Onzichtbaar

Page 1

Lees nu ook alvast een fragment uit

Onzichtbaar

Onzichtbaar van Deon Meyer verschijnt in november 2012

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 1

16-08-12 15:34


awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 2

16-08-12 15:34


1 Op dinsdag 25 december, even na twaalf uur ’s middags, zwaai ik langzaam en ritmisch met de zware voorhamer. De muur is dik en hard. Hij breekt weerspannig in flinters cement en steen die met elke doffe klap als granaatscherven over de houten vloer springen. Ik voel het zweet in lange strepen door het stof op mijn gezicht en bovenlijf lopen; het is een oven hierbinnen, ondanks de open ramen. Door het dreunen van de hamer heen hoor ik de telefoon. Ik heb geen zin om de regelmaat te doorbreken – het is een machine die in deze hitte weer traag op gang zal komen. Ik zet de lange steel rustig neer en loop naar de woonkamer, op mijn blote voeten over de scherpe brokstukken. Op het schermpje van de telefoon staat jeanette. Ik veeg mijn vuile handen af aan mijn korte broek en neem op. ‘Jis.’ ‘Gelukkig kerstfeest.’ De rauwe stem van Jeanette Louw, als altijd geladen met onverklaarbare ironie. ‘Dank je. Hetzelfde.’ ‘Zeker lekker warm daar.’ ‘Achtendertig graden buiten.’ ’s Winters zegt ze: ‘Zeker lekker koud daar.’ Haar onverhulde verwijt over de keuze van mijn thuishaven. ‘Loxton,’ zegt ze nu, alsof het een faux pas is. ‘Dan moet je maar zweten. Wat doen jullie met Kerstmis in die gewesten?’ ‘De muur tussen de keuken en de badkamer afbreken.’ ‘De keuken en de badkamer?’ ‘Zo bouwden ze vroeger.’ ‘En zo vier jij Kerstmis? Oude plattelandstraditie?’ Haar lach is een harde blaf: ‘ha’. Ik weet dat ze niet belt omdat het Kerstmis is. ‘Je hebt werk voor me.’ ‘Dat klopt.’ ‘Toerist?’ ‘Nee. Vrouw uit de Kaap. Ze zegt dat ze gisteren is overvallen. Ze wil je een paar weken inhuren, de aanbetaling is al gedaan.’ 3

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 3

16-08-12 15:34


Ik denk aan het geld dat ik nodig heb. ‘O.’ ‘Ze zit in Hermanus. Ik sms je het adres en haar mobiele nummer. Ik zal zeggen dat je onderweg bent. Bel me als er problemen zijn.’ Ik ontmoet Emma le Roux in een strandhuis dat uitkijkt over de Oude Haven van Hermanus. Het is een indrukwekkende villa: een nep-Toscaanse rijkeluispeelplaats van drie verdiepingen, met een overdadig bewerkte houten voordeur en een metalen klopper in de vorm van een leeuwenkop. Om kwart voor zeven ’s avonds op eerste kerstdag doet een jonge man met lange krullen en een metalen brilletje de deur open. Hij zegt dat hij Henk heet en dat ze me verwachten. Hij is duidelijk nieuwsgierig, maar weet dat te onderdrukken. Dan vraagt hij of ik in de woonkamer wil wachten terwijl hij ‘juffrouw Le Roux’ gaat roepen. Een formele man. Er klinken geluiden dieper in het huis – klassieke muziek, pratende mensen. Etensgeuren. Hij verdwijnt. Ik ga niet zitten. Na zes uur door de Karoo rijden in de Isuzu sta ik liever. Er staat een kerstboom in de kamer, een grote kunstboom met plastic dennennaalden en nepsneeuw. Kleurige lichtjes flitsen aan en uit. Bovenin een engel met lang blond haar, de vleugels wijd gespreid als een roofvogel. De gordijnen voor de grote ramen erachter zijn open. Buiten ligt de baai, kalm en stil, mooi in het late licht. ‘Meneer Lemmer?’ Ik draai me om. Ze is klein en tenger. Haar zwarte haar is heel kort geknipt, bijna als bij een man. Haar ogen zijn groot en donker, haar oorschelpen iets spits toelopend naar boven. Ze lijkt een elfje uit een kinderboek. Even taxeert ze me, de onwillekeurige blik over mijn lichaam om me met haar verwachting te vergelijken. Ze weet haar teleurstelling goed te verbergen. Normaal gesproken verwachten ze iemand die groter is, indrukwekkender – geen doorsnee lengte en uiterlijk. Ze loopt naar me toe en steekt haar hand uit. ‘Ik ben Emma le Roux.’ Haar hand is warm. ‘Hallo.’ ‘Ga zitten,’ gebaart ze naar de meubels in de kamer. ‘Kan ik u iets te drinken aanbieden?’ Haar stem heeft een eigenaardige diepte, alsof hij bij een grotere vrouw hoort. ‘Nee, dank u.’ Ik ga zitten. Haar kleine lichaam beweegt soepel, alsof ze er volledig in op haar gemak is. Ze gaat tegenover me zitten, trekt haar benen op, ze is 4

