het mogelijk is een real life plat-

form worden, waar we elkaar in de ogen kunnen kijken en echt kunnen ‘ont-moeten’.’ Kun je iets vertellen over functie van de Oogst ten aanzien van dit ­transitie-experiment? ‘De Oogst heeft me op verschillende niveaus geholpen met de aanpak. Neem de manier waarop je met meerdere belanghebbenden omgaat in complexe omgevingen – met soms tegengestelde belangen – zoals hier het geval is. Maar ook persoonlijk, bijvoorbeeld door me stil te laten staan bij mijn eigen bijdrage. Ik werk al ruim twintig jaar in dit veld en dan denk je aan een half woord wel genoeg te hebben. Door echt te luisteren, dóór te vragen en nóg eens door te vragen, krijg je toch weer heel andere informatie en perspectieven. Zo konden we nieuwe oplossingen vinden en daarvoor draagvlak creëren. Een belangrijke: de mens centraal stellen. Ik ben tijdens het Oogst-proces echt meerdere malen verrast over wat ik leerde van mensen met wie ik soms al jaren samenwerk. Natuurlijk kom ik in mijn werk soms gefrustreerde of regelrecht boze boeren tegen, iets wat ik heel goed begrijp. Maar door eerst met elkaar te praten over iemands oorspronkelijke motieven en passies en wat dat betekent voor de gezamenlijke opgave die we hebben, krijg je een compleet ander


De veehouderij heeft te kampen met een fors aantal opgaven

soort gesprek. Ik herinner me bijvoorbeeld een uitwisseling met een boerin, die diep geraakt en ontroerd was omdat we het gesprek gewoon begonnen met interesse in wat haar bezighield in plaats van direct ter zake komen. Dat was ze helemaal niet gewend.’ Hoe zien jullie verdere plannen eruit? ‘Waarschijnlijk komt het platform eerst bij elkaar om te oefenen met een innovatie voor de melkveehouderij: een oplossing om emissies te verminderen en een waardevolle meststof voor planten te maken. Deze ontwikkelaar wil zijn concept aanpassen zodat het beter is voor het welzijn van de koeien.’ W

Team Duurzame veehouderijconcepten: > Jan van Bergen > Marjolein Derks > Aldert van Eck > Tanja de Koeijer > Marion Kunstt-Verhoeven > Jos van Lent > Xander Pieterse > Ellen van Weeghel

Geïnteresseerden kunnen contact ­opnemen met Jos van Lent via avlent@brabant.nl

73


stapjes en stappen in Overijssel

74


IN GESPREK MET MATTHIJS NIJBOER, INGRID JANSEN EN COEN VAN DEDEM

Verandering begint dichtbij: op de grond, bij de boer, aan de sloot, in de stal en in samenwerking met alle regionale belang­ hebbenden. In regiolabs wordt gewerkt aan de oplossingen voor morgen – in Overijssel gaan o.a. Natuur en Milieu Overijssel en

hebben we elkaar als maatschappelijke organisaties (Natuur en Milieu Overijssel, ­Stimuland, Het Oversticht en Landschap Overijssel, red.) in Overijssel gevonden.’

Stimuland samen op weg. In gesprek met Matthijs Nijboer, Ingrid

TAAL IS CRUCIAAL

Jansen en Coen van Dedem.

Dat beaamt Matthijs Nijboer. Als directeur van Natuur en Milieu Overijssel zet hij zich in voor een duurzame en mooie provincie. Maar ook hij kijkt breder. ‘Samenwerken begint met luisteren naar elkaar. Echt open staan en niet denken: hij of zij zal dit wel bedoelen. Het heeft ook met taal te maken. Als ik met mijn ‘groene’ achterban praat, gebruiken ze woorden waar agrariërs zich lam van schrikken. Het is cruciaal om samen woorden te vinden die iedereen begrijpt. In het regiolab gaan we daarvoor aan de keukentafel zitten om dat gesprek met elkaar te voeren.’