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 4

16-08-12 15:34


hier thuis. Ik vraag me af of dit haar huis is, waar het geld vandaan komt. ‘Ik...’ Ze maakt een handgebaar. ‘Dit is de eerste keer dat ik een lijfwacht heb.’ Ik weet niet precies wat ik daarop moet zeggen. De lichtjes van de kerstboom flikkeren met eentonige regelmaat hun kleuren over haar heen. ‘Misschien kunt u me uitleggen hoe het werkt,’ zegt Emma le Roux zonder enige verlegenheid. ‘In de praktijk, bedoel ik.’ Ik wil tegen haar zeggen dat je hoort te weten hoe het werkt voordat je zo’n dienst bestelt. Er is geen handleiding voor. ‘Het is vrij eenvoudig. Als ik u moet beschermen is het handig als ik weet wat u elke dag doet.’ ‘Natuurlijk.’ ‘En de aard van het risico.’ Ze knikt. ‘Het... ik weet niet precies wat het risico is. Er zijn een paar vreemde dingen gebeurd... En Carel heeft me overtuigd... U zult hem straks ontmoeten, hij heeft al eens van jullie diensten gebruik gemaakt. Ik... er was een overval, gisterochtend.’ ‘Op u?’ ‘Ja. Nou ja, min of meer... Ze hebben de deur van mijn huis opengebroken en zijn binnengekomen.’ ‘Ze?’ ‘Drie mannen.’ ‘Waren ze gewapend?’ ‘Nee. Ja. Ze... het gebeurde heel snel... ik… ik heb ze nauwelijks gezien.’ Ik onderdruk de neiging om mijn wenkbrauwen op te trekken. ‘Dat klinkt zeker… vreemd?’ zegt ze. Ik zeg niets. ‘Het was… eigenaardig, meneer Lemmer. Bijna onwezenlijk.’ Ik knik ter aanmoediging. Ze kijkt me een tijdje strak aan en leunt dan opzij om een lamp naast haar aan te knippen. ‘Ik heb een huis in Oranjezicht...’ ‘U woont hier dus niet permanent?’ ‘Nee... dit is van Carel. Ik logeer hier. Voor Kerstmis.’ ‘Ik snap het.’ ‘Gisterochtend... Ik wilde eerst nog werk afmaken voordat ik ging pakken voor het weekend. Mijn kantoor... ik werk vanuit huis. En rond halftien ging ik douchen.’ Haar verhaal loopt van meet af aan stroef, alsof ze het met tegenzin herleeft. Ze maakt haar zinnen niet af, haar handen liggen stil, haar stem is 5

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 5

16-08-12 15:34


beleefd, weinig betrokken, monotoon en ze geeft meer details dan de situatie vereist. Misschien denkt ze het daarmee geloofwaardiger te maken. Ze zegt dat ze net uit de douche kwam en bezig was zich aan te kleden in haar slaapkamer, één been in een spijkerbroek, dus even uit haar evenwicht. Ze hoorde het tuinhek opengaan en zag door de vitrage hoe drie mannen gehaast en doelgericht door de kleine voortuin kwamen. Voordat ze buiten haar blikveld naar de deur stormden, registreerde ze dat hun gezichten met een bivakmuts bedekt waren. Dat ze stompe voorwerpen in hun hand hadden. Ze is een stadsvrouw. Alleen. Ze heeft al vaak nagedacht over de mogelijkheid het slachtoffer van een misdaad te worden, tot en met noodmaatregelen, mocht het zover komen. Daarom duwt ze het andere been door de broekspijp, en trekt die heel snel over haar heupen. Ze is nu half aangekleed, alleen een bh, een onderbroek en de spijkerbroek, maar het belangrijkste is dat ze bij de noodknop van het alarm komt, en klaarstaat, maar hem nog niet indrukt, want er zijn het veiligheidshek, dievenklauwen en de aarzeling om te snel alarm te slaan. Ze loopt op blote voeten over het kleed naar de alarmschakelaar aan de muur van haar slaapkamer en staat met haar vinger klaar. Het hart klopt haar in de keel, maar op dat moment is ze nog beheerst. Ze hoort het geluid van metaal dat weerspannig buigt en breekt. De veiligheidsdeur is niet veilig meer. Ze drukt het alarm in. Het loeit boven in het plafond en het geluid brengt paniek mee. Alsof ze wordt meegesleept door haar eigen verhaal, beginnen haar ogen en handen mee te praten. De toonhoogte van haar stem gaat omhoog, krijgt een zekere muzikaliteit. Emma le Roux rent de korte gang door naar de keuken. Ze is zich er vluchtig van bewust dat inbrekers en dieven nooit deze tactiek gebruiken. Dat wakkert haar angst aan. In haar haast rent ze met een doffe klap tegen het hout van de achterdeur aan. Haar handen beven als ze de twee grendels terugschuift en de sleutel omdraait. Op het moment dat ze de deur openrukt, hoort ze de versplintering in de hal, brekend glas. Ze weet dat de voordeur open is. Nu zijn ze binnen. Ze doet een stap naar buiten maar blijft dan staan. Loopt weer de keuken in om een theedoek bij de gootsteen te pakken. Ze wil zichzelf ermee bedekken, minder bloot zijn. Achteraf zal ze zichzelf de zinloosheid ervan verwijten, maar op dat ogenblik is er het instinct. Ze aarzelt nog een fractie van een seconde – moet ze een wapen grijpen, een groot keukenmes? Onderdrukt die neiging. Nu rent ze naar buiten, het heldere zonlicht in, met de theedoek tegen 6

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 6

16-08-12 15:34


haar borst gedrukt. De betegelde achtertuin is klein. Ze ziet de hoge betonnen muur die haar moet beschermen, die de wereld moet buitenhouden. En nu haar binnenhoudt. Ze schreeuwt voor het eerst. ‘Help!’ Een noodkreet naar buren die ze niet kent, want dit is het stadse Kaapstad waar je op afstand blijft, elke avond je ophaalbrug optrekt, je met je eigen zaken bemoeit. Ze hoort hen in het huis achter haar. Een van hen schreeuwt iets. Ze ziet de zwarte vuilnisbak naast de betonnen muur staan – een trap naar ontsnapping. ‘Help!’ Haar kreet tussen het snerpende ritme van het alarm. Emma zegt dat ze niet weet hoe ze over de muur is gekomen. Maar het is gelukt, in een paar door adrenaline gedreven bewegingen. De theedoek is onderweg achtergebleven, zodat ze onbedekt in de tuin van haar buren is geland. Haar linkerknie is langs iets geschuurd. Ze voelt het niet en zal pas later de scheur in haar broek zien. ‘Help!’ Haar stem hoog en wanhopig. Met haar armen voor haar borst om haar fatsoen te beschermen, rent ze naar de achterdeur van de buren. ‘Help!’ Achter zich hoort ze hoe de vuilnisbak omvalt en ze weet dat ze vlakbij zijn. Voor haar gaat de achterdeur van de buren open en komt een grijsharige man in een rode kamerjas met witte noppen naar buiten. Hij heeft een geweer in zijn handen. Zilverkleurige wenkbrauwen boven zijn ogen, zo dik en lang dat ze vleugeltjes op zijn voorhoofd vormen. ‘Help,’ zegt ze en nu klinkt er opluchting in haar stem. De ogen van de buurman zijn even op haar gericht, de volwassen vrouw in het lichaam van een jongetje. En dan heft hij zijn wenkbrauwen en verplaatst hij zijn blik naar de muur achter haar. Hij drukt het geweer tegen zijn schouder en richt op de muur. Ze is bijna bij hem en kijkt om. Er verschijnt even een bivakmutshoofd boven het beton. De buurman vuurt een schot af. Het dondert en echoot van de vele muren terug en de kogel slaat met een scherpe klap tegen haar huis. Haar oren tuiten. Ze staat bevend bij de buurman. Hij kijkt niet naar haar, haalt de grendel over. Er tuimelt een patroonhuls op het cement van het trapje bij de achterdeur. De buurman kijkt naar de muur. ‘Bastards,’ zegt hij terwijl hij door het vizier kijkt. Hij beweegt de loop van het geweer horizontaal, om de hele linie te dekken. De overvallers zijn verdwenen. Haar gehoor begint terug te komen; als het suizen afneemt, hoort ze weer het snerpende alarm. Tot hij langzaam zijn geweer laat zakken en haar met een stem vol medelijden en OostEuropa vraagt: ‘Gaat het, liefje?’ Dan begint ze te huilen. 7