Van Rabobank tot Vitens en van Stimuland tot Natuur en Milieu Overijssel: allemaal zijn ze betrokken bij het op te richten regiolab in Overijssel. Maar meer nog dan de organisaties zijn het vooral de ménsen die het verschil maken. Dat is de overtuiging van Ingrid Jansen, directeur van Stimuland, een onafhankelijke netwerkorganisatie met hart voor het platteland: ‘Zíj zien de toegevoegde waarde om samen van betekenis te kunnen zijn rondom de uitdagingen in het landelijk gebied.’ Voor Jansen was een andere belangrijke reden voor deelname de overtuiging een brug te kunnen slaan tussen verschillende belanghebbenden. ‘Vaak wordt er gesproken óver mensen in plaats van met. Beleidsmakers zijn zich niet altijd bewust van de impact van hun beleid op boeren of inwoners. Neem bijvoorbeeld de stikstofdiscussie, waarin het totaal aan lokaal eigenaarschap en gedeelde verantwoordelijkheid ontbreekt. Wij gaan naast de inwoners en de boeren staan. Daarin

Zoals er verschillen zitten in de taal van burgers en van boeren, zo is dat ook het geval tussen de ‘systeemwereld’ en de ‘leefwereld’ van overheid en inwoners. Nijboer: ‘Mensen willen vaak heel concreet iets in hun leefomgeving doen; met een buurthuis of alternatief bermbeheer en andere groenstroken. Maar overheden denken vanuit systemen en beleidsdoelstellingen. In het regiolab willen we integraal denken en los van welke koker dan ook kijken.’ Jansen: ‘Vaak is het zoeken. We zijn zo gewend 75


Je bent een Tukker of een Sallander. Daar gaat een bepaalde kracht vanuit

aan het werken met opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. Nu proberen we vooral te investeren in partnerschap en met andere organisaties samen te werken op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Als je jarenlang gewend bent het op een bepaalde manier te doen, kost het tijd om een andere houding aan te nemen.’ NOABERSCHAP

Wat is ervoor nodig om op een andere manier te leren kijken en denken? Volgens Coen van Dedem zit het hem in een gemeenschappelijke overtuiging van de onderliggende problematiek. ‘Het begint met een gezamenlijk uitgangspunt.’ Van Dedem is deelnemer aan het landelijke traject Voor de oogst van morgen en daarnaast trekker van het Finance lab en betrokken bij het opzetten van een aantal regiolabs. ‘Met de methode Theory U leren deelnemers in verschillende werkvormen om op elkaar af te stemmen en inzicht te krijgen in de verschillen. Daarbij kijken we ook naar specifieke regionale dynamieken.’ In Overijssel is dat bijvoorbeeld het Twentse begrip noaberschap, oftewel het klaarstaan voor elkaar. Volgens Nijboer is in Overijssel de poldercultuur heel ver doorontwikkeld. ‘We proberen het, van kleine tot grote organisaties, altijd samen te doen.’ Daarnaast is kenmerkend voor de provincie dat niemand

76

zich Overijsselaar noemt. ‘Je hebt Groningers, Friezen en Drenten, maar geen Overijsselaars,’ aldus Nijboer. Daarentegen hebben inwoners wel een heel sterke lokale identiteit, zegt Jansen. ‘Je bent een Tukker of een Sallander. Daar gaat een bepaalde kracht vanuit.’ Volgens Jansen is het hebben van empathie en inlevingsvermogen van belang. ‘Bijvoorbeeld rondom de boeren­acties. Waar zitten zij mee, en wat hebben ze nodig om verder te komen? Ik heb soms het gevoel dat er gedaan wordt alsóf er naar hen geluisterd wordt. Het is makkelijk om aan je eigen wereldbeeld vast te houden, dan hoef je niet daadwerkelijk met de billen bloot en geen echte verantwoordelijkheid te nemen. In het regiolab willen we dat doorbreken.’

de mogelijkheden van het proces en binnen het proces ontstaat onderling vertrouwen – een mooi avontuur dat we met elkaar aangaan. De deelnemers in de regio steken daarvoor echt hun nek uit. Daar is veel moed voor nodig. Ik zou het geweldig vinden als het regiolab een netwerk wordt waar vertrouwen de basis vormt om samen verantwoordelijkheid te nemen.’ ONGEDULD EN WEERSTAND

VERTROUWEN

Mogelijke beren op de weg zijn ongeduld en weerstand, aldus Nijboer en Jansen. Nijboer vindt niets menselijker dan ongeduldig worden. ‘We willen allemaal snel resultaat en het is een uitdaging om iedereen aangehaakt te houden.’ En hoe ga je om met weerstand onderweg? vraagt Jansen zich af. ‘Het is best ingewikkeld, zowel als organisatie als persoonlijk.’

Lukt dat wel in tijden waarin groepen mensen zo tegenover elkaar lijken te staan? Jansen meent dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat. ‘Dat moet je met elkaar opbouwen. Ik ben ervan overtuigd dat het regiolab daaraan kan bijdragen.’ Volgens Nijboer kom je heel ver als je ziet hoe belangrijk het is om in elkaar te investeren. ‘Het is een reis die je samen aangaat en waarvan je hoopt dat er iets moois uit al komen.’ Van Dedem benoemt twee vormen van vertrouwen: ‘Er is een vertrouwen in

Voor Jansen is deelname aan het regiolab belangrijk om weer handelingsperspectief te schetsen voor de middengroep. ‘In de landbouw hebben we te maken met verschillende uitdagingen: gebiedsgericht werken, klimaat, versterkend ondernemerschap. We willen dit terugbrengen naar het schaalniveau van het boerenerf, zodat agrarisch ondernemers zichzelf weer herkennen in de maatregelen en daardoor bereid zijn stappen te zetten.’


OVER HET REGIOLAB Nijboer ziet het als zijn basisdrijfveer om ‘deze planeet een beetje normaal door te geven’. ‘We weten dat het niet goed gaat als we op de huidige manier doorgaan. Daar kunnen we alleen samen wat aan doen.’ ‘Soms zijn het stapjes, soms zijn het stappen die we voorwaarts zetten,’ zegt Van Dedem. ‘De gezamenlijkheid geeft in elk geval veel energie.’ W

De kern van een regiolab is het bijeenbrengen van ver­ schillende perspectieven op de verduurzaming van voed­ sel-, bodem- en landbouwsystemen. Dat geeft nieuwe inzichten en een gemeenschappelijk beeld en levert de basis voor gerichte acties. Jan ten Tije en Coen van Dedem, betrokken bij het regiolab Overijssel, vertellen over hun ervaringen. Coen: ‘In de voorbereiding trokken en trekken Jan en ik met elkaar op om mensen en organisaties te betrekken bij de vorming van het regiolab. We wisselen onze inzichten en ervaringen uit en krijgen zo samen een beter beeld. Jan geeft me inzichten in de dynamiek van plattelands­ gemeentes in politiek en bestuurlijke zin, de interacties met boeren en hoe de sociale verbanden werken, ook in historisch perspectief.’ Jan: ‘Coen heeft mij laten kennismaken met een ‘andere wereld’. Die van de financiële sector, banken en pensioen­ fondsen en de krachten en uitdagingen die daar spelen. Erg leerzaam. Opvallend is dat er niet alleen verschillen zijn, maar ook veel overeenkomsten met de wereld van het landbouw- en voedselsysteem. Door het hier met elkaar en anderen in een open dialoog over te hebben, ontstaan onderling begrip en min of meer spontaan ook nieuwe, ongebruikelijke, verbindingen. Ik geniet van de energie die we ervaren wanneer mensen vanuit hun hart spreken. Door onze gesprekken en de diversiteit van men­ sen groeit het nieuwe netwerk in en rond de regio gestaag en komen mens- en systeemwereld steeds dichter bij elkaar. Een creatief proces dat veel energie en mogelijk­ heden oplevert. Een package deal van dromen en doen!’