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 7

16-08-12 15:34


2 De buurman met het geweer heet Jerzy Pajak. Hij neemt haar mee zijn huis in, vraagt zijn vrouw Aleksa de politie te bellen, en dan kloeken ze om haar heen met hun Poolse accent. Ze geven haar een dekentje om haar schaamte te bedekken, en zoete thee. Ze lopen later samen met haar en de twee politiemannen naar haar huis. Het stalen veiligheidshek staat scheef. De houten voordeur is onherkenbaar beschadigd. De gekleurde politieman is de hoogste in rang van de twee, met strepen op de schouders van zijn keurige uniform. Ze denkt dat hij brigadier is, maar omdat ze het niet zeker weet, noemt ze hen allebei ‘meneer’. Hij vraagt haar om te kijken of er iets weg is uit het huis. Ze zegt dat ze meteen iets gaat aantrekken, want ze loopt nog met de kleurige deken om zich heen gedrapeerd in de stijgende temperatuur van de stad. Dan loopt ze naar haar slaapkamer en gaat even op het witte dekbed van het tweepersoonsbed zitten dat ze meer dan een uur geleden heeft opgemaakt. Ze denkt niet dat het inbrekers waren. Ze heeft genoeg tijd gehad om conclusies te trekken, om vermoedens te ontwikkelen. Ze kleedt zich aan – een groen T-shirt en sportschoenen. Ze maakt een ronde door het huis om de brigadier tevreden te stellen en rapporteert dat er niets gestolen is. Terwijl ze zich in een kring in de kamer opstellen, de Pajaks op de bank, zij en de politiemannen op stoelen, ondervraagt hij haar zorgzaam en vriendelijk, in ambtelijk, zuiver Afrikaans. Was zij zich ervan bewust dat iemand onlangs haar huis in de gaten heeft gehouden? ‘Nee.’ ‘Geen verdachte auto of ander voertuig in de omgeving opgemerkt?’ ‘Nee.’ ‘Geen mensen die hier op straat rondhingen of zich verdacht gedroegen?’ ‘Nee.’ ‘U was in de slaapkamer toen ze binnenkwamen?’ Ze knikt. ‘Ik was bezig om me aan te kleden toen ik het hek hoorde. Het maakt geluid. Toen zag ik ze naar de voordeur rennen. Nee, niet rennen. 8