77


VOOR DE OOGST VAN OVERMORGEN TRANSITIE-EXPERIMENT

78


Nieuwe wortels laten schieten in oude systemen…

E H V L O WIT S T S NG O N LEM KI M N A OB HIN HE C WE R PR ME T TED T OU E SA REA TH ATNSCTEIN THERT EI AL

B

De natuur laat ons duidelijk zien dat wij mensen ons op een zodanige manier tot haar verhouden dat het zo echt niet verder kan. Nee, we hoeven ons geen zorgen te maken over de aarde, zij overleeft het wel. Maar dat geldt niet voor de mensheid. Door de prominente aanwezigheid van COVID-19 worden we ons hopelijk weer bewust hoe de verhoudingen liggen. Wij mensen houden het niet erg lang vol zonder voedsel. Het is een primaire levensbehoefte. Helaas is onze voedingsbodem verarmd – in letter­lijke, maar ook figuurlijke zin – want de landbouw­sector behoort tot de werkgebieden van Nederland die het meest aan het vergrijzen zijn. De instroom van jonge mensen is minimaal. Dit geldt trouwens niet alleen voor ons land, maar is wereldwijd aan de hand. Tekst: Xander Beks

Door de technologische ontwikkelingen is de wereld sterk veranderd. Sterker nog: hij verandert steeds sneller en dat is niet meer te stoppen. Uitgaande van de principes van Theory U, zien we dat we steeds minder moeten downloaden – oude waarden kopiëren – en vooral het hier en nu (presencing) als uitgangspunt moeten nemen om oplossingen voor vandaag en morgen te creëren. Voor jonge mensen is dit niet zo moeilijk; zij hebben immers nog niet zoveel om te downloaden in verhouding tot de generaties vòòr hen. Ook brengen ze ongezouten meningen in, een frisse kijk en nieuwe ideeën. Jongeren spelen

dus een onmisbare en onmiskenbare rol. Kijkend naar die verarmde voedingsbodem: iedereen weet dat meer diversiteit nodig is om groei mogelijk te maken. Bovendien hebben we nieuwe input nodig om onze problemen op te lossen, precies zoals Einstein al zei.

KRUISBESTUIVING Even concreet. De nieuwe generatie groeit op in een snel veranderende wereld en is heel goed in staat om zich daaraan aan te passen; in dat complexer wordende geheel te stappen. Bovendien: de wereld veranderde in technologisch opzicht door de komst van het internet, maar ook op intermenselijk vlak is er van alles gaande. We zien drastische veranderingen in hoe organisaties werken en hoe jongeren kijken naar werk, leren en onderwijs. Het is zaak dat de oudere en de jonge garde de tijd nemen om samen op te trekken en tot elkaar te komen. Hun co-creatie en kruisbestuiving vormt de toekomst. We weten niet precies wat we gaan oogsten, maar kunnen de voorwaarden scheppen. Zoals een boer dat doet opdat er geoogst kan worden. Voor de oogst van morgen zorgt voor bedding. Het is een omgeving waar we vanuit alle hoeken van het landbouwen voedselsysteem, jong én oud, samen optrekken en op basis van vertrouwen ruimte bieden aan de gedachte dat het 79


De oogst van overmorgen laat zien dat het werkt!

anders kán. Niet alleen binnen een leuke brainstorm, maar er mogen daadwerkelijk nieuwe wortels schieten binnen de oude systemen.

UITDAGINGEN Vanuit Voor de oogst van overmorgen worden jongeren gefaciliteerd om leiderschap te ontwikkelen en te floreren. Ze wachten niet af, maar experimenteren op een actieve manier. Elkaars meerwaarde wordt zonder oordeel ervaren; alles mag er zijn. Al lerende, want ze doen dit voor de eerste keer. Ze willen hun plek innemen, groeien en de uitdagingen van de transitie aanpakken. De voedingsbodem weer rijk maken! Nee, niet alles groeit tot aan de hemel. Frustratie en achteruitgang liggen op de loer en steken af en toe hun kop op. Maar hoe meer ruimte er komt, hoe beter het land bewerkt kan worden. Zo ontstaat er een vruchtbare bodem voor de vernieuwing die de nieuwe generatie voor zich ziet. Als we maar vertrouwen hebben en durven loslaten waaraan we gewend zijn.