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 8

16-08-12 15:34


Snel lopen. En toen ik de bivakmutsen zag...’ ‘Ik neem aan dat u geen gelaatstrekken kon zien.’ ‘Nee.’ De Pajaks verstaan geen woord van het gesprek, maar hun hoofden volgen de ondervraging van de ene kant naar de andere, als toeschouwers bij een tenniswedstrijd. ‘Huidskleur?’ ‘Nee...’ ‘U klinkt onzeker.’ Ze denkt dat ze zwart waren, maar ze wil de andere politieman niet voor het hoofd stoten. ‘Ik kan het niet met zekerheid zeggen. Het ging heel snel.’ ‘Dat begrijp ik, juffrouw Le Roux. En u was heel erg geschrokken. Maar alle beetjes helpen.’ ‘Het kan zijn dat... de ene zwart was.’ ‘En de andere twee?’ ‘Dat weet ik niet...’ ‘Hebt u onlangs werkzaamheden in of om het huis laten verrichten?’ ‘Nee.’ ‘Zijn er voorwerpen in huis die waardevol zijn?’ ‘Alleen de gewone dingen. Wat juwelen. Een laptop. De tv...’ ‘Een laptop?’ ‘Ja.’ ‘En die is niet gestolen?’ ‘Nee.’ ‘Het spijt me, juffrouw Le Roux, maar dat is ongewoon. Als ik zo luister naar wat er is voorgevallen, is dit niet de modus operandi van een gewone inbreker. De opengebroken deur en de achtervolging tot in de achtertuin...’ ‘Ja?’ ‘Het klinkt of ze het op u persoonlijk gemunt hadden.’ Ze knikt. ‘Men moet altijd eerst motieven zoeken, begrijpt u.’ ‘Ik begrijp het.’ ‘En die zijn gewoonlijk persoonlijk van aard. In de meeste gevallen.’ ‘O?’ ‘Neem me niet kwalijk, maar is er misschien onlangs een relatie verkeerd afgelopen?’ ‘Nee,’ zegt ze met een glimlach om haar opluchting te maskeren. ‘Nee... niet zo verkeerd, hoop ik.’ ‘Dat weet men nooit, juffrouw. Was er een man in het recente verleden?’ 9

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 9

16-08-12 15:34


‘Ik kan u verzekeren, meneer, het is meer dan een jaar geleden dat ik een serieuze relatie had en hij was een Brit en is terug naar Engeland.’ ‘Het afscheid was vriendschappelijk?’ ‘Helemaal.’ ‘En was er sindsdien niemand die misschien ongelukkig kan zijn over een verbroken relatie?’ ‘Nee, echt niet.’ ‘Wat voor werk doet u, juffrouw Le Roux?’ ‘Ik ben brand consultant.’ Ze ziet onbegrip en probeert het te verduidelijken. ‘Ik help bedrijven om hun brand, het handelsmerk van hun producten te positioneren. Of herpositioneren.’ ‘Voor welk bedrijf werkt u?’ ‘Nee, ik werk zelfstandig. Mijn cliënten zijn bedrijven.’ ‘Dus u hebt geen werknemers?’ ‘Nee.’ ‘En u werkt met grote bedrijven?’ ‘Meestal. Soms iets kleinere...’ ‘Is er de afgelopen tijd op uw werk niets gebeurd waar mensen kwaad over konden worden?’ ‘Nee. Het is niet... ik werk met de producten, of met het imago van het handelsmerk van bedrijven. Daar kan niemand kwaad om worden.’ ‘Een incident? Met uw auto? Met iemand die diensten aan u geleverd heeft? Tuinman, huishoudelijke hulp?’ ‘Nee.’ ‘Is er iets wat u kunt bedenken? Iets wat aanleiding had kunnen geven?’ Dat was een vraag waar ze nog geen antwoord op wilde geven. ‘Toen zei ik “nee”, maar ik denk dat het niet de waarheid was,’ zegt Emma tegen me. De staande lamp naast haar werpt een zacht, vriendelijk licht over haar eufemisme. Ik reageer niet. ‘Ik... ik wilde niet... ik wist niet zeker of er een verband was. Nee, ik wilde niet dat er een verband was. In elk geval was het iets wat duizend kilometer van de Kaap is gebeurd en het kan Jacobus zijn geweest, of niet, en ik wilde de politie niet opzadelen met iets wat misschien alleen verbeelding van me is.’ Ze houdt plotseling op met praten en kijkt me met een traag lachje aan, alsof ze genoeg heeft van zichzelf. ‘Ik ben nu echt niet meer te volgen, hè?’ ‘Neem uw tijd.’ 10