HET WERKT! De oogst van overmorgen laat zien dat het werkt! Een relatief kleine groep jongeren heeft ruim een half jaar deelgenomen – is lijdend- én leidend voorwerp geweest – van het experiment Leren voor de transitie. Dit leiderschaps­traject wordt op landelijk en regioniveau voort80

gezet en vormt een ecosysteem in symbiose met Voor de oogst van m ­ orgen. Kruisbestuiving alom, gefaciliteerd inmiddels door het Ministerie van LNV en Groenpact, die in Voor de oogst van overmorgen een kiem zagen voor een platform om jongeren structureel bij te betrekken en te laten experimenteren. Hoe kunnen we dit nieuwe leren vanuit het jongerenperspectief in de onderwijs­ praktijk implementeren? W

# TRANSITIEEXPERIMENTEN VANUIT HET JONGERENLAB > Kleinschaligheidssubsidie > Het nieuwe multifunctioneel bedrijf > De wereld eet door

Team Voor de oogst van o ­ vermorgen > Anouk Abegg > Romi Biesheuvel > Albert Boersen > Gert-Jan de Graaf > Joep van Haeff > Daniela Haverkamp > Anne Frouck Joustra > Laurens Kortleve > Casper Mentink > Famke Opdam > Pieter Post > Hessel Postma > Heleen Prins > Robert Ten Kate > Anne Terhorst > Heleen Verbeek > Gemma Verijdt > Carmen Versteeg > Kees van Vuren > Olaf Westerhof > Mariska Wiersma Organisatie Voor de oogst van overmorgen > Xander Beks > Steven Bloemsma > Dieter van den Broeck > Leroy Soet Frijhoff > Kyra van den Hil > Korrie Hoekstra > Henk Renting > Pieter Ploeg


KEES VAN VUUREN

GEMMA VERIJDT

ALBERT BOERSEN

Projectleider LTO Noord

Beleidsmedewerker ministerie van LNV

Boer bij Herenboeren de Vlinderstrik

‘Ik denk dat het goed is om als LTO Noord aangesloten te zijn op netwerken zoals de Oogst van Overmorgen. Door op de hoogte zijn van wat er speelt, kunnen wij onze leden en deelnemers ondersteunen bij hun ondernemerschap door projecten en belangenbehartiging. Wij zijn misschien de jonkies van de organisatie, maar actief bij het realiseren van de wereld van overmorgen.’

‘Een van de leukste dingen aan de Oogst vind ik dat we over instituties, organisaties en belangen heenkijken. Het deed er even niet meer toe dat ik ambtenaar ben bij LNV. Het deed er ook even niet toe dat LNV en LTO officieel niet praten. Tijdens de sessies van de oogst staat namelijk het gezamenlijke belang voorop: streven naar een duurzamer voedselsysteem. Hierin merkt volgens mij elke deelnemer dat we allemaal onderdeel van een systeem zijn en dat elke deelnemer een beperkte invloed heeft. De invloed die we wel hebben, pakken we zo veel mogen samen op in de Oogst. Het werkt heel ontwapenend om een weekend lang in de bossen via verschillende oefeningen bezig te zijn. Er ontstaat heel snel een groepsgevoel en dat komt ten goede aan de samenwerking. Ik merk dat ik als LNV-ambtenaar door deel te nemen aan initiatieven als de Oogst op een informelere manier in gesprek kan komen. Ik leer daar persoonlijk veel van.’

‘In januari 2020 zag ik op LinkedIn het project langskomen. Dit leek met interessant omdat er jonge mensen denken over een onderwerp, maar wel vanuit een ontzettend breed perspectief. Ik zag voor mijzelf ook een rol om de landbouw te vertegenwoordigen. De settingen die gecreëerd worden, maken dat je heel eerlijk naar huidige, en ook kritisch naar toekomstige systemen kan kijken. Door de grote diversiteit van achtergronden zijn ook veel denkbeelden gerepresenteerd in het traject en kunnen we tot mooie ideeën komen. Naar een echte langere termijn kijken, zorgt voor meer integraal denken. Dat waardeer ik erg.’