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 10

16-08-12 15:34


‘Het is alleen... het slaat ook nergens op. Weet u, mijn broer...’ Ze houdt op met praten en haalt even diep adem. Ze kijkt naar haar handen en dan langzaam op naar mij. Er blinkt emotie in haar ogen, haar handen maken kleine hulpeloze bewegingen. ‘Meneer Lemmer, hij is overleden...’ Het is de som van haar lichaamstaal, haar woordkeus en de andere versnelling waarin ze plotseling overgaat die het alarm in mijn hoofd laat afgaan. Alsof ze deze zin, dit voorstel geoefend heeft. Er is de kleine flikkering van manipulatie, alsof ze mijn aandacht van de voorliggende feiten wil afleiden. Waardoor ik me op dat moment afvraag: waar is dit voor nodig? Emma le Roux zal niet de eerste klant zijn die met een fronsje van absolute eerlijkheid op haar voorhoofd keihard liegt over een bedreiging, of hem met mistige ogen gedeeltelijk verzint of vergroot om de egostrelende aanwezigheid van De Lijfwacht te rechtvaardigen. Mensen liegen. Om talloze redenen. Soms alleen omdat het kan. Het is een van de verschijnselen die Lemmers Eerste Wet bevestigen: Niet betrokken raken. Het is een van de bronnen van Lemmers Tweede Wet: Vertrouw niemand.

11

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 11

16-08-12 15:34


3 Ze herstelt zich snel, dat moet ik haar nageven. Wanneer ze ziet dat ik niet reageer, schudt ze de emotie met een hoofdbeweging van zich af en zegt: ‘Mijn broer heette Jacobus Daniël le Roux...’ Haar zinnen lopen nu weer stroever, haar verhaal is oppervlakkig, alsof het detail een bron is waaruit ze niet wil drinken. Ze zegt dat haar broer in 1986 verdwenen is. Zij was toen veertien, Jacobus twintig. Hij was een soort tijdelijke wildopzichter, een van de dienstplichtige soldaten die als vrijwilliger werden ingezet om te helpen, omdat de Parkenraad niet was opgewassen tegen de slachting van olifanten in het Krugerpark. En toen was hij ineens weg. Ze hebben achteraf sporen van een schermutseling met ivoorstropers gevonden, kogelhulzen en bloed, de haastig achtergelaten resten van de kampeerplek van wilddieven. Ze hebben twee weken gezocht en gejaagd, tot ze de enige logische conclusie hebben getrokken: dat Jacobus en zijn zwarte assistent vermoord zijn tijdens de confrontatie en dat de stropers hun lijken hebben meegenomen uit angst voor de reactie die het zou losmaken. ‘Het is meer dan twintig jaar geleden, meneer Lemmer... Dat is een hele tijd, weet u. Dat maakt het allemaal zo moeilijk... Hoe dan ook, afgelopen week, op de 22e, zijn er dingen gebeurd die ik niet aan de politie heb verteld...’ Die zaterdagavond, even na zeven uur, zit ze in de tweede slaapkamer van haar huis. Die heeft ze als kantoor ingericht, met een ingebouwd bureau, archiefkasten en boekenplanken. Emma is bezig op haar laptop, spreadsheets met statistieken die veel concentratie vergen. Ze is zich vaag bewust van de hoofdpunten van het journaal op tv die de kijker een gevoel van déjà-vu geven: president Mbeki en de leden van zijn coalitie liggen overhoop, een zelfmoordaanslag in Bagdad, Afrikaanse leiders die klagen over de voorwaarden van de G8 voor schuldaflossing. Ze kan zich later niet herinneren waarom ze opkeek. Misschien omdat ze een grafiek af had en heel even afgeleid kon worden, misschien alleen toeval. Maar als ze haar aandacht op het televisiescherm richt, is dat een paar seconden voordat de foto verschijnt. Ze hoort de nieuwslezer zeggen: 12

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 12

16-08-12 15:34


‘... bij Khokhovela in de buurt van het Krugerpark bij een schietincident betrokken was waarin een traditionele genezer en drie mannen uit de omgeving zijn omgekomen. Op de plaats delict zijn veertien karkassen van beschermde en bedreigde gieren gevonden.’ De zwart-witfoto verschijnt. Een blanke man, eind dertig, begin veertig staart uitdrukkingsloos in de camera, zoals mensen doen voor een pasfoto. Zo zou Jacobus er nu hebben uitgezien. Dat denkt ze op dat moment, gewoon een kalme observatie, een zweem van... heimwee bijna. ‘De politie van Limpopo is op zoek naar ene Jacobus de Villiers, ook wel Cobus genoemd, een werknemer van het dierenziekenhuis in Klaserie, om hen met het onderzoek te helpen. Wie inlichtingen heeft, kan het politiebureau in Hoedspruit...’ Ze schudt haar hoofd. Glimlacht. Toeval. De nieuwslezer behandelt de prijzen van grondstoffen van die dag en ze richt haar aandacht weer op de computer voor haar en de grote hoeveelheid werk die nog af moet. Ze haalt de cursor over een selectie data. Ze klikt op het grafiek-icoon. Hoe zou Jacobus eruit hebben gezien op zijn... veertigste? Hij zou dit jaar veertig zijn geworden. Haar herinnering aan zijn uiterlijk is inmiddels vooral gebaseerd op de foto’s in het huis van haar ouders, haar eigen geheugen vertrouwt ze niet meer. Maar ze herinnert zich nog wel de verbluffende intensiteit van haar broer, zijn geest, zijn overweldigende persoonlijkheid. Ze manipuleert de grafiek tot kleurige staven informatie die inzicht moeten geven in verkooppatronen ten opzichte van concurrenten. Toeval. Dat de man op de foto op televisie ook Jacobus heet. Ze selecteert meer gegevens. Die heeft ze nodig om een cirkelgrafiek te maken, marktaandeelschijven die zullen aantonen dat de slasaus van haar klant voor geen meter loopt: het probleem dat zij moet oplossen. Op de plaats delict zijn veertien karkassen van beschermde en bedreigde gieren gevonden. Jacobus zou dat vreselijk hebben gevonden. Ze maakt een fout in de grafiek en klikt met haar tong tegen zichzelf. Het is toeval, zuiver toeval, dat gebeurt als je twintig jaar lang elke dag duizend brokken informatie tot je neemt. De gegevens gaan dan samenzweren om je een of misschien twee keer in je leven voor de gek te houden. Ze onderdrukt die gedachten bijna twee uur, tot ze alle gegevens heeft verwerkt. Ze kijkt of er nieuwe mail is en zet de computer uit. Ze haalt een 13

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 13

16-08-12 15:34


schone handdoek uit de linnenkast en stapt op haar hometrainer, met haar mobieltje in de hand. Ze leest sms’jes, luistert boodschappen af. Ze trapt steeds sneller, kijkt ongeconcentreerd naar de tv en zapt met de afstandsbediening naar een ander kanaal. Ze vraagt zich af in hoeverre de foto echt op Jacobus leek. Ze vraagt zich af of ze in staat zou zijn hem te identificeren. Stel dat hij niet dood was en hier zou binnenlopen? Wat zou haar vader over dat nieuws hebben gezegd? Wat voor werk zou Jacobus hebben gedaan als hij nog leefde? Wat zou hij hebben gedaan bij veertien karkassen van bedreigde gieren? Meer dan eens dwingt ze zich om aan andere dingen te denken, om plannen te maken voor de volgende dag, om de paar dagen met Kerstmis in Hermanus te regelen, maar Jacobus blijft door haar hoofd spoken tot ze eindelijk, een paar minuten over tien, in een kast graaft en de twee albums tevoorschijn haalt. Ze bladert ze snel door – ze wil niet blijven hangen bij de foto’s van haar ouders, of van hen als gezin. Ze zoekt alleen de foto van Jacobus met zijn safarihoedje. Ze haalt hem tevoorschijn, legt hem opzij en kijkt ernaar. Herinneringen. Het kost enorme wilskracht om die te onderdrukken. Lijkt hij op de man die daarnet op tv was? Plotseling weet ze het zeker. Ze loopt met de foto naar haar studeerkamer en belt Inlichtingen voor het nummer van het politiebureau in Hoedspruit. Ze kijkt weer naar de foto. Nu twijfelt ze weer. Ze belt het nummer in Laeveld om te vragen of ze zeker weten dat het Jacobus de Villiers is en niet Jacobus le Roux. Dat is alles. Alleen om het uit haar hoofd te krijgen en Kerstmis te vieren zonder frustrerende verlangens naar haar overleden familie, hen allemaal, papa, mama en Jacobus. Ze krijgt eindelijk een inspecteur aan de lijn en verontschuldigt zich. Ze heeft geen informatie, ze wil niet zijn tijd verdoen. De man op tv leek op iemand die ze kent, die ook Jacobus heette. Jacobus le Roux. Dan zwijgt ze, zodat hij kan reageren. ‘Nee,’ zegt de inspecteur met het overdreven geduld van iemand die de zoveelste eigenaardige oproep moet beantwoorden. ‘Hij heet De Villiers.’ ‘Ik weet dat hij nu De Villiers heet, maar misschien was hij vroeger Le Roux, dat bedoel ik.’ Het geduld neemt af. ‘Hoe kan dat nou? Hij heeft hier zijn hele leven gewoond. Iedereen kent hem.’ Ze verontschuldigt zich weer en beëindigt het gesprek. Nu weet ze het tenminste. Ze gaat slapen met een verlangen in zich, alsof haar verlies na al die jaren op de een of andere manier weer helemaal vers is. 14