‘Een van de meest leerzame momenten vond ik het bouwen van een nieuw landbouw- en voedselsysteem – met zand, klei en andere gerelateerde attributen ontwierpen we letterlijk een nieuwe sector. Toen ontdekte ik pas hoe vast ikzelf zit in het huidige systeem. Als boerenzoon en werkzaam in de agrarische sector vind ik een goed verdienmodel voor de boer namelijk erg belangrijk. Maar als je blijft redeneren vanuit het bestaande, kom je niet verder. Loslaten is de sleutel. Dat is best spannend en daarom is elkaar vertrouwen ook zo’n belangrijk onderdeel van het programma. Natuuren milieuorganisaties staan vaak lijnrecht tegenover de agrarische sector, maar tijdens de bijeenkomst wisten we elkaar te vinden. Zo ontstonden nieuwe kansen, voor iedereen.’

81


Anne van Doorn

Xavier San Giorgi

Niels den Besten

Marco de Redelijkheid

Maarten Robben

Henk Renting

Dennis Kerkhoven

Danielle de Nie

Chris Sandkuijl

Willem van der Zalm

Maria van Maanen

Jos van Lent

Jeroen Mulder

Siegfried Willems

Daan van Diepen

Cedric Bousché

Ellen van Weeghel

Mireille Winkelmolen

Renée Zijlstra

Xander Beks

Onno van Eijk

Annelie Boogerd

Aldert van Eck

Bauke Wierda

Ted van den Bergh

Marieke Creemers

Stephen Kronenburg

Suzanne Ruesink

Joost van der Cruijsen

Evelyne van Dongen

Jan Willem Straatsma

Natascha Kooiman

John van Duursen

Jeroen van Leijsen

Douwe Jonkers

Hans Koot

Mariëtte Stolk

Wouter-Jan Schouten

Heleen LansinkMarissen

Sjef Staps

Yvonne Faber

Willem Ferwerda

Gerdien Kleijer

Andries Middag

Rienke Groot

Conny Clazing

Bas Volkers

lka van der Meijden


Anthonie Stip

Duif Kraamwinkel

Marinus Boogaard

David van Zelm van Eldik

Jacomijn Pluimers

Erik Pool

Tanja de Koeijer

Ron Methorst

Jan Bos

Marion KunsttVerhoeven

Jan ten Tije

Peter Erik Ywema

Saskia Joha-van Abswoude

Coen van Dedem

Marjolein Derks

Liane Lankreijer

IJsbrand Snoeij

Janneke Blijdorp

Patrick Kaashoek

Jan van Bergen

Susan Drion

Natasha Hulst

Bennie Meek

Christine Ornetsmüller

Gerda Kool

Hessel Postma

Famke Opdam

Romi Biesheuvel

Anouk Abegg

Robert Ten Kate

Anne Frouck Joustra

Olaf Westerhof

Mariska Wiersma

Laurens Kortleve

Kees van Vuren

Carmen Versteeg

Casper Mentink

Gemma Verijdt

Heleen Verbeek

Anne Terhorst

Heleen Prins

Joep van Haeff

...alle deelnemers aan De oogst van morgen en overmorgen Daniela Haverkamp

Albert Boersen

Pieter Post

Gert-Jan de Graaf

Zie oogstvanmorgen.net/het-netwerk voor de meest recente deelnemerslijst en ieders functie


150 hectare voedselbos r a a j f j i v n Binne

Wij zijn niet zomaar een energiebedrijf. We zijn een groene beweging. Waar iedereen zich bij kan aansluiten. Samen met onze klanten maken we elke dag groene keuzes. We leveren Nederlandse groene stroom en helpen bij het zelf opwekken en besparen van energie. Ook investeren we in bosprojecten. Door bomen te planten en bossen te beschermen, leggen we CO2 vast en maken we de wereld ook letterlijk groener. Zo helpen we boeren in ons land samen met Stichting Voedselbosbouw Nederland bijvoorbeeld bij het realiseren van voedselbossen. De landbouw van de toekomst. Ons doel? Binnen vijf jaar gezamenlijk minstens 150 hectare voedselbos aanleggen op landbouwgronden in Nederland.

Sluit je aan bij de groenste energiebeweging van Nederland. 84


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.