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 14

16-08-12 15:34


‘En gistermiddag stond ik bij de man die mijn deur kwam vervangen. De brigadier, die figuur van de politie, had iemand uit Hanoverpark gevonden, een timmerman... een meubelmaker. Ik hoorde de telefoon in mijn studeerkamer gaan. Toen ik opnam, was er ruis op de lijn, ik kon niet veel horen, ik geloof dat hij zei: “Miss Emma?” Het klonk als een zwarte man. Ik zei “Ja”. Toen zei hij iets dat klonk als “Jacobus” en ik zei dat ik hem niet kon verstaan. Toen zei hij: “Jacobus zegt dat je moet...” en toen zei ik weer dat ik hem niet kon verstaan, maar hij zweeg. Toen vroeg ik: “Met wie spreek ik?” maar de lijn was al dood...’ Heel even is ze op een andere plek in haar hoofd, haar ogen zijn ver weg en dan komt ze terug naar mij, draait haar hoofd, kijkt me aan en zegt: ‘Ik weet niet eens zeker of hij dat heeft gezegd. Het... het duurde zo kort.’ Ze praat opeens sneller, alsof ze wil afronden. ‘Ik ben gisteravond rechtstreeks hiernaartoe gereden. En toen Carel het verhaal hoorde...’ Ze gaat niet verder. Ze wil nu een reactie, een aanwijzing dat ik het geloof en begrijp, een verzekering dat ik haar tegen dit alles zal beschermen. Het is het ogenblik van kopersberouw, net als iemand die een nieuwe auto heeft gekocht en de advertentie nog een keer leest. Ik ken het, het moment waarop je je verbindt aan het ongeschreven deel van het contract dat zegt: ‘Ik aanvaard zonder voorbehoud.’ Ik knik ernstig en zeg: ‘Ik begrijp het. Het spijt me...’ en maak een gebaar met mijn handen, een halve cirkel, waarmee ik alles omvat, haar verlies, haar pijn, haar dilemma. Er is een korte stilte tussen ons, de overeenkomst is gesloten. Ze zal nu actie verwachten, een zekere mate van leiding. ‘Het eerste wat ik moet doen is het huis van binnen en van buiten onderzoeken.’ ‘Natuurlijk,’ zegt ze, en we staan op. ‘Maar meneer Lemmer, we blijven hier maar één nacht.’ ‘O.’ ‘Ik wil weten wat er aan de hand is, meneer Lemmer. Dit... ik vind het allemaal verontrustend. Ik kan hier niet gaan zitten piekeren. Ik wil weten of we mogen reizen. Of u mee op reis mag. Want ik ga morgen naar Laeveld.’

15

awb-onzichtbaar_voorpublicatie.indd 15

16-08-12 15:34


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